7 Vragenuur

Vragen van het lid Dibi aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het stopzetten van de subsidie aan het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden (NiNsee).

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen zondag vond de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij plaats: Keti Koti, in het Oosterpark in Amsterdam. Op 1 juli 1863, 149 jaar geleden, werd in de Nederlandse koloniën de slavernij afgeschaft; een van de laatste in de wereld. Onze Voorzitter, de burgemeester van Amsterdam en onze premier waren bij de herdenking aanwezig. Dat is een belangrijk signaal als erkenning voor een zwarte bladzijde in onze vaderlandse geschiedenis. Het is ook een belangrijk signaal omdat de premier vorig jaar om dubieuze redenen ontbrak.

Het is goed om bij de herdenking aanwezig te zijn, niet alleen om achteruit te kijken en te verwerken, maar ook om de alledaagse realiteit onder ogen te zien. Die alledaagse realiteit liegt er namelijk niet om. Er zijn nog steeds seksslaven in de Arabische wereld. Ik noem de Filippijnse werksters in Qatar. Er zijn kindslaven in Azië en Afrika, die veel producten vervaardigen die wij gebruiken. Ook dichter bij huis komt het voor. Naar schatting worden in Nederland jaarlijks enkele duizenden mensen tot moderne slavernij gedwongen. Dit zijn niet alleen vrouwen in de seksindustrie, ook in de horeca, de bouw, de tuinbouw en de huishoudelijke sector gebeurt dit. Vanwege deze alledaagse realiteit is het van groot belang om jaarlijks stil te staan bij ons slavernijverleden. En op dit punt ligt de crux van mijn vragen aan de staatssecretaris.

De financiering van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden (NiNsee), het kennisinstituut dat ons aan de slavernij moet blijven herinneren, wordt beëindigd. Het schijnt dat de premier in het Oosterpark bij een boordje bapao heeft gezegd dat dit misschien niet zo zou zijn. Heeft de premier tijdens de herdenking een opening geboden? Op zich zou dat mooi zijn, want van de jonge generatie nieuwe Nederlanders weten velen niet meer zo goed wat er in het verleden is gebeurd. Of gaan we echt stoppen met het herdenken van ons slavernijverleden? Dat zou zonde zijn, want volgend jaar is de afschaffing namelijk 150 jaar geleden.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Ik ben het met de heer Dibi eens dat de aanwezigheid bij de herdenking van een lid van het kabinet, in dit geval de premier, een belangrijk signaal is. Het is overigens niet zo dat de premier vorig jaar om dubieuze redenen ontbrak. Hij was niet eens uitgenodigd. Men had mij uitgenodigd, maar ik kon op het laatste moment niet omdat ik in de ministerraad moest verschijnen. De Voorzitter van de Kamer heeft toen die taak welwillend overgenomen. Er moet nu niet het beeld geschetst worden dat er toen sprake was van "dubieuze redenen".

Heeft de premier een opening geboden voor het jaarlijks herdenken? Ja, op dat punt wel, al was dat niet nodig vanwege het simpele feit dat het kabinet nooit heeft gezegd dat het zal stoppen met het jaarlijks stilstaan bij het slavernijverleden. Daar gaan we gewoon mee door. We stoppen wel met de subsidie voor NiNsee. De Raad voor Cultuur heeft namelijk aangegeven dat dit geen cultureel instituut is en daarom ook niet vanuit culturele middelen gesubsidieerd moet worden. De KNAW heeft geconstateerd dat het NiNsee onvoldoende wetenschappelijke kwaliteit heeft om onder de wetenschapsbudgetten te vallen. Daarom stoppen we met de financiering. We stoppen met de financiering van alle eenjarige instellingen binnen het subsidiekader cultuur. Daar valt ook het NiNsee onder.

We gaan wel door met de jaarlijkse herdenking bij het monument. Daar heb ik vanmiddag nog overleg over met de gemeente Amsterdam. We zullen ook, zoals ik de Kamer eerder al heb toegezegd, volgend jaar in het kader van 150 jaar slavernijverleden gewoon financiële middelen ter beschikking stellen voor een goede, duidelijke en ordentelijke viering van dit memorabele moment in de geschiedenis.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Die schept iets meer duidelijkheid, maar nog niet voldoende. Het schijnt dat de premier afgelopen zondag iets anders heeft gezegd dan de staatssecretaris nu zegt. Toen hij aangegrepen werd door een aantal Surinaamse en Antilliaanse dames, misschien op een ietwat pittige manier, zei hij: ik ga mijn best doen om het NiNsee te behouden. Wie moet ik nu geloven? De premier die tegen die Surinaamse en Antilliaanse dames sprak of de staatssecretaris die vandaag hier spreekt?

De staatssecretaris zegt dat hij financiële middelen ter beschikking zal stellen om ook volgend jaar nog te kunnen blijven herdenken. Aan wie worden die middelen gegeven? Is dat ook het NiNsee? Of wordt dat beëindigd en is dat hiermee einde verhaal?

Staatssecretaris Zijlstra:

De eerste vraag is wat de premier tegen een aantal Antilliaanse dames zou hebben gezegd. Geen idee! Maar ook gezien wat de premier in zijn speech en bij andere gelegenheden heeft uitgedragen, kan ik mij niet voorstellen dat hij heeft gezegd wat de heer Dibi heeft aangegeven. De premier heeft mij gezegd dat het niet zo is. Dit lijkt mij een enorme als-dandiscussie waarbij de heer Dibi volgens mij nu vooral een hoop rook probeert te creëren. De tweede vraag gaat over de herdenking. Die gaat door en staat los van het subsidiëren van het NiNsee. Daarover heb ik vanmiddag een gesprek met de gemeente Amsterdam. Er is een monument en dat zal er gewoon blijven. Tezamen met de gemeente Amsterdam zoekt OCW naar een ordentelijke toekomstvisie op het gebied van de herdenking bij het monument. Maar nogmaals, dat is wat anders dan subsidiëring van het NiNsee. Die stopt, zoals de Kamer eind juni vorig jaar ook in meerderheid besloten.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat is heel jammer, want het kennisinstituut probeert belangrijk historisch besef te bewaren in Nederland. Maar laat ik iets anders zeggen. Ik houd er niet van als politici op het moment dat ze voor grote menigten staan en het heet onder hun voeten wordt, andere dingen zeggen dan hier in de Kamer. De staatssecretaris zegt dat de subsidie stopt. Verschillende mensen hebben echter gezegd dat zij hoop hebben geput uit de woorden van de premier. Hij zou hebben gezegd dat hij alles zal doen om het NiNsee te behouden. Misschien moet de staatssecretaris nog met de premier overleggen en kijken of dit het officiële kabinetsstandpunt is of niet.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik ben heel blij dat de heer Dibi het uitgangspunt voor zichzelf neerlegt dat hij voor een grote menigte hetzelfde zal zeggen als voor kleine gezelschappen. Dat lijkt mij een goede zaak. De premier heeft uitgesproken dat hij zich zal inzetten voor het voortzetten van de jaarlijkse herdenking. Dat is volledig in overeenstemming met het al eerder ingenomen kabinetsstandpunt. Dus ook hierbij is geen sprake van onduidelijkheid, rook of andere zaken die worden gesuggereerd.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ik constateer dat de staatssecretaris net heeft gezegd dat het NiNsee noch cultuur, noch wetenschap is. Het treft, want deze staatssecretaris is van beide. Als het NiNsee tussen wal en schip terecht zou komen, kan deze staatssecretaris de brug zijn. Aangezien er ook een brief uit maart 2012 ligt van een aantal oud-bewindspersonen, waar ook een bewindspersoon van VVD-huize haar handtekening onder heeft gezet, zou ik toch heel graag van de staatssecretaris willen horen of hij alsnog die brug wil zijn om het NiNSee zowel het wetenschappelijke als het culturele te laten zijn. Ons slavernijverleden mogen wij namelijk nooit vergeten!

Staatssecretaris Zijlstra:

Met die laatste zin ben ik het zeer eens. Dat vereist echter niet dat we een instituut als het NiNsee blijven subsidiëren. Dat is ook de strekking van het kabinetsbeleid op dat punt geweest. Daarover hebben we vorig jaar in de debatten rond de culturele subsidies uitgebreid van gedachten gewisseld. Daar stoppen wij ook mee. Wij stoppen met alle eenjarige subsidies – dat geldt ook voor het Sint-Hubertus, voor de Nieuwe Kerk en voor een aantal andere instellingen – want ze passen niet meer in het nieuwe cultuurstelsel. De Raad voor Cultuur heeft geconstateerd dat het NiNsee onvoldoende cultuur is. Vervolgens hebben we samen met het NiNsee gekeken of er een wetenschappelijke plaats is voor het instituut binnen de KNAW. De conclusie was dat dit ook niet het geval is. Als het noch cultuur, noch wetenschap is, valt het beide keren niet onder mijn verantwoordelijkheid. Dat houdt niet in dat ik het overboord gooi naar een ander kabinetslid. Nee, het houdt in dat het NiNsee onvoldoende rechtvaardiging in zich heeft om voor rijkssubsidiëring in aanmerking te komen. Dat is de bottomline en daarom stoppen we ermee.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Anders dan de heer Dibi heb ik de premier luid en duidelijk horen zeggen dat hij daar met lege handen stond. Ik zie inderdaad ook geen rook. Het belang is overduidelijk; dat onderschrijven wij beiden. Het herdenken van het slavernijverleden is een heel belangrijke passage uit onze geschiedenis. De staatssecretaris heeft een aantal keren gerefereerd aan de herdenking die op stapel staat in het kader van de 150 jaar en heeft gezegd: daar gaan we mee aan de slag. Is dit inderdaad al zeker? Moeten er daarvoor aanvragen ingediend worden bij diverse fondsen of doet de staatssecretaris nu een concrete toezegging?

Staatssecretaris Zijlstra:

Dit is een uitstekende vraag. Wij hebben aangegeven dat er geoormerkt geld klaarstaat bij het Mondriaan Fonds voor een goede viering van 150 jaar slavernijverleden. Tot op de dag van vandaag hebben wij daar geen aanvraag voor voorbij zien komen. Als men dit wil doen, vereist dit wel dat men het aanvraagt. Het geld daarvoor is gereserveerd. Dat heb ik vorig jaar in het debat met de Kamer aangegeven. Dat is nog steeds zo, want het kabinet vindt het zeer belangrijk dat wij volgend jaar uitgebreid stilstaan bij dit belangrijke moment in de geschiedenis, namelijk het stopzetten van slavernij. Slavernij doet immers de positie van elk individu ontzettend onrecht aan.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Hij zal nog even bij ons blijven.

Naar boven