Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 november 2003 over Suriname.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. In het algemeen overleg is duidelijk naar voren gekomen dat er niet of nauwelijks vooruitgang wordt geboekt bij de sectorale samenwerking. Het grootste probleem bij een effectieve ontwikkelingssamenwerking met Suriname is vooral het achterwege blijven van de hervormingen in het overheidsapparaat. Goed bestuur is een voorwaarde voor samenwerking. Uit de laatste brief van de minister wordt duidelijk dat de ontwikkelingen wel heel erg traag gaan. Het is van groot belang dat Nederland actie onderneemt. Met het oog daarop dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende:

  • - dat hervormingen van het overheidsapparaat in Suriname slechts zeer beperkt plaatsvinden;

  • - dat de sector "goed bestuur" één van de zes gekozen sectoren in de relatie Nederland-Suriname is;

  • - dat de invulling en uitvoering van programma's binnen deze sector zeer traag verlopen;

overwegende dat de sector "Bestuur of Governance" van fundamenteel belang is voor de realisatie van duurzame ontwikkeling;

verzoekt de minister om aan deze sector prioritair belang toe te kennen en op korte termijn met de Surinaamse overheid en vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld te komen tot concrete kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen ten aanzien van hervorming van het Surinaamse overheidsapparaat en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108(20361).

De heer Brinkel (CDA):

Voorzitter. De Kamer wacht met belangstelling op de evaluatie van de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname van de afgelopen jaren; Lessons learned. Het is echter ook belangrijk om vooruit te kijken naar de vorm en de inhoud van de betrekkingen tussen Nederland en Suriname in de toekomst. Het is belangrijk dat de Nederlandse regering daar een visie op ontwikkelt, waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan het draagvlak in de Nederlandse samenleving en waarmee duidelijkheid voor Suriname kan worden geschapen. Goede wederzijdse betrekkingen, welke vorm zij in de toekomst ook krijgen, zijn gebaat bij duidelijkheid van beide partners omtrent hun verwachtingen en ambities. Samen met de heren Wilders en Dittrich dien ik een motie in waarin de regering wordt opgeroepen om in die duidelijkheid te voorzien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in het voorjaar van 2004 een beleidsnotitie over de vorm en de inhoud van de door haar gewenste toekomstige betrekkingen tussen Nederland en Suriname te presenteren;

verzoekt de regering, daarin een evenwichtige benadering te geven van het bevorderen van de rechtsstaat en van effectief en efficiënt bestuur, van de ontwikkeling van de markteconomie en het scheppen van een gunstig investeringsklimaat en van het ondersteunen van een vitale civil society,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkel, Wilders en Dittrich. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(20361).

Ik aarzel even, want volgens mij staat u voor de eerste keer op het spreekgestoelte.

De heer Brinkel (CDA):

En dan nog wel onder het kerstregime.

De voorzitter:

Ik wil dit geruisloos voorbij laten gaan tot het moment waarop u een wat langere toespraak houdt. Ik maak wel van de gelegenheid gebruik om mee te delen dat u niet geïnterrumpeerd mag worden!

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Van de orde: het is het een of het ander!

De voorzitter:

Wij eten vandaag van twee procedurele walletjes.

Mijnheer Brinkel, ik begrijp dat u aan het eind van uw inbreng bent gekomen.

De heer Brinkel (CDA):

Ik was inderdaad aan het eind van mijn inbreng gekomen.

De voorzitter:

Ik feliciteer u toch omdat dit de eerste keer is dat u achter het spreekgestoelte hebt gestaan, maar wij wachten nog op uw maidenspeech.

(Applaus van de tribune)

De voorzitter:

Alle dingen die vanmiddag gebeuren, mogen eigenlijk niet, maar het is goed bedoeld; de Brinkel-fanclub!

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Tijdens het overleg met beide ministers twee weken geleden heeft de regering toegezegd dat het rapport Lessons learned met bijlagen Brinkelnaar de Kamer zal worden gezonden, zodat zij de knelpunten na kan gaan en alle informatie op tafel heeft. Dat is een belangrijke toezegging, waar ik de regering voor dank. Ik ben het met de vorige spreker – ik mag hem niet feliciteren omdat het geen echte maidenspeech was, maar in gedachte sta ik naast hem – eens dat het over het toekomstig beleid ten aanzien van Suriname gaat. D66 heeft zijn motie dan ook mede ondertekend.

Ik wil nog even stilstaan bij wat ik twee weken geleden heb gezegd over 8 december. Gisteren was er weer een aangrijpende herdenking in Paramaribo van de 8 decembermoorden, toen 15 mensen op brute wijze door het leger zijn omgebracht. Wij weten dat er een gerechtelijk onderzoek is ingesteld. Wij hebben gisteravond in de toespraak van advocaat Gerard Spong, adviseur van de Surinaamse regering, gehoord op welke gebrekkige manier het Surinaamse openbaar ministerie en de politie hun werk moeten doen. Bijvoorbeeld een rechtshulpverzoek moet nog op een ouderwetse typemachine worden getypt. Mede daardoor duurt alles lang.

Wil de regering bij voorrang nagaan of dat soort zaken bespoedigd kan worden door op een goede manier hulp te bieden vanuit Nederland aan Suriname, zodat bijvoorbeeld dit al lang lopende onderzoek in ieder geval in 2004 zijn beslag kan krijgen in een procedure waarin de heer Bouterse voor de rechter komt? Misschien kan Nederland ook nog op een andere manier behulpzaam zijn, behalve bij het forensisch onderzoek dat al gedaan is.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Voorzitter. Mevrouw Karimi heeft gelijk dat er zonder goed bestuur geen zicht is op een duurzame ontwikkeling en op een duurzame samenleving. Een zekere mate van goed bestuur en een zekere intentie om daaraan te werken, zijn nodig om het sectorbeleid een kans te geven en te slagen in de armoedestrategie. Het gaat daarbij niet om de korte termijn, maar juist om het meerjarig perspectief. Wij stellen de volgende vragen ten aanzien van alle partnerlanden. Zijn zij wel op de goede weg en is er sprake van politieke wil om te werken aan een beter bestuur? Het bestuur kan altijd verbeterd worden en zeker in onze partnerlanden. Als er in Suriname sprake is van politieke wil en van verbetering van het bestuur, is Suriname ook een partnerland dat wij graag op de lijst zien staan.

In het verleden hebben wij gekozen voor de sectorale benadering, samen met goed bestuur. "Goed bestuur" is niet alleen een sector, maar ook een transversaal thema, dat dwars door de overige sectoren heengaat. Instituties moeten worden versterkt en geholpen worden bij het opstellen van wet- en regelgeving. Ik kom straks nog terug op politie en justitie. Wij bieden rechtshulp aan.

Aan de ontvangende kant moet er ook een zeker absorptievermogen zijn. Het gaat bij Suriname niet zozeer om een gebrek aan politieke wil, maar veel meer om een gebrek aan capaciteit. Er zijn te weinig mensen en zij moeten heel veel doen. Net als deze Kamer ben ik enigszins ongeduldig en zou ik graag willen dat het sneller ging, maar wij kunnen aan deze kant het beleid niet maken. Wij kunnen wel ondersteunen, en dat doen wij ook. Wij hebben op tal van terreinen assistentie aangeboden en deze is vaak aanvaard. Ik zal de lijst straks langslopen. Het kan niet zo zijn dat wij van deze kant precies aangeven hoe het daar moet. Dat is een zaak van de Surinaamse overheid.

Wij bieden assistentie aan bij het verbeteren van het ondernemers- en investeringsklimaat en het privatiseren van staatsbedrijven. De Nederlandse Rekenkamer is in 2002 langs geweest om assistentie te verlenen bij de Surinaamse Rekenkamer, maar dat is jammer genoeg nog niet opgepakt. Zoals ik al zei, zijn wij bereid om een sociaal plan voor onze rekening te nemen bij het reorganiseren van de overheid, maar daar is nog niet op gereageerd. Wij hebben aangeboden om faciliteiten te bieden bij het aantrekken van expertise van de Wereldbank en IMF. Dat zijn internationale financiële instellingen die ook voor Suriname van belang zijn.

Wat loopt en is succesvol geweest? Wij hebben garantiemiddelen ingezet om de macro-economische stabiliteit te verzekeren en dat is gelukt. Macro-economisch is Suriname redelijk stabiel geworden. Het ging om een lening van 137 mln euro.

Bij de subsector goed bestuur gaat het om het specifieke thema rechtsbescherming en veiligheid. Op dit moment zijn de terms of reference opgesteld. Het gaat om het versterken van de rechtsstaat. Het ziet ernaar uit dat het gaat om verdergaande samenwerking, want er is al een zekere mate van samenwerking tussen de Nederlandse en de Surinaamse politie. Deze wordt verder uitgewerkt en van een bredere financiële basis voorzien. Van Surinaamse kant moeten er voorstellen komen waar wij op instappen.

Wat hebben wij tot nu toe concreet gedaan? Via het rechtshulpverdrag wordt over en weer assistentie verleend. Ik ben bereid om in te gaan op het verzoek van de heer Dittrich om te kijken of het nodig en mogelijk is om de Surinaamse overheid extra assistentie aan te bieden bij het onderzoek naar de decembermoorden. Ik ben het met hem eens dat de klok door tikt en dat het de hoogste tijd is dat dit onderzoek wordt afgerond. Ik zal kijken wat wij nog meer kunnen doen dan tot nu toe. Het Nederlands forensisch instituut is betrokken bij het onderzoek naar de decembermoorden, maar het kan zijn dat er bredere assistentie nodig is.

Uit de Verdragsmiddelen hebben wij bijgedragen aan versterking van de rechtszekerheid door het project beroepsopleiding advocatuur/notariaat. Dat is niet onbelangrijk, dacht ik zo.

Wij hebben een gemeenschappelijke verklaring ondertekend om te komen tot internationale politiesamenwerking die Nederland overstijgt, en om een bilateraal samenwerkingsprogramma op te zetten wat betreft politie en justitie. Wij hebben daar ook de brandweer en rampenbestrijding bij betrokken, dus de strekking is breder dan alleen het politiewerk. Er zijn ook afzonderlijke politiekorpsen die min of meer uit eigen beweging actief zijn. Het wachten is op de uitwerking van de subsector op het gebied van goed bestuur, rechtsbescherming en veiligheid. Als dat stramien er is, zullen er meer politiekorpsen in stappen.

De ministeries van BZK en Justitie hebben zich bereid verklaard, twee experts ter beschikking te stellen voor de ondersteuning van die sectoranalyse. Het is niet zo dat wij zitten te wachten tot er wat komt, maar de Surinaamse overheid zal er wel op in moeten gaan.

Op financieel gebied is er al heel lang samenwerking.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

In de bijlage van de brief van dit weekend staat dat de afronding niet eerder zal zijn dan in november 2004. Dat duurt nog een jaar. Dan heeft men waarschijnlijk de analyse afgerond. Dat is eigenlijk al sinds 2001 zo.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Ik zie het ongeduld in de ogen van mevrouw Karimi en ik hoor het ook in haar stem. Ook ik zou het allemaal veel sneller willen, maar ik herhaal dat wij afhankelijk zijn van het tempo en de capaciteit van de Surinaamse overheid. Ik vind het echter best goed dat wij deze discussie zo voeren en ik kan namens meerdere fracties spreken – wij hebben hier immers ook tijdens het AO over gesproken en de heer Wilders en anderen hebben hun zorgen daarover geuit – als ik mijn collega nog eens aangeef dat wij het natuurlijk uitstekend vinden dat er een sector bij de benadering wordt gekozen en dat goed bestuur daar een belangrijk element in vormt, maar dat wij toch graag zien dat er voortgang wordt geboekt en dat wij bezorgd zijn over het voorgelegde tempo. Wij hebben dit open laten zien en u kunt zien welke afspraken daarover zijn gemaakt.

De financiële samenwerking is niet onbelangrijk. Daarbij gaat het bijvoorbeeld ook om het instituut van Multi-party Democracy. Het gaat dus niet alleen om financiën, maar ook om de parlementaire ondersteuning. Wat mij betreft, zetten wij breder in dan alleen op de harde thema's, want ook de minder harde thema's zijn van betekenis. Wij hebben nog steeds geld beschikbaar. Sinds het jaar 2000 hebben wij een bedrag ingezet én nog beschikbaar van ongeveer 250 mln euro. Hopelijk zal een deel daarvan ingezet kunnen worden om het sociaal plan te faciliteren, zoals is aangeboden.

Samenvattend: als ik zie wat de Surinaamse overheid op het bordje heeft en wat Nederland heeft aangeboden, vind ik het stramien zoals wij dat nu hebben opgezet en de wijze waarop wij samenwerken, uitstekend. Ik ben graag bereid om het ongeduld van de Kamer over te brengen, maar ik ontraad het aannemen van de motie, want ik vind dat wij daarvoor geen motie nodig hebben. Ik denk niet dat het aannemen van die motie vruchtbaar zou zijn in de huidige samenwerking.

De tweede motie is de motie van de heren Brinkel, Wilders en Dittrich over het opzetten van een beleidsnotitie. Ik kijk naar wat wij op dit moment hebben vastgelegd over de bestaande relatie tussen Suriname en Nederland: er is het ontwikkelingsverdrag van 1975, er is het raamverdrag van 1992 en er zijn nogal wat memorandums of understanding afgetekend tussen ministeries hier en ministeries daar op het terrein van justitie, financiën, binnenlandse zaken en defensie. Er zijn gemeenschappelijke verklaringen afgesloten tussen de vorige ministers van Buitenlandse Zaken, tussen mijn voorgangster en de minister van PLOS, de heer Raghoebarsing, en er is de huidige verklaring tussen minister Raghoebarsing en mijzelf. Wij zijn dus op de goede weg in een beleidskader dat ertoe moet leiden dat Suriname een brede aanpak kiest als het gaat om de rechtsstaat, goed bestuur en armoedebestrijding in alle facetten.

Natuurlijk hebben wij onze notitie aan elkaar verplicht. Dat is in feite een leidraad voor de toekomst van de betrekkingen tussen Nederland en Suriname. Het hele palet is wel duidelijk. Hopelijk zal het rapport met de evaluatie in het eerste kwartaal van volgend jaar beschikbaar komen. Ik dank de heer Dittrich graag voor zijn complimenten, omdat wij het in gezamenlijk overleg voor elkaar hebben gekregen dit rapport op enig moment beschikbaar te hebben in de volle huidige omvang en samen met het uiteindelijke rapport aan de Kamer aan te kunnen bieden. Het lijkt mij goed om daarin op te nemen wat wij ons voorstellen van de toekomstige relatie tussen Nederland en Suriname. In feite heb ik dat met minister Raghoebarsing besproken: zouden wij niet eens breed kunnen neerzetten wat wij daaronder verstaan, zonder dat wij daar te veel van verwachten? Het kan niet zo zijn dat de Kamer een hele nieuwe notitie wil. Wij bouwen voort op datgene wat wij tot nu hebben gedaan en wat wij tot nu toe hebben afgesproken. Het kan niet zo zijn dat daar ineens een streep doorheen gaat, omdat er een rapport Lessons learned is, maar ik vind het wel verstandig om de samenhang nog eens neer te zetten en de Kamer daarmee, ook in reactie op het rapport Lessons learned, aan te geven wat de Nederlandse regering en de Surinaamse regering verstaan onder de bilaterale betrekkingen. Dan zal het ook van twee kanten moeten komen, dus niet alleen een document van de zijde van Nederland, maar ook een document dat berust op de instemming van de Surinaamse overheid.

In die zin zou ik aanvaarding van deze motie niet willen ontraden. Als de motie inderdaad op die manier bedoeld is, kan ik ermee instemmen en zie ik de motie als een ondersteuning van het beleid.

De heer Brinkel (CDA):

Kunnen wij dan inderdaad komend voorjaar zo'n samenhangende beleidsnotitie verwachten?

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Het lijkt mij niet goed om die uit te brengen vooruitlopend op de uiteindelijke evaluatie van de bilaterale relatie Nederland-Suriname in de afgelopen 25 jaar. Ik stel juist voor om beide zaken te combineren. Ik heb al gezegd dat beloofd is om die rapportage in het eerste kwartaal van volgend jaar uit te brengen en daaraan wil ik graag de beleidsnotitie koppelen zoals die wordt gevraagd in de motie van de coalitiefracties.

De heer Brinkel (CDA):

Ik wil niet de indruk laten bestaan dat de ene notitie een reden kan zijn om op de andere te wachten. Het rapport Lessons learned laat al lang op zich wachten. U had aangekondigd dat wij dat begin 2004 mogen verwachten en "begin 2004" is voor mij niet "het eind van het voorjaar".

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Ik kan mij ook niet voorstellen dat de indieners van deze motie vinden dat er een samenhangende beleidsnotitie moet worden opgesteld die vooruitloopt op de uiteindelijke notitie over de relatie tussen Nederland en Suriname. Dat lijkt mij geen ordelijke volgorde. De motie kan druk op de ketel houden waar het gaat om het afronden van het rapport Lessons learned, en als zodanig kan deze motie een goede functie hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven