11 Kinderopvang

Aan de orde is het VAO Kinderopvang (AO d.d. 28/09). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom en geef mevrouw Voortman namens GroenLinks als eerste spreker het woord. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeeft dat de risicoprofielen kinderopvang gebaseerd zijn op een inschatting van de risico's en niet op in de praktijk geconstateerde feiten; 

overwegende dat de zeven criteria in het landelijk model risicoprofiel voor het overgrote deel lijken te bestaan uit vragen over de feitelijke situatie; 

verzoekt de regering, een overzicht te maken van de indicatoren uit het landelijk model risicoprofiel met onderbouwing per indicator waarom het daarbij wel of niet gaat over in de praktijk geconstateerde feiten, en deze analyse uiterlijk 1 januari 2017 aan de Kamer te sturen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Pieter Heerma, Van Weyenberg en Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 314 (31322). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat op gemeentelijk niveau voor iedere kinderopvanglocatie een risicoprofiel beschikbaar is in de vorm van een kleurcode en dat dit profiel een indicatie geeft van het risico op toekomstige overtredingen; 

overwegende dat een deel van de kinderopvanglocaties recidivegedrag vertoont en meerdere jaren achter elkaar een oranje of rood risicoprofiel krijgt; 

verzoekt de regering om voor kinderopvanglocaties die structureel verhoogd risico lopen, een speciaal verbeterplan op te laten stellen, dit plan onderdeel te maken van het GGD-inspectierapport en de opvangaanbieder te verplichten dit verbeterplan actief onder de aandacht te brengen van de betrokken ouder(commissie)s, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Pieter Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 315 (31322). 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen moties, maar ik heb wel twee vragen. De Partij van de Arbeid vindt dat sommige gemeenten al mooi en vooruitstrevend bezig zijn met de verbinding tussen ontwikkeling, opvang, onderwijs en sport en spel in allerlei vormen van integrale kindcentra. Wij juichen dat zeer toe. De minister is bezig om uitvoering te geven aan onze motie om deze ontwikkelingen vooral goed te stimuleren en om allerlei onnodige belemmeringen weg te nemen. Wij zouden graag zien dat de minister de voortvarendheid van de gemeenten verder stimuleert en daarnaast in afstemming met het veld onze motie goed blijft uitvoeren. Soms zijn gemeenten vooruitstrevender dan de huidige wetgeving. Dat is zonde, juist voor al die kinderen die het nodig hebben om zich in een goede en veilige omgeving spelenderwijs te kunnen ontwikkelen. 

Een aantal gemeenten, zoals de gemeente Rotterdam, probeert vooruitlopend op het wetsvoorstel Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk tot één voorschoolse voorziening te komen, met gelijke kwaliteitseisen en een uniform financieel systeem. Zij lopen daarbij echter tegen enkele knelpunten aan. De PvdA heeft een simpele vraag: is de minister bereid om die knelpunten in een gesprek met deze gemeenten te inventariseren om zo tot oplossingen te komen? Zo ja, zou de minister deze knelpunten en zijn reactie daarop per brief aan de Kamer willen terugkoppelen voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die begin december plaatsvindt? 

De heer Van 't Wout (VVD):

Voorzitter. Ik wil een motie indienen over een ander onderwerp; in het AO werden veel verschillende onderwerpen behandeld. Mijn motie gaat over het akkoord tussen het kabinet en de gemeenten over het bieden van opvangplekken voor kinderen die daar nu geen gebruik van maken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet (oplopend) 60 miljoen euro uittrekt voor de opvang van peuters die nu geen gebruik maken van opvang; 

constaterende dat in de monitoring en evaluatie van deze regeling slechts wordt gekeken naar het bereik van de regeling; 

overwegende dat louter het bieden van opvangplekken voor deze doelgroep geen doel op zichzelf kan zijn; 

verzoekt de regering, het beoogde maatschappelijke effect van de bestuursafspraken over de peuteropvang duidelijk en met toetsbare indicatoren te formuleren en deze bij de evaluatie te betrekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van 't Wout. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 316 (31322). 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik heb hierover een vraag. Het antwoord daarop is belangrijk voor de afweging die wij hierover bij de stemming zullen maken. Ik snap de motie heel goed. Ik ben ook erg voorstander van het goed monitoren van het effect van beleid. Op dat punt ga ik dus ontzettend mee met de heer Van 't Wout. Maar betrekt de VVD bij die motie ook de ingewikkeldheid van langetermijneffecten? Als een meerderheid voor deze motie is, is daar dan ook ruimte voor bij de uitvoering van deze motie? Ik vind dat belangrijk, want effecten zijn soms niet op korte termijn te meten. Het gaat tenslotte over successen en kansen in het onderwijs. Als ik de motie zo kan interpreteren, heb ik voldoende informatie. 

De heer Van 't Wout (VVD):

Ja, want je wilt een zo volledig mogelijk beeld krijgen. Het kabinet gaat nu bekijken of die plekken opgevuld kunnen worden, maar dat kan niet het doel op zichzelf zijn. Je wilt, haarscherp geformuleerd, inzicht krijgen in het effect dat je ermee beoogt en het effect dat je ermee bereikt. Ik weet dat dat altijd complexe vraagstukken zijn, maar wij kunnen niet over een paar jaar zeggen dat het louter een succes is omdat die plekken zijn opgevuld, want het verplaatsen van kinderen is natuurlijk geen doel op zich. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Kunnen we dan concluderen dat de heer Van 't Wout naast oog voor de kortertermijneffecten ook oog voor de langetermijneffecten heeft, als die goed onderbouwd kunnen worden? 

De heer Van 't Wout (VVD):

Ja. Alleen moet die evaluatie geen twintig jaar op zich laten wachten, zeg ik er ter nuancering bij. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. De eerste motie van mevrouw Voortman beschouw ik als ondersteuning van beleid. De tweede motie op zichzelf ook, zij het dat daar waar over "verbeterplan" gesproken wordt, soms "handhaving" de voorkeur geniet. Op zich past de strekking van de motie bij de toezegging die ik in het algemeen overleg heb gedaan. Ik zou dus ook deze motie willen beschouwen als ondersteuning van beleid. Ik zie aan mevrouw Voortman dat ik de motie zo, iets minder letterlijk, mag interpreteren. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik zei buiten de microfoon dat ik het zeer met de minister eens was; nu zeg ik het ook in de microfoon. 

Minister Asscher:

Het antwoord op de vraag van de Partij van de Arbeid is tweemaal ja. Ja, ik wil dat doen, en ja, ik wil die reactie opsturen. Ik weet niet of het voor de begroting lukt, maar ik zal die brief in ieder geval voor de wetsbehandeling versturen. Dat lijkt mij het relevantst, aangezien dit verband houdt met de wetten rondom de kinderopvang. 

Ook de motie van de heer Van 't Wout beschouw ik als ondersteuning van het beleid. Het is een logische vraag. Dat gaan we doen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen. 

Naar boven