Aan de orde is een debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 april 2004 over de bijzondere bijstand.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Eind vorig jaar heeft de staatssecretaris handmatig het budget voor de bijzondere bijstand voor dit begrotingsjaar bijgesteld met een bedrag van 112 mln euro. Dat bedrag is goed voor 8000 uitkeringen. In het overleg van vandaag deelde hij ons mee dat hij dat tot drie weken geleden zelf niet wist. Dat neemt niet weg dat gemeenten mogen verwachten dat dit budget alleen op basis van ontwikkelingen die te maken hebben met de economische situatie en de werkloosheid aangepast kan worden. De staatssecretaris is echter niet van plan om langs die lijn te handelen. Mijn fractie vindt dat niet correct. Je kunt niet lopende het begrotingsjaar de regels aanpassen. Veranderingen kunnen desgewenst in een volgend jaar worden doorgevoerd. Het geld mag dus niet bij de gemeenten worden weggehaald, te meer omdat het alleen om ramingen gaat en het verdeelsysteem ertoe leidt dat op veel plekken in de regio's waar de werkloosheid erg hoog is, het bestaande budget onvoldoende is. Ik leg de Kamer dan ook de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de handmatige aanpassing van de staatssecretaris op de vaststelling van het bijstandbudget najaar 2003 met 8000 uitkeringen ter waarde van 112 mln euro heeft geleid tot een hoger budgetinkomen WWB dan de CPB-raming;

overwegende dat het onjuist is om tijdens een lopend begrotingsjaar anders dan op de in de wet genoemde criteria het budget 2004 aan te passen;

van mening dat het budgetinkomen WWB 2004 niet met het oorspronkelijke, handmatig opgehoogde bijstandsbudget in september aanstaande gekort mag worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl, Van Gent en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(28870).

Staatssecretaris Rutte:

Voorzitter. In heb in het eerder vandaag gehouden algemeen overleg reeds aangegeven dat deze raming tot stand is gekomen op basis van de geldende systematiek van vorig jaar en dat er alleen is gekeken of de ramingen van de totale uitgaven in de sociale zekerheid door het CPB en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overeenkwamen. De bijstandsraming is daarvan slechts onderdeel en is daarom toen niet in detail afgestemd. Ik heb toen ook vermeld dat het CPB constateert dat Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten tijde van de MEV kennelijk een behoedzamere raming hanteerde, in de zin van een groter budget voor de gemeenten, dan het CPB op dat moment specifiek voor het bijstandsbudget prognosticeerde. Daar zit niet de reden achter, zoals in het algemeen overleg wel werd gesuggereerd, dat wij bang waren voor de effecten van het verdeelmodel of andere zaken. Dit was puur de ramingssystematiek zoals die al jaren vigeert.

In het algemeen overleg heb ik een aantal zaken aangegeven. Ten eerste dat ik besloten heb voortaan als er wordt afgeweken van de raming van het CPB, een nadrukkelijk politiek afwegingsmoment in te bouwen om er politiek over te kunnen besluiten. Ten tweede heb ik de toezegging gedaan aan de Kamer ervoor te zullen zorgen dat zowel in juni als in september op basis van de snelstatistieken inzicht wordt verschaft in de feitelijke situatie rond de aantallen voor de bijstand, zodat de Kamer als in september het definitieve budget wordt vastgesteld voor de bijstand, kan afwegen in hoeverre dat budget zich verhoudt tot de realisaties. Ik heb er bij gezegd dat dit eenmalig zou moeten zijn, omdat in toenemende mate de werking van de wet zichtbaar zal worden in de realisaties. De systematiek was zo gekozen dat in het lopende jaar het succes van de uitvoering niet van invloed zou zijn op de vaststelling van het macrobudget. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij eenmalig de mogelijkheid voor de Kamer creëren om daarin zelf een afweging te maken. Ten derde heb ik toegezegd dat ik de Kamer het gehele proces van totstandkoming van de raming nog voor het zomerreces zal doen toekomen. Op deze manier kan de Kamer goed geïnformeerd en gedocumenteerd alsdan tot een nadere afweging komen. Binnen de systematiek van de wet en zeker ook gegeven de situatie dat het een invoeringsjaar is en wij in deze orde van grootte te maken hebben met ramingsbijstellingen, vind ik dat heel verdedigbaar. De Kamer kan dan beslissen of zij al dan niet geld vrij wil maken en waar dat dan vandaan moet komen. Zo is het debat gelopen in het algemeen overleg.

Om die reden ontraad ik aanneming van de motie. Naar mijn overtuiging is de motie niet alleen overbodig, maar zou zij er ook toe leiden dat er meer geld in de pot blijft zitten om alle uitkeringen te betalen, dan nodig is. En dat is een luxe die wij ons in deze tijd van bezuinigingen niet kunnen veroorloven.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Nu doet de staatssecretaris hetzelfde als tijdens het algemeen overleg, waar ik toen ook al grote bezwaren tegen maakte. Hij zegt namelijk dat het aan de Kamer is om uiteindelijk het budget vast te stellen als dat een budget wordt dat niet conform de CPB-raming is. Welnu, dit is iets waar de staatssecretaris zelf verantwoordelijk voor is. Hij heeft handmatig dat budget bijgesteld. Het is niet meer dan fatsoenlijk dat de gemeenten mogen rekenen op dat wij hij heeft gezegd. Ik vraag hem dan ook met klem om zich opnieuw te beraden op zijn stellingname, waarmee ook de VVD en het CDA grote problemen blijken te hebben. De gemeenten hebben nu recht op helderheid. Tot nu toe heeft de staatssecretaris ze alleen maar verteld dat ze 400 mln euro moeten terugbetalen.

Staatssecretaris Rutte:

Het wordt een beetje een herhaling van zetten. Ik heb mevrouw Noorman in het algemeen overleg namelijk al letterlijk op haar vraag geantwoord, dat de regering zich als vanzelfsprekend baseert op de CPB-ramingen en goede argumenten zou moeten hebben om daarvan af te wijken. Het kabinet stelt het budget vast. Ik heb de verzoeken van VVD en CDA zo verstaan, dat ze vinden dat de Kamer nog een eigenstandig moment zou moeten hebben om eventueel te besluiten tot een bestuurlijke correctie op die ramingen van het kabinet. Zo heb ik dat verstaan. Uiteraard loop ik niet weg voor de verantwoordelijkheid; ik maak die raming op basis van het CPB. Wijk ik daarvan af, dan moet ik daarvoor goede argumenten hebben. Die zorg kan ik helemaal wegnemen. Ik zou het vreemd vinden om nu te besluiten 112 mln euro te veel in de pot te laten zitten om aan uitkeringen uit keren, als het kabinet tegelijkertijd wordt geconfronteerd met een bezuinigingspakket van ongeveer 2,5 mld euro om binnen het EMU-saldo te blijven. Dat heeft niets met sociaal of niet sociaal te maken, maar alles met op een verstandige manier je begroting inrichten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dat is politiek...

De voorzitter:

Waarmee wij de beraadslaging kunnen sluiten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie later deze middag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven