14 Noordzee en Wadden

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 24 april 2013 over de Noordzee en de Wadden.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Naast overbevissing en de plasticsoep is ook de bureaucratische soep een ernstige bedreiging voor de Noordzee. Allerlei sectorale belangen staan een integrale en goede bescherming van deze levensader in de weg. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog altijd geen integrale borging is van ruimtelijke claims zoals al in 2008 beoogd in de motie-Polderman (29675, nr. 54) en dat daarmee de drukte en de claims op de Noordzee almaar blijven toenemen;

overwegende dat door de sectorale benadering synergievoordelen niet benut worden;

van mening dat een rijksstructuurvisie Noordzee een goede stap op weg is naar bundeling van alle ruimtelijke claims tot een integraal beschermingsregime;

verzoekt de regering, alle sectorale ruimtelijke claims te vertalen naar één integrale structuurvisie Noordzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (30195).

De heer Van Gerven (SP):

Ik dien ook de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog altijd stookolie en scheepsgebonden afval en slops door schepen geloosd worden op zee;

overwegende dat een verplichte afgifte in de Nederlandse havens bijdraagt aan het voorkomen van die vervuiling;

verzoekt de regering, in zowel Rotterdam als Amsterdam afgifte van scheepsgebonden afval, slops en stookolie zo eenvoudig en goedkoop mogelijk te faciliteren met als doel zo veel mogelijk schadelijke afvalstoffen van schepen in te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (30195).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Dit is een korte afronding van een algemeen overleg over onder andere het belangrijkste natuurgebied dat Nederland rijk is. Het staat ook op de Werelderfgoedlijst van UNESCO, dus laten we er zuinig op zijn. Ik geloof dat collega's met moties komen die onze zorgen verwoorden over bijvoorbeeld de zoutwinning en de activiteiten in de Waddenzee die schade kunnen toebrengen aan het gebied. Die moties kunnen op onze volle steun rekenen. Ik roep de minister graag op om de bescherming van de Wadden serieus te nemen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Een bijzonder gebied in het hele gebied van Noordzee en Wadden is het Eems-Dollard-estuarium. Daar zijn al een aantal malen Kamervragen over gesteld, maar het duurde zo lang voordat er iets gebeurde, dat we zelfs in verwarring waren over de vraag of er nu wel of niet een integraal managementplan is. Dat blijkt er nog niet te zijn, en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bijzondere natuur van de Eems lijdt onder de stijgende druk als gevolg van intensieve economische activiteiten en dat de Vogel- en Habitatrichtlijn Nederland en Duitsland verplicht om een verdere verslechtering van de natuurkwaliteit te voorkomen;

van mening dat de ecologische en economische belangen die met de ontwikkeling van de Eems samenhangen groot en grensoverschrijdend van aard zijn en dat deze daarom vragen om een langetermijnaanpak;

verzoekt de regering, in goed overleg met de Duitse regering en de betrokken lokale overheden werk te maken van een langetermijnvisie in de vorm van een integraal managementplan voor het hele Eems-Dollard-estuarium, waarin zowel aandacht geschonken wordt aan voldoende maatregelen voor natuurherstel als het benutten van de mogelijkheden voor de economische ontwikkeling van het gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (30195).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb nog één motie. Deze motie gaat over de luchtvervuiling op zee, die veel effect heeft op de luchtkwaliteit in onze steden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) op 17 mei het voorstel van Rusland heeft gesteund om de eerder afgesproken verplichte invoering van katalysatoren per 2016 op zeeschepen met vijf jaar uit te stellen;

overwegende dat hierdoor de datum voor het verplicht stellen van katalysatoren verschuift naar 2021, en dat voorlopers die hebben geïnvesteerd in schonere schepen daardoor worden benadeeld;

overwegende dat zeeschepen zonder katalysator tot 90% meer stikstof uitstoten dan zeeschepen met een dergelijke katalysator, en dat uitstel daarmee van invloed is op de luchtkwaliteit in Nederland;

verzoekt de regering:

  • - zich in IMO-verband aan te sluiten bij landen zoals de Verenigde Staten, die bepleiten dat er vastgehouden wordt aan de oorspronkelijke afspraak om katalysatoren per 2016 te verplichten;

  • - indien het terugdraaien van het Russische vertragingsvoorstel in IMO-verband onhaalbaar blijkt, actief te onderzoeken of in Europees verband of met de andere Noordzeelanden alsnog maatregelen kunnen worden genomen om de stikstofuitstoot van de zeescheepvaart per 2016 sterk terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (30195).

Mevrouw Jacobi en de heer De Graaf hebben aangegeven dat zij geen gebruik willen maken van hun spreektijd.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. We hebben in het AO het rapport besproken over preventie van illegale olielozingen op de Noordzee. We hebben vragen gesteld over de inzet van de kustwacht, over het zowel 's nachts als overdag verhogen van de pakkans en over boetes. Op één punt heb ik een concrete toezegging gekregen. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd ons na het zomerreces te informeren over de resultaten van een vergelijkend onderzoek naar boetes in Frankrijk, België en Nederland. Dat wachten we dus netjes af. Over de pakkans en de kustwacht hebben we voldoende gesproken. Om het even samen te vatten, wil ik toch graag een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er sprake is van illegale olielozingen door de doorgaande scheepsvaart op de Noordzee en dat dit milieuschade tot gevolg heeft;

constaterende dat de pakkans gering is;

constaterende dat boetes voor illegale olielozingen voor de Nederlandse kust lager liggen dan in omringende landen;

roept de regering op, de pakkans van overtreders te vergroten, alsmede de boetes voor dergelijke overtredingen te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (30195).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil twee punten aan de orde stellen. Het is goed dat het kabinet gaat bekijken hoe de informatie over cumulatieve natuur- en milieueffecten van activiteiten in het Waddengebied beter kan worden ontsloten. Ik wil dit punt graag met een motie onderstrepen omdat mijn fractie het belangrijk vindt dat er daadwerkelijk een centraal en openbaar overzicht komt, zodat enerzijds de initiatiefnemer zijn aanvraag beter kan onderbouwen en er anderzijds geen effecten over het hoofd worden gezien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door verschillende overheden honderden vergunningen zijn verleend voor activiteiten in het Waddengebied;

constaterende dat er geen centraal overzicht is van de cumulatieve effecten van vergunde activiteiten in het Waddengebied en bij elke aanvraag dit overzicht ad hoc moet worden gemaakt;

overwegende dat van initiatiefnemers wordt verwacht voorafgaand aan de vergunningaanvraag in de passende beoordeling systematisch alle relevante effecten op beschermde natuurwaarden, waaronder cumulatieve effecten van andere projecten of activiteiten, te beschrijven;

overwegende dat door het ontbreken van een centraal overzicht initiatiefnemers veel moeite moeten doen hun aanvraag te onderbouwen en er een groot risico is dat cumulatieve effecten over het hoofd worden gezien;

verzoekt de regering, in samenwerking met de betrokken overheden een centraal en openbaar register te maken van de natuur- en milieueffecten van de verschillende activiteiten in het Waddengebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (30195).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn tweede punt betreft de zoutwinning onder de Waddenzee. Na het AO heb ik nog steeds zorgen over de effecten van de zoutwinning in relatie tot de zandhonger in de Waddenzee. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zandhonger in de Waddenzee toeneemt;

overwegende dat zoutwinning onder de Waddenzee mogelijk Ieidt tot extra zandhonger, terwijl onduidelijk is of de effecten van de zandhonger op de buitendelta's gecompenseerd kunnen worden;

verzoekt de regering, geen vergunning te verlenen voor zoutwinning onder de Waddenzee, zolang onduidelijk is of de effecten van de zandhonger op de buitendelta's en de kusten van Noord-Holland en de Waddeneilanden als gevolg van de zoutwinning in voldoende mate gemitigeerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (30195).

De minister geeft aan behoefte te hebben aan een schorsing van vijf minuten.

De vergadering wordt van 15.53 uur tot 15.58 uur geschorst.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Naar aanleiding van het AO zijn er een aantal moties ingediend. Ik begin daar maar meteen mee. De eerste motie op stuk nr. 33 is van het lid Van Gerven. Hij vraagt om een rijksstructuurvisie Noordzee. Ik vind dat overbodig en ontraad deze motie dus. Dat komt omdat wij een Nationaal Waterplan hebben, waarin de integrale visie op de Noordzee is vastgelegd. Ik stel ook een gebiedsagenda op, ook voor dit gebied. Via de SVIR, die wij onlangs hebben vastgesteld, is het Nationaal Waterplan nu ook een structuurvisie geworden, datgene waarom wordt gevraagd in de motie. In 2015 komt er een nieuw Nationaal Waterplan, waarbij de gebiedsagenda als input dient. Ook dan wordt het weer geactualiseerd. Er is dus een integraal plan dat via de SVIR formeel een structuurvisie geworden is. Ik vind het overbodig om dan nog een aparte structuurvisie te maken. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan kom ik op de motie van Gerven op stuk nr. 34, waarin naar aanleiding van de discussie over de verplichte afgifte in Nederlandse havens wordt verzocht om de afgifte van scheepsgebonden afval, slops en stookolie in zowel Rotterdam als Amsterdam zo eenvoudig en goedkoop mogelijk te faciliteren. Mijn antwoord daarop is dat ik ook deze motie ontraad. Dat komt omdat de EU-richtlijn voorziet in een zo gunstig mogelijk financieel systeem. Het is aan de havens zelf om daar invulling aan te geven. Het is dus geen rijksverantwoordelijkheid om daaraan op die manier invulling te geven. Het belangrijkste van het EU-systeem is dat er transparantie is in de afgifte en de tariefsystemen en dat er harmonisering is van de financieringssystemen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp niet dat er wel een gedeeltelijke plicht bestaat om spullen in te leveren maar niet een volledige. Wij hebben het debat hierover niet voor niets gevoerd. Is het toch niet verstandig om daarin het voortouw te nemen? In Rotterdam wordt immers een heel groot percentage gebunkerd en niet afgeleverd. Als wij dit eens zouden proberen af te spreken in Europees verband, dan zit het meteen in de tarieven en hoeft het geen extra geld te kosten, maar lossen wij wel een groot milieuprobleem op.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Deze discussie hebben wij ook tijdens het AO gevoerd. Op basis van de EU-richtlijn geldt op dit moment een afgifteplicht voor al het scheepsafval in de Europese havens, maar voor bepaalde ladingrestanten geldt dit niet. Ik heb ook aangegeven waarom. Sommige ladingrestanten kunnen nog een economische waarde hebben. Ook komt het voor dat de volgende lading identiek is aan de geloste lading. Daarom is daarvoor in Europees verband expliciet een uitzondering gemaakt. Nogmaals, het zal nooit zo zijn dat alles, inclusief de ladingrestanten, verplicht ingeleverd moet worden. Mijn antwoord is dus hetzelfde als de vorige keer. Het gaat om een gedeelte, maar het is wel een heel groot gedeelte, dat op EU-niveau gerealiseerd is. Voor de individuele havens geldt dat zij zelf de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid hebben om dat zo goed mogelijk in te vullen. Daarboven zitten transparantie-, afgifte- en tariefsystemen, met harmonisering van het financieringssysteem en van de voorwaarden die gelden voor ontheffingen en een uniforme aanpak voor het bepalen of er sprake is van voldoende opslagcapaciteit voor afval aan boord. Het is verder aan de havens om er een zo aantrekkelijk mogelijk systeem van te maken. Dat is geen rijksbeleid. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Van Gerven (SP):

Ik constateer dat de ambitie van de minister op dit punt – laat ik het maar voorzichtig formuleren – niet optimaal is, want zij geeft in haar betoog wel aan dat het kan. Rotterdam zou een grote voorbeeldfunctie kunnen vervullen. Datgene wat niet verplicht aangeleverd hoeft te worden, is vaak het probleem, want dat wordt kennelijk in een aantal gevallen geloosd. Is het toch niet verstandig om dat gat te dichten?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ga niet nog een keer hetzelfde antwoord geven. Er is bewust gediscussieerd op Europees niveau over de ladingrestanten en over de vraag of die ook verplicht afgegeven moeten worden. Daarvoor is niet gekozen, omdat zij een economische waarde vertegenwoordigen en omdat het vaak niet duidelijk is of zij onderdeel zijn van een nieuwe lading of van de oude lading. Er is internationaal bewust voor gekozen om dat niet te doen. Ik ga er in Nederland niet in mijn eentje een ander regime op na houden. Verder ben ik het er ook inhoudelijk niet mee eens. Ook daarom al zou ik er geen ander inhoudelijk regime op na gaan houden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 35, die gaat over het Eems-Dollard-estuarium. Ik vond het complex omdat het tot het domein van Economische Zaken behoort. Ik doe het dus maar even zo en hoop dat ik het dan goed zeg. Ik heb begrepen dat Economische Zaken de trekker is op dit dossier, dat het dit op dit moment ook al aan het doen is en dat het in 2014 wordt opgeleverd. Ik kan dus zeggen, namens Economische Zaken, dat het ondersteuning van beleid is. Ik hoop dat ik het op de goede manier heb verwoord. Zo niet, dan moet de Kamer daarover de degens nog maar een keer met mij kruisen.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 36.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter, als medeondertekenaar ...

De voorzitter:

Ja, mevrouw Jacobi, u hebt u ingeschreven, dus het mag.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik ben medeondertekenaar van de motie en weet veel van de historie van het integraal managementplan. Het stond altijd onder de bezielende leiding van eerst minister Verburg en toen staatssecretaris Bleker. Het lijkt mij dat dan eerder de staatssecretaris voor natuur en de bewindspersoon voor het Waddengebied – de afgelopen jaren was dat de heer Atsma – samen de verantwoordelijkheid hebben voor het integraal managementplan. De heer Bleker heeft in de vorige periode toegezegd dat het in dit voorjaar zou komen. Het lijkt me wel heel erg laat als het 2014 gaat worden. Is het voor ons niet verstandiger om aan de verantwoordelijke staatssecretaris, vermoedelijk Dijksma, schriftelijk na te vragen hoe het precies zit?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Graag, want ik sta hier te antwoorden voor een collega. Ik geef alleen aan dat ik heb begrepen dat EZ de trekker is. Dat wordt nu ook bevestigd door mevrouw Jacobi. Het zou dus mooier zijn geweest als de motie in een debat op het gebied van EZ was ingediend. Ik zal de bewindspersoon van EZ vragen hoe het staat met de oplevering van het gevraagde plan en om de Kamer daarover te berichten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb nog een restvraagje. Ook al zou Economische Zaken trekker zijn, dan kan het toch niet zo zijn dat deze minister, als verantwoordelijk minister voor het Waddengebied, daar in het geheel geen betrokkenheid bij zou hebben?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ons ministerie houdt zich ook met de Wadden bezig en ongetwijfeld zal het er dus ook bemoeienis mee hebben. Het gaat echter even om het trekkerschap en om wie er op dit moment mee bezig is. Ik heb begrepen dat EZ dit trekt. Ik heb ook begrepen dat het in 2014 moet worden opgeleverd. De vraag van mevrouw Jacobi is een nadere vraag, namelijk waarom het niet eerder wordt opgeleverd aangezien de heer Bleker daarvoor kennelijk ooit een andere datum heeft genoemd. Ik zal die informatie opvragen en aan de Kamer doen toekomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kijk even met een schuine blik naar mevrouw Jacobi. Ik stel voor dat we deze motie aanhouden totdat we die informatie hebben ontvangen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (30195, nr. 35) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 36 van het lid Van Veldhoven over de aanpak van stikstofvervuiling door de scheepvaart. Ze verzoekt de regering om zich in IMO-verband aan te sluiten bij landen die geen uitstel willen van de katalysator op schepen. Inmiddels is met een aantal landen afgesproken om te bezien of het IMO-principebesluit om de invoering van de strengere stikstofnormen uit te stellen tot 2016, nog kan worden tegengehouden. Nederland zit daarbij. Ik beschouw deze motie dus als ondersteuning van beleid. Ik kan ook zeggen: ze is overbodig, want we doen het al. Ik laat het aan mevrouw Van Veldhoven om haar dan alsnog in te dienen of niet.

Ik kom bij de door de fracties van de VVD en de PvdA ingediende motie op stuk nr. 37, die gaat over het boeteregime en de pakkans voor olielozingen. Wat betreft de verhoging van de pakkans is het uit het oogpunt van effectiviteit van belang om het samen te doen met de ons omringende Noordzeelanden. Deze week vindt er al een overleg plaats. Ik zal daarbij aan de orde stellen welke mogelijkheden aangegrepen of onderzocht kunnen worden om ook 's nachts effectiever te kunnen optreden. Handhaven moet technisch en juridisch haalbaar en kosteneffectief zijn. Het boeteregime is onderdeel van de portefeuille van mijn collega van Veiligheid en Justitie. Tijdens het AO is reeds toegezegd dat er een vergelijkend onderzoek zal worden uitgevoerd naar het boeteregime in Frankrijk, België en Nederland. De minister zal na het zomerreces aangeven wat de conclusies van dat onderzoek zijn en welke maatregelen het beste kunnen worden genomen. Daarbij zal ook worden ingegaan op de aanpak van recidive en de mogelijkheden tot het opleggen van een havenverbod. Ik beschouw de motie daarom als ondersteuning van het regeringsbeleid.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van Veldhoven bij de interruptiemicrofoon, maar het is niet gebruikelijk om vragen te stellen over moties die door anderen zijn ingediend.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister vroeg mij daarnet om zelf te overwegen wat ik met mijn motie op stuk nr. 36 wilde doen na haar oordeel. Ik wil daarover een verduidelijkende vraag stellen.

De voorzitter:

Laten wij dat doen op het moment dat de minister alle moties heeft behandeld.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Goed.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ben inmiddels aangeland bij de motie op stuk nr. 38 van mevrouw Dik. Daarin wordt de regering gevraagd, in samenwerking met de betrokken overheden een centraal en openbaar register te maken van de natuur- en milieueffecten van de verschillende activiteiten in het Waddengebied. Ik ontraad deze motie, omdat het Regiecollege Waddengebied deze taak heeft gekregen. Ik wil niet dat de regering deze taak op zich neemt.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Dik op stuk nr. 39, waarin de regering wordt gevraagd, geen vergunning te verlenen voor zoutwinning onder de Waddenzee zolang onduidelijk is wat de effecten zijn. Ik ontraad de motie omdat de staatssecretaris van EZ, die hiervoor de trekker is, de Kamer hierover wil informeren. Zij geeft aan dat zij alleen vergunningen voor zoutwinning verleent als aan alle voorwaarden is voldaan. Dit betreft een ander dossier op een andere plek. Ik ontraad de motie.

De voorzitter:

Dan komen wij nu terug op de motie op stuk nr. 36.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Er staan twee verzoeken in die motie. De minister heeft duidelijk gezegd dat zij voldoet aan het eerste verzoek. Op dat punt is de motie dus niet nodig. Er staat echter een tweede verzoek in de motie. Als de minister ook daarop een toezegging doet, dan trek ik de motie in.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb inderdaad in eerste instantie niet gereageerd op het tweede punt. Mijn primaire reactie is dat ik vind dat wij dit soort dingen in IMO-verband moeten doen. Er moet sprake zijn van een level playing field. Dat betekent dat je niet in eerste instantie moet gaan bekijken of je in Europees verband of met een aantal Noordzeelanden kunt kiezen voor een andere invulling. Het is mogelijk dat je daar ooit een keer op uitkomt, maar ik wil dat niet bij voorbaat toezeggen. Je moet namelijk weten wat de internationale gevolgen zijn voor de scheepvaart en of die onze concurrentiepositie heel erg nadelig beïnvloeden. Ik kan dus geen toezegging doen op het tweede punt van de motie van mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan handhaaf ik mijn motie om haar in stemming te laten komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar beantwoording. Wij stemmen volgende week dinsdag over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven