18 Duurzaam voedsel

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 januari 2011 over duurzaam voedsel.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris welkom.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij zijn we hier gewend aan regel 1: moties worden uitgevoerd. Je kunt erachter aan zeggen dat regel 2 is dat als moties niet worden uitgevoerd, onmiddellijk regel 1 in werking treedt, maar dat is een beetje flauw. Het kan natuurlijk zijn dat de Kamer in haar snelheid, over haar voeten struikelend, iets zegt of wil wat absoluut onuitvoerbaar, in strijd met de wet of zeer, zeer onverstandig is. Dan verwacht je een brief terug van de regering, in dit geval de staatssecretaris, dat de Kamer dat wel wil, maar dat hij dat niet gaat doen, om die en die redenen. Dan kunnen we daar flink met elkaar over knokken en dan komt er iets uit.

Nog gekker, het kan zo zijn dat er in de tussentijd zomaar verkiezingen hebben plaatsgevonden en dat de oorspronkelijke motie daarna geen meerderheid meer heeft. Dat betekent volgens mij nog steeds dat de motie wordt uitgevoerd, al was het maar met het oog op de continuïteit van bestuur. Het kan ook zijn dat er een nieuw regeerakkoord is, dat de motie volstrekt strijdig is met de inzet van het beleid en dat de bewindsman het niet gaat doen, om die en die redenen. Dan kunnen we hier met elkaar een pittig debat voeren en dan komt er iets uit.

Na lang aandringen hebben wij onlangs een brief gehad van de staatssecretaris over de motie-Dibi/Peters en de motie-Dibi/Waalkens. Dat antwoord is geen van beide. Er staat niet in dat de motie niet wordt uitgevoerd, maar er staat ook niet in dat de motie wel wordt uitgevoerd. Er staan een paar dingetjes in die op dat gebied ongeveer kunnen, door aan te haken bij maatschappelijke initiatieven, maar de facto worden de moties niet uitgevoerd. Dat valt mij een beetje tegen van deze staatssecretaris, die we toch kennen als iemand die weleens een gepeperde uitspraak durft te doen en iets durft te zeggen wat misschien niet direct aansluit bij wensen van de Kamer. Op deze manier vind ik toch dat er een brief ligt die er een beetje tussendoor sneakt, als ik het zo mag zeggen.

Dat kan niet de bedoeling zijn. Daarom wil ik het graag nog een keer proberen. Verduurzaming van voedsel is en blijft volgens ons een heel belangrijk thema. Ik heb tot nu toe niet gehoord dat dit volgens de staatssecretaris niet het geval is. Als je dat vindt en als er een motie ligt, dan voer je deze uit. Dat betekent dat een professioneel bestuur zorgt voor een degelijk plan, met liefst kwantificeerbare, afrekenbare doelen, want zo werken wij tegenwoordig met elkaar, en daaraan middelen verbindt. Dat vraag ik nu van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Mag ik het dictum nog voorlezen?

De voorzitter:

Een andere regel is eigenlijk dat je binnen je tijd blijft, maar goed, gaat uw gang.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dan dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor mens, dier en milieu goed is als voedsel duurzamer wordt;

overwegende dat verduurzaming van het voedsel niet alleen een opgave is voor het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de consument, maar dat ook de overheid een verantwoordelijkheid heeft;

overwegende dat er meerdere onderzoeken zijn die aanknopingspunten bieden voor beleid voor verduurzaming van voedsel;

overwegende dat de Gezondheidsraad werkt aan richtlijnen voor duurzaamheidsaspecten van voeding;

overwegende dat duidelijk omschreven doelen en in te zetten middelen om voedsel duurzamer te maken in rijksoverheidsbeleid ontbreken;

verzoekt de regering, te komen met een plan van aanpak voor de verduurzaming van voedsel, met duidelijk omschreven doelen en in te zetten middelen, en dit voor 1 juli 2011 aan de Kamer toe te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (31532).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over duurzaam voedsel heb ik de staatssecretaris gevraagd wat hij van een duurzaamheidsautoriteit vond. Daar vond de staatssecretaris op dat moment eigenlijk niet zozeer wat van. Dat was een eerlijk antwoord, maar dat is wel de reden dat ik hier vanavond sta. Ik dien hierover de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de hoorzittingen in de Tweede Kamer over prijsvorming in de agri-nutriketen bleek dat onduidelijk is wat volgens de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) wel en niet is toegestaan wat betreft samenwerkingsverbanden in de productieketen, bijvoorbeeld ter verbetering van dierenwelzijn en afspraken over bijbehorende toeslagen;

overwegende dat de NMa een belangrijk instrument is bij de uitvoering van het algemeen mededingingsbeleid;

overwegende dat het mededingingsbeleid is gericht op versterking van concurrentie met als uiteindelijk doel het behalen van een lage prijs voor de consument, waardoor sectorpartijen zich belemmerd voelen om over de verdeling van kosten van duurzame productie collectieve afspraken te maken;

overwegende dat de NMa niet alleen met de kortetermijnbelangen van consumenten rekening zou moeten houden, maar ook met hun langetermijnbelangen gelet op het belang van duurzaamheid en leefbaarheid;

overwegende dat de Mededingingswet wel degelijk ruimte biedt voor uitzonderingen op het verbod op mededingingsafspraken, bijvoorbeeld ten behoeve van verbetering van de productie of ter bevordering van technische of economische vooruitgang;

overwegende dat LTO Nederland en de Nederlandse Vissersbond pleiten voor een duurzaamheidsautoriteit naast de NMa, waardoor marktgericht en verantwoord produceren beter mogelijk wordt;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het ministerie van ELI in zijn afwegingskader ook aspecten van verduurzaming betrekt en tevens in de discussie over samenvoeging van toezichthouders het idee van een duurzaamheidsautoriteit als onderdeel van deze nieuwe toezichthouder te onderzoeken, waardoor aspecten van mensenrechten, dierenwelzijn, ecologie en milieu beter in de mededinging kunnen worden betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (31532).

De heer Koopmans (CDA):

Ik vraag mevrouw Wiegman of het niet meer voor de hand ligt om hetzelfde doel via twee lijnen te bereiken. De eerste lijn is ervoor te zorgen dat de NMa, veel meer dan tot nu toe, rekening houdt met ook de belangen van bijvoorbeeld producentenorganisaties en de gebundelde kracht van ondernemers. De tweede lijn is de overheid, die door middel van duurzaam inkopen een enorme speler is, daarvoor regels te laten stellen. Deze twee lijnen zijn beter dan een nieuwe autoriteit. Als deze twee lijnen niet worden gevolgd, en wij alleen een autoriteit maken, wordt het doel immers niet bereikt. Deelt mevrouw Wiegman die opvatting?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik deel nog niet zo heel erg veel opvattingen op deze avond. Ik voel mij echter aangesproken door het idee van een duurzaamheidsautoriteit. De motie vraagt om dat idee uit te werken. Allerlei suggesties kunnen daarbij betrokken worden. Wij kunnen echter nu constateren dat in de toetsing door de NMa het punt van duurzaamheid onvoldoende tot zijn recht komt. De mededingingsregels zouden daar wel ruimte voor moeten bieden, maar kennelijk functioneert het nog niet op die manier.

De heer Koopmans (CDA):

Wat verandert een nieuwe autoriteit naast de NMa bij de toetsing door de NMa?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wijs nog maar eens duidelijk op de tekst van de motie. Ik ben niet iemand die zomaar allerlei nieuwe dingen in het leven roept. Ik ben echter een warm voorstander van een duurzaamheidsautoriteit. Met de motie vraag ik ook nadrukkelijk om een en ander te betrekken bij de lopende discussie over de toezichtouders en wat eventueel samengevoegd kan worden of wat dan ook. Dit begrip en deze vorm van autoriteit wil ik graag uitgewerkt zien.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Tijdens het overleg met de staatssecretaris over de verduurzaming van voedsel bekroop mij het gevoel dat het vooral denken in onmogelijkheden is. Het moet vooral uit de markt komen, terwijl de markt geen ethiek kent. De overheid staat erbij. Bij leuke initiatieven over duurzaamheid klinkt applaus, maar dat is dan het ook. Het denken in onmogelijkheden was ook te zien bij de vraag over toepassing van het "de vervuiler betaalt"-principe op onduurzame producten. De staatssecretaris komt binnenkort met een brief waarin hij bekijkt wat de mogelijke barrières zijn in wet- en regelgeving voor verduurzaming van voedsel. Dat is mij te beperkt. Ik wil graag een bredere inventarisatie. Er moet ook gekeken worden naar de mogelijkheden van wet- en regelgeving om verduurzaming van voedsel mogelijk te maken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voor het zomerreces komt met een brief waarin onder meer duidelijk wordt welke belemmeringen er bestaan in wet- en regelgeving voor de verduurzaming van voedsel;

van mening dat het wenselijk is om naast een onderzoek naar de mogelijke blokkades in wet- en regelgeving, met name ook de mogelijkheden van wet- en regelgeving ten aanzien van de verduurzaming van voedsel te onderzoeken;

verzoekt de regering, de mogelijkheden van wet- en regelgeving ten aanzien van de verduurzaming van voedsel te onderzoeken en dit onderzoek mee te nemen in de toegezegde brief over het duurzaam voedselbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (31532).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Tijdens de afgelopen Landbouw- en Visserijraad heeft de staatssecretaris beloofd uiterlijk aanstaande vrijdag een brief te sturen over het vangstverbod voor dioxinepaling om de best wettelijke verankering te zoeken. Nu zwemt daar jonge aal in vervuilde wateren om op te groeien voor galg en rad, om het zo maar eens te zeggen. De aal kan zich zelfs niet meer voortplanten. Veel partijen, waaronder de SP, vinden het een goed plan als de jonge aal wordt weggevangen. Wil de staatssecretaris in zijn brief aan de Kamer reageren op dit voorstel?

Dan wil ik nog twee moties indienen.

De voorzitter:

Volgens mij bent u met het verkeerde algemeen overleg bezig.

De heer Van Gerven (SP):

Nee, ik weet dat dit het VAO duurzaam voedsel is. Dioxinepaling is niet aan de orde geweest in het AO, maar het gaat nu wel over voeding.

De voorzitter:

Het is gebruikelijk om moties in te dienen over onderwerpen die tijdens het algemeen overleg aan de orde zijn geweest.

De heer Van Gerven (SP):

Ik dien geen moties in over de dioxinepaling. Dat was een inleidende opmerking, omdat ik hier toch sta en twee minuten spreektijd heb.

De voorzitter:

... en alles met alles samenhangt.

De heer Van Gerven (SP):

Ja.

De voorzitter:

Goed, maar wij gaan het niet over de dioxinepaling hebben.

De heer Van Gerven (SP):

Nee, dat was niet mijn bedoeling.

De voorzitter:

Maar dit gaat wel van uw tijd af, zeg ik hoopvol.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zal snel mijn moties voorlezen. De eerste dien ik mede namens mevrouw Jacobi in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat in het rapport Vanthemsche uit 2007 onder andere geconstateerd wordt dat het handhavingsinstrument dat in de reglementering voor levend vee voorziet, ontoereikend is;

  • - dat noch de organisatie, noch de ambtenaren op de werkvloer beschikken over efficiënte en adequate handhavingsinstrumenten;

  • - dat in de grote slachthuizen voor einde loopbaan fokrunderen en fokvarkens zich het probleem voordoet van de norm op het gebied van dierenwelzijn;

  • - dat in de middelgrote en kleine slachterijen er een probleem is door onvoldoende toezicht;

overwegende dat op dit moment onvoldoende duidelijk is of de problemen zijn opgelost;

overwegende dat het wenselijk is dat hier op een onafhankelijke en niet bureaucratische manier naar gekeken wordt;

verzoekt de regering, voor 2012 een onafhankelijke commissie onderzoek te laten doen in hoeverre de indertijd geconstateerde problemen al zijn opgelost, welke maatregelen zijn genomen, wat de effectiviteit hiervan is en waar eventuele vervolgactie nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het belang van een brede acceptatie van de uitslagen van testresultaten van de nVWA;

verzoekt de regering, de onafhankelijkheid van de door de nVWA ingezette laboratoria te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (31532).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik wil toch even een punt van de orde maken. Dit is totaal niet aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg. Wij hebben andere overleggen gevoerd waarin dit wel aan de orde is geweest. Ik vind dit een vreemde gang van zaken. Dat wil ik u, maar ook de heer Van Gerven meegeven.

De voorzitter:

Ik heb gevraagd of de motie voldoende wordt ondersteund en ik zag voldoende handen. Ik ben niet bij het algemeen overleg geweest, dus dat is voor mij weer een probleem.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Dit heeft wel alles te maken met duurzaam voedsel.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, een AO is een AO en een VAO is bedoeld om een punt te markeren over onderwerpen die naar uw mening niet voldoende zijn afgerond. Dat kan nooit gebeuren op onderwerpen die nog niet tijdens het algemeen overleg zijn besproken. Dat moet u kunnen begrijpen.

De heer Van Gerven (SP):

Dat begrijp ik, maar die punten zijn wel besproken in een eerder AO. Ik wil het alsnog aan de orde stellen.

De voorzitter:

Ja, maar dat is niet gebruikelijk. De leden die daarvan een punt maken, hebben gelijk. Ik hoop dat u in het vervolg het goede gebruik zult volgen om in uw moties aan te sluiten op het algemeen overleg. Mijn probleem is dat ik er niet bij ben geweest en dit dus niet kan bewaken.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Nog even heel kort over de vorige moties en het AO. Ik heb het conceptverslag net gelezen en ik weet toch heel zeker dat het onderwerp zeker zijdelings aan de orde is geweest.

In het kader van duurzaam voedsel heb ik tijdens het AO behoorlijk ingestoken op het belang van streekproducten, door te pleiten voor verder regionaliseren en het meer stimuleren van de afzet. Naast de sector heeft ook de overheid daarin een belangrijke rol. De overheid kan hierin een belangrijke stap zetten door het onderdeel te laten zijn van het duurzaam inkoopbeleid. De staatssecretaris gaf daaraan niet echt zijn volle steun. Daarom dien ik de volgende motie in, mede namens het lid Koopmans, met wie ik mij in de vorige periode samen heb ingezet voor streekproducten. Ik vind het gepast om dat ook nu samen te doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het belang van streekproducten voor de ontwikkeling naar duurzame landbouw;

overwegende het belang dat de bewerking en verwerking van de streekproducten ook daadwerkelijk in de eigen regio plaatsvindt als "erkend streekproduct";

overwegende het belang van het versterken van de afzet van onze Nederlandse streekproducten;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat onze "erkende streekproducten" onderdeel gaan uitmaken van het duurzaam inkoopbeleid van de overheid en tegelijkertijd de regelgeving te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (31532).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De enige echte duurzaamheidsautoriteit is de consument, die betaalt en daarmee bepaalt. Duurzaam voedsel zal in de ogen van de CDA-fractie alleen duurzaam blijven als boeren ook een duurzame prijs krijgen voor hun product. De NMa is de grootste vriend van de kiloknaller: de heer Kalbfleisch als grote vriend van het goedkope gehakt! De CDA-fractie zegt daarom tegen de regering: zorg ervoor dat ingediende en aangenomen moties op het punt van mededinging snel tot antwoorden en daden leiden.

Een ander belangrijk onderwerp dat in het AO aan de orde is geweest, zijn programma's die te maken hebben met het verbeteren van de verbinding tussen consument en producent. Mijn motie op dit punt luidt aldus:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nu al 1,5 miljoen varkens onder het sterprogramma Beter Leven vallen;

overwegende dat het sterprogramma Beter Leven op het vlak van duurzaamheid consumenten en producenten bij elkaar brengt;

verzoekt de regering, het sterprogramma Beter Leven verder te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (31532).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Duurzaam voedsel produceren is dé uitdaging in een wereld met 9 miljard bewoners. In het algemeen overleg heeft de staatssecretaris het stellen van ambitieuze doelstellingen op het gebied van duurzaam voedsel vergeleken met een sovjetaanpak. Ik vind een dergelijke kwalificatie een zeer slecht signaal aan bedrijven die zich actief inzetten voor hun green deal met de samenleving. Ik dien een motie in waarin het kabinet wordt gevraagd dit niet alleen vrijblijvend aan te kaarten bij de convenantspartners, maar zich echt met hen in te zetten voor ambitieuze doelstellingen en daarover te rapporteren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid middels een convenant heeft afgesproken zich tot 2025 samen met de partijen van het Platform Verduurzaming Voedsel in te zetten om Nederland tot de mondiale koplopers te laten behoren in de verduurzaming van de voedselproductie;

constaterende dat de multinational Unilever, in omvang zijnde een van de grootste drie bedrijven op de mondiale voedingsmarkt, zich reeds gecommitteerd heeft aan een halvering per 2020 van het watergebruik, CO2-uitstoot en afvalproductie van haar producten;

verzoekt de regering, in haar verdere contacten met de partijen van het Platform Verduurzaming Voedsel in te zetten op het afspreken van vergelijkbare tussendoelstellingen voor het per 2020 verduurzamen van de voedselketens waarin de convenantspartijen actief zijn, en over de voortgang ten aanzien van die doelstellingen in de tussenliggende jaren aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Grashoff, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (31532).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. De motie van de heer Grashoff zie ik als een ondersteuning en als een aansporing voor het uitvoeren van het ingezette beleid. Het antwoord is dus: ja, dat gaan wij doen, met dien verstande dat het niet zozeer gaat om de overheidsdoelen als wel om de doelen en normen die wij met de convenantpartners kunnen stellen. Als de motie zo mag worden begrepen, kan men ervan op aan dat wij er helder, duidelijk en in klare taal mee omgaan.

Dan de motie van mevrouw Wiegman en mevrouw Jacobi. In de brief die ik voor het zomerreces heb toegezegd, zullen de aspecten zoals bedoeld in de motie worden meegenomen. Overigens zal die brief zich niet alleen richten op mededinging en eventuele complicaties van mededingingsregelgeving en duurzaam voedsel, maar ook op de prijsvorming in de voedselketen. Dus die beide aspecten komen in die brief aan de orde. Ik zie dit ook als een ondersteuning van het beleid. Als hiermee ook de zogenaamde duurzaamheidsautoriteit wordt bedoeld, merk ik op dat ik dat een vormkwestie vind. Het gaat volgens mij om de inhoud en het resultaat.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb niet aan het debat deelgenomen, maar ik vind dit een wat vreemde conclusie van de staatssecretaris. Er wordt wel degelijk gevraagd om een duurzaamheidsautoriteit. De staatssecretaris kan zeggen: als ik het zo allemaal mag lezen, maar willen wij echt naast de NMa nog een duurzaamheidsautoriteit? Ik denk dat de staatssecretaris daarop klip-en-klaar antwoord zou moeten geven.

Staatssecretaris Bleker:

Daar kan ik klip-en-klaar antwoord op geven. U krijgt voor het zomerreces een brief waarin staat hoe de huidige mededingingsregelgeving functioneert, welke beperkingen daaruit voortvloeien voor het proces van verduurzaming van de voedselketen en welke effecten daaruit voortvloeien voor de prijsvorming in de voedselketen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik vind het natuurlijk sowieso al heel fijn om dit te horen, maar ik vraag wel even aandacht voor het dictum van de motie. Er loopt een discussie over samenvoeging van toezichthouders. Ik zou zeggen: neem terwijl die discussie loopt ook het idee van een duurzaamheidsautoriteit als onderdeel van deze nieuwe toezichthouder mee, onderzoek dat. Dat zou ik toch wel heel graag willen horen. Ik heb hier niet bij voorbaat al een blauwdruk liggen hoe deze autoriteit eruit komt te zien, maar het meenemen van dit idee in de discussie over de toezichthouders zou ik vandaag toch wel graag willen horen.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben mij ook bewust van mijn beperking. Ik rapporteer u over mededinging in relatie tot voedsel, duurzaamheid en prijsvorming. Het hele proces van eventuele samenvoeging van toezichthouders en de achtergronden daarvan vind ik een heel ander chapiter en zelfs niet mijn portefeuille. Ik zou denken: dat moet dan ook in die andere, bredere discussie worden geëntameerd. Ik houd mij hier bij mijn leest.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik moet hierover nog even nadenken, want ik dacht dat de regering hier met één mond spreekt. Ik zou mij dan ook kunnen voorstellen dat de staatssecretaris vanavond wel zegt welke onderdelen hij in ieder geval voor zijn rekening neemt in de brief die hij zal uitwerken, maar dat hij toch wel degelijk ook een boodschap ziet voor het ministerie als geheel waarin hij werkzaam is en dat ik wel degelijk vandaag die boodschap hier kwijt kan.

Staatssecretaris Bleker:

Dat zou kunnen, maar de aanleiding tot de vraag is er een van voedsel, duurzaamheid en prijsvorming van voedsel en wat in dat verband de huidige mededingingsregelingen betekenen. Daarop gaat de brief uitdrukkelijk in. Die heb ik toegezegd en die zal ik ook op basis van deze motie adequaat uitvoeren en tijdig voor het zomerreces uitbrengen. De discussie over de vraag hoe de toekomstige organisatie zou moeten zijn van verschillende toezichthouders is naar mijn gevoel een zeer brede discussie, waar een eventuele duurzaamheidsautoriteit zelfs een klein onderdeel van uitmaakt. Die zaak is nu niet aan de orde. Tijdens het algemeen overleg is ook uitdrukkelijk gesproken over voedsel, duurzaamheid en prijsvorming. Het lijkt mij erg goed als wij ons nu concentreren op de manier waarop wij in Nederland omgaan met mededinging. Welke beperking brengt die met zich mee voor een fatsoenlijke prijsvorming en voor het proces van duurzaamheid?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter, ik laat deze motie maar even liggen. Ik ben namelijk erg blij met de woorden van de staatssecretaris. Hij vindt de motie ondersteuning van beleid, maar legt haar op zijn manier uit. De brief die hij heeft toegezegd, is daarom belangrijk. Ik kan de staatssecretaris beloven dat ik op dit onderwerp nogmaals zal terugkomen. Dat zal ik eventueel ook doen als wij spreken met zijn collega's.

De voorzitter:

U zegt: ik laat de motie liggen. Betekent dat, dat u de motie aanhoudt?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De staatssecretaris vindt dat de motie ondersteuning is van beleid, dus zij komt zeker in stemming.

De voorzitter:

Dan heb ik u verkeerd begrepen. De heer Koopmans wil nog een vraag stellen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik wil graag aan de staatssecretaris dezelfde vraag stellen die ik aan mevrouw Wiegman heb gesteld. Deelt de staatssecretaris de opvatting van mijn fractie dat de consument eigenlijk veel belangrijker is als wij spreken over duurzaamheid? Vindt hij net als mijn fractie dat mededinging en de manier waarop wij daarmee omgaan in Nederland, vaak juist een beperkende factor is? Vindt hij verder ook dat de overheid in de rol van inkoper bij duurzaamheid een veel belangrijkere rol zou kunnen spelen? Vindt hij dat de overheid in die rol belangrijker kan zijn voor duurzaamheid dan een nieuwe mededingingsautoriteit?

Staatssecretaris Bleker:

De mededingingsautoriteit en de mededingingswetgeving zijn er ten behoeve van de consument. Ik kan dus niet zeggen dat de consument belangrijker is dan de mededingingsautoriteit of de mededingingswetgeving. Dat lijkt mij het oproepen van een schijntegenstelling die ik niet kan volgen. Tegen mevrouw Wiegman heb ik al gezegd dat het er volgens mij vooral om gaat wat wij willen bereiken met de mededingingsautoriteit. Wij moeten bij de discussie daarover niet direct schieten in voorstellen over de organisatievorm. Ik ben het dus met de heer Koopmans eens als hij stelt dat de discussie daarover op dit moment niet echt bijdraagt aan de oplossing van het vraagstuk waarover wij spreken.

De heer Koopmans (CDA):

Daarom begrijp ik het oordeel van de staatssecretaris over de motie niet goed. In de motie wordt de regering gevraagd om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor een duurzaamheidsautoriteit. Ik kan de staatssecretaris zeggen dat de CDA-fractie in ieder geval niets voelt voor zo'n autoriteit. Volgens mijn fractie is bij duurzaamheid vooral de consument de bepalende factor. Verder vinden wij daarbij het inkoopbeleid van de overheid belangrijk. Daarop kunnen wij immers de staatssecretaris aanspreken, evenals staatssecretaris Atsma. Die speelt daarbij ook een belangrijke rol. Vindt de staatssecretaris dat een nieuwe autoriteit daarin een rol kan spelen? Mijn fractie vindt dat niet.

Staatssecretaris Bleker:

Mijn oordeel over de motie en over een eventuele nieuwe autoriteit heb ik zojuist gegeven. Ik heb dat oordeel weliswaar wat genuanceerder verwoord dan de heer Koopmans, maar volgens mij komen onze opvattingen op dit punt redelijk overeen.

In haar motie op stuk nr. 48 vraagt mevrouw Thieme de regering om de mogelijkheden van wet- en regelgeving ten aanzien van de verduurzaming van voedsel te onderzoeken en de resultaten van dit onderzoek mee te nemen in de toegezegde brief. Ik heb op basis van wat tijdens het algemeen overleg is besproken, toegezegd de Kamer een brief te schrijven. Daarin zullen wij aandacht hebben voor beperkingen en oplossingen. Bij oplossingen denk ik niet bij voorbaat aan wetgeving. Wij zullen in ieder geval de beperkingen en de knelpunten beschrijven. Ook zal de vraag aan de orde komen welke oplossingen denkbaar zijn. Wij komen dus niet met nieuwe wetsvoorstellen. Om die reden moet ik het aannemen van de motie ontraden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De staatssecretaris kent de wens van een groot deel van de Kamer om ook te bezien hoe de consument kan worden gestimuleerd. De Kamer wil ook bezien hoe het principe dat de vervuiler betaalt, ook in de voedselketen gaat gelden. Het lijkt mij daarom alleszins redelijk om te vragen, in de brief de mogelijkheden op te nemen voor bijvoorbeeld fiscale vergroening of een vleestaks. Ik vraag de regering om te denken in mogelijkheden in plaats van alleen in onmogelijkheden.

Staatssecretaris Bleker:

Over deze suggesties hebben wij tijdens het algemeen overleg uitgebreid van gedachten gewisseld. Mevrouw Thieme en ik verschillen hierover van mening. Ik heb op deze suggesties afwijzend gereageerd. Het is daarom niet reëel om nu te zeggen dat er wel in de brief op zal worden ingegaan. Ik kan daarom het aannemen van de motie alleen maar ontraden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De staatssecretaris heeft zelf nogal stellig beweerd dat een vleestaks of een andere fiscale stimuleringsmaatregel absoluut niet kan. Hij kan dit niet onderbouwen. Dan vind ik het alleszins redelijk dat als de Kamer uitspreekt dat zij hierin toch wat meer inzicht wil krijgen, de staatssecretaris dit meeneemt in een brief. Daarom nogmaals de vraag waarom dit niet kan worden meegenomen, overigens zonder dat de staatssecretaris hierover een besluit hoeft te nemen. De staatssecretaris hoeft alleen maar te laten zien dat hij een brede, integrale manier van denken heeft als het gaat om verduurzaming van het voedsel.

Staatssecretaris Bleker:

In heb in diezelfde discussie verwezen naar een langjarig onderzoek van de OESO waarin dit punt aan de orde komt, ook in breder verband. Ik heb de Kamer toegezegd, haar tijdig op de hoogte te stellen van tussentijdse resultaten daarvan. Ik heb de stellige overtuiging dat dit de goede manier is.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Bleker:

De heer Van Gerven heeft een motie ingediend over de testresultaten. Er mag geen discussie zijn over de betrouwbaarheid van laboratoriumuitslagen, dat ben ik met de heer Van Gerven eens. Op dit moment hebben wij ook geen signalen dat daarover discussie van enige significantie gaande is. De motie is naar ons oordeel dan ook overbodig en daarom te ontraden.

De motie op stuk nr. 51 die is ondertekend door mevrouw Jacobi en de heer Koopmans, beoordeel ik positief. Ik zal deze ook onder de positieve aandacht van collega Atsma brengen, die hier primair verantwoordelijk voor is.

De voorzitter:

U hebt de motie-Van Gerven/Jacobi op stuk nr. 49 nog niet van een oordeel voorzien.

Staatssecretaris Bleker:

Wij hebben in het algemeen overleg nieuwe afspraken gemaakt over de informatievoorziening met betrekking tot de gang van zaken rond de nVWA. Wij hebben gezegd dat de Kamer in de loop van dit jaar een schets krijgt van wat wij willen bereiken aan externe effecten op het gebied van toezicht en handhaving. Op basis hiervan zal de Kamer gerapporteerd worden. Dat lijkt mij veel beter dan het instellen van een onderzoekscommissie. Er is immers niet direct aanleiding om dat nu te doen. Het lijkt ons beter om op deze manier aan de slag te gaan. Wij willen de prestaties en effecten van het nVWA-werk, juist ook op het terrein waarover de heer Van Gerven spreekt, zichtbaarder maken. Daar kan men van op aan. Volgens mij vraagt een onderzoekscommissie in zekere zin alleen maar overbodige energie van ons.

De heer Van Gerven (SP):

Dat ben ik niet met de staatssecretaris van mening. Recentelijk was de manier waarop een klokkenluidster van de Voedsel en Waren Autoriteit is behandeld en benaderd, in de publiciteit. Er is dus alle reden om het onderzoek van Vantemsche te herhalen, ook om volstrekte duidelijkheid te geven en dit door een onafhankelijke commissie buiten de nVWA te laten doen.

Staatssecretaris Bleker:

Ik heb mijn argumenten genoemd. Wij verschillen hierover van mening. De nVWA zit in een transformatieproces. Ik probeer dit jaar duidelijker aan de Kamer te rapporteren wat de nVWA moet presteren, welke externe toezichts- en handhavingseffecten binnen diverse branches bereikt moeten worden. Dat gaan wij doen. Op basis van een dergelijke rapportage kan uiteindelijk beoordeeld worden of nader onderzoek of wat dan ook nodig is. Daarop vooruitlopen lijkt mij echter niet nuttig.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil dit maar even laten voor wat het is. Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 50, over de onafhankelijkheid van de laboratoria. Is de staatssecretaris het met de SP eens dat die laboratoria volstrekt onafhankelijk moeten zijn?

Staatssecretaris Bleker:

Die laboratoria moeten onafhankelijk kunnen rapporteren. Het werk, de uitslagen en de onderzoeksresultaten moeten niet door politieke of managementinvloeden linksom of rechtsom gewijzigd kunnen worden. Een professional, iemand die metingen doet, die rapportages maakt, moet ervan op aan kunnen dat een en ander op de geëigende tafels terechtkomt.

De heer Van Gerven (SP):

Ik vraag dit met name omdat ...

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, ik had net al "tot slot" gezegd.

De heer Van Gerven (SP):

Ja, maar dit betreft een andere motie. Het gaat niet ...

De voorzitter:

Het gaat nu over de testen?

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat nu over de testen.

De voorzitter:

Eén vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat mij om het volgende. Een en ander is op afstand gezet, naar het RIKILT. Het RIKILT ontwikkelt ook commerciële activiteiten en commerciële opdrachten. Het moet volstrekt helder zijn dat al het laboratoriumonderzoek dat gedaan wordt, volstrekt onafhankelijk en objectief is. Dat is de strekking van de motie. Onderschrijft de staatssecretaris dat hij er een rol in heeft dat dit geborgd is, ook al is het op afstand geplaatst?

Staatssecretaris Bleker:

Ja. Ik zal erop toezien dat als instituten onafhankelijk moeten rapporteren en ook voor bedrijven moeten werken, er een zodanige governancestructuur in die laboratoria en instituten is dat er geen zijdelingse beïnvloeding van bedrijven kan plaatsvinden. Daar kan de heer Van Gerven van op aan. Als deze voorzieningen er niet zijn, dan komen ze er.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil mijn motie intrekken, omdat de staatssecretaris de strekking ervan volledig overneemt.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gerven (31532, nr. 50) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Bleker:

Motie op stuk nr. 52 is ondersteuning van het beleid. We gaan ermee aan de slag in het convenant.

Motie op stuk nr. 53 gaat over het afspreken van tussendoelstellingen, samen met convenantpartners. Ik zie deze motie als ondersteuning van ons beleid.

De voorzitter:

Is de toezegging van de staatssecretaris op motie op stuk nr. 52 reden voor de indieners om deze in te trekken? Of vraag ik nu iets heel bijzonders?

De heer Koopmans (CDA):

Het probleem is dat als een bewindspersoon zegt dat een motie ondersteuning is van zijn beleid, dit niet altijd hetzelfde is als "ik zal haar uitvoeren". Als de staatssecretaris dat zou uitspreken, ben ik bijzonder graag bereid om de motie in te trekken.

Staatssecretaris Bleker:

Als ik zeg dat een motie ondersteuning van het beleid is, bedoel ik het volgende. Beleid wil je uitvoeren. Beleid is niet alleen maar papier. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid. Dat heeft ook betrekking op de uitvoering van de motie.

De heer Koopmans (CDA):

Na deze woorden trek ik deze motie met plezier in, omdat zij uitgevoerd wordt.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff (31532, nr. 52) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven