39 Focusbrief ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 juni 2011 over de Focusbrief ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik dien vijf moties in namens de fractie van de PvdA.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van plan is de ontwikkelingssamenwerking met Burkina Faso te beëindigen;

constaterende dat ook andere landen overwegen de hulprelatie met Burkina Faso te verbreken dan wel af te bouwen;

constaterende dat Burkina Faso niet zelfstandig in staat is, de nu lopende projecten over te nemen;

constaterende dat Nederland zich gecommitteerd heeft aan het behalen van de Millennium Development Goals (MDG's);

overwegende dat onder de huidige omstandigheden het risico aanwezig is dat de beëindiging dan wel afbouw van ontwikkelingshulp gaat leiden tot kapitaalvernietiging;

verzoekt de regering, de ontwikkelingsrelatie met Burkina Faso niet te beëindigen voordat er een goede overdracht heeft plaatsgevonden van de lopende programma's, waardoor het MDG-traject geen gevaar loopt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet de komende jaren streeft naar een strategische uitbreiding en schaalvergroting van het aantal publiek-private partnerschappen (PPP's);

constaterende dat de hernieuwde OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen duidelijk maken wat de Nederlandse overheid van alle bedrijven in het buitenland verwacht op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen;

constaterende dat er een nieuwe, wereldwijde richtlijn voor maatschappelijk verantwoord ondernemen is, te weten ISO 26000, welke is opgesteld via een wereldwijd multistakeholderproces en MVO-uitganspunten bevat waarover wereldwijd een brede consensus bestaat;

van mening dat bij het aangaan van een PPP maatschappelijk verantwoord ondernemen het uitgangspunt moet zijn bij de bedrijfsvoering en de overheid moet toezien op de naleving van dit uitgangspunt;

verzoekt de regering, bij de bestaande PPP's en bij nieuwe PPP's te verplichten dat de hernieuwde OESO-richtlijnen worden toegepast en dat toepassing van ISO 26000 met een zelfverklaring daarover (volgens NPR 9026 van het NEN) daartoe een geëigend middel is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de thema's voedselzekerheid en water tot speerpunten van het Nederlands ontwikkelingsbeleid wil maken;

constaterende dat de regering het Nederlandse bedrijfsleven wil betrekken bij de formulering en uitwerking van beleid en de hulpmiddelen die via het bedrijfsleven worden uitgegeven te intensiveren;

overwegende dat ontwikkelingssamenwerking op de gebieden van voedselzekerheid en water, duurzame armoedebestrijding tot voornaamste doel heeft en dat het bereiken van gemarginaliseerde groepen in arme regio's de meest directe en effectieve weg is om dit doel op de gebieden van voedselzekerheid en water te bereiken;

verzoekt de regering, als criteria bij ontwikkelingsbeleid dat door, of in samenwerking met, het bedrijfsleven wordt uitgevoerd op de gebieden van voedselzekerheid en water, het doel van duurzame armoedebestrijding en het bereiken van gemarginaliseerde groepen op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering de bilaterale ontwikkelingsrelatie met de Democratische Republiek Congo wil beëindigen;

overwegende dat de situatie in Congo van grote invloed is op de omringende landen waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie blijft onderhouden;

overwegende dat het bevorderen van een sterk maatschappelijk middenveld kan bijdragen aan de ontwikkeling van het land en de Nederlandse ambassade bij uitstek geschikt is om contacten van de Nederlandse overheid met het Congolese maatschappelijk middenveld te onderhouden;

verzoekt de regering, een door de ambassade te beheren fonds van 3 mln. op te richten dat tot doel heeft maatschappelijke organisaties financieel te (blijven) ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met een aantal partnerlanden wil beëindigen;

overwegende dat uitfasering is gebaat bij heldere en zakelijke afspraken met ontvangende landen, heldere communicatie, het rekening houden met stakeholders en de institutionele capaciteit van ontvangende landen, het respecteren van juridische verplichtingen en gedane toezeggingen en realistische planningen die betrokkenheid van overheden van ontvangende landen mogelijk maken;

overwegende dat zij omwille van haar controlerende taak hecht aan afrekenbare doelstellingen;

verzoekt de regering, niet aan uitfasering van hulp te beginnen voordat er per land afzonderlijke, heldere, exitstrategieën zijn geformuleerd die realistische tijdpaden schetsen en zo veel mogelijk concrete afspraken met partnerlanden bevatten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (32605).

De heer Driessen (PVV):

Voorzitter, twee moties van de Partij voor de Vrijheid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Indonesische economie de achttiende ter wereld is;

constaterende dat de Indonesische economie groter is dan die van België, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Zwitserland en Oostenrijk;

constaterende dat Indonesië deel uitmaakt van de G20;

verzoekt de regering, Indonesië als partnerland te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Palestijnse Autoriteit terrorisme verheerlijkt;

verzoekt de regering, de hulp aan de Palestijnse Autoriteit te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (32605).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter, drie moties van GroenLinks.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal partnerlanden wordt teruggebracht tot vijftien, waardoor een aantal landen in regio's zoals het Grote Merengebied en Zuid-Azië van de lijst afvallen;

overwegende dat veel problematiek, bijvoorbeeld op het gebied van milieu, water, landrechten en veiligheid grensoverschrijdend is en daardoor een regionale aanpak vereist;

verzoekt de regering, tijdens en na de uitfasering uit verschillende buurlanden van partnerlanden een regionale aanpak te blijven nastreven, waarbij voldoende middelen beschikbaar blijven voor grensoverschrijdende problematiek, ook in landen die niet meer op de landenlijst staan zoals DR Congo en Pakistan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed, Dikkers en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat water een van de speerpunten is van het Nederlands ontwikkelingsbeleid;

overwegende dat waterinfrastructuurprojecten waar door multilaterale instellingen in wordt geïnvesteerd, of die via publiek-private partnerschappen van de grond komen, grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu en de lokale bevolking;

verzoekt de regering om tijdens de besluitvorming over financiering van multilaterale instellingen en het bedrijfsleven voor waterinfrastructuurprojecten heldere voorwaarden te stellen op het gebied van milieuproblematiek en de gevolgen voor de lokale bevolking;

verzoekt de regering, de Kamer hier voor de begrotingsbehandeling over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat DR Congo binnenkort geen partnerland van Nederland meer is;

overwegende dat Nederland als donor in DR Congo voorloper is met een specifieke en unieke genderaanpak;

verzoekt de regering, ondanks de uitfasering in DR Congo, het genderbudget niet af te bouwen en de unieke aanpak voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (32605).

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. D66 vraagt aandacht voor drie zaken. Ik heb een motie over gender ingediend. Deze houd ik aan vanwege de toezegging dat we een genderbrief zullen krijgen. Over seksuele reproductieve gezondheid en rechten dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid vier speerpunten kent: veiligheid en rechtsorde, voedselzekerheid, water en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR);

constaterende dat deze thema's leidend zullen zijn voor de Nederlandse inzet voor de komende jaren;

constaterende dat ambassades in partnerlanden een cruciale rol spelen in de ontwikkeling en implementatie van de meerjarige landenstrategieën;

overwegende dat Nederland op alle prioriteiten een meerwaarde kan bieden;

overwegende dat met name seksuele en reproductieve gezondheid en rechten een controversieel onderwerp is, waarbij Nederland jarenlang een vooruitstrevende en standvastige positie heeft ingenomen;

verzoekt de regering, vanuit het departement voor alle vier prioriteiten ondersteuning aan te bieden bij het opstellen van de meerjarige strategische plannen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (32605).

Mevrouw Hachchi (D66):

Mijn laatste motie gaat over het SER-advies en de globaliseringsstrategie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Sociaal-Economische Raad binnenkort zal adviseren over de vraag op welke wijze samenwerking tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid beter kan worden vormgegeven om effectiever bij te dragen aan de implementatie van het nieuwe beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking;

constaterende dat het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid van een interdepartementale globaliseringsstrategie onderzoekt;

constaterende dat het kabinet op dit moment de bezuinigingsoperatie en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid verder doorvoert;

verzoekt de regering, op het moment dat de SER heeft geadviseerd een kabinetsreactie naar de Kamer te sturen met hierin een helder overzicht van de aanbevelingen die het kabinet overneemt en de ruimte die er bestaat voor het implementeren van nieuw beleid, dan wel voor het aanbrengen van accentverschuivingen;

verzoekt de regering tevens, het SER-advies, samen met de eerste monitorrapportage ontwikkelingssamenwerking van de Algemene Rekenkamer, mee te nemen in de globaliseringsstrategie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (32605).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Een aantal punten van onze inbreng heeft de minister wel aangestipt, maar wij hebben daarover een specifieke formulering in een motie gevat, onder andere over kinderarbeid. Daarmee begin ik.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland in partnerlanden eraan bijdraagt dat de bestrijding van kinderarbeid een expliciete plaats in de nationale onderwijsplannen krijgt en dat dit gebeurt door de inzet van ambassades en via het kinderarbeidbestrijdingsprogramma van de ILO;

constaterende dat in dit kader met de ILO een driejarig programma (2010–2013) van 4,7 mln. is getekend in samenhang met de hulpprogramma's van de Nederlandse ambassades in Uganda, Zambia, Mali en Bolivia;

van mening dat daardoor een belangrijke en vernieuwende bijdrage kan worden geleverd aan het integreren van de bestrijding van kinderarbeid in de nationale onderwijsprogramma's en budgetten in die landen;

overwegende dat de regering in de mensenrechtennotitie bestrijding van kinderarbeid als speerpunt heeft benoemd;

verzoekt de regering, de samenwerking met de ILO om via basisonderwijs kinderarbeid te bestrijden niet tussentijds stop te zetten maar het volledige programma 2011–2013 gezamenlijk uit te voeren en tevens ambassades de ruimte te geven om succesvolle onderwijsprojecten ter bestrijding van kinderarbeid voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (32605).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben ook gesproken over het onderwijs en de uitfasering van het onderwijs. Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderwijs een van de basisvoorwaarden is voor economische ontwikkeling en daarom tot op heden een belangrijk speerpunt was in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, en Nederland een van de grote onderwijsdonoren is;

constaterende dat de terugtrekking van Nederland als onderwijsdonor in een aantal landen samenvalt met de terugtrekking van andere donoren en dat dit grote gevolgen heeft voor de onderwijssector in desbetreffende landen, zodat succesvolle resultaten verloren dreigen te gaan;

constaterende dat tot op heden geen concrete oplossingen gevonden zijn in het overleg met andere donoren;

van mening dat het terugtrekken van Nederland als grote onderwijsdonor alleen kan als voor de landen waar Nederland de onderwijssector ondersteunt een oplossing wordt gevonden, in lijn met de principes uit de Paris declaration on aid effectiveness en de Accra agenda for action;

verzoekt de regering, de steun voor onderwijs niet af te bouwen voordat er duidelijk perspectief is op andere vormen van financiering, bijvoorbeeld via andere donoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in een aantal van de beoogde partnerlanden, zoals Jemen, Uganda, Sudan en Afghanistan, de doodstraf staat op bekering, blasfemie, overspel of op homoseksualiteit;

van mening dat het ongewenst is dat Nederland algemene begrotingssteun geeft aan landen waar bekeerlingen of homoseksuelen hun leven niet zeker zijn;

van mening dat hulp aan deze landen alleen gegeven zou moeten worden in de vorm van sectorale steun, met name gericht op hervorming van de justitiële sector;

verzoekt de regering, algemene begrotingssteun aan landen waar de doodstraf staat op bekering, blasfemie, overspel of homoseksualiteit, stop te zetten en slechts in te zetten op sectorale steun,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (32605).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb er nog twee. Ik ga snel lezen. De volgende motie gaat over deskundigheidsbevordering op de ambassades.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal partnerlanden teruggebracht wordt tot vijftien landen;

overwegende dat een beperkt aantal partnerlanden mogelijkheden biedt om expertise op de ambassades in die betreffende landen te versterken door het aanstellen van specialisten die ook echt verstand hebben van ontwikkelingssamenwerking en de gekozen prioriteiten;

verzoekt de regering, in te zetten op vergrote deskundigheid op het terrein van de prioriteiten binnen ontwikkelingssamenwerking op ambassades,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Congo op de een na laatste plaats staat op de human development index van de UNDP 2010 en op de vierde plaats in de failed states index 2011;

overwegende dat een evenwichtig en kansrijk regionaal beleid voor het Grote Merengebied gebaat is bij een bilaterale relatie met belangrijke donoren in de regio, dus met name ook met Congo;

constaterende dat in Rwanda onvoldoende voortgang is geboekt op het gebied van de vrijheid van meningsuiting en democratisering en politieke onafhankelijkheid van de justitiële sector;

verzoekt de regering, het regionale programma aan onder andere Congo te intensiveren en de sectorale steun aan de sector Justitie in Rwanda te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Irrgang en Dijkhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (32605).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wordt ingezet op de afbouw van hulpprogramma's, waaronder onderwijsprogramma's, in landen waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie onderhoudt;

overwegende dat de staatssecretaris ertegen wil waken dat de continuïteit van onderwijsprogramma's ernstig in gevaar komt en behaalde resultaten op dit terrein verdampen;

verzoekt de regering, de beoogde afbouw van hulpprogramma's te laten vergezellen van een zodanige budgetflexibiliteit dat de continuïteit van onderwijsprogramma's niet gefrustreerd wordt en eerder gedane investeringen niet worden verspeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind en Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bevordering van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid een van de speerpunten is van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid;

overwegende dat daarbinnen specifieke aandacht gegeven wordt aan sekswerkers als een kwetsbare groep;

constaterende dat recent verrichte, door de regering gefinancierde pilots in ontwikkelingslanden (amendement-Van der Staaij/Voordewind (31700-V, nr. 27)) die mensen die noodgedwongen of onvrijwillig in de prostitutie werkzaam zijn de mogelijkheid bieden om een alternatief te vinden (de zogenaamde uitstapprogramma's), goede resultaten opgeleverd hebben;

verzoekt de regering, genoemde uitstapprogramma's voor mensen die noodgedwongen of onvrijwillig in de prostitutiesector werkzaam zijn een structurele inbedding te geven in het SRGR beleid;

verzoekt de regering voorts, de partnerlanden met overtuiging bij te staan in het tegengaan van kinderprostitutie en kindermisbruik conform artikel 34 van het Kinderrechtenverdrag en de Kamer te informeren over de wijze waarop zij dit doet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (32605).

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie heeft op twee voor ons zeer aangelegen punten een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en natuurlijke grondstoffen een voorwaarde is voor duurzame economische ontwikkeling en armoedebestrijding en daarmee voor de zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden;

constaterende dat ecosystemen en biodiversiteit ook in ontwikkelingslanden onder steeds grotere druk staan en dat zonder de diensten die zij leveren, zoals watervoorziening, klimaatregulering en een goede bodemgesteldheid, de natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen uitgeput raken;

overwegende dat bossen voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor de levering van deze diensten en producten en dat hun economische waarde daarmee verder reikt dan alleen de productie van hout;

van mening dat economische ontwikkeling en integrale bestrijding van armoede niet mogelijk zijn zonder een samenhangende aanpak voor het beschermen van het milieu en het in stand houden van ecosystemen en biodiversiteit;

van mening dat, gezien de verandering van het klimaat, de noodzakelijke economische groei in ontwikkelingslanden alleen duurzaam gevoed kan worden door hernieuwbare energiebronnen;

verzoekt de regering, milieu en klimaat als dwarsdoorsnijdende thematiek te mainstreamen in de prioriteiten voedselzekerheid en water en de Kamer bij nadere uitwerking daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (32605).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat deze regering de Kamer bij de begroting voor 2012 zal informeren over de manier waarop zal worden geïnvesteerd in kennisopbouw om te komen tot een effectieve kennisinfrastructuur die aansluit bij het nieuwe ontwikkelingsbeleid,

verzoekt de regering, geen stappen te zetten ten aanzien van bestaande kennisinstituten, voordat de Kamer inzicht heeft gekregen in de plannen voor de opbouw van die nieuwe kennisinfrastructuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (32605).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de ingediende moties.

De motie-Dikkers op stuk nr. 26 ontraad ik. De afspraak is dat wij een inspanningsverplichting aangaan en niet een resultaatverplichting.

De motie-Dikkers op stuk nr. 27 over maatschappelijk verantwoord ondernemen beschouw ik als ondersteuning van beleid.

De motie-Dikkers op stuk nr. 28 gaat over het doel van duurzame armoedebestrijding. Als ik deze motie zo kan duiden dat armoedebestrijding niet alleen direct maar ook indirect op deze manier kan gebeuren, laat ik het oordeel daarover graag over aan de Kamer.

De motie-Dikkers/El Fassed op stuk nr. 29, waarin wordt gevraagd om toch een specifiek bilateraal fonds voor Congo in te richten, ontraad ik.

De motie-Dikkers op stuk nr. 30 over de exitstrategieën en de wijze waarop wij deze inrichten, ontraad ik eveneens. Mijn belangrijkste bezwaar is dat wij ons volgens deze motie bij ons exitprogramma geheel afhankelijk maken van andere donoren, waardoor wij de druk om tot arbeidsverdeling te komen, eraf halen.

In de motie-Driessen op stuk nr. 31 wordt gevraagd om geen ontwikkelingsrelatie met Indonesië erop na te houden. Daarover hebben wij eerder gesproken. Deze motie ontraad ik.

De motie-Driessen op stuk nr. 32 over het beëindigen van de ontwikkelingsrelatie met de Palestijnse Autoriteit ontraad ik ook, gegeven de argumenten die wij eerder hebben gewisseld.

Over de inhoud van de motie-El Fassed c.s. op stuk nr. 33 hebben wij eerder gesproken. Eerder heb ik ook al aangegeven dat dit een waardevolle suggestie is. Ik laat het oordeel dus graag aan de Kamer over.

In de motie-El Fassed op stuk nr. 34 gaat het om de milieuproblematiek en de gevolgen voor de lokale bevolking. Deze motie beschouw ik als ondersteuning van beleid.

In de motie-El Fassed op stuk nr. 35 wordt gevraagd om aandacht te blijven besteden aan het genderbudget. Als ik het verzoek in deze motie om het genderbudget niet af te bouwen, zo mag interpreteren dat wordt gevraagd om blijvende aandacht – het kan wat minder zijn, maar het kan ook wat meer zijn, mede afhankelijk van de vraag – en dat het geld hiervoor uit de centrale fondsen en uit het regiofonds komt, wil ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer overlaten.

De motie-Hachchi/Verhoeven op stuk nr. 36 gaat over de reproductieve gezondheid en de stimulans die wij moeten geven om dit in de strategische planning onder te brengen. Deze motie beschouw ik als ondersteuning van beleid.

De motie-Hachchi op stuk nr. 37 over ons commentaar op en het verdisconteren van een aantal zaken die te maken hebben met het SER-advies en het maatschappelijk middenveld, beschouw ik als ondersteuning van beleid.

In de motie-Voordewind op stuk nr. 38 wordt gevraagd om de ILO-programma's tegen kinderarbeid, die worden ontwikkeld op basisscholen, niet tussentijds te stoppen. Als ik de toevoeging zo mag lezen dat wij het, als het gaat om succesvolle onderwijsprojecten, specifiek hebben over het ILO-element kinderarbeid, wil ik deze motie graag als ondersteuning van beleid aanvaarden.

Dan de motie over onderwijs en arbeidsverdeling met als eerste ondertekenaar de heer Voordewind. Ik wil deze motie wederom ontraden. Om arbeidsverdeling te realiseren, hecht ik zeer aan een inspanningsverplichting, maar niet op voorhand aan een resultaatsverplichting om tot deze arbeidsverdeling te komen.

In de motie op stuk nr. 40, met als eerste ondertekenaar de heer Voordewind, wordt verzocht om het stopzetten van algemene begrotingssteun aan landen waar de doodstraf staat op bekering. Wij hebben ons sowieso heel kritisch uitgelaten over algemene begrotingssteun en geven die vanaf volgend jaar nog maar aan één land. Daar waar de verbinding gelegd wordt met de doodstraf op dit specifieke feit, wil ik deze motie ontraden. Wij zijn kritisch over de doodstraf, in elk opzicht en voor alle, al dan niet in wetten verankerde, overtredingen. Wij nemen dat in elk gesprek en in elke dialoog mee, maar in deze vorm ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 41 over deskundigheidsontwikkeling op ambassades. Zowel de tekst als de geest is mij uit het hart gegrepen en ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid.

Ik wil even goed kijken naar de motie op stuk nr. 42, die als eerste is ondertekend door de heer Voordewind. In de discussie die wij gevoerd hebben, heb ik gehoord dat de heer Voordewind veel waarde hecht aan de aandacht voor regionale fondsen en de juiste regionale benadering voor het Grote Merengebied, inclusief, en misschien wel vooral, voor het oostelijk deel van Congo. Ik ben daartoe bereid. Ik neem graag mee dat een zekere matiging in de intensivering in een land als Rwanda, ervoor kan zorgen dat middelen voor het regionale programma vrij gespeeld worden. Ik laat het oordeel hierover graag over aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 43, met als eerste ondertekenaar de heer Van der Staaij, beschouw ik als ondersteuning van het beleid.

De motie op stuk nr. 44, ook van de heer Van der Staaij, gaat over de mogelijkheden voor prostituees om de sector te verlaten. Die motie beschouw ik als ondersteuning van het beleid.

Dan de motie-Ferrier op stuk nr. 45. Deze motie gaat over milieu en klimaat als mainstreamthematiek bij voedselzekerheid en water. Een nadere uitwerking beschouw ik als ondersteuning van het beleid. De laatste motie is de motie van mevrouw Ferrier op stuk nr. 46. Ik wil zeker weten dat wij het over hetzelfde hebben. Een strategische ingreep in kennisinstituten voordat wij een nieuwe strategie hebben ontwikkeld, zou prematuur zijn. Dat gezegd zijnde, hebben wij het afgelopen jaar natuurlijk toch te maken gehad met generieke bezuinigingen. Van die bezuinigen kunnen wij niet een enkele groep uitzonderen, maar dat staat los van de strategische aanvliegroute zoals ik die uit deze motie versta. Begrijp ik dit correct?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Dat is inderdaad wat ik bedoel.

Staatssecretaris Knapen:

Dan hebben wij het over hetzelfde en dan beschouw ik deze motie als ondersteuning van het beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven