Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 december 2003 over genetisch gemodificeerde gewassen, conventionele en biologische gewassen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. In het algemeen overleg van vorige week zijn twee punten naar mijn mening nog onvolgroeid gebleven. Het eerste betreft de aansprakelijkheid. Mij is ter ore gekomen dat inmiddels al twee van de grootste verzekeringsmaatschappijen in het agrarisch wereldje de aansprakelijkheid voor contaminatie, uitkruising en dergelijke door genetisch gemodificeerde gewassen niet willen verzekeren. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de grote verzekeraars in de agrarische sector hebben aangegeven dat zij niet bereid zijn, boerenbedrijven die genetisch gemanipuleerde organismen op hun terreinen introduceren te verzekeren tegen aansprakelijkheid;

overwegende dat Europese herverzekeraars niet bereid zijn Nederlandse verzekeringsbedrijven te verzekeren tegen kosten die voortvloeien uit aansprakelijkheidseisen die voortvloeien uit schade geleden door genetisch gemodificeerde organismen;

overwegende dat bij afwezigheid van een aansprakelijkheidsverzekering de kosten bij schade afgewenteld worden op een partij of partijen die er niet voor hebben gekozen om genetisch gemodificeerde organismen te introduceren en ook geen profijt hebben van zo'n introductie;

overwegende dat de financiële gevolgen voor de landbouwsector van een ongewilde contaminatie van velden vrij van genetisch gemodificeerde organismen onoverzichtelijk zijn en verregaande gevolgen kunnen hebben;

verzoekt de regering, niet toe te staan dat genetisch gemodificeerde organismen op een commerciële of grootschalige wijze geïntroduceerd worden in Nederland tot er maatregelen zijn ontwikkeld om boeren schadeloos te stellen bij ongewilde contaminatie met genetisch gemodificeerde organismen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(21501-32).

De heer Geluk (VVD):

Betekent dit dat, in het geval een ondernemer zélf kan reserveren voor schades, er volgens u wel een schadesysteem is?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik kan u daarin volgen. Als de sector zelf een eigen verzekeringssysteem of een eigen potje creëert, denk ik dat het wel kan. Ik schat echter in dat de grootte van de schades van dusdanige orde is, dat het voor de sector misschien heel erg moeilijk zal zijn om het zelf op te lossen. Daarom vraag ik, om het eerst goed te regelen alvorens tot grootschalige introductie over te gaan.

De heer Ormel (CDA):

Waarom hebt u het in uw motie de ene keer over genetisch gemanipuleerde gewassen en de andere keer over genetisch gemodificeerde gewassen? Zit daar verschil in?

Mevrouw Van Velzen (SP):

In mijn definitie zijn het twee woorden voor hetzelfde fenomeen. Als u liever overal gemodificeerd wilt zien staan in plaats van gemanipuleerd, ben ik bereid mijn motie in die zin aan te passen, maar beide woorden worden voor hetzelfde begrip gebruikt. Dat is toch goed voor de diversiteit in woordgebruik in moties?

In het debat hebben wij het gehad over de pogingen van de regering om via een soort poldermodel eruit te komen hoe wij in Nederland met het coëxistentievraagstuk omgaan. Uit het debat is het mij duidelijk geworden dat dit polderen misschien wel tot uitstel leidt, maar niet tot een oplossing. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een uitgangspunt van het biotechnologiebeleid de keuzevrijheid van consumenten en producenten is;

overwegende dat sommige genetisch gemodificeerde gewassen door verspreiding van pollen tot kilometers ver kunnen uitkruisen naar velden vrij van gemodificeerde gewassen;

overwegende dat door deze uitkruising biologische en gangbare boeren ongewild niet meer kunnen garanderen dat zij producten vrij van genetisch gemodificeerde gewassen op de markt zetten;

overwegende dat de biologische sector heeft aangegeven voorstander te zijn van wettelijke maatregelen om coëxistentie en aansprakelijkheid te regelen voordat genetisch gemodificeerde gewassen geïntroduceerd worden;

verzoekt de regering, in samenspraak met de sector een wettelijk kader te ontwikkelen om coëxistentie, aansprakelijkheid en keuzevrijheid voor consumenten en producenten zeker te stellen voordat genetisch gemodificeerde gewassen commercieel geïntroduceerd worden in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(21501-32).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Het is goed om in dit overleg nog even een Kameruitspraak te bewerkstellingen op het punt van een actieve overheid met betrekking tot het regelen van de coëxistentie, waarover wij in het algemeen overleg hebben gesproken. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederland momenteel een aantal veldproeven met genetisch gemodificeerde gewassen gaande is;

overwegende dat het noodzakelijk is om tot daadwerkelijke coëxistentie van biologische, conventionele en genetisch gemodificeerde landbouw te komen;

constaterende dat het daartoe noodzakelijk is de voor Nederland relevante teelten en knelpunten te identificeren en dat betrokken partijen zo spoedig mogelijk tot afspraken en praktische uitvoering van maatregelen moeten komen;

constaterende dat wegens de verschillende achtergronden en belangen van betrokken partijen een onafhankelijke regisseur in dit overleg noodzakelijk is;

constaterende dat de betrokken partijen zelf op ondersteuning door en verantwoordelijkheid van de overheid in deze onafhankelijke regie aandringen;

verzoekt de regering, invulling te geven aan een onafhankelijke en regisserende rol van de overheid in het overleg tussen de bij coëxistentie van biologische, conventionele en genetisch gemodificeerde gewassen betrokken partijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(21501-32).

De heer Waalkens (PvdA):

Mijn fractie heeft absoluut de behoefte aan een wettelijk kader waarbinnen die coëxistentie geregeld is. Op dat punt dien ik, samen met collega Duyvendak, de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de introductie van genetisch gemodificeerde organismen in de landbouw nieuwe risico's met zich meebrengt;

overwegende dat de aansprakelijkheid voor de risico's van uitkruising onvoldoende geregeld is in het Burgerlijk Wetboek;

overwegende dat de rechter een wettelijk kader nodig heeft om schadeclaims te beoordelen;

verzoekt de regering, voortvarend en in samenspraak met belanghebbende partijen een wettelijk kader te ontwikkelen voor aansprakelijkheid van contaminatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(21501-32).

De heer Ormel (CDA):

Ik heb een vraag in twee onderdelen, want het gaat om twee moties. U dient een motie in waarin u vraagt naar een onafhankelijke voorzitter. Bij mijn weten heeft de regering dat toegezegd tijdens een algemeen overleg. Dit ten aanzien van uw tweede motie.

Ten aanzien van de motie waarin u vraagt om een wettelijk kader herinner ik eraan dat de regering ook daarin toezeggingen heeft gedaan. Zij zou in overleg treden met het ministerie van Justitie. Mijn subvraag is: wat is het verschil tussen uw motie en die van de SP?

De heer Waalkens (PvdA):

In antwoord op het eerste onderdeel van de vragen die de heer Ormel stelt, wijs ik erop dat de minister budget heeft toegezegd om een voorzitter te financieren. Dat laat onverlet dat wij van mening zijn dat de overheid een actieve rol moet spelen. Aan de ene kant heb je een voorzitter nodig om het overleg te structureren, aan de andere kant heb je kaders nodig waarbinnen dat overleg gevoerd moet worden. Wij zien ook in de brief van de minister dat hij de huidige praktijk wil continueren tot juli volgend jaar. Dat duurt ons veel te lang. Op dat punt willen wij een versnelling aanbrengen en wij willen de overheid vragen om daarin de kaders te stellen.

Het onderscheid tussen de motie van mevrouw Van Velzen en die van ons is dat wij hebben gezegd dat er een wettelijk kader moet komen, omdat dit in het BW onvoldoende is geregeld. Daar is veel onduidelijkheid over. Daarom hebben wij de motie zodanig geredigeerd dat de minister voortvarend samen met Justitie dat wettelijke kader moet gaan regelen. Ondertussen zijn wij ons heel wel bewust van het feit dat de veldproeven en experimenten een positie krijgen die anders is dan de uitgangspunten van de SP-fractie. Zij wil immers alles stoppen voordat er verder wordt gegaan.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik wil graag verduidelijken wat het verschil is tussen de motie van de PvdA-fractie en die van de SP-fractie. Wij vragen alle twee aan de regering om een wettelijk kader. Ik stel alleen dat het wettelijke kader er moet komen voordat wij verder gaan met grootschalige marktintroductie. De heer Waalkens heeft het over veldproeven, ik heb het over marktintroductie. De heer Waalkens vraagt in zijn motie om een wettelijk kader en in de tussentijd wil hij de vooruitgang de vooruitgang laten zijn, zonder de eis te stellen dat eerst het wettelijke kader er moet komen, voordat er met de introductie verder wordt gegaan.

De heer Waalkens:

Onze motie gaat over het wettelijke kader en het regelen van de wettelijke aansprakelijkheid voor contaminatie. Het gaat niet alleen om de teelt, maar om het gescheiden houden van de ketens. Onze motie gaat dus veel verder dan de motie van de SP. Het is aan de Kamer om daar een oordeel over uit te spreken.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik wil eerst reageren op de motie van de geachte afgevaardigde mevrouw Van Velzen. Inhoudelijk stelt de motie iets wat ik niet kan onderschrijven, namelijk dat verspreiding van pollen tot kilometers ver kan uitkruisen. In het algemeen overleg heb ik erop gewezen dat beschikbaar onderzoek in ieder geval deze bewering niet schraagt. Verder vraagt de motie om een wettelijk kader. Dat geldt ook voor de motie van de heer Waalkens. Ondanks de toelichting van de heer Waalkens ben ik toch niet goed in staat om het precieze verschil te zien. In het algemeen overleg hebben wij gezegd dat het juist de bedoeling is om, voordat wij aan de vraag toekomen om een wettelijk kader te maken, eerst de gelegenheid te geven aan partijen in het veld om met elkaar te discussiëren over de vraag hoe het dusdanig geregeld kan worden dat er geen noodzaak is voor een wettelijk kader. Wij moeten niet denken dat een wettelijk kader hier de uiteindelijke oplossing kan bieden voordat er goed is onderzocht wat de ins en outs zijn en op welke wijze deze kwestie tussen partijen op minnelijke wijze kan worden geregeld. Wij willen de partijen de gelegenheid geven om dat te doen voordat wij aan de vraag toekomen of een wettelijk kader noodzakelijk en ook uitvoerbaar en handhaafbaar is. Ik ontraad derhalve het aannemen van deze motie van mevrouw Van Velzen.

Ik ontraad ook het aannemen de motie van de heer Waalkens inzake de vraag of de aansprakelijkheid moet worden geregeld. Wij hebben ook in het algemeen overleg gezegd dat wij bereid zijn om te onderzoeken hoe de aansprakelijkheid kan worden geregeld. Wij zijn daar zelfs al mee bezig. Wij hebben geen behoefte aan een wettelijk kader voordat dat in kaart is gebracht op welke wijze deze problematiek zou kunnen worden ondergebracht binnen het huidige wettelijke kader, bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek. De vraag daarbij is overigens in hoeverre deze problematiek daadwerkelijk bestaat.

In de tweede motie van de heer Waalkens wordt aangedrongen op een onafhankelijke regie. Ik sluit aan op de vraag die de heer Ormel stelde. Wij hebben in het algemeen overleg duidelijk toegezegd dat LNV en VROM beide ambtelijke ondersteuning willen leveren via bijdragen aan het proces en het verschaffen van informatie, bijvoorbeeld als er tijdens bijeenkomsten van de werkgroep expertise van de departementen nodig is. Ik heb toegezegd dat het departement een onafhankelijke voorzitter zal betalen. Deze zaken garanderen naar mijn idee goed wat hier wordt gevraagd. Wellicht wil de heer Waalkens dat veiligstellen. Ik ben echter van mening dat wij het al hebben aangeboden.

Hij schrijft er in de motie echter iets bij, namelijk dat het gaat om een onafhankelijke regie. De essentie van onze aanpak is dat wij de regie willen faciliteren door middel van een onafhankelijke voorzitter, maar dat wij als regering geen regie op dit proces willen zetten totdat blijkt dat het langs de reeds ingezette weg niet mogelijk is. Over de voorwaarden daarvoor is genoeg gesproken in het algemeen overleg. Ik ontraad dus het aannemen van deze motie. Als de heer Waalkens de uitleg eraan wil geven die ik gaf, beschouw ik deze als een ondersteuning van het beleid. Het kan ook zijn dat hij bedoelt dat de voorzitter een en ander allemaal voor elkaar moet brengen. Dat zou een te grote rol zijn en dit zou de onafhankelijkheid van die voorzitter in een verkeerd daglicht stellen.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik wil de motie niet invullen zoals de minister dat doet. In het dictum van de motie wordt gevraagd om een actieve rol van de overheid in dat proces. Zij moet de kaders stellen en de regie voeren.

Minister Veerman:

Als die uitleg eraan wordt gegeven, ontraad ik het aannemen van deze motie.

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Er rest nog een motie van mevrouw Van Velzen waarin wordt gevraagd om voorwaarden te stellen aan markttoelating, dus aan grootschalige introductie van genetisch gemodificeerde organismen. De voorwaarden zijn gekoppeld aan een regeling inzake financiële vergoedingen voor boeren die met ongewilde contaminatie te maken hebben. Het is een sympathieke gedachte, maar wij moeten het aannemen van deze motie toch ontraden. Wij hebben ons namelijk steeds op het standpunt gesteld dat beoordeling van veldproeven en markttoelating wordt gebaseerd op milieu- en gezondheidscriteria. Als wij daar andere criteria aan toevoegen, ontstaat de discussie over het moratorium in Europa en de WTO. Die discussie is nu niet aan de orde en die is ook in strijd met de ingezette lijn dat wij niet in algemene termen over dit onderwerp praten, maar dat wij dat steeds case bij case doen op grond van milieu- en gezondheidscriteria. Vandaar dat wij het aannemen van deze motie moeten ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om dinsdag 16 december over deze moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik feliciteer de minister van LNV namens de Kamer met de zeer hoge Franse onderscheiding die hem gisteren is verleend.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Voorzitter: Verburg

Naar boven