44 Waterkwantiteit

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 en 20 juni 2011 over waterkwantiteit.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is de financiering van de aanleg en onderhoud van het Hoogwaterbeschermingsprogramma voor een groot deel in handen te leggen van de waterschappen;

overwegende dat de waterschappen de kosten en risico's zullen doorberekenen in de vorm van waterschapsbelasting;

overwegende dat een grote stijging van de lokale lasten onwenselijk is;

verzoekt de regering, er op toe te zien dat de waterschapsbelasting zich slechts in lijn met de inflatie ontwikkelen en de Kamer tijdig te informeren indien de lasten in een waterschap met meer dan 5% jaarlijks dreigen te stijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Jacobi en Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 215 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het rapport "Een dijk van programma" staat dat voorrang geven aan veiligheid niet moet leiden tot overbodige overdimensionering en het ontbreken van een doelmatigheidsprikkel bij het ontwerpen van verbeterwerken;

overwegende dat de voorgenomen 50–50 cofinanciering door Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma al tot een zekere doelmatigheid leidt;

overwegende dat een extra doelmatigheidsprikkel er voor kan zorgen dat er goedkoper en efficiënter wordt gewerkt;

verzoekt de regering, een extra doelmatigheidsprikkel voor waterschappen en HWBP-2 vast te stellen met name op de administratieve kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Jacobi en Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 216 (27625).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het open poldergebied van de Nieuwe Driemanspolder in het grensgebied tussen Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer en Den Haag nodig is als opvanggebied voor overtollig regenwater;

overwegende dat de aanleg van het waterproject in de Nieuwe Driemanspolder zal zorgen voor verhoogde waterberging als buffer voor droge tijden en daarnaast zorgt voor natuurontwikkeling en recreatie in de directe omgeving van de steden Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer en Den Haag;

verzoekt de regering, in samenwerking met de staatssecretaris van EL&I, prioriteit te geven aan de uitvoering van de waterbergingsfunctie van de Nieuwe Driemanspolder en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering bezuinigt op natuurbeleid;

overwegende dat natuurontwikkeling, recreatie en waterveiligheid vaak hand in hand gaan, doordat natuurgebieden grote hoeveelheden regenwater op kunnen nemen of als buffer kunnen dienen tussen oppervlaktewater en de zee enerzijds en bewoond gebied anderzijds;

overwegende dat in het verleden zowel natuur en recreatie als waterveiligheid hebben geprofiteerd van gezamenlijke belangen in gebiedsprocessen en dit ook kostenbesparend kan werken;

verzoekt de regering, niet te bezuinigen op gebiedsprocessen waarin natuur, recreatie en waterveiligheid elkaar versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218 (27625).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat vanaf 2014 het Rijk en de waterschappen elk 50% bijdragen aan de waterschapsprojecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP);

constaterende dat in de kabinetsbrief tevens het perspectief is neergezet waarin op den duur de waterschappen de financiering van waterschapsprojecten van het HWBP volledig voor hun rekening gaan nemen;

spreekt uit dat dit een ongewenst perspectief is waarin geen recht wordt gedaan aan de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en waterschappen;

verzoekt de regering, niet langer te streven naar volledige financiering van de waterschapsprojecten van het HWBP door de waterschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Koppejan en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 219 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat vanaf 2014 het Rijk en de waterschappen elk 50% bijdragen aan de waterschapsprojecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP);

constaterende dat Rijk en waterschappen een nadere verdeling uitwerken voor de 50% waterschapsbijdrage tussen een solidariteitsdeel via verevening en een doelmatigheidsprikkel en dat uitgangspunt hierbij is dat er geen onevenwichtige verschuiving van de lokale lasten optreedt, met name in gebieden met veel primaire waterkeringen en relatief weinig inwoners;

overwegende dat de waterschapslasten in waterschappen met veel primaire waterkeringen op dit moment al relatief hoog zijn;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van de verdeling van de waterschapsbijdrage het principe van solidariteit tussen de inwoners in gebieden van ons land met weinig primaire waterkeringen en de inwoners in gebieden met veel primaire waterkeringen zeer zwaar te laten wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Koppejan en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 220 (27625).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik dien één motie in, die meeondertekend is door mijn collega's Jacobi, Van Veldhoven en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bufferen/waterberging een belangrijke strategie is, zowel in het kader van de waterveiligheid (Ruimte voor de Rivier, Maaswerken) als bij het bestrijden van wateroverlast;

overwegende dat bij projecten waar bufferen/waterberging een rol speelt cofinanciering via natuurontwikkeling in de meeste gevallen een rol speelt;

overwegende dat bufferen ook nuttig kan zijn in tijden van droogte;

overwegende dat het wegvallen van deze cofinanciering leidt tot vertraging of afblazen van dergelijke projecten;

overwegende dat bewoners van nieuwbouwwijken, bijvoorbeeld in de omgeving van de Driemanspolder tussen Den Haag en Zoetermeer, geconfronteerd worden met flinke wateroverlast als bufferprojecten niet doorgaan;

overwegende dat de staatssecretaris van EL&I heeft aangegeven dat hij bij de bezuinigingen op de natuurontwikkeling prioriteit wil geven aan projecten waarbij de waterhuishouding in het geding is;

verzoekt de regering om bij de begroting 2012 helderheid te verschaffen over de effecten van de bezuinigingen op natuurontwikkeling op de planning en doorgang van projecten op het gebied van de waterhuishouding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen, Jacobi, Van Veldhoven en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 221 (27625).

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Ik dien graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wij de afgelopen maanden geconfronteerd zijn met een langdurige periode van droogte en een neerslagtekort dat groter is dan het record in 1976;

overwegende dat Haringvliet, Hollands Diep en de Biesbosch steeds belangrijker worden voor de zoetwatervoorziening van Zuidwest-Nederland;

constaterende dat perioden van lange droogte schadelijk zijn voor de veiligheid van (veen)dijken, de hoeveelheid koelwater voor de industrie en energievoorziening, groei van de land- en tuinbouwgewassen, scheepvaart over de rivieren en de waterkwaliteit (onder andere blauwalg);

constaterende dat er door de partners binnen de projectgroep Zuidwestelijke Delta op dit moment nieuwe ideeën worden ontwikkeld ter bevordering van de zoetwatervoorziening (onder andere bellenscherm in de Nieuwe Waterweg en nieuwe doorvoer van de Lek via de Krimpenerwaard naar Gouda);

verzoekt de regering om het projectbureau Zuidwestelijke Delta opdracht te geven om met voorrang alle maatregelen uit het Spoorboek Zoet water Zuidwestelijke Delta uit te werken en hierover in het najaar aan regering en parlement te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Van Veldhoven, Jacobi en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222 (27625).

Op mijn lijstje staat mevrouw Lucas, maar ik zie haar niet. Dan geef ik het woord aan mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik wil een motie indienen over onze icoon: de Afsluitdijk. Ik heb de motie "integrale planvorming Afsluitdijk" genoemd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2007 is gestart met een brede MIRT-verkenning voor de Afsluitdijk en dat deze verkenning meerdere integrale visies heeft opgeleverd, die zowel aan de opgaven rond waterveiligheid als aan de ambities in de regio tegemoetkomen;

voorts constaterende dat het beschikbare budget voor de Afsluitdijk en de kunstwerken door het Rijk is vastgesteld op totaal 600 mln., prijspeil 2011;

overwegende dat de Afsluitdijk een icoon van verleden en toekomst moet worden en het Rijk, samen met de regio, daar verantwoordelijk voor is;

verzoekt de regering om:

  • - samen met de regio maximaal uitwerking en uitvoering te geven aan de rijksstructuurvisie Afsluitdijk binnen het geschetste financiële kader van 600 mln., waarbij de hoogwaterbescherming en veiligheidsmaatregelen de eerste prioriteit zijn;

  • - de structuurvisie en het bestuursakkoord in gezamenlijkheid aan de Kamer voor te leggen en te voorzien van één integrale plankaart, zodat duidelijk wordt hoe de opgaven waterveiligheid, mobiliteit, recreatie, energie, ecologie en economie zich verhouden tot de korte- en langetermijnambities en waar mogelijk in te zetten op pps-constructies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223 (27625).

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Ik wil één motie indienen, luisterend naar de naam "zoetwatervoorziening".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zoet water van essentieel belang is voor onder andere de land- en tuinbouw, industrie en drinkwaterbedrijven;

verzoekt de regering, projecten die zich richten op de zoetwatervoorziening, voorrang te geven boven projecten die zijn gebaseerd op de huidige klimaattheorie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224 (27625).

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 224, van de heer De Mos, strekt ertoe dat zoetwatervoorziening altijd voorrang moet hebben boven maatregelen in het kader van de klimaattheorie. De veiligheid staat voorop. Bovendien baseren wij geen maatregelen op theorie. Het oordeel over deze motie laat ik dan ook aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 223 gaat over een maximale aanpakbenutting van de structuurvisie over de Afsluitdijk. Mevrouw Jacobi blijft in deze motie binnen het door het Rijk vastgestelde budget en vindt dat ook ruimte gegeven moet worden aan pps-constructies en aan een brede benadering van andere functies. Ik zie deze motie als ondersteuning van mijn beleid.

De motie op stuk nr. 222, van de heer Koppejan, strekt ertoe om in het kader van de zoetwatervoorziening, en de zorgen van de afgelopen maanden, te komen tot een snelle, integrale visie op de Zuidwestelijke Delta. Deze motie zie ik als ondersteuning van mijn beleid.

De motie op stuk nr. 221, van de heer Jansen, bevat het verzoek om bij de begroting 2012 helderheid te verschaffen over de effecten van de bezuinigingen op natuurlijke ontwikkeling op de planning en doorgang van projecten op het gebied van de waterhuishouding. Voor zover dat binnen ons vermogen ligt in het kader van de begroting 2012 – ik kijk vooral naar de plannen voor 2012 – is het inderdaad verstandig om dit te doen. Ik laat het oordeel over deze motie graag over aan de Kamer. Ik zeg er nadrukkelijk bij dat ik kijk naar het volgende jaar en dat ik geen langetermijndoorkijk kan geven.

De motie op stuk nr. 220, van mevrouw Wiegman, gaat over de 50%-50%-verdeling van de lasten tussen waterschap en anderen. Mevrouw Wiegman wil de zekerheid dat de solidariteit zeer zwaar zal wegen tussen de verschillende gebieden. Dit heb ik in het algemeen overleg ook naar voren gebracht. Ik zie deze motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid.

De motie op stuk nr. 219, ook van mevrouw Wiegman, gaat over het Bestuursakkoord Water. Daarin wordt gesproken over een 50%-50%-verdeling tussen Rijk en waterschappen voor het HWBP. Mevrouw Wiegman wil niet praten over een hogere financieringslast voor de waterschappen. Ik heb al gezegd dat dit wat het kabinet betreft een langetermijnbeoordeling moet zijn, waarbij 2030 in beeld is om hierover een afweging te maken. Ik heb al aan de Kamer gesuggereerd om in 2018 de definitieve afweging te maken. Dat duurt nog even. Ik kan mij echter voorstellen dat mevrouw Wiegman, ook na mijn woorden, met deze motie komt. Ik laat het oordeel hierover dan ook aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 218, van mevrouw Van Tongeren, strekt ertoe dat niet bezuinigd mag worden op natuur, recreatie en veiligheid als projecten daartoe in samenhang worden ingediend en beoordeeld. Ik heb al gezegd dat veiligheid voor ons vooropstaat. Als veiligheid maar een marginaal onderdeel is van een plan van aanpak, wil dat echter niet zeggen dat precies geknipt en genaaid moet worden zoals het wellicht door derden wordt voorgesteld. Ik moet en kan niet anders dan deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 217 van de leden Van Tongeren en Jacobi over de Driemanspolder – voor de ingewijden: in de omgeving van Zoetermeer – suggereert dat deze polder berging zou kunnen ontberen wanneer partijen zich terugtrekken. Het ministerie van I&M is niet direct betrokken bij deze ontwikkeling. Met name twee waterschappen, volgens mij Delfland en Rijnland, en de gemeenten zijn direct hierbij betrokken en het is mogelijk dat het ministerie van EL&I zijdelings hierbij is betrokken. Maar het ministerie van I&M niet, dus ik kan niet anders dan deze motie ontraden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij beide waterschappen, gemeenten en provincie. Wellicht kan de motie nog eens worden ingediend.

Mevrouw Van Veldhoven en anderen vragen in hun motie op stuk nr. 215 om een extra doelmatigheidsprikkel voor waterschappen en HWBP 2, met name wat betreft de administratieve lasten. In het algemeen overleg hebben wij hierover gesproken en ik heb toen de intentie uitgesproken dat het op korte termijn onderwerp van gesprek met alle betrokkenen zal zijn. Ik zeg hier wel bij dat in de HWBP-wetsystematiek wordt uitgegaan van een te financieren bijdrage voor projecten plus 15%, onder andere vanwege de voorbereidingskosten. Mevrouw Van Veldhoven heeft eerder aangegeven dat daar een eind aan moet komen. Wij vinden ook dat dat bespreekbaar moet zijn, evenals de waterschappen zelf. Als ik deze motie zo mag duiden, kan ik zeggen dat we ermee aan de slag gaan; ik zie de motie in dat geval als steuntje in de rug. De wetsystematiek laat echter niet toe dat wij dit nu eenzijdig verbreken, dat kan alleen in goed overleg. Maar wij zijn daartoe volgaarne bereid en hebben vastgesteld dat dit ook geldt voor een groot aantal waterschappen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven knikte instemmend.

Staatssecretaris Atsma:

Mevrouw Van Veldhoven kan deze duiding dus steunen. In dat geval laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

Ten slotte de motie waarin de regering wordt verzocht om erop toe te zien dat de waterschapsbelasting zich slechts zal ontwikkelen in lijn met de inflatieontwikkeling en dat de Kamer bij overschrijding wordt geïnformeerd. De intentie van deze motie deel ik van harte. 5% is een gematigde ontwikkeling van de kosten. De Kamer gaat hier echter niet over; de democratisch gelegitimeerde waterschapsbesturen gaan over de vaststelling van de tarieven. Ik beschouw deze motie als een aansporing aan het adres van het kabinet om de waterschappen duidelijk te maken dat een gematigde ontwikkeling van de tarieven van belang is, in lijn met de inflatieontwikkeling. Ik laat het oordeel dus graag aan de Kamer, met de restrictie dat de waterschappen over hun eigen tarieven gaan. Ik zie deze motie echt als aansporing om nogmaals duidelijk te maken dat de ontwikkeling van de tarieven in de hand moet worden gehouden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden.

De stemming over deze moties zal plaatsvinden bij de eindstemming van deze week.

Naar boven