16 Politie

Aan de orde is het VAO Politie (AO d.d. 05/10).

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Een week of drie geleden hebben wij een algemeen overleg over de politie gehad. Daarbij hebben wij een goede discussie gevoerd over thema's als etnisch profileren en de politieorganisatie. De minister en ik hebben een meningsverschil gehad over de manier waarop wij optreden wanneer agenten zich schuldig maken aan discriminatie. Laat duidelijk zijn dat wij waardering hebben voor het werk van de politie. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat ik geen waardering kan hebben voor die politiemensen, die enkelingen, die het hebben over Marokkanenjacht en die dat soort vreselijke uitspraken doen. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ex-korpschef Bouman op voorhand heeft aangegeven dat de agenten in de zaak-Mitch Henriquez niet ontslagen zouden worden;

verzoekt de regering om niet te schromen politieagenten die zich schuldig maken aan discriminatie een disciplinaire maatregel op te leggen in de vorm van bijvoorbeeld ontslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 669 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat racisme een vorm is van hatecrime en de straffen met betrekking tot racisme niet hoog genoeg zijn;

verzoekt de regering om de politie en het Openbaar Ministerie meer armslag te geven om daders van discriminatie en racisme op te sporen en te vervolgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 670 (29628).

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Ons laatste debat over de politie stond voor een groot deel in het teken van diversiteit en etnisch profileren. Een aantal punten die ik in dat debat heb gemaakt, wil ik hier kort herhalen. De VVD begrijpt dat het kabinet streeft naar meer diversiteit binnen het politiekorps. Het is goed als het korps zo veel mogelijk een afspiegeling is van de Nederlandse samenleving. Het goede nieuws is dat het de goede kant op gaat. Het instroompercentage niet-westerse allochtonen is verdubbeld ten opzichte van 2013, zo staat in de laatste brief van de minister. Maar streven naar meer diversiteit mag nooit betekenen dat wij inboeten op kwaliteit. De VVD is om deze reden geen voorstander van het quotum van 25% politiemensen met een allochtone achtergrond. Kwaliteit gaat boven kwantiteit.

In lijn hiermee is de VVD dus ook geen voorstander van de pilot Blauw Talent die momenteel binnen de politie loopt. Daarin kunnen alleen allochtone aspirant-agenten die het bij de sollicitatieronde net niet haalden, een bijspijkercursus krijgen waarna zij nog een keer een poging mogen wagen. Dat heet meten met twee maten.

Over etnisch profileren kan ik kort zijn. Wij moeten vertrouwen op de professionaliteit van de agent. Essentieel is dat de politieagent altijd moet kunnen uitleggen waarom hij controleert. Als hij of zij dat niet kan, dan is er sprake van een onterechte controle. Zo simpel is het.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik kan niet nalaten om te interrumperen, want collega Tellegen suggereert in wat zij over diversiteit zegt dat er in de eindtermen met twee maten wordt gemeten. Agenten die eigenlijk niet geschikt zijn, zouden toch door de opleiding komen. Waarop is dat gebaseerd? Diversiteit is juist een kwaliteitseis extra in plaats van minder. Ik vind het een kwalijke suggestie van de VVD dat spreken over diversiteit zou neerkomen op minder kwaliteit. We streven juist meer kwaliteit na.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Die suggestie wek ik absoluut niet. Het kabinet streeft naar meer diversiteit binnen het korps en dat streven onderstreep ik volstrekt. Ik begrijp dat en dat is ook goed. Ik ben er echter geen voorstander van dat we zeggen dat een x-aantal mensen binnen het korps van een bepaalde achtergrond moet zijn, want dan ga je wellicht schuiven met de kwaliteitseisen om maar aan dat percentage te komen. De heer Marcouch was niet bij het debat, maar in lijn daarmee was ik toen ook zo fel tegen de pilot die nu loopt. Ik vind gewoon dat je daarmee sommige mensen een dubbele kans geeft, terwijl je eigenlijk iedereen een dubbele kans zou moeten geven. Dat is wat ik hier betoog. Ik ben absoluut geen tegenstander van meer diversiteit binnen het politiekorps, zelfs helemaal niet.

De voorzitter:

Mevrouw Tellegen, u gaat verder.

Nee, mijnheer Marcouch, u mag niet meer interrumperen. Ik sta slechts één interruptie toe en die hebt u gehad. U hebt bovendien al een debat gehad en daarin hebt u zeker ook met elkaar gediscussieerd.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. In dit VAO kunnen we niet voorbijgaan aan de actualiteit, aan wat er is gebeurd bij de centrale ondernemingsraad en het feit dat er zo veel geld is verspild. Ik heb twee moties en ik denk dat die voor zichzelf spreken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit intern oriënterend onderzoek bij de Nationale Politie ten minste is gebleken dat veel bestedingen van de centrale ondernemingsraad (COR) onrechtmatig en ondoelmatig waren en dat het heeft ontbroken aan toezicht;

constaterende dat de minister heeft aangekondigd een onafhankelijk onderzoek in te stellen dat zich richt op de vraag of de voormalig korpschef in dezen heeft gedaan of nagelaten wat in zijn functie redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden;

overwegende dat de keten van besluitvorming inzake de reorganisatie van de nationale politie meer schakels kent dan de korpschef, de voorzitter en de overige leden van de ondernemingsraad;

overwegende dat het onderzoek ook moet uitwijzen of de ondernemingsraad op oneigenlijke wijze is bewogen tot instemming met de reorganisatie;

overwegende dat de rol in en de kennis van de minister in dezen niet buiten beschouwing mogen worden gelaten;

verzoekt de regering, het aangekondigde onafhankelijke onderzoek niet alleen betrekking te laten hebben op de ondernemingsraad en de toenmalig korpschef, maar ook de minister en het ministerie van Veiligheid en Justitie te beschouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Kooiman, Swinkels, Helder, Segers, Van Tongeren, Ouwehand, Van der Staaij en Kuzu.

Zij krijgt nr. 671 (29628).

De heer Marcouch (PvdA):

De motie wordt breed ondersteund en dat is indrukwekkend. Vanmiddag hebben we in de procedurevergadering afgesproken, mede naar aanleiding van de brief van de minister, dat we met elkaar zullen kijken naar de onderzoeksopdracht wanneer die onderzoeksopdracht volgende week naar de Kamer komt. De minister heeft in zijn brief ook beloofd dat die naar de Kamer komt. We hebben verder afgesproken dat we daarna een debat met de minister zullen hebben over die onderzoeksopdracht en over wat er allemaal bij betrokken zou moeten worden. Ik begrijp deze motie niet en ik vind haar ook behoorlijk voorbarig. Ik vraag collega Van Toorenburg wat voor zin het had om vanmiddag die afspraken te maken in de procedurevergadering, nu zij als het ware de onderzoeksopdracht al formuleert.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, ik denk dat het heel duidelijk is dat ik die onderzoeksopdracht niet heb geformuleerd. Ik heb alleen geformuleerd waar het onderzoek zich op moet richten. De minister heeft zelf geschreven dat het onderzoek zich alleen richt op de korpschef. Dat is wat er in de brief van de minister staat en ik vind het belangrijk dat de Kamer vandaag aangeeft dat het onderzoek zich wat ons betreft daartoe niet mag beperken en dat er zeker ook moet worden gekeken naar de rol, de mogelijke betrokkenheid en de wetenschap van de minister. Ik ben heel blij dat we er vanmiddag over hebben gesproken, omdat daardoor duidelijk is geworden dat wij ervan uitgaan dat wij de onderzoeksopdracht voor 15 november te zien zullen krijgen. Daardoor kunnen we er in diezelfde week over debatteren. Vervolgens kunnen we een heel duidelijke onderzoeksopdracht formuleren en mogelijk ook aangeven wie dat onderzoek moet gaan doen. Het gaat ons dus louter om de vraag op wie het onderzoek zich richt.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik vind het jammer. Het lijkt wel alsof mevrouw Van Toorenburg vanmiddag niet bij de procedurevergadering is geweest. Tijdens die vergadering hebben wij met z'n allen naar aanleiding van een verzoek van de SP heel duidelijk geconstateerd dat wij als Kamer niet van tevoren gaan sturen op de formulering van de onderzoeksopdracht. Met z'n allen hebben wij geconstateerd dat het heel rechtlijnig en juist is als de minister gewoon zijn opdracht formuleert en wij er daarna met z'n allen over debatteren. Mijn suggestie aan mevrouw Van Toorenburg zou dus zijn: leuk dat u het probeert, maar houd de motie aan totdat wij erover debatteren tijdens het debat dat wij hebben afgesproken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat de bijna voltallige oppositie heel goed heeft geluisterd naar wat er is gewisseld tijdens de procedurevergadering. Als mevrouw Tellegen alleen tegen mij zou zeggen dat ik niet zat op te letten, zou ik nog kunnen denken: goh, misschien heeft ze wel gelijk. Maar wij hebben met elkaar heel goed opgelet. Dat is precies de reden waarom deze motie zo breed is ondersteund. De bijna voltallige oppositie realiseert zich heel goed dat de minister het alleen wil richten op de korpschef, terwijl wij met elkaar vinden dat het zich ook uitstrekt naar de minister. Ik begrijp heel goed dat de coalitie daar acuut de bibbers van krijgt, maar misschien is het toch goed om er zo naar te kijken.

Ik had nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een onderzoek gaande is naar de rol van de voormalig korpschef van de nationale politie omtrent de bestedingen van de centrale ondernemingsraad (COR);

overwegende dat het, gelet op de kwetsbaarheid en het aanzien van de nationale politie, onwenselijk is dat de voormalig korpschef zich lopende dit onderzoek kan bewegen tussen de burelen van de nationale politie;

verzoekt de regering, lopende het onderzoek niet langer gebruik te maken van de diensten van de voormalig korpschef,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Kooiman, Helder, Segers, Van Tongeren, Van der Staaij en Kuzu.

Zij krijgt nr. 672 (29628).

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik vervang collega Kooiman. Tijdens het algemeen overleg over de politie ging de discussie onder andere over etnisch profileren en diversiteit. Dat dit leeft, zien wij ook weer tijdens dit VAO. Ook daarna is er nog veel discussie geweest over de vraag hoe vaak etnisch profileren precies voorkomt. Wat ik goed vind in deze discussie, is dat de politie zelf erkent dat het gebeurt en dat zij hiertegen maatregelen wil treffen. Een stap is ook om meer diversiteit te creëren op de werkvloer; de VVD en de PvdA hadden het er zonet ook al over. Dat doe je volgens de SP onder andere door beter te werven. Het is dus niet alleen een kwestie van het selectieproces, maar je doet het vooral ook door beter te werven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het wenselijk is dat de nationale politie een afspiegeling is van de Nederlandse samenleving;

overwegende, dat op de Politieacademie en in veel eenheden van de nationale politie het personeelsbestand nog niet divers genoeg is;

constaterende dat de pilot BlauwTalent van de Politieacademie zich enkel richt op het diversiteitsbeleid bij de selectie van nieuwe studenten en onvoldoende op de werving van nieuwe studenten;

verzoekt de regering, te komen met een plan van aanpak voor de werving voor de Politieacademie dat moet leiden tot een beter diversiteitsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 673 (29628).

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot ga ik in op het onderzoek naar de uitgaven van de centrale ondernemingsraad. De SP heeft destijds verzocht om het onderzoek. Er kwam een oriënterend onderzoek. Wij hebben ook toen al gevraagd om de rol van de minister en het ministerie erbij te betrekken. Nu komt er gelukkig nader onderzoek. De SP vindt het, net als andere partijen, van groot belang dat wij snel de onderzoeksopdracht van de minister krijgen, zodat wij die kunnen bespreken in een algemeen overleg. Het is mooi dat het voorstel van collega Kooiman om te debatteren over die onderzoeksopdracht vandaag werd gesteund. Kan de minister inderdaad toezeggen dat wij binnen twee weken die onderzoeksopdracht kunnen ontvangen, zoals wij als Kamer verzocht hebben?

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad met de minister. Maar goed, wij kunnen niet om de actualiteit heen. Daarom maak ik van deze twee minuten gebruik om aan te geven waarom mijn fractie de moties van collega Van Toorenburg heeft medeondertekend. Je kunt niet om de commotie heen die is ontstaan. Een en ander moet zo snel mogelijk naar behoren worden onderzocht, en liefst komen er maatregelen. Mijn fractie juicht wel degelijk de toezegging van de minister toe dat er een onderzoek gaat komen.

We zullen naar aanleiding van het verzoek van de SP ook gaan debatteren over de onderzoeksopdracht. Maar mijn fractie wil er geen twijfel over laten bestaan dat de minister in het algemeen overleg dat we nog gaan voeren, de twijfel bij mijn fractie moet wegnemen. Het zal echt een volstrekt onafhankelijk onderzoek moeten zijn, want daar vraagt deze materie om. De politie verdient dat ook. Er moet alles aan gedaan worden om het blazoen onbesmet te laten of weer te herstellen. Om die reden moeten we spoed betrachten en moet het onderzoek zorgvuldig en onafhankelijk gebeuren.

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer. We zullen even een paar minuten wachten, zodat de minister alle moties kan ontvangen en zijn reactie daarop kan voorbereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor de in dit VAO gestelde vragen. We hebben inderdaad een goed debat gevoerd over de nationale politie. Het is een van de belangrijkste onderwerpen waarover wij met grote regelmaat spreken. We weten allen de achtergronden van de reden waarom we er zo veel over spreken, namelijk de vorming en de reorganisatie van de nationale politie. De Kamer houdt bij al die aspecten samen met mij nauwgezet de vinger aan de pols. We hebben ook gesproken over een aantal aspecten waar onder anderen door de heer Kuzu in moties op werd gewezen en waarover door mevrouw Tellegen een nadere vraag werd gesteld. Ik zal eerst de moties behandelen, maar ik zal onderweg ook antwoord geven op de gestelde vragen.

De heer Kuzu verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 669 om niet te schromen politieagenten die zich schuldig maken aan discriminatie, een disciplinaire maatregel op te leggen in de vorm van bijvoorbeeld ontslag. De heer Kuzu en ik zijn het er volstrekt over eens dat iedere vorm van discriminatie binnen of buiten het politiekorps moet worden afgewezen. Als een burger van mening is dat een agent zich schuldig maakt aan racisme of discriminatie, kan een klacht worden ingediend. Naar aanleiding van een motie van de heer Marcouch wordt er ook voor gezorgd dat klachten makkelijker kunnen worden ingediend door middel van de lancering van een app. Een klacht wordt altijd onderzocht door de politie en als er reden is voor een disciplinair onderzoek bij verdenking van racisme of discriminatie, zal dat ook gebeuren. Als vervolgens blijkt dat er sprake is van plichtsverzuim, wordt bezien welke disciplinaire maatregel passend is. Het ultimum remedium is dan strafontslag. Dat is staand beleid en daaraan wordt volledig voldaan. De context die de heer Kuzu aan zijn motie geeft, maakt dat ik de motie moet ontraden. Maar ik onderschrijf de strekking van de motie, want die komt overeen met het huidige beleid.

In zijn tweede motie, op stuk nr. 670, verzoekt de heer Kuzu de regering om meer armslag om daders van racisme en discriminatie op te sporen en te vervolgen. Zoals gezegd, vinden de heer Kuzu en ik elkaar op dat punt. Ik zal de Kamer ook nog over een aantal recente vragen heel concreet informeren. Het kabinet wijst iedere vorm van discriminatie af. Conform de aanwijzing voor de opsporing zetten de politie en het Openbaar Ministerie hier ook actief op in. De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft mij verzekerd dat het Openbaar Ministerie er alles aan doet om discriminatiezaken die vervolgbaar zijn, op te pakken en te vervolgen. Ik heb ook met de politie en het OM afgesproken dat wij gezamenlijk de verschuiving van offline discriminatie naar online hatecrimes zullen onderzoeken. Ik kan de heer Kuzu op dat punt dus geruststellen. Als de heer Kuzu met zijn verzoek om meer armslag bedoelt dat er extra personeel of bevoegdheden moeten komen, moet ik dat uiteraard ontraden, om de simpele reden dat daarmee ook extra geld gemoeid is. Ik tref geen dekking aan in de motie. Misschien dat de heer Kuzu daarvoor nog ruimte kan vinden in het debat over de begroting.

Mevrouw Tellegen vroeg naar het aannemen van politiepersoneel en de wijze waarop wij ervoor zorgen dat er meer diversiteit in het korps komt. Die discussie hebben wij ook in het algemeen overleg gehad. Misschien is het goed dat ik op twee punten helderheid verschaf. Er is geen sprake van een quotum. Er is wel sprake van een streefcijfer, maar dat is geen quotum. Dat is een groot verschil, want een quotum betekent dat je een bepaald percentage móét halen, waarbij het irrelevant is hoe je dat bereikt, terwijl er vanuit operationele noodzaak wel meer diversiteit in het korps moet komen. Dat is in het belang van het korps zelf. De heer Marcouch verwees daar ook naar.

Mevrouw Tellegen vraagt of dat ten koste van de kwaliteit gaat. Ik heb in het algemeen overleg al omstandig toegelicht dat dit niet het geval is. Aan de selectiecriteria en daarmee aan de kwaliteit wordt niet getornd. De heer Marcouch heeft gelijk dat diversiteit juist om de kwaliteit van het politiewerk te verbeteren, een absolute noodzaak is. De teams moeten immers aansluiten bij veiligheidsproblemen in de verschillende wijken. De Kamer heeft mij daarom gevraagd om de korpschef een inspanningsverplichting op te leggen om de diversiteit in het korps te vergroten. Dat heb ik dan ook gedaan. Niet dat dat nodig was, want de korpschef doorziet als geen ander dat het nodig is om op die manier aan diversiteit en dus aan de kwaliteit van het korps te werken.

De motie van mevrouw Van Toorenburg op stuk nr. 671 gaat over het onafhankelijk onderzoek. Ik neem goede nota van de motie en alle opmerkingen die daarover zijn gemaakt. Ik heb begrepen dat de Kamer mij heeft gevraagd om haar binnen twee weken een onderzoeksopzet toe te sturen. Dat zal ik doen. Ik zal daarbij ook aangeven wat de reikwijdte van het onderzoek zal zijn en wie ik in gedachten heb om dat onderzoek vorm te geven. In dat licht en in het licht van de discussie van zojuist zou ik mevrouw Van Toorenburg in overweging willen geven om de motie aan te houden, zodat kan worden beoordeeld of de onderzoeksopzet aan de wensen van mevrouw Van Toorenburg voldoet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Vooralsnog niet. Dat zou alleen kunnen als de minister hier vandaag aangaf dat het onderzoek zich niet uitsluitend op de korpschef zal richten en dat hij dus een onderzoeksvoorstel naar de Kamer stuurt dat zich ook op zijn eigen rol richt. Dat is namelijk de vraag die wij hier stellen. Als de minister nu kan toezeggen dat wij dit in het onderzoeksvoorstel zullen terugvinden, kan ik de motie aanhouden, maar anders denk ik dat de Kamer hem deze notie moet meegeven.

Minister Van der Steur:

Dat is een beetje de omgekeerde wereld. Als u mij vraagt om u een onderzoeksvoorstel toe te sturen dat u vervolgens gezamenlijk met mij wilt bespreken in een algemeen overleg, is het wonderlijk om te zeggen dat u wel alvast bedacht hebt waar het onderzoek over zou moeten gaan. Dan moet ik uw motie ontraden. Ik zal u keurig conform uw verzoek een onderzoeksvoorstel doen. Daarna kunnen wij het debat daarover voeren.

De motie op stuk nr. 672 verzoekt de regering om lopende het onderzoek niet langer gebruik te maken van de diensten van de voormalig korpschef. Ten eerste lijkt het mij verstandig dat wij het debat met elkaar aangaan over de reikwijdte van het onderzoek. Daar is in voorzien. Ten tweede geldt ook hier dat wij eerst de feiten op tafel moeten hebben voordat wij daaraan conclusies verbinden. Om die reden moet ik de motie ontraden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

In alle berichten in mijn mailbox, al mijn telefoontjes en appjes en alles wat er verder is gepubliceerd, is mij vandaag één ding opgevallen. Niemand snapt dat er in zo'n ernstige, beschamende zaak van de politie onderzoek wordt gedaan maar dat degene op wie het onderzoek zich ten minste zal richten — dat staat namelijk in de brief van de minister — gewoon door kan gaan. Hoe kan de minister nou denken dat er enig onafhankelijk onderzoek uit kan komen waarbij mensen het gevoel hebben dat zij alles kunnen zeggen, wanneer degene die het onderwerp van onderzoek is nog gewoon rondwandelt in de burelen van de nationale politie? Dat snapt geen diender. Dat snapt geen mens in Nederland die mij vandaag heeft gemaild. De stemming is heel duidelijk. Ik vind het onbestaanbaar dat de minister zo'n falend moreel kompas heeft dat hij dat niet wil inzien. Ik vraag de minister nu om duidelijk te maken aan de Kamer hoe het kan dat hij vindt dat iemand gewoon kan blijven functioneren, €185.000 per jaar voor een beetje advieswerk, terwijl dit boven diens hoofd hangt.

Minister Van der Steur:

De aardigheid van het probleem is dat we niet weten wat "dit" is. Dit moet eerst worden onderzocht en vervolgens moet je daar conclusies aan verbinden. Ik denk dat iedereen recht heeft op die behandeling, ongeacht rang. Voor de goede orde merk ik op dat de heer Bouman op dit moment adviseur is en een onderzoek doet op de Antillen. De suggestie dat er sprake zou zijn van rondlopen in burelen, is in ieder geval in Nederland op dit moment niet aan de orde. Het doet echter niet zo veel ter zake. Je moet op dit moment eerst onderzoek verrichten. Daarna ga ik er graag met de Kamer over in debat. Ik ontraad de motie dan ook.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 673 van de leden Van Nispen en Kooiman, over de pilot Blauw Talent. Ik heb er al het een en ander over gezegd. In de motie wordt de regering verzocht te komen met een plan van aanpak voor de werving voor de Politieacademie dat moet leiden tot een beter diversiteitsbeleid. Ik kijk even naar de instroomcijfers die wij realiseren met het huidige wervingsbeleid: in 2013 10,2% van niet-westerse … Nee, ik moet het anders zeggen; je mag het woord "allochtoon" niet meer gebruiken, heb ik gelezen. De heer Marcouch zegt: met een migratieachtergrond. Dat is nog ingewikkelder, maar ik neem dat over. In 2013 ging het om 10,2% personen met een migratieachtergrond, in 2014 11% personen met een migratieachtergrond en in 2015 12,1% personen met een migratieachtergrond. De prognose voor 2016 is 17% personen met een migratieachtergrond. Alle cijfers wijzen erop dat het goed gaat met de werving van diverse politieagenten en dat er dus geen aanleiding is om te komen met een plan van aanpak voor iets wat goed gaat. Dat wil niet zeggen dat we er geen aandacht voor hebben en houden, maar het betekent wel dat er geen plan van aanpak nodig is. Ik zou de heer Van Nispen in overweging kunnen geven om de motie in te trekken. Mocht hij dat niet doen, dan moet ik de motie helaas ontraden, maar niet zonder te melden dat ik de strekking van de motie onderschrijf. Het is van groot belang dat er aandacht is voor de werving, maar ik zie dat ook terug in de cijfers. Ik zie dat de heer Van Nispen niet tot intrekking overgaat. In dat geval moet ik de motie ontraden.

Ten slotte kom ik bij de opmerking die zowel de heer Van Nispen als mevrouw Helder heeft gemaakt naar aanleiding van mijn voornemen om een onderzoek in te stellen. Die neem ik mee in de opdrachtbrief die de Kamer binnen twee weken zal ontvangen. Ik zie uit naar het debat met de Kamer over die brief.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zijn daarmee gekomen aan het einde van dit VAO. De stemmingen over de moties zullen dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven