19 VAO Bedrijfslevenbeleid en Innovatie

Aan de orde is het VAO Bedrijfslevenbeleid en Innovatie (AO d.d. 29/10). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Wij hebben in een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken gedebatteerd over het topsectorenbeleid. Een van de zaken waar het CDA nog eens extra de nadruk op zou willen leggen, is de cross-sectorale innovatie. Onlangs waren wij bij de Dutch Design Week en werden wij bijgepraat over de creatieve industrie. Ook collega Van Veen was daar. De creatieve industrie concludeerde zelf dat men meer zou moeten doen aan cross-sectorale innovatie. Het lijkt mij goed om dat waar nodig door te trekken naar andere sectoren. Ik dien daarover een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het topsectorenbeleid een goed fundament is voor de versterking van publiek-private samenwerking bij innovatie in Nederland, waar verder op kan worden voortgebouwd; 

overwegende dat de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) hebben geconstateerd dat vanwege maatschappelijke en economische uitdagingen het van belang is dat cross-sectorale samenwerkingsverbanden vaker tot stand komen in het topsectorenbeleid; 

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze in een volgende periode van innovatiecontracten cross-sectorale samenwerking die aansluit bij maatschappelijke en economische uitdagingen, meer centraal kan worden gesteld in het topsectorenbeleid, en de Kamer hierover voor 1 juni 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 209 (32637). 

Ik maak een opmerking voor de mensen die het debat over het Belastingplan volgden. Dat debat is geschorst. Gezien het volle schema, hebben wij besloten om dit VAO tijdens die schorsing te houden. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Wij hebben een paar weken geleden een debat gevoerd over een aantal zaken die te maken hebben met innovatie. Mijn motie gaat over de innovatie van de Kamer van Koophandel, een van mijn favoriete onderwerpen waarmee ik mij al lange tijd bezighoud. De motie betreft open data. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een openbaar Handelsregister goed is voor de economie, handel en investeringen en kan leiden tot innovatie in dienstverlening; 

overwegende dat in veel van de ons omringende landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, België en Noorwegen, het Handelsregister openbaar is; 

verzoekt de regering, met een onderzoek te komen om het Handelsregister te ontsluiten als open data en de Kamer hierover in het voorjaar van 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 210 (32637). 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Ook ik kijk terug op een prettig algemeen overleg met de minister. Alleen over het Dutch Venture Initiative zijn wij niet echt nader tot elkaar gekomen. Ik heb het verslag nog eens gelezen. De VVD pleit niet voor verkoop, zoals de minister in het debat aangaf, maar voor een onderzoek. Dat onderzoek zou moeten inhouden: wat zou een gedeeltelijke verkoop van het DVI betekenen voor de rijksoverheid? Bij dat onderzoek zou ik tevens heel graag willen weten wat de status is van het marktfalen, dat uiteindelijk heeft geleid tot het opstarten van het DVI. Volgens mijn informatie zijn nu institutionele beleggers zeker bereid om mede te investeren in publiek gefinancierde oplossingen. 

Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Dutch Venture Initiative (DVI) succesvol is geweest en er interesse is getoond door institutionele beleggers als pensioenfondsen in een overname van het overheidsdeel in dit fonds; 

overwegende dat nu de economie aantrekt, het marktfalen inzake de beschikbaarheid van durfkapitaal afneemt en er meer ruimte ontstaat voor marktpartijen voor dergelijke investeringen, en daarmee de noodzaak voor een bijdrage van de rijksoverheid afneemt; 

verzoekt de regering om een inventarisatie te maken van de boekwaarde en de budgettaire gevolgen van een eventuele verkoop van onderdelen van het DVI, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 211 (32637). 

Ik kijk of de minister direct kan antwoorden. Dat is het geval. De laatste motie wordt nog gekopieerd. 

Het woord is aan de minister. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik wil graag reageren op elk van de drie moties die door de woordvoerders zijn ingediend, zoals dat hoort. 

Ik begin bij de motie waarin mevrouw Mulder aangeeft, zoals zij ook tijdens het algemeen overleg heeft gedaan, dat zij de cross-sectorale innovatie van grote betekenis vindt. Zij doet dit onder andere naar aanleiding van een werkbezoek dat zij samen met een aantal collega-Kamerleden heeft afgelegd. Ik ben het zeer met haar eens. De cross-sectorale innovatie, dus wat er op de grensvlakken tussen de topsectoren gebeurt, is van het grootste belang. Ik ben daarvan doordrongen en het kabinet is daarvan doordrongen. Om die reden is in alle kennis- en innovatieagenda's die wij net weer vastgesteld hebben, expliciet aandacht aan de cross-sectorale innovatie gegeven. 

Dit leidt er ook toe dat op dit moment over de hele linie heen de cross-sectorale innovatie plaatsvindt. Ik noem slechts enkele voorbeelden van de vele die ik kan noemen. Zo werkt de topsector AgriFood samen met de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, de topsector HTSM (High tech systemen en materialen) en ICT. Daar wordt dus cross-sectoraal samengewerkt. Vervolgens zijn de topsectoren Chemie en HTSM samen met de topsector Energie bezig met allerlei ontwikkelingen. Energie is ook bezig met Logistiek en met HTSM. De topsectoren zijn daarnaast bezig om met zijn allen samen te werken op het punt van de Biobased Economy. De wijze waarop wij de ICT organiseren, is eveneens helemaal cross-sectoraal. Wij doen dat ook op het punt van de Smart Industry. Wij zijn echt over de hele linie bezig met die cross-sectorale innovatie. Het belang daarvan is glashelder. Nu ligt er een motie voor waarin gevraagd wordt om te onderzoeken hoe de cross-sectorale innovatie nog meer centraal kan worden gesteld. Die staat echter al centraal. Ik weet niet wat ik nog meer kan doen. Ik denk dus dat dit echt een overbodig onderzoek zou zijn. Om die reden ontraad ik deze motie van mevrouw Mulder. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Tijdens dat bezoek aan de Dutch Design Week liet in ieder geval het TKI voor de creatieve industrie duidelijk merken dat het geen heel concrete doelstelling had zoals, bij wijze van spreken: wij willen 15% minimaal cross-sectoraal gaan doen. Het gaat juist om de concretisering van die doelstelling. Vervolgens is het zaak om daarbij van elkaar te leren wat er wel en niet werkt. Dat willen wij terugzien voor 1 juni volgend jaar, zodat wij dat weer kunnen betrekken bij de vervolgonderhandelingen en de vraag hoe wij dit nog verder kunnen verbeteren. Dat is dus de vraag die het CDA aan de minister stelt. Ik vind het dus goed dat de minister daar zoveel aandacht aan besteedt. Ik merk dat ook aan hem. Het zou mooi zijn als wij die verdere concretiseringslag nog kunnen maken. 

Minister Kamp:

Een kwantitatieve doelstelling kan zin hebben als je een aanjager nodig hebt, als je iets te weinig doet en je voor jezelf iets moet neerzetten waardoor je er voortdurend aan herinnerd wordt dat je er meer aan moet doen. Wij zijn er echter al zeer actief mee bezig, omdat wij ervan overtuigd zijn dat het erg nuttig is. Ik heb een paar voorbeelden genoemd, maar ik kan een waslijst met andere voorbeelden geven. Het gebeurt echt volop. De kwantitatieve doelstellingen hebben dus in dit geval geen meerwaarde. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 209. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 210. 

Minister Kamp:

In de motie-Verhoeven op stuk nr. 210 wordt de regering verzocht om te onderzoeken of de gegevens in het Handelsregister kunnen worden ontsloten als open data. De registers zijn in die zin open dat iedereen de informatie eruit kan halen. De kosten van de Kamer van Koophandel werden eerst gefinancierd door een bijdrage die de ondernemers moesten betalen. Een onderneming was ongeveer €100 per jaar kwijt om de Kamer van Koophandel te financieren. Daar zijn wij mee opgehouden. De jaarlijkse bijdrage is vervallen; die kosten komen nu voor rekening van de belastingbetaler. Wel hebben wij gehandhaafd dat bedrijven bij inschrijving eenmalig een bedrag ter grootte van enkele tientjes moeten betalen. Dat is financieel een enorme verbetering. 

Ook hebben wij in stand gehouden dat voor het halen van specifieke gegevens uit het Handelsregister een bijdrage in de kosten geleverd moet worden. Een deel van de kosten komt dus voor rekening van het Rijk, dus de belastingbetaler, een ander deel wordt door de gebruikers gedragen. Het laatste lijkt mij niet onverstandig, anders komen alle kosten voor rekening van de belastingbetaler. Degenen die profijt hebben van de opgevraagde gegevens mogen ten minste voor een deel de kosten daarvan dragen. Het gaat om een bedrag van 40 miljoen à 50 miljoen per jaar dat zal vrijvallen als dat niet meer door onder meer door banken, verzekeraars en kleinere bedrijven betaald hoeft te worden. Het lijkt mij niet verstandig om dat gat in de begroting te slaan, ook gelet op de kosten van de Kamer van Koophandel die het Rijk, dus de belastingbetaler, voor zijn rekening heeft genomen. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Verhoeven. 

De heer Verhoeven (D66):

De minister doet nu alsof ik in mijn motie oproep om de data van de Kamer van Koophandel volledig open te maken, alsof het niet meer uitmaakt wat wij vervolgens doen met het gat in de begroting dat daardoor ontstaat. Dat is natuurlijk absoluut niet het geval. Ik vraag om in de aanloop naar de evaluatie van de Wet op de Kamer van Koophandel, die in 2017 zal plaatsvinden, een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van het open maken van de data van de Kamer van Koophandel, te meer omdat zo ongeveer alle landen in Europa deze aanpak hebben en het bijna onmogelijk is dat de Nederlandse handelsregisters op dit punt uiteindelijk niet zullen volgen. Ik vraag de minister om in dat onderzoek zijn overwegingen, maar ook de andere overwegingen mee te nemen en op die manier naar de motie te kijken. 

Minister Kamp:

De heer Verhoeven heeft een punt als hij zegt dat dit onderwerp bij de evaluatie weer opnieuw bezien moet worden. Het lijkt mij nuttig om dat te doen. Een onderzoek is echter niet nodig. Het gaat erom of wij een gat van 40 miljoen à 50 miljoen voor rekening van de belastingbetaler willen laten komen. In dat geval zullen wij daar een dekking voor moeten vinden. Het is een politieke beslissing of wij dat wel of niet willen. Het bedrag zit niet in mijn begroting, dus ik kan het sowieso niet beschikbaar stellen, maar ik heb geen onderzoek nodig. Ik ben niet van plan om het op dit moment anders te gaan doen. Ik sluit niet uit dat wij er bij de evaluatie, naar aanleiding van dingen die daarin naar voren kunnen komen, opnieuw met elkaar over zullen praten. Het lijkt mij gelet op de opstelling van de heer Verhoeven zelfs waarschijnlijk dat dit gaat gebeuren. Op dit moment echter wil ik dat onderzoek niet doen, omdat het zinloos is en omdat de politieke wil om het op dit moment gratis te maken, niet aanwezig is, althans bij mij. 

De motie-Van Veen op stuk nr. 211 gaat over het Dutch Venture Initiative. De OESO heeft gezegd dat wij van de ontwikkelde landen op de zeventiende plaats staan voor wat betreft de beschikbaarheid van venture capital in Nederland. Dat vinden wij niet leuk, want wij staan graag in de top vijf van allerlei landen, dus die zeventiende plaats is niet goed. Om die reden heeft het kabinet al een paar keer, bij de presentatie van de plannen in de begroting om het bedrijfsleven financieel te ondersteunen, gezegd dat het DVI voor ons een heel belangrijk instrument is. Wij gebruiken geld van het Rijk en van het Europees Investeringsfonds om een fonds op te richten, het DVI, dat weer geld steekt in fondsen van particuliere investeerders. Die combinatie van het geld van particuliere investeerders, het geld van het Rijk en het geld van het EIF komt dan beschikbaar voor risicovolle, snel groeiende innovatieve bedrijven die niet aan vreemd vermogen kunnen komen, die wij op deze manier helpen om het eigen vermogen te versterken. Dat dit bijzonder noodzakelijk is, blijkt niet alleen uit die OESO-gegevens, maar ook uit onze eigen analyses. Ik wil het huidige DVI in stand houden en ben druk bezig met de oprichting van een tweede DVI, waarvoor ook geld van pensioenfondsen wordt aangetrokken zoals de heer Van Veen wil. 

De voorzitter:

Wat is uw oordeel? 

Minister Kamp:

De heer Van Veen stelt in zijn motie voor om te onderzoeken of wij het DVI of onderdelen daarvan kunnen verkopen. Ik zit op een andere lijn, namelijk dat wij een tweede DVI ernaast zetten, en ontraad de motie van de heer Van Veen. 

Ik zeg wel dat dit niet iets is wat typisch de overheid moet doen. Zodra ik de conclusie kan trekken dat het niet meer nodig is, houden wij ermee op. Dat zal op een natuurlijk moment worden bekeken, omdat het uitgangspunt van het DVI is dat de participaties na enige tijd worden verkocht; u moet denken aan een jaar of zes. Op dat moment zullen wij bekijken of dat fonds in de omstandigheden op dat moment nog steeds nodig is dan wel of wij dat in het vervolg aan de markt kunnen overlaten. Op dit moment ontraad ik de motie van de heer Van Veen. 

De voorzitter:

Helder! Mijnheer Van Veen, een korte vraag graag. 

De heer Van Veen (VVD):

U zet mij wel gigantisch onder druk, voorzitter. 

Ik heb de minister ook een vraag gesteld over het marktfalen; dat is een onderdeel van de motie. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat de overheid ondersteuning biedt op het moment dat de markt niet werkt. Wij krijgen echter juist signalen dat de markt in staat is om een gedeelte van het risico over te nemen. De overheid zou dus meer in risicovolle volgende DVI's kunnen investeren. Wil de minister daarop ingaan, ook in relatie tot de motie? 

De voorzitter:

Een korte reactie van de minister. 

Minister Kamp:

Wij hebben 100 miljoen in dat eerste DVI gestoken. Er zullen best bedrijven zijn die dat voor 50 miljoen willen overnemen, maar dat lijkt mij niet goed. Er is zorgvuldig geïnvesteerd en het is de bedoeling dat dat geld terugkomt. Ik zie het nut er niet van in om dat DVI af te stoten en te verkopen aan een ander, die daaraan geld kan verdienen. Door op deze manier particuliere investeerders en institutionele beleggers erbij te betrekken, kunnen wij ervoor zorgen dat risicovolle en snel groeiende mkb'ers, kleine ondernemers worden gesteund. Die steun hebben zij hard nodig. Mochten zij die steun op een gegeven moment niet meer nodig hebben, dan sta ik naast de heer Van Veen om daar een eind aan te maken. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het eind gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven