Aan de orde is het spoeddebat over het akkoord met Brazilië inzake biobrandstoffen.

De voorzitter:

Met de Kamer is een spreektijd van drie minuten per fractie afgesproken. Ik ga ervan uit dat zij die spreektijd bij haar voorbereiding als kader heeft gebruikt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Laatst zagen wij premier Balkenende juichend met de Braziliaanse president Lula. Er werd niet gejuicht vanwege doelpunten, maar omdat er een akkoord is tussen beide landen over biobrandstoffen. Nederland gaat op basis van dat akkoord een centrale rol spelen bij de in- en de doorvoer in Europa. Mijn fractie vindt dat er veel te vroeg wordt gejuicht.

Bij het gebruik van de huidige eerste generatie biobrandstoffen hebben wij sterke twijfels. De vraag is of die helpen bij het terugdringen van het CO2-gehalte. Er kan grote schade worden aangebracht aan de natuur en inmiddels ook aan de voedselprijzen. Kort gezegd is de vraag of met die stimulering niet het paard achter de wagen wordt gespannen.

De Kamer heeft ook moties aangenomen met de intentie terughoudend te zijn met uitbreiding van de eerste generatie en te proberen het ook in Brussel rustig aan te doen. Daar past dat akkoord dus niet bij. De VVD-fractie bevindt zich wat de twijfels betreft gelukkig in het gezelschap van vicepremier Bos van dit kabinet. Hij deed zijn naam eer aan. Kennelijk denkt hij wel aan de natuur en aan de voedselprijzen. Dat roept wel de vraag op wat de visie is van het kabinet. Is het de lijn Balkenende-Van der Hoeven, die van vicepremier Bos of die van minister Cramer. Ik ben benieuwd.

De visie van de VVD-fractie is wel duidelijk. Het is tijd om nu een stap terug te doen met de eerste generatie biobrandstoffen. Wij moeten snel doorstromen naar de tweede generatie. Daarvoor zijn zeker mogelijkheden. Kort gezegd komt het erop neer dat wij over dit verdrag met Brazilië nog maar eens moeten nadenken. Ik overweeg een motie op dat punt in te dienen, maar wacht het antwoord van de bewindslieden af.

Wat is gebeurd, is een gemiste kans. Het is geen stap voorwaarts, maar veel meer een doelpunt in eigen goal van beide landen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is natuurlijk verheugend om van de VVD-fractie te horen dat zij zich zorgen maakt over de natuur en de biodiversiteit in Brazilië. Maar weet zij wie de grootste veroorzaker is van de ontbossing en de verdwijning van de biodiversiteit in Brazilië?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Kennelijk wil mevrouw Thieme nu spreken over de veeteelt. Zij mag dat van mij gerust doen. De veeteelt in Nederland is één van de meest moderne in de wereld. Als mevrouw Thieme daarop dieper wil ingaan, is het aan de voorzitter om dat toe te staan. Wij maken ons zorgen. Dat drukken wij al jaren uit. Helaas heeft mevrouw Thieme indertijd tegen onze motie op dat punt gestemd waarin staat dat wij wat dat betreft een zekere terughoudendheid willen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het landbouwareaal voor biobrandstof is slechts 1% ten opzichte van 80% voor veeteelt. Als mevrouw Neppérus spreekt over de beïnvloeding van voedselprijzen in het kader van de wereldvoedselcrisis, heeft dat alles te maken met de prijzen die worden opgedreven door veevoer en niet zozeer door biobrandstoffen. Daarover zijn alle wetenschappers het eens. Ik vraag mij dan ook af waar mevrouw Neppérus vandaan haalt dat biobrandstoffen invloed hebben op de voedselprijzen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Als mevrouw Thieme de discussies volgde van het IMF en de Wereldbank, zou zij er net als ik van op de hoogte raken dat er enorme discussies over biobrandstoffen worden gevoerd. Zij kan dan ook lezen over de verschillen tussen de rijke en de armere landen in Zuid-Amerika en Azië. Als mevrouw Thieme zich daarin verder verdiept, kunnen wij daarover verder praten. Ik begrijp haar zorgen over de veeteelt, maar dit is een ander punt. Al is het maar een aantal procenten – volgens veel wetenschappers zijn het er meer – dan nog moet je extra zorgvuldig zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is goed om te horen dat de VVD-fractie kritisch is over de huidige ontwikkeling die betrekking heeft op biobrandstoffen. Op dit moment geldt een importheffing op biobrandstoffen uit bijvoorbeeld Brazilië. Is de VVD-fractie het met mij eens dat wij moeten wachten met het afschaffen van die importheffing totdat wij het brede debat over het nut, de noodzaak en de regulering van nieuwe generaties biobrandstoffen gevoerd hebben?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wacht eerst de antwoorden van het kabinet af, maar wij moeten er wel over gaan nadenken. Aanvankelijk was politiek rechts, maar ook politiek links, heel enthousiast over biobrandstoffen. Nu zien wij dat er ook grote nadelen aan zijn verbonden. Daarover moeten wij nadenken en dan het hele onderwerp bespreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Anderhalve week geleden stond ik hier ook. Het komt wel vaker voor dat ik hier sta. In vak K zat toen de minister van Financiën, de heer Bos, die net terug was uit Washington. Hij had daar een indringende bijeenkomst van IMF en Wereldbank meegemaakt. Een heleboel wereldleiders bespraken daar onder meer de wereldvoedselcrisis. De minister van Financiën zei desgevraagd dat wat hem betreft er opnieuw en goed moet worden nagedacht over de verdere ontwikkeling van biobrandstoffen in relatie tot dat vraagstuk. Dat is zonder meer terecht en sluit aan bij de kritische houding die de fractie van GroenLinks altijd al heeft ingenomen met betrekking tot de ontwikkeling van biobrandstoffen en helemaal het stimuleren daarvan op kosten van de belastingbetaler.

Wij zijn nog in afwachting van een grote brief van het kabinet, met daarin het verslag, zoals te doen gebruikelijk, van de vergadering in Washington. In de brief gaat het kabinet uitvoerig in op de wereldvoedselsituatie en de wereldvoedselcrisis zoals die zich manifesteert, de rol van biobrandstoffen daarbij en het noodzakelijke beleid. Uiteraard horen de biobrandstoffen er onlosmakelijk bij, ook de beroemde Cramercriteria. De minister van VROM weet waar ik het over heb.

Dat grote debat gaan wij met elkaar voeren. Vanavond gaat het over een punt dat hieraan verwant is, het memorandum of understanding dat de Nederlandse regering gesloten heeft met de regering van Brazilië. Over twee dingen die mij opvallen in het memorandum heb ik nu vragen. Een punt staat niet in het memorandum, namelijk de noodzaak van hetgeen wij keer op keer hebben bepleit en de minister van Financiën ook graag gematerialiseerd ziet, namelijk het stellen van duurzaamheidscriteria aan de brandstoffen die toegelaten worden op de Europese markt. Waarom missen wij dat in het memorandum?

Over een tweede punt word ik ook een tikje ongerust. In de preambule van het memorandum wordt gesproken over de noodzaak om marktverstoringen te ontmantelen. Dat is EZ-proza voor bijvoorbeeld importheffingen. Er is een importheffing op bio-ethanol. Ik kan mij voorstellen dat president Lula denkt iets binnen te kunnen halen. Als die heffing kan worden afgeschaft, dan heeft zijn bio-ethanol gemakkelijk toegang tot de Europese markt. Ik zou hier graag een stokje voor steken. Ik hoor vanavond graag van het kabinet dat de passage niet gelezen kan worden alsof de Nederlandse regering actie gaat ondernemen om de bestaande importheffing op bio-ethanol af te schaffen, hetzij eenzijdig vanuit Nederland, hetzij door dat te bepleiten in Europees verband. Er zijn ook andere landen met importheffingen op bio-ethanol. Afschaffing kan pas aan de orde zijn als wij het debat over duurzaamheidscriteria die moeten worden gesteld aan biobrandstoffen die wij toelaten tot de Europese markt fatsoenlijk en in extenso hebben gevoerd. Als die regels worden toegepast, praten wij pas over het afschaffen van mogelijke marktverstoringen. Graag krijg ik een heldere toezegging. Krijg ik die niet, dan heb ik een briljante motie klaar liggen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik begrijp dus goed dat als er goede duurzaamheidscriteria zijn voor bio-ethanol en andere biobrandstoffen die stoffen kunnen profiteren van een eventuele afschaffing van de importheffing.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat debat ga ik graag aan. Importheffingen zijn voor mij niet heilig, en ook niet veilig. Dat levert echter weer een heel nieuw debat op, dat ik nu niet wil voeren. Ik zeg er een zin over. Ik wil dan het ingewikkelde, lastige debat voeren over de vraag welke ruimte de Europese Unie/Nederland heeft om in WTO-verband importverboden af te kondigen. Dat zal dus een ingewikkeld debat worden. Keer op keer houdt het kabinet mij voor dat wij omwille van sociale of ecologische criteria bepaalde importen niet kunnen verbieden. Ik zou denken dat daarvoor wel degelijk ruimte is. Echter, als de regering gelijk zou hebben dat het WTO-kader een dergelijk verbod niet toestaat en dat wij de Europese markt niet verschoond kunnen laten van foute biobrandstof, dan resteert mij maar één middel om de ongewenste import af te remmen en dat is de heffing. Voorzitter. Die mogelijkheid wil ik dus niet afschaffen voordat het hele debat is gevoerd. Daarna ben ik bereid om te bezien wat het meest effectieve instrument is om goede biobrandstof op de Europese markt te krijgen en om de foute buiten de deur te houden.

De heer Van der Ham (D66):

Wij delen de opvatting dat de non-trade concerns een plaats zouden moeten krijgen in de WTO.

De voorzitter:

Dit is een constatering en geen vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Jawel, maar misschien mag ik nog één opmerking maken. Ik ben binnenkort tien jaar Kamerlid en ik praat hier ook al tien jaar over, maar wij zijn nog voor geen meter opgeschoten. Dus ik zeg: die importheffing laten wij voorlopig in stand.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Vorig jaar juli, vlak na het begin van het reces, hadden wij in dit Kamergebouw een bijeenkomst met achttien afgevaardigden van ontwikkelingslanden. Zij waren hier op uitnodiging van de Global Forest Coalition. De minister van VROM was op die bijeenkomst. De boodschap van de achttien vertegenwoordigers van een aantal ontwikkelingslanden, waaronder Zuid-Afrikaanse landen, aan de Europese Unie was: stop met het op steeds grotere schaal importeren van grondstoffen uit ons leefgebied. Sommigen spraken over het roven van grondstoffen. Zij doelden hiermee op grondstoffen in de ruimste zin het woord. Hun pleidooi betrof specifiek het moratorium op de uitbreiding van import van biobrandstof van Europa en de Verenigde Staten.

Brazilië is een ontwikkelingsland dat actief op zoek is naar nieuwe handelspartners. Dat is begrijpelijk en goed. Het is echter buitengewoon onwenselijk dat zo'n land in de verleiding wordt gebracht om zijn eigen toekomst op te eten. Dat dreigt te gebeuren. Nederland heeft op dit terrein een naam hoog te houden. Boven de grote rivieren ligt namelijk de dominee met de koopman in bed en onder de grote rivieren doet dat de pastoor. Wij combineren dus vaak het nuttige met het aangename. Ook in dit geval lijkt het er sterk op dat bij het sluiten van de overeenkomst met Brazilië met als doel om samen de ontwikkeling van biobrandstoffen uit te bouwen, onze eigen economische belangen dominant waren en niet de toekomstige van Brazilië. Het is waar dat in de overeenkomst wordt gesproken over de ontwikkeling van biobrandstoffen, maar dat wordt niet gespecificeerd. Daarover zijn al vragen gesteld. Ik wijs de minister erop dat Brazilië tegenwoordig exporteur nummer 1 van bio-ethanol is en dat dat bio-ethanol die voor vrijwel 100% tot de eerste generatie behoort. Die ethanol is verkregen uit voedselgewassen als suikerriet en maïs. De SP-fractie vindt dat onacceptabel. Tijdens een VAO eerder op de avond hebben wij met een motie al gevraagd om de lobby van Nederland om ethanol op de lijst van environmental goods te plaatsen, te staken. Wij willen de heffing dus intact laten. De heer Vendrik vraagt daar ook om. Het lijkt ons zaak om op dat punt voet bij stuk te houden. Nederland moet vooral werken aan versterking van zijn eigen productie van tweede generatie biobrandstoffen. Wij kunnen Brazilië alle hulp geven bij het ontwikkelen van een eigen industrie, maar wij moeten niet de deur openzetten voor importen van eerste generatie biobrandstoffen uit Brazilië.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik kom in dit debat met een iets andere visie en stel dan de vraag: hoe groen is de keus voor biobrandstof? Daarop is veel af te dingen. Het importeren van bio-ethanol zal vermoedelijk direct dan wel indirect het effect hebben van het verdwijnen van oerwoud. Het is in die zin dus niet zo groen als wij denken. De redenatie van de regering om dit contract af te sluiten is wat mij betreft ongelukkig. Brazilië is echter wel baas in eigen land. Nederland staat altijd vooraan met het vingertje te wijzen naar andere landen, maar als ik zie hoeveel oerwoud Nederland nog over heeft, dan is dat toch een stuk minder dan in Brazilië. Wij moeten daarom voorzichtig zijn om Brazilië terecht te wijzen voor het verbouwen van suikerriet voor biobrandstof.

Ik heb echter een ander bezwaar tegen het gebruik van bio-ethanol, namelijk de prijs aan de pomp. Ethanol is per liter duurder dan een liter benzine, als je de belastingen even wegdenkt. Daarbovenop komt nog een importheffing, waarmee de regering haar zak lekker vult, en de btw. Alle automobilisten die tanken met de verplicht bijgevoegde biobrandstof betalen gewoon een hogere prijs aan de pomp. Ik wil eigenlijk wel eens uitgerekend zien – wellicht kan de minister van Economische Zaken dat doen – hoeveel de automobilisten bij elkaar extra betalen aan hun brandstof. Hoeveel wordt de Staat, door importheffing en btw, daar rijker van?

Ik stel ten slotte een vraag aan de PvdD-fractie over de vleesproductie, want zij zegt steeds dat wij minder vlees moeten produceren en dus ook minder veevoer moeten importeren.

De voorzitter:

Het staat u natuurlijk vrij om de vragen te stellen die u wilt, maar het is wel ver buiten de agenda.

De heer Madlener (PVV):

Ik hoorde zojuist een interruptie over het vlees; dat doet de PvdD-fractie graag. Ik denk alleen dat het verplaatsen van de vleesproductie geen zin heeft. Als wij met elkaar vlees blijven eten, dan heeft het natuurlijk helemaal geen zin om minder vlees te produceren, want dat moet dan elders geproduceerd worden. Ik zie er daarom heel weinig heil in.

De voorzitter:

Ik stel mevrouw Thieme in staat om te antwoorden, maar daarna sluiten wij deze discussie, want zij valt echt buiten het kader van dit debat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik zou tegen de heer Madlener willen zeggen dat ik straks in mijn bijdrage aangeef dat wij te maken met een selectieve verontwaardiging over de biobrandstoffen en dat de wereldvoedselcrisis veel meer te maken heeft met een andere oorzaak, waardoor ook natuur verdwijnt. Ik hoop dan ook zijn vraag te beantwoorden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. De directe aanleiding voor dit debat is het akkoord dat met Brazilië is gesloten over de biobrandstoffen. Mijn fractie hecht zeer aan de ontwikkeling en het gebruiken van alternatieve, duurzame energie, maar dan wel duurzaam dus. Dat criterium is wat de fractie van de ChristenUnie betreft onvoldoende uitgewerkt in het memorandum of understanding. Mijn fractie wil dat de duurzaamheidscriteria als keiharde voorwaarden worden opgenomen in het werkprogramma dat voortvloeit uit het memorandum. In het uitwerkingsprogramma moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van negatieve gevolgen van grootschalige productie van biobrandstoffen voor mens en natuur: geen "groene" benzine die alsnog ten koste gaat van groen elders; geen "groene" benzine ten gunste van ons welzijn en ten koste van het welzijn van de mensen in Brazilië.

Mijn fractie hoort daarnaast graag hoe de regering dit denkt te gaan monitoren. Zal bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van onafhankelijke middelen, bijvoorbeeld satellietmonitoring, wat betreft het landgebruik? Daarnaast wil mijn fractie dat wordt ingezet op de tweede generatie in plaats van op de eerste generatie – collega Jansen sprak daarover ook al – omdat dan de concurrentie met voedsel sowieso wordt voorkomen. Hoe verhoudt dit zich tot het akkoord met Brazilië?

Een akkoord over biobrandstoffen in deze tijd van voedselcrisis is vragen om vragen, niet alleen over duurzaamheid. Er zijn mensen die op dit moment hun maag niet kunnen vullen, terwijl wij westerlingen discussiëren over het vullen van onze wagens. Dat doet zeer. Laat duidelijk zijn dat, wanneer de vraag naar biobrandstoffen concurreert met de vraag naar voedsel, het voor de fractie van de ChristenUnie duidelijk is dat voedsel voor benzine gaat. Hoewel zij zeer met elkaar te maken hebben, kan mijn fractie het voedseltekort niet een-op-een relateren met de toegenomen vraag naar biobrandstoffen. Natuurlijk speelt het mee, met name in Zuid-Amerika; denk aan de tortillacrisis in Mexico. Daarnaast hebben wij echter te maken met een groot tekort aan rijst en een stijgende vraag in China en India, gestegen marktprijzen, grote droogte en extreme natheid. Dit houdt niet allemaal direct verband met de vraag naar biobrandstoffen. Complexe materie dus! Het lijkt mijn fractie daarom van groot belang dat wij inzicht hebben in de vraag hoe het wereldvoedselvraagstuk zich verhoudt tot de alternatieve aanwending van voedselgewassen. Kan de minister aangeven hoe zij dat ziet, ook in relatie tot de uitwerking van dit memorandum?

Wel gekoppeld aan de voedselcrisis is het verdelingsvraagstuk; zeg maar gerust ongelijke verdeling. Uit allerlei rapporten blijkt dat er genoeg voedsel is voor iedereen, nu en ook in de toekomst, als wij het maar eerlijk verdelen en als wij maar investeren in de landbouw, ook in ontwikkelingslanden. De ChristenUnie kijkt daarom uit naar de gezamenlijke notitie van de ministers Koenders en Verburg op dit punt.

Ik rond af. Voor ons westerlingen is voedselvoorziening al jaren geen punt van echte zorg meer. Laat dat ook voor de rest van de wereld geen echte zorg meer zijn. Vandaar mijn vragen over de duurzaamheidscriteria in het werkprogramma.

De voorzitter:

Ik zie drie woordmeldingen. Eerst de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Ik hoorde de heer Cramer zeggen: met satellieten moeten wij Brazilië goed in de gaten houden, want dan kunnen wij ongetwijfeld zien of zij daar bomen kappen. Hebt u wel eens een satellietfoto van Nederland gezien?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ja zeker.

De heer Madlener (PVV):

Hoe vindt u het dat wij, als land dat al ons bos zo'n beetje gekapt heeft op een stukje Veluwe na, met ons vingertje gaan wijzen naar Brazilië, dat nog zo veel over heeft?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Daarom spant de ChristenUnie zich buitengewoon in voor een goede Natura 2000 en herstel van de EHS.

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik hoor de heer Cramer uitgebreid opmerkingen maken hoe hij aankijkt tegen biologische brandstof en tegen voedselprijzen. Wat vindt u dan van dit akkoord? Daar moet u dan toch echt moeite mee hebben. U spreekt alleen maar over "uitwerken", maar ik neem toch aan dat u moeite hebt met de basis, namelijk dat je zo'n akkoord sluit.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik vind dat het sluiten van het akkoord voor een belangrijk deel hoort bij de taak van de regering op het gebied van internationale verhoudingen. Maar het is goed dat wij er nu in de Kamer over spreken. Ik sluit mij aan bij de heer Vendrik, omdat de duurzaamheidscriteria ook voor mij een belangrijk gemis zijn in dit akkoord. Ik heb gezegd dat de duurzaamheidscriteria een belangrijke rol spelen bij de uitwerking; ik verwacht ook een toezegging van de ministers. Komen die er niet, dan heb ik grote problemen met dit akkoord. Maar dat was volgens mij al duidelijk geworden uit mijn bijdrage.

De voorzitter:

De heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat laatste is goed om te horen. Het klonk weer een tandje scherper dan zojuist, dus dat is winst. Is het ook de opvatting van de ChristenUnie dat dit kabinet nu halt moet houden met bijvoorbeeld de bestaande importheffing op bio-ethanol met voorrang af te schaffen en dat ook in Europa te bepleiten, maar dat wij eerst ordelijk het debat moeten voeren over te stellen duurzaamheidscriteria die effectief moeten zijn enzovoort en dat wij dan pas toekomen aan een eventueel debat over de vraag welke marktordening daarbij hoort?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik vind dat de heer Vendrik een goed punt heeft. Er zal gegarandeerd een motie over komen, want wij kunnen in deze Kamer niets meer zonder moties. Ik vind het wel een belangrijk punt en ben ook heel benieuwd naar het serieuze antwoord van de regering hierop. Als wij biobrandstoffen willen gebruiken, moeten wij er inderdaad serieus naar kijken. Het is mijn waarneming dat de tweede generatie biobrandstoffen nog niet zo productierijp is dat wij die in voldoende omvang kunnen hebben. Ik zou er vrede mee kunnen hebben, als je in een transitieperiode naar die tweede generatie wel degelijk eerste generatie biobrandstoffen toestaat. Maar dat is dan een overgangsperiode. Wat de duurzaamheidscriteria betreft, denk ik dat je daar hoge eisen aan mag en moet stellen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Cramer spreekt over een transitieperiode. Nu luistert het even nauw. Wij zitten in een periode waarin bio-ethanol wordt ingevoerd in Europa, zij het nog op bescheiden schaal. Het is de intentie van tenminste een deel van het kabinet om dat te laten groeien via Rotterdam. Begrijp ik het nu goed dat de heer Cramer vindt: eerst komen er duurzaamheidscriteria en dan pas praten wij verder over het versterken van de economische banden en het eventueel verlagen of intrekken van importheffingen; dus eerst scherpe duurzaamheidscriteria die effectief zijn om ervoor te zorgen dat de goede biobrandstof binnenkomt en de foute buiten de deur blijft?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb dat volgens mij gezegd in mijn bijdrage. Ik zal het herhalen, want dat is het gemakkelijkste. De ChristenUnie wil graag dat er wordt ingezet op de tweede generatie in plaats van op de eerste generatie; hoe verhoudt dit zich tot het akkoord met Brazilië? Volgens mij heb ik daarmee precies het antwoord gegeven op uw vraag. Ik denk dat je de eerste generatie kunt toestaan in die transitieperiode, maar dan moet doorschakelen naar de tweede generatie. In mijn beeld moet je dan niet al te wilde dingen doen op basis van dit contract door heel grote economische verbanden op te tuigen. Ik zie dat echt als een overgangsperiode.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. In de discussie over biobrandstoffen breekt het ethisch besef door dat er niet voor de motor, maar voor de mond zou moeten worden geproduceerd. Biobrandstoffen worden gezien als de grote boosdoeners die arme mensen het brood uit de mond stoten waarvoor regenwouden gekapt worden en die de wereldvoedselcrisis in belangrijke mate zouden veroorzaken. Het spijt mij bijzonder dat ik dit voortschrijdend ethisch besef moet bestempelen als een ernstige vorm van selectieve verontwaardiging waarin ik niet wil meegaan. Het is goed dat de wereldvoedselcrisis ons wakker schudt. Het zou echter verkeerd zijn om de wereldvoedselcrisis te gebruiken om alleen onverantwoorde vormen van biobrandstoffen aan de kaak te stellen. Niet de biobrandstoffen zijn de grote veroorzakers van de wereldvoedselcrisis, maar de veehouderij. In dat licht moet de voorliggende overeenkomst met Brazilië bezien te worden.

Slechts 1% van het wereldwijde landbouwareaal is bestemd voor biobrandstoffen. 1%! 80% van het landbouwareaal wordt gebruikt voor veevoer. Op dit moment wordt namelijk bijna 50% van de graanvoorraad in de wereld letterlijk opgeslokt door de veehouderij. Door het eerst aan dieren te voeren, wordt 85% van het plantaardig eiwit verspild. Dit levert niet alleen een ongelijke verdeling van voedsel op, maar ook een enorme berg mest. De vaak gehanteerde uitspraak dat wij niet voor de motor maar voor de mond zouden moeten produceren, zou eigenlijk anders moeten luiden: wij moeten voor de mond produceren, niet voor de stront. De wereldvoedselvoorraad staat op het laagste niveau sinds 30 jaar, terwijl de aarde met het huidige landbouwareaal ruim voldoende voedsel kan bieden voor ons allemaal, zelfs voor 40 miljard mensen, mits wij onze vleesconsumptie drastisch inperken. Alle wetenschappelijke rapporten zijn het hierover eens.

Het mes snijdt aan twee kanten bij een transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Juist de akkerbouw is in staat om duurzame biobrandstoffen te leveren uit plantresten. Dit kan 40% tot 50% van onze vervoersbrandstoffen opleveren. Daaraan zullen dan wel duidelijke duurzaamheidscriteria moeten worden verbonden. Het voorliggende akkoord met Brazilië voldoet daar nog niet aan, tenzij dit kabinet zich er voldoende voor inzet. Het is jammer dat het dat niet doet. Wat is er nu mooier dan te werken met schóne biobrandstoffen waarvoor geen regenwoud gekapt hoeft te worden, waaraan geen voedsel opgaat en waarvoor het productieproces niet meer CO2-uitstoot dan de biobrandstoffen zouden kunnen besparen ten opzichte van fossiele brandstoffen?

Wij moeten nastreven om in Europa een voorhoedepositie qua biobrandstoffen in te nemen, zodat wij kunnen helpen de werkelijk duurzame biobrandstoffen tot ontwikkeling te brengen en te benutten. Laten wij daarbij samenwerken met landen met veel expertise, zoals Brazilië. Het International Institute for Applied Systems Analysis geeft aan dat tweederde van de totale Europese landbouwgrond vrijkomt voor biobrandstofgewassen als het dieet meer vegetarisch wordt. Wetenschappers voorspellen dat er binnen tien jaar geen voedsel meer te pas komt aan biobrandstoffen. In die tijd kunnen wij ons het beste bezinnen over hoe af te komen van de massale verspilling van hoogwaardige plantaardige voeding via productiedieren in plaats van het uit de eerste hand te benutten.

Mijn fractie roept het kabinet daarom op eindelijk serieus werk te maken van de transitie naar een meer plantaardige samenleving, een omvorming van de veevoerindustrie in het verbouwen van voedsel voor mensen, en het verwerken van restproducten tot liefst regionale, verantwoorde en schone biobrandstoffen.

En voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Het kan verkeren. Nog geen drie jaar geleden hadden velen hoge verwachtingen van de toepassing van biomassa. Biobrandstoffen werden gezien als een heel kansrijk alternatief voor het rijden op diesel of benzine, maar al snel kwamen de eerste verhalen over grootschalige ontbossing, over het verdrijven van lokale boeren in ontwikkelingslanden en over bedreiging van de voedselproductie. Het is natuurlijk volstrekt buiten iedere discussie dat niemand van ons wil dat wij door zogenaamd groen te zijn hier, ellende elders in de wereld veroorzaken. Wij kunnen elkaar proberen te overtreffen in superlatieven maar als ik de talloze debatten van de afgelopen tijd op een rij zet dan was en is dat volgens mij voor alle aanwezigen hier het uitgangspunt. Betekent dit nu dat wij biomassa en biobrandstoffen helemaal in de ban moeten doen? Dat is niet het voorstel van de CDA-fractie. In de strijd tegen klimaatverandering, in de noodzaak om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen en ook om mensen in ontwikkelingslanden kansen te bieden, kunnen en moeten biobrandstoffen een plaats hebben. Dat betekent dat wij eraan moeten werken dat wij die dingen doen die wel kunnen, ofwel in het jargon, die duurzaam zijn. Wij weten allemaal dat Nederland zich wereldwijd zeer inspant voor de verduurzaming van biobrandstoffen. Wij zijn er bijvoorbeeld op Bali nog getuige van geweest.

Het uitgangspunt van de CDA-fractie is helder. Alleen gebruik van biobrandstoffen als wij zeker weten dat dit op een verantwoorde en dus duurzame wijze kan. Dat is ook onze inzet bij de Europese richtlijnen voor hernieuwbare energie. Als wij niet de zekerheid van duurzaamheid hebben, gaat het percentage verplicht bij te mengen biobrandstoffen niet omhoog. Ik ga ervan uit dat het memorandum dat op 11 april met president Lula is gesloten, past in de algemene beleidslijn van het kabinet ten aanzien van biobrandstoffen. De woorden "clean" en "sustainable" komen in elk van de negen paragrafen van het memorandum terug. Kunnen de ministers aangeven wat de achterliggende afspraken zijn over deze beide woorden? Mag ik ervan uitgaan dat datgene wat wij bijvoorbeeld met de Cramercriteria zijn overeengekomen, ook ten grondslag ligt aan dit memorandum? Wat betekent dit memorandum voor de positie van Brazilië in bijvoorbeeld de onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatverdrag? Ik lees dat Nederland en Brazilië gezamenlijk projecten in andere landen gaan ondersteunen? Wordt hierbij bijvoorbeeld ook gedacht aan Haïti, waar naar het oordeel van de CDA-fractie kansen liggen voor duurzame productie van biobrandstoffen? Waarmee is staatssecretaris Heemskerk thuisgekomen? Hij is op 13 april met 45 bedrijven naar Brazilië vertrokken. Zijn de eventuele overeenkomsten die daaruit voortgekomen zijn, ook duurzaam? En misschien nog wel belangrijker dan de directe overeenkomsten: hebben wij onze milieuspecifieke kennis en deskundigheid kunnen verkopen?

Er moet nog ontzettend veel gebeuren op het gebied van de ontwikkeling van schone en duurzame biobrandstoffen. Wij zien dat er op het gebied van innovatie stevig aan de weg wordt getimmerd. Daar moeten wij het ook van hebben. De doorbraak moet komen van innovaties die volgende generaties gaan opleveren. Op welke wijze draagt het memorandum hieraan bij?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Beschouwt mevrouw Spies het als een ernstige misstand in het memorandum dat niet expliciet gerefereerd wordt aan de Cramercriteria?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat hangt af van het antwoord op de vraag of de Cramercriteria ten grondslag liggen aan dat memorandum. Die vraag heb ik aan de regering gesteld en ik kan mijn oordeel dus pas geven op het moment dat die vraag beantwoord is. Ik zou zeer teleurgesteld zijn als die criteria niet ten grondslag liggen aan dit memorandum.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat gaan wij horen en dan weten wij daarna hoe teleurgesteld mevrouw Spies is.

Mevrouw Spies (CDA):

Of hoe opgelucht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zou het logisch zijn dat het kabinet doorgaat met het bepleiten in Europees verband dat importheffingen op bio-ethanol worden afgeschaft op zo kort mogelijke termijn?

Mevrouw Spies (CDA):

Het is jammer dat de heer Vendrik niet bij het eerdere debat van vanavond was over het VAO klimaat en energie. Daar had hij kunnen horen dat dit op dit moment niet de inzet van het kabinet is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, ik had gezegd: nog één vraag. U had uw punt dan in één keer moeten maken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik krijg een procedureel antwoord, waarbij wordt verwezen naar een ander debat. Ik had echt meer dingen te doen.

Mevrouw Spies (CDA):

Het is heel simpel. Het kabinet heeft gezegd, niet te pleiten voor wat de heer Vendrik suggereert.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het staat hier: "the need to dismantle market distortions". In economentaal betekent dat importquota en importheffingen; veel meer smaken zijn er niet. Kennelijk moeten die ontmanteld worden. De Nederlandse regering onderkent dat dit moet gebeuren: "dismantle market distortions". Is het vreemd dat ik daar "importheffingen" lees? Dat is toch geen vreemde veronderstelling? Daar is mevrouw Spies dus ontevreden mee.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik denk dat de heer Vendrik het toch verkeerd heeft gelezen, gegeven het feit dat het kabinet eerder op de avond expliciet heeft gesteld niet te pleiten voor het slechten van die barrières op de manier zoals de heer Vendrik dat nu suggereert. Ik heb vanavond dan net iets meer informatie gekregen uit de mond van deze twee bewindsdames.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik neem aan dat de bewindslieden die verwarring dadelijk opheffen, want die leeft ook bij mij. Mevrouw Spies vraagt wat er met duurzaamheid wordt bedoeld. Zou het niet logisch zijn geweest als dit in zo'n overeenkomst had gestaan? Dan had mevrouw Spies er nu een mening over kunnen hebben in plaats van te vragen wat ermee wordt bedoeld, hoe goed haar vragen ook zijn.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ga ervan uit dat "sustainable" iets voorstelt. Ik heb geturfd dat dit woord in alle negen paragrafen van het akkoord voorkomt. In mijn beleving gebruik je dat niet als het een loos, leeg en inhoudsloos begrip is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Als zo'n overeenkomst belangrijk is, was het toch logisch geweest als de ondertekenaars hadden aangegeven wat ermee wordt bedoeld?

Mevrouw Spies (CDA):

Een goed verstaander heeft soms maar één woord nodig. Indien beide partijen onder "sustainable" hetzelfde verstaan – ik ga ervan uit dat het gaat om de Cramercriteria – dan is er een prima overeenkomst gesloten.

De heer Madlener (PVV):

Ik ben blij dat de CDA-fractie erkent dat de huidige biobrandstoffen niet zo groen zijn als zij altijd dacht. Is het niet verschrikkelijk voor de automobilisten dat zij bij het tanken elke keer een deel van hun geld besteden aan deze biobrandstoffen?

Mevrouw Spies (CDA):

Nee, dat vind ik niet verschrikkelijk voor die Nederlandse automobilist. Overigens doet de heer Madlener de CDA-fractie onrecht. Samen met de VVD-fractie heeft zij al in 2005 een motie ingediend waarin staat dat de percentages biobrandstoffen alleen mogen worden verhoogd als dat op een verantwoorde manier kan plaatsvinden. Dit heeft toen al de steun van de vorige Kamer gekregen. Ons standpunt over biobrandstoffen is dus altijd positief-kritisch geweest. Op het punt van de biobrandstoffen hoeven wij niet zo heel veel medelijden te hebben met de Nederlandse automobilist.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb dat wel. Elke keer als wij onze tank vullen, moet wij een hogere prijs betalen vanwege het bijmengen, terwijl wij weten dat dit negatieve gevolgen heeft voor een deel van de wereld. Dat vind ik inderdaad verschrikkelijk. Eigenlijk moet mevrouw Spies niet pleiten voor het verhogen van het percentage maar voor het stoppen van het bijmengen.

Mevrouw Spies (CDA):

Er zijn ook biobrandstoffen die wel deugen en die in Nederland worden geproduceerd. Als de heer Madlener mij steunt in de ambitie om de schonere biobrandstoffen een zwaarder gewicht te geven in de verplichte bijmengpercentages, dan voorkomen wij ellende elders en kan de automobilist met een gerust geweten rijden.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. D66 beseft al heel lang dat biobrandstof geen gemakkelijk groene oplossing is. "It's not easy to be green", om met Kermit de Kikker te spreken. De wijsheid van deze charmante kikker geldt zeker voor biobrandstoffen.

Een paar maanden geleden ben ik in staat geweest om eens in Brazilië te gaan kijken bij suikerrietplantages en ook in een fabriek die suikerriet omzet in ethanol. Dat was zeer interessant. Er zijn inderdaad fabrieken waar ethanol wel op een duurzame wijze geproduceerd kan worden. Men kapt geen nieuw oerwoud, maar kan door productieverbetering tot betere resultaten komen. Dat gebeurt ook in Brazilië, naast alle slechte voorbeelden die wij kennen en waar wij allemaal tegen zijn.

Aangezien mijn fractie, samen met veel andere fracties, al heel vroeg kritisch was over biobrandstoffen, wil ik ook de positieve opmerking maken dat er binnen de eerste generatie biobrandstoffen gunstige ontwikkelingen zijn die best gehonoreerd mogen worden. In Brazilië is een aantal bedrijven daarmee bezig. Zij kijken niet alleen naar dit soort zaken, maar ook naar bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden van de werknemers. Dat sommige werknemers daar onder erbarmelijke omstandigheden moeten werken, wordt ook aangepakt.

Er zijn goede ontwikkelingen. Als de regering zou besluiten om een akkoord te sluiten om dat soort biobrandstoffen met de Cramercriteria in de hand toe te laten op de Nederlandse markt en om Nederland op dat terrein een belangrijke functie te laten vervullen binnen Europa, heeft dat op zich mijn steun. Dat staat los van het feit dat de tweede generatie biobrandstoffen onze voorkeur hebben omdat die hier kunnen worden geproduceerd. Ik ben ervan overtuigd dat het ook in de discussie rond zaken als de eiwitbalans verstandig is om selfsupporting te zijn, om zo autarkisch mogelijk te produceren waar het gaat om de voedselvoorziening en energievoorziening binnen Europa.

Als dat de uitgangspunten zijn van het kabinet – ik zou zeer teleurgesteld zijn als de Cramercriteria bij het gesprek met de president van Brazilië niet ter sprake zijn gekomen, wat ik mij overigens niet kan voorstellen – heeft het kabinet mijn steun. De importheffing zou dan vooral gebruikt moeten worden om biobrandstoffen die niet duurzaam zijn geproduceerd zo veel mogelijk van de Nederlandse en de Europese markt te weren. Als dat het uitgangspunt is, heeft het kabinet mijn steun. Ik ga ervan uit dat dit het geval is. Dat vertrouwen heb ik. Mocht uit de antwoorden blijken dat het anders zit, merken wij dat wel in de tweede termijn.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ter discussie staat het memorandum of understanding tussen Nederland en Brazilië. De PvdA-fractie is waar het gaat om biobrandstoffen ook ongerust over met name concurrentie tussen voedsel en biomassa. Dat laat onverlet dat er een gedeelde opvatting is over de ontwikkeling in een meer duurzame richting. Daar kan niemand het mee oneens zijn. De PvdA-fractie is op zich onverdeeld gelukkig met de winning van ethanol uit suikers. Er zijn veel meer mogelijkheden om die verduurzamingsslag op een slimmere manier vorm te geven waarbij suikerriet, maar ook biomassa, ingezet kan worden.

In de discussie over biomassa in het debat over duurzaamheid zijn winnaars en verliezers. In de globaliserende wereldhandel is dat niet anders. In deze ratrace geldt: the winner takes it all. Het is zaak om in het verduurzamingsdebat kwetsbare samenlevingen, de verliezers van al die mondiale bewegingen, terzijde te staan. Voedselzekerheid van miljoenen mensen, met name de allerarmsten, staat in het brandpunt van die discussie. De enorme stijging van de voedselprijzen heeft echter veel meer oorzaken. Ik noem klimaatveranderingen, misoogsten en oprukkende woestijnen. Het veronachtzamen voedselproductiesystemen in de landbouw en de ontwikkelingen in de rurale gebieden, met name in ontwikkelingslanden, hebben wij veel te lang aan de zijlijn gezet. De stijgende welvaart in de wereld genereert een enorme verschuiving in dieetgewoonten. Last but not least denk ik dat een enorme speculatie in de grondstoffenmarkt debet is aan de oneerlijke concurrentie tussen voedsel en biomassa.

De overeenkomst met Brazilië over ethanol kan een stap in het proces van verantwoorde verduurzaming zijn, maar dan wel geconditioneerd. Ik vraag de regering of met de vertegenwoordiger, president Lula, afspraken zijn gemaakt over de duurzaamheid van het geproduceerde ethanol. Is dit niet geproduceerd in gekapte regenwoudgebieden? Is het niet geproduceerd op gronden van verjaagde boeren? Gaat de productie niet ten koste van gesloopte sociaal-cultureel gewortelde gemeenschappen? Willen wij echt stappen voorwaarts zetten in de verduurzaming, dan moeten wij toe naar erkende certificeringssystemen op duurzaamheid. Welke initiatieven heeft de regering besproken op het terrein van bovengenoemde criteria?

Wij zullen de boeren in de wereld, meestal vrouwen, een eerlijke kans moeten willen geven. Het IMF, de Wereldbank en de Verenigde Naties in de vorm van de FAO, zullen dit samen met de donoren in het OS-beleid moeten inzien. Duurzaamheid op de lange termijn moet gaan boven de kortetermijnwinst. In de Kamer is een motie aangenomen waarin het kabinet is opgedragen om voor 1 mei de tweede generatie biobrandstoffen extra te stimuleren. Ik ben zeer benieuwd naar de invulling van deze motie in de komende week.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wat vindt de heer Waalkens van deze overeenkomst? Past dit akkoord dat met Brazilië is gesloten, bij het verhaal dat hij zonet heeft gehouden?

De heer Waalkens (PvdA):

Zoals collega Spies ook heeft gezegd, is in de negen hoofdstukken een aantal condities benoemd onder de term "sustainable". Aan het kabinet heb ik de vraag gericht hoe het denkt invulling te geven aan deze conditionaliteit. Op dat punt zullen wij deze overeenkomst scherp beoordelen.

De vergadering wordt van 22.02 uur tot 22.10 uur geschorst.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Over het MoU met Brazilië is een aantal vragen gesteld. Deze zijn te clusteren. Het beleid van dit kabinet is erop gericht om biobrandstoffen in te zetten en broeikasgassen te verminderen. Daar gaat het om. Hieraan zijn voorwaarden verbonden. Het moet op een duurzame manier gebeuren, het moet kosteneffectief zijn en de tweede generatie moet commercieel beschikbaar komen. Dezelfde argumenten hebben wij vanavond volgens mij al een keertje met elkaar gewisseld. Natuurlijk moeten wij voortdurend in de gaten houden of de negatieve effecten op mens en milieu de positieve effecten niet overtreffen. In het uiterste geval moet de Europese Commissie worden gevraagd om de doelstellingen van de 10% bijmenging naar beneden bij te stellen. Het middel mag namelijk niet erger zijn dan de kwaal, namelijk klimaatverandering. Daarover zijn wij het dus eens, neem ik aan.

Een aantal Kamerleden heeft gevraagd waarom er geen duurzaamheidscriteria zijn opgenomen in het MoU en wat de achtergrond van het woord "sustainable" in het MoU is. Dit MoU is het startpunt van de dialoog. Het biedt een open benadering voor een wederzijdse dialoog. Daarin staat het begrip "sustainable" centraal. Dat begrip doelt op duurzame productie en toepassing, waarin de aspecten CO2-uitstoot, voedselgewasverdringing, ontbossing en wat dies meer zij alle zijn opgesloten. De Cramercriteria zijn daarbij voor Nederland uitgangspunt en leidraad. Dit is van belang omdat de hele discussie over de inzet van de biobrandstof betrekking heeft op het samenspel van alle factoren.

Het begrip duurzaamheid is niet nader gedefinieerd omdat in internationaal verband de discussie hierover nog volop gaande is. De Cramercriteria zijn ons uitgangspunt. Zij vormen de leidraad van deze dialoog. Ik heb dit nodig, ook bij de vraag over het afschaffen van de importheffing op bio-ethanol. Ook deze vraag is vanavond al eerder aan de orde geweest. Wij kunnen deze heffing niet eenzijdig opheffen. Wij hebben eisen verbonden aan de inzet in de EU voor aanmerking van biobrandstof als mogelijk "environmental good". Eerst moeten internationaal duurzaamheidseisen overeen gekomen zijn voor biobrandstoffen. Daaraan wordt door Nederland proactief gewerkt. Het MoU met Brazilië moet dus ook in dat licht worden bezien. De opheffing van de importheffing kan dus pas worden bepleit als vaststaat dat er sprake is van duurzame bio-ethanol. Eerder is opheffing dus niet mogelijk.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de uitleg van de minister ter zake van het niet opnemen van de specifieke criteria in de MoU. De minister zegt dat deze criteria daarin niet expliciet staan omdat daarover nog een internationaal debat loopt. Dat begrijp ik niet.

Minister Van der Hoeven:

Dat begrijpt u natuurlijk heel goed.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee, dat begrijp ik niet. Misschien mag ik mijn vraag stellen. Ik begrijp het niet, omdat dit niet het verslag is van een internationaal debat, maar een overeenkomst tussen Nederland en Brazilië. Het is goed dat de minister bevestigt dat de Nederlandse regering de Cramercriteria als hoeksteen van het biobrandstofbeleid neemt, maar dan moet Nederland deze criteria opnemen in elke overeenkomst en in elk stuk waaronder het zijn handtekening zet. Ik neem dus geen genoegen met de uitleg. Ik vraag opnieuw: waarom, als het zo belangrijk is, staat het niet expliciet opgenomen? Waarom is dat niet uitonderhandeld met de Brazilianen?

Minister Van der Hoeven:

Omdat, zoals ik zojuist heb gezegd, dit MoU het startpunt is van de dialoog en van de uitwerking die moet plaatsvinden. Die uitwerking moet natuurlijk op een aantal punten gebeuren; daar kom ik zo meteen op terug, want daarover zijn meerdere vragen gesteld.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, de minister komt er zo dadelijk nog expliciet op terug.

Minister Van der Hoeven:

Inderdaad.

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus wil graag een vraag stellen. Mijnheer Vendrik, na de uitleg van de minister krijgt u nogmaals het woord.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb het even over de eerste zinnen van het betoog van de minister. Daarin zei zij, bijna met dezelfde zucht als bij het VAO dat wij eerder vanavond hadden, dat wij het al vaak over het beleid hebben gehad.

Het is natuurlijk toch niet helder als de minister iets ondertekent over biobrandstoffen en als dan de vicepremier van het kabinet nog geen dag later zegt dat biobrandstoffen gedeeltelijk een ramp zijn. Ik vind het dus helemaal niet zo helder.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb daarnet aangegeven dat er proactief gewerkt moet worden aan al die duurzaamheidseisen die aan bio-ethanol gesteld worden. Dat hoort ook zo te gebeuren.

Dat betekent dus ook dat je in de uitwerking van dat Memorandum of Understanding kijkt naar alle aspecten die daarbij een rol kunnen spelen; het gaat dan onder andere over wat mevrouw Neppérus en de heer Bos noemden, namelijk ontbossing, voedselgewasverdringing en CO2-uitstoot. Het gaat om al die aspecten bij elkaar. Er komt een brief naar de Kamer over wat in Washington aan de orde is geweest. De Kamer heeft zelf aangegeven dat zij daarover het debat met ons wil voeren. Dat wacht ik dan even af; die brief komt er.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het wordt voor mij steeds onhelderder. Binnen het kabinet lopen kennelijk de standpunten uiteen. Ik neem aan dat in de brief heel helder het hele verhaal zal staan. Ik ben bereid tot dan te wachten, maar kennelijk is er nu één beleid, terwijl in hetzelfde weekend twee bewindslieden iets tegengestelds hebben gezegd.

De voorzitter:

Maar goed, die brief komt dan nog aan de orde.

Ik begrijp dat de heer Vendrik de brief ook wil afwachten.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Dat zijn uitlatingen van mevrouw Neppérus. Zij weet heel goed wat wij tot op dit moment aan de Kamer gemeld hebben. Er is geen verschil van mening of van inzicht. Dat is gewoon niet het geval. Mevrouw Neppérus probeert gewoon te stoken in een goed huwelijk. Daar houden wij ons niet mee op!

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus, u hebt zojuist al aangegeven dat u op de brief wacht. U hebt uw vraag al twee keer gesteld.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik stel serieuze vragen. Als de minister dat stoken in een goed huwelijk vindt, dan stook ik graag verder; wellicht is het huwelijk dan niet zo goed.

De voorzitter:

Laten wij dat huwelijk maar even buiten beschouwing laten en ons weer tot de biobrandstoffen beperken.

Minister Van der Hoeven:

Zo is dat, voorzitter.

De heer Vendrik sprak over de trade distortions. Hij merkte op dat wat hem betreft het dan met name gaat over de importheffing. De Brazilianen hebben aangegeven dat er ook nog andere trade distortions zijn. Tot op dit moment hebben zij echter niet helder kunnen maken welke dat zijn. Net als voor die andere aspecten geldt ook hier dat dit MoU een startpunt is en niet het eindpunt van de onderhandelingen. De verdere uitwerking gebeurt in de vorm van een werkgroep gedurende de komende maanden. Dan gaat het niet alleen om samenwerking tussen twee overheden; er worden ook bedrijven, ngo's en onderzoeksinstellingen bij betrokken. Het gaat er namelijk om de doelstelling van de duurzame inzet van biobrandstoffen te verwezenlijken.

Als eerste komt in mei of juni een Braziliaanse delegatie naar een aantal kritische Europese landen, om met name de discussie over die duurzaamheidsaspecten aan te gaan. Daar is ook Nederland bij betrokken; men wil graag met leden van de Tweede Kamer spreken. Ik ondersteun dat initiatief graag. Volgens mij is het de beste manier om in een open debat de noodzakelijke helderheid te krijgen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is interessant om van u te vernemen dat de Brazilianen nog niet weten over welke market distortions zij het willen hebben.

Minister Van der Hoeven:

Over welke ándere market distortions zij het willen hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik controleer echter de Braziliaanse regering niet, maar de Nederlandse regering. De Nederlandse regering zegt hier dat er een noodzaak is om marktverstoringen te ontmantelen. Over welke marktverstoringen heeft de Nederlandse regering het dan?

Minister Van der Hoeven:

Ik weet niet of mijn antwoord daarnet niet is overgekomen of dat er iets anders aan de hand is. Ik heb zojuist echter precies aangegeven dat een importheffing een vorm van marktverstoring is. Ik heb ook aangegeven dat deze importheffing pas kan worden besproken op het moment dat wij het volledig eens zijn met de duurzaamheidscriteria. Die moeten voor biobrandstoffen internationaal overeengekomen zijn. Pas op dat moment zal Nederland zijn inzet in de EU voor aanmerking van biobrandstof als mogelijke environmental good in de loop van de WTO-onderhandelingen inbrengen. Eerder niet, dat is toch heel helder neem ik aan. Dat is van onze kant het uitgangspunt. Mochten er andere trade distortions zijn vanuit de Braziliaanse kant, dan hoor ik dat wel. Daarom is het ook van belang om met elkaar te erkennen dat dit MoU geen eindpunt van onderhandelingen is, maar het startpunt van een dialoog. Op de een of andere manier wil de heer Vendrik dat niet erkennen. Vanuit dit startpunt zal op een aantal punten verder wordt gewerkt, juist aan de duurzame productie van bio-ethanol en andere vormen van bio-energie in Brazilië.

Het is niet voor niets dat in het MoU technische en commerciële aspecten staan als onderwerpen van samenwerking, maar dat ook wordt gesproken over duurzame productie en het aanwenden voor bijvoorbeeld elektriciteitsopwekking, over de ontwikkeling van internationale standaarden voor toepassing op de wereldmarkt voor biobrandstoffen, over de mogelijkheid van verhandeling van CMD-certificaten voor biofuel projecten. Elke vraag die aan de orde kan komen, kan aan de orde komen binnen de uitwerking van dit MoU, ook het mogelijke risico voor de verdringing van voedselgewassen.

Als de Kamer aan ons vraagt om haar op de hoogte te houden van de verdere uitwerking van het MoU, zeggen wij dat uiteraard graag toe. De Kamer kan dan met eigen ogen zien wat de resultaten zijn van de gesprekken tussen de beide landen en tussen de vertegenwoordigers van landen, ngo's, bedrijven en kennisinstellingen die nog gaan plaatsvinden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is interessant dat de minister nu een verdere uitleg geeft over het memorandum, bijvoorbeeld over de vraag of een verdere ophoging van de productie van biobrandstoffen de wereldvoedselvoorziening verdringt, in de waagschaal stelt. President Lula heeft daarvan dacht ik gezegd dat dat een leugen is. Het is dus interessant om hier te speculeren over hoe dit memorandum verder kan worden uitgewerkt, maar dat is mosterd na de maaltijd. Ik vind het buitengewoon vreemd dat de minister over marktverstoringen zegt dat het oplossen daarvan vanuit het Nederlandse perspectief pas aan de orde is als de Cramercriteria daadwerkelijk kracht en betekenis hebben gekregen. De Cramercriteria worden niet opgenomen, die conditie wordt hier ook niet opgenomen, maar wij moeten het wel allemaal zo lezen. De Braziliaanse regering heeft dat ook zo begrepen. Ik vraag de minister daarop te reageren. Ik neem dit document daarvoor eerlijk gezegd iets te serieus. Er staat veel te veel niet geschreven aan wat de minister nu toekent aan het memorandum. Dat vind ik gewoon slecht werk.

Minister Van der Hoeven:

Dat kan de heer Vendrik zo vinden, maar ik heb aangegeven dat dit memorandum het uitgangspunt en startpunt is van een dialoog. Ik heb aangegeven dat al die aspecten die ook in de Kamer aan de orde zijn daarin worden besproken. Daarvoor is ook ruimte. Ik zal erop toezien dat dat ook gebeurt. Ik heb ook aangegeven dat wij de Kamer van de resultaten van de dialoog en van de werkgroepen op de hoogte zullen houden. Dat is toch heel simpel?

De heer Vendrik (GroenLinks):

De Cramercriteria zijn toch niet onderhandelbaar. Dat is wat de minister suggereert.

Minister Van der Hoeven:

Dat suggereer ik niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wij tekenen een document, maar de Cramercriteria zijn niet opgenomen. Er zit een vrij ongeclausuleerde toezegging aan de Brazilianen in dat marktverstoringen moeten worden opgelost. Hier wordt dat nader gekwalificeerd. Dat lees ik niet in het stuk. Als dat allemaal nog besproken wordt, moet ik dus concluderen dat dit kennelijk onderhandelbaar is voor de Nederlandse regering. Daarvan schrik ik. Ik zou denken dat de Cramercriteria voor dit kabinet niet onderhandelbaar zijn, zeker niet met de Brazilianen op basis van dit MoU.

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij heb ik heel helder aangegeven wat het startpunt is van deze onderhandelingen, namelijk dit MoU. Ik heb heel helder aangegeven dat de Cramercriteria voor ons daarbij leidraad zijn. Ik heb heel helder aangegeven onder welke voorwaarden Nederland bereid is te gaan praten over de importheffing. Ik heb ook aangegeven dat het uiteindelijke doel natuurlijk is dat je komt tot duurzaam geproduceerd bio-ethanol. Ik ben het zeer eens met in dit geval de heer Madlener en mevrouw Spies dat ook in Brazilië duurzaam wordt geproduceerd en dat het de bedoeling is dat ook die duurzame productie zo veel mogelijk doorgaat, want dat willen wij met elkaar. Niemand heeft er behoefte aan om niet duurzaam geproduceerde bio-ethanol in Europa op de markt te krijgen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Tien dagen geleden werd met veel feestgedruis een overeenkomst getekend omdat wij het allemaal samen gaan doen, hoe geweldig dat is en hoe belangrijk onze rol daarin is. Nu blijkt langzaam maar zeker dat nog maar sprake is van een startpunt dat verder ingevuld moet worden. Ik vind het uitstekend dat de minister verder wil werken aan duurzaamheid en daarover wil rapporteren; dat wacht ik dan af. Maar ik vind het wel heel vreemd dat er wordt gejuicht over een tekst waarin het woord "duurzaam" negen of twaalf keer voorkomt, en dat nu blijkt dat het verder nog ingevuld moet worden. Ik blijf dat onbegrijpelijk en tegenstrijdig vinden, en zou graag zien dat dat wordt uitgelegd.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Dan zou het goed zijn als mevrouw Neppérus eens kijkt naar alle memorandums of understanding. Een memorandum of understanding is geen contract of verdrag; dat zijn heel andere zaken. Bij een memorandum of understanding wordt ervan uitgegaan dat daaraan vervolgens gezamenlijk invulling wordt gegeven op basis van de criteria die worden afgesproken. Die criteria heb ik hier heel helder naar voren gebracht. Ik weet ook hoe de Kamer erover denkt, en dat is voor ons alleen maar een aansporing om het op deze manier door te zetten.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik vind het best een overtuigend betoog van de minister. Het stelt mij gerust dat de minister zo expliciet zegt dat de Cramercriteria uitgangspunt zijn; ik had ook niet anders verwacht. Ik wil echter wel zekerheid hebben over de ultieme sancties die de minister heeft op het moment dat de invulling de Cramercriteria niet benadert, zodat de Kamer enig houvast heeft waarover de minister nog wil onderhandelen en wat haar grijze gebied is.

Minister Van der Hoeven:

Ten opzichte van een ander land heb je natuurlijk geen sancties. Maar binnen de afspraken over de verdere uitwerking van een memorandum of understanding doe je dingen wel en doe je dingen niet. Het is heel goed dat wij hier in het debat duidelijk maken wat wij wel gaan doen. Daar vloeit dan uit voort wat wij niet gaan doen. Dat kan als een sanctie opgevat worden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil het graag helder krijgen; daarvoor is dit spoeddebat ook bedoeld. De minister zegt dat zij gaat toezien op de uitwerking van de dialoog en hoe de Cramercriteria daarbij gehanteerd worden. Acht de minister een uitkomst denkbaar die niet voldoet aan de Cramercriteria, of is dan de conclusie dat er verder geen samenwerkingsovereenkomsten komen?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik ga natuurlijk uit van de Cramercriteria, anders heb je helemaal geen vastigheid. Van daaruit ga je verder uitwerken. Zoals ik al zei: de dingen die je gaat doen kunnen vrij breed zijn. Het gaat over duurzaam produceren van de eerste generatie, en de heer Cramer weet net zo goed als ik dat dat op een aantal punten wel degelijk mogelijk is. Daarnaast gaat het om het toegroeien naar de tweede generatie bio-ethanol. Daar moeten wij uiteindelijk op uitkomen. Dat doe je gezamenlijk. Natuurlijk wordt bijvoorbeeld met Brazilië die tweede generatie technieken verder ontwikkeld, zoals de ligne cellulose. Dat moet aan bod komen in de verdere uitwerking van het memorandum of understanding, en zal ook aan de orde komen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Begrijp ik het goed dat de Cramercriteria niet de leidraad zijn maar uitgangspunten, vertrekpunten, en dat het dus alleen maar beter kan worden?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Zij zijn uitgangspunt, leidraad als u dat zo wilt noemen, net zoals de Cramercriteria leidraad en uitgangspunt zijn bij de duurzaamheidscriteria die afgesproken moeten worden op wereldschaal.

Er ligt nog een technische vraag van de heer Madlener over het aandeel van de belastingen en wat dies meer zij in de brandstofprijzen. Ik heb daarvan een heel technisch overzicht bij me, en ik stel voor dat ik dat de heer Madlener schriftelijk doe toekomen.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Daar ga ik niet mee akkoord. Het gaat om enkele eenvoudige cijfers: wat kost een liter benzine kaal, wat kost een liter ethanol kaal? Met andere woorden: hoeveel euro van elke volle tank gaat er naar die briobrandstof waarvan wij nu weten dat die helemaal niet groen is?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. De kale prijs van benzine euro loodvrij is 56 cent. De belastingdruk absoluut is 0,9%, en de belastingdruk relatief is 62,44%. Van diesel zwavelvrij is de kale prijs 57,4 cent, de adviesprijs is € 1,13...

De heer Madlener (PVV):

Ik wil ook weten wat de kale prijs van ethanol is.

Minister Van der Hoeven:

Dat moet ik even opzoeken. Dat staat niet op mijn lijstje. Als de heer Madlener al die details wil weten, zoek ik ze op en krijgt hij ze schriftelijk. Ik heb ze op dit moment niet bij de hand.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister de heer Madlener die informatie schriftelijk doet toekomen. Dan heeft hij de informatie die hij heeft gevraagd.

Minister Cramer:

Voorzitter. Wij praten vandaag weer over biobrandstoffen. Ik vind dat prima, want het is een hartstikke belangrijk onderwerp. De Kamer weet van mij dat ik mij, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd, ervoor inzet dat wij als wij biobrandstoffen gebruiken die duurzaam gebruiken. Zij moeten duurzaam geproduceerd zijn. Dat is het uitgangspunt van het kabinet en daar houden wij ons aan. Ik stel dat heel nadrukkelijk. Wij lopen voorop in de wereld met het uitdragen van die boodschap.

Ik ga niet meer in op de samenwerkingsovereenkomst met Brazilië, want dat heeft collega Van der Hoeven al uitgebreid gedaan. Ik ga wel in op een vraag die mevrouw Neppérus stelde, namelijk of wij met verschillende monden over hetzelfde onderwerp spreken. Nee, wij spreken met dezelfde mond over hetzelfde onderwerp. Mevrouw Neppérus refereerde aan de uitspraken van de heer Bos in Washington. Hij heeft uitspraken gedaan die ik geheel deel, omdat hij heel duidelijk zijn zorgen uitsprak. Wij moeten geen biobrandstoffen gebruiken als daardoor in de wereld voedseltekorten dreigen. Hij is bezorgd dat dit misschien gaat gebeuren.

Ik ga dan meteen door naar vragen van de heren Cramer en Vendrik. In hoeverre dragen de biobrandstoffen bij aan de wereldvoedselcrisis? Dat is eigenlijk de essentie van de discussie die tijdens de conferentie van de Wereldbank werd gevoerd.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Eerst wordt tegen mij gezegd dat er wordt gestookt in een goed huwelijk, nu dat iedereen hetzelfde zegt. Kom op, zeg! Ik blijf verbaasd. Vrijdag wordt er juichend iets getekend, zonder dat er ook maar een zinsnede in staat over duurzaamheid, risico's voor de voedselvoorziening of schade aan de natuur. 36 uur later maakt minister Bos uiterst kritische opmerkingen over biologische brandstoffen. Dat de minister dat aan elkaar probeert te lijmen kan ik mij helemaal voorstellen, maar meent zij nu echter dat hier geen enkel verschil tussen is?

Minister Cramer:

Ja, dat meen ik echt. Mevrouw Van der Hoeven heeft heel duidelijk uitgelegd wat het memorandum of understanding inhoudt. Het is een eerste stap, waarna verdere invulling volgt. Zij heeft gezegd wat onze inzet is. De Cramercriteria worden daarbij als uitgangspunt genomen. De heer Bos is het daar volledig mee eens.

De voorzitter:

Wat mevrouw Neppérus heeft uitgewisseld lijkt mij nu voldoende. Ik geef het woord aan de heer Vendrik, als het nog betrekking heeft op dit onderdeel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De Cramercriteria zijn van mevrouw de minister zelve. Zij is onze gids in dezen. De Brazilianen maken ethanol uit suikerriet. Past dat type biobrandstof binnen de Cramercriteria?

Minister Cramer:

Dat past beter dan de heer Vendrik misschien denkt. Een van de criteria is de broeikasgasbalans. Met hoeveel wordt de uitstoot van CO2 verminderd doordat gebruik wordt gemaakt van biobrandstof? In het geval van suikerriet pakt de broeikasgasbalans goed uit, met meer dan 50%. Als de stammen van het suikerriet verder worden verwerkt, kan dat zelfs oplopen tot 80%. Het is de best scorende eerste generatie biobrandstof die er zo ongeveer is. Het hele debat over eerste en tweede generatie is in dat opzicht dan ook verwarrend. Oorspronkelijk werd de eerste generatie biobrandstoffen gebruikt voor het verkrijgen van de gewenste broeikasgasbalans. Daarbij gold een grens. Bij het overschrijden van die grens spraken wij van de tweede generatie. Nu wordt het ook van belang geacht om de concurrentie met voedsel in aanmerking te nemen. Dat is een belangrijk criterium van de zes Cramercriteria. Ook in dat opzicht scoort het suikerriet dat in de buurt van Sao Paulo wordt verbouwd, niet slecht. Wij zouden hierover letterlijk een boom kunnen opzetten, maar ik ga er nu niet verder op in. Als wij dus in aanmerking nemen hoe goed wij met bio-ethanol scoren, moeten wij ook zeggen: dat is zo slecht nog niet.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Vendrik weer wil interrumperen, maar ik wijs erop dat de minister een helder antwoord heeft gegeven. Ik geef hem de gelegenheid om nog kort te reageren, maar daarna vervolgt de minister haar betoog.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik meen dat er meerdere Cramercriteria zijn. Er zijn inderdaad nog veel beroerdere varianten van biobrandstof, maar eigenlijk matcht bio-ethanol niet met alle criteria. Maar goed, ik begrijp dat dat nu allemaal anders ligt. Dan maakt het ook niet zoveel uit dat de criteria van de minister niet expliciet in het memorandum staan, want eigenlijk vormen die geen onderwerp van gesprek met de Brazilianen. Wat zij doen, is namelijk goed. Dat stelt de minister hiermee vast.

Minister Cramer:

Mevrouw Van der Hoeven heeft er al op gewezen dat wij alle zes duurzaamheidscriteria die Nederland heeft geformuleerd in overleg met de counterpartner in Brazilië uitwerken en bespreken. Zoals mevrouw Van der Hoeven ook zei, is het onze inzet om alle zes criteria als basis voor de afspraken te gebruiken.

De heren Cramer en Vendrik hebben de zorg uitgesproken dat de inzet van biobrandstoffen de wereldvoedselcrisis kan versterken. Ik wil heel nadrukkelijk zeggen dat ik deze zorgen heel erg deel. Dé bedoeling van het ontwikkelen van duurzaamheidscriteria was voorkomen dat hetgeen wij hier gebruiken ten koste gaat van de mensen in de Derde Wereld. Ons beleid mag er dus niet toe leiden dat de mensen daar voedseltekorten hebben of honger lijden. Als dat het gevolg is, zijn wij met deze brandstoffen op de slechtste manier bezig. Dit mag dan ook absoluut niet gebeuren. Dé inzet van het kabinet is dus: vermijden dat wij in die richting koersen.

Tegen mevrouw Thieme zeg ik dat uit de verschillende studies blijkt dat bij het ontstaan van de wereldvoedselcrisis de toename van de vleesproductie een belangrijke rol speelt. Wij moeten namelijk steeds meer areaal gebruiken voor het verbouwen van voedergewassen voor de veeteelt. Dat is een belangrijk aspect. Daarnaast hebben wij te maken met klimaatverandering. Dat is ook een belangrijk aspect. Er doen zich droogtes voor waardoor er minder kan worden geoogst. Wij hebben ook te maken met inefficiënte productiemethoden, met slecht werkende markten en, niet te vergeten, met hoge energieprijzen. Die olieprijzen zijn sky high. Daardoor zijn grondstoffen als kunstmest duur. Al die factoren samen zorgen voor de voedselcrisis. Dit zijn dus de dominante factoren en niet de ontwikkeling van biobrandstoffen. Natuurlijk houden wij de vinger aan de pols. Als uit studies blijkt dat er door het gebruik van biobrandstoffen wel iets aan de hand is, ben ik de eerste om ervoor te zorgen dat wij ons bezinnen en dan zullen wij de Kamer melden welke conclusies wij moeten trekken.

Mevrouw Neppérus stelde nog een vraag over de eerste en tweede generatie biobrandstoffen. De heer Jansen had het over het instellen van een moratorium als de ontwikkeling van biobrandstoffen niet duurzaam gebeurt. Wij hebben eerder gewisseld wat het uitgangspunt van het dit kabinet is. Onze inzet is in de eerste plaats dat wij duurzaam ontwikkelde brandstoffen in de markt zetten. Nu hebben wij de eerste generatie biobrandstoffen nodig, omdat wij nog niet aan die tweede generatie toe zijn. Dat is maar een heel klein percentage van het geheel. Nu kun je ervoor kiezen, en ik heb dit al eerder met u gewisseld, om voorlopig maar te stoppen totdat de tweede generatie er is. Ik heb gezegd dat dit geen zin heeft, want wereldwijd worden ongelooflijk veel biobrandstoffen ingezet op een onduurzame manier. Om sturing te geven aan de wereldmarkt, moet je aan de bal blijven en zorgen dat je dat proces beïnvloedt. Dat doe je niet door aan de zijlijn te staan, maar door heel duidelijk je stem te laten horen en sturing te geven aan de toepassing van de duurzaamheidscriteria zoals wij die hebben opgesteld.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter, dank u wel dat u mij nog even het woord geeft, want ik wil nog even reageren op het antwoord van de minister op mijn vragen. Wij hebben te maken met een wereldvoedselcrisis en zij zegt: het zou erg zijn als de biobrandstoffen daarvan een belangrijke oorzaak zijn. Als je kijkt naar de meest concurrerende toepassing van allerlei wereldgranen ten opzichte van voedsel voor mensen, dan kunt u niet anders dan met mij concluderen dat het niet zozeer de biobrandstoffen zijn als wel het veevoer. Dat is de grootste concurrent van voedsel voor mensen. Ik begrijp niet dat de minister zegt: ja, veeteelt is inderdaad ook een belangrijk iets. Veeteelt is juist een van de meest milieuvervuilende industrieën ter wereld. Wij hebben te maken met een wereldgraanoogst van 50% die naar veevoer gaat.

De voorzitter:

Kunt u met uw vraag komen, mevrouw Thieme?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vraag mij af hoe de minister dat kan afdoen met: dat is ook een belangrijke oorzaak, maar dat moet dan maar op een ander moment terugkomen in de discussie. Wij hebben het nu over de vraag hoe wij de wereldvoedselcrisis kunnen indammen.

De voorzitter:

Ik heb u de vraag toegestaan en minister Cramer krijgt uiteraard de gelegenheid tot antwoorden, maar wij wijken wel weer ver van de agenda af.

Minister Cramer:

Wij spreken hier over de biobrandstoffen en niet over de vleesproductie. Ik heb alleen eraan gerefereerd in verband met de analyses die duidelijk maken dat de toename van de vleesproductie ook een van de factoren is. Die toename komt vooral doordat in China steeds meer vlees wordt geconsumeerd. Ik heb het om die reden genoemd in het kader van dit debat.

De heer Jansen (SP):

De minister zei dat, als je begint aan een moratorium van bijvoorbeeld de import van biobrandstoffen uit Brazilië, je dan aan de zijlijn blijft staan. Stel dat Nederland actief zou investeren in de ontwikkeling van de tweede generatie biobrandstoffen en die kennis ook zou exporteren naar Brazilië om hen te helpen om die technieken daar ook in te voeren. Samenwerking op dat terrein is een veel effectievere strategie dan als wij in Nederland nog de deur openzetten voor al dan niet opgepepte eerste generatie biobrandstoffen, waarover de Energieraad overigens in zijn rapport dat wij vandaag ontvingen, gesteld heeft: bij veel van de eerste generatie biobrandstoffen is de reductie van broeikasgasemissies over de hele keten laag en soms zelfs negatief.

Minister Cramer:

Wij praten over verschillende dingen. Ik heb het niet over alle eerste generatie, want die biobrandstoffen die beneden de broeikasgasbalans zijn die acceptabel is, vallen niet eronder. Wij gaan natuurlijk wel met die duurzaamheidscriteria werken. Datzelfde geldt voor uw vraag over waarom ik niet met Brazilië werk aan de tweede generatie. Dat staat gewoon in het MoU. Dat is juist ook waarin wij met hen verder willen komen. De reden dat ik zo nadrukkelijk zeg dat wij inzetten op het zo snel mogelijk van eerste naar tweede generatie komen, is dat wij die eerste generatie voorlopig even nog nodig hebben, maar alleen onder de conditie dat die aan bepaalde duurzaamheidscriteria voldoet. Wij hebben die criteria voor Nederland opgesteld. Wij hebben hard gelobbyd in Europa om ervoor te zorgen dat het Europese richtlijnen werden. Wij zijn in een jaar tijd gigantisch veel verder, want de drie belangrijkste duurzaamheidscriteria die wij hebben opgesteld, zijn overgenomen in Brussel. Dat is nu dus Europees beleid geworden. Dat vind ik zelf al in zo'n korte tijd een enorme stap voorwaarts. Wij zullen ook hard lobbyen om de overige drie erin te krijgen en om ervoor te zorgen dat die tweede generatie biobrandstoffen veel aandacht krijgt. Dus wij gaan richting Brussel door. Internationaal zijn wij ook heel actief. Wij hebben heel gericht samenwerkingsovereenkomsten met een aantal landen in voorbereiding of al in uitvoering. Dat doen wij om ervoor te zorgen dat de duurzaamheidscriteria die wij hebben ontwikkeld zo snel mogelijk in de praktijk worden toegepast, waarmee wij de wereld kunnen laten zien dat deze aanpak ervoor zorgt dat wij geen wereldvoedselcrisis veroorzaken door die biobrandstoffen.

De voorzitter:

Ik zag eerst mevrouw Neppérus, maar ik stel wel voor dat wij dichterbij de agenda blijven. Het was een spoeddebat over de overeenkomst met Brazilië.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik hoor nu allerlei dingen waarmee het kabinet bezig is, waarvan een stel mij bekend voorkomen. Ik zit er wel even mee, want wij doen steeds meer terwijl wij vorig jaar hebben gezegd: laten wij voorlopig niet overgaan tot verhoging van het percentage van bijmenging. Daarover is een motie aangenomen. Bent u het daar nog steeds mee eens? Ik begin nu te twijfelen.

Minister Cramer:

Wij veranderen die percentages helemaal niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik beluister een minister van Milieu die alle middelen aangrijpt om biomassa duurzamer te laten produceren. Dat is goed. Helpt dit memorandum deze minister bij die missie?

Minister Cramer:

Absoluut. Ik sta er helemaal achter, vooral omdat wij dit zien als de eerste stap. De verdere invulling gaan wij uitwerken met de inzet die mevrouw Van der Hoeven al heeft toegelicht. Er wordt van hieruit en zeker ook vanuit Brazilië samengewerkt met ngo's en andere maatschappelijke organisaties. Wat mij betreft, zitten wij helemaal op de goede lijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan moet mevrouw Cramer mij toch echt even helpen door precies aan te geven waar haar missie – duurzame biomassa, toepassing van criteria – in dat memorandum expliciet is opgenomen. Dat is toch haar centrale missie. Daar gaat zij voor en dat steunen wij. Dat moet ik dan toch ergens kunnen lezen, maar dat lukt mij niet. Minister, kunt u mij helpen? Waar staat uw missie verwoord in dat memorandum?

Minister Cramer:

Als ik dat zou doen, ga ik herhalen wat collega Van der Hoeven heeft gezegd.

Voorzitter. Ik heb de vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. De spreektijd is een derde van die in eerste termijn.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Mijn twijfels over de gesloten overeenkomst tussen Nederland en Brazilië zijn niet weggenomen. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote zorgen worden geuit door onder andere het IMF over de effecten van grootschalige toepassing van biobrandstoffen op onder andere de wereldvoedselmarkt, tropische bossen en klimaatverandering;

overwegende dat ondanks deze zorgen er op 11 april 2008 een overeenkomst is getekend tussen de Nederlandse en Braziliaanse regering, om onder andere de toename van het aandeel hernieuwbare energie in de mondiale energiemix te stimuleren;

overwegende dat stimulering van het gebruik van biobrandstoffen hier expliciet onderdeel van uitmaakt;

overwegende dat in de overeenkomst de voorwaarden die aan het begrip duurzaamheid in relatie tot biobrandstoffen worden toegekend, ontbreken;

verzoekt de regering, de overeenkomst met Brazilië te heroverwegen dan wel de uitwerking primair aan te grijpen om de tweede generatie biobrandstoffen tot ontwikkeling te brengen, alvorens over te gaan tot het stimuleren van grootschaliger gebruik van biobrandstoffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(29575).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil tot slot twee opmerkingen maken. De motie die mevrouw Neppérus zojuist heeft ingediend, kan waarschijnlijk op mijn steun rekenen, maar ik zal die nog even precies bekijken.

Mijn eerste conclusie in dit debat is dat hier een slecht memorandum wordt "groengewassen". Ik begrijp de minister van Milieu zo dat het haar centrale missie is – daarin steunen wij haar – om het duurzaam gebruik van biobrandstoffen krachtig te bevorderen en sterker nog, het onduurzaam gebruik van biobrandstoffen, zoals dat vandaag de dag in toenemende mate wordt gerealiseerd, af te remmen en uiteindelijk uit de wereld te helpen. Dat zou de missie van dit kabinet moeten zijn. De criteria die dat moeten ondersteunen, zien wij echter nergens in het memorandum terug. Die slag is dus gemist. Ik moet constateren dat het kabinet zich op dit punt niet serieus neemt. Er ligt een memorandum dat een andere agenda lijkt te bevoordelen, namelijk goede handelsrelaties met Brazilië. Dat mag, dat is een legitiem belang, maar dan moet het kabinet niet achteraf komen aanzetten met allerlei criteria die wij niet lezen.

Ik word ook ongerust over de toepassing van de Cramercriteria. Ik heb hier voor mij liggen een prachtig boekje van Natuur en Milieu en de provinciale milieufederaties: Heldergroene biomassa. De studie is mede mogelijk gemaakt door de minister van Economische Zaken. Ik zeg dit als pikant detail. Wat lees ik over biomassa? "Biobrandstoffen gemaakt uit rietsuiker. Niet doen. Niet duurzaam. Niet Cramercriteriabestendig." Wat zegt de minister? Dat is wel het geval. Hier zien wij hoe de verfloddering van criteria nu al gestalte krijgt. Kennelijk is het handelsbelang met Brazilië dominant. Dat spijt mij zeer. Ik zal de motie van de VVD ter zake waarschijnlijk steunen: dit memorandum moet van tafel.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. De PVV wil lagere brandstofprijzen, geen hogere brandstofprijzen. De prijzen zijn gigantisch hoog: een liter benzine kost € 0,56. Zonder belastingen wel te verstaan, want er komt nog een dikke euro bij. Het verplicht bijmengen van ethanol verhoogt de brandstofprijzen nog verder en werkt negatief uit voor het milieu. Dat vinden wij zeer slecht. Elke keer als je je tank vult, doneer je een euro aan de kap van oerwoud, en dat is niet de bedoeling. Andersom geredeneerd: er is een kans om vandaag iets voor het milieu te doen én de brandstofprijzen te verlagen door te stoppen met het verplicht bijmengen van deze biobrandstoffen. Die kans pakt het kabinet niet. Dat is jammer voor de burgers, die te veel betalen, en jammer voor de mensen in Brazilië, die hun voedsel duurder en hun oerwoud kleiner zien worden. Dubbel verlies.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoord. Ik hoor in hun antwoorden begrip voor de zorg van de Kamer doorklinken bij het toepassen van de duurzaamheidscriteria. Ik heb het zo verstaan, dat in de uitwerking van het MoU de duurzaamheidscriteria het vertrekpunt vormen. Minder kan het niet worden. Dat is winst: er is een helder standpunt van de regering in dit debat. De ChristenUnie onderschrijft die helderheid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Wij hebben te maken met een Westerse wereld die massaal voedingsgewassen verspeelt in een wereld waar honger heerst. Als het ons ernst is om de wereldvoedselcrisis te bestrijden, de ontbossing te bestrijden en de verspilling van energie te bestrijden, dan dienen wij de voedingsgewassen weer te gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn. Wij moeten ons niet krampachtig focussen op de 1% van het landbouwareaal voor biobrandstof, terwijl 80% van het landbouwareaal wordt gebruikt voor veevoer. Ik wacht de brief over de voedselcrisis in relatie tot de veehouderij met spanning af.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ook ik dank beide ministers voor de beantwoording. Of de Cramercriteria uitgangspunt, leidraad of basis zijn voor de gesprekken die nog zullen plaatsvinden, de CDA-fractie wil vastgelegd zien dat wij met elkaar ten aanzien van deze overeenkomst geen inspanningsverplichting aangaan, maar dat er bij het kabinet een resultaatsverplichting ligt om uitsluitend met afspraken terug te komen die deze Cramercriteria voluit rechtdoen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is zeer terecht om kritisch over biomassa en biobrandstoffen te zijn. De minister van VROM maakte echter ook een terechte opmerking. Zij zei dat als ethanol op een duurzame wijze geproduceerd wordt, zonder het kappen van oerwoud, het een heel interessante biobrandstof kan zijn. Er moet echter wel bovenop worden gezeten. Toen de minister van Economische Zaken werd gevraagd of de Cramercriteria leidend of de basis zijn, gaf zij ontwijkende antwoorden. Daardoor weet ik niet helemaal zeker wat de resultaats- of inspanningsverplichting is en hoe zij het uitgangspunt precies hanteert: als startpunt voor een gesprek of als eindstation. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in de onderhandelingen met Brazilië over biobrandstoffen geen afspraken te accepteren die qua duurzaamheidseisen lager uitvallen dan de Cramercriteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(29575).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie heeft in eerste termijn gezegd dat zij de ongerustheid over de concurrentie tussen voedsel en biobrandstof zeer serieus neemt. De afspraken met Brazilië in het memorandum of understanding zijn een startpunt voor de onderhandelingen. Ik heb begrepen uit de beantwoording van de ministers dat de verdere invulling van de afspraken een vervolg krijgt waarin de Kamer mogelijk een rol kan spelen. In contact met de werkgroepen kan langs de lijn van de Cramercriteria invulling gegeven worden aan de afspraken. Als dit, zoals mijn collega Spies al zei, een resultaatsverplichting is, verbindt mijn fractie zich er zeker aan om haar bijdrage eraan te leveren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Van der Hoeven:

Mijnheer de voorzitter. Er zijn geen vragen gesteld. Daarom zal ik ingaan op de twee moties die zijn ingediend. Wij hebben het boekje Heldergroene biomassa er nog eens bijgepakt. Het is mooi dat de heer Vendrik citeert uit werk van anderen dat mede door ons bekostigd is, maar dan moet hij het wel helemaal citeren. De rietsuiker staat bij de groep die valt onder "nee, tenzij". De directe CO2-reductie is goed, maar de indirecte effecten zijn onduidelijk. Er wordt verwezen naar het kappen van regenwoud en de sociale omstandigheden. Zo staat het er in. En daar zit ook precies het probleem. Onder de duurzaamheidseisen vallen ook de sociale omstandigheden. Het lastige is nu dat die niet scherp gedefinieerd kunnen worden. Ze leveren ook internationaal de meeste problemen op. Dan kom ik meteen op de motie van de heer Van der Ham. Welnu, in de geest doen wij wat daarin staat. Alleen, het is lastig ten aanzien van de sociale aspecten. Vandaar dat wij de heer Van der Ham vragen om daar nog eens goed naar te kijken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik dat de minister nu zegt dat het kabinet er nog niet uit is hoe één van de Cramercriteria in de praktijk moet worden toegepast?

Minister Van der Hoeven:

Nee, dan heeft u onze woorden niet goed beluisterd. Over een aantal zaken is er wat betreft de Cramercriteria internationaal geen misverstand. Over het punt van de sociale omstandigheden blijkt er wel juist discussie te zijn en dat heeft internationaal nog niet tot helderheid geleid.

De heer Van der Ham (D66):

Het gaat nu over Nederland en Brazilië. Net zoals bij moties telt de lezing van de indiener. De Cramercriteria zijn door Nederland gemaakt, zelfs in een voorgaande functie van de huidige minister van VROM. Dan bepalen wij toch wat wij daaronder verstaan en wat voor ons de doorslaggevende factor is om in te stemmen met een akkoord met Brazilië? Ik zie het probleem dus niet. Ik handhaaf mijn motie nu juist helemaal. Ik zou namelijk liever zien dat de ministers op het punt van de sociale problematiek nog een nadere bevestiging krijgen of dat zij zich geroepen voelen om het nader uit te werken, maar dat uitgangspunt wel is dat de Cramercriteria leidend zijn in de discussie.

Minister Van der Hoeven:

Dat is ook hetgeen wij gezegd hebben. Het memorandum of understanding is een startpunt voor de verdere invulling en de verdere onderhandelingen. Het uitgangspunt, de leidraad, zijn de Cramercriteria.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb de motie niet voor niets ingediend. Ik wil namelijk niet dat het lager uitpakt dan de Cramercriteria. Dat leek een inkoppertje, maar nu zie ik toch dat er onduidelijkheid over bestaat. Of de minister beschouwt de motie als overbodig – dan trek ik de motie in – of er is een probleem, waardoor het noodzakelijk is dat de motie wordt aangenomen.

Minister Van der Hoeven:

Er is geen probleem. Wij hebben duidelijk aangegeven wat onze inzet is en wat onze uitgangspunten zijn. Hetgeen de motie-Neppérus vraagt gaat onzes inziens niet. Zij wil de overeenkomst heroverwegen. Eigenlijk wil zij alleen maar spreken over de tweede generatie biobrandstoffen. Wij hebben al aangegeven dat ook de eerste generatie biobrandstoffen, die geproduceerd zijn uit rietsuiker, aan een aantal eisen heel goed voldoet. Het kan niet zijn dat je iets wat voldoet, bij het oud vuil zet omdat je hetgeen wat beter is, nog niet hebt. Wij ontraden dus het aannemen van de motie van mevrouw Neppérus.

De voorzitter:

Nog één vraag van de heer Cramer, niet zijnde...

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat klopt, voorzitter; mijn vrouw zit thuis. Ik hoor in de beantwoording van minister Van der Hoeven geen duidelijk advies over de eerste motie. Vindt zij de motie overbodig of ontraadt zij het aannemen ervan? Dat is belangrijk voor ons stemgedrag. De minister zegt: dat doen wij wel. Wij moeten het niet juridiseren. De regering moet in de geest van de Cramercriteria handelen. Als de minister dat zegt, is de motie eigenlijk ondersteuning van het beleid. Dat zou een krachtig signaal zijn.

Minister Van der Hoeven:

Het verstandigste om te zeggen, is dat wij het oordeel aan de kamer overlaten. Er wordt een motie ingediend en ik geef er mijn oordeel over.

De voorzitter:

De motie is ingediend door de heer Van der Ham, die twee keer de gelegenheid heeft gehad om haar te verduidelijken. Nu zie ik nog eens vier woordmeldingen op een advies van de minister. De Kamer zal straks beslissen over de motie.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik wil dan toch een impliciete vraag uit mijn tweede termijn herhalen: is het een inspannings- of een resultaatsverplichting?

Minister Van der Hoeven:

Het is een inspanningsverplichting die tot het gewenste resultaat moet leiden. De uitwerking van het memorandum of understanding moet passen bij het uitgangspunt van de Cramercriteria. Zo simpel is het.

Mevrouw Spies (CDA):

Dus een uitkomst die niet overeenkomt...

De voorzitter:

Nu gaat het niet goed. Ik was aan het afronden. Ik heb u de gelegenheid gegeven om een vraag te stellen. Ik zie mevrouw Neppérus en de heer Vendrik nog staan, die ik ook nog de gelegenheid geef om hun vraag te stellen. Daarna sluiten wij het echt af.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Begrijp ik het goed dat de ministers de Cramercriteria als uitgangspunt hanteren, maar dat er ook uitspraken uit kunnen rollen die daar niet aan voldoen? Anders zouden zij toch geen moeite hebben met een resultaatsverplichting?

Minister Cramer:

Die zes criteria hanteren wij als uitgangspunt. Sommige zaken zijn heel goed via prestatieafspraken vast te leggen, andere zaken zijn beschrijvingen. Met name bij sociale effecten zijn er nog geen harde, precieze prestatiecriteria. Daarom zijn wij voorzichtig. Het is dus niet zo dat wij niet in de geest van die zes criteria zullen handelen; dat zullen wij absoluut doen. In de uitwerking daarvan zullen wij niet altijd uitgaan van de bestaande ILO-normen. Er zijn beschrijvingen waarbij je in de geest van de criteria handelt, maar waarbij je kunt debatteren over de vraag of wordt voldaan aan wat de heer Vendrik zegt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is allemaal waar. Ik hoor de hele avond echter niet anders dan dat het kabinet de Cramercriteria beschouwt als de hoeksteen van het beleid inzake biobrandstoffen. Dit veronderstelt dat de minister op pad gaat en dat in alle denkbare internationale gremia uitvent: dát zijn de criteria van Nederland. Dan is duidelijk wat de opvattingen zijn van dit kabinet. Geen discussie dus over de invulling, die heeft het kabinet al. Er komt nu echter opeens een raar aapje uit de mouw: het kabinet weet zelf nog niet eens hoe het een heel belangrijk criterium wil invullen. Dat is buitengewoon zwak. Wat doet u met die Brazilianen aan tafel als u zelf niet eens weet hoe de zes criteria in te vullen? Hoe is dat nu mogelijk? Je moet als kabinet eerst je eigen huiswerk doen, weten wat je wilt en je inzet bepalen. Pas dan ga je met die Brazilianen aan tafel zitten. Je gaat toch geen akkoord sluiten zonder dat je zelf weet wat je wilt? Hoe kan dat nu, ministers?

Minister Cramer:

De heer Vendrik maakt een punt van iets wat geen punt is. De zes criteria zijn glashelder. Alleen heb ik heel nadrukkelijk gezegd dat sommige criteria niet precies kunnen worden afgerekend in de vorm van prestatie-eisen. Er is die paragraaf een aantal zaken dat een beschrijving is van een situatie. Ik geef geen voorbeeld, want dan krijgen wij een discussie over details. Wij nemen de Cramercriteria als uitgangspunt. Ik weet als geen ander wat erin staat. Als de Kamer in beton gebeiteld wil hebben wat wij precies gaan realiseren, terwijl sommige dingen nog niet in prestatie-eisen vast te leggen zijn, dan houdt de discussie op.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb in mijn tweede termijn gezegd dat het wat ons betreft uit moet komen op resultaatsverplichtingen. Dat kan in beschrijvende zin zijn. Het begin moet zijn dat de Cramercriteria leidraad zijn voor de uitwerking van de afspraken. Ik ben het ermee eens dat bepaalde onderdelen beschrijvend kunnen zijn. Maak er dan met de Brazilianen afspraken over. De Kamer wil daar graag bij worden betrokken.

Minister Cramer:

Daar ben ik het helemaal mee eens.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij het debat hierbij afsluiten. Ik heb iedereen nog een keer de gelegenheid gegeven om een vraag te stellen, mede naar aanleiding van de motie die de heer Van der Ham heeft ingediend.

Mevrouw Spies (CDA):

Volgens mij maken de ministers het zichzelf echt moeilijker dan nodig is. Wij staan hier niet in de rechtszaal. De heer Cramer heeft nota bene opgeroepen om de zaak niet verder de juridiseren. Er lijkt overeenstemming te bestaan tussen de interpretatie van de Kamer en die van het kabinet over de motie van de heer Van der Ham. Is het dan nog steeds een zunig "oordeel Kamer" of is de motie "ondersteuning van beleid". Dat moet toch niet zo ingewikkeld zijn?

De voorzitter:

Nu krijgen wij een herhaling van zetten. U hebt de vraag nog een keer gesteld. Ik geef de ministers nog gelegenheid om daarop te reageren, als zij daar behoefte aan hebben.

Minister Van der Hoeven:

Ik ben ook Kamerlid geweest. Het is heel simpel: of een motie wordt ontraden of het oordeel erover wordt overgelaten aan de Kamer. Als het oordeel wordt overgelaten aan de Kamer, weet de Kamer ook dat het verzoek voor het kabinet geen enkel probleem is. Zo zit deze wereld in elkaar. Dat is helemaal niet zunig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt donderdag 24 april gestemd. Gezien het aantal avonden dat wij hier bezig zijn, dank ik de ondersteuning op dit late uur.

Sluiting 23.14 uur

Naar boven