4 Vragenuur: Vragen Karabulut

Vragen van het lid Karabulut aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat 421.000 kinderen in armoede opgroeien. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. We zijn net terug van reces. De meesten van ons hebben een paar leuke dagen gehad, ongetwijfeld ook met de kinderen. Dat is erg belangrijk. Dit is quality time, belangrijk voor de ontspanning en ontwikkeling van kinderen. Maar in dat reces werd vorige week ook duidelijk dat steeds meer kinderen in Nederland, namelijk 421.000, bijna een op de acht kinderen, het risico lopen op armoede. Zij kunnen niet eens een week in het hele jaar weg. Een op de acht, 421.000 kinderen, betekent dat gemiddeld drie kinderen per schoolklas misschien zonder ontbijtje in de klas zitten, dat ze niet meekunnen op schoolreisje en dat ze geen kleding kunnen kopen, laat staan op sport of muziekles kunnen gaan. Dat is allemaal o zo belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen, maar ook voor de samenleving, ook voor het samen leven. In Rotterdam gaat het zelfs om een op de vier kinderen: een op de vier kinderen groeit in een stad als Rotterdam op in armoede. Hoe kan dit? Hoe kan het zo gruwelijk zijn misgegaan dat sinds 2010 het aantal kinderen dat in armoede opgroeit met meer dan 100.000 is gestegen? Ik heb de afgelopen weken heel veel mensen in buurten en wijken gesproken. Dat waren waardige, trotse mensen. Heel vaak zijn dat werkende armen. Of ze zijn op zoek naar werk. Zij kunnen de eindjes gewoon niet meer aan elkaar knopen. Ik zal het antwoord gewoon aan de staatssecretaris geven: dit komt door het snoeiharde bezuinigingsbeleid, dat de lagere en de middeninkomens treft. Daardoor worden de rijken rijker en de armen armer. Er is een oplossing, een alternatief. Is deze staatssecretaris bereid, het wettelijk minimumloon en het sociaal minimum te verhogen, zodat ook mensen met lage inkomens een normaal leven kunnen leiden? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Mevrouw Karabulut zegt terecht dat het tegengaan van armoede onder kinderen in Nederland en overigens ook wereldwijd natuurlijk essentieel is. De cijfers van het CBS zijn niet nieuw, want ik heb de Kamer daarover al in januari en februari bijgeschreven. Die cijfers gaan tot en met 2014. Gelukkig biedt het CPB ook een doorzicht over 2015 en 2016. Daaruit blijkt dat het aantal kinderen dat opgroeit in armoede, of althans in gezinnen met een laag inkomen opgroeit, gelukkig minder wordt. Dat neemt niet weg dat wij van meet af aan enorm hebben ingezet op de bestrijding van armoede onder kinderen. Dat deden we samen met de gemeenten en dat doen we nog steeds. We hebben ook dit jaar natuurlijk voor gezinnen met kinderen de kinderbijslag verhoogd en het kindgebonden budget verhoogd. Dit jaar is ook de kinderopvangtoeslag verhoogd. Verder zijn er belastingkortingen toegepast voor gezinnen met kinderen. We hebben 100 miljoen structureel extra voor de armoedebestrijding voor gemeenten beschikbaar gesteld. Gemeenten zijn enorm doende om met het kindpakket kinderen te ruggensteunen. Dat is heel plezierig. We hebben ook subsidie verstrekt aan de Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. Er is ook een specifieke sportimpuls voor kinderen in lage-inkomensbuurten in het leven geroepen. Verder hebben we, mede dankzij de Kamer, 8 miljoen beschikbaar om extra impulsen te geven. 

Kortom, er is een groot pakket gemaakt om de armoede onder kinderen te bestrijden. Last but not least: recentelijk heb ik de Kinderombudsman gevraagd om vervolgonderzoek te doen naar het terugdringen van armoede onder kinderen op lokaal niveau. En op basis van een aangenomen motie van het Eerste Kamerlid Van Apeldoorn zal ik ook de SER vragen om onderzoek te doen. 

We zijn dus enorm doende, want mevrouw Karabulut heeft een punt: kinderen mogen niet in armoede opgroeien. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb een punt. Nog steeds zijn we, ondanks de crisis, een van de rijkste en welvarendste landen in de wereld. Ik zou graag antwoord willen op mijn vraag aan de staatssecretaris. Ik wil geen doekjes voor het bloeden. Die 100 miljoen die de staatssecretaris noemt, heeft zij inmiddels al honderd keer uitgegeven. Daartegenover staat een bezuinigingspakket van meer dan 50 miljard. Mijn vraag aan de staatssecretaris was, is en blijft: is zij bereid om het wettelijk minimumloon en het sociaal minimum te verhogen, zodat mensen iets overhouden in hun portemonnee om een normaal leven te kunnen leiden? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb zojuist de verhoogde kinderopvangtoeslag genoemd, net als de belastingkortingen, de verhoging van de kinderbijslag en de verhoging van het kindgebonden budget. Wat dat betreft hebben we al heel veel gedaan. Ik hecht eraan om te melden dat Nederland in vergelijkend internationaal perspectief gezien absoluut niet beroerd scoort wat dit hoofdstuk betreft. Het percentage kinderen dat in armoede opgroeit, is volgens de EU-definitie gemiddeld 27%, maar bij ons is dat veel en veel lager, namelijk 17%. Eigenlijk doen alleen Denemarken, Finland en Zweden het ietsje beter. Volgens Unicef — dat is een gerenommeerde, wereldwijde instelling — behoren onze kinderen in Nederland tot de gelukkigste kinderen in de wereld. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat het niet moeilijk is als kinderen moeten opgroeien in een gezin met een heel kleine portemonnee. Dat wil ik niet onder het tapijt schuiven. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Moeilijk? De staatssecretaris is ervoor verantwoordelijk dat een op de vier kinderen in een stad als Rotterdam in armoede opgroeit. Dan kan de staatssecretaris wel aankomen met 100 rapporten, maar dit betekent concreet dat deze gezinnen te weinig middelen hebben om eten te kopen. Zo basaal is het. Ik zal de staatssecretaris nog wat internationaal onderzoek presenteren. Afgelopen week werd bekend dat Nederland kampioen belastingontwijking en -ontduiking is. Het kabinet matst de grote multinationals, zodat die geen of minder belasting betalen en wij jaarlijks 5 miljard mislopen. Als de staatssecretaris op zoek is naar middelen, zou ze dat bijvoorbeeld kunnen aanpakken. De rijkste 1% heeft er in 2013 23 miljard bijgekregen, terwijl de laagste inkomens op een gemiddelde schuld van €57.000 zitten. Wat ik maar wil zeggen is dat je, als je oneerlijk beleid voert, waarbij de rijken worden gematst en de middeninkomens en lage inkomens worden gepakt, 421.000 kinderen krijgt die in armoede opgroeien. Mij rest één vraag: als de staatssecretaris geen structurele maatregelen wil nemen, is zij dan op zijn minst bereid om te garanderen dat alle kinderen in alle gemeenten eten, kleding, sport en cultuur kunnen krijgen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Eigenlijk hebben alle colleges van B en W in heel Nederland dit onderwerp de afgelopen jaren enorm hoog op de agenda gezet. Daar ben ik blij om; laat ik dat ook eens zeggen. Alle colleges van B en W werken met het kindpakket, waarvan sporten en muziekles deel uitmaken. Kortom, er zijn al enorme stappen voorwaarts gezet. Waar ik kan, zal ik de colleges verder voorwaarts helpen. Wat dat betreft is het antwoord in brede zin: jazeker. 

De heer De Graaf (PVV):

Het meest oneerlijke beleid dat je kunt voeren als het gaat om armoede, is het openhouden van de grenzen. Als je de grenzen openhoudt, krijg je namelijk toestanden als bijvoorbeeld een maand geleden, toen 5.500 gezinnen op straat zijn gezet, terwijl die huizen daarna met voorrang naar asielzoekers, naar immigranten — onder de noemer van vluchtelingen — gaan. Is de staatssecretaris bereid te erkennen dat zonder open grenzen en zonder massale immigratie uit islamitische landen, de armoede in Nederland een heel stuk minder geweest zou zijn? Sterker nog, is zij bereid te erkennen dat heel Nederland dan een veel betere welvaart en een veel beter welzijn had gehad en dat we daarmee ons best hadden kunnen doen, op eigen initiatief per persoon, om mensen in het buitenland te helpen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dit betoog is hier wel vaker gehouden. Steevast reageer ik daarop door te zeggen dat we in ons land gelukkig altijd mensen hebben opgevangen, al eeuwenlang. Ons heeft dat zeker geen windeieren gelegd. Wat betreft de gezinnen die op straat terecht zijn gekomen, kan ik zeggen dat er gelukkig preventief zo veel actie wordt ondernomen door de grotere steden dat het aantal huisuitzettingen beduidend lager is dan voorheen. Dat geeft de burger voorzichtig moed. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Natuurlijk hebben de maatregelen van dit kabinet nog geen doorwerking kunnen hebben op de cijfers die nu nog steeds naar buiten komen. Dat gezegd hebbende, is ieder kind dat in armoede opgroeit, er voor de Partij van de Arbeid één te veel. Ik heb de volgende aanvullende vraag op de vragen die eerder zijn gesteld door collega's. We hebben onlangs bij de begrotingsbehandeling extra geld uitgetrokken voor kinderen die in armoede opgroeien, zodat ze kunnen sporten. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de wijze waarop dat uitpakt? Op welke manier bereikt dat geld de kinderen die in armoede opgroeien, voor wie ook het meedoen, het participeren ontzettend belangrijk is voor hun ontwikkeling? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Yücel zegt terecht dat deze cijfers gaan tot en met 2014. Ik heb net al gezegd dat het Centraal Planbureau voor 2015 en 2016 die cijfers gelukkig voorzichtig neerwaarts bijgesteld ziet worden. Dat is heel plezierig. Met het amendement-Van Dekken/Yücel werden bij de begrotingsbehandeling extra middelen beschikbaar gesteld, namelijk 5 miljoen voor sporten voor kinderen met weinig geld in buurten waarin het gewoon moeilijk is. Voor de komende begrotingsbehandeling wil ik best inzicht verschaffen in de resultaten daarvan. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Naar boven