Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet Justitie-subsidies in verband met slachtofferhulp en reclassering (31257).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Er hebben zich vier mensen ingeschreven, maar het is niet onmogelijk dat sommigen niet vanaf het spreekgestoelte zullen spreken. De heer Heerts heeft mij verzocht om als eerste te mogen spreken. Ik constateer dat daartegen geen bezwaar bestaat.

De heer Heerts (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie vindt dit wetsvoorstel prima. Wij zijn blij dat er meer uniformering komt in de financiering richting Slachtofferhulp Nederland. Daar is lang over gesteggeld, maar nu worden allerlei potjes bij elkaar gevoegd, zodat de slagvaardigheid van Slachtofferhulp Nederland kan toenemen. Op dit moment wordt door de afzonderlijke gemeenten een vorm van restsubsidie aan Slachtofferhulp Nederland verstrekt. Wij hebben er in de nota van het verslag al opmerkingen van het kabinet over gelezen. Is de minister van Justitie bereid om dat restdeel van de subsidiestroom voor Slachtofferhulp Nederland centraal te regelen, zodat men niet meer met alle afzonderlijke gemeenten hoeft te onderhandelen?

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie stemt ook in met het wetsvoorstel. Dat kan een goede bijdrage zijn, want het strekt tot wijziging van de Wet justitie-subsidies wegens wijzigingen in de organisatie van Slachtofferhulp Nederland. Momenteel is er volgens mijn fractie sprake van exploitatiesubsidiëring. Als ik de minister goed begrijp, is het zijn voornemen om in de toekomst te komen tot outputfinanciering, of productsubsidiëring. Wij onderschrijven de noodzaak van het aanpassen van de subsidieregeling aan de nieuwe organisatiestructuur van Slachtofferhulp Nederland. In onze schriftelijke inbreng hebben wij gevraagd naar de gevolgen van onderhavig wetsvoorstel voor de huisvesting van Slachtofferhulp Nederland. De VVD vindt het belangrijk dat de stichting Slachtofferhulp op of nabij de politiebureaus is gehuisvest. Dat hebben wij gisteren ook al met de minister gewisseld.

Ik kijk even naar punt twee van de nota naar aanleiding van het verslag. Daarin stelt de regering dat de wijzigingen in de Wet justitie-subsidies in eerste instantie geen gevolgen hebben voor de huisvesting van Slachtofferhulp Nederland. Mijn fractie bereiken signalen dat dit wel het geval is, ten eerste met het oog op de restsubsidies van diverse gemeenten en de vraag hoe het daarmee gaat. De heer Heerts heeft daar al een vraag over gesteld. Wij horen dat nog wel. De tweede kwestie is voor mijn fractie veel meer aangelegen. Dat is het feit dat de stichting Slachtofferhulp vanwege deze wijze van subsidiëring het signaal heeft afgegeven dat men voorziet in de toekomst moeite te hebben om dicht bij de eerste aanhouding van verdachten, en veel belangrijker, dicht bij het eerste contact met het slachtoffer gevestigd te zijn. Wij maken ons daar zorgen over. Als de Kamer met de minister tot het oordeel komt – gisteren was die consensus er volgens ons – dat snelrecht voor een aantal situaties in een aantal arrondissementen een oplossing kan zijn, dan zou dit wel eens een beletsel kunnen zijn voor het instellen van dat snelrecht. Ik doel dan op de voeging van slachtoffers in strafzaken, en de lange doorlooptijd die gemoeid zou kunnen zijn met een andere plaats van vestiging van Slachtofferhulp Nederland. Wij zouden graag zien dat de minister daar uitgebreider op ingaat. Het zou jammer zijn als het overleg met het OM en de arrondissementsrechtbanken oplevert dat niet de organisatorische beletselen, maar het voegen van slachtoffers in strafzaken op zichzelf het beletsel is om snelrechtzittingen te doen plaatsvinden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Soms kan ongenoegen eenieders deel worden. Toen ik ooit verzeild raakte in een criminele afrekening waarbij er doden om mij heen vielen en ik te maken kreeg met slachtofferhulp, was echt de allerlaatste plek waar ik wilde zijn, het politiebureau. Daar liepen namelijk de verdachten rond. Hoe kijkt de VVD-fractie aan tegen dit argument? Zo'n plek is toch de laatste waar een slachtoffer zou willen zijn?

De heer Teeven (VVD):

Mevrouw Van Toorenburg haalt een feit aan dat niet valt onder het snelrecht. Een moordzaak valt niet onder het snelrecht, een afrekening of een zware mishandeling evenmin. Dit zijn zaken waarbij je te maken krijgt met een persoonsgebonden benadering, niet alleen van de stichting Slachtofferhulp in eerste instantie, maar vaak ook van het Openbaar Ministerie en van de politie zelf in een later stadium. Het slachtoffer is in dergelijke gevallen niet gebaat bij enkel een snelle berechting en vergoeding van de schade. Hierover zijn wij het eens. Ik spreek echter over zaken als auto-inbraken en geweld in de openbare ruimte. Als je hiervan slachtoffer bent geworden en je hebt schade geleden, omdat een gedeelte van de rekening van de dokter niet wordt vergoed door de verzekering vanwege problemen met het eigen risico, dan hecht je als slachtoffer belang aan twee dingen. Je wilt dat de strafzaak snel voorkomt, je wilt zien dat er iets gebeurt met de verdachte en daarnaast wil je dat je schade wordt vergoed.

Ik vraag aandacht voor het volgende en hoop dat de minister hierop wat uitgebreider kan ingaan. De wijze van subsidiëring zou op zichzelf geen belemmering moeten zijn om slachtofferhulp toch op politiebureaus te vestigen. Mij bereiken signalen – hierover hebben wij in de Kamer vaker gesproken – dat de stichting Slachtofferhulp weggaat van de politiebureaus, omdat de politiekorpsen vaak behoorlijk veel kosten doorberekenen aan de stichting die niet vallen onder de subsidieverstrekking, zoals beoogd door de minister. Het zou jammer zijn als het ene belang van het slachtoffer, namelijk een snelle zitting, in de knel komt met het andere belang, namelijk het vergoeden van de schade. Vanwege de voeging van slachtoffers zou je in dat geval juist niet moeten kiezen voor snelrecht. Als de stichting op het politiebureau is gehuisvest – in de jaren negentig was dit overal in Nederland het geval – ben je heel snel in staat om vroeg in de justitieketen de voegingsformulieren bij het strafdossier te voegen. Dat is de essentie van mijn opmerking.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Zou dit ook niet bij het OM kunnen? Realiseert de VVD-fractie zich dat je meer plekken zou moeten creëren, juist vanwege het belang dat ik zo-even noemde?

De heer Teeven (VVD):

Mevrouw Toorenburg weet net als ik dat juist in de negentiger jaren het voegen gebeurde bij het OM. Niet de stichting Slachtofferhulp, maar het Openbaar Ministerie zelf nam destijds de voegingscontrole van slachtoffers ter hand. Dat is weggehaald en overgebracht naar de stichting Slachtofferhulp. Dit heeft als nadeel dat de doorlooptijd van strafzaken en het voegen van slachtoffers langer duren dan vroeger. Als je de stichting in de keten dicht bij het aangiftepunt plaatst en degene die aangifte doet van een strafbaar feit bij de politie, vrijwel meteen door kan gaan naar de stichting Slachtofferhulp – in sommige arrondissementen, bijvoorbeeld Haarlem, kan dit – dan bekort je de doorlooptijden en ben je in staat om binnen drie of veertien dagen een zitting te doen plaatsvinden om de verdachte af te doen.

De heer Heerts (PvdA):

De heer Teeven benadrukt dat slachtofferhulp dicht bij het aangiftepunt gevestigd moet zijn. Hierbij gebruikt hij de term "keten". Ik begrijp zijn boodschap, maar volgens mij moeten wij dit niet verplichten. In Haarlem zitten beide zaken in de keten dicht bij elkaar. In dat geval zou je ook kunnen kiezen voor huisvesting in een ander gebouw. Ik onderschrijf het standpunt dat slachtofferhulp zo dicht mogelijk bij het aangiftepunt gehuisvest moet zijn, maar volgens mij moeten wij de keuze voor de inhuur van ruimte overlaten aan de organisatie die hiervoor geld krijgt. Door dit debat hebt u deze organisatie een duidelijk signaal gegeven, mijnheer Teeven. Ik ga hierin een eind mee. Ik hoor u bijna zeggen huisvesting van slachtofferhulp verplicht moet op het politiebureau.

De heer Teeven (VVD):

Het stemt mij tot tevredenheid dat ook uw fractie zegt dat slachtofferhulp zo dicht mogelijk moet zitten bij het punt waar de aangifte wordt gedaan. Naarmate je dit ook fysiek verder weg plaatst van het punt waar aangifte wordt gedaan bij de politie, wordt het tijdsverloop langer. Ik ken de visie van de directeur van de stichting Slachtofferhulp Nederland. Hij zegt dat dit problemen geeft op al die politiebureaus en dat men hiervan af wil. Misschien moeten wij in dat opzicht zeggen dat het belang van slachtoffers in het oogpunt van de stichting Slachtofferhulp primair een schadevergoeding is. Een heel belangrijk facet van de bijstand aan slachtoffers is dat de strafzaak snel op de zitting komt. Het zou dan ook absoluut mijn voorkeur hebben dat slachtofferhulp op politiebureaus komt. Uiteraard zijn er ook andere mogelijkheden, maar ik denk wel dat dit de attentie moet zijn. In de negentiger jaren heeft het goed gewerkt.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Zoals duidelijk wordt uit onder meer reacties van de politie, de Raad van Hoofdcommissarissen en – niet te vergeten – Slachtofferhulp Nederland op dit wetsvoorstel, gaat het grotendeels om aanpassing van de wet aan de praktijk. De praktijk is in de afgelopen jaren ten goede veranderd. Onze fractie is blij met Slachtofferhulp Nederland en met de ontwikkeling die deze organisatie heeft doorgemaakt. Het is van het grootste belang dat slachtoffers serieus worden genomen en dat zij op deskundige hulp kunnen rekenen. Alle ontwikkelingen die hieraan kunnen bijdragen, zullen wij zo veel mogelijk steunen. Ook in het verband van dit wetsvoorstel zal mijn fractie er steun aan verlenen.

Maar wij zijn er nog niet, als het gaat om de positie van slachtoffers van misdrijven. Deze is verbeterd, maar ze kan en moet nog beter worden. Wij dragen slachtoffers van welke vorm van criminaliteit dan ook een warm hart toe en wij zijn van mening dat de overheid altijd voor hen moet opkomen. Ook moet zij zo veel mogelijk voorkomen dat er nog meer slachtoffers komen. Niet de hulpverlening aan criminelen, maar de veiligheid van de samenleving moet vooropstaan. Dat dit wellicht tot gevolg heeft dat criminelen langer vast moeten blijven zitten, het zij zo. Wij betreuren dit niet, want zij hadden hun lot zelf in handen en zij zijn zelf het verkeerde pad opgegaan. Slachtoffers hebben nooit een keuze gehad en zij hebben daarom recht op bescherming.

Onze fractie heeft nog een aantal wensen om de positie van slachtoffers te kunnen versterken. Criminelen moeten keihard worden aangepakt, er moeten minimumstraffen komen en het aantal taakstraffen moet worden verminderd. Dit is van belang voor de verwerking van het leed en voor het rechtsgevoel van het slachtoffer; het is hiervoor naar ons idee zelfs essentieel. Het mag niet zo zijn dat een slachtoffer voor de rest van zijn leven getekend is, terwijl een crimineel na een taakstraf in no time weer vrolijk rondloopt.

In de tweede plaats moet de overheid schadevergoeding aan slachtoffers niet alleen voorschieten als het om zeden- of zware geweldsmisdrijven gaat – dat ligt al besloten in het wetsontwerp dat in het parlement ter behandeling is – maar zij moet dit ook doen bij andere vormen van zware criminaliteit. In ieder geval moeten de mogelijkheden van zo'n voorschotregeling ook voor andere vormen van zware criminaliteit worden onderzocht.

Ten derde moeten criminelen tot op hun laatste cent worden geplukt. Alle gelden die daarbij worden binnengehaald, kunnen worden aangewend om slachtoffers van misdrijven schadevergoeding te bieden. Als er dan nog crimineel geld overblijft, kan het restant aan de strafrechtspleging in het algemeen ten goede komen.

Slachtoffers van zedendelicten en ernstige geweldsmisdrijven moeten actief worden ingelicht over invrijheidstelling of ontsnapping van de verdachte of veroordeelde. Het mag nooit gebeuren dat een slachtoffer verrast wordt door of moet vrezen voor een ontmoeting met de dader in kwestie.

Verder moet justitie altijd snel handelen; een lik-op-stukbenadering verdient de voorkeur, dit hebben wij gisteren ook al besproken. Dit is niet alleen in het belang van de samenleving in het algemeen, maar ook in dat van de slachtoffers. Het geeft hun namelijk genoegdoening en het gevoel dat de overheid voor hen opkomt. Het slachtoffer moet zo veel mogelijk prompt in zijn financiële belangen worden bediend. Daarom heeft de gedachte van mijn collega Teeven om Slachtofferhulp Nederland ook al bij het begin van het traject op het politiebureau te betrekken mijn grote sympathie. Als dit mogelijk is door Slachtofferhulp Nederland binnen politiebureaus te vestigen, dan zal ik voorstellen daartoe zeker ondersteunen.

Concluderend. De rechtspleging moet alleen begrip en compassie tonen voor slachtoffers. Hun belangen moeten meer nog dan thans een centrale plaats krijgen in de strafrechtspleging. Ik hoop dat wij binnenkort in deze Kamer weer bij elkaar kunnen zijn om deze voorstellen, die de belangen van de slachtoffers dienen, nader met elkaar te bespreken.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Ik leid uit de concentratie van de sprekers op een aantal specifieke onderwerpen af dat het wetsvoorstel op hoofdlijnen op instemming kan rekenen. Het is ook zinnig, nuttig en noodzakelijk dat er een grondslag wordt gelegd in de wet voor de financiering van de slachtofferhulpverlening. Ik hoef hier niet uiteen te zetten welk belang wij hechten aan de slachtofferhulpverlening en waarom dat nodig is. Daar is onlangs nog in de Kamer en in algemene overleggen over gesproken. Ik concentreer mij daarom op de punten van overwegend praktische aard die zijn aangesneden door de sprekers.

Ik wil bij het betoog van de heer De Roon wel eerst de aantekening maken dat ik daarin te weinig terughoorde over de relaties tussen slachtofferschap en delinquentie zich afspelen. Een van de dingen die wij in ieder geval goed in het oog moeten houden bij de verdere ontwikkeling van de slachtofferhulp in Nederland is dat de omstandigheden waaronder misdrijven worden begaan en mensen slachtoffer worden van misdrijven, zeer uiteenlopend zijn. Er zijn soms situaties waarin je moet komen tot een herstel van verhoudingen, er zijn situaties waarin de relatie juist het aangrijpingspunt is voor goede hulpverlening, er zijn situaties waar je juist een eind aan moet maken – ik verwijs dan naar de binnenkort in werking tredende regeling voor uithuisplaatsing bij huiselijk geweld – en er zijn situaties waarin de slachtofferhulpverlening zich richt op de financiële aspecten. Het is echter buitengewoon belangrijk om in de hele opzet van slachtofferhulpverlening te werken aan een situatie waarin een slachtoffer zich niet altijd slachtoffer hoeft te blijven voelen. Ik wil deze benadering stellen tegenover het betoog van de heer De Roon. Dit raakt echter niet de wettelijke bepalingen in het wetsvoorstel dat nu aanhangig is, maar het is wel goed om in het oog te houden waarom wij dit te doen. Het is ook mijn voornemen om op dat punt het beleid in deze geest verder te ontwikkelen.

De heer Heerts heeft terecht gewezen op een paar praktische problemen die zich voordoen bij de financiering die deels op de wet gebaseerd zal zijn en deels van de gemeenten komt. Dat leidt er inderdaad toe dat Slachtofferhulp Nederland met alle gemeenten afspraken moet maken. Ik begrijp het betoog van de heer Heerts goed. Dat is een onpraktische situatie. Of dat op een andere manier kan dan nu gebeurt, wil ik dan ook graag bekijken, maar ik moet dat doen samen met mijn collega van BZK.

De subsidiëring van Slachtofferhulp Nederland vanuit de gemeenten is historisch zo gegroeid en stamt uit de periode dat er nog 25 regionale stichtingen bestonden. Die waren verenigd in een landelijke vereniging. Inmiddels is het ministerie van Justitie de grootste subsidiegever van Slachtofferhulp Nederland. Hoewel het onderhouden van de subsidierelaties met 455 gemeenten veel tijd kost – dat heeft de heer Heerts terecht onder de aandacht gebracht – is de relatie van de gemeenten met Slachtofferhulp Nederland belangrijk. Dat geldt vooral voor het aandeel dat zij leveren in de opvang en ondersteuning na rampen en calamiteiten. Wij zouden dus naar een manier moeten zoeken om die relatie in stand te houden, dit ook in het kader van veiligheidshuizen en wat er lokaal en regionaal wordt gedaan. Dat hoeft echter niet met alle gemeenten apart en dat hoeft ook niet de financiering te betreffen.

Ik begrijp het betoog van de heer Heerts dus goed. Ik heb ook vernomen van Slachtofferhulp Nederland dat zij in een brief aan mijn ambtgenote van BZK aandringen op een oplossing van het omvangrijke aantal subsidierelaties met gemeenten. Langs die lijn is dit punt dus ook al bij mijn collega onder de aandacht gebracht. Ik zeg graag toe dat ik hierover zal spreken met mijn collega van BZK om een oplossing te zoeken voor het probleem.

De heer Heerts (PvdA):

Dank voor deze toezegging. Wil de minister ook toezeggen dat de Kamer wordt geïnformeerd als het overleg in de loop van het jaar niets blijkt op te leveren, maar er wel onoverkomelijke knelpunten zijn? Dat de gemeenten steeds meer geld willen, begrijp ik wel. Net als de binding die de minister met de veiligheidshuizen legt.

Minister Hirsch Ballin:

Dat zeg ik graag toe. Ik hoop dat het overleg binnen een paar maanden is afgerond. Ik zal de Kamer daarover berichten. Mocht er een onoverkomelijk knelpunt blijken, dan zal ik dat melden en een voorstel doen over hoe wij dat kunnen aanpakken.

De heer Teeven sprak weer over de kwestie van de huisvesting van Slachtofferhulp Nederland. Dat ik het woord weer gebruik, is geen teken van ongeduld, maar een kleine verwijzing naar het algemene overleg dat wij eerder over dit onderwerp hebben gehad en waarnaar ik bij dezen graag verwijs. Ik denk niet dat er reden is om de kwestie van de huisvesting van Slachtofferhulp Nederland te benaderen vanuit een soort dogma dat het politiebureau daarvoor de beste plaats is. Er zijn situaties – mevrouw Van Toorenburg wees erop met een uit het leven gegrepen voorbeeld – waarin het juist zeer ongewenst is dat Slachtofferhulp Nederland in het politiebureau is gevestigd. Ik hoorde de heer Teeven, misschien nog in gedachten bij het debat van gisteren, op de interruptie van mevrouw Van Toorenburg iets antwoorden over snelrecht enzovoort. Wij hebben het nu evenwel over de lokalisering van Slachtofferhulp Nederland in het algemeen. Wij moeten daar geen reizend circus van maken. Er moet ergens een plek zijn waar deze mensen te vinden zijn.

De heer Teeven (VVD):

Ik vind het een beetje jammer dat de minister het nu zo afdoet. Hij weet natuurlijk heel goed waarover het gaat. Wat ik bedoeld heb te zeggen, is dat wij in de jaren negentig, toen deze minister ook minister was...

Minister Hirsch Ballin:

Van 1989 tot 1994.

De heer Teeven (VVD):

Precies. De minister weet dat in die vijf jaar dat hij toen minister van Justitie was, de stichting Slachtofferhulp altijd op het politiebureau zat. Ik kom dus niet met iets heel bijzonders. Hij weet ook dat er dan als het ging om misdrijven als die waarover mevrouw Van Toorenburg sprak, altijd een afspraak werd gemaakt op het parket als slachtoffers zeiden: ik kan dat niet op een politiebureau doen, zo snel na dit delict. Het gesprek werd dan op een andere plaats gevoerd.

Ik leg de minister nog maar een keer uit waar ik aandacht voor vraag, want blijkbaar begrijpt hij het niet. Of hij doet alsof hij het niet begrijpt. Ik vraag er aandacht voor dat bij snelrecht het belang van slachtoffers dat zij schadevergoeding krijgen, kan komen te staan tegenover hun belang van een snelle berechting van daders. Het college van procureurs-generaal, waarbij de vaste commissie voor Justitie veertien dagen geleden op visite was, zag dit als een van de belangrijkste bedrijfsmatige beletselen om tot snelrechtzittingen te komen. Op het gevaar af dat dit een beletsel kan zijn, heb ik de minister gevraagd om een reactie. ik vind het een beetje kinderachtig dat hij het wegzet als een rondreizend circus. Daarmee doet hij als minister van Justitie geen recht aan al die slachtoffers in de samenleving. Dat moet hij niet doen, want dat is echt beneden zijn waardigheid.

Minister Hirsch Ballin:

Ik had het niet over de slachtoffers. Ik had het over de gedachtegang dat de slachtofferhulpverlening op verschillende plaatsen wordt ondergebracht. De heer Teeven hoeft echt niet bang te zijn dat ik doe alsof ik hem niet begrijp. Ik zou eerder in de verleiding kunnen komen om soms te doen alsof ik hem begrijp, terwijl ik hem niet begrijp, maar wanneer ik hem niet begrijp, probeer ik dat gewoon te zeggen. Dat is alles.

Wij zijn het erover eens dat er een vaste plaats moet zijn voor de slachtofferhulpverlening. Laten wij maar constateren dat wij op dat punt overeenstemming hebben. De volgende vraag is wat de beste plaats daarvoor is. De heer Teeven zegt dat het goed is als er een snelle aansluiting kan worden gevonden bij procedures van snelrecht. Dat zou een argument kunnen zijn om te kiezen voor de parketten. Je zit dan dichterbij de plaats waar de beslissing wordt genomen. Bovendien moet er toch contact zijn tussen het openbaar ministerie en slachtoffers, juist in zaken waarin dit zwaar weegt. Dat zou een benadering kunnen zijn.

Er zijn misschien ook situaties te vinden waarin het goed is om aan de veiligheidshuizen als plaats van vestiging te denken. Als het de heer Teeven erom gaat dat er een vaste en praktisch bruikbare lokalisering van Slachtofferhulp Nederland komt, dan ben ik het zonder meer met hem eens. Maar ik zie geen reden, gelet op de ervaringen om te zeggen dat het altijd het politiebureau moet zijn. Er zijn wel degelijk argumenten om andere benaderingen als Parket of veiligheidshuis te overwegen, al naar gelang zich die mogelijkheden ontwikkelen. Ik denk niet dat het verstandig is dat wij ons op één mogelijke lokalisering vastspijkeren. Vandaar mijn antwoord op dit punt.

Ik hoop hiermee de vragen voldoende te hebben beantwoord.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Als het inderdaad gaat om de plaats waar slachtoffers van de Stichting Slachtofferhulp Nederland (SHN) het beste zo veel mogelijk de eerste opvang kunnen krijgen, dan zeg ik dat de minister en ik het niet oneens blijven, maar dat de minister het in ieder geval niet volmondig met mij eens is dat om de doorlooptijden te bekorten, het politiebureau daar toch de meest aangewezen plaats voor is. Omdat de fracties van VVD en PVV beide bang zijn dat dit straks de ultieme reden zal zijn waarom snelrechtzittingen niet zullen kunnen plaatsvinden, dat dit straks het argument is waarom wij horen dat de tocht in negen arrondissementen niet veelvuldig kan plaatsvinden – dan ontstaat er een bedrijfsmatig probleem – dien ik mede namens collega De Roon van de PVV de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de voeging door slachtoffers in strafzaken een belemmering zou kunnen zijn bij het via het snelrecht afdoen van strafzaken;

overwegende dat slachtoffers belang hebben bij zowel de snelle afdoening van strafzaken als vergoeding van de schade;

constaterende dat de Stichting Slachtofferhulp Nederland belast is met de assistentie bij het voegen in strafzaken;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de Stichting Slachtofferhulp Nederland (SHN) zo veel mogelijk de eerste opvang voor slachtoffers doet op de politiebureaus om de doorlooptijden te bekorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teeven en De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(31257).

De heer Heerts (PvdA):

Voorzitter. Ik heb de beraadslagingen net ook gehoord. Wat ik niet begrijp, meneer Teeven, is dat u zo nadrukkelijk het politiebureau noemt. Als wij daar ook de veiligheidshuizen onder mogen verstaan – misschien wordt het straks veel slagvaardiger – zullen daar straks wellicht ook snelrechtzittingen plaatsvinden. Het gaat mij niet om één plek. Waarom vliegt u dat niet wat breder aan, want dan zou ik een heel eind kunnen meegaan om u daarbij te steunen.

De heer Teeven (VVD):

Ik ga het u proberen uit te leggen. Op het moment dat er door het slachtoffer van een strafbaar feit aangifte wordt gedaan, wordt in het proces-verbaal daarvan aangekruist dat het slachtoffer op de hoogte wil worden gehouden van de strafzaak. Een ander kruisje dat bij de politie in het proces-verbaal wordt gezet – dat wordt de aangever of het slachtoffer gevraagd – geeft aan of het slachtoffer zich in de strafzaak wil voegen. Dat moet een slachtoffer op een vroeg moment aangeven. Als je vroeger zei dat je je wilde voegen in een strafzaak, werd je direct verwezen naar het Parket en kreeg je op het politiebureau al een voegingsformulier mee. Dan was het Parket in staat om binnen drie dagen – in ieder geval binnen veertien dagen – een strafzaak aan te brengen en had het slachtoffer zich volledig op de goede manier gevoegd, zodat de zaak niet hoefde te worden aangehouden omdat er iets met het slachtoffer aan de hand is, hetgeen buitengewoon vervelend zou kunnen zijn. Nu uw vraag. De ketenunits of veiligheidshuizen of hoe je ze ook noemt – in elk arrondissement heet het anders – zitten vaak al niet op het Parket en soms ook niet op het politiebureau. Als ze wel op het politiebureau zitten, zoals in Haarlem, komt het mooi uit wat u zegt, want dat zit het bij elkaar. In sommige arrondissementen, zoals in Amsterdam, zitten ze op heel aparte locaties in de stad. Dan treedt er een hele vertraging op met het aanleveren van de gegevens voor die voegingsformulieren. Als een slachtoffer schade heeft geleden, moet hij dat voegingsformulier laten invullen bij de Stichting Slachtofferhulp en moeten er allerlei papiertjes bij komen en een papierbeweging of naar de politie of naar het Parket om het dossier te complementeren.

De heer Heerts (PvdA):

Nederland is groter dan Amsterdam en ik begrijp het allemaal ook wel, maar misschien krijgen wij straks wel aangiftepunten in die veiligheidshuizen en dan wordt het toch veel flexibeler. Het zit hem voor mij in het woord "permanent", alsof een aangifte alleen in een politiebureau kan. Daar gaat het mij om, want misschien moeten wij straks wel een aangiftepunt in een veiligheidshuis hebben.

De heer Teeven (VVD):

U weet dat het op dit moment ook mogelijk is om digitaal aangifte te doen en misschien is het inderdaad over een jaar mogelijk om in die veiligheidshuizen aangifte te doen en wellicht ook te voegen. Dat is niet de situatie van dit moment. De plaatsen waar de arrangementen goed werken, waarbij de doorlooptijden naar Slachtofferhulp kort zijn, zijn vooral de politiebureaus en het parket. Dat is de winst die je probeert te bereiken. Om de minister met deze motie tegemoet te komen, hebben wij gezegd: "zo veel mogelijk", want wij realiseren ons ook wel dat de minister geen ijzer met handen kan breken. Dat realiseert zelfs de VVD-fractie zich.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer Teeven heeft twee sympathieke doelen geformuleerd, namelijk een vlotte doorstroming van de procedures en een goede bereikbaarheid voor de slachtoffers. Dat laatste bedoelde hij ongetwijfeld ook, maar voor alle duidelijkheid voeg ik dat eraan toe als een doel dat hem ongetwijfeld ook voor ogen staat.

Als dat de doelstelling is, geef ik de heer Teeven in overweging de motie wat te wijzigen en de openheid erin te brengen die zojuist door de heer Heerts en mevrouw Van Toorenburg in de interruptie werd bepleit, namelijk om er rekening mee te houden dat de goede plaats voor Slachtofferhulp Nederland moet worden bepaald, rekening houdend met de omstandigheden in het arrondissement, in de regio, rekening houdend met taak en positionering van het veiligheidshuis, met de behoefte aan een snelle aansluiting bij het parket voor het doorstromen van de zaken, waarover de heer Teeven heeft gesproken, en rekening houdend met de taak van het OM in de voorzieningen voor de slachtoffers. Een motie waarin dat zou worden gevraagd, zou mij een goede motie lijken. Als zo'n motie zou voorliggen, zou ik die graag als ondersteuning van het beleid omhelzen en bij de Kamer aanbevelen en zou ik graag toezeggen dat wij in de rapportage over de positionering, de lokalisering van Slachtofferhulp Nederland, uiteen zullen zetten volgens welke criteria de verplaatsing of eventuele verhuizing van het Bureau Slachtofferhulp Nederland wordt benaderd. Dat zou een praktische aanpak zijn van het onderwerp. Men kan dan rekening houden met de behoefte aan een snelle procedure en een goed contact met het parket. Ook kan men dan rekening houden met wat er nodig is in het belang van de slachtoffers die daar een adres en ook een veilig adres moeten weten. Dat is op dit moment niet de tekst van de motie. Het aannemen van de voorliggende tekst ontraad ik, maar ik heb geprobeerd dat ontraden zo constructief mogelijk te doen via mijn suggesties voor wat een aan te nemen motie zou kunnen zijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie morgen te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.26 uur tot 14.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven