14 Sociale veiligheid in het openbaar vervoer

Aan de orde is het VAO Sociale veiligheid in het openbaar vervoer (AO d.d. 13/09).

De voorzitter:

Degenen die willen spreken zijn aanwezig. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Vergeeft u mij dat ik snel spreek, want wij hebben een aantal dingen in te brengen. Het is onbegrijpelijk dat verschillende vervoerders — Arriva, Connexxion, EBS, Qbuzz, Syntus en Veolia — niet één systeem hebben voor het registreren van problemen rond sociale veiligheid. Wij pleiten voor een landelijke integrale aanpak. D66 zal ter zake een motie indienen die is meeondertekend door collega Van Helvert.

Wij maken ons ook zorgen over de meldingsmoeheid. In januari 2016 hebben wij het verontrustende bericht gekregen dat NS-personeel niet altijd meer melding durft te maken van incidenten. Wij hebben dat doorgegeven aan de staatssecretaris. In het in januari gehouden debat heeft de staatssecretaris bevestigd dat dit klopt en dat het in ons aller belang is dat incidenten wel worden gemeld. Een rapport van het WODC bevestigt dat er een dalende trend waarneembaar is rondom de meldingsbereidheid en de registratiebereidheid. Daarom hebben we daarover een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat personeel in het openbaar vervoer niet altijd de problemen rondom sociale veiligheid meldt;

overwegende dat daardoor problemen onbekend blijven en (daarom) niet aangepakt worden;

verzoekt de regering, in overleg met de openbaarvervoersector een plan op te stellen zodat alle problemen rondom sociale veiligheid in het openbaar vervoer veilig gemeld kunnen worden en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (28642).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan heb ik een motie over de dubbele bemensing. De toegezegde dubbele bemensing is nog steeds niet goed ingevoerd, maar wel van groot belang op zogeheten risicolijnen en risicomomenten. Daartoe de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de maatregel tot dubbele bemensing op de trein op risicolijnen en risicomomenten nog niet gerealiseerd is;

verzoekt de regering, zich in te spannen om de maatregel tot dubbele bemensing op risicolijnen en risicomomenten uit te voeren voor het einde van het eerste kwartaal van 2017 en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (28642).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Over dat laatste is het interessant ...

De voorzitter:

U hebt nog zeven seconden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik zat onlangs nog in de trein. Toen sprak ik een conducteur aan. Ik vroeg: hoe zit het nou volgens u? Ze zei: ze gaan maar door; ze roepen dat ze het doen, maar ze doen het niet. Het is een doorn in het oog. Daarom vind ik het belangrijk om dat te onderstrepen.

De voorzitter:

Dank. De heer Hoogland ziet af van het woord. Dan geef ik het woord aan mevrouw Belhaj van D66.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Gister hadden we hier uitgebreide discussies over infra en auto's, maar het spreekt voor zich dat met het openbaar vervoer reizen enorm belangrijk is, maar vooral ook prettig moet blijven. Nu blijkt het zo dat een aantal mensen, of nogal te veel mensen, de behoefte hebben om zich nogal vreemd of agressief te gedragen tegen het personeel dat werkzaam is in het openbaar vervoer. Daarom hebben we naar aanleiding van de discussie en een hartenkreet van velen de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de sociale veiligheid in het ov gediend is met een landelijk toegepast data-analysesysteem, waarin politie en alle vervoerders samenwerken;

constaterende dat die samenwerking wel geregeld is in het streekvervoer via het TRIAS-systeem, maar er nog geen integratie is met de systemen van andere vervoerders;

verzoekt de regering om in aanvulling op de lopende maatregelen en in overleg met de streekvervoerders, de stadsvervoerders, de NS en de diensten van politie en justitie, binnen zes maanden te komen tot één landelijk werkend en geïntegreerd data-analysesysteem waarbinnen de zogenaamde ABC-data gedeeld worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (28642).

Mevrouw Belhaj (D66):

De motie is wellicht wat technisch geformuleerd, maar het komt op het volgende neer. Als alle vervoersbedrijven van elkaar weten op welke plek en op welk tijdstip er ongeregeldheden plaatsvinden, is het voor de politie heel prettig om heel gericht maatregelen te kunnen nemen en niet een soort willekeur te hoeven toepassen op verschillende plekken en tijden. Ik hoop dat deze motie aangenomen wordt, zodat wij met z'n allen weer normaal met het openbaar vervoer kunnen reizen.

Mevrouw De Boer (VVD):

Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat er een landelijk registratiesysteem moet komen. Dat is er ook al. Dat heet TRIAS. Een van de uitvoerders zit op de publieke tribune, weet ik toevallig. Er is nu ook een motie ingediend. Ik wacht de reactie van de staatssecretaris af.

In het debat ging het ook over de aanpak van zwartrijders. Daarover dien ik nu een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat iedere vervoerder een eigen aanpak heeft inzake zwartrijden, waardoor een zwartrijder per vervoerder een strafblad opbouwt en ongestoord kan blijven zwartrijden bij verschillende vervoerders;

overwegende dat zwartrijden niet mag lonen en dat zwartrijden vaak de oorzaak is van het gebruik van geweld;

verzoekt de regering om in samenwerking met de vervoerders te komen tot een gezamenlijke registratie en aanpak van zwartrijden in het openbaar vervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (28642).

Mevrouw De Boer (VVD):

Ik hecht eraan hier te benadrukken dat het een aanvulling is op de motie van de vorige spreker en de toezeggingen die de staatssecretaris al heeft gedaan over het gemeenschappelijke registratiesysteem. Dat is eigenlijk breder. Ik vind dat de aanpak van zwartrijders daarbij hoort.

Dan ga ik snel over tot het indienen van de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veiligheid van buspersoneel en -passagiers gebaat is bij het ophangen van camera's aan de buitenkant van de bus, zowel preventief als bij de opsporing;

overwegende dat de ambitie erop gericht moet zijn van aanbestedende overheden en vervoerders om de gehele busvloot van 5.000 stuks van camera's te voorzien, en te onderzoeken hoe de inzet van die camera's in overeenstemming kan worden gebracht met de Wet bescherming persoonsgegevens;

verzoekt de regering, met lokale en regionale overheden en de openbaarvervoersector te onderzoeken of en, zo ja, hoe bij het uitgeven van concessies het ophangen van camera's aan de buitenkant van bussen kan worden meegenomen als concessie-eis en de Kamer begin 2017 over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (28642).

De voorzitter:

Daarmee hebben wij alle sprekers gehad van de zijde van de Kamer. Wij wachten nog een paar minuten tot de bewindslieden alle moties hebben.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. De minister zal de reactie op de motie op stuk nr. 90 voor zijn rekening nemen.

Dan begin ik gauw met de motie-Van Toorenburg/Van Helvert op stuk nr. 88. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en wil het oordeel erover graag aan de Kamer overlaten, want deze aanpak zit al in de zogenaamde HIC-aanpak. Wij zijn daar dus mee bezig. De oproep om alles te melden wil ik weer een keer ondersteunen. De minister en ik hebben recentelijk nog overleg gehad met zowel de vakbonden als alle vervoerders. Zij onderstrepen dat ook allemaal. Daar zal dus de komende tijd extra aandacht voor komen. Ik kan mij voorstellen dat wij hier op enig moment, wanneer wij weer laten zien hoe al die maatregelen werken, apart aandacht aan besteden. Mag ik dat alvast toezeggen?

Dan heb ik een verzoek aan mevrouw Van Toorenburg met betrekking tot de motie op stuk nr. 89. Ik ben heel erg voor dubbele bemensing. Dat is een van de redenen om de portemonnee te trekken. Dat heb ik ook gedaan met een bedrag van 10 miljoen, onder andere in de richting van NS. Wij hebben dat gedaan omdat wij inderdaad zien dat dubbele bemensing op die risicolijnen van heel groot belang is. Alleen is men op dit moment al aan het werven. Het is waar dat dat wat langer duurt, maar het is ook niet zo simpel om in alle gevallen alle mensen die je wilt werven ook meteen te krijgen. Als mevrouw Van Toorenburg zou kunnen zeggen dat het niet voor het eerste maar het tweede kwartaal gerealiseerd moet zijn, dan kan ik die motie als ondersteuning van beleid zien. Het punt is namelijk dat het in het eerste kwartaal net niet lukt. Dat is geen kwestie van onwil, want die vacatures zijn er, maar ze moeten ordentelijk vervuld worden. Als zij dus bereid zou zijn om van het woordje "eerste" "tweede" te maken, dan denk ik dat wij er met elkaar uit komen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vind het een heel reëel verzoek, dus dat zal ik doen.

Staatssecretaris Dijksma:

In dat geval kan ik de motie als ondersteuning van beleid zien en het oordeel daarover aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Dan is het oordeel dus aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie-Van Toorenburg/Van Helvert (28642, nr. 89) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de maatregel tot dubbele bemensing op de trein op risicolijnen en risicomomenten nog niet gerealiseerd is;

verzoekt de regering, zich in te spannen om de maatregel tot dubbele bemensing op risicolijnen en risicomomenten uit te voeren voor het einde van het tweede kwartaal van 2017 en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93, was nr. 89 (28642).

Staatssecretaris Dijksma:

Dan kom ik bij de motie-De Boer/Hoogland op stuk nr. 91. De indieners willen dat zwartrijden in de registratie wordt opgenomen. Over het systeem als zodanig zal de minister zo nog het een en ander zeggen. Wij hebben een evaluatie van het reisverbod voor ogen. Daarin bekijken wij hoe een gezamenlijke registratie en het aanpakken van veelvuldig zwartrijden eruit zouden kunnen zien. Dat heb ik al toegezegd in het debat van september. Het is goed om vast te stellen dat de boetes voor zwartrijden, die met dank aan de Kamer ook hoger zijn geworden, overal hetzelfde zijn. Het systeem is gedecentraliseerd en wij zetten nu vol in op samenwerking en ontschotting. Het lastige hieraan is dat niet alle zwartrijders geweld plegen, maar mensen die geweld plegen vaak zwartrijden. Die evaluatie zal voor eind volgend jaar gereed zijn, en ik verzoek mevrouw De Boer om daarop te wachten. Zo kijken de vervoerders er bij mijn weten ook tegen aan. Ik verzoek mevrouw De Boer om de motie aan te houden, want anders moet ik haar ontraden, gelet op de conclusie die erin staat.

Mevrouw De Boer (VVD):

Eind volgend jaar is redelijk laat voor een evaluatie. Het lukt niet eens om de motie zo lang aan te houden in dit huis. Daarom stel ik de staatssecretaris voor om het om te draaien en de motie, als zij aangenomen is, te betrekken bij de evaluatie.

Staatssecretaris Dijksma:

Het punt is dat ik die evaluatie nodig heb om te bezien wat in de maatvoering verstandig is. Daar gaat het hier om. We zijn het dus niet oneens met elkaar. We vinden beiden dat we verder moeten kijken naar wat er gemeenschappelijk ten aanzien van zwartrijders aan beleid kan worden ontwikkeld. We zijn het er ook niet over oneens dat het misschien verstandiger is om iemand die bij een vervoerder vaak tegen de lamp loopt, ook elders in de problemen te laten komen. De vraag is wel of het echt nodig is om dat nu al helemaal op voorhand via dat systeem te doen. Daar werken we sowieso al aan, dus dat is nog niet helemaal klaar. Mijn verzoek aan mevrouw De Boer is om mij niet op dit moment met deze motie op pad te sturen. Wel kan ik proberen om de evaluatie voor de zomer af te hebben. Daarmee kat ik er alvast zes maanden af.

Mevrouw De Boer (VVD):

Dat is al heel grote winst. Als we nog even zo doorgaan dan …

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, dit is het ook.

Mevrouw De Boer (VVD):

Ik houd de motie aan, maar laten we eerst afwachten hoe het dan verloopt. Het signaal is helder. We willen een gemeenschappelijke aanpak van zwartrijders die overal gelijk is, maar dat heeft de staatssecretaris al begrepen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw De Boer stel ik voor, haar motie (28642, nr. 91) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:

Dank daarvoor. Op het punt van de aanpak van zwartrijders lijkt het mij goed om daar, los van de evaluatie, tussentijds, als er gerapporteerd wordt op dit dossier, specifiek aandacht aan te besteden. Net zoals ik net aan mevrouw Van Toorenburg heb toegezegd om dat ook te doen op het punt van de meldingsbereidheid. Dit onderwerp laat mij namelijk ook niet los. Daarover zijn wij het eens.

De motie op stuk nr. 92 heeft betrekking op een ingewikkelde kwestie. Ik moet haar ontraden. We hebben een decentraal georganiseerd systeem van concessieverstrekking. De decentrale overheden gaan daarover. We hebben niet voor niets afgesproken om sociale veiligheid geen concurrentiemiddel te laten zijn. Eigenlijk doet de motie van mevrouw De Boer op een paar punten iets waarvan ik zeg: dat moet je niet willen doen. Houd decentraal wat decentraal moet worden besloten, en laten we ook niet gaan concurreren op sociale veiligheid.

Mevrouw De Boer (VVD):

Ik zag het succes van de motie over zero-emissiebussen. Deze motie is een beetje in dezelfde trant opgesteld. Het is decentraal belegd, maar zie het succes van die motie over zero-emissiebussen. Er is een akkoord ondertekend, waarmee wordt gestreefd naar zero emissies in het openbaar vervoer. In navolging van die motie leek het me goed om dit voorstel voor de veiligheid van chauffeurs op te pakken. Ik verzoek de staatssecretaris dus om toch een positieve draai aan deze motie te geven en te proberen dat toch voor elkaar te krijgen. Misschien is er volgend jaar wel een prachtig akkoord ophanden, maar dan met camera's in plaats van met zero-emissiebussen.

Staatssecretaris Dijksma:

Er is een goede reden waarom dat niet kan. Die aanpak rondom zero-emissiebussen betrof echt een afspraak met de decentrale overheden. Zij waren in gemeenschappelijkheid met ons, de vervoerders en de bussenbouwers van plan om hier iets aan te doen. De emissieproblematiek is in eigenlijk alle gevallen een nationaal probleem. Geweld tegen buschauffeurs is natuurlijk een zeer groot en in zekere zin ook nationaal probleem, maar ook hier is wel maatvoering nodig. De aanpak in het ene concessiegebied hoeft niet dezelfde te zijn als in het andere concessiegebied. Ik kan me dus voorstellen dat je in Almere of Zaanstad — ik noem maar eens iets — een heel andere, misschien nog wel vele malen repressievere aanpak nodig hebt dan op sommige andere plekken. Eigenlijk zegt mevrouw De Boer nu: dit "medicijn" passen we overal in het land in gelijke mate toe. Dat vind ik niet verstandig.

De voorzitter:

Goed. Ik stel voor om de eerder gevoerde discussie niet helemaal over te doen.

Staatssecretaris Dijksma:

Mijn oordeel blijft dus staan. Ik kan mevrouw De Boer wel toezeggen dat ik in ons gesprek met de vervoerders en met de decentrale overheden aandacht zal blijven vragen — dat heb ik overigens al gedaan, en de minister ook — voor het hele fenomeen van bedreigingen, ook van buschauffeurs, want de recente aanvallen op hen zijn natuurlijk gewoon afschuwelijk. Daar moeten we hard tegen optreden.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Laat ik mij op dat laatste punt meteen aansluiten bij de woorden van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Zij zei dat elke vorm van geweld in het openbaar vervoer onacceptabel is, of het nou gericht is tegen de mensen die daar werken of tegen de passagiers, de reizigers. Het doel van de afspraken die wij vorige week gezamenlijk met alle betrokken partijen hebben gemaakt, is ook om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer verder te versterken en te vergroten. Dat kan alleen maar door goede samenwerking. Dat kan alleen maar als alle betrokken partijen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en als we elkaar helpen om dat op een goede en efficiënte manier te doen. Het pakket van maatregelen in het actieplan dat wij de Kamer hebben toegestuurd, laat zien dat wij die gezamenlijke verantwoordelijkheid oppakken.

Als persoonlijke noot kan ik de Kamer melden dat de staatssecretaris en ik qua samenwerking op dit punt naadloos op elkaar aansluiten. Wij zijn samen vastberaden om met de betrokken partijen tot goede afspraken te komen. Het is heel bijzonder — ik herinner mij onze gesprekken met alle partijen aan tafel nog goed — dat wij eensgezind tot dat actieplan zijn gekomen en daar ook met elkaar de schouders onder zullen zetten.

Ik kom op de motie op stuk nr. 90, van mevrouw Belhaj. Laat ik vooropstellen dat de achtergrond en de achterliggende gedachte van de motie mij zeer aanspreken. Een van de uitgangspunten van het actieplan is dat het van groot belang is dat partijen met elkaar spreken over de manier waarop zij elkaar zullen informeren over eventuele probleemsituaties en incidenten. Die gesprekken vinden nu natuurlijk ook plaats. Ik zei al dat het ook onderdeel van het actieplan is dat er op dit punt actie wordt ondernomen.

De staatssecretaris heeft al het een en ander gezegd, ook tijdens eerdere bijeenkomsten, over nut en noodzaak van een gezamenlijk registratiesysteem. De vraag is of de politie dan ook, zoals in de motie wordt voorgeschreven, binnen zes maanden aan dat ene systeem voorwaarden moet verbinden of dat ze toch moet kiezen voor één specifiek systeem, zoals TRIAS, waarmee die communicatie zou moeten plaatsvinden. Ik zou zeggen dat we dat laatste niet moeten doen. Waarom niet? Omdat TRIAS een van de methoden is om met elkaar te spreken over probleemlocaties en incidenten, maar er zijn er nog veel meer. Misschien zijn die ook wel veel effectiever. Zonder twijfel moet er uitwisseling van informatie tussen de politie en de vervoerders plaatsvinden, maar de politie hanteert hiervoor op dit moment verschillende werkvormen. Ik wil de ruimte aan de individuele eenheden laten om daar op een goede manier invulling aan te geven. Ik heb mevrouw Belhaj toegezegd dat ik haar voor de zomer zal informeren over de voortgang van de wijze waarop de politie informatie deelt met vervoerders. Ik kom daarom tot de conclusie dat ik de motie op stuk nr. 90 moet ontraden.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik begrijp de opmerking dat het de vraag is of het nou wel of niet TRIAS zou moeten zijn. Dat is een constatering. Het kan natuurlijk ook een ander systeem zijn. Maar ik begrijp eigenlijk niet waarom de minister niet zegt: "Wat een fantastische motie! Ik omarm haar. Dit is precies wat ik wil, want dan kan ik mijn agenten gericht inzetten. Ondersteun deze motie dus, Kamer". Ik hoor namelijk eigenlijk geen verschil tussen wat de minister vindt en wat er in mijn motie staat.

Minister Van der Steur:

Er is één groot verschil. Ik heb aangegeven dat er veel verschillende manieren zijn waarop op dit moment informatie wordt uitgewisseld. De eenheden maken daarin hun eigen keuze, in goede afstemming met de vervoerders. In de motie staat juist dat het maar via één methode kan. Dat is een nieuwe methode, die ook nog eens binnen een halfjaar zou moeten zijn geïmplementeerd. Ik denk dat we ons veel beter kunnen richten op de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt: goede informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de vervoerders en vervolgens bekijken hoe de politie daar op de efficiëntste manier op kan aansluiten. Mevrouw Belhaj en ik delen dus hetzelfde uitgangspunt, namelijk dat informatie-uitwisseling tussen vervoerders en politie van essentieel belang is. Ten aanzien van de manier waarop dat gebeurt, wil ik graag de ruimte laten aan de eenheden. Ik blijf dus bij mijn advies: ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de moties zal aanstaande dinsdag plaatsvinden. Ik dank de staatssecretaris. Ik dank ook de minister, maar hij mag nog even blijven. Hij moet nog even aan het werk deze avond.

Naar boven