Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van heden over mobiliteit.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Ik voel mij vandaag een bijzonder mens, omdat ik nu voor het eerst, zo geloof ik, een motie ga indienen waar de minister zelf om gevraagd heeft. Op zichzelf zijn wij natuurlijk de beroerdsten niet en daarom hebben wij eventjes geschreven, met als resultaat dat de motie er nu ligt.

Het gaat over de nota Mobiliteit, een nota die nu een flinke vertraging oploopt. Het is voor een groot deel van de Kamer echter zeer wenselijk om nog vóór de zomer met de minister over de hoofdlijnen van deze nota te kunnen spreken. Om die reden zouden wij haar willen verzoeken om in plaats van deel 1 van de PKB, dat nu later en pas ná de zomer komt, de Kamer alvast een hoofdlijnennotitie te sturen. Dat stelt ons in staat om, wetende dat het een momentopname is en respecterende dat de decentrale overheden er hun zegje over zullen doen en dat er nog een inspraakronde komt, toch op hoofdlijnen met de minister het debat te voeren. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nota Mobiliteit ernstige vertraging oploopt;

constaterende dat het wenselijk is om nog vóór de zomer van 2004 op hoofdlijnen met de minister van Verkeer en Waterstaat te spreken over de beleidsvoornemens waarop de nota Mobiliteit gebaseerd zal zijn;

verzoekt de minister om voor 1 juni aanstaande de Kamer een notitie te sturen met daarin de hoofdlijnen van de nota Mobiliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijksma, Hofstra, Hermans, Duyvendak, Van der Ham, Gerkens en Van Hijum.

Zij krijgt nr. 128(29200 XII).

De heer Hermans (LPF):

Voorzitter. Wij hebben begrepen dat de nota Mobiliteit vertraging heeft opgelopen. Dat heeft bepaalde gevolgen die wij liever niet zien gebeuren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nota Mobiliteit vertraging heeft opgelopen;

van mening dat bepaalde maatregelen ten behoeve van de filebestrijding geen uitstel dulden;

verzoekt de regering om de motie op stuk 29200-XII, nr. 43, onverkort uit te voeren en het bijbehorende plan van aanpak voor 1 september 2004 aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hermans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129(29200 XII).

De heer Hermans (LPF):

In deze motie wordt gevraagd om een plan van aanpak ten behoeve van de doorstroming op het onderliggende wegennet. Onzes inziens kan dat niet wachten tot eind 2005.

Minister Peijs:

Voorzitter. Eerst iets over de motie van mevrouw Dijksma. Ik heb straks niet verheeld dat ik daar ongelukkig mee ben. De nota Mobiliteit volgt in de tijd op de nota Ruimte, maar de verschijning van de laatste is uitgelopen. Vanwege de planwet zijn wij echter verplicht tot het voeren van overleg met de andere overheden. Wij willen dat overleg ook degelijk voeren, omdat er belangrijke zaken op het spel staan voor die andere overheden. Dit debat op hoofdlijnen helpt niet om de PKB naar voren te halen of om die eerder uitgevoerd te krijgen. De zorg van de Kamer wordt hiermee niet opgelost. Het is wel zeker dat we elkaar van de straat houden. Ik ontraad de aanneming van de motie.

Als die wordt aangenomen, moet ik terug naar het kabinet, want de Kamer vraagt om een kabinetsvisie op een samenhangend mobiliteitsbeleid en een aantal belangrijke beslissingen die in dat kader moeten worden genomen. Daarover moet het kabinet zich uitspreken. Die weg hadden wij echter niet met elkaar afgesproken. Wij hadden afgesproken dat we deel 1 van de nota Mobiliteit in de Kamer zouden bespreken. Dat is al twee delen eerder dan het moment waarop de Kamer normaliter aan zet komt. Wij moeten wat dat betreft nadenken over de rare situatie dat de Kamer bijna inspreekt via een motie. Daarbij vervult de Kamer haar controlerende rol niet meer, maar gaat ze een beleidsmatige rol vervullen. Als de nota straks op tafel ligt, dan is die voor de helft van de Kamer. Wat gebeurt er dan met de controlerol van de Kamer? Ik heb moeite met de staatsrechtelijke kant van dit verhaal.

Dan de motie van de heer Hermans. Hij wil graag een plan van aanpak voor het onderliggende wegennet en verwijst daarbij naar zijn motie van vorig jaar. In de nota Ruimte wordt uitgebreid gesproken over de samenhang tussen het hoofdwegennet en het onderliggende wegennet. We hebben daar veel aandacht voor, maar de heer Hermans heeft gelijk als hij stelt dat het heel belangrijk is om daarnaar te kijken. Wij hebben dat gedaan. Ik ben al gekomen met een plan van aanpak om, als het onderliggende wegennet files of congestie veroorzaakt op het hoofdwegennet, te investeren in het onderliggende wegennet. Hierover vindt heel goed overleg plaats met de decentrale overheden en de andere wegbeheerders. Wat dat betreft verdient dat overleg de schoonheidsprijs. In deze begroting is aangegeven dat het ons ernst is met een aantal wegen. Ik wijs bijvoorbeeld op de N201. Wij hebben daarvoor onze verantwoordelijkheid genomen. We hebben er een groot bedrag ingestopt.

Ik deel de zorg van de heer Hermans over het onderliggende wegennet, maar ik bestrijd dat het onderliggende wegennet door het uitstel van de nota Mobiliteit als gevolg van het uitstel van de nota Ruimte het kind van de rekening wordt. Dat is niet het geval. Ik ontraad de aanneming van deze motie, maar ik zeg de heer Hermans wel toe dat wij doorgaan met het uitvoeren van wat hij destijds in zijn motie naar voren heeft gebracht. Dat was heel verstandig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering over de twee ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven