Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 17, item 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 17, item 15 |
Aan de orde is het VAO "Status: Vermist: Op zoek naar een oplossing" (AO d.d. 28/9).
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. We hebben met de minister een heel goed algemeen overleg gevoerd. De neuzen stonden vrijwel dezelfde kant op. Dat is bijzonder. Ik wil mijn zegeningen tellen. Ik heb de minister in het algemeen overleg ook al aangeven dat mijn fractie van mening is dat er een wetswijziging moet komen. Ik ben natuurlijk bereid om het door de minister in dat debat toegezegde onderzoek af te wachten. Je moet wel een VAO aanvragen om een motie te kunnen indienen. Dat heb ik gedaan. Mijn motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er tot op heden geen aparte, juridische status is voor personen die worden vermist;
constaterende dat dit voor de achterblijvers (partner, ouders, kinderen etc.) als een groot gemis wordt ervaren, omdat zij hierdoor afhankelijk zijn van de bereidwilligheid tot medewerking van instanties, zoals financiële instellingen, verzekeringsmaatschappijen etc., waardoor zij in (financiële) problemen kunnen komen;
van mening dat de huidige bestaande dan wel in ontwikkeling zijnde protocollen onvoldoende zijn om medewerking van genoemde instanties te kunnen afdwingen;
van mening dat er een wettelijke status voor vermiste personen in het Burgerlijk Wetboek dient te worden opgenomen, zodat de bewijslast van vermissing niet meer op de achterblijvers rust en medewerking wel kan worden afgedwongen;
verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk een wetswijziging op te stellen inhoudende dat er een aparte juridische status voor vermiste personen in het Burgerlijk Wetboek wordt opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie dat de heer Van Oosten een vraag heeft.
Mevrouw Helder (PVV):
Mag ik nog even het laatste stukje van mijn betoog afmaken, voorzitter? Ik heb nog 30 seconden.
De voorzitter:
Daar wil de heer Van Oosten vast op wachten. Maakt u uw betoog af in de nu nog 29 seconden.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Daarbinnen ga ik het makkelijk redden. Hoewel het ongebruikelijk is, geef ik hierbij alvast aan dat ik bereid ben om de motie aan te houden totdat het onderzoek dat ik net noemde, gereed is en naar de Kamer is gestuurd. De staatssecretaris, die net vertrokken is, zei het al zo mooi: omdat de conclusie al op dat onderzoek, namelijk dat resultaat, vooruitloopt. Daarom ben ik bereid om de motie aan te houden.
De voorzitter:
Dank. En dan nu toch de vraag van de heer Van Oosten.
De heer Van Oosten (VVD):
Mijn vraag is ook daarop gericht. De minister heeft tijdens het algemeen overleg aangeven, in te zetten op het sluiten van protocollen met pensioenfondsen, banken en verzekeringsmaatschappijen. Waarom? Om langs die weg op de meest praktische en efficiënte manier tegemoet te komen aan de noden van de achterblijvers. Zou het niet verstandig zijn om dat eerst af te wachten en de minister dat te laten evalueren? Laat ik gelijk mijn vervolgvraag hieraan koppelen. Zou het niet verstandig zijn om de minister te vragen om de Kamer te rapporteren over wat daaruit gekomen is? Dan kunnen we vervolgens bekijken of dat het effect heeft gehad dat we willen, namelijk dat de achterblijvers in positie worden gebracht, of dat we gelijk die lange en wat ingewikkelde weg van een wetstraject moeten bewandelen.
Mevrouw Helder (PVV):
Het antwoord daarop is nee. Dat heb ik tijdens het algemeen overleg ook al gezegd. Die protocollen zijn niet voldoende om medewerking van de genoemde instanties te kunnen afdwingen. Dat is tijdens de hoorzitting door — helaas — ervaringsdeskundigen ook duidelijk aangegeven. Die protocollen worden weliswaar gewaardeerd, maar ze zijn niet voldoende.
De voorzitter:
Dank. Ik geef het woord nu aan de heer Van Oosten om zijn eigen verhaal te houden.
De heer Van Oosten (VVD):
Voorzitter. Dat doe ik kort, want ik heb mijn lijn zonet al duidelijk aangegeven in het interruptiedebatje met mevrouw Helder. Ik volg mevrouw Helder als het haar inzet betreft om de positie van achterblijvers te versterken, want de noden van de achterblijvers zijn heftig. Dat is ook duidelijk neergelegd in de aangrijpende verhalen die aan ons zijn overgebracht. Het inkomen valt namelijk weg en de uitgaven gaan wel door. Het is wel de vraag hoe je op de meest praktische manier aan die noden tegemoet kunt komen. Ik volg in die zin de minister. Als je protocollen sluit met organisaties brengt dat misschien wel veel sneller en efficiënter teweeg wat iedereen voor ogen staat. Maar dan wil ik wel de vinger aan de pols houden. Daarover gaat mijn vraag aan de minister. Wil de minister scherp evalueren of die protocollen ook werkelijk het effect hebben dat we beogen, namelijk versterking van de positie van de achterblijvers? En wil de minister daarover aan de Kamer terugrapporteren, laten we zeggen voor de zomer?
Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb een heel korte vraag. Het een sluit het ander namelijk niet uit. Als instanties zeggen dat ze de protocollen volgen, is die wettelijke status nog altijd nodig, maar dan hoeft een nabestaande daar geen beroep op te doen. Er zijn gewoon nabestaanden bij wie dat helaas wel het geval is. Dat wil ik wel even meegeven.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik hoor hierin geen vraag. Ik wil dat we de protocollen hun uitwerking laten hebben, dat we de minister scherp laten monitoren of ze die uitwerking hebben en dat we ons daarover laten informeren. Dan kunnen we vervolgens als Kamer bezien of het nodig is dat we aan de slag gaan.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Als je dierbare langdurig vermist is, kom je als achterblijver in een schrijnende toestand terecht. Je verzandt in bureaucratie en je moet brieven schrijven aan instanties. Het is een ontzettend treurig verhaal. De SP is voorstander van een wettelijke status voor vermiste personen. En ja, er is al veel in gang gezet. Er zijn protocollen tot stand gekomen. Maar die protocollen zijn op zichzelf niet genoeg, want de SP vindt dat mensen récht hebben op hulp. Ze moeten dus niet afhankelijk zijn van een protocol en maar hopen op de coulance van instanties. Dat moeten we dus zien te regelen. Denk bijvoorbeeld aan het recht om betalingsverplichtingen op te schorten, of bijvoorbeeld een verklaring van onvermogen om zaken te behartigen. Er liggen heel interessante ideeën.
De minister heeft inderdaad een onderzoek toegezegd naar de manier waarop dit geregeld zou kunnen worden. Daar is de SP blij mee, maar tegelijkertijd voelt de SP wel ongeduld op dit punt. We zijn hier al zo ontzettend lang mee bezig en er zijn al zo veel mensen ontzettend triest in de knel gekomen. Als het ons nu dus nog niet meteen lukt om een sluitende juridische regeling te bedenken — een wetswijziging heeft inderdaad tijd nodig — moeten we er wel voor zorgen dat achterblijvers daarvan niet de dupe worden. Mensen mogen niet langer in de knel komen. Dat is al te vaak gebeurd. Daarover wil ik de minister toch nog horen. Kortom: wat doen we nou als instanties zoals banken, verzekeraars en de Belastingdienst zich onverhoopt niet aan de protocollen houden en dus geen coulance betrachten? Wat doen wij dan voor de achterblijvers van vermiste personen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Wij hebben een indrukwekkend AO gevoerd, zeker omdat mensen die met deze tragische situatie te maken hebben gehad, ons zo indringend hebben verteld wat er allemaal was gebeurd. Zij vertelden ons hoe vreselijk het is als iemand is vermist en ook hoe vreselijk het is om vervolgens in een enorme administratieve hel terecht te komen. Je moet namelijk van alles regelen en ervaart weinig steun. Het is goed dat de minister heeft aangegeven dat hij aan de slag gaat met het een beetje doorduwen van sommige protocollen. Hij zal ook met de rechtspraak in gesprek gaan om te bezien of hij ervoor kan zorgen dat de procedure sneller gaat. Is daar al iets meer over te zeggen?
Ik steun dat er een WODC-rapport wordt gemaakt waarin bekeken wordt wat het beste is. Wij zijn namelijk ook van mening dat dit eigenlijk een wettelijke regeling zou behoeven, maar ik vind het wel belangrijk dat wij dat even goed analyseren. Dus, steun daarvoor!
Voorzitter, mag ik, omdat het over vermiste mensen gaat, nog een heel ander onderwerp over vermiste mensen kort aan de minister voorleggen? Helaas is er afgelopen week toch weer een kind vermist. Dat vermiste kind was actief op Facebook. Na contact met de politie werd toch weer gezegd: wij kunnen dat niet uitpeilen, want wij weten niet of dat kind acuut in levensgevaar is. Dat was zo vreselijk voor de ouders, de hulpverleners en eigenlijk ook voor de politie. Wij weten dat de minister overweegt om een wetsvoorstel daartoe in te dienen. Mag dat zo rap mogelijk? Want ieder vermist kind dat kan worden uitgepeild, is er één. Misschien moeten wij zelfs heel brutaal zijn en het gewoon doen. Want ik vraag mij af: wie klaagt er dan? Het vermiste kind? Ik denk het niet! Laten wij er gewoon voor zorgen dat kinderen kunnen worden opgezocht.
De voorzitter:
De andere collega's hebben zich voor nul minuten ingeschreven, dus ik kijk nu naar de minister. Er is één motie ingediend. Wij wachten een minuutje, zodat de minister zijn antwoord kan voorbereiden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Laat ik vooropstellen dat wij een heel goed en zorgvuldig algemeen overleg met elkaar hebben gehad over een zeer serieus probleem waar terecht onze aandacht voor is gevraagd. Ik wil ook hier mijn complimenten uitspreken voor de mensen die dit onderwerp vanuit hun eigen ervaring uitdrukkelijk onder onze aandacht hebben gebracht en op de agenda hebben gezet. Dat heeft ertoe geleid dat er op allerlei terreinen maatregelen zijn genomen.
Wij hebben ook met elkaar gewisseld dat het in Nederland gaat om duizenden vermissingen die gelukkig na korte tijd worden opgelost, maar dat er desondanks elk jaar een aantal vermissingen is dat niet wordt opgelost. Dat kan mensen inderdaad op een heel indringende en onaangename manier voor problemen stellen. Ik ben heel blij dat de Kamer zich in het algemeen overleg breed akkoord heeft verklaard met het tweesporenbeleid dat ik op dit punt wil voeren.
Allereerst is er het nemen van praktische maatregelen die op korte termijn kunnen werken om mensen te helpen bij de omgang met instanties, onder andere ook door middel van de verklaring die de politie zal afgeven dat iemand daadwerkelijk officieel vermist wordt. Dat kan achterblijvers van vermiste personen helpen bij het oplossen van de problemen met instanties. Daarnaast is er het aangekondigde onderzoek door het WODC naar alle juridische mogelijkheden, waarbij overigens alle tijdens de rondetafel van juni jongstleden gedane suggesties worden betrokken.
Ik snap het ongeduld van de heer Van Nispen heel goed. In het algemeen overleg hebben wij dat met elkaar gewisseld. Ik denk dat iedereen in deze zaal zal zeggen: kunnen wij dat niet zo snel mogelijk doen? Mevrouw Helder heeft dat in een motie verwoord. Ik kom daar zo nog op. Tegelijkertijd hebben wij in het algemeen overleg met elkaar gewisseld hoe ingewikkeld dit is. Een doodverklaring van iemand, een logisch gevolg van een langdurige vermissing, heeft allerlei zwaarwegende consequenties, voor de betrokkene maar eventueel ook voor de achterblijvers of voor de erfgenamen als een erfenis verdeeld zou zijn en een betrokkene levend en wel terugkeert. Het zijn situaties die zich in de actualiteit kunnen voordoen.
Wij hebben ook een aantal andere oplossingen besproken, maar konden daar al snel allerlei haken en ogen bij bedenken. Daarom waardeer ik het zeer dat mevrouw Van Toorenburg zegt dat wij het vooral zorgvuldig moeten doen, hoewel wij misschien graag zouden willen dat wij het eerder konden oplossen. Zo kunnen wij een bestendige oplossing voor deze groep mensen vinden. Voor de zomer van 2017 zal het WODC-onderzoek afgerond zijn. Ik zal de Kamer informeren over de opzet en planning van dat onderzoek. Vervolgens komt er een evaluatie van het beleid dat wij nu voeren, een evaluatie van de protocollen die zijn gesloten tussen Slachtofferhulp Nederland en alle betrokken instanties. Ook daarover zal ik u voor de zomer van 2017 informeren. Ik zal bij de Raad voor de rechtspraak aandacht vragen voor de bespoediging van procedures voor het verkrijgen van een verklaring van rechtsvermoeden van een overlijden, omdat tijdens het algemeen overleg een van de aanwezigen mij heel concreet vertelde dat zij daar een jaar op had moeten wachten. Ik ben het met haar eens dat zulks echt niet kan. Dat gesprek heb ik nog niet gevoerd, zo zeg ik tegen mevrouw Van Toorenburg, maar ik neem mij voor om voor de Kerst de Kamer over deze drie aspecten te informeren.
De heer Van Nispen vraagt wat wij doen als instanties zich niet aan die protocollen houden. Ik zeg hem toe dat ik Slachtofferhulp Nederland zal vragen om, als men signalen krijgt dat zulks niet gebeurt, mij daarover te informeren. Ik kan dan zelf actie ondernemen vanuit mijn betrokkenheid bij dit onderwerp. Natuurlijk vinden wij dat die partijen maatwerk moeten leveren. Uit de evaluatie zal moeten blijken of dat daadwerkelijk is gelukt. Ik zeg toe dat ik Slachtofferhulp Nederland zal vragen of men, als men knelpunten ervaart, mij daarover wil informeren.
Tegen de heer Van Oosten zeg ik dat de Kamer dus inderdaad over het effect van die protocollen wordt geïnformeerd. Als ik voor die tijd iets over problemen verneem, zal ik actie ondernemen. Dat mag van ons worden verwacht gegeven de ernst van de situatie.
Dan kom ik bij de motie van mevrouw Helder op stuk nr. 24. Die motie is eigenlijk een stok achter de deur. Dat zegt mevrouw Helder ook. Zij weet dat ik een wettelijke regeling op dit moment niet verstandig vind, juist omdat ik het WODC-onderzoek wil doen. Ik wil het tweesporenbeleid aflopen en heb geen stok achter de deur nodig. Om die reden ontraad ik de motie. Ik heb begrepen dat mevrouw Helder bereid zou zijn om de motie aan te houden. Dan is mijn advies minder van belang.
Mevrouw Helder (PVV):
Voor de Handelingen bevestig ik nogmaals dat ik de motie aanhoud.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor, haar motie (33552, nr. 24) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik had nog een vraag.
Minister Van der Steur:
Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor haar warme blijk van belangstelling en de ondersteuning van wat ik hiervoor heb gezegd.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik dacht even dat de minister nog wist wat ik had gevraagd over vermiste kinderen.
Minister Van der Steur:
Goed dat mevrouw Van Toorenburg dit nog even onder mijn aandacht brengt. Excuses dat ik het was vergeten. Ik heb de Kamer geschreven dat ik alles overziende vind dat wij er inderdaad voor moeten zorgen dat er een wettelijke basis is voor het uitpeilen van mobiele telefoons in gevallen waarin sprake is van vermissingen. Dat kan nu niet en ik vind dat wij ons aan de wet moeten houden. Ik heb er dus hoge urgentie bij. Nog voor het kerstreces zal ik het wetsvoorstel in consultatie laten gaan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik ben nog steeds van mening dat het voor kinderen wel kan. Het kan bij levensbedreiging. Waarom kan het niet eerder?
Minister Van der Steur:
Wij hebben daar echt een wetswijziging voor nodig. Het is geen al te grote wijziging en om die reden zal ik nog voor het kerstreces de consultatie kunnen laten aanvangen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De ingediende motie is aangehouden, dus daar hoeft niet over te worden gestemd. Het zal vast later nog gebeuren.
Wij gaan verder met het VAO Politie. De minister heeft het druk vanavond.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-17-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.