Aan de orde is het debat over naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 april 2008 over het klimaat- en energiepakket van de Europese Commissie.

De voorzitter:

Voor zover het nog niet tot de leden is gekomen: er is een kerstregime. Dat betekent dat zij alleen een motie kunnen indienen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil een drietal moties indienen.

De Kamer bemoeit zich terecht intensief met de onderhandelingen op Europees niveau over de totstandkoming van een klimaat- en energiepakket. Over een drietal onderwerpen is het naar onze mening nuttig dat de Kamer een uitspraak doet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de wenselijkheid en de mogelijkheid van een systeem van importheffingen en exportsubsidies voor het tegengaan van het zogenaamde "kooldioxidelek" in onderzoek heeft;

verzoekt de regering om, zolang het onderzoek loopt, binnen de Europese Unie hierover geen standpunt in te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 638(22112).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Duyvendak

overwegende dat het meetellen van kredieten uit bosprojecten in het emissiehandelssysteem (ETS) de eenvoud, transparantie en voorspelbaarheid van het ETS in gevaar zou brengen vanwege het tijdelijke en omkeerbare karakter van bosprojecten, zoals de Europese Unie ook aangeeft;

overwegende dat voor het voorkomen van ontbossing andere instrumenten geschikter zijn;

verzoekt de regering om af te zien van een pleidooi voor het gebruik van kredieten uit bosprojecten (sinks) binnen het ETS,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 639(22112).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Een onderzoek dat de Wageningen Universiteit vandaag publiceerde onderstreept nog eens de noodzaak van deze motie.

Mijn laatste motie is iets langer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op de recente jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank de voedselcrisis naar voren kwam als de grootste en meest urgente crisis waar de wereld op dit moment mee kampt;

overwegende dat criteria over concurrentie met de voedselvoorziening en verschuivingseffecten geen onderdeel uitmaken van de door de Europese Commissie voorgestelde duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen;

overwegende dat ook tweede generatie biobrandstoffen geen garantie bieden dat er niet met de voedselvoorziening wordt geconcurreerd, omdat deze ook (landbouw)grond in beslag nemen;

overwegende dat minister Bos heeft gezegd dat wij het 10%-doel in Europees verband dienen te heroverwegen als dat nadelige effecten blijkt te hebben voor de wereldwijde voedselproductie;

verzoekt de regering om binnen de Europese Unie te pleiten voor het schrappen van het 10%-doel voor biobrandstoffen vanwege de niet uit te sluiten risico's voor concurrentie met de voedselvoorziening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 640(22112).

De heer Van der Ham (D66):

Deze laatste motie is heel interessant, omdat de doorrekening door het NMP van de tegenbegroting van GroenLinks er een beetje door wordt doorbroken. Toen werd behoorlijk ingezet op biobrandstoffen. De heer Duyvendak geeft aan dat hij op dat punt tot een nieuwe zienswijze is gekomen, wat mij alleen maar verheugt.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Deze discussie hebben wij eerder gevoerd met de heer Van der Ham. In onze klimaatbegroting – zo noemden wij die tegenbegroting – hadden wij gesteld dat alleen biobrandstoffen, mits duurzaam, zouden worden gebruikt. Wij hadden ingezet op biobrandstoffen waarmee de CO2-uitstoot met meer dan 30% zou worden gereduceerd. Wij hadden daarvoor een buffer ingebouwd. Wij kwamen tot 35% reductie. Als niet voldaan zou worden aan de duurzaamheidscriteria, zou het reductiedoel van 30% toch worden gehaald. Zo nieuw is de motie dus niet.

Mevrouw Spies (CDA):

Sluit de heer Duyvendak nu al uit dat er een succesvol traject in Europees verband zou kunnen zijn, dat ertoe leidt dat voldoende adequate criteria in de richtlijn worden opgenomen, waardoor de doelstelling van 10%, mits wordt voldaan aan de criteria van duurzaamheid, gewoon wordt gehaald? Is het niet te vroeg voor de motie? Wij hebben eerder al gezegd dat wij met de richtlijn zouden kunnen instemmen mits de duurzaamheidscriteria voldoende in de richtlijn waren opgenomen. Pas bij de eindafweging beoordelen wij of wij 10% wel of niet verantwoord vinden.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik begrijp dat u die vraag stelt, maar gegeven de wijze waarop het politieke en maatschappelijke debat zich in Nederland en de rest van de wereld ontwikkelt en ook in het licht van de MNP-studie hierover, ben ik ervan overtuigd geraakt dat van het vastleggen van een 10%-doel een perverse prikkel uitgaat. Voorkomen moet worden dat die prikkel op die manier in het systeem wordt gebouwd. Er moet altijd worden gewerkt naar die 10%, mits ontbindend et cetera. De nadelen en bezwaren zijn zo groot dat die prikkel niet in het systeem moet worden geïntroduceerd. Daarnaast kunnen best een aantal ambities op dit terrein worden geformuleerd, maar dan wel gematigd en voorzichtig.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik vervang mijn collega Wiegman-van Meppelen Scheppink, die elders andere verplichtingen heeft.

Ik dien een motie in over het oormerken op nationaal niveau van een deel van de veilingopbrengsten van emissierechten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Ortega-Martijn

overwegende dat in Bali is toegezegd dat er nieuwe, additionele en stabiele financiering voor internationaal klimaatbeleid komt;

overwegende dat het veilen van emissierechten een toepassing is van het principe "de vervuiler betaalt" en dat de opbrengsten minstens deels ten goede moeten komen aan diegenen die het zwaarst getroffen worden door de gevolgen van klimaatverandering en daar het minst aan hebben bijgedragen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om de veilingopbrengsten van emissierechten voor een deel te oormerken voor nationaal en internationaal klimaatbeleid (adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden, inclusief het tegengaan van ontbossing) en de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 641(22112).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heeft de minister van Economische Zaken een toezegging gedaan waarover toch nog onvoldoende helderheid bestaat. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inspanningen en investeringen van bedrijven om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen kunnen leiden tot concurrentienadelen;

constaterende dat onderzoeksbureau CE uit Delft stelt dat het instellen van Border Tax Adjustments een kansrijke optie kan zijn om mogelijke concurrentienadelen ten opzichte van landen die zich onttrekken aan internationale klimaatafspraken ongedaan te maken;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de voor- en nadelen, juridische aspecten, praktische uitwerking en kansrijkheid van het inzetten van het instrument van Border Tax Adjustments in het wegnemen van concurrentienadelen als gevolg van klimaatinvesteringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 642(22112).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ben zo benieuwd op welke wijze deze motie iets toevoegt aan de toezegging waaraan u refereert ten opzichte van datgene van wat al met het kabinet is afgesproken. Wat is het verschil tussen deze motie en de gedane toezegging?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik twijfel over de grondhouding die de minister van Economische Zaken inneemt in het onderzoek naar de Border Tax Adjustments. Zij heeft tijdens het AO laten weten niets te voelen voor het instrument en dat zij van landen die hierin wel iets zien wil horen waarom zij dat doen. Ik wil dat zij met een neutrale grondhouding de voor- en nadelen bekijkt. Als zij haar toezegging heeft bedoeld zoals ik haar in mijn motie verwoord, dan trek ik mijn motie met alle liefde in.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik wil een motie indienen over het zogenaamde benchmarksysteem.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige voorstellen voor de (gedeeltelijke) gratis toedeling van emissierechten binnen bepaalde bedrijfssectoren te weinig rekening houden met individuele en actuele prestaties van bedrijven en de effectiviteit en efficiëntie van het veilingsysteem ondermijnen;

overwegende dat een alternatief voor veiling van emissierechten voor het vestigingsklimaat voor bedrijven wel van belang is, zodat het vertrek van bedrijven in concurrentiegevoelige sectoren naar landen met een minder streng klimaatbeleid wordt voorkomen en werkgelegenheid en de bijdrage van deze bedrijven aan de economie behouden blijven;

van mening dat een systeem van sectorspecifieke prestatie-indicatoren op basis van een benchmark in combinatie met sectorspecifieke emissieplafonds op Europees niveau net zo effectief is om emissiereductiedoelstellingen te bereiken en daarnaast effectiever innovatie stimuleert en het nadelig effect op het vestigingsklimaat beperkt;

verzoekt de regering om dergelijke systemen die op dit moment op Europees niveau door de verschillende betrokken bedrijfssectoren worden uitgewerkt, als inzet te nemen in de onderhandelingen over de wijziging van het ETS in plaats van het systeem van veilen van emissierechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 643(22112).

Mevrouw Spies (CDA):

Begrijp ik het nu goed dat de VVD-fractie voorstelt om helemaal te breken met het systeem van emissiehandel op Europees niveau?

Mevrouw Neppérus (VVD):

U mag de motie zo uitleggen dat het in ieder geval gaat om de zware industrie, de sectoren waar de discussie is over de veiling en over de vraag wat daarvan het gevolg zou zijn voor raffinaderijen, chemische industrie en dergelijke. Ik wil er eventueel wel een woord aan toevoegen als dat het verduidelijkt, maar dat is ermee bedoeld.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ook ik wil graag een motie voorleggen aan de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment het grootste deel van de in Europa geïmporteerde ethanol bestaat uit niet-duurzame "eerste generatie" productie, op basis van voedingsgewassen;

overwegende dat Nederland in het handelscomité van de Europese Commissie ervoor pleit om ethanol op de lijst van "environmental goods" te plaatsen, waardoor import onder het nultarief zou komen te vallen;

spreekt uit dat het onwenselijk is om eerste generatie bio-ethanol op te nemen op de EU-lijst van environmental goods en verzoekt de regering om haar lobby hiervoor met directe ingang te staken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 644(22112).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. De Partij voor de Vrijheid is geen voorstander van het gebruik van biobrandstof, indien dat de prijzen van voedsel en van brandstof verhoogt. Al vaker hebben wij aandacht voor dit probleem gevraagd. Waar de Kamer mij eerst meewarig aankeek, is men er nu van overtuigd dat er grote nadelen zijn aan het gebruik van biobrandstof.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van voedingsmiddelen als maïs, tarwe, suiker et cetera om biobrandstoffen te maken tot voedselschaarste zal leiden;

verzoekt de regering om het gebruik en de productie van op dergelijke wijze geproduceerde biobrandstoffen te staken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 645(22112).

De heer Van der Ham (D66):

Over de eerste generatie biobrandstoffen wordt al heel lang gesproken in de Tweede Kamer, in ieder geval zolang ik in de Kamer zit. Dat is nog maar zes jaar, dus zo lang is het ook weer niet, maar wel heel vaak. Het is niet met de introductie van de PVV hier pas een onderwerp geworden; dit ter verheldering aan de kant van de heer Madlener wellicht.

Volgens mij zijn alle moties die over deze zaken worden ingediend, ook bij dit debat, bedoeld om kritisch te zijn over de tweede generatie biobrandstoffen. Het is dus een wat achterhaalde motie. Wij zijn het eens, maar deze moties zijn al heel vaak aangenomen.

De heer Madlener (PVV):

Helaas hebben die moties niet geleid tot het staken van het gebruik en de productie van die eerste generatie, want wij gebruiken op dit moment eerste generatie biobrandstoffen. Daar wil ik nu meteen een einde aan maken, gezien de nadelen die dat heeft voor ons en de rest van de wereld.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik ben even op zoek naar de betekenis van uw dictum. U verzoekt de regering om de productie te staken, maar waar zijn de staatsfabrieken die biobrandstoffen produceren? Wat moet ik mij hierbij voorstellen?

De heer Madlener (PVV):

Dat is een goede vraag. De regering neemt de productie niet ter hand, maar Nederland doet hier wel aan mee. Zo is de motie bedoeld. Misschien is het onjuist geformuleerd, maar de bedoeling is helder dat wij als land aan het gebruik en de productie van deze eerste generatie niet meer moeten meedoen.

De heer Van der Ham (D66):

Gaat u het dictum dan nog aanpassen, want anders klopt het niet.

De voorzitter:

Nee, de heer Madlener heeft zijn motie ingediend en toegelicht.

De heer Madlener (PVV):

Ik denk niet dat het nodig is om het dictum aan te passen. Volgens mij is de motie heel helder en kunt u er gewoon over stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik hoop dat ik alle onderwerpen goed op een rijtje heb, maar als dat niet het geval is, hoor ik wel van u of ik iets vergeet. Ik begin met een reactie op de motie van de heer Duyvendak. Hij verzoekt de regering om zolang het onderzoek loopt binnen de Europese Unie geen standpunt in te nemen ten aanzien van een systeem van importheffingen en exportsubsidies. Zolang een eigen onderzoek wordt uitgevoerd – en dat wordt uitgevoerd – nemen wij geen standpunt in. Deze opmerking wil ik ook maken aan het adres van mevrouw Ouwehand. Haar motie ging over Border Tax Adjustments en over alles wat daarmee samenhangt. Wij hebben toegezegd om de mogelijkheden en de voor- en nadelen van grensaanpassingsmaatregelen op een rijtje te zetten. Wij komen die toezegging na met de kabinetsvisie Handel en duurzaamheid non-trade concerns. Die visie zullen wij voor de zomer publiceren. Dan zullen wij, ook lettend op wat inmiddels in Europa is gebeurd, onze positie bepalen ten aanzien van de WTO-conformiteit, de effectiviteit en de wenselijkheid van eventuele grensaanpassingen in het kader van ETS. Dat is dus toegezegd en die toezegging zullen wij nakomen, want wij zijn gewend om onze toezeggingen na te komen.

In reactie op de motie van mevrouw Ouwehand over de Border Tax Adjustments wil ik hetzelfde zeggen als wat ik zei in reactie op de motie van de heer Duyvendak. Ik heb een onderzoek toegezegd. Mevrouw Ouwehand weet hoe ik over dit onderwerp denk, maar dat laat onverlet dat als ik een onderzoek toezeg, dat onderzoek objectief is. Natuurlijk is het dat. Ik heb natuurlijk wel gezegd wat mijn mening is. Ik meen dat het goed is dat wij heel goed nagaan wat er volgens de WTO wel en niet kan. Daarover sprak mevrouw Ouwehand ook. Er kan echter niet zonder meer onderscheid worden gemaakt tussen producten op basis van de kenmerken die niet bij het product zijn terug te vinden. Staal blijft staal, of je dat nu met weinig of met veel kolen maakt. Dat maakt niets uit. De vraag is nu op welk moment en onder welke voorwaarden wel een onderscheid gemaakt kan worden en wanneer sprake is protectionisme. Dat zoeken wij uit. Wij zullen in eerste instantie de algemene uitgangspunten aangeven en daarna de specifieke maatregelen in aanmerking nemen. Ik zal zeker niet meteen zeggen: het mag niet van de WTO. Daarvoor zouden argumenten moeten gelden. Als mevrouw Ouwehand het voorgaande van mij verwacht, zal ik dat uiteraard doen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De motie waarop u net reageerde heb ik ingediend, omdat ik in de krant heb gelezen dat staatssecretaris Timmermans zich op de Top in Kopenhagen tegen zo'n Border Tax heeft uitgesproken. Ik weet niet of dit ook zo is, maar omdat ik dit in de krant las, had ik het idee dat de regering zich hierover heeft uitgesproken. Dat zou ik onwenselijk vinden zolang het onderzoek nog voortduurt. Als u echter zegt dat zolang het onderzoek nog duurt, de regering in het Europese debat niet het type positie inneemt waar ik op doelde, dan kan ik mijn motie intrekken.

Minister Van der Hoeven:

Wacht even! Wij hebben tijdens het debat ook andere argumenten aangevoerd. Wij hebben erop gewezen dat door een achttal Europese landen vragen zijn gesteld over de Border Tax Adjustments. Toen heb ik gezegd in ieder geval te willen bezien of er andere motieven zijn, motieven van protectionistische aard. Dat die motieven niet kunnen, heb ik in het debat aangegeven. Dus het onderzoek voeren wij uit, zonder meer, maar het kan niet zo zijn dat door het invoeren van de Border Tax Adjustments je protectionisme door een bepaald land krijgt. Het gaat om iets anders. Dat heb ik ook aangegeven. Dus ik zal mij daar ook in Europees verband tegen uitspreken, omdat ik niet weet wat de motieven zijn van de landen die dit willen. Er kan iets anders achter zitten dan de klimaatmotieven. Als dat niet zo was, had u met mij ook geen probleem. Er zijn eveneens protectionistische motieven, het beschermen van de eigen industrie, en dat is een ander verhaal.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik ben nu toch een beetje in verwarring. Ik heb de minister horen zeggen dat het onderzoek onafhankelijk is en dat het zal worden uitgevoerd met een neutrale grondhouding. Dat maakt mij bereid om mijn motie in te trekken, maar nu ik de reactie van de minister hoor op de motie van de heer Duyvendak, twijfel ik toch.

Minister Van der Hoeven:

Als alles eendimensionaal was, zou het een stuk gemakkelijker zijn. In dit geval wordt er echter ook door de landen waar het om gaat binnen het hele ETS aangegeven dat zij graag iets willen doen voor de eigen industrie. Die elementen spelen ook een rol. Daarom kan het wat mij betreft niet zo zijn dat de eigen industrie van een land beschermd wordt ten koste van een ander land. Dat gaat niet. Dat voorbehoud maak ik. Dit staat echter los van het WTO-verhaal, waarop uw motie en uw inbrengen doelden. Dat wil ik uiteraard wel precies weten omdat ook ik daar belang bij heb. Ik kan het mij niet veroorloven om in de Kamer of in Europees verband onderuit te gaan omdat ik iets zeg wat niet klopt. Dat gaat niet.

De voorzitter:

Het is niet uw motie, mijnheer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Nee, maar ik zit hier wel zeer belangstellend. Ik moet mijn fractie adviseren over het stemgedrag inzake deze motie. Ik bevind mij daarover nog in het ongerede. Een motie is of overbodig – zo kan ik het antwoord van de minister interpreteren – of vult iets aan op de stellingname van de minister. In het laatste geval heeft de motie een toegevoegde waarde en wil ik haar natuurlijk steunen, als dat tenminste past in de lijn van mijn fractie. Met alle respect voor de minister, het moet een tandje scherper. Wat is haar oordeel over deze motie: ontraden of overbodig? Zij weet toch hoe het werkt?

Minister Van der Hoeven:

Het is goed dat de heer Van der Vlies dit vraagt. Ik ben nog helemaal niet aan een beoordeling toegekomen, omdat ik eerst de gestelde vragen wilde beantwoorden. Ik vind de moties overbodig.

De voorzitter:

Mevrouw Spies, ik moet u hetzelfde zeggen als ik de heer Van der Vlies zei. Maar ik heb hem één interruptie toegestaan, dus dat sta ik u ook toe.

Mevrouw Spies (CDA):

Zo kennen wij u, voorzitter!

Ik mag toch aannemen dat daar waar het instrument van Border Tax Adjustments wel of niet een onderdeel zou kunnen worden van het systeem van emissiehandel, er in Europees verband gesproken wordt over de voors en tegens van een dergelijk instrument? In dat geval zullen toch de resultaten van het onderzoek dat Nederland op dit moment uitvoert voluit tot hun recht kunnen komen in de onderhandelingen over die nieuwe richtlijn voor dat emissiehandelssysteem? Dat de minister daarnaast in heel veel andere debatten die niet over deze richtlijn gaan, strijdt tegen landen die onterecht protectionistische maatregelen willen nemen, is iets wat redelijk los gezien kan worden van de onderhandelingen over deze richtlijn.

Minister Van der Hoeven:

Daar heeft mevrouw Spies gelijk in. In het algemeen overleg liepen beide zaken echter door elkaar. Er wordt momenteel onderzoek voor ons verricht door Copenhagen Economics en het CPB, dat meer inzicht moet geven in de economische effecten van Border Tax Adjustments. Dat onderzoek moet voor de zomer gereed zijn. Wij werken samen met Frankrijk aan een studie naar Border Tax Adjustments, waarbij met name wordt gekeken naar de juridische aspecten. Ik ben het met mevrouw Spies eens dat de argumenten inderdaad uit elkaar moeten worden gehouden. Datgene wat hier aan informatie binnenkomt, en wat ook gewisseld wordt tijdens de algemene overleggen die ter voorbereiding van de Europese Raden worden georganiseerd door de Kamer, wordt meegenomen.

De voorzitter:

In de rij Van der Vlies en Spies is nu het woord aan de heer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Daar komt bij dat ik beide moties heb meeondertekend, dus dan heb ik een streepje voor.

De minister had zojuist de insteek dat zij zich tot nu toe verzet had tegen het instrument van de Border Tax Adjustments omdat dit protectionistische trekjes had. De motie beoogt eigenlijk te zeggen dat wij als Nederland zullen onderzoeken wat de effecten zijn van de Border Tax Adjustments – dat is dus een neutrale opmerking – en dat wij ons op voorhand verzetten tegen een protectionistische variant ervan. Dat is een helder standpunt. Als de minister dat ook vindt, denk ik dat de motie kan worden ingetrokken.

Minister Van der Hoeven:

Ik had het zelf niet beter kunnen zeggen.

De voorzitter:

Ik zie aan hun lichaamstaal dat de indieners nog moeten overleggen over de gevolgen van deze uitspraak voor de motie.

Minister Van der Hoeven:

Dat brengt mij op de motie van de heer Duyvendak over de 10%-doelstelling in Europees verband. Ik ben het met hem eens dat als de nadelige effecten van de 10% biobrandstoffen voor de wereldwijde voedselproductie de voordelen overtreffen, wij de doelstelling moeten heroverwegen. Laat daar geen misverstand over bestaan. De 10%-doelstelling is echter niet voor niets aangenomen. Zij is aangenomen onder de voorwaarde van enerzijds duurzaamheid en kosteneffectiviteit en anderzijds commerciële beschikbaarheid van de tweede generatie van biobrandstoffen. Het middel mag niet erger zijn dan de kwaal. Daarover zijn wij het eens. Op dit moment zijn wij nog niet op dat punt beland. Duurzame productie van biobrandstoffen is nog niet per definitie onmogelijk. Dat weet de heer Duyvendak ook. Er zijn goede voorbeelden van biobrandstoffen op basis van afval en op basis van ethanol. Zonder een doelstelling is er geen enkele prikkel voor marktpartijen om te investeren in die duurzame biobrandstoffen. Marktpartijen moeten weten dat wij dat willen en zij moeten erop kunnen anticiperen. Ik heb wel eerder gezegd dat de tweejaarlijks rapportage van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de effecten van de richtlijn niet moet beginnen in 2012 maar in 2009. Ik vind het essentieel dat in die rapportage de indirecte effecten van de toepassing van biomassa voor energiedoelen, dus ook de concurrentie met voedsel, aan de orde worden gesteld. Individuele bedrijven kun je echt niet verantwoordelijk stellen voor de indirecte effecten. Daar moet de Commissie haar verantwoordelijkheid voor nemen. Het betekent dat wij aanneming van deze motie ontraden. Het is niet het juiste moment om deze doelstelling nu los te laten. Anders zeg je eigenlijk dat er geen enkele stok achter de deur is om het wel te halen. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Duyvendak dat zou willen.

Vervolgens kom ik te spreken over de motie van mevrouw Neppérus over het benchmarksysteem. Dat is eigenlijk een heel oud verhaal. Wij gaan veilen. Er is meer dan een keer aan de industrie gevraagd om zelf met een voorstel te komen. Ik heb dat afgelopen vrijdag tijdens de High Level Group Chemicals in Brussel opnieuw gevraagd aan de industrie. Zij komt niet met een voorstel omdat zij het onderling namelijk niet eens kan worden. Wel vind ik het van belang dat zo snel mogelijk helder wordt wie er buiten dat systeem wordt gehouden. Dat heeft te maken met het level playing field. De internationaal concurrerende bedrijven hebben er recht op dat dit zo snel mogelijk tot stand komt. Derhalve ontraad ik aanneming van deze motie.

Dat brengt mij op de motie van de heer Janssen over bio-ethanol van de eerste generatie. Eigenlijk zegt hij daarin dat wij moeten ophouden met de lobby om deze bio-ethanol op te nemen in de EU-lijst van environmental goods. Bij onze inzet in de EU voor aanmerking van biobrandstoffen als mogelijk environmental good in de WTO-onderhandelingen hebben wij er een voorwaarde aan verbonden. Die is dat eerst internationaal duurzaamheidseisen overeengekomen worden voor biobrandstoffen. Aan de realisatie van die voorwaarde wordt door Nederland proactief gewerkt. Je kunt niet een voorwaarde stellen om vervolgens te zeggen dat je er toch niet over wilt praten. Om die reden ontraad ik aanneming van deze motie.

Vervolgens ga ik in op de motie van de heer Madlener. Het dilemma dat daarin wordt geschetst is een bekend dilemma. Niemand wil dat er wordt verbouwd om te rijden, maar dat neemt niet weg dat er ook biobrandstoffen zijn die wel degelijk duurzaam geproduceerd kunnen worden. Als regering gebruiken en produceren wij niet datgene waarop de heer Madlener in zijn motie doelt, hetgeen niet wegneemt dat ik heel goed heb begrepen wat hij bedoelt. Misschien dat wij er straks bij het debat over het akkoord met Brazilië over kunnen spreken. Daar hoort dat namelijk meer thuis dan bij dit debat.

De heer Madlener (PVV):

Ik ben het er niet mee eens dat het in dit debat niet thuis zou horen, want wij hebben het duidelijk gehad over het gebruik van biobrandstoffen en het bijmengen ervan. Wij onderkennen met z'n allen nu de nadelen voor zowel de automobilist als de wereldburger. Toch stopt deze regering niet met het gebruik en de productie ervan. Ik snap dat niet. Als wij het met elkaar onderkennen, moeten wij er ook mee stoppen. Het argument om met de eerste generatie door te moeten gaan om bij de tweede generatie te komen, deel ik niet. Wij weten heel duidelijk waar wij over spreken bij biobrandstoffen van de eerste generatie. Volgens mij kunnen wij daar gewoon mee stoppen.

Minister Van der Hoeven:

Ik ben het er in zoverre mee eens dat wij toemoeten naar de tweede generatie van biobrandstoffen. Er is ook nog nader onderzoek voor nodig. Dat loopt ook. Waar sprake is van duurzaam geproduceerde biobrandstoffen van de eerste generatie vind ik niet dat je die dan moet uitsluiten. Wij hebben een aantal dingen wel degelijk uitgesloten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan alles met betrekking tot palmolie. Over dat punt hebben wij het hier eerder gehad en daarvan heeft de regering samen met de Kamer gezegd dat wij daarmee moeten stoppen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De toezeggingen ten aanzien van mijn motie op stuk nr. 638 waren helder en daarom trek ik haar in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Ouwehand/Jansen (22112, nr. 642) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Van der Hoeven:

Er zijn nog een aantal moties over, maar deze zal mijn collega voor haar rekening nemen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik trek mijn motie op stuk nr. 638 over de Border Tax in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Duyvendak/Jansen (22112, nr. 638) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik heb nog drie moties voor mij liggen. De eerste motie betreft het verzoek aan de regering, de veilingopbrengsten van het emissiehandelssysteem deels te bestemmen voor klimaatadapatatiemaatregelen in ontwikkelingslanden. Deze motie op stuk nr. 641 is van de heer Duyvendak. Ik ontraad op dit moment aanname van deze motie. Ten eerste loopt de discussie over de bestemming van de veilingopbrengsten nog op Europees niveau. Ook in het kabinet zijn wij echter nog met elkaar in discussie over de wijze waarop de nationale veilingopbrengsten zouden moeten worden aangewend. Dat is de reden dat ik aanname van de motie op dit moment ontraad.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De eerste ondertekenaar van de motie is mevrouw Ortega-Martijn, daarna komt mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en ik ben pas de derde op rij. U koppelde de motie aan mij, waarvoor ik u overigens dank. Nu echter even naar de argumentatie. U zegt dat hierover nog discussie in Europa plaatsvindt, maar daarom wil ik nu juist zo graag een Kameruitspraak of een uitspraak van u, namelijk om te horen dat het uw ambitie is om een deel van dat geld te oormerken. Wij willen met deze motie richting geven aan een discussie die nog loopt.

Minister Cramer:

Ik zal mevrouw Ortega-Martijn dan als eerste toespreken. Mijn excuses dat ik het even heb omgedraaid. De essentie is dat het kabinet hierover zelf nog in beraad is. Ik vind het daarom op dit moment voorbarig om daar verdere uitspraken over te doen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat betekent dat u het oordeel over de motie aan de Kamer overlaat?

Minister Cramer:

Nee, ik ontraad om die reden op dit moment aanname van de motie.

De voorzitter:

De minister heeft een oordeel gegeven en ik stel voor dat zij haar betoog vervolgt.

Minister Cramer:

Naar ik meen heb ik hier een motie die wel als eerste door de heer Duyvendak is ondertekend. In deze motie op stuk nr. 639 wordt de regering verzocht om af te zien van een pleidooi voor het gebruik van kredieten uit bosprojecten, of sinks binnen het ETS. Ik neem aan dat de heer Duyvendak de bosprojecten bedoelt die in het kader van het clean development mechanism worden gehonoreerd. Mijn opvatting hierover is dat de reductie die via bosprojecten tot stand kunnen komen in het kader van CDM en andere externe kredieten, juist wel zouden moeten meetellen. De reden daarvan is de volgende. Zoals de heer Duyvendak weet, want hij was ook in Bali, is er in VN-verband veel discussie over het belang van bosprojecten en deforestation. In dat kader hechten met name de ontwikkelingslanden veel waarde aan projecten die dat ook financierbaar maken. Nederland speelt ook een actieve rol om hen daarbij te ondersteunen. Als wij kijken naar de discussies die wij op weg naar het Deense Kopenhagen over twee jaar moeten voeren en waar wij flinke besluiten over moeten nemen, dan is het van groot belang dat wij de ontwikkelingslanden tegemoet komen in hun verlangen om die bosprojecten juist wel via dit soort mechanismen te laten meetellen. Dan zijn dit projecten namelijk vele beter financierbaar. Om te zorgen dat wij ons post-Kyoto-doel halen, in Kopenhagen tot besluiten kunnen komen en de ontwikkelingslanden mee krijgen en ondersteunen, wil ik juist wel gebruik maken van CDM om bosprojecten te financieren. Daar om ontraad ik aanname van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen morgen stemmen over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven