6 Vragenuur

Vragen van het lid Van Meenen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat kostbare plannen van de KNAW het einde van het NIOD zouden betekenen.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. De toekomst van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies staat op het spel. Het is een nationaal en internationaal gerenommeerd instituut met vooraanstaande wetenschappers en een zeer belangrijke collectie. Uiteraard begon het na de Tweede Wereldoorlog, ook met onderzoek daarnaar. Daarna was er onder andere onderzoek naar de val van Srebrenica. Er werd medewerking verleend aan het onderzoek naar de politieke steun van Nederland aan de oorlog in Irak. Het NIOD kreeg opdracht van het ministerie van VWS om de resultaten van het door dit ministerie gefinancierde programma Erfgoed van de Oorlog te beheren en toegankelijk te maken voor een breed publiek. Ook is het instituut betrokken bij het onderzoek naar onze geschiedenis in Nederlands-Indië, dat aan de vooravond staat van zijn start. Dat onderzoek is genaamd: Van Indië tot Indonesië. Ook internationaal was het NIOD coördinator bij het tot stand brengen van digitale toegang tot de Holocaustarchieven in heel Europa, Israël en de Verenigde Staten. Met het NIOD durft Nederland te kijken naar de zwarte randen van zijn geschiedenis. Het is uniek, ligt midden in Amsterdam en is voor iedereen toegankelijk.

Er zijn nu grote zorgen over de zelfstandige positie van het NIOD. Mijn telefoon en mailbox overstroomden de afgelopen dagen met berichten. Zojuist trok het Nederlands Auschwitz Comité nog aan de bel, want het NIOD dreigt te worden samengevoegd met een aantal andere instituten in een zogeheten Humanities Centre. Daarbij worden onderzoekers en hun collectie van elkaar gescheiden. In de ogen van mijn fractie is dit een zeer beheersmatige benadering, een managersbenadering in plaats van een wetenschappelijke benadering. Ik vraag de staatssecretaris of hij mij kan vertellen of deze berichtgeving klopt. Kan hij mij vertellen hoe hij aankijkt tegen dit idee ten aanzien van de gerenommeerde naam en positie van het NIOD? Geven wij die op? Waarom valt het NIOD eigenlijk onder de KNAW? Hoe kijkt de staatssecretaris naar het voorstel om wetenschappers en hun collecties te scheiden?

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik begrijp de zorg van de heer Van Meenen heel goed als hij zich zorgen maakt over de zelfstandige en onafhankelijke positie van het NIOD. Laat ik direct voor alle duidelijkheid een misverstand uit de wereld helpen. Het NIOD wordt niet opgeheven. De identiteit van het instituut blijft bestaan. Dat geldt ook voor de wetenschappelijke autonomie van het instituut. Het gaat om een plan van de KNAW, dat overigens niet bedacht is door managers, maar door de grootste topwetenschappers die wij in Nederland kennen. Robbert Dijkgraaf heeft dit plan destijds als voorzitter van de KNAW met zijn bestuur, waarin ook een hoop wetenschappers zitten, bedacht en voorgelegd aan de instituten voor geesteswetenschappen om juist een impuls te bieden aan de geesteswetenschappen.

Het gaat nu om zeven instituten die los van elkaar functioneren. Wat zou er mooier zijn dan om die instituten meer bij elkaar te brengen en hun collecties meer bij elkaar te brengen? Dat is wat het plan behelst. De kosten daarvan, een bedrag van zo'n 15 miljoen, is een extra investering in de geesteswetenschappen om ervoor te zorgen dat die ook op internationaal niveau blijven meedraaien. Laat ik een voorbeeld geven. Een van de dingen waarin Nederland achterloopt, bijvoorbeeld ten opzichte van landen als Engeland en Duitsland, is het digitaliseren van collecties. Dat is heel belangrijk voor onderzoekers, maar ook voor het publiek en voor onderzoekers wereldwijd. We hebben al vaker gesproken over bijvoorbeeld Open Access, het belang dat datgene wat met publieke middelen is gefinancierd, ook publiek toegankelijk is voor een grote groep. Momenteel is slechts 3% van de collectie van het NIOD gedigitaliseerd. Als je dat met een aantal andere instituten in de geesteswetenschappen gezamenlijk zou oppakken, door die collecties meer samen te brengen en de expertise op dat terrein meer bijeen te brengen, dan kun je echt een slag maken. Daarmee wordt de publieksfunctie van het NIOD niet slechter, alleen maar beter.

De heer Van Meenen (D66):

Publieke toegankelijkheid is niet alleen digitale toegankelijkheid. Het is ook de heel tastbare toegankelijkheid, met name van collecties uit bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog. Dat moet heel zichtbaar blijven. Dat kun je niet alleen maar digitaal doen.

De staatssecretaris stelt dat het een idee van de wetenschappers is. Daarbij refereert hij ongetwijfeld aan het feit dat de KNAW een academie van wetenschappers is. Dat is natuurlijk ook zo. Toevallig ken ik de vorige drie voorzitters persoonlijk. Eén van hen heb ik dit weekend nog gesproken. Ja, er wordt wel "Zo!" geroepen, maar het is niet anders. Daardoor win je natuurlijk ook zo'n geschiedenisquiz, maar dat terzijde. Hier wreekt zich het feit dat er een academie voor wetenschappers is. We hebben hier te maken met een beheersmatige maatregel. Wat de staatssecretaris daar ook over zegt, hij moet dat niet uit het oog verliezen. Juist de wetenschappers, en ook gerenommeerde instituten om de KNAW heen, wijzen met enorm veel passie op de noodzaak van het voortbestaan van het NIOD als zelfstandig instituut en niet als onderdeel van het Humanities Centre. Ziet de staatssecretaris van die kant nog enige bemoeienis hiermee? Hij geeft enkele garanties. Juist die garanties wil mijn fractie inderdaad horen. Er moet een zelfstandige herkenbaarheid van het NIOD blijven. Het mag niet zo zijn dat die collecties alleen nog maar voor wetenschappers of alleen nog maar digitaal toegankelijk zijn. Ze moeten echt tastbaar toegankelijk blijven voor het publiek.

Mijn laatste vraag is deze: wat betekent dit voor de internationale beeldvorming van ons land? Als een van de weinige landen in de wereld durven wij te kijken naar onze zwarte randen. Is deze beweging niet een signaal dat we daar langzaam afstand van willen nemen?

Staatssecretaris Dekker:

Ik deel de stelling van de heer Van Meenen dat het belangrijk is dat collecties niet alleen maar digitaal of alleen maar voor wetenschappers beschikbaar zijn, maar juist ook voor het publiek. De plannen van de KNAW zijn er juist ook voor bedoeld om dat te doen. Er zijn nu zeven afzonderlijke collecties, bij zeven instituten, dus vrij versnipperd. Door die samen te brengen, ook op één plek, ontstaan er veel meer mogelijkheden om de publieke toegankelijkheid daarvan te vergroten. Ik kan verwijzen naar de strategische contourennota van de KNAW, waarin dit, ook in die woorden, goed beschreven en uitgelegd staat. Dat is de achterliggende idee, de bedoeling. Daarom ook heeft mijn voorganger, Halbe Zijlstra, destijds gezegd dat hij zich in die plannen kan vinden. Daarnaast is meer en betere samenwerking tussen deze instituten voor geesteswetenschappen ervoor bedoeld om ook internationaal gezien goed mee te kunnen blijven draaien. Dat betekent niet dat het NIOD opgaat in een groter geheel of dat er één grote organisatie voor geesteswetenschappen ontstaat. Het blijven instituten met elk een eigen identiteit en met een eigen aansturing. Maar door samenbrengen van die wetenschappers – dat zie je ook in landen als Engeland en Duitsland – ontstaan nieuwe en bredere vraagstellingen. Er ontstaan ook mogelijkheden als je collecties meer digitaliseert. Ik denk aan de belangrijke ontwikkeling in de geesteswetenschappen van de eHumanities. Daarin wordt op een andere manier met documenten omgegaan. Er wordt meer aan datamining gedaan. Dat levert belangrijke bevindingen op, ook in de internationale wetenschappelijke journals. Het is op dit moment niet mogelijk, maar straks ontstaan kansen om het wel te doen.

De heer Bosma (PVV):

Het NIOD is natuurlijk een gezaghebbend instituut dat al heel lang heel goed werk doet. Laten wij hopen dat het behouden blijft. Recentelijk heeft het NIOD een bijeenkomst georganiseerd en betaald – betaald met belastinggeld – waarin mijn partij, de Partij voor de Vrijheid, in verband werd gebracht met het nationaal-socialisme. Dat is natuurlijk bizar. Is het een taak van het NIOD om partijen in verband te brengen met het nationaal-socialisme? Daar betalen wij toch geen belasting voor? Het NIOD is toch geen partijpolitieke organisatie?

Staatssecretaris Dekker:

Ik ken het geval dat de heer Bosman aandraagt niet.

De voorzitter:

De heer Bosma.

Staatssecretaris Dekker:

De heer Bosma, sorry. Het is in het algemeen goed als men in wetenschappelijke instituten bezig is met empirische wetenschap. Dat is uiteindelijk waar wij instituten voor betalen.

De heer Bosma (PVV):

Ik ben blij met dit antwoord. De staatssecretaris keurt het partijpolitieke gedrag van het NIOD dus af. Ik ben daar heel blij mee, want het NIOD is een instituut met gezag en moet niet ons belastinggeld gebruiken om één partij in verband te brengen met het nationaal-socialisme, en zeker niet een partij die juist gekant is tegen elke vorm van socialisme, zoals de PVV.

De heer Bisschop (SGP):

Als het NIOD niet bestond, dan zou het moeten worden opgericht. Ik neem aan dat de staatssecretaris dat met mij eens is. Dat gezegd zijnde, vraag ik mij af hoe hij een gloedvol pleidooi kan houden om het NIOD te integreren in een veel groter instituut, terwijl de betekenisvolle taak van het NIOD, namelijk onderzoek doen naar oorlog, oorlogsmisdaden en genocide – ik denk ook aan de Armeense genocide en aan de Holocaust, die in toenemende mate in ons land lijkt te worden ontkend – alleen maar betekenisvoller wordt. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dat eigenlijk een beetje op gespannen voet met elkaar staat?

Staatssecretaris Dekker:

Ik ben dat niet met de heer Bisschop eens, met name omdat het NIOD niet wordt opgeheven. Het NIOD verdwijnt niet en gaat niet op in een grotere organisatie. Het achterliggende idee van dit plan is om de onderzoekers van de zeven organisaties die alle zeven actief zijn op het vlak van de geesteswetenschappen, meer bijeen te brengen. Nu is het vrij versnipperd: het zijn zeven losse organisaties die alle hun ding doen. Op zich is dat best goed, maar als je internationaal wilt blijven meedraaien en als je ook wat wilt doen aan die publieke toegankelijkheid waar ook de heer Van Meenen zo veel belang aan hecht, dan is het soms goed om het samen te brengen. Dat is uiteindelijk de driver van dit plan.

De voorzitter:

Ik dank de heer Van Meenen voor het stellen van de vragen en ik dank de staatssecretaris voor zijn komst. Daarmee is een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur.

Naar boven