2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Koopmans aan de minister van Veiligheid en Justitie over het sluiten van brandweerkazernes door een onjuiste toepassing van de Wet veiligheidsregio's.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik wil de minister graag de volgende vragen stellen over de toepassing van het Besluit veiligheidsregio's. De Wet veiligheidsregio's is van kracht en het Besluit veiligheidsregio's is van kracht. Regio's hebben de taak om op het gebied van de brandweerzorg aanrijtijden vast te stellen en hiervoor een beleidsplan te maken. Onder andere in Noord-Limburg speelt deze discussie. Daar zijn grote zorgen over de vraag of het voorgenomen besluit voldoet aan het Besluit veiligheidsregio's.

Duidelijk is dat je in algemene zin onder de achttien minuten zou moeten blijven. In het besluit staan echter specifieke normeringen: vijf minuten voor de winkelfunctie, zes minuten voor portiekwoningen et cetera. Deelt de minister onze opvatting dat veiligheidsregio's niet in algemene zin moeten toe redeneren naar achttien minuten? Laten wij daarmee beginnen. Deelt de minister onze opvatting dat het van groot belang dat er op dit punt een veel specifieker en een op grond van de wet en het besluit gemotiveerd besluit komt waarin de veiligheidsregio uiteindelijk toch streeft naar het zo dicht mogelijk komen bij de in artikel 3.2.1 genoemde opkomsttijden? Deelt de minister onze opvatting dat het met betrekking tot de bezetting van de brandweerwagens juist van groot belang is dat er geen ruimere opvattingen worden gehanteerd dan wat er in de wet en het besluit is vastgelegd?

Recentelijk heeft de Kamer de motie-Hennis-Plasschaert aangenomen waarin gesproken wordt over de regionalisering van de brandweer. In de discussie die in Noord-Limburg plaatsvindt, lijkt het een twijfelpunt te worden of districtvorming binnen een veiligheidsregio aan de orde kan zijn op grond van deze motie. Deelt de minister onze opvatting dat veiligheidsregio's een plan moeten maken op grond van de wet en het besluit en pas rekening kunnen en hoeven te houden met de motie als hierover een brief van de minister komt?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Dank aan de heer Koopmans voor de door hem gestelde vragen. Laat ik duidelijk zijn: alle brandweerregio's dienen zich te gedragen binnen de Wet en het Besluit veiligheidsregio's.

Op basis van afspraken die met de vorige staatssecretaris en met mij zijn gemaakt, zeg ik in antwoord op de concrete vragen dat over de bezetting van de voertuigen, namelijk van zes naar vier brandweerlieden, een aantal experimenten loopt. Eind deze week/begin volgende week zal ik conform de toezegging een overzicht naar de Kamer sturen. Afgesproken is dat in 2012 zal worden geëvalueerd. Dan pas worden definitieve conclusies getrokken.

Ten aanzien van het dekkingsplan kazernes, spreiding en de opkomst- en aanrijtijden kan ik zeggen dat de criteria hiervoor zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Deze variëren van vijf tot achttien minuten. Het gemiddelde is in een woongebied acht minuten. Daarnaast dienen de veiligheidsregio's en de gemeenten hun plannen te maken.

Ook is afgesproken dat er een landelijke rekenmethodiek zal komen. Deze is voorgelegd aan het Veiligheidsberaad. Men zal mij hierover adviseren voor het zomerreces. Ik acht de conclusie gerechtvaardigd dat wij zullen controleren of de veiligheidsregio's conform deze gedragsregels werken. Indien niet, treed ik op. Ik heb op dit moment echter geen reden om anders te denken dan wat ik nu uitspreek, namelijk dat men zich gedraagt binnen de regels van het spel.

De heer Koopmans (CDA):

Ik vraag de minister om een nadere toelichting. Zoals toegezegd, komt hij met een lijst van experimenten. Deelt de minister onze opvatting dat niet het hele land vol moet komen met experimenten die zijn bedoeld om anders of flexibeler om te gaan met wat wij met elkaar in de wet hebben vastgesteld met betrekking tot de voertuigbezetting?

De minister spreekt over het gemiddelde. Een burger heeft weinig te maken met het gemiddelde. Hij heeft te maken met de aanrijtijd die geldt voor het object waarin hij woont, leeft of werkt. Ik vraag de minister nog een keer of hij onze opvatting deelt dat een bestuur van een veiligheidsregio ten behoeve van iedereen moet streven naar wat in de wet en het Bouwbesluit is opgenomen en dat het bestuur slechts bij uitzondering en gemotiveerd daarvan mag afwijken, na een zoektocht of het toch niet op een andere manier mogelijk is.

Minister Opstelten:

Het is niet zo dat verspreid over het land allerlei experimenten zomaar worden uitgevoerd. Die experimenten moeten voldoen aan de normen van het Besluit veiligheidsregio's. Op geen enkele wijze mag de veiligheid van de burger en het brandweerpersoneel in het geding zijn. Dat moeten wij kunnen toetsen. Daarom stel ik de hele lijst te uwer beschikking.

Natuurlijk moeten de veiligheidsregio's binnen de kaders van de wet en het Bouwbesluit werken. Ik heb niet gezegd dat het gemiddelde juist is. Ik heb alleen aangegeven wat het gemiddelde is. De opkomsttijd varieert, krachtens het Besluit veiligheidsregio's en de normen van het Bouwbesluit, van vijf tot achttien minuten. Daarbinnen moeten de veiligheidsregio's gemotiveerd hun besluit nemen, zoals de heer Koopmans zegt. Wij zullen dit ook toetsen.

De heer Koopmans (CDA):

Het besluit is in mijn ogen toch iets specifieker. Er staat namelijk in dat er opkomsttijden in een veiligheidsplan moeten komen. Voor winkelfuncties worden vijf minuten gehanteerd, voor andere zes minuten et cetera. Alleen bij uitzondering mag men op achttien minuten uitkomen. Ik vraag de minister of hij het hiermee eens is. Als er sprake is van zo'n uitzondering, moet dit bovendien gemotiveerd worden. Nogmaals zeg ik dat een veiligheidsregio evengoed telkens op zoek moet naar het halen van de normen die oorspronkelijk in het door de minister van Binnenlandse Zaken getekende besluit zijn opgenomen.

Minister Opstelten:

Ik denk dat wij het over hetzelfde hebben en dat wij ook hetzelfde vinden. Laat ik het in mijn eigen woorden zeggen. De opkomsttijden bedragen vijf minuten voor de winkelfunctie en zes minuten voor portiekwoningen. De absolute ondergrens ligt op achttien minuten. Een veiligheidsregio wil natuurlijk niet graag altijd op de absolute ondergrens zitten. Natuurlijk moet er sprake zijn van een uitzondering en moet deze uitzondering altijd per criterium gemotiveerd en daardoor strak afgewogen worden. De bestuurders van een veiligheidsregio zijn natuurlijk verantwoording schuldig aan hun gemeenteraden.

Naar boven