Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 18 juni 1997 over modernisering ouderenzorg.

De voorzitter:

Ik moet nog een keer zeggen dat ten gevolge van een technisch mankement alle microfoons openstaan. Wat wij tegen elkaar zeggen, moet altijd gehoord kunnen worden, maar als te veel mensen te veel tegen anderen zeggen, wordt het een rommeltje en dat behoort niet bij het onderwerp dat aan snee is.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Aan het einde van het overleg over de modernisering ouderenzorg op 18 juni heb ik gevraagd om het verslag op de agenda te zetten om een motie te kunnen indienen. De staatssecretaris kon ons geen zekerheid geven dat er komend jaar voldoende extra budget voor de sector verzorgingshuizen zou worden uitgetrokken om de basiszorg in de verzorgingshuizen op een redelijk niveau te kunnen garanderen. De schrijnende situatie op veel plaatsen werd ons bekend door talloze brieven en telefoontjes. Dat die situatie schrijnend is, wordt door alle partijen onderkend, ook door de staatssecretaris. Maar toch kon zij voor die garantie niet instaan, omdat het een zaak is van het hele kabinet. Daarom dien ik, mede namens mijn collega's Poppe, Nijpels, Varma, Van der Vlies, Rouvoet, Schutte, Verkerk, Leerkes en Hendriks, de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de kwaliteit van de basiszorg in verzorgingshuizen onder (te) grote druk is komen te staan als gevolg van de toegenomen zorgzwaarte;

van oordeel, dat hierin zo snel mogelijk verbetering moet worden gebracht;

overwegende, dat nog niet volstrekt duidelijk is hoeveel budget hiertoe nodig is, maar wel de indicaties bekend zijn, zoals de bedragen uit het rapport Van Loveren & Partners, evenals de door de sector zelf genoemde noodzakelijke 100 mln. extra;

verzoekt de regering voor de sector verzorgingshuizen in de begroting 1998 extra middelen op te nemen om de kwaliteit van de basiszorg op voldoende niveau te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dankers, Poppe, Nijpels-Hezemans, Oedayraj Singh Varma, Leerkes, Van der Vlies, Rouvoet, Schutte, Verkerk en Hendriks.

Zij krijgt nr. 30 (24333).

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! In verzorgingshuizen in Nederland heersen op dit moment omstandigheden, zowel in de werkdruk van het personeel als voor de bewoners, die in een beschaafd land niet thuishoren. Actievoerders, zowel bewoners als personeel, hebben duidelijk gemaakt dat de nood heel hoog is. Daarom hebben wij de zojuist ingediende motie van mevrouw Dankers onderschreven. Er moet meer geld bij de verzorgingshuizen komen.

Zelf hebben wij ook nog twee moties. De ene spreekt de wens uit te voorkomen dat scheiden van wonen en zorg ten koste gaat van de toegankelijkheid van woonvoorzieningen voor ouderen met lagere inkomens.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat thans de mogelijkheden worden onderzocht om tot het scheiden van wonen en zorg over te gaan;

overwegende, dat in de praktijk bij het realiseren van woonvoorzieningen de toegankelijkheid voor ouderen met lage inkomens in veel gevallen in het geding is;

verzoekt de regering aan het eventueel scheiden van wonen en zorg zodanig invulling te geven dat voor alle inkomensgroepen de toegankelijkheid van woonvoorzieningen gewaarborgd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (24333).

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Volgens mij is deze motie volstrekt overbodig, want als randvoorwaarde voor de hele operatie scheiden wonen en zorg is vorig jaar al afgesproken dat de toegankelijkheid voor mensen met een lager inkomen niet in het geding mag zijn. Daar is volstrekte helderheid over.

De heer Poppe (SP):

Ik denk dat er niet direct volstrekte helderheid over is. Wij hebben het daar al over gehad. Er komen twee kosten op de bewoners af: de hoge huren en de zorgkosten. Ik denk dat zij samen wel eens te hoog zouden kunnen zijn. De motie dient om er zorg voor te dragen dat de Kamer nogmaals duidelijk uitspreekt dat dit er niet toe mag leiden dat mensen uit bepaalde inkomensgroepen niet in aanmerking kunnen komen voor deze nieuwe woonsituatie.

Ik heb nog een motie, die onder andere over het veel te lage zak- en kleedgeld van de AWBZ-instellingen gaat. Daarvoor heeft de staatssecretaris voor een deel een maatregel genomen, maar die geldt niet voor allen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat bewoners van verzorgingshuizen in het kader van de armoedebestrijding zijn vrijgesteld van het betalen van kijk- en luistergeld;

overwegende, dat veel bewoners van de overige AWBZ-instellingen in een vergelijkbare slechte inkomenspositie verkeren;

verzoekt de regering de vrijstelling van kijk- en luistergeld uit te breiden naar alle bewoners van AWBZ-instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (24333).

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik hoor de heer Oudkerk roepen dat ik de motie helemaal moet voorlezen, maar volgens mij moet dat altijd.

De voorzitter:

Zeker, maar dat wist de heer Oudkerk misschien niet.

De heer Van Boxtel (D66):

Nee, maar ik vind het al fantastisch dat hij de moed opbrengt om zo lang te blijven om de motie aan te horen.

Voorzitter! Wij hebben een debat met de staatssecretaris gehad na de demonstratie "paars maakt het te grijs". Je zou haast zeggen dat het parlement het vandaag te grijs maakt. Daar zijn wij allemaal debet aan. In grote haast proberen wij toch nog een aantal politieke punten te maken, zodat wij het zomerreces geruster in kunnen gaan.

Namens mevrouw Van Blerck, mevrouw Vliegenthart en ondergetekende – dus coalitiebreed – dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de voorlopige analyse van de provinciale plannen een aanzienlijke capaciteitsreductie in de verzorgingshuizen laat zien, die slechts gedeeltelijk gecompenseerd wordt door extramurale zorg van vergelijkbare kwaliteit;

voorts overwegende, dat een integraal beleid met betrekking tot de ontwikkeling van de capaciteit van verzorgingshuizen en daarmee vergelijkbare extramurale capaciteit, van de verpleeghuiscapaciteit en het thuiszorgvolume per regio nog ontbreekt;

van mening, dat het onwenselijk is dat in regio's waar men op of onder de integrale planningsnorm met betrekking tot de capaciteit van de residentiële ouderenzorg zit, verdere capaciteitsreductie plaatsvindt;

kennisnemende van het rapport "Zorg voor medewerkers", waaruit een stijgende zorgzwaarte in verzorgingshuizen blijkt en tevens blijkt dat de verschillen tussen verzorgingshuizen in kwaliteit groot zijn;

van mening, dat de kwaliteit van de zorg als gevolg van de stijging van de intensiteit van de zorgvraag in een aantal situaties ernstig verschraald is en dat het noodzakelijk is deze achterstanden weg te nemen;

verzoekt de regering zowel ten aanzien van het integrale overzicht van de capaciteit van de ouderenzorg per regio als ten aanzien van de kwaliteit van de zorg in verzorgingshuizen de feitelijke omvang van de problematiek voor september nader in beeld te brengen en voorstellen te doen voor de oplossing hiervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Boxtel, Van Blerck-Woerdman en Vliegenthart. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (24333).

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb twee concrete vragen over deze motie. Ten eerste: in september moeten er voorstellen en oplossingsrichtingen worden aangedragen; heeft dit ook implicaties voor de begroting voor 1998? Ten tweede: hoe verhoudt deze motie zich met de motie-Ybema/Van der Ploeg die deze week bij de behandeling van de Voorjaarsnota is ingediend en die, zij het met andere woorden, hetzelfde vraagt?

De heer Van Boxtel (D66):

Dat is het aardige, want dan leg je als het ware een tang aan. De vraag is terecht: als de nadere onderzoeken opleveren dat er echt iets moet gebeuren, moet dat dan voor het kabinet reden zijn om daar bij de opstelling van de Miljoenennota rekening mee te houden? Het antwoord is "ja". Dat gaat dus niet over 1999, maar over 1998.

De motie-Ybema/Van der Ploeg beoogt om voor de hele zorg iets meer financiële armslag te geven. In de overwegingen van die motie zijn de verzorgingshuizen niet voor niets genoemd. Daarom hebben wij gemeend dat deze "dubbele tang" voor de bewoners in de verzorgingshuizen en de medewerkers de waarborg moet zijn dat er, daar waar nodig, soelaas komt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! In de ouderenzorg is de werkdruk veel te hoog en neemt de basiszorgkwaliteit af. Daar moet snel op worden gereageerd. De intentie om dat te doen, is algemeen en Kamerbreed; ook de regering voegt zich daarbij. Het gaat nog slechts om de vraag om hoeveel geld het moet gaan en waar dat het hardst nodig is, zodat je ook op maat financiert. Vandaar het onderzoek waar de zojuist door de coalitie ingediende motie om vraagt. Dat is mijn punt niet. Mijn punt is dat ik veiliggesteld wil zien dat, als er financiële implicaties voor 1998 zijn, dat ook metterdaad en royaal gebeurt. Daar gaat de motie van mevrouw Dankers concreter op in en daarom heb ik die medeondertekend. In subsidiaire zin zou ik overigens ook de motie van de coalitie kunnen steunen.

Voorzitter! Nu liggen er ettelijke moties: een waarin meer geld voor de thuiszorg wordt gevraagd, een van mevrouw Dankers c.s., een die de coalitie in dit debat heeft ingediend en een die de coalitiefracties D66 en PvdA hebben ingediend tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota. Moeten ze bij elkaar worden opgeteld? Hoe moet het daar nu mee? Wij moeten over eenzelfde onderwerp niet al te veel moties naast elkaar leggen, zeker niet als wij het zo met elkaar eens zijn.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Misschien mag ik verheldering bieden. Wat de thuiszorg betreft is door de coalitie een motie ingediend over incidentele frictiekosten, die samenhangen met de knip en de uitvoeringskosten van de automatisering. Hier gaat het om het verzoek aan het kabinet om in de zomermaanden na te gaan waar de knelpunten in de verzorgingshuizen zitten en om voor structurele knelpunten ook structurele oplossingen te bieden. Daarom is de combinatie met de motie uit het debat over de Voorjaarsnota zo mooi. Daarin is gevraagd om voor de zorg substantieel meer geld vrij te spelen, want naast de verzorgingshuizen zijn er de frictiekosten in de thuiszorg, de geneesmiddelenproblematiek en nog een paar andere zaken. Ik hoop dat ook de heer Van der Vlies zich daarvoor laat winnen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Over de systematiek is er geen verschil van mening. Het gaat er voorlopig om veilig te stellen dat wij er, zo nodig, al per j januari a.s. mee beginnen. Dat is duidelijk.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! De ouderenzorg zit behoorlijk in de problemen. De beschikbare middelen blijven achter bij de groei van het aantal ouderen. De capaciteit loopt terug en de zorgzwaarte neemt toe. Naar de mate waarin het beter gaat met onze economie, is dat allemaal moeilijker uit te leggen. Er werd al op gewezen dat de collega's Ybema en Van der Ploeg bij de behandeling van de Voorjaarsnota aan de Kamer hebben voorgesteld om de regering te vragen het budget voor de zorg substantieel uit te breiden om de problemen te tackelen. Wij hechten er daarnaast aan om inhoudelijk vast te leggen wat wij vorige week met elkaar hebben afgesproken. Wij hebben er onderling wel duidelijkheid over wat er de komende maanden moet gebeuren, maar het is van groot belang om dat ook inhoudelijk vast te leggen. Daarom hebben wij de motie die collega Van Boxtel heeft ingediend medeondertekend.

Er staat nog een andere motie op de agenda, namelijk die van mevrouw Nijpels, die zij tot vanavond heeft aangehouden. Met de overwegingen in die motie ben ik het helemaal eens, maar het dictum is volgens mij niet zorgvuldig geformuleerd. Bijvoorbeeld zou een provincie zoals Noord-Brabant, die in het kader van de verevening voor de verzorgingshuizen er geld bij krijgt, geen geld moeten krijgen voor de thuiszorg; dat impliceert het dictum. Ik weet dat mevrouw Nijpels dat niet beoogt, maar het staat er wel. Vanwege die onduidelijkheid geven wij de voorkeur aan onze eigen motie.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Ik neem aan dat u het hebt over de gewijzigde motie die van de week is rondgedeeld.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Ja, die op het groentje stond.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Ik denk toch dat u zich enigszins vergist. Ik beoog het niet en het staat er ook niet. Mijn motie over de thuiszorg gaat uitsluitend over de verdeling van de budgetten voor de thuiszorg. Ik verzoek namelijk om behalve met objectieve, demografische gegevens ook rekening te houden met de capaciteitsreductie.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Dat is precies wat ik bedoel, mevrouw Nijpels. Noord-Brabant krijgt in het kader van de verevening van de verzorgingshuizen 17 mln. extra, terwijl de capaciteitsreductie zich in andere provincies afspeelt. Het blijft een feit dat men in Noord-Brabant ondervertegenwoordigd is als het om de totale capaciteit gaat, maar u koppelt het aan capaciteitsreducties. Dat maakt uw motie onhelder, terwijl in onze motie wordt gevraagd om de verzorgings- en verpleeghuizen en de thuiszorg integraal in beeld te brengen, na te gaan hoe het dan verdeeld is en bij te plussen als men onder de streep zit. Dat lost uw probleem ook op. Het is gewoon wat beter geformuleerd.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Misschien lost de motie dat gedeeltelijk op, maar ik heb het niet over de provincie Noord-Brabant. Ik heb het over de regio's.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Ik noemde Noord-Brabant als voorbeeld.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Dat voorbeeld heb ik er bewust weer uitgehaald. Ik heb het over de regio's waar de problemen zich voordoen. Het kan net zo goed over Flevoland gaan als over Noordoost-Brabant. Ik handhaaf mijn motie. U moet maar zien wat u ermee doet.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Ik stel vast dat wij het over de bedoeling eens zijn, maar dat wat er staat, niet helemaal klopt. Vandaar dat wij ertegen zijn.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Wij zien allemaal dat zich met betrekking tot de verpleging en verzorging van ouderen die zorg nodig hebben, grote problemen voordoen, die eigenlijk terug te voeren zijn op de financiën, althans op het vermeende gebrek daaraan. De intramurale capaciteit loopt terug, terwijl de vraag en de zorgzwaarte toenemen. De werkdruk wordt zo groot, dat er een hoop ziekteverzuim ontstaat en de animo om het werk te doen gering is. Het meest schrijnend is echter dat ouderen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen en hulp nodig hebben de dupe worden.

Ik wil absoluut niet beweren dat er na Welschen niets meer gebeurd is, maar het zijn wel voornamelijk maatregelen geweest die wetten en regels hebben veranderd en verbeterd. De zorg zelf is steeds verder in het gedrang gekomen. En dat – ik blijf het herhalen – terwijl wij onszelf op de borst staan te kloppen over de werking van het poldermodel, waardoor de werkloosheid en de staatsschuld afnemen en de economische groei en de winsten toenemen. Minister Zalm krijgt het ene miljard na het andere in de schoot geworpen, maar slechts enkele procenten daarvan besteden aan de noodzakelijke ouderenzorg is blijkbaar nog steeds te veel gevraagd.

Daarom heeft mijn fractie ieder voorstel om afdoende en voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen, van harte ondersteund. Zij heeft een aantal moties medeondertekend. Zij zal dat blijven doen, tot het moment dat bij iedereen is doorgedrongen dat een beschaafd land ook op een fatsoenlijke manier zijn zorg behoevende ouderen behoort te behandelen en ze niet langer meer als een probleemgroep moet zien.

Ik kan de motie van de coalitie in principe ondersteunen, maar mijn voorkeur gaat uit naar de motie van mevrouw Dankers, die ik heb medeondertekend. Zoals ik net al bij interruptie heb gezegd, handhaaf ik mijn motie over de thuiszorg, omdat ik toch denk dat het net even over iets anders gaat.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Wij hebben de vorige week, op 18 juni, overleg gevoerd over de ouderenzorg en indicatiestelling, net zoals wij het afgelopen jaar meermalen over de ouderenzorg hebben gesproken, en terecht. De actie die de vorige week is gevoerd, waarbij wij vele brieven kregen, is voor de VVD-fractie voldoende aanleiding om hier heel serieus mee om te gaan. Ik zal niet herhalen wat ik de vorige week namens mijn fractie heb ingebracht. Het lijkt mij goed in dit verlengde AO even aan te geven dat ik er waarde aan hecht dat vastgelegd wordt wat de vorige week is afgesproken, vooral omdat wij in september wederom over de ouderenzorg spreken, maar dan in een breder kader, bij de verkenningen over het ouderenbeleid.

Ik hecht eraan nogmaals te zeggen dat wij het belangrijk vinden dat er in september een integraal beeld ligt van de capaciteitsontwikkeling van de verzorgingstehuizen, maar ook van de verpleeghuiscapaciteit en het thuiszorgvolume. Daarom hebben wij de motie van de heer Van Boxtel medeondertekend.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! De heer Poppe vraagt in zijn eerste motie aan een eventuele scheiding van wonen en zorg een zodanige invulling te geven, dat de toegankelijkheid van woonvoorzieningen voor alle inkomensgroepen gewaarborgd is. Ik zeg mevrouw Vliegenthart maar na dat deze motie absoluut volstrekt overbodig is.

In zijn tweede motie vraagt de heer Poppe voor alle bewoners van alle AWBZ-instellingen vrijstelling van kijk- en luistergeld te bewerkstelligen. Om te beginnen klopt het dictum niet. Er is geen sprake van dat er eenzelfde situatie bestaat voor enerzijds de bewoners van de verzorgingshuizen en anderzijds de bewoners van de andere AWBZ-instellingen. De basis van het voortaan niet meer door de individuele bewoners...

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik heb de indruk dat de heer Poppe volstrekt niet hoort wat de staatssecretaris in zijn richting opmerkt.

Mijnheer Poppe, het gaat over uw moties! Het is misschien goed als u het even hoort.

Staatssecretaris Terpstra:

Ik vervolg mijn oordeel over de tweede motie van de heer Poppe. Ten eerste is zijn bewering, dat er sprake is van een gelijke situatie van bewoners van AWBZ-instellingen en bewoners van verzorgingshuizen, niet juist. Het is jammer dat hij het debat niet heeft meegemaakt, want dan zou hij dit uitgebreid onderbouwd hebben gezien. Ik kan daarom deze motie niet alleen niet steunen, ik wil haar zelfs uitgebreid ontraden.

De heer Poppe (SP):

Dan heb ik een vraag aan de staatssecretaris. Het kan wel zijn dat het niet gelijk is, maar de situatie is deze. Er is niet in alle AWBZ-instellingen vrijstelling van kijk- en luistergeld, en dat is wat wij wel willen.

Staatssecretaris Terpstra:

Dat staat niet in de motie. In de motie begint u te zeggen dat de bewoners van verzorgingshuizen in het kader van de armoedebestrijding zijn vrijgesteld van het betalen van kijk- en luistergeld. Dat is niet in het kader van de armoedebestrijding. Het is in het kader van de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de inkomenssituatie van 65-plussers te verbeteren via een op de 65-plussers gerichte maatregel. Die verbetering die voor alle 65-plussers geldt, zou niet gelden voor de bewoners van verzorgingshuizen, omdat dit zou wegvloeiden in een wat hogere eigen bijdrage. Die maatregel voor 65-plussers is niet genomen voor anderen in de onderste inkomensklasse. Daarom is alleen al de situatie van bewoners van de AWBZ-instellingen niet dezelfde als de situatie van de 65-plussers in de verzorgingshuizen.

De heer Poppe (SP):

Maar de motie is toch volstrekt helder en duidelijk als het gaat om de strekking en de bedoeling ervan? Je kunt het dan geen armoedebestrijding noemen, maar het is wel om de inkomenspositie van de mensen te verbeteren en dat noemen wij armoedebestrijding.

Staatssecretaris Terpstra:

Zeker. Mijn oordeel over deze motie is ook volstrekt helder. Ik wil de motie ontraden.

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Boxtel, mevrouw Van Blerck en mevrouw Vliegenthart. Voorzitter! Dat is exact datgene wat wij tijdens het algemeen overleg hebben besproken. Ik stel het op prijs dat dit inhoudelijk is vastgelegd en ik stel het tevens op prijs dat hiermee nog eens schriftelijk is vastgelegd dat er een integrale benadering moet zijn, die veel breder is dan datgene wat er in de motie van mevrouw Dankers c.s. wordt gevraagd. Ik moet ook zeggen dat ik de motie van de heer Van Boxtel, mevrouw Van Blerck en mevrouw Vliegenthart een ondersteuning van mijn beleid vind. Ik zal het oordeel van de Kamer erover graag afwachten. Aan de motie van mevrouw Dankers heb ik, om diezelfde reden, geen behoefte.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! De staatssecretaris maakte een vergelijking tussen beide moties en zoals ik het ervaar, is het een aanvulling op elkaar. Zíj vragen naar die integrale studie, maar de motie-Dankers c.s. gaat juist over de situatie van de verzorging van de ouderen die op dit moment in de verzorgingshuizen zijn. De staatssecretaris heeft dat in het algemeen overleg verbaal van harte onderschreven. Ik snap dan ook niet hoe zij dit nu overbodig kan noemen.

Staatssecretaris Terpstra:

Ik heb de motie niet overbodig genoemd. Ik heb gezegd dat ik er geen behoefte aan heb, omdat datgene wat er gewenst wordt en staat in uw motie, een beperking is van de aanpak die door vele woordvoerders, ook door uzelf, is bepleit in dat algemeen overleg. Dat komt in die motie niet tot uitdrukking, maar wel in de motie van de heer Van Boxtel c.s. Bovendien denk ik dat datgene wat er verder in staat als meerwaarde heeft – het is door de heer Van der Vlies genoemd – dat er in ieder geval een begin zal worden gemaakt op 1 januari 1998, om het op te nemen in de begroting. Dat hebben wij al een- en andermaal besproken en dat is ook toegezegd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ja, voorzitter, maar dat geldt voor de hele motie. Want die motie legt alleen maar vast waar wij in het debat over hebben onderhandeld, wat wij hebben uitonderhandeld en waar wij het allemaal over eens waren. Dat kan dus niet meer een argument zijn.

Bij amendementen heb je amendementen en subamendementen, maar bij moties heb je dat niet. Dat is eigenlijk een beetje jammer, want anders hadden wij een submotie gemaakt op de motie van de coalitie. Dat betreft net die meerwaarde die ik erin heb willen leggen. Daar kun je ja tegen zeggen en daar kun je nee tegen zeggen. Dat kun je politiek willen; dat hoef je niet te willen van mij, maar dan is het wel een politiek signaal. Wij staan voor een substantieel bedrag voor de ouderenzorg per 1 januari a.s. Als de staatssecretaris dat afwijst of nog onzeker houdt, dan zij dat zo.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Het aardige is nou juist dat daarvoor de motie-Ybema/Van der Ploeg er ligt. Daarin wordt dat substantiële bedrag voor een groter geheel dan alleen de verzorgingstehuizen gevraagd. In de motie van mevrouw Dankers wordt door de laatste overweging voor het dictum echter gesuggereerd dat het bedrag 100 mln. moet worden. In het algemeen overleg hebben wij evenwel aangegeven dat wij niet zomaar die kant moeten opgaan. Er moet echt goed gekeken worden waar de nood zit. Dat moet uitgezocht worden. Vervolgens moet daar een bedrag bij gezocht worden. Het is dus echt een taxatieverschil.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Over de systematiek hebben wij het niet, want daar zijn wij het allemaal over eens. Ik was bij de behandeling van de Voorjaarsnota aanwezig. Ik heb toen aan de collega's gevraagd hoe ik die motie moest interpreteren. En toen waren wij het ook met elkaar eens. Ik weiger dan ook om ons uit elkaar te laten spelen op die punten. Het gaat om het veiligstellen van de financiële inspanningsverplichting.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Ik wil nog even een kleine correctie aanbrengen op datgene wat de heer Van Boxtel meent te kunnen opmaken uit de motie-Dankers c.s. Het is geen beperking; wij hebben er alleen voor willen zorg dat in elk geval dat budget beschikbaar is voor de kwaliteit van de zorg voor die mensen. En dat budget willen wij afgrendelen. De moties waar de heer Van Boxtel het over heeft, hebben een veel bredere strekking. Dat laat echter onverlet datgene wat er moet gebeuren voor de bewoners en de verzorgers in de verzorgingshuizen.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Er is 100 mln. nodig.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Misschien zelfs wel meer!

De heer Poppe (SP):

Ja, misschien zelfs wel meer, maar dat zou niet zo mooi zijn. Dat bedrag moet er dan namelijk ook komen. Er moet in ieder geval 100 mln. komen. Wij zijn ook vóór een onderzoek naar de verdeling hiervan. Je moet echter eerst het bedrag vaststellen, anders weet je niet wat je straks moet verdelen. Daar is evenwel geen duidelijkheid over gekomen van de staatssecretaris. En vandaar deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, de komende nacht over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven