Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet inzake de uitoefening van het kiesrecht door Nederlanders buiten Nederland (25306), en over:

- de motie-Mateman/Te Veldhuis over de opkomst buiten Nederland (25306, nr. 6).

(Zie vergadering van 24 juni 1997.)

De voorzitter:

De motie-Mateman/Te Veldhuis (25306, nr. 6) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat ook kiesgerechtigde Nederlanders in het buitenland optimale kansen moeten krijgen om hun grondwettelijk gewaarborgde kiesrecht uit te oefenen;

overwegende, dat het kabinet zich terzake tot het uiterste dient in te spannen;

verzoekt de regering te komen tot een evaluatie van de verkiezingen en deze zo in te richten, dat daarin zowel de inspanningen van de betrokken departementen als van de afzonderlijke consulaire posten zichtbaar worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Mateman, Te Veldhuis, Rehwinkel en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (25306).

De gewijzigde motie is reeds rondgedeeld. Ik neem aan, dat wij daar nu over kunnen stemmen.

De artikelen I t/m III en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Mateman c.s. (25306, nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven