Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 410 Nota over de toestand van 's rijks financiën

Nr. 2 NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN

Ontvangen 19 september 2023

Vergaderjaar 2023‒2024

1 BUDGETTAIRE KERNGEGEVENS

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2028. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2024 402,9 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 433,6 miljard euro in 2024.

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

        

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

350,5

386,5

402,9

430,8

442,9

461,5

478,7

        

Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

345,9

375,7

413,1

440,6

463,9

484,3

508,7

Rijksbegroting

162,3

170,9

176,2

189,2

195,2

202,8

213,9

Sociale zekerheid

88,5

98,9

108,9

115,2

123,0

130,2

136,5

Zorg

81,2

87,8

97,8

102,5

108,7

114,9

120,6

Investeringen

13,8

18,1

30,3

33,7

36,9

36,4

37,7

Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven)

11,2

3,0

0,5

0,1

0,0

‒ 0,1

0,0

Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo

‒ 5,6

23,1

19,9

21,4

19,8

7,7

8,2

Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

351,5

401,8

433,6

462,1

483,7

491,9

516,9

        

EMU-saldo centrale overheid

‒ 1,0

‒ 15,3

‒ 30,6

‒ 31,3

‒ 40,8

‒ 30,4

‒ 38,2

EMU-saldo decentrale overheden

1,1

‒ 1,0

‒ 1,1

‒ 1,1

‒ 1,2

‒ 1,2

‒ 1,3

        

EMU-saldo collectieve sector

0,1

‒ 16,4

‒ 31,7

‒ 32,4

‒ 42,0

‒ 31,7

‒ 39,4

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

0,0%

‒ 1,6%

‒ 2,9%

‒ 2,9%

‒ 3,6%

‒ 2,6%

‒ 3,2%

        

EMU-schuld collectieve sector

480,1

489,9

509,5

542,9

585,8

618,9

661,8

EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp)

51,0%

47,6%

47,3%

48,6%

50,4%

51,3%

52,9%

        

Bruto binnenlands product (bbp)

941

1.028

1.078

1.116

1.162

1.207

1.250

Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 15,3 miljard euro in 2023 en 30,6 miljard euro in 2024. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 1,0 miljard euro in 2023 en 1,1 miljard euro in 2024. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 16,4 miljard euro in 2023 en 31,7 miljard euro in 2024. Dit komt overeen met respectievelijk ‒ 1,6% en ‒ 2,9% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2024 een niveau van 47,3% van het bbp.

1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2023. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.3.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (ook wel Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) genoemd). In de visuele samenvatting worden de HGIS-middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost ‘Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking’, omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek staan deze middelen echter verspreid op verschillende begrotingshoofdstukken, waaronder die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.10 in bijlage 2.

Tabel 1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

(in miljarden euro)

2024

Bron

Inkomsten

402,9

Tabel 4.4.1

   

Uitgaven

  

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

110,9

 

Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd

108,9

Tabel 2.2.4

Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

2,0

Tabel 2.2.3

Plafond I Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

0,0

Tabel 2.2.6

af: HGIS Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Zorg

111,3

 

Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd

97,8

Tabel 2.2.5

Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport

6,5

Tabel 2.2.3

Zorgtoeslag en TSZ

7,0

Hoofdstuk 16 artikel 8

Plafond I Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0,1

Tabel 2.2.6

af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

50,0

 

Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

49,8

Tabel 2.2.3

Plafond I Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0,3

Tabel 2.2.6

af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0,1

Tabel 2.10 bijlagen MN

Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds

47,5

 

Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds

40,0

Tabel 2.2.3

Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds

3,5

Tabel 2.2.3

Btw-compensatiefonds

4,0

Hoofdstuk 9 artikel 6

Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking

14,4

 

Plafond R Buitenlandse Zaken

3,7

Tabel 2.2.3

EU-afdrachten Invoerrechten

5,0

Hoofdstuk 5 artikel 3.1.10

af: HGIS Buitenlandse Zaken

2,5

Tabel 2.10 bijlagen MN

bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS)

8,2

Tabel 2.10 bijlagen MN

Justitie en Veiligheid

21,3

 

Plafond R Justitie en Veiligheid

19,4

Tabel 2.2.3

Oekraïne uitgaven

3,2

Tabel 23 bijlagen MN

af: HGIS Justitie en Veiligheid

1,3

Tabel 2.10 bijlagen MN

Defensie

19,8

 

Plafond R Defensie

9,4

Tabel 2.2.3

Plafond I Defensie

10,6

Tabel 2.2.6

af: HGIS Defensie

0,2

Tabel 2.10 bijlagen MN

Infrastructuur en Waterstaat

14,5

 

Plafond R Infrastructuur en Waterstaat

2,8

Tabel 2.2.3

Plafond I Infrastructuur en Waterstaat

11,7

Tabel 2.2.6

af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Rentelasten

7,8

 

Rentelasten staatsschuld

6,4

Hoofdstuk 9A artikel 11

Rentelasten schatkistbankieren

1,3

Hoofdstuk 9A artikel 12

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

10,8

 

Plafond R Binnenlandse Zaken

9,5

Tabel 2.2.3

Plafond R Koninkrijksrelaties

0,2

Tabel 2.2.3

Plafond R BES-fonds

0,1

Tabel 2.2.3

Plafond I Koninkrijksrelaties

1,1

Tabel 2.2.6

af: HGIS Binnenlandse Zaken

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Economische Zaken en Klimaat

7,9

 

Plafond R Economische Zaken en Klimaat

4,0

Tabel 2.2.3

Plafond I Economische Zaken en Klimaat

3,9

Tabel 2.2.6

af: HGIS EZK

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Financiën

3,1

 

Plafond R Financiën

7,4

Tabel 2.2.3

af: Btw-compensatiefonds

4,0

Hoofdstuk 9B artikel 6

af: HGIS Financiën

0,3

Tabel 2.10 bijlagen MN

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2,7

 

Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2,3

Tabel 2.2.3

Plafond I Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0,5

Tabel 2.2.6

af: HGIS LNV

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Overig

11,6

 
   

1. Totaal inkomsten

402,9

Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting

2. Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

433,6

Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting

   

3. EMU-saldo centrale overheid (=1-2)

‒ 30,6

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1 bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenplafond. Het uitgavenplafond is gesplitst in vier deelplafonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid, het plafond Zorg en het plafond Investeringen. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van deze vier plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen. Deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

Voorts zijn de uitgaven in tabel 2.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.

Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en plafond

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

bron

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

        

Plafond Rijksbegroting

175.791

174.448

176.696

189.367

195.255

202.721

213.910

Tabel 2.5

Plafond Sociale Zekerheid

21.889

26.918

31.252

32.646

34.808

36.856

38.589

Tabel 2.6

Plafond Zorg

2.033

2.114

2.482

2.406

2.543

2.561

2.545

Tabel 2.7

Plafond Investeringen

13.821

18.090

30.287

33.654

36.872

36.384

37.707

Tabel 2.8

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

33.424

47.032

55.368

60.475

63.336

55.061

60.014

Tabel 2.9

Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

246.958

268.603

296.086

318.548

332.814

333.583

352.765

Tabel 2.4

         

Premiegefinancierde netto-uitgaven

        

Plafond Sociale Zekerheid

64.060

71.326

77.657

82.578

88.205

93.386

97.952

Tabel 2.6

Plafond Zorg

79.481

85.747

95.270

100.122

106.178

112.340

118.008

Tabel 2.7

Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven

143.540

157.073

172.927

182.700

194.383

205.726

215.960

 

Totaal netto-uitgaven

376.678

407.586

438.726

467.594

490.325

502.926

531.018

 
         

Plafond Rijksbegroting

175.791

174.448

176.696

189.367

195.255

202.721

213.910

Tabel 2.5

Plafond Sociale Zekerheid

85.949

98.244

108.909

115.224

123.013

130.242

136.541

Tabel 2.6

Plafond Zorg

81.513

87.861

97.752

102.528

108.721

114.902

120.553

Tabel 2.7

Plafond Investeringen

13.821

18.090

30.287

33.654

36.872

36.384

37.707

Tabel 2.8

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

357.075

378.644

413.644

440.772

463.861

484.248

508.710

 
         

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

33.424

47.032

55.368

60.475

63.336

55.061

60.014

Tabel 2.9

Totaal netto-uitgaven

390.499

425.676

469.013

501.248

527.197

539.309

568.725

 

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

De Koning

50

56

56

56

56

56

56

2A

Staten-Generaal

215

240

239

233

237

230

228

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

175

183

183

178

168

177

168

3

Algemene Zaken

84

94

97

94

97

97

97

4

Koninkrijksrelaties

375

167

223

173

173

193

156

5

Buitenlandse Zaken

12.900

12.795

12.790

13.941

14.318

14.705

18.608

6

Justitie en Veiligheid

18.229

22.975

24.116

21.252

21.361

18.871

18.762

7

Binnenlandse Zaken

7.275

10.435

11.200

10.279

9.439

9.393

9.562

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

53.199

57.050

55.467

57.542

55.937

55.712

55.547

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

7.060

10.811

12.719

13.661

15.324

17.358

18.922

9B

Financiën

11.679

14.846

11.827

10.652

10.064

9.845

9.393

10

Defensie

12.846

15.352

21.298

20.684

20.280

19.748

19.576

12

Infrastructuur en Waterstaat

12.078

12.407

14.652

23.544

14.262

13.504

12.890

13

Economische Zaken en Klimaat

25.908

16.722

12.245

10.482

12.433

12.127

13.212

14

Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid

2.115

3.040

2.863

3.058

2.208

1.846

1.711

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

46.013

48.723

58.022

58.391

60.060

61.411

61.711

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

31.401

48.216

35.268

34.859

37.026

38.605

39.700

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.658

3.690

3.641

3.820

4.097

5.312

5.893

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

50

Gemeentefonds

39.981

41.897

42.874

42.259

38.414

38.281

38.097

51

Provinciefonds

2.844

3.108

3.341

3.216

2.930

2.891

2.891

55

Infrastructuurfonds

7.786

8.715

10.246

19.325

9.989

9.732

9.185

58

Diergezondheidsfonds

83

44

31

31

31

31

31

64

BES-fonds

67

73

71

59

58

57

57

65

Deltafonds

1.382

1.952

1.819

1.908

2.030

1.808

1.822

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

4.954

6.282

10.724

10.946

10.852

10.261

10.155

70

Nationaal Groeifonds

0

10

1.572

1.471

1.792

2.080

3.253

AP

Aanvullende posten

0

‒ 4.622

9.746

24.751

47.435

47.534

56.133

90

Consolidatie1

‒ 13.430

‒ 14.824

‒ 23.698

‒ 32.870

‒ 23.979

‒ 23.163

‒ 23.695

HGIS

Internationale Samenwerking2

(7.857)

(9.500)

(9.554)

(9.090)

(9.184)

(9.492)

9.824

 

Totaal

288.929

320.437

333.631

353.995

367.090

368.703

384.119

X Noot
1

In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.

X Noot
2

In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

De Koning

2

2

2

2

2

2

2

2A

Staten-Generaal

12

9

4

4

4

4

4

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

6

7

6

6

6

6

6

3

Algemene Zaken

9

8

8

8

8

8

8

4

Koninkrijksrelaties

104

54

50

187

204

128

219

5

Buitenlandse Zaken

1.339

1.376

4.076

2.646

3.104

1.533

1.593

6

Justitie en Veiligheid

1.363

1.669

1.484

1.521

1.693

1.760

1.788

7

Binnenlandse Zaken

772

935

631

523

511

507

500

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.791

1.869

2.038

2.221

2.293

2.369

2.446

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

12.786

27.193

15.409

16.348

14.956

14.154

12.260

9B

Financiën

3.738

3.625

4.548

2.936

2.901

3.023

2.827

10

Defensie

181

194

229

189

225

342

143

12

Infrastructuur en Waterstaat

64

65

87

41

35

29

29

13

Economische Zaken en Klimaat

11.181

9.969

5.620

5.351

4.924

7.856

6.230

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

182

147

78

74

89

90

101

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

6.244

3.375

2.342

2.354

2.380

2.336

2.235

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1.258

260

183

170

178

179

169

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

101

69

58

53

48

45

43

50

Gemeentefonds

0

0

0

0

0

0

0

51

Provinciefonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Infrastructuurfonds

7.837

8.424

10.246

19.325

9.989

9.732

9.185

58

Diergezondheidsfonds

73

41

32

31

31

31

31

64

BES-fonds

0

0

0

0

0

0

0

65

Deltafonds

1.328

1.720

1.819

1.908

2.030

1.808

1.822

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

5.029

5.636

10.724

10.946

10.852

10.261

10.155

70

Nationaal Groeifonds

0

10

1.572

1.471

1.792

2.080

3.253

AP

Aanvullende posten

0

0

0

0

0

0

0

90

Consolidatie

‒ 13.430

‒ 14.824

‒ 23.698

‒ 32.870

‒ 23.979

‒ 23.163

‒ 23.695

HGIS

Internationale Samenwerking

(212)

(212)

(340)

(260)

(237)

(350)

(149)

 

Totaal

41.970

51.833

37.545

35.447

34.276

35.119

31.354

Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.

Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

De Koning

48

54

54

54

54

54

54

2A

Staten-Generaal

203

231

235

230

233

226

224

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

169

176

176

172

162

171

162

3

Algemene Zaken

74

86

89

86

89

89

89

4

Koninkrijksrelaties

271

113

173

‒ 14

‒ 31

65

‒ 63

5

Buitenlandse Zaken

11.562

11.419

8.715

11.295

11.214

13.172

17.015

6

Justitie en Veiligheid

16.866

21.306

22.632

19.730

19.668

17.111

16.974

7

Binnenlandse Zaken

6.503

9.500

10.569

9.756

8.928

8.886

9.062

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

51.408

55.181

53.429

55.321

53.645

53.343

53.101

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

‒ 5.726

‒ 16.382

‒ 2.690

‒ 2.687

367

3.204

6.661

9B

Financiën

7.941

11.221

7.279

7.716

7.164

6.822

6.566

10

Defensie

12.665

15.158

21.070

20.494

20.055

19.406

19.432

12

Infrastructuur en Waterstaat

12.014

12.342

14.566

23.503

14.227

13.475

12.861

13

Economische Zaken en Klimaat

14.727

6.753

6.625

5.131

7.508

4.270

6.982

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1.933

2.893

2.785

2.984

2.119

1.756

1.610

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

39.769

45.349

55.681

56.037

57.681

59.075

59.477

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

30.143

47.956

35.085

34.690

36.848

38.427

39.531

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.557

3.621

3.583

3.767

4.049

5.267

5.850

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

50

Gemeentefonds

39.981

41.897

42.874

42.259

38.414

38.281

38.097

51

Provinciefonds

2.844

3.108

3.341

3.216

2.930

2.891

2.891

55

Infrastructuurfonds

‒ 50

291

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

10

3

‒ 1

0

0

0

0

64

BES-fonds

67

73

71

59

58

57

57

65

Deltafonds

55

232

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

‒ 75

646

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

‒ 4.622

9.746

24.751

47.435

47.534

56.133

HGIS

Internationale Samenwerking

(7.645)

(9.288)

(9.214)

(8.830)

(8.947)

(9.142)

(9.675)

 

Totaal

246.958

268.603

296.086

318.548

332.814

333.583

352.765

De tabellen 2.5 tot en met 2.8 tonen de netto-uitgaven per deelplafond, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk en type (begrotingsgefinancierd of premiegefinancierd).

Tabel 2.5 Netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

De Koning

48

54

54

54

54

54

54

2A

Staten-Generaal

203

231

235

230

233

226

224

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

169

176

176

172

162

171

162

3

Algemene Zaken

74

86

89

86

89

89

89

4

Koninkrijksrelaties

94

76

169

117

116

136

99

5

Buitenlandse Zaken

6.845

6.634

3.731

6.046

5.728

7.456

11.056

6

Justitie en Veiligheid

16.025

18.116

19.384

19.730

19.668

17.112

16.974

7

Binnenlandse Zaken

6.319

8.853

9.528

8.733

8.491

8.575

8.734

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

49.702

52.308

49.842

52.295

51.033

51.076

51.219

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

4.314

6.416

7.788

8.607

10.072

11.796

12.989

9B

Financiën

8.745

11.002

7.425

7.831

7.612

7.548

7.377

10

Defensie

7.629

8.667

9.422

9.530

9.432

9.491

9.437

12

Infrastructuur en Waterstaat

3.439

2.834

2.817

2.696

2.470

2.338

2.271

13

Economische Zaken en Klimaat

18.742

6.705

3.992

3.047

6.159

6.629

7.478

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1.716

2.315

2.267

2.171

1.737

1.566

1.449

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

978

1.327

1.971

1.548

1.586

1.308

1.052

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

7.742

6.981

6.547

6.130

5.643

5.115

4.797

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.580

3.641

3.599

3.782

4.061

5.276

5.858

50

Gemeentefonds

36.518

38.315

39.354

38.804

35.029

34.961

34.841

51

Provinciefonds

2.844

3.108

3.341

3.216

2.930

2.891

2.891

55

Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

0

0

60

Accres Gemeentefonds

0

0

671

3.427

5.228

7.253

9.100

61

Accres Provinciefonds

0

0

129

348

544

719

883

64

BES-fonds

67

73

71

59

58

57

57

65

Deltafonds

0

0

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

0

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

1.019

1.730

2.207

2.816

3.502

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

4.177

7.989

11.897

15.269

18.596

86

Algemeen

0

‒ 3.470

‒ 1.103

990

3.016

2.794

2.723

HGIS

Internationale Samenwerking

(7.502)

(8.284)

(8.175)

(8.754)

(9.041)

(9.350)

(9.683)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

175.791

174.448

176.696

189.367

195.255

202.721

213.910

         
 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting

175.791

174.448

176.696

189.367

195.255

202.721

213.910

Tabel 2.6 Netto-uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

19.924

24.981

27.226

27.427

28.152

28.907

29.419

50

Gemeentefonds

1.965

1.941

1.878

1.813

1.741

1.677

1.613

AP

Aanvullende posten

0

‒ 3

2.149

3.406

4.915

6.272

7.556

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

21.889

26.918

31.252

32.646

34.808

36.856

38.589

         

40

Sociale verzekeringen

64.060

71.326

77.657

82.578

88.205

93.386

97.952

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

64.060

71.326

77.657

82.578

88.205

93.386

97.952

         
 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid

85.949

98.244

108.909

115.224

123.013

130.242

136.541

Tabel 2.7 Netto-uitgaven onder plafond Zorg
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2027

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

535

468

464

463

484

516

497

50

Gemeentefonds

1.498

1.641

1.642

1.643

1.643

1.643

1.643

AP

Aanvullende posten

0

5

376

300

415

402

405

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

2.033

2.114

2.482

2.406

2.543

2.561

2.545

         

41

Zorg

79.481

85.747

95.270

100.122

106.178

112.340

118.008

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

79.481

85.747

95.270

100.122

106.178

112.340

118.008

         
 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Zorg

81.513

87.861

97.752

102.528

108.721

114.902

120.553

Tabel 2.8 Netto-uitgaven onder plafond Investeringen
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2027

6

Justitie en Veiligheid

0

‒ 0

‒ 1

‒ 0

‒ 0

‒ 0

‒ 0

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

155

605

1.074

1.056

470

343

318

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

9

172

259

163

78

46

21

9B

Financiën

0

0

1

1

1

0

0

10

Defensie

4.870

5.464

10.592

10.873

10.703

10.114

9.995

12

Infrastructuur en Waterstaat

8.536

9.468

11.709

11.962

11.757

11.137

10.569

13

Economische Zaken en Klimaat

103

1.765

3.908

3.787

3.346

3.156

4.030

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

217

578

518

813

382

190

160

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

3

6

5

2

0

0

0

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0

15

73

9

16

18

10

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Mobiliteitsfonds

‒ 50

291

0

0

0

0

0

65

Deltafonds

55

232

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

‒ 75

648

0

0

2

0

0

70

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

713

1.205

1.733

2.207

2.723

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

247

553

1.234

1.717

2.150

86

Algemeen

0

‒ 1.153

1.189

3.230

7.152

7.455

7.730

  

0

0

0

0

‒ 0

‒ 0

0

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Investeringen

13.821

18.090

30.287

33.654

36.872

36.384

37.707

Tabel 2.9 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenplafond. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

Tabel 2.9 Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

4

Koninkrijksrelaties

177

36

5

‒ 131

‒ 148

‒ 71

‒ 162

5

Buitenlandse Zaken

4.716

4.785

4.984

5.249

5.486

5.716

5.959

6

Justitie en Veiligheid

841

3.190

3.248

0

0

0

0

7

Binnenlandse Zaken

29

43

‒ 33

‒ 33

‒ 33

‒ 33

10

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.697

2.701

3.328

2.863

2.534

2.220

1.861

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

‒ 10.040

‒ 22.797

‒ 10.478

‒ 11.294

‒ 9.705

‒ 8.592

‒ 6.328

9B

Financiën

‒ 804

219

‒ 146

‒ 116

‒ 449

‒ 726

‒ 811

10

Defensie

167

1.027

1.055

92

‒ 80

‒ 199

0

12

Infrastructuur en Waterstaat

40

40

40

8.845

0

0

20

13

Economische Zaken en Klimaat

‒ 4.117

‒ 1.717

‒ 1.276

‒ 1.703

‒ 1.996

‒ 5.514

‒ 4.526

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

18.864

19.035

26.478

27.059

27.942

28.860

29.005

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

21.866

40.491

28.001

28.087

30.704

32.778

34.227

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

‒ 23

‒ 21

‒ 16

‒ 16

‒ 12

‒ 9

‒ 8

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

10

3

‒ 1

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

‒ 2

0

0

‒ 2

0

0

AP

Aanvullende posten

0

0

179

1.573

9.095

630

766

HGIS

Internationale Samenwerking

(142)

(1.004)

(1.039)

(76)

(94)

(208)

(8)

         
 

Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

33.424

47.032

55.368

60.475

63.336

55.061

60.014

Tabel 2.10 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.

Tabel 2.10 Overzicht netto-uitgaven HGIS per begrotingshoofdstuk
 

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

5

Buitenlandse Zaken

2.424

2.602

2.451

2.387

2.447

2.443

2.480

6

Justitie en Veiligheid

884

1.186

1.339

1.734

1.740

645

645

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

0,649

1

0

0

0

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

107

115

112

108

108

108

108

9B

Financiën

265

370

341

368

374

566

285

10

Defensie

151

221

217

205

205

206

207

12

Infrastructuur en Waterstaat

26

43

36

36

27

27

22

13

Economische Zaken en Klimaat

27

54

31

31

31

30

30

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

32

42

41

41

41

41

41

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1

1

1

1

1

1

1

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

6

9

8

7

6

6

6

17

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

3.580

3.641

3.599

3.782

4.061

5.276

5.858

86

Algemeen

0

0

0

53

0

0

0

 

Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

7.502

8.284

8.175

8.754

9.041

9.350

9.683

         

9B

Financiën

0

0

0

0

0

0

0

10

Defensie

165

1.025

1.055

92

‒ 82

‒ 199

0

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

‒ 23

‒ 21

‒ 16

‒ 16

‒ 12

‒ 9

‒ 8

 

Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

142

1.004

1.039

76

‒ 94

‒ 208

‒ 8

3 INKOMSTENKADER

1. Uitleg inkomstenkader tijdens kabinetsperiode

In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd in het inkomstenkader. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol voor de budgettaire beheersing van de inkomsten en de automatische stabilisatie binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Naast het inkomstenkader geeft het kabinet ook een beleidsmatige lastenontwikkeling weer (blo).1 Deze blo laat de lastendruk voor burgers en bedrijven zien gedurende de kabinetsperiode.

Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:

  • 1. Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.

  • 2. Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka­derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorg­premies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Deze kabinetsperiode is er een nieuwe systematiek in de Startnota vastgelegd waarbij er wordt gekeken naar een eventuele mee- of tegenvaller van de Zvw-uitgaven in het voorjaar. Een Zvw-meevaller leidt tot ruimte onder het uitgavenplafond. Het kabinet kan dan besluiten om dit in te zetten aan de uitgavenkant of niet. Indien er voor wordt gekozen een eventuele meevaller in te zetten aan de uitgavenkant, dient er een lastenverzwaring in het inkomstenkader tegenover te staan.

  • 3. Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd (‘herijkt’). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspron­kelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.

Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit, zowel binnen de kabinetsperiode als structureel.

Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.

2. Inkomstenkader sinds najaar 2022

In onderstaande tabel de stand van het inkomstenkader op basis van de besluitvorming in 2023. Aangezien in het voorjaar geen definitieve besluitvorming over de lasten heeft plaatsgevonden, en het inkomstenkader toen niet is gesloten, zijn in deze tabel zowel de maatregelen uit het voorjaar als de nieuwe maatregelen uit augustus opgenomen.

De maatregelen en herijkingen resulteren van 2022 tot en met 2025 in een beperkt cumulatief tekort in het inkomstenkader van ‒ 102 miljoen euro en een structureel overschot van 453 miljoen euro. Onder de tabel zijn toelichtingen te vinden per maatregel. De toelichtingen op maatregelen uit het voorjaar zijn te vinden in de Voorjaarsnota 2023.

Tabel 3.1 Inkomstenkader

#

In standen, in mln. «–» is saldoverslechterend

2022

2023

2024

2025

Struc.

K

Koopkracht

     

K0

Kadercorrectie koopkrachtmaatregelen uitgaven

0

‒ 160

‒ 2006

‒ 2061

‒ 1738

K1

Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging

0

0

‒ 56

‒ 111

‒ 111

K5

Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met 115 euro

0

0

‒ 200

‒ 200

‒ 200

K9

Toptarief IB: verder beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)

0

0

1570

1570

1570

K10

Tarief tweede schijf voor gepensioneerden: verder beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)

0

0

236

239

337

K11

Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2022

0

0

60

60

60

K12

Gedeeltelijk gelijkstellen accijns op rooktabak met de accijns op sigaretten

0

0

28

46

46

K

Overschot klimaatpakket voorjaar

     

K13

Meeropbrengst EB (exclusief herijking)

0

0

0

68

347

K14

Afschaffen vrijstelling duaal verbruik kolen (inclusief non-energetisch)

0

0

0

0

5

K15

Resterende envelop grondslagerosie

0

0

0

0

‒ 271

1

Pijler 2

     

1a

Lagere opbrengst Pijler 2 (vpb)

0

0

‒ 551

‒ 549

‒ 534

1b

Verhogen Aof hoog tarief met 0,09%

0

0

198

198

198

1c

Verlagen mkb-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%

0

0

180

180

180

1d

Verhogen tabaksaccijns sigaretten en shag met respectievelijk 60 en 117 cent per pakje

0

0

55

90

90

1e

Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2023

0

0

93

93

93

2

Taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen

     

2a

Resterende taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen

0

0

‒ 146

‒ 225

‒ 348

2b

Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische input-goederen en diensten

0

0

0

43

43

2c

Mrb: Kampeerauto naar halftarief

0

0

0

0

80

2d

Mrb: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer

0

0

0

0

2

2e

Mrb: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988

0

0

0

0

126

2f

Bpm: Afschaffen teruggave geldtransport

0

0

0

0

0

2g

Mrb: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas

0

0

0

0

0

2h

Mrb: Afschaffen verlaagde brandstoftoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG

0

0

0

0

57

2i

Verhoging tarief eerste schijf box 1

0

0

146

182

71

3

Uitstel box 3 stelsel

     

3a

Uitstel nieuwe box 3 stelsel van 2026 naar 2027

0

0

0

0

0

3b

Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt

0

0

235

89

0

 

Overig inkomstenkader

     

5a

EIA tekorten in 2022, 2023 en 2024

‒ 54

‒ 84

‒ 48

0

0

5b

EIA aanpassingen t.b.v. langjarig budgettair evenwicht

0

0

0

99

0

6a

Kadercorrectie inzet envelop loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ) aan lastenkant

0

0

0

221

150

6b

Uitzondering WW-premie voltijdcontracten

0

0

0

‒ 16

‒ 16

6c

Intensivering afdrachtvermindering S&O (WBSO)

0

0

‒ 17

‒ 56

‒ 56

6d

Verhoging budget EIA

0

0

0

‒ 132

‒ 53

6e

Verhoging budget MIA

0

0

0

0

‒ 25

7a

Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven

0

0

‒ 240

‒ 231

‒ 204

7b

Doorwerking ontwikkeling zorgpremies op zorgtoeslag

0

0

46

44

39

7c

Dekking via tarief eerste schijf (TES)

0

0

114

110

82

7d

Dekking via premie arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)

0

0

80

77

58

7e

Kadercorrectie ivm lastenverlichting vanuit restant Zvw-uitgaven meevaller

0

0

0

0

25

8a

Ruimere vormgeving aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury

0

0

‒ 13

‒ 13

‒ 13

8b

Verhogen percentage minimumkapitaalregel

0

0

13

13

13

9a

Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad

‒ 2

‒ 2

0

0

0

9b

Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis

0

0

0

‒ 1

0

10

Wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024

0

0

3

3

3

11

Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

0

0

0

0

0

12

Aanpassen schenken vanuit vennootschap

0

0

0

‒ 6

‒ 24

13

Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent

0

0

‒ 109

‒ 109

‒ 109

14

Verhogen accijns op stookolie

0

0

26

26

26

15

Beperken van het afschrijven van gebouwen in de IB

0

0

106

106

106

16a

Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten

0

0

2

0

0

16b

Kadercorrectie inzet verlaging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten (uitgaven)

0

0

‒ 2

0

0

17a

Maatregelen alleenverdienersproblematiek

0

0

0

0

‒ 18

17b

Kadercorrectie tbv uitvoeringskosten structurele oplossing

0

0

0

0

‒ 2

18

Aanvullende verhoging budget EIA

0

0

‒ 10

‒ 10

‒ 10

19

CO2-heffing glastuinbouw

0

0

0

3

13

20a

Vaststelling lagere Whk premie 2024

0

0

‒ 567

‒ 567

‒ 567

20b

Verhoging Aof-premie ter compensatie voor lagere Whk premie

0

0

567

567

567

21a

Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen (Zorgtoeslag deel)

0

0

0

‒ 3

‒ 3

21b

Dekking door verlaging zorgtoeslag met €0,66 per jaar

0

0

0

3

3

22

Budgettair effect TES parameter aanpassing

0

0

‒ 29

25

84

H

Herijkingen

     

H1

Verhoging vaste voet bpm met 200 euro

0

0

0

16

31

H2

Afschaffen betalingskorting IH

0

0

31

31

31

H3

Vbi - aansluiten bij icbe-definitie

0

0

0

47

47

H4

Vastgoedmaatregel fbi vennootschapsbelasting

0

0

0

‒ 8

‒ 8

H5

Inframarginale heffing

0

33

0

0

0

H6

Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing

0

0

3

3

3

H7

Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht

0

0

0

0

2

H8

Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro

0

0

24

2

0

H9

Overige maatregelen BOR/DSR

0

0

0

‒ 3

5

H10

Standaard aanmerken van aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen in de BOR en DSR

0

0

‒ 11

‒ 10

4

H11

Herijking meeropbrengst EB

0

0

0

20

‒ 39

H12

Correcties Voorjaarsnota 2023

0

17

‒ 1

0

0

V

Voorjaarsnota 2023 maatregelen

     

V1

Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht

0

0

0

0

62

V2

Standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR

0

0

16

16

16

V3

Dividendstripping (geen lastenrelevante opbrengst)

0

0

0

0

0

V4

Verlagen drempel earningstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed

0

0

0

50

50

V5

Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro ondernemingsvermogen

0

0

0

12

49

V6

Overige maatregelen BOR/DSR

0

0

0

9

25

V7

Afboeken placeholder taakstelling (TES)

0

0

‒ 16

‒ 87

‒ 202

V8

Verfijning: voorkomen dubbele belasting

0

58

60

62

0

V9

Verfijning: aandelen in VvE scharen onder spaargeld

0

‒ 25

‒ 25

‒ 26

0

V10

Verfijning: derdenrekening notaris scharen onder spaargeld

0

‒ 5

‒ 5

‒ 5

0

V11

Verfijning: Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden

0

‒ 4

‒ 4

‒ 4

0

V12

Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing

0

0

‒ 21

‒ 21

‒ 21

V13

Actualisering wetgeving duurzame warmtebronnen

0

0

‒ 3

‒ 3

‒ 7

V14

Verhogen belastingvrije som Caribisch Nederland

0

‒ 9

‒ 9

‒ 9

‒ 9

V15

Verruiming herinvesteringsreserve inzake stoppersregelingen

0

0

‒ 1

‒ 1

0

V16

Afschaffen betalingskorting inkomstenbelasting

0

0

59

59

59

V17

Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven

0

0

‒ 87

‒ 214

‒ 211

V18

Doorwerking ontwikkeling zorgpremie op zorgtoeslag

0

0

16

41

40

V19

Dekking via tarief eerste schijf (TES)

0

0

41

102

101

V20

Dekking via premie arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)

0

0

29

71

70

V21

Aanvullende margeregeling omzetbelasting virtuele diensten

0

0

0

18

18

V22

Pensioen - Uitstel bedrag ineens met half jaar

0

‒ 12

0

0

0

V23

Aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury

0

0

‒ 60

‒ 60

‒ 60

V24

Verhogen percentage minimumkapitaalregel

0

0

60

60

60

V25

ETS inclusie lucht- en zeevaart n.a.v. Fit for 55

0

0

144

‒ 110

96

 

Herijkingen

     

V26

Aanpassen forfaits bpm

0

2

‒ 24

‒ 24

‒ 24

V27

Indexatie WBSO

0

0

14

19

26

V28

Tijdelijke verruiming vrije ruimte werkkostenregeling

0

65

0

0

0

V29

Tijdelijk willekeurig afschrijven bedrijfsmiddelen

0

0

1

2

0

V30

Correctie reeks OVB verhoging 8% naar 10,4%

0

63

63

63

63

V31

Uitbreiding kring belastingplichtigen frisdrankbelasting

0

0

3

3

3

V32

Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting

0

0

‒ 3

‒ 3

‒ 3

V33

Afschaffen schenkingsvrijstelling eigen woning

0

‒ 8

‒ 8

‒ 8

4

 

Totaal inkomstenkader

‒ 56

‒ 71

50

‒ 25

453

Toelichting per maatregel

K0        Kadercorrectie koopkrachtmaatregelen uitgaven

Een aantal in augustus genomen koopkrachtmaatregelen vallen budgettair aan de uitgavenkant van de Rijksbegroting. Voorbeelden zijn aanpassing van dubbele AHK in de bijstand, aanpassing van het Kindgebonden budget en verhoging van de huurtoeslag. Deze extra uitgaven zijn gedekt met lastenverhogingen. Bij een dergelijke schuif tussen lasten en uitgaven worden de budgettaire kaders aangepast door middel van een kadercorrectie.

K1        Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging

In de startnota is de maatregel aangekondigd tot het halveren van de jonggehandicaptenkorting, de heffingskorting voor Wajong-ontvangers en personen die recht hebben bij het vinden van werk volgens de wet Wajong.  Deze maatregel van het verlagen van de jonggehandicaptenkorting wordt teruggedraaid. Dit betekent dat de jonggehandicaptenkorting in 2024 en 2025 niet beleidsmatig wordt verlaagd.

K5        Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met € 115

De arbeidskorting wordt beleidsmatig verhoogd met € 115 bij het tweede knikpunt. Dit is een belastingverlaging van werknemers met een inkomen rond het wettelijk minimumloon.

K9        Toptarief IB: beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)

Ter dekking van de maatregelen wordt de het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd. Deze wordt geïndexeerd met 3,55% in plaats van 9,9%.

K10        Tweede schijf voor gepensioneerden: beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)

Ter dekking van de maatregelen wordt de het aangrijpingspunt van de tweede schijf voor gepensioneerden in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd. Deze wordt geïndexeerd met 3,55% in plaats van 9,9%.

K11        Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2022

Met deze maatregel wordt de alcoholaccijns eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor over 2022 (6,3%). Gezamenlijk met maatregel 1e wordt de alcoholaccijns in totaal met 16,2% verhoogd.

K12        Gedeeltelijk gelijkstellen accijns op rooktabak met de accijns op sigaretten

Met deze maatregel wordt de accijns op rooktabak verhoogd met €2,93 per pakje om het verschil met de accijns op sigaretten te verkleinen. Deze maatregel komt bovenop de verhoging uit maatregel 1d.

K13 Meeropbrengst EB

In het Coalitieakkoord is afgesproken om onderstaande maatregelen te nemen m.b.t. de energiebelasting:

  • Afschaffen vrijstelling metallurgische en mineralogische processen

  • Afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw

  • Beperken vrijstelling elektriciteitsproductie

De ramingen van deze maatregelen zijn in het voorjaar geactualiseerd. Met name vanwege zogeheten interactie-effecten tussen de verschillende maatregelen leveren deze meer belastinginkomsten op dan is opgenomen in het coalitieakkoord.

K14 Afschaffen vrijstelling duaal verbruik kolen (inclusief non-energetisch)

Het kabinet schaft de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal gebruik van kolen per 2028 af, inclusief de vrijstelling voor non-energetisch gebruik kolen (art. 44, lid 1). Dit levert 84 miljoen op in 2028 en deze opbrengst loopt af naar 5 miljoen euro structureel. Duaal gebruik van kolen vindt in Nederland plaats bij cokesproductie en bij ijzer- en staalproductie in hoogovens. Het doel is om het uitfaseren van kolengebruik in Nederland te bevorderen. Ten opzichte van de voorjaarsbesluitvorming is de vrijstelling non-energetisch gebruik nieuw, omdat in de uitwerking bleek dat bij afschaffing van alleen de vrijstelling voor duaal verbruik, belastingplichtigen (waaronder de staalproductie) mogelijk alsnog gebruik kunnen maken van deze vrijstelling.

K15 Resterende envelop grondslagerosie

Het gehele augustuspakket heeft conform tabel 3 structurele overdekking en een beperkt incidenteel tekort. De structurele overdekking van de maatregelen binnen het koopkrachtdomein zit echter ver in de toekomst (beginnend na 2036) en is daarmee niet materieel ingezet voor dekking van maatregelen op de korte termijn. Voor de overdekking volgend uit het klimaatpakket uit het voorjaar geldt dat deze dekking al op kortere termijn optreedt richting 2030. Een beperkt deel daarvan is gebruikt ter dekking voor de incidentele kosten van het koopkrachtpakket in de komende jaren. Het overblijvende deel (271 miljoen) is structureel gereserveerd in een ‘Envelop grondslagerosie’. Deze envelop kan gebruikt worden als dekking voor de grondslagerosie in het mobiliteitsdomein die in de toekomst op kan treden in het kader van de klimaatopgave.

1a        Lagere opbrengst Pijler 2 (vpb)

Invoering van Pijler 2 vanaf 2024 levert minder op dan voorzien in het Coalitieakkoord: structureel 466 miljoen euro in plaats van 1.000 miljoen euro.

1b        Verhogen Aof hoog tarief met 0,09%

Het hoge Aof-tarief wordt met 0,09% verhoogd.

1c        Verlagen mkb-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%

De mkb-winstvrijstelling binnen de inkomstenbelasting wordt per 2024 verlaagd van 14% naar 12,7%.

1d        Verhogen tabaksaccijns sigaretten en shag met respectievelijk 60 en 117 cent per pakje

De tabaksaccijns op sigaretten wordt verhoogd naar € 373,92 per 1.000 sigaretten. De verhoging gaat in per 1 april 2024. In het BP23 was voor 1 april 2024 reeds een verhoging aangekondigd van € 293,58 naar € 343,92. De tabaksaccijns op rooktabak wordt verhoogd naar € 290,38 per kg. De verhoging gaat in per 1 april 2024. In het BP23 was voor 1 april 2024 reeds een verhoging aangekondigd van € 216,64 naar € 266,98 per kg.

1e        Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2023

Met deze maatregel wordt de alcoholaccijns eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor over 2023 (9,9%). Gezamenlijk met maatregel K11 wordt de alcoholaccijns in totaal met 16,2% verhoogd.

2a        Resterende taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen

Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2023 een taakstelling opgenomen om belastingconstructies en fiscale regelingen aan te pakken. In de Voorjaarsnota 2023 is een deel van de taakstelling ingevuld. De resterende taakstelling loopt op van 146 miljoen euro in 2024 tot 348 miljoen euro structureel.

2b        Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische inputgoederen

Eén van de bevindingen van de evaluatie van het verlaagde btw-tarief is dat (de doelstelling van) het verlaagde tarief voor bepaalde agrarische goederen en diensten niet langer actueel en relevant is wegens het vervallen van de landbouwregeling in 2018. Daarom wordt dit verlaagde tarief per 1 januari 2025 afgeschaft.

2c        Mrb: kampeerauto naar halftarief

In de mrb geldt een kwarttarief voor kampeerauto’s. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 versoberd naar een halftarief.

2d        Mrb: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer

In de mrb geldt een kwarttarief voor een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van paarden ten behoeve van de paardensport en uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gebruikt. De zogenoemde regeling voor paardenvervoer. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

2e        Mrb: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar auto's met bouwjaar tot 1988

In de mrb geldt voor voertuigen die 40 jaar en ouder zijn een vrijstelling. Met deze maatregel wordt de oldtimersvrijstelling voor auto’s vanaf 40 jaar niet afgeschaft, maar met ingang van 1 januari 2028 versoberd tot voertuigen die voor 1988 zijn gebouwd.

2f         Bpm: Afschaffen teruggave geldtransport

In de bpm wordt op verzoek een teruggaaf verleend voor motorrijtuigen die zijn ingericht voor geldtransport en als zodanig uiterlijk kenbaar zijn (zogenoemde geldtransportwagens). Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

2g        Mrb: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas

In de mrb geldt een vrijstelling voor een OV-autobus die is bestemd om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas of aan aardgas. Deze regeling wordt beëindigd per 1 januari 2030.

2h        Mrb: afschaffen verlaagd tarief personenauto's op CNG, LNG of LPG

In de mrb geldt een lagere brandstoftoeslag voor personenauto’s en bestelauto’s die door particulieren worden gehouden, wanneer in het kentekenregister de brandstofsoort CNG, LNG of de brandstofsoort LPG met de typeaanduiding af-fabriek-, G3- of R115-installatie is opgenomen. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

2i         Verhoging tarief eerste schijf box 1

Het deel van de taakstelling waarvoor geen dekking gevonden kan worden via constructies of fiscale regelingen, wordt conform de placeholder gedekt middels verhoging van het tarief eerste schijf in box 1 in stappen naar 37,04% in 2027.

3a        Uitstel nieuwe box 3 stelsel van 2026 naar 2027

De invoering van het nieuwe stelsel voor box 3 is uitgesteld naar 2027. De incidentele derving van 395 miljoen euro dient te worden gedekt binnen het inkomstenkader.

3b        Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt

Het heffingsvrij vermogen wordt niet geïndexeerd in 2024 waardoor het € 57.000 bedraagt in plaats van € 62.643. Daarnaast wordt de verhoging van het tarief naar 34% één jaar naar voren gehaald, zodat in 2024 het tarief 34% bedraagt in plaats van 33%.

5a        EIA tekorten in 2022 en 2023

In de Voorjaarsnota 2023 is afgesproken om het EIA tekort dat in 2022 was opgelopen tot 64 miljoen te dekken. Uit actuele berekeningen blijkt dat het tekort in 2022 niet 64 maar 54 miljoen is. Daarnaast is besloten om in 2023 de eerdere beperking van de Energielijst 2023 voor o.a. CCS projecten terug te draaien. Dit leidt tot verdere budgetoverschrijding binnen de EIA. In totaal leidt het tekort vanuit 2022 (54 miljoen) en de budgetoverschrijding 2023 (naar verwachting 84 miljoen) tot een negatieve budgetreserve van in totaal 138 miljoen.

5b        EIA aanpassingen t.b.v. langjarig budgettair evenwicht

Conform de budgetsystematiek van de EIA wordt gestuurd op een langjarig budgettair evenwicht. Via een structurele verlaging van het aftrekpercentage van 45,5% naar 40% per 2024 en aanpassing van de Energielijst, wordt in 2025 en 2026 gestuurd op een onderuitputting van het budget zodat de budgetreserve van de EIA uiterlijk eind 2026 weer op 0 uitkomt. De totale onderuitputting bedraagt in 2025 naar verwachting circa 99 miljoen en in 2026 circa 87 miljoen (totaal 186 miljoen). De precieze invulling van de energielijst wordt jaarlijks in het vierde kwartaal vastgesteld.

6a        Kadercorrectie inzet envelop loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ) aan lastenkant

Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket is besloten om de envelop loondoorbetaling bij ziekte (uitgavenkant) in te zetten voor lastenverlichting bedrijven. Hiervoor wordt een kadercorrectie toegepast.

6b        Uitzondering WW-premie voltijdcontracten

Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket wordt de systematiek rondom de WW-premieheffing gewijzigd. Momenteel moeten werkgevers het hoge tarief betalen als blijkt dat een werknemer méér dan 30% overwerk heeft uitgevoerd t.o.v. de uren in zijn contract. Er geldt een uitzondering op deze regel voor werknemers die een contract hebben van meer dan 35 uren per week. Deze grens wordt verlaagd naar 30 uren per week.

6c        Intensivering afdrachtvermindering S&O (WBSO)

De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) maakt het voor bedrijven en zzp-ers mogelijk om een vermindering te krijgen op de door hen verschuldigde loonheffing. De vermindering is gekoppeld aan innovatie-ontwikkelprojecten. De WBSO heeft een structureel ‘vast’ budget. Er is een tekort in het budget van de WBSO vanaf 2024. Door de intensivering blijft het budget op peil zodat de parameters van de WBSO (tarief eerste schijf, tarief tweede schijf en/of schijfgrens) in 2024 niet naar beneden hoeven te worden bijgesteld.

6d        Verhoging budget EIA

Het budget van de energie-investeringsaftrek (EIA) wordt verhoogd vanaf 2025.

6e        Verhoging budget MIA

Het budget van de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt verhoogd vanaf 2027. In de MIA geldt een toenemend aantal aanvragen door de klimaat- en energietransitie en daarnaast speelt de inflatie ook een rol (de budgetten worden niet jaarlijks geïndexeerd).

7          Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven

De Zvw-uitgaven en de Zvw-premies in het inkomstenkader zijn gekoppeld door lastendekkende financiering. De Zvw-uitgaven laten een structurele meevaller zien, wat betekent dat zorgpremies dalen (lastenverlichting). Ook de zorgtoeslag daalt automatisch mee (lastenverzwaring). De budgettaire meevaller door lagere Zvw-uitgaven wordt grotendeels ingezet voor hogere uitgaven (tegenvaller) binnen de Wlz, dat ook onder het het uitgavenplafond Zorg (UPZ) valt. Door inzet van de Zvw meevaller binnen het UPZ is een compenserende lastenverzwaring in het inkomstenkader nodig. Invulling wordt zoals gebruikelijk gevonden in verhoging tarief eerste schijf (TES) en de premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF). Per saldo resteert een beperkte meevaller in het UPZ van 25 miljoen structureel wat wordt ingezet voor lastenverlichting door middel van een kadercorrectie in het lasten- en uitgavenkader. 

8a        Ruimere vormgeving aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om de specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars (minimumkapitaalregel in de vpb) aan te passen, omdat deze onevenwichtig uitwerkt ten aanzien van interne treasury-activiteiten. De uitzondering uiteindelijk ruim vormgegeven, waardoor de resulterende derving is verhoogd naar € 73 miljoen.

8b        Verhogen percentage minimumkapitaalregel

Ter dekking van de aanpassing in het kader van interne treasury wordt het percentage in 2024 verhoogd van 9% naar 10,6%. Als gevolg van een herijking en de ruimere vormgeving is dit hoger dan de 9,4% die was voorzien in de Voorjaarsnota 2023.

9a        Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad

In september 20222 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het tegelijkertijd behoren tot beide huishoudens bij de IACK moet worden beoordeeld binnen een periode van 6 maanden, in plaats van een kalenderjaar. Omdat dit niet in lijn is met het doel en de strekking van de IACK wordt de co-ouderschapsregeling aangepast.

9b        Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis

Binnen de IACK wordt een zogeheten ‘materiële toets’ geïntroduceerd, omdat uit de praktijk situaties volgen waarin een burger werk én zorg voor één of meerdere kinderen combineert, maar niet samen met hen staat ingeschreven. Omdat veel van deze situaties wel in lijn zijn met het doel en de strekking van de IACK wordt deze formele inschrijvingseis vervangen door een materiële toets.

10        Wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024

In het pakket Belastingplan 2024 loopt het wetsvoorstel Belastingplan BES eilanden 2024 mee. De meeste maatregelen zijn technisch van aard en kennen geen budgettaire effecten, met uitzondering van een aanpassing binnen de loonbelasting. Het betreft het verhogen van het gebruikelijk loon voor directeur-grootaandeelhouders.

11        Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

In het pakket Belastingplan 2024 loopt het wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen mee. De in het wetsvoorstel voorgestelde aanvullende kwalificatiemethoden van buitenlandse rechtsvormen leidt naar verwachting slechts in een gering aantal gevallen tot een wijziging van de kwalificatie van voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant naar niet-transparant of omgekeerd. Om die reden is sprake van een verwaarloosbaar budgettair effect.

12        Alternatieve systematiek voor schenken vanuit de vennootschap

Met deze maatregel wordt geregeld dat giften door de vennootschap niet worden aangemerkt als verkapte winstuitdeling aan de aanmerkelijkbelanghouder en dus niet leiden tot een heffing van IB (box 2) en dividendbelasting. Daarbij vervalt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting, waardoor giften niet langer aftrekbaar zijn van de winst van de vennootschap.

13        Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent

De maximale onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan werknemers mag vergoeden wordt voor zakelijk gemaakte reiskosten verhoogd van 22 naar 23 cent per kilometer.

14        Verhogen accijns op stookolie

Het accijnstarief voor zware stookolie wordt verhoogd van 41,31 naar 654,54 (€/1000kg). Reden is dat in toenemende mate zware stookolie op de markt wordt gebracht als vervanger van gasolie (diesel). Dat leidt tot een budgettaire derving (minder gasolie, meer zware stookolie) en is slechter voor het milieu dan gasolie vanwege onder andere het hogere zwavelgehalte. Het fiscale voordeel is de belangrijkste prikkel om deze stookolie te gebruiken. Om dit voordeel weg te nemen wordt het tarief voor zware stookolie gelijkgesteld met het accijnstarief voor gasolie.

15        Aanscherpen afschrijvingsbeperking gebouwen in de IB

Het afschrijven van gebouwen in eigen gebruik in de IB wordt beperkt tot de WOZ-waarde van de gebouwen. Hierdoor wordt de afschrijvingsbeperking gebouwen in de IB gelijk getrokken met die in de vpb.

16        Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten & kadercorrectie

In de augustusbesluitvorming 2022 is als onderdeel van het mkb pakket het budget van de MIA met 50 miljoen euro verhoogd. In 2023 is van dit bedrag 2 miljoen afgetrokken ten behoeve van uitvoeringskosten. Met deze maatregel wordt ook in 2024 de MIA verhoging gekort naar 48 miljoen, waardoor 2 miljoen kan worden besteed voor uitvoering. Dekking van de uitvoeringskosten voor de jaren 2025 en verder wordt bezien als onderdeel van reguliere uitgavenbesluitvorming.

17        Maatregelen alleenverdienersproblematiek (incl. uitvoeringskosten)

De gerichte herinvoering van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek wordt uitgewerkt en uitvoeringsgevolgen worden in kaart gebracht om invoering per 2028 mogelijk te maken. Het kabinet verzoekt gemeenten een tijdelijke regeling uit te voeren om in de jaren 2024-2027 de betreffende huishoudens tegemoet te komen. Hiertoe zal het rijk zich inspannen om te voldoen aan de randvoorwaarden die de VNG heeft gesteld om deze regeling uit te voeren:

  • Het kabinet voert per 2028 een fundamentele oplossing in en stelt de contouren hiervan nu concreet in het vooruitzicht.

  • De tijdelijke regeling wordt uitvoerbaar ontworpen, onder meer door forfaitaire bedragen uit te keren.

  • Het Rijk stelt een zo accuraat mogelijke lijst met huishoudens aan wie de tegemoetkoming ambtshalve kan worden verstrekt op en regelt een grondslag voor de benodigde gegevensdeling. Het Rijk stelt zich op als eigenaar van deze lijst.

De totale derving van 183 miljoen in het inkomstenkader voor een fundamentele oplossing treedt pas op vanaf 2028 en wordt omgevormd tot een vlakke, structurele reeks van 18 miljoen die binnen dit pakket gedekt wordt. Aanvullend wordt 15 miljoen aan uitvoeringskosten binnen het inkomstenkader gedekt. Hiertoe wordt een kadercorrectie opgenomen van 2 miljoen struc derving.

18        Aanvullende verhoging budget EIA

Het budget van de EIA wordt (aanvullend op maatregel 6d) verhoogd per 2024 ten behoeve van energiebesparende bedrijfsmiddelen voor de glastuinbouwsector.

19        CO2-heffing glastuinbouw

Per 2025 wordt de CO2-heffing glastuinbouw geïntroduceerd.

20        Technische schuif lagere Whk premie 2024 en compensatie door verhogen Aof premie

UWV stelt elk jaar de Whk-premie lastendekkend vast. Het budgettaire effect wordt in het inkomstenkader zoals gebruikelijk door aanpassing van de Aof-premie gecompenseerd. Deze technische schuif zorgt ervoor dat de werkgeverslasten per saldo niet veranderen. De afgelopen jaren was telkens sprake van een iets hogere Whk-premie, die werd gecompenseerd door de Aof-premie iets te verlagen. Voor 2024 raamt UWV lagere uitgaven vanuit de Whk, voornamelijk omdat een aantal grote uitzendbureaus vanaf 2024 eigenrisicodrager voor de Ziektewet worden. Hun uitkeringen worden dan niet meer door UWV betaald. De lagere Whk-premie komt neer op een lastenverlichting voor bedrijven van 567 miljoen. Deze lastenverlichting wordt in het inkomstenkader gecompenseerd door een lastenverhoging voor bedrijven via de Aof-premie.

21        Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen en dekking (zorgtoeslag deel)

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken door te gaan met verbeteringen in het toeslagenstelsel, in afwachting van grotere hervormingen. Er zijn daarbij een aantal verbetermaatregelen in het huidige toeslagenstelsel geprioriteerd, waaronder de maatregel eerstegraads bloedverwantschap in het kader van het partnerbegrip samengestelde gezinnen. Deze maatregel voorkomt schrijnende gevallen in mantelzorgsituaties en in situaties waarbij eerstegraads bloedverwanten noodgedwongen tijdelijk wordt samengewoond omdat men dan niet meer op toeslagen gekort wordt. Deze maatregel gaat per 2025 in en heeft intensiveringen in de zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag (zolang deze nog inkomensafhankelijk is) tot gevolg. Er zijn geen gevolgen voor de huurtoeslag omdat hier met een ander partnerbegrip gewerkt wordt. De extra kosten in de zorgtoeslag worden gedekt door een verlaging van de zorgtoeslag met € 0,66 per jaar. De extra uitgaven kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag worden gedekt door een kleine verlaging van alle kindbedragen van het kindgebonden budget.

22        Budgettair effect TES parameter aanpassing

In het inkomstenkader zijn er meerdere maatregelen die leiden tot een aanpassing van het TES in box 1. De hieruit volgende wetswijziging van het tarief leidt tot een (licht) afwijkende budgettaire reeks doordat het TES enkel per 0,01%-punt kan worden aangepast. De budgettaire effecten worden weergegeven in deze reeks.

H1        Herijking: Verhoging vaste voet bpm met 200 euro

In de raming is nu ook rekening gehouden met bpm bij parallelimport en export en er is gebruik gemaakt van de definitieve tabelcorrectiefactor voor 2024. De structurele opbrengst stijgt van de eerder geraamde 88 naar 119 miljoen euro.

H2        Herijking: Afschaffen betalingskorting IH

Naar aanleiding van het certificeringsproces met het CPB is de raming gecorrigeerd op het punt dat de betalingskorting in de inkomstenbelasting geen belastbaar voordeel is. De raming sloot in eerste instantie bij de situatie in de vpb waar de betalingskorting wel een belastbaar voordeel was. De opbrengst stijgt van 59 naar 90 miljoen euro.

H3        Herijking: Vbi - aansluiten bij icbe-definitie

In de oorspronkelijke raming was voor deze maatregel geen budgettair effect geraamd. Bij nadere analyse blijkt dat het tariefverschil tussen het forfaitaire box 2-systeem voor het dga-vbi-regime per saldo toch als iets gunstiger beschouwd moet worden dan het gecombineerde tarief van de extra vpb-heffing met daarbij de mogelijkheid tot uitstel van de box 2-heffing. Hierdoor wordt de grondslag van de familie-vbi’s per saldo iets hoger belast wat leidt tot een opbrengst van ca 47 miljoen.

H4        Herijking: Vastgoedmaatregel fbi’s vennootschapsbelasting

De vastgoedmaatregel (d.w.z. de wijziging van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting) heeft als doel de fiscale behandeling van resultaten uit Nederlands vastgoed evenwichtiger te maken. De vastgoedmaatregel verbiedt een fiscale beleggingsinstelling om direct te beleggen in Nederlands vastgoed. Door herijking daalt de opbrengst van 54 naar 46 miljoen euro.

H5        Herijking: Inframarginale heffing

De inframarginale heffing belast overwinsten bij elektriciteitsproducenten in de periode december 2022 t/m juni 2023. Een eerste raming in najaar 2022 gaf een opbrengst van 1,8 miljard euro. In de periode na deze raming zijn de elektriciteitsprijzen sterk gedaald. Bij herijking op basis van CEP23 is de raming neerwaarts bijgesteld naar een opbrengst van 146 miljoen euro. Bij indienen van het wetsvoorstel is de raming nog eenmaal herijkt naar een opbrengst van 179 miljoen euro.

H6        Herijking: Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing

Naar aanleiding van inzichten uit de werkgevers-enquête van IenW is de raming uit Voorjaarsnota 2023 aangescherpt. De derving van de maatregel daalt van 21 naar 18 miljoen euro.

H7        Herijking: Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 is het jaar van invoering van deze maatregel een jaar opgeschoven. Met deze herijking wordt dit verwerkt in het inkomstenkader.

H8        Herijking: Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro

De herijking is het gevolg van het meenemen van een anticipatie-effect in 2024, omdat er naar verwachting bedrijfsoverdrachten naar voren worden gehaald. Dit effect is bij de vorige raming niet meegenomen. De structurele opbrengst blijft onveranderd op 49 miljoen euro.

H9        Herijking: Overige maatregelen BOR/DSR

De raming ten tijde van de voorjaarsnota was een eerste inschatting. Op basis van expertisekennis uit de Belastingdienst is de raming aangescherpt. De eerste jaren daalt de opbrengst, structureel stijgt deze van 25 naar 30 miljoen euro.

H10      Herijking: Standaard aanmerken van aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen in de BOR en DSR

De raming ten tijde van de voorjaarsnota was een eerste inschatting. Op basis van expertisekennis uit de Belastingdienst is de raming aangescherpt. De eerste jaren daalt de opbrengst, structureel stijgt deze van 16 naar 20 miljoen euro.

H11      Herijking meeropbrengst energiebelasting (EB)

De raming van de meeropbrengst EB is op basis van de meest recente cijfers geactualiseerd.

H12      Correcties Voorjaarsnota 2023

In de Voorjaarsnota zijn per abuis enkele reeksen niet correct opgenomen, o.a. door afronding. Het betreft de maatregel terugdraaien verlaging energiebelasting uit het energiepakket augustus 2023, de aanvullende margeregeling omzetbelasting, voorkomen dubbele belasting box 3 en doorwerking van amendement verhogen verbruiksbelasting op bieraccijns.

4 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN

4.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten (in het vervolg: ‘de ontvangsten’) gezamenlijk gepresenteerd. Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis relevant. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in bijlage 5. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI).

In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2023 en 2024 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de ontvangsten van 2023 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2023, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2024 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel (‘expert opinion’). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2028. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2023 en 2024. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze Miljoenennota.

4.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2023 en 2024

Het Rijk realiseert in 2023 naar verwachting in totaal 34,6 miljard euro meer ontvangsten dan in 2022. Dit is te zien in tabel 4.2.1. De toename komt voor 30,6 miljard euro door de positieve endogene ontwikkeling van de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals (het herstel na) de coronacrisis en met de inflatie. De economische ontwikkeling wordt zichtbaar in de ontwikkeling van de waarde van het bbp (7,3% in 2023). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 4,0 miljard euro hogere ontvangsten vergeleken met 2022.

Tabel 4.2.1 Ontwikkeling inkomsten 2022-2028 (in miljarden euro's)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis

275,1

302,0

311,9

334,4

341,4

355,3

368,5

- waarvan belastingen

233,2

260,4

269,8

286,4

291,4

302,2

313,5

- waarvan premies volksverzekeringen

41,9

41,6

42,1

48,0

50,0

53,0

55,0

Premies Werknemersverzekeringen

76,7

84,5

91,0

96,4

101,4

106,2

110,3

Totaal

351,9

386,5

402,9

430,8

442,9

461,5

478,7

Mutatie

 

34,6

16,5

27,9

12,0

18,6

17,3

- waarvan endogene groei

 

30,6

12,3

13,4

19,0

17,0

17,0

- waarvan beleid

 

4,0

4,2

14,5

‒ 7,0

1,5

0,2

        

Endogene mutatie (in %)

 

8,7%

3,2%

3,3%

4,4%

3,8%

3,7%

Waardeontwikkeling BBP (in %)

 

7,3%

4,9%

3,5%

4,1%

3,9%

3,6%

In 2024 groeien de ontvangsten verder door met 16,5 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 4,2 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2024 een opwaarts effect op de ontvangsten met 12,3 miljard euro.

4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2023

In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2023 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2023. De nieuwe raming voor 2023 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2024 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2023. Ten opzichte van de Miljoenennota 2023 is de raming van de ontvangsten per saldo 20,0 miljard euro opwaarts bijgesteld.

Tabel 4.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2023 (in miljoenen euro's)
 

Miljoenennota 2023

Vermoedelijke uitkomsten 2023

Verschil

Indirecte belastingen

113.489

115.538

2.049

Invoerrechten

4.835

4.785

‒ 50

Omzetbelasting

77.767

77.655

‒ 112

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.661

1.464

‒ 198

Accijnzen

11.492

11.777

285

Overdrachtsbelasting

5.578

3.405

‒ 2.174

Assurantiebelasting

3.531

3.633

102

Motorrijtuigenbelasting

4.519

4.599

79

Belastingen op een milieugrondslag

2.839

7.050

4.211

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

576

308

‒ 268

Belasting op zware motorrijtuigen

220

213

‒ 8

Bankbelasting

471

473

2

Inframarginale heffing

0

179

179

    

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

169.978

186.065

16.088

Loon- en inkomensheffing

121.519

127.358

5.839

Dividendbelasting

6.463

6.365

‒ 98

Kansspelbelasting

828

904

76

Vennootschapsbelasting

38.561

48.409

9.847

Bronbelasting op rente en royalty's

0

98

98

Schenk- en erfbelasting

2.606

2.932

325

    

Overige belastingontvangsten

292

370

78

    

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

283.758

301.974

18.215

    

Premies werknemersverzekeringen

82.678

84.479

1.801

waarvan zorgpremies

51.503

52.265

762

    

Totaal belasting- en premieontvangsten

366.436

386.452

20.016

De raming uit de Miljoenennota 2023 is gebaseerd op de beleidsuitgangspunten zoals die destijds golden. Na het opstellen van de Miljoenenota zijn er nog enkele wijzigingen in het fiscale beleid voor 2023 doorgevoerd. Tabel 4.3.2 geeft een overzicht van deze beleidsmutaties, die gezamenlijk leiden tot circa 1,3 miljard euro lagere ontwikkeling van de ontvangsten.3

Het totale verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de vermoedelijke uitkomsten dat niet aan beleid toe te schrijven is, bedraagt daardoor circa 21,3 miljard euro. Dat hangt ten eerste samen met de doorwerking van de 16,3 miljard euro hoger dan verwachte belastingontvangsten in 2022, die de basis vormen van de raming voor 2022. Deze zijn toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022.4 Daarnaast is sprake van een grotere groei van de ontvangsten door economische factoren die zich in 2023 anders ontwikkelen dan vorig jaar werd verwacht. Zo is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp hoger dan bij de Miljoenennota 2023 (7,3 procent ten opzichte van 6,5 procent). Hetzelfde geldt voor de groei van de contractlonen (5,8 procent ten opzichte van 3,6%). Daarnaast zit een belangrijkse specifieke verklaring in de vennootschapsbelasting (zie toelichting hieronder).

Tabel 4.3.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2023 (in miljarden euro's)

Miljoenennota 2023

5.268

Terugdraaien verlagen energiebelasting i.v.m. prijsplafond

4.759

Invoeren inframarginale heffing

179

Incidentele solidariteitsbijdrage energiebedrijven 2022

‒ 6.433

Overig

213

Miljoenennota 2024

3.986

De raming van de indirecte belastingen is met 2,0 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2023. De belangrijkste verklaring is de hogere belasting op milieugrondslag. Dit kent een beleidsmatige verklaring zoals toegelicht in tabel 4.3.2. In plaats van een verlaging van de energiebelasting is gekozen voor het instellen van een prijsplafond. Hier tegenover staat een neerwaartse mutatie in de overdrachtsbelasting. Dit komt doordat de huizenmarkt sneller is afgekoeld dan geraamd.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2023 met 16,1 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2023. Dit komt grotendeels door 9,8 miljard euro hogere ontvangsten in de vennootschapsbelasting (vpb). Ook in 2022 was sprake van een grote meevaller in de ontvangsten van de vennootschapsbelasting, zoals toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022. De vpb-ontvangsten in een EMU-jaar hebben in de praktijk betrekking op verschillende winstjaren. Vooral de winsten over 2022 lijken in 2023 nog te leiden tot extra ontvangst in 2023. Voor een belangrijk deel zijn deze winsten afkomstig uit de energiesector en houden zij verband met de hoge gasprijzen in dat jaar.

Ten slotte komt de raming voor de premies werknemersverzekeringen 1,8 miljard euro hoger uit dan bij de Miljoenennota 2023.

4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2024

In figuur 4.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2024 opgenomen.

Figuur 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2024

Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2024. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2023 naar 2024 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Tabel 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2024 (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2023

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2024

Indirecte belastingen

115.538

1.731

4.666

4,0%

121.935

Invoerrechten

4.785

0

199

4,2%

4.984

Omzetbelasting

77.655

1

1.800

2,3%

79.455

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.464

‒ 102

123

8,4%

1.485

Accijnzen

11.777

1.644

463

3,9%

13.884

Overdrachtsbelasting

3.405

9

471

13,8%

3.885

Assurantiebelasting

3.633

0

104

2,9%

3.737

Motorrijtuigenbelasting

4.599

‒ 28

375

8,2%

4.946

Belastingen op een milieugrondslag

7.050

‒ 9

1.143

16,2%

8.184

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

308

396

‒ 14

‒ 4,5%

690

Belasting op zware motorrijtuigen

213

0

0

0,0%

213

Bankbelasting

473

0

0

0,0%

473

Inframarginale heffing

179

‒ 179

0

0,0%

0

      

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

186.065

3.027

503

0,3%

189.596

Loon- en inkomensheffing

127.358

3.274

2.238

1,8%

132.870

Dividendbelasting

6.365

‒ 265

396

6,2%

6.497

Kansspelbelasting

904

0

55

6,0%

958

Vennootschapsbelasting

48.409

‒ 6

‒ 2.161

‒ 4,5%

46.241

Bronbelasting op rente en royalty's

98

0

‒ 27

‒ 27%

71

Schenk- en erfbelasting

2.932

24

2

0,1%

2.958

      

Overige belastingontvangsten

370

5

‒ 10

‒ 2,8%

364

      

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

301.974

4.763

5.159

1,7%

311.896

      

Premies werknemersverzekeringen

84.479

‒ 548

7.116

8,4%

91.047

waarvan zorgpremies

52.265

‒ 993

4.750

9,1%

56.022

      

Totaal belasting- en premieontvangsten

386.452

4.215

12.275

3,2%

402.943

In 2024 bedragen de ontvangsten naar verwachting 402,9 miljard euro. Ten opzichte van de geraamde ontvangsten voor 2023 stijgen de ontvangsten in 2024 daarmee met 16,5 miljard euro. De verwachte endogene groei van de ontvangsten in 2024 bedraagt 12,3 miljard euro (3,2 procent). Beleidsmaatregelen zorgen voor 4,2 miljard euro hogere ontvangsten in 2024 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat zowel om maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt als om maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten. De volgende paragrafen gaan verder in op de endogene als de beleidsmatige ontwikkeling.

4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2024

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2024. Voor 2024 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 4,9 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2024 blijft daar met 3,2 procent wat bij achter.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2024 bedraagt 4,0 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Een opvallende ontwikkeling is zichtbaar in de overdrachtsbelasting (groei van 13,8 procent). Voor de overdrachtsbelasting geldt dat het niveau van de belastingopbrengst nog altijd veel lager is dan in 2022 (toen 4,6 miljard euro). Er is dus slechts sprake van gedeeltelijk herstel. Voor een aantal indirecte belastingen wordt een stevige groei geraamd (bijvoorbeeld belasting op milieugrondslag, BPM en motorrijtuigenbelasting). Dit komt doordat de tarieven voor deze belastingen in 2024 worden geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Met enige vertraging leidt de hoge inflatie dus ook voor deze belastingen tot een stijgende opbrengst.

Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen is de endogene groei beperkt (0,3%). Ten eerste valt de beperkte groei van de loon- en inkomensheffing op. Hier geldt dat de tabelcorrectiefactor in 2024 juist leidt tot een lagere groei van de opbrengst, bijvoorbeeld omdat het voordeel dat uitgaat van de arbeidskorting wordt geïndexeerd. Dat er toch sprake is van endogene groei, komt vooral omdat de lonen in 2024 naar verwachting relatief sterk stijgen. Verder gaat de raming uit van een endogene krimp van de vennootschapsbelasting. Hier speelt met name een rol dat de hoge winsten in de energiesector die in 2023 tot extra ontvangsten leidden zich waarschijnlijk niet gaan herhalen. De gasprijzen zijn namelijk weer gedaald. Overigens geldt dat de raming van de ontvangst van de vennootschapsbelasting sterk onzeker is. De opbrengst lijkt sinds 2019 sterker gegroeid dan de onderliggende winsten. Onduidelijk is of hierbij sprake is van een strcutrele verandering of een tijdelijk effect.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen endogeen met 8,4 procent toe in 2024. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2024 nemen de ontvangsten met 4,2 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2024 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2024 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2023, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2024 effect heeft.

Bij de indirecte belastingen valt de toename van de inkomsten uit de accijnzen op. Grotendeels is dit het gevolg van het verlopen van de tijdelijke accijnsverlaging op brandstof per 1 januari 2024. Daarnaast worden vanaf 2024 enkele andere indirecte belastingen verhoogd, zoals de accijns op tabak en alcohol en de verbruiksbelasting. Bij de directe belastingen is het belangrijkste effect van beleid te zien in de loon- en inkomensheffing. Het belangrijkste aandeel hierin is het besluit om het startpunt van de hoogste tariefschijf (waar het tarief van 49,5% geldt) niet volledig te indexeren met de inflatie, waardoor meer mensen in deze schijf vallen.

Tabel 4.4.2 splitst de totale beleidsmatige mutatie in 2024 uit naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de verticale mutatie van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2024. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2024 nog budgettaire effecten heeft en dat het dus niet enkel gaat om beleid waar dit jaar toe besloten is.

Tabel 4.4.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2024 (in miljoenen euro)

Maatregelen

Vorige kabinetten

Startnota

Miljoenennota 2023

Miljoenennota 2024

Totaal

Zorgpremies

881

‒ 157

282

‒ 1.999

‒ 993

Werkgeverspremies (excl. IAB)

47

91

‒ 71

379

446

Omvorming ProRail

‒ 7.337

0

15.591

‒ 8.254

0

Hoge energieprijzen (accijnzen, energiebelasting, btw op energie en inframarginale heffing)

0

0

5.958

‒ 4.925

1.033

Loon- en inkomensheffing box 1

204

‒ 184

646

1.929

2.595

DGA (VPB laag tarief, box 2, gebruikelijk loon)

‒ 471

0

203

1

‒ 267

VPB overig

‒ 224

190

629

‒ 1.377

‒ 782

Box 3

1

‒ 100

1.383

173

1.457

Vergroening

‒ 166

795

‒ 436

3

196

Accijnzen (tabak en alcohol)

0

0

247

239

486

Overig

10

8

5

20

43

Totaal

‒ 7.055

643

24.437

‒ 13.811

4.214

In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect daarvan op de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo). Voor de meeste belastingsoorten zijn de verschillen beperkt en terug te voeren op de wijze waarin wijzigingen in beleid soms via enige vertraging leiden tot EMU-relevante kaseffecten.

Tabel 4.4.3 Budgettair en lasteneffect van beleidsmutaties in 2024 (in miljoenen euro)
 

Beleidsmatige lastenontwikkeling

Effect op ontvangsten op EMU-basis

Loonheffing

1.684

1.656

Inkomenshefffing

1.306

1.619

Brandstofaccijnzen

1.147

1.147

Vennootschapsbelasting

424

‒ 6

Energiebelasting (incl. ODE)

‒ 53

‒ 71

Dividendbelasting

0

‒ 265

Vliegbelasting

78

62

Overig

81

73

Totaal

4.667

4.215

4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Net zoals in de vorige Miljoenennota's maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbijstellingen (‘expert opinion’) hebben op de ramingen. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen zoals die op basis van het ramingsmodel (toegelicht in bijlage 5) tot stand komen. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De eerste kolom toont de raming voor 2023 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro’s. De tweede kolom bevat de verwerkte bijstelling als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 3,0 procent hoger uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli. Vaak hangen dergelijke bijstellingen samen met belastingspecifieke ontwikkelingen die niet in de meer macro-economisch onderbouwde schattingsvergelijkingen worden gevangen.

Enkele opvallende posten zijn de BPM, overdrachtsbelasting, dividendbelasting, vennootschapsbelasting en schenk- en erfbelasting. Bij de BPM speelt een belangrijke rol dat de ontvangsten in de laatste jaren achterbleven vanwege problemen in de toeleveringsketen voor nieuwe auto's. In 2023 lijkt dit (deels) te herstellen. De overdrachtsbelasting is sterk volatiel en blijft in 2023 nog sterker achter dan het ramingsmodel kan verklaren. De dividendbelasting is van nature een zeer volatiele, moeilijk te ramen belastingsoort, waardoor het ramingsmodel sowieso slechts een eerste inschatting biedt. De opbrengst groeit in 2023, maar in de praktijk minder sterk dan het ramingsmodel voorspelt. Bij de vennootschapsbelasting leiden zoals toegelicht hoge winsten uit 2022 (met name in de energiesector) nog tot hoge ontvangsten in 2023. Ook voor de schenk- en erfbelasting geldt dat opbrengst jaar-op-jaar lastig te voorspellen is op basis van macro-economische factoren. Deels is in 2023 sprake van hogere ontvangsten omdat aanslagoplegging eind 2022 tijdelijk vertraging opliep.

Tabel 4.5.1 Bijstellingen ramingsmodel 2023
 

Raming 2023

Bijstelling (% van raming)

Indirecte belastingen

115.538

0,1%

Invoerrechten

4.785

‒ 11,8%

Omzetbelasting

77.655

1,7%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.464

12,2%

Accijnzen

11.777

5,5%

Overdrachtsbelasting

3.405

‒ 31,1%

Assurantiebelasting

3.633

1,3%

Motorrijtuigenbelasting

4.599

‒ 1,0%

Belastingen op een milieugrondslag

7.050

‒ 7,1%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

308

‒ 1,3%

Belasting op zware motorrijtuigen

213

4,1%

Bankbelasting

473

0,2%

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

186.065

4,9%

Loon- en inkomensheffing

127.358

1,5%

Dividendbelasting

6.365

‒ 12,6%

Kansspelbelasting

904

7,2%

Vennootschapsbelasting

48.409

15,6%

Bronbelasting op rente en royalty's

98

28%

Schenk- en erfbelasting

2.932

14,5%

   

Overige belastingontvangsten

370

0,0%

   

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

301.974

3,0%

Omdat voor de raming van 2024 de raming van 2023 - en niet de gerealiseerde ontvangsten - het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2023 één-op-één door naar 2024. Dat geldt voor alle belastingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en EMU-basis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2023 verder op ten opzichte van 2024. Bijvoorbeeld omdat de achtergrond van de bijstelling reden geeft om te denken dat het ramingsmodel de opbrengst structureel onder- of overschat. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat in 2023 sprake is van een aanwijsbaar incidenteel effect. Op totaalniveau neemt de handmatige bijstelling in 2024 ten opzichte van 2023 af (1,7 procent ten opzichte van 3,0 procent).

Tabel 4.5.2 Bijstellingen ramingsmodel 2024
 

Raming 2024

Bijstelling (% van raming)

Indirecte belastingen

121.935

‒ 0,4%

Invoerrechten

4.984

‒ 12,3%

Omzetbelasting

79.455

0,4%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.485

4,4%

Accijnzen

13.884

3,7%

Overdrachtsbelasting

3.885

‒ 19,1%

Assurantiebelasting

3.737

2,1%

Motorrijtuigenbelasting

4.946

‒ 3,2%

Belastingen op een milieugrondslag

8.184

‒ 0,3%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

690

1,5%

Belasting op zware motorrijtuigen

213

4,1%

Bankbelasting

473

0,2%

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

189.596

3,0%

Loon- en inkomensheffing

132.870

1,2%

Dividendbelasting

6.497

‒ 21,5%

Kansspelbelasting

958

4,2%

Vennootschapsbelasting

46.241

10,8%

Bronbelasting op rente en royalty's

71

11,5%

Schenk- en erfbelasting

2.958

18,6%

   

Overige belastingontvangsten

364

0,0%

   

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

311.896

1,7%

4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2023-2028 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2023 en 2024 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2025 tot en met 2028 gaat het om een extrapolatie op basis van de meest recente MLT-raming van het CPB (cMEV 2024).

Tabel 4.6.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2023-2028 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Indirecte belastingen

115.538

121.935

126.842

131.743

135.893

140.380

Invoerrechten

4.785

4.984

5.249

5.486

5.716

5.959

Omzetbelasting

77.655

79.455

82.675

85.836

88.978

92.328

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.464

1.485

1.970

2.390

2.471

2.435

Accijnzen

11.777

13.884

14.115

14.329

14.394

14.491

Overdrachtsbelasting

3.405

3.885

3.838

3.960

4.208

4.495

Assurantiebelasting

3.633

3.737

3.863

3.969

4.090

4.206

Motorrijtuigenbelasting

4.599

4.946

5.038

5.691

5.872

6.047

Belastingen op een milieugrondslag

7.050

8.184

8.695

8.672

8.745

8.989

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

308

690

711

718

725

733

Belasting op zware motorrijtuigen

213

213

215

218

220

222

Bankbelasting

473

473

473

473

473

473

Inframarginale heffing

179

0

0

0

0

0

       

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

186.065

189.596

198.399

209.375

219.032

227.745

Loon- en inkomensheffing

127.358

132.870

142.300

151.441

159.472

166.700

Dividendbelasting

6.365

6.497

6.727

7.057

7.289

7.520

Kansspelbelasting

904

958

1.021

1.089

1.168

1.262

Vennootschapsbelasting

48.409

46.241

45.355

46.739

47.982

49.037

Bronbelasting op rente en royalty's

98

71

55

33

12

1

Schenk- en erfbelasting

2.932

2.958

2.940

3.016

3.108

3.226

       

Overige belastingontvangsten

370

364

364

364

364

364

Omvorming ProRail

0

0

8.805

‒ 40

‒ 40

‒ 40

       

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

301.974

311.896

334.411

341.443

355.250

368.450

       

Premies werknemersverzekeringen

84.479

91.047

96.434

101.436

106.215

110.295

waarvan zorgpremies

52.265

56.022

59.527

62.670

65.776

68.445

       

Totaal belasting- en premieontvangsten

386.452

402.943

430.845

442.879

461.466

478.745

4.7 De complete belastingraming 2023-2024 op EMU-basis

Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2023 en 2024.

Tabel 4.7.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2023-2024 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2023

Ontwerpbegroting 2024

Indirecte belastingen

115.538

121.935

Invoerrechten

4.785

4.984

Omzetbelasting

77.655

79.455

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.464

1.485

Accijnzen

11.777

13.884

- Accijns van lichte olie

4.271

5.164

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.147

3.845

- Tabaksaccijns

3.192

3.533

- Alcoholaccijns

376

425

- Bieraccijns

458

528

- Wijnaccijns

332

387

Overdrachtsbelasting

3.405

3.885

Assurantiebelasting

3.633

3.737

Motorrijtuigenbelasting

4.599

4.946

Belastingen op een milieugrondslag

7.050

8.184

- co2-heffing

0

0

- Afvalstoffenbelasting

250

273

- Energiebelasting

5.849

6.831

- Waterbelasting

335

368

- Brandstoffenheffingen

1

1

- Vliegbelasting

615

710

- Kolenbelasting

1

1

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

308

690

Belasting op zware motorrijtuigen

213

213

Bankbelasting

473

473

Inframarginale heffing

179

0

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

144.448

147.522

Inkomstenbelasting

10.668

11.919

Loonbelasting

75.073

78.878

Dividendbelasting

6.365

6.497

Kansspelbelasting

904

958

Vennootschapsbelasting

48.409

46.241

Bronbelasting op rente en royalty's

98

71

Schenk- en erfbelasting

2.932

2.958

   

Overige belastingontvangsten

370

364

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

235

256

   

Totaal belastingen

260.356

269.822

   

Premie volksverzekeringen

41.617

42.074

Premies werknemersverzekeringen

84.479

91.047

waarvan zorgpremies

52.265

56.022

   

Totaal belasting- en premieontvangsten

386.452

402.943

5 TOELICHTING OP DE BELASTINGONTVANGSTEN

5.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel en de toegepaste ramingsvergelijkingen worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 4, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.

5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

5.3 Ramingsmethodiek ministerie van Financiën

Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidsmaatregelen worden bijgehouden in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen in de raming.

Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2023 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2023 zijn deels dus al gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2024 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2023 vormen daarom de basis voor de raming van 2024.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel, waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. Momenteel wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van deze uitgestelde belasting.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2024 met een relatief hoge 5,0% groeit, wat bijdraagt aan de groei van de btw-ontvangsten. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2022. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2022 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2022. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2023. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2024, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingenBeleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.5 Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkelingDe verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2024 (MEV 2024).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. Bijlage 5 bij de Miljoenennota 2023 bevat een toelichting bij deze herijking.6 De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.7

De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.8 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Tabel 5.4.1 Verklarende variabelen ramingsmodel

Afkorting

Variabele

arbvu

Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie

bbpvu

BBP marktprijzen, volumemutatie

bbpwu

BBP marktprijzen, waardemutatie

box2

Waardemutatie grondslag box 2

box3

Waardemutatie grondslag box 3

clpu

Contractloonstijging

hznpu

Huizenverkoop prijsmutatie

hznvu

Huizenverkoop volumemutatie

ihhyptr

Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait

incpu

Incidentele loonstijging

iond

Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers

ivswu

Investeringen in woningen, waardemutatie

oiwu

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

pcdvu

Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie

pcdwu

Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie

pcndvu

Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie

pcvgvu

Consumptie van voeding en genot, volumemutatie

pcwu

Particuliere consumptie, waardemutatie

prpsv

Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie

tcf

Tabelcorrectiefactor

verr

Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen

winstwu

Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening

Tabel 5.4.2 Overzicht ramingsvergelijkingen

Belastingsoort

Ramingsvergelijking voor Et

Accijns op lichte oliën

‒ 0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcft

Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën

‒ 0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft 

Afvalstoffenbelasting

‒ 0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft

Alcoholaccijns

‒ 0,020 + 1 * pcvut

Assurantiebelasting

0,59 * bbpvut

Bankbelasting

0

Belasting zware motorrijtuigen (bzm)

1 * bbpvut

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

‒ 0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft

Bieraccijns

‒ 0,020 + 1 * pcvut

Brandstoffenheffing

1 * bbpwut

Bronbelasting op rente en royalty’s

0

CO2-heffing

1 * bbpvut

Dividendbelasting

‒ 0,084 + 4,95 * bbpwut

Energiebelasting

‒ 0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft

Inkomensheffing

 

- Box 1 ondernemers

1 * iondt

- Box 2

1 * box2t

- Box 3

1 * box3t

- Eigen woning

1 * ihhyptrt

- Inkomensheffing overig

1 * verrt

Kansspelbelasting

1,49 * pcwut

Loonheffing

0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput ‒ 0,70 * tcft ‒ 0,89 * prpsvt

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

0,40 * bbpvut + 1 * tcft

Omzetbelasting (btw)

0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut

Overdrachtsbelasting

1 * hznvut + 1 * hznput

Rechten bij invoer

1,08 * pcdwut

Schenk- en erfbelasting

0,79 * hznput

Tabaksaccijns

1 * pcvgvut

Vennootschapsbelasting

0,017 + 0,55 * winstwu­t

Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

0,56 * pcvut

Vliegbelasting

1 * pcvut

Waterbelasting

0,012 + 1 * tcft

Wijnaccijns

‒ 0,020 + 1 * pcvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van ‒ 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

5.5 De belastingramingen voor 2023 en 2024 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2023 en 2024 per belastingsoort. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.

Tabel 5.5.1 Raming belastingen en premies op kasbasis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2023

Ontwerpbegroting 2024

Indirecte belastingen

115.299

122.903

Invoerrechten

4.711

4.964

Omzetbelasting

78.148

80.383

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.495

1.466

Accijnzen

11.712

13.915

- Accijns van lichte olie

4.206

5.190

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.129

3.876

- Tabaksaccijns

3.200

3.519

- Alcoholaccijns

374

420

- Bieraccijns

464

530

- Wijnaccijns

340

381

Overdrachtsbelasting

3.609

3.891

Assurantiebelasting

3.593

3.726

Motorrijtuigenbelasting

4.572

4.910

Belastingen op een milieugrondslag

6.488

8.112

- co2-heffing

0

0

- Afvalstoffenbelasting

253

277

- Energiebelasting

5.366

6.762

- Waterbelasting

331

367

- Brandstoffenheffingen

1

1

- Vliegbelasting

537

705

- Kolenbelasting

1

1

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

288

672

Belasting op zware motorrijtuigen

209

213

Verhuurderheffing

0

0

Bankbelasting

473

473

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

145.549

155.115

Inkomstenbelasting

10.973

12.177

Loonbelasting

75.530

79.484

Dividendbelasting

6.365

6.497

Kansspelbelasting

962

1.010

Vennootschapsbelasting

48.685

46.475

Bronbelasting op rente en royalty's

101

81

Schenk- en erfbelasting

2.932

2.958

   

Overige belastingontvangsten

361

364

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

235

256

   

Totaal belastingen op kasbasis

261.209

278.382

   

Premies volksverzekeringen

42.186

42.684

Premies werknemersverzekeringen

85.353

91.785

   

Aansluiting naar EMU (KTV)

‒ 2.295

‒ 9.909

   

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

386.452

402.943

Tabel 5.5.2 Meerjarige belastingontvangsten op kasbasis (in miljarden euro's)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Belastingontvangsten

261,2

278,4

286,5

291,0

301,9

312,1

Bijzonder uitstel van betaling

De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 5.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat circa 2,5 miljard euro van het belastinguitstel dat eind 2022 nog openstond, uiteindelijk oninbaar zal blijken (zie paragraaf 5.3 van de Voorjaarsnota 2023 voor een toelichting hierop9).

Tabel 5.5.3 EMU-correctie naar belastingjaar n.a.v. corona-gerelateerd uitstel van belasting (in miljarden euro's)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

12,6

4,5

‒ 2,3

‒ 5,1

‒ 4,4

‒ 1,9

‒ 1,9

‒ 1,5

5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting (vpb) vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert. Met name in de afgelopen jaren is sprake van uitzonderlijk hoge ontvangsten in t+1.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Tabel 5.6.1 Opbrengst en (geraamde) ontwikkeling van de vpb op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Jaar T

20.515

17.844

23.083

26.864

31.737

35.640

Jaar T-1

5.059

3.861

7.308

11.144

16.006

10.144

Jaar T-2

521

‒ 230

469

330

868

845

Jaar T-3

‒ 145

‒ 247

‒ 83

174

78

73

Jaar T-4 en ouder

0

‒ 184

‒ 361

‒ 41

‒ 4

‒ 227

Totaal kasopbrengst VPB

25.949

21.044

30.416

38.471

48.685

46.475

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, heffingskortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Tabel 5.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2022

2023

2024

Opbrengst op transactiebasis

113.647

120.207

126.837

    

Mutatie

 

6.560

6.631

waarvan endogeen

 

9.118

5.208

waarvan beleidsmatig

 

‒ 2.558

1.423

    

Endogene groei (in %)

 

8,0%

4,3%

Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2023 9,1 miljard euro. In 2024 bedraagt deze 5,2 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro-economische Verkenning 2024 van het CPB.

Tabel 5.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing
 

2023

2024

arbeidsvolume in arbeidsuren

1,04%

0,63%

contractloonstijging

5,85%

5,67%

incidentele loonstijging

0,79%

0,28%

tabelcorrectiefactor

6,30%

9,90%

arbeidsinkomensquote marktsector

70,7%

71,5%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

Tabel 5.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2022

2023

2024

Opbrengst op transactiebasis

6.288

7.587

6.960

    

Mutatie

 

1.299

‒ 627

waarvan endogeen

 

‒ 1.255

‒ 898

waarvan beleidsmatig

 

2.554

271

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten van de inkomensheffing is in 2023 en 2024 negatief (-1,3 miljard euro, respectievelijk ‒ 0,9 miljard euro). De inkomensheffing betreft het saldo van een veelvoud aan economische grondslagen, waarvan sommigen een negatieve bijdrage leveren (zoals de hypotheekrenteaftrek) en anderen een positieve bijdrage (zoals box 3). Met name de hypotheekrenteaftrek heeft, door de stijgende rente, een drukkend effect op de ontvangsten.

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor bijna een kwart van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.

Tabel 5.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van bestedingen in 2022 en 2023
  

2023

2024

particuliere consumptie, waardemutatie

 

9,0%

5,0%

investeringen in woningen, waardemutatie

 

4,7%

9,0%

overheidsinvesteringen, waardemutatie

 

2,8%

‒ 3,5%

De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 77,7 miljard euro in 2023. In 2024 wordt een verdere stijging naar 79,5 miljard euro verwacht.

Tabel 5.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2022

2023

2024

Opbrengst op transactiebasis

71.942

77.655

79.455

    

Mutatie

 

5.713

1.800

waarvan endogeen

 

4.718

1.800

waarvan beleidsmatig

 

995

1

    

Endogene mutatie in procent

 

6,6%

2,3%

6 EMU-SALDO

Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

Tabel 6.1 EMU-saldo
 

(in miljoenen euro, min = tekort)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

bron

1

Belasting- en premieontvangsten

350.462

386.452

402.943

430.845

442.879

461.465

478.745

Tabel 4.6.1

2

Af: Totale netto-uitgaven

390.499

425.676

469.013

501.248

527.197

539.309

568.725

Tabel 2.1

3

Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven

‒ 27.873

‒ 31.506

‒ 41.482

‒ 41.393

‒ 45.743

‒ 49.070

‒ 53.091

Tabel 6.2

4

Bij: Kas-transverschillen en overige posten

11.137

‒ 7.595

‒ 6.036

‒ 2.289

‒ 2.233

‒ 1.666

‒ 1.277

Tabel 6.3

5

Bij: EMU-saldo decentrale overheden

1.114

‒ 1.044

‒ 1.090

‒ 1.133

‒ 1.176

‒ 1.219

‒ 1.263

Tabel 6.7

6

EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5)

88

‒ 16.357

‒ 31.713

‒ 32.432

‒ 41.984

‒ 31.660

‒ 39.429

 

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Tabel 6.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo1

(in miljoenen euro, plus = uitgave)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verstrekking studieleningen2

2.837

3.995

4.707

4.299

4.045

3.777

3.482

Aflossing studieleningen

‒ 1.164

‒ 1.319

‒ 1.379

‒ 1.437

‒ 1.496

‒ 1.557

‒ 1.620

Coronagerelateerde leningen

‒ 291

‒ 22

‒ 108

‒ 289

‒ 95

33

‒ 3

Rijksbijdragen aan de sociale fondsen

36.307

52.681

49.321

49.704

52.928

55.628

57.899

Rente sociale fondsen

52

1.821

2.563

2.643

2.799

3.074

3.410

Kasbeheer

‒ 9.308

‒ 24.643

‒ 13.023

‒ 13.869

‒ 12.441

‒ 11.601

‒ 9.691

Rente-ontvangsten derivaten

‒ 516

45

1

‒ 48

‒ 53

‒ 64

‒ 46

Voortijdige beëindigen derivaten

‒ 248

0

0

0

0

0

0

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

244

‒ 156

549

473

329

76

‒ 1

Diverse leningen

‒ 207

41

‒ 171

‒ 307

‒ 320

‒ 306

‒ 346

Exportkredietverzekering

‒ 21

72

62

47

47

47

47

Oekraïne

197

0

0

0

0

‒ 37

‒ 39

Overig

‒ 10

‒ 1.010

‒ 1.042

176

0

0

0

Totaal

27.873

31.506

41.482

41.393

45.743

49.070

53.091

X Noot
1

Het lid Stoffer heeft in een motie van 30 mei 2022 verzocht om voortaan bij financiële transacties per casus te bezien of een budgettaire dekking geleverd dient te worden. Het kabinet geeft invulling aan deze motie met het opnemen van de navolgende passage in deze Miljoenennota. Sinds Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten tot het opnemen van een aantal nieuwe financiële transacties in de rijksbegroting. Het kabinet heeft geoordeeld dat voor deze financiële transacties geen budgettaire dekking geleverd dient te worden daar in alle cases sprake is van een echte lening en/of financiële transactie. Daarom is er geen reden om af te wijken van de gangbare boekingswijze in de begrotingsregels om financiële transacties als niet-relevant voor het uitgavenplafond te verwerken.

X Noot
2

Het CBS boekt prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Op de begroting worden deze uitgaven vooralsnog als niet-plafondrelevant geboekt bij het moment van verstrekking. Om te komen tot een juiste raming van het EMU-saldo is daarom een kas-transcorrectie opgenomen, ook voor de middelen volgend uit de herinvoering van het prestatiebeurzenstelsel uit het Coalitieakkoord.

Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).

Tabel 6.3 Kas-transverschillen en overige posten

(in miljoenen euro, plus = saldoverbeterend)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2027

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G)

292

284

284

284

284

284

284

KTV EU-afdrachten

‒ 659

0

0

0

0

0

0

KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten)

‒ 172

86

199

68

272

583

475

KTV NOW (corona)

‒ 3.756

‒ 835

0

0

0

0

0

KTV TVL (corona)

2.349

400

0

0

0

0

0

KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona)

455

179

13

0

0

0

0

KTV OV-jaarkaart

‒ 90

40

‒ 1.000

0

0

0

0

KTV Toeslagen

127

0

0

0

0

0

0

KTV prestatiebeurzen

‒ 60

‒ 899

‒ 1.895

‒ 1.453

‒ 1.142

‒ 873

‒ 534

KTV Defensie

‒ 54

0

0

0

0

0

0

Overige kas-transverschillen

8.215

‒ 5.317

‒ 2.385

‒ 381

‒ 277

‒ 240

‒ 259

Mutatie begrotingsreserves

1.137

‒ 245

‒ 421

‒ 21

‒ 304

‒ 304

‒ 104

EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid1

458

0

0

0

0

0

0

Overig

2.645

0

0

0

0

0

0

Subtotaal Rijk

10.887

‒ 6.306

‒ 5.204

‒ 1.503

‒ 1.166

‒ 551

‒ 138

        

Eigenrisicodragers WGA/ZW

382

470

497

513

531

550

567

Zorgbemiddelingskosten

‒ 94

‒ 1.759

‒ 1.328

‒ 1.300

‒ 1.598

‒ 1.665

‒ 1.706

Overig

‒ 37

0

0

0

0

0

0

Subtotaal sociale fondsen

250

‒ 1.289

‒ 831

‒ 786

‒ 1.067

‒ 1.116

‒ 1.139

Totaal

11.137

‒ 7.595

‒ 6.036

‒ 2.289

‒ 2.233

‒ 1.666

‒ 1.277

X Noot
1

Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85/EU zij opgemerkt dat de Nederlandse centrale overheid geen overheidsorganen of fondsen kent die buiten begrotingsverband vallen. Derhalve bevat de uitsplitsing van het EMU-saldo Rijk in deze tabel geen post voor overheidsorganen of fondsen buiten begrotingsverband.

Tabel 6.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel van de collectieve sector nader uitgesplitst.

Tabel 6.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector

(in miljoenen euro, min = tekort)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

EMU-saldo Rijk

‒ 12.393

‒ 37.549

‒ 41.871

‒ 44.579

‒ 52.556

‒ 41.539

‒ 47.649

EMU-saldo sociale fondsen

11.366

22.236

11.247

13.280

11.748

11.098

9.483

EMU-saldo decentrale overheden

1.114

‒ 1.044

‒ 1.090

‒ 1.133

‒ 1.176

‒ 1.219

‒ 1.263

EMU-saldo collectieve sector

88

‒ 16.357

‒ 31.713

‒ 32.432

‒ 41.984

‒ 31.660

‒ 39.429

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

0,0

‒ 1,6

‒ 2,9

‒ 2,9

‒ 3,6

‒ 2,6

‒ 3,2

Tabel 6.5 EMU-saldo Rijk

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

bron

Belastingontvangsten

232.165

260.356

269.822

286.426

291.409

302.226

313.472

Tabel 4.3.1

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

‒ 246.958

‒ 268.603

‒ 296.086

‒ 318.548

‒ 332.814

‒ 333.583

‒ 352.765

Tabel 2.1

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

27.873

31.506

41.482

41.393

45.743

49.070

53.091

Tabel 6.2

Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen

‒ 36.359

‒ 54.502

‒ 51.884

‒ 52.347

‒ 55.728

‒ 58.701

‒ 61.309

Tabel 6.2

Kas-transverschillen en overige posten Rijk

10.887

‒ 6.306

‒ 5.204

‒ 1.503

‒ 1.166

‒ 551

‒ 138

Tabel 6.3

EMU-saldo Rijk (centrale overheid )

‒ 12.393

‒ 37.549

‒ 41.871

‒ 44.579

‒ 52.556

‒ 41.539

‒ 47.649

 
Tabel 6.6 EMU-saldo sociale fondsen

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

bron

Premie-ontvangsten

118.297

126.096

133.121

144.419

151.470

159.239

165.273

Tabel 4.3.1

Ontvangen rijksbijdragen en rente

36.359

54.502

51.884

52.347

55.728

58.701

61.309

Tabel 6.2

Premiegefinancierde uitgaven

‒ 143.540

‒ 157.073

‒ 172.927

‒ 182.700

‒ 194.383

‒ 205.726

‒ 215.960

Tabel 2.1

Eigenrisicodragers WGA/ZW

382

470

497

513

531

550

567

Tabel 6.3

Zorgbemiddelingskosten

‒ 94

‒ 1.759

‒ 1.328

‒ 1.300

‒ 1.598

‒ 1.665

‒ 1.706

Tabel 6.3

Overige uitgaven

‒ 37

0

0

0

0

0

0

Tabel 6.3

EMU-saldo sociale fondsen

11.366

22.236

11.247

13.280

11.748

11.098

9.483

 
Tabel 6.7 EMU-saldo decentrale overheden1

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Belastinginkomsten

12.047

12.721

13.544

13.891

14.303

14.720

15.208

Rijksbijdragen

95.021

95.684

98.355

104.740

106.454

111.478

114.285

Overige inkomsten

13.842

14.043

16.624

17.292

17.705

18.149

18.851

Uitgaven decentrale overheden

‒ 119.796

‒ 123.491

‒ 129.613

‒ 137.056

‒ 139.638

‒ 145.566

‒ 149.608

EMU-saldo decentrale overheden

1.114

‒ 1.044

‒ 1.090

‒ 1.133

‒ 1.176

‒ 1.219

‒ 1.263

X Noot
1

.

Het overheidssaldo komt in 2024 naar verwachting uit op een tekort van 2,9% van het bbp. Tabel 6.8 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2023.

Tabel 6.8 Horizontale toelichting EMU-saldo

(min = tekort)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-saldo 2023

‒ 16,4

‒ 1,6%

Noemereffect

 

0,1%

Uitgaven aan Rijksbegroting

‒ 2,2

‒ 0,2%

Uitgaven aan Sociale Zekerheid

‒ 10,7

‒ 1,0%

Uitgaven aan Zorg

‒ 9,9

‒ 0,9%

Uitgaven aan Investeringen

‒ 12,2

‒ 1,1%

Niet plafondrelevante uitgaven

1,6

0,2%

Inkomsten

16,5

1,5%

Kastransverschillen

1,1

0,1%

Overig

0,4

0,0%

EMU-saldo 2024

‒ 31,7

‒ 2,9%

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2023 met 1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 1,6% bbp. Het saldo voor 2024 is ook met 0,1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 2,9% bbp. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.

Tabel 6.9 Verticale toelichting EMU-saldo

(in procenten bbp, min = tekort)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

EMU-saldo Voorjaarsnota 2023

‒ 2,6

‒ 3,0

‒ 3,0

‒ 3,7

‒ 3,1

‒ 3,5

Noemereffect (ontwikkeling bbp)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

Belasting- en premieinkomsten

0,6

0,0

1,4

0,7

0,8

0,7

Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond

0,4

0,0

‒ 0,2

‒ 0,2

‒ 0,1

‒ 0,1

Loon- en prijsontwikkeling uitgaven

0,0

‒ 0,3

‒ 0,2

‒ 0,2

‒ 0,3

‒ 0,3

Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overige uitgavenmutaties met plafondcorrectie

0,1

‒ 0,2

‒ 0,2

‒ 0,2

‒ 0,2

‒ 0,2

Niet-plafondrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo

‒ 0,1

0,6

‒ 0,7

0,0

0,3

0,2

EMU-saldo decentrale overheden

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

EMU-saldo Miljoenennota 2024

‒ 1,6

‒ 2,9

‒ 2,9

‒ 3,6

‒ 2,6

‒ 3,2

Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2007 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 6.10 Historisch overzicht EMU-saldo

(in miljarden euro, min = tekort)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

EMU-saldo

‒ 1,4

0,8

‒ 32,6

‒ 34,1

‒ 28,9

‒ 25,7

‒ 19,5

Bruto binnenlands product

619,2

647,2

624,8

639,2

650,4

653,0

660,5

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 0,2

0,1

‒ 5,2

‒ 5,3

‒ 4,4

‒ 3,9

‒ 3,0

        
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

EMU-saldo

‒ 15,1

‒ 13,4

0,9

10,1

11,6

14,6

‒ 29,6

Bruto binnenlands product

671,6

690,0

708,3

738,1

774,0

813,1

796,5

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 2,3

‒ 1,9

0,1

1,4

1,5

1,8

‒ 3,7

        
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-saldo

‒ 20,4

‒ 1,4

‒ 16,4

‒ 31,7

‒ 32,4

‒ 42,0

‒ 31,7

Bruto binnenlands product

871

959

1.028

1.078

1.116

1.162

1.207

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 2,3

‒ 0,1

‒ 1,6

‒ 2,9

‒ 2,9

‒ 3,6

‒ 2,6

7 EMU-SCHULD

Tabel 7.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Tabel 7.1 Financieringssaldo Rijksoverheid

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Belastinginkomsten (kasbasis)

225.140

261.209

278.381

286.541

291.046

301.870

312.108

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

‒ 246.958

‒ 268.603

‒ 296.086

‒ 318.548

‒ 332.814

‒ 333.583

‒ 352.765

Af: kas-transverschil rentelasten

‒ 955

‒ 1.180

‒ 390

‒ 190

‒ 280

‒ 200

‒ 820

Mutatie begrotingsreserves

1.137

‒ 245

‒ 421

‒ 21

‒ 304

‒ 304

‒ 104

Mutatie derdenrekeningen

‒ 269

0

0

0

0

0

0

Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro

0

0

0

0

300

150

0

Financieringssaldo Rijksoverheid

‒ 21.905

‒ 8.819

‒ 18.515

‒ 32.218

‒ 42.052

‒ 32.067

‒ 41.581

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 7.2 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

Tabel 7.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector

(in miljoenen euro, min = kasoverschot)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

bron

EMU-schuld begin jaar

449.026

480.065

489.927

509.532

542.883

585.812

618.948

 

Financieringssaldo Rijksoverheid

21.905

8.819

18.515

32.218

42.052

32.067

41.581

Tabel 7.1

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 1.114

1.044

1.090

1.133

1.176

1.219

1.263

Tabel 6.7

EMU-saldo rest centrale overheid

0

0

0

0

0

0

0

 

Overig

10.248

0

0

0

‒ 300

‒ 150

0

 

EMU-schuld einde jaar

480.065

489.927

509.532

542.883

585.812

618.948

661.792

 

Tabel 7.3 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

Tabel 7.3 Opbouw EMU-schuldquote

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

EMU-schuldquote begin jaar

52,2

51,0

47,6

47,3

48,6

50,4

51,3

Noemereffect bbp

‒ 4,5

‒ 4,3

‒ 2,2

‒ 1,6

‒ 1,9

‒ 1,9

‒ 1,8

Financieringssaldo Rijksoverheid

2,3

0,9

1,7

2,9

3,6

2,7

3,3

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

EMU-saldo rest centrale overheid

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig

1,1

0,0

0,0

0,0

‒ 0,0

‒ 0,0

0,0

EMU-schuldquote einde jaar

51,0

47,6

47,3

48,6

50,4

51,3

52,9

De EMU-schuld komt eind 2024 naar verwachting uit op 47,3% van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2023 betekent dit per saldo een verbetering van de schuld. Voor deze verbetering zijn verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 7.4.

Tabel 7.4 Horizontale toelichting EMU-schuld

(plus = toename schuld)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-schuld ultimo 2023

489,9

47,6%

Noemereffect

 

‒ 2,2%

EMU-saldo

31,7

2,9%

Coronagerelateerde leningen

‒ 0,1

0,0%

Schatkistbankieren

‒ 1,8

‒ 0,2%

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

0,5

0,1%

Studieleningen

3,3

0,3%

Opbrengst/kosten derivaten

0,0

0,0%

Overige kastransverschillen

‒ 13,0

‒ 1,2%

Overige financiële transacties

‒ 1,2

‒ 0,1%

EMU-schuld ultimo 2024

509,5

47,3%

Tabel 7.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden is bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2023 van afgelopen voorjaar. De verwachte schuld aan het eind van 2023 wordt nu geraamd op 47,6% en de schuldverwachting voor het eind van 2024 bedraagt 47,3% van het bbp.

Tabel 7.5 Verticale toelichting EMU-schuld

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

EMU-schuld Voorjaarsnota 2023

49,2%

49,2%

50,3%

52,3%

53,7%

55,6%

Noemereffect

‒ 0,5%

‒ 0,7%

‒ 0,5%

‒ 0,6%

‒ 0,8%

‒ 0,7%

Doorwerking schuld t-1

0,0%

‒ 1,0%

‒ 1,2%

‒ 1,1%

‒ 1,2%

‒ 1,7%

Mutatie EMU-saldo

‒ 1,0%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,5%

‒ 0,3%

Opbrengst/kosten derivaten

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Aan- en verkoop deelnemingen

‒ 0,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Schatkistbankieren

‒ 0,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Corona-leningen (netto)

0,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Studieleningen (netto)

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Kastransactieverschillen

‒ 0,3%

‒ 0,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Overige financiële transacties

0,2%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

EMU-schuld Miljoenennota 2024

47,6%

47,3%

48,6%

50,4%

51,3%

52,9%

Tabel 7.6 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2007 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 7.6 Historisch overzicht EMU-schuld

(in miljarden euro)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

EMU-schuld

266

354

355

379

401

432

447

Bruto binnenlands product

619

647

625

639

650

653

660

EMU-schuld (in procenten bbp)

43,0

54,7

56,8

59,3

61,7

66,2

67,7

        
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

EMU-schuld

456

446

439

420

406

395

435

Bruto binnenlands product

672

690

708

738

774

813

797

EMU-schuld (in procenten bbp)

67,9

64,6

61,9

57,0

52,4

48,6

54,7

        
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-schuld

450

481

490

510

543

586

619

Bruto binnenlands product

871

959

1028

1078

1116

1162

1207

EMU-schuld (in procenten bbp)

51,7

50,1

47,6

47,3

48,6

50,4

51,3

8 OVERHEIDSBALANS

Inleiding

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de socialeverzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Toekomstige verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2019-2022

Tabel 8.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2019 tot en met 2022. Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2019 ‒ 2022 neemt het vermogenssaldo toe met 158,3 miljard euro. Het vermogenssaldo neemt toe in 2022 ten opzichte van 2021 met 147,0 miljard euro en komt uit op 405,9 miljard euro. Deze toename komt met name voort uit de toename van de waarde van de niet-financiële activa en de afname van de financiële passiva. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 202010 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.

Tabel 8.1 Overheidsbalans 2019-20221

Bedragen in miljoenen euro

 

2019

2020

2021

2022

Activa

 

753.873

778.597

830.434

926.620

 

Niet-financiele activa

494.736

498.289

541.695

647.193

 

Vaste activa

446.464

457.852

479.922

521.695

 

Voorraden

2.009

2.389

2.783

5.674

 

Olie- en gasreserves

9.340

621

19.054

76.917

 

Grond

36.923

37.427

39.936

42.907

 

Financiële activa

259.137

280.308

288.739

279.427

 

Aandelen en overige deelnemingen

112.470

109.003

110.816

78.156

 

Leningen

57.859

61.795

64.450

69.857

 

Handelskredieten en transitorische posten

58.199

77.433

88.828

98.523

 

Schuldbewijzen

7.180

6.592

7.506

8.103

 

Chartaal geld en deposito's

14.782

20.413

14.890

25.187

 

Financiële derivaten

8.647

5.072

2.249

‒ 399

Passiva

 

753.873

778.597

830.434

926.620

 

Financiële passiva

506.226

559.076

571.582

520.717

 

Schuldbewijzen

373.045

424.545

430.719

383.776

 

Leningen

82.801

77.790

75.435

71.279

 

Handelskredieten en transitorische posten

48.691

55.123

62.906

63.270

 

Deposito's

1.688

1.617

2.521

2.391

 

Vermogenssaldo

247.647

219.521

258.852

405.903

X Noot
1

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2023)

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De activa zijn met 96,2 miljard euro in waarde toegenomen van 2022 ten opzichte van 2021. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn dat de vaste activa zijn gestegen met 41,8 miljard euro naar 521,7 miljard euro en de olie en gasreserves zijn gestegen met 57,9 miljard euro naar 76,9 miljard euro. Onder de post vaste activa worden onder andere de grond-, weg- en waterbouwkundige werken in bezit van de overheid geschaard. Deze zijn van 2021 naar 2022 met 41,8 miljard euro in waarde toegenomen voornamelijk vanwege een herwaarderingseffect van 40 miljard euro. De stijging van de waarde van de olie- en gasreserves van 57,9 miljard is de resultante van enerzijds een herwaarderingseffect (prijseffect) van 87 miljard euro en anderzijds een negatief volume-effect van 30 miljard euro. Het herwaarderingseffect wordt veroorzaakt door prijsstijgingen als gevolg van de mondiale energieproblematiek. De financiële activa zijn per saldo afgenomen van 2021 naar 2022 met 9,3 miljard euro.

Passiva (schulden)

De financiële passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Van 2021 naar 2022 zijn de financiële passiva afgenomen met 50,9 miljard euro. Deze afname is geconcentreerd bij de schuldbewijzen. Deze nemen af met 46,9 miljard euro vanwege enerzijds een per saldo waardedaling met 77 miljard euro van al uitstaande schuldbewijzen en anderzijds per saldo nieuwe schuldbewijzen ter waarde van 30 miljard euro.

9 FISCALE REGELINGEN

9.1 Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastinginkomsten verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.11 In het belang van transparante Rijksfinanciën worden de budgettaire kosten van fiscale regelingen gemonitord. Ook worden de fiscale regelingen periodiek geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten.

In paragraaf 9.2 wordt stilgestaan bij de definitie van fiscale regelingen, wanneer fiscale regelingen gemonitord worden, en welke regelingen zijn toegevoegd dit jaar. Paragraaf 9.3 geeft een overzicht van de budgettaire kosten van fiscale regelingen. De (opvallende) budgettaire ontwikkelingen worden nader toegelicht in 9.4 en 9.5 geeft een overzicht van recente beleidsmaatregelen met betrekking tot fiscale regelingen. Tot slot gaat 9.6 in op (recent) afgeronde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren.

9.2 Definitie en monitoring van fiscale regelingen

De kamer heeft op 23 februari 2023 de regering verzocht om tot een eenduidige definitie te komen voor de term «fiscale regeling» en op basis van deze definitie de lijst van fiscale regelingen compleet te maken. In de motie van de leden Grinwis en Van Dijk wordt geconstateerd dat enkele vrijstellingen in de overdrachtsbelasting ontbreken in bijlage 9 en 10 van de Miljoenennota van 2023. Hieronder wordt allereerst kort toegelicht wat verstaan wordt onder een fiscale regeling. Verder wordt in deze paragraaf een overzicht gegeven van de regelingen die op grond van deze uitgangspunten met ingang van dit jaar worden opgenomen in bijlage 9 en 10.

Oorspronkelijk bevatten bijlage 9 en 10 een lijst met belastinguitgaven en enkele andere inkomstenbeperkende regelingen. Naar aanleiding van de 15e studiegroep Begrotingsruimte is sinds de Miljoenennota 2018 de meer strikte definitie van een belastinguitgave ingeruild voor het begrip fiscale regeling. Hierdoor wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven. Zoals geconcludeerd in het onderzoek fiscale regelingen geeft iedere definitie van fiscale regelingen afbakeningsproblemen.12 Internationaal bestaat er ook geen consensus over een heldere definitie.

Om die reden is ervoor gekozen om een aantal algemene richtlijnen te geven die een leidraad vormen bij het aanwijzen van fiscale regelingen:

  • De regeling heeft een beoogd beleidsdoel (bijvoorbeeld stimuleren van een bepaalde activiteit), anders dan de algemene doelstelling van het belastingmiddel waar de regeling betrekking op heeft .

  • De regeling leidt per saldo tot een beoogde derving van overheidsinkomsten, al dan niet in samenhang bezien met gerelateerde regelingen op hetzelfde terrein.

Middels deze algemene richtlijnen en op basis van een doorlichting van wet- en regelgeving zijn 56 extra fiscale regelingen opgenomen in bijlage 9 en 10 ten opzichte van vorig jaar. Tabel 9.2.1 geeft een overzicht van de nieuw toegevoegde regelingen. Om praktische en inhoudelijke redenen worden niet alle regelingen gemonitord (zie tweede kolom). Omwille van zoveel mogelijk transparantie worden deze regelingen wel toegelicht in bijlage 10. Of een regeling gemonitord wordt in bijlage 9 is afhankelijk van een aantal criteria:

  • De regeling heeft een budgettair belang groter dan €5 miljoen, en;

  • De regeling volgt niet uit Europese wetgeving, en;

  • De data voor het ramen de regeling haar kosten is beschikbaar, en;

  • De regeling is niet enkel technisch van aard, bijvoorbeeld ter voorkoming van dubbele belastingheffing, en;

  • De regeling is niet enkel ter voorkoming van onevenredige uitvoerings-/administratieve lasten.

Regelingen die daarom niet actief gemonitord worden zijn bijvoorbeeld een bosbouwvrijstelling vanwege het beperkte budgettaire belang, de 30% regeling voor uitgezonden werknemers vanwege een gebrek aan data, en de vrijstelling in de Vpb voor stichtingen en verenigingen met een lage winst ten behoeve van een doelmatige uitvoering. Voor elk van de nieuw opgenomen regelingen wordt in de derde kolom van tabel 9.2.1 een toelichting gegeven indien de regeling niet gemonitord wordt. In totaal worden van de nieuw toegevoegde regelingen 12 gemonitord. Fiscale regelingen met betrekking tot fossiele subsidies worden toegelicht in bijlage 24 van deze Miljoenennota.

De uitbreiding van de lijst met regelingen past in de trend van de afgelopen jaren waarin ten behoeve van de transparantie steeds meer regelingen gerapporteerd worden. Het streven is om hiermee zo volledig mogelijk te zijn, hoewel dat zelfs met de forse uitbreiding van dit jaar een doorlopend proces blijft.

Tabel 9.2.1 - Nieuwe fiscale regelingen in bijlage 9 en 10

Naam regeling

Gemonitord?

Toelichting

Inkomensvoorzieningen

  

Onbelaste reiskostenvergoeding

Nee

Geen data beschikbaar

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

  

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

Ja

 

Diverse vrijstellingen Koninklijk Huis

Nee

Geen data beschikbaar

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

  

Herinvesteringsreserve

Ja

 

Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie

Nee

Geen data beschikbaar

Verhuisvergoeding ondernemer

Nee

Geen data beschikbaar

Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst

Nee

Geen data beschikbaar

Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's

Nee

Beperkt budgettair belang

Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's

Nee

Beperkt budgettair belang

Loonbelasting

  

Werkkostenregeling

Nee

Geen data beschikbaar

Fiscale regeling aandelenoptierechten

Nee

Beperkt budgettair belang

Vrijwilligersregeling

Nee

Geen data beschikbaar

30% regeling: voor uitgezonden werknemers

Nee

Geen data beschikbaar

Vergoeding voor extraterritoriale kosten

Nee

Geen data beschikbaar

Belastingen op milieugrondslag

  

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

Ja

 

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

Ja

 

Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting

Nee

Geen data beschikbaar

Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting

Nee

Geen data beschikbaar

Vrijstelling kolenbelasting anders dan brandstof

Nee

Geen data beschikbaar

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.

Nee

Geen data beschikbaar

Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting

Nee

Geen data beschikbaar

Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting

Nee

Geen data beschikbaar

Auto

  

BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)

Nee

Geen data beschikbaar

Accijns

  

Accijns teruggaaf LPG glastuinbouw

Nee

Beperkt budgettair belang

Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen

Nee

Beperkt budgettair belang

Assurantiebelasting

  

ASB Vrijstelling levensverzekeringen

Ja

 

ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Ja

 

ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW

Ja

 

ASB Vrijstelling werkloosheidsverzekeringen

Nee

Geen data beschikbaar

ASB Vrijstelling zeeschepen

Ja

 

ASB Vrijstelling transportverzekeringen

Ja

 

ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen

Ja

 

ASB Vrijstelling luchtvaartuigen

Nee

Beperkt budgettair belang

Overdrachtsbelasting

  

OVB Vrijstelling wijkontwikkelingsmaatschappijen

Nee

Geen data beschikbaar

OVB Vrijstelling wooninvesteringsfondsen

Nee

Geen data beschikbaar

OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling juridische fusie

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling bedrijfsfusie

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling interne reorganisatie

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling juridische splitsing

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling bodembestanddelen

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling kabels en leidingen

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling onderwijs

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling herstel art.19

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling staatsbosbeheer

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting

Nee

Geen data beschikbaar

OVB vrijstelling wilsrecht

Nee

Geen data beschikbaar

Bankenbelasting

  

Drempelbedrag bankenbelasting

Nee

Geen data beschikbaar

Kansspelbelasting

  

Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro

Nee

Geen data beschikbaar

Verbruiksbelasting

  

Vrijstellingen mineraalwater

Ja

 

Vrijstellingen melk

Ja

 

9.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

In 2024 bedragen de totale kosten van fiscale regelingen naar verwachting circa 163 miljard euro (tabel 9.3.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2019-2024 gemiddeld met circa 6% per jaar. De groei wordt voornamelijk gedreven door de toename in het budgettaire belang van de heffingskortingen. Paragraaf 9.4 gaat nader in op de budgettaire ontwikkelingen van specifieke regelingen. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product schommelt het budgettaire belang rond de 15%.

Tabel 9.3.1 - Budgettair belang fiscale regelingen 2019-2024 (x € miljoen)12
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Gemiddelde % groei ‘19-‘24

Persoonsgebonden aftrek

1.104

1.066

1.005

810

792

795

‒ 6%

Inkomensvoorzieningen

14.843

16.812

18.276

19.822

18.365

17.861

4%

(Eigen) woning

10.759

10.772

11.348

11.542

13.093

13.822

5%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

2.142

2.007

2.508

2.764

3.054

3.048

7%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

11.543

11.694

14.076

16.130

14.035

14.022

4%

Loonbelasting

2.476

2.558

2.511

2.591

2.787

2.832

3%

Heffingskortingen

47.369

51.789

55.371

56.469

63.910

71.128

8%

Belastingen op milieugrondslag

12.448

14.467

15.040

12.212

14.996

14.507

3%

Omzetbelasting

12.181

11.413

11.804

13.886

15.621

16.312

6%

Auto

2.750

2.586

2.913

2.967

3.212

3.549

5%

Assurantiebelasting

4.130

4.189

4.272

4.322

4.383

4.448

1%

Overdrachtsbelasting

144

149

206

214

288

298

16%

Verbruiksbelasting

365

365

365

365

365

417

3%

Totaal fiscale regelingen

122.254

129.867

139.696

144.094

154.900

163.039

6%

in % bbp

15,0%

16,3%

16,3%

15,3%

15,2%

15,3%

 
X Noot
1

Dit overzicht bevat uitsluitend categorieën waarvan ten minste één regeling gemonitord is.

X Noot
2

Het effect van de maatregelen uit de augustusbesluitvorming op de diverse fiscale regelingen zijn nog niet verwerkt in deze tabel. Deze effecten kunnen tevens doorwerking hebben op tabel 9.3.2, 9.4.1, en 9.4.2.

Tabel 9.3.2 geeft inzicht in het budgettaire belang van alle fiscale regelingen van 2019 tot en met 2024. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2019 en 2024. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen op de regelingen zelf, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven een vrij zekere inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2020 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden bepaald – deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2020 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2021 gemaakt – deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in bijlage 10. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting) of realisaties op gebudgetteerde regelingen (zoals de MIA en de WBSO), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting.

De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom niet optelbaar. Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Verder kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen.

Tabel 9.3.2 - Fiscale regelingen 2019-2024, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)123
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Gemiddeld % groei ‘19-‘24

Persoonsgebonden aftrek

       

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

220

206

215

23

17

10

‒ 46,6%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

481

510

437

441

436

447

‒ 1,5%

Aftrek specifieke zorgkosten

272

252

275

275

275

280

0,6%

Onderhoudsverplichtingen aftrek

324

282

251

241

231

226

‒ 6,9%

Belaste ontvangen alimentatie

‒ 193

‒ 184

‒ 173

‒ 170

‒ 167

‒ 167

‒ 2,9%

Inkomensvoorzieningen

       

Pensioen niet-belaste premie

19.272

20.190

21.785

23.138

25.316

26.745

6,8%

Pensioen belaste uitkering

‒ 12.349

‒ 12.790

‒ 13.347

‒ 13.952

‒ 15.706

‒ 17.632

7,4%

Pensioen vrijstelling box 3

7.112

8.546

8.906

9.682

7.841

7.882

2,1%

Lijfrente premieaftrek

575

589

618

656

843

886

9,0%

Lijfrente belaste uitkering

‒ 372

‒ 380

‒ 382

‒ 399

‒ 449

‒ 508

6,4%

Lijfrente vrijstelling box 3

214

254

255

277

224

227

1,2%

Nettopensioen en nettolijfrente

7

9

10

12

15

17

18,4%

FOR aftrek

204

195

211

222

22

‒ 100,0%

FOR belaste afneming

‒ 102

‒ 109

‒ 111

‒ 117

‒ 124

‒ 125

4,2%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

509

499

526

552

593

636

4,6%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 373

‒ 374

‒ 388

‒ 408

‒ 440

‒ 490

5,6%

Reisaftrek OV

8

5

5

6

6

6

‒ 5,4%

Middelingsregeling

125

161

170

136

185

175

7,0%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

13

17

18

15

40

41

25,8%

(Eigen) woning

       

Hypotheekrenteaftrek

9.800

9.161

8.339

8.153

9.529

10.747

1,9%

Aftrek financieringskosten eigen woning

651

765

820

693

582

552

‒ 3,3%

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

31

32

32

33

33

35

2,1%

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

17

13

10

8

7

6

‒ 20,1%

Eigenwoningforfait

‒ 3.128

‒ 3.120

‒ 2.734

‒ 2.737

‒ 2.725

‒ 2.888

‒ 1,6%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

553

592

523

512

501

502

‒ 1,9%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

119

131

140

140

17

‒ 100,0%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

2.715

3.198

3.598

4.335

4.803

4.533

10,8%

OVB Vrijstelling woning starters

614

369

292

276

‒ 14,8%

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

6

36

54

60

58,6%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

       

Vermindering verhuurderheffing

177

172

240

539

‒ 100,0%

Kamerverhuurvrijstelling

10

10

10

12

15

16

9,3%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

855

780

808

747

1.076

1.080

4,8%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

26

25

27

27

44

49

13,6%

Vrijstelling groen beleggen box 3

45

45

51

55

25

33

‒ 5,9%

Heffingskorting groen beleggen box 3

28

30

34

37

40

44

9,4%

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3

944

888

1.280

1.288

1.789

1.756

13,2%

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

37

37

38

39

44

50

6,2%

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

20

20

20

20

20

20

0,0%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

       

Zelfstandigenaftrek

1.860

1.752

1.677

1.626

1.323

1.069

‒ 10,5%

Extra zelfstandigenaftrek starters

110

109

110

114

120

130

3,4%

Meewerkaftrek

8

7

7

7

6

6

‒ 3,4%

Stakingsaftrek

17

17

17

17

17

18

0,5%

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

5

5

4

4

4

4

‒ 4,4%

Willekeurige afschrijving starters

8

7

7

7

8

8

1,8%

Doorschuiving stakingswinst

280

286

299

311

325

349

4,5%

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

106

114

119

121

124

120

2,4%

Mkb-winstvrijstelling

2.129

2.003

2.183

2.262

2.337

2.327

1,8%

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

21

21

21

20

20

21

‒ 0,1%

Laag vpb-tarief

1.579

2.424

3.420

4.880

2.487

2.639

10,8%

Innovatiebox

1.895

1.607

2.215

2.390

2.860

2.953

9,3%

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

707

780

712

751

779

734

0,8%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

436

415

446

448

523

539

4,3%

Energie-investeringsaftrek (EIA)

127

146

186

297

249

259

15,3%

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

126

75

101

206

192

192

8,8%

VAMIL

20

15

18

23

25

25

4,6%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

119

0

60

120

120

120

0,2%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

833

922

1.311

1.358

1.407

1.482

12,2%

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

8

8

9

14

15

14,4%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

615

534

567

567

567

556

‒ 2,0%

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

219

223

228

232

237

241

1,9%

Faciliteit geven uit vennootschap

16

17

17

18

20

21

5,0%

Herinvesteringsreserve

299

206

346

343

272

195

‒ 8,2%

Loonbelasting

       

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.182

1.226

1.411

1.297

1.437

1.446

4,1%

30%-regeling

1.062

1.100

865

1.051

1.104

1.133

1,3%

Afdrachtvermindering zeevaart

109

108

106

110

110

111

0,3%

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

123

124

129

133

136

142

3,0%

Heffingskortingen

       

Algemene heffingskorting

21.357

23.131

23.725

23.844

25.319

28.020

5,6%

Arbeidskorting

19.522

21.968

24.691

25.602

31.170

34.924

12,3%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.786

1.810

1.798

1.779

1.836

1.942

1,7%

Jonggehandicaptenkorting

178

180

182

186

197

220

4,3%

Alleenstaande ouderenkorting

510

532

543

562

612

678

5,9%

Ouderenkorting

4.017

4.168

4.432

4.496

4.776

5.344

5,9%

Belastingen op milieugrondslag

       

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

94

130

159

161

171

220

18,5%

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

34

37

30

24

32

31

‒ 1,9%

EB Salderingsregeling

317

454

502

335

607

564

12,2%

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

93

118

124

122

129

194

15,7%

EB Belastingvermindering per aansluiting

2.133

3.623

3.871

5.750

4.191

4.268

14,9%

EB Stadsverwarmingsregeling

59

67

71

74

79

73

4,5%

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

368

650

531

497

491

861

18,5%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

86

38

72

74

79

73

‒ 3,3%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

23

20

22

21

23

25

1,7%

EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

6.769

6.330

6.483

2.730

6.633

5.650

‒ 3,5%

EB Degressieve tariefsstructuur gas

2.326

2.799

2.958

2.255

2.387

2.362

0,3%

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

56

111

127

79

84

96

11,4%

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

90

90

90

90

90

90

0,0%

Omzetbelasting

       

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

6.671

6.641

7.071

8.269

8.983

9.340

7,0%

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.420

1.493

1.585

1.695

1.841

1.914

6,2%

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

796

708

725

966

1.050

1.092

6,5%

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1.103

828

894

982

1.067

1.109

0,1%

Btw Verlaagd tarief overig

72

68

79

87

95

98

6,4%

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

603

394

383

617

670

697

2,9%

Btw Verlaagd tarief Sierteelt

237

247

276

285

309

321

6,3%

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

1.084

853

559

710

1.265

1.375

4,9%

Btw Nultarief zonnepanelen

31

32

0,4%

Btw Kleineondernemersregeling

194

180

232

275

311

334

11,5%

Auto

       

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

25

30

29

33

41

62

19,9%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

41

82

133

202

276

392

57,1%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

283

413

481

455

343

241

‒ 3,2%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

88

‒ 100,0%

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

159

‒ 100,0%

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

53

51

50

48

48

48

‒ 2,0%

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

18

15

14

13

13

13

‒ 6,3%

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

26

27

28

28

29

30

2,9%

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

838

719

824

748

953

1.100

5,6%

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

924

959

1.005

1.030

1.089

1.198

5,3%

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

15

16

16

17

17

19

4,8%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

69

75

83

91

99

108

9,4%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

15

13

12

11

10

9

‒ 9,7%

MRB Kwarttarieven

161

151

196

242

238

259

10,0%

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

35

35

42

48

56

70

15,0%

Assurantiebelasting

       

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

4

5

6

7

7

7

13,7%

ASB Vrijstelling levensverzekeringen

2.679

2.679

2.679

2.679

2.679

2.679

0,0%

ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

556

580

604

630

656

684

4,2%

ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW

807

833

859

886

914

943

3,2%

ASB Vrijstelling zeeschepen

15

15

17

17

18

19

5,0%

ASB Vrijstelling transportverzekeringen

57

62

68

74

80

87

8,8%

ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen

11

15

39

29

29

29

21,3%

Overdrachtsbelasting

       

OVB Vrijstelling cultuurgrond

128

133

184

191

258

268

16,0%

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

16

17

22

22

29

30

12,4%

Verbruiksbelasting

       

Vrijstellingen mineraalwater

52

Vrijstellingen melk

365

365

365

365

365

365

0,0%

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Indien een regeling na 2019 is geïntroduceerd, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.

X Noot
3

Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.

9.4 Opvallende ontwikkelingen en benchmarktoets

Tabel 9.4.1 biedt inzicht in de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen ten opzichte van de benchmark 2021. De benchmark 2021 is het budgettaire belang voor 2021 zoals geraamd bij de start van het huidige (demissionaire) kabinet in de Miljoenennota 2022. De ontwikkeling van het budgettaire belang wordt uitgesplitst in bijstellingen in de raming voor het benchmarkjaar 2021 en ontwikkelingen na deze periode, bestaande uit beleidseffecten, endogene ontwikkelingen en overige (technische) bijstellingen.

Ter illustratie, de MRB vrijstelling voor nulemissieauto's wordt voor 2024 geraamd op 392 miljoen euro. Dit is een stijging van 253 miljoen euro ten opzichte van de benchmark raming voor 2021. Ten eerste is de raming van het budgettaire belang voor 2021 met 6 miljoen naar beneden bijgesteld, wat doorwerkt in de rest van de kabinetsjaren. Daarnaast neemt het budgettair belang in de jaren 2022-2024 toe door beleidsmaatrtegelen (83 miljoen euro) en door endogene ontwikkelingen (176 miljoen euro).

Bij endogene ontwikkelingen in de context van de MRB vrijstelling voor nulemissieauto's kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een toename in het aantal elektrische auto's waardoor de grondslag van de vrijstellingen voor nulemissie auto's toeneemt. Bijstellingen door beleid ziet op aanpassingen in de fiscale regeling zelf of omdat bijvoorbeeld een wijziging in een algemeen tarief doorwerkt op de omvang van een vrijstelling. Een verandering in het budgettair belang vanwege bijstelling 2021 kan meerdere oorzaken hebben, bijvoorbeeld doordat er realisaties beschikbaar zijn voor 2021 die afwijken van ramingen voor dat jaar in 2021. Hieraan ten grondslag kan bijvoorbeeld endogene ontwikkeling liggen tot en met 2021 die in 2021 niet was voorzien. Technische bijstellingen zien op een wijziging in de raming door bijvoorbeeld een aanpassing in de ramingsmethodiek.

Tabel 9.4.1 - Verandering ten opzichte van benchmark 2021 (x € miljoen)123
 

2024 MN2024

Mutatie tov Benchmark 2021

w.v. bijstelling 2021

w.v. beleid 2022-2024

w.v. endogeen 2022-2024

w.v. overige technische bijstellingen

Persoonsgebonden aftrek

      

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

10

‒ 244

‒ 38

‒ 230

1

24

Giftenaftrek inkomstenbelasting

447

60

50

‒ 30

39

0

Aftrek specifieke zorgkosten

280

23

18

5

0

0

Onderhoudsverplichtingen aftrek

226

‒ 54

‒ 29

‒ 20

‒ 5

0

Belaste ontvangen alimentatie

‒ 167

19

13

‒ 2

8

0

Inkomensvoorzieningen

      

Pensioen niet-belaste premie

26.745

4.924

‒ 37

759

4.201

0

Pensioen belaste uitkering

‒ 17.632

‒ 4.818

‒ 533

‒ 966

‒ 3.319

0

Pensioen vrijstelling box 3

7.882

776

1.800

709

‒ 1.733

0

Lijfrente premieaftrek

886

263

‒ 6

136

133

0

Lijfrente belaste uitkering

‒ 508

‒ 136

‒ 10

‒ 28

‒ 98

0

Lijfrente vrijstelling box 3

227

21

49

20

‒ 48

0

Nettopensioen en nettolijfrente

17

8

2

1

5

0

FOR aftrek

0

‒ 212

‒ 1

‒ 237

26

0

FOR belaste afneming

‒ 125

‒ 17

‒ 3

2

‒ 17

0

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

636

72

‒ 38

7

102

0

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 490

‒ 72

29

‒ 23

‒ 78

0

Reisaftrek OV

6

0

‒ 1

0

1

0

Middelingsregeling

175

‒ 10

‒ 15

‒ 117

122

0

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

41

41

18

0

23

0

(Eigen) woning

      

Hypotheekrenteaftrek

10.747

1.999

‒ 409

‒ 627

3.035

0

Aftrek financieringskosten eigen woning

552

322

590

‒ 14

‒ 254

0

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

35

4

1

‒ 1

4

0

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

6

‒ 9

‒ 4

0

‒ 4

0

Eigenwoningforfait

‒ 2.888

‒ 17

137

160

‒ 314

0

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

502

‒ 13

8

‒ 70

48

0

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

‒ 195

‒ 55

‒ 140

0

0

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

4.533

2.448

1.514

1.372

‒ 438

0

OVB Vrijstelling woning starters

276

‒ 1.088

‒ 750

0

‒ 338

0

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

60

60

6

42

12

0

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

      

Vermindering verhuurderheffing

‒ 197

43

27

‒ 267

0

Kamerverhuurvrijstelling

16

6

0

‒ 1

7

0

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

1.080

272

0

464

‒ 192

0

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

49

22

0

19

3

0

Vrijstelling groen beleggen box 3

33

‒ 17

1

‒ 33

16

0

Heffingskorting groen beleggen box 3

44

13

3

0

10

0

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3

1.756

476

0

525

‒ 49

0

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

50

12

0

‒ 1

12

0

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

20

20

20

0

0

0

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

      

Zelfstandigenaftrek

1.069

‒ 539

69

‒ 813

206

0

Extra zelfstandigenaftrek starters

130

33

13

‒ 2

22

0

Meewerkaftrek

6

‒ 1

‒ 1

0

0

0

Stakingsaftrek

18

2

1

‒ 1

1

0

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

4

‒ 1

‒ 1

0

0

0

Willekeurige afschrijving starters

8

1

0

1

0

0

Doorschuiving stakingswinst

349

54

3

10

40

0

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

120

1

0

‒ 6

7

0

Mkb-winstvrijstelling

2.327

246

101

‒ 349

494

0

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

21

1

0

‒ 2

2

0

Laag vpb-tarief

2.639

‒ 190

591

‒ 1.964

1.183

0

Innovatiebox

2.953

1.543

805

73

665

0

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

734

‒ 24

‒ 46

‒ 138

160

0

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

539

127

34

66

28

0

Energie-investeringsaftrek (EIA)

259

110

37

110

‒ 37

0

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

192

78

‒ 13

108

‒ 17

0

VAMIL

25

0

‒ 7

0

7

0

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

5

‒ 55

8

52

0

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.482

884

713

24

146

0

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

15

4

‒ 2

2

5

0

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

556

75

86

‒ 11

0

0

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

241

13

0

0

13

0

Faciliteit geven uit vennootschap

21

12

9

2

2

0

Herinvesteringsreserve

195

195

346

1

‒ 152

0

Loonbelasting

      

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.446

8

‒ 27

‒ 137

172

0

30%-regeling

1.133

431

163

‒ 26

294

0

Afdrachtvermindering zeevaart

111

3

‒ 2

0

5

0

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

142

15

1

2

11

0

Heffingskortingen

      

Algemene heffingskorting

28.020

3.416

‒ 879

‒ 583

4.878

0

Arbeidskorting

34.924

10.405

172

3.593

6.640

0

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.942

294

150

‒ 121

265

0

Jonggehandicaptenkorting

220

36

‒ 2

0

38

0

Alleenstaande ouderenkorting

678

229

94

0

135

0

Ouderenkorting

5.344

1.229

317

0

912

0

Belastingen op milieugrondslag

      

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

220

84

23

49

12

0

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

31

‒ 6

‒ 8

‒ 2

3

0

EB Salderingsregeling

564

234

172

‒ 181

243

0

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

194

59

‒ 11

39

26

5

EB Belastingvermindering per aansluiting

4.268

575

178

‒ 2.263

86

2.574

EB Stadsverwarmingsregeling

73

2

0

0

15

‒ 13

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

861

132

‒ 198

241

30

59

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

73

‒ 13

‒ 13

0

1

0

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

25

‒ 1

‒ 4

0

3

0

EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

5.650

5.650

6.483

0

2.049

‒ 2.882

EB Degressieve tariefsstructuur gas

2.362

2.362

2.958

0

‒ 917

321

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

96

96

127

0

‒ 31

0

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

90

90

90

16

‒ 16

0

Omzetbelasting

      

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

9.340

2.510

241

0

2.269

0

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.914

453

124

41

288

0

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

1.092

384

17

0

366

0

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1.109

223

8

0

216

0

Btw Verlaagd tarief overig

98

‒ 1.284

‒ 1.303

0

20

0

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

697

697

383

0

314

0

Btw Verlaagd tarief Sierteelt

321

321

276

0

45

0

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

1.375

1.375

559

0

816

0

Btw Nultarief zonnepanelen

32

32

31

1

0

Btw Kleineondernemersregeling

334

124

22

0

102

0

Auto

      

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

62

32

‒ 1

12

21

0

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

392

253

‒ 6

83

176

0

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

241

‒ 263

‒ 23

133

‒ 373

0

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

0

0

0

0

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

0

0

0

0

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

48

‒ 3

‒ 1

0

‒ 2

0

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

13

0

1

0

‒ 1

0

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

30

2

0

0

2

0

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

1.100

238

‒ 38

0

275

0

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

1.198

200

7

0

193

0

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

19

3

0

0

3

0

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

108

27

2

0

25

0

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

9

‒ 3

0

0

‒ 3

0

MRB Kwarttarieven

259

64

1

0

63

0

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

70

30

2

0

28

0

Assurantiebelasting

      

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

7

2

0

0

1

0

ASB Vrijstelling levensverzekeringen

2.679

2.679

2.679

0

0

0

ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

684

684

604

0

80

0

ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW

943

943

859

0

84

0

ASB Vrijstelling zeeschepen

19

19

17

0

2

0

ASB Vrijstelling transportverzekeringen

87

87

68

0

19

0

ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen

29

29

39

0

‒ 10

0

Overdrachtsbelasting

      

OVB Vrijstelling cultuurgrond

268

84

0

60

25

0

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

30

7

0

7

1

0

Verbruiksbelasting

      

Vrijstellingen mineraalwater

52

52

52

0

0

Vrijstellingen melk

365

365

365

0

0

0

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Indien geen benchmark beschikbaar is, wordt uitgegaan van 0 in mutatie ten opzichte van de benchmark 2021.

X Noot
3

Indien geen benchmark beschikbaar is bij berekening percentage endogene groei uitgegaan van een actuele raming over het jaar 2021.

Zoals aangegeven in de introductie van deze paragraaf laat de endogene ontwikkeling zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. Opvallend zijn regelingen die grote budgettaire ontwikkelingen doormaken zonder dat daar expliciete afweging in de vorm van beleid ten grondslag aan ligt. Immers kennen fiscale regelingen doorgaans geen plafond. Tabel 9.4.2 licht de opvallende ontwikkelingen uit, welke hieronder nader worden toegelicht. Een ontwikkeling is opvallend als de bijstelling van het benchmarkjaar 2021 of de endogene ontwikkeling 2022-2024 groter is dan 8% per jaar en niet kleiner is dan 5 miljoen euro. Bijstellingen die zien op en verschil tussen realisatie en budget van een regeling worden niet meegenomen. Voor gebudgetteerde regelingen (EIA, MIA/Vamil en WBSO) wordt dit verantwoord in het Financieel jaarverslag Rijk. Tevens worden bijstellingen van het benchmarkjaar 2021 alleen toegelicht indien zij dit jaar zijn gewijzigd. Immers kan een bijstelling 2021 reeds zijn toegelicht in deze bijlage van eerdere jaren.

Tabel 9.4.2 - Opvallende mutaties ten opzichte van benchmark 2021 (x € miljoen)123
 

Benchmark 2021

Bijstelling 2021

Bijstelling in %

Endogeen 2022-2024

Endogeen in % per jaar

Persoonsgebonden aftrek

     

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

253

‒ 38

‒ 15,1%

1

0,1%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

387

50

13,0%

39

2,9%

Onderhoudsverplichtingen aftrek

280

‒ 29

‒ 10,3%

‒ 5

‒ 0,6%

Inkomensvoorzieningen

     

Pensioen vrijstelling box 3

7.106

1.800

25,3%

‒ 1.733

‒ 7,0%

Lijfrente vrijstelling box 3

206

49

23,5%

‒ 48

‒ 6,7%

Nettopensioen en nettolijfrente

8

2

23,1%

5

14,5%

Middelingsregeling

185

‒ 15

‒ 8,1%

122

19,8%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

18

0,0%

23

17,9%

(Eigen) woning

     

Hypotheekrenteaftrek

8.748

‒ 409

‒ 4,7%

3.035

10,9%

Aftrek financieringskosten eigen woning

230

590

256,7%

‒ 254

‒ 11,6%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

195

‒ 55

‒ 28,2%

0

0,0%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

2.084

1.514

72,6%

‒ 438

‒ 4,2%

OVB Vrijstelling woning starters

1.364

‒ 750

‒ 55,0%

‒ 338

‒ 23,4%

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

6

0,0%

12

25,7%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

     

Vermindering verhuurderheffing

197

43

21,8%

‒ 267

‒ 148,4%

Kamerverhuurvrijstelling

10

0

1,7%

7

18,5%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

808

0

0,0%

‒ 192

‒ 8,6%

Vrijstelling groen beleggen box 3

50

1

2,3%

16

9,3%

Heffingskorting groen beleggen box 3

31

3

8,3%

10

9,1%

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

38

0

0,2%

12

9,8%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

     

Extra zelfstandigenaftrek starters

97

13

13,1%

22

6,3%

Laag vpb-tarief

2.829

591

20,9%

1.183

10,4%

Innovatiebox

1.410

805

57,1%

665

9,2%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

412

34

8,2%

28

2,0%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

115

‒ 55

‒ 47,8%

52

23,3%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

598

713

119,3%

146

3,6%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

481

86

17,9%

0

0,0%

Faciliteit geven uit vennootschap

9

9

103,1%

2

3,6%

Loonbelasting

     

30%-regeling

702

163

23,2%

294

10,2%

Heffingskortingen

     

Arbeidskorting

24.519

172

0,7%

6.640

8,3%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.648

150

9,1%

265

4,7%

Alleenstaande ouderenkorting

449

94

20,9%

135

7,7%

Belastingen op milieugrondslag

     

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

136

23

17,3%

12

2,4%

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

37

‒ 8

‒ 20,1%

3

3,0%

EB Salderingsregeling

330

172

51,9%

243

14,0%

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

135

‒ 11

‒ 8,1%

26

6,5%

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

729

‒ 198

‒ 27,1%

30

1,9%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

86

‒ 13

‒ 15,5%

1

0,3%

Omzetbelasting

     

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

6.830

241

3,5%

2.269

9,7%

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.461

124

8,5%

288

5,7%

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

708

17

2,5%

366

14,6%

Btw Verlaagd tarief overig

1.382

‒ 1.303

‒ 94,3%

20

7,7%

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

383

0,0%

314

12,2%

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

559

0,0%

816

20,0%

Btw Kleineondernemersregeling

210

22

10,5%

102

12,9%

Auto

     

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

30

‒ 1

‒ 3,5%

21

20,0%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

139

‒ 6

‒ 4,3%

176

32,4%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

504

‒ 23

‒ 4,6%

‒ 373

‒ 39,2%

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

862

‒ 38

‒ 4,4%

275

10,1%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

81

2

2,5%

25

9,3%

MRB Kwarttarieven

195

1

0,5%

63

9,7%

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

40

2

5,0%

28

18,7%

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Indien geen benchmark beschikbaar is, wordt uitgegaan van 0 in mutatie ten opzichte van de benchmark 2021.

X Noot
3

Indien geen benchmark beschikbaar is bij berekening percentage endogene groei uitgegaan van een actuele raming over het jaar 2021.

Persoonsgebonden aftrekposten

De aftrek voor scholingsuitgaven is per 1 januari 2022 afgeschaft. Op grond van overgangsrecht kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog onder voorwaarden in aftrek worden gebracht. Dit leidt vanaf 2022 tot een beperkt en aflopend budgettair beslag tot het overgangsrecht materieel is uitgewerkt (2031).

De daling van de kosten van de giftenaftrek in 2021 wordt veroorzaakt door het aflopen van enkele zeer grote periodieke giften. Voor de jaren erna is uitgegaan van een jaarlijkse beperkte stijging. Vanaf 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt tot € 250.000 wat leidt tot een jaarlijks toenemende (als gevolg van overgangsrecht) daling van de kosten van uiteindelijk € 50 miljoen in 2027.

De onderhoudsverplichtingen aftrek ziet een grote bijstelling ten opzichte van de benchmark. Dit komt door de beschikbaarheid van realisatiecijfers die lager uit zijn gevallen dan initieel geraamd.

Inkomensvoorzieningen

De grote bijstelling voor de pensioenvrijstelling in box 3 wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het pensioenvermogen. Voorheen werden hiervoor realisaties van het CBS tot 2015 gebruikt en daarna een extrapolatie met behulp van gegevens uit Mimosi. Vanaf vorig jaar wordt, in aansluiting bij het IBO Vermogensverdeling13 gebruik gemaakt van gegevens van DNB over pensioenfondsen14. Aangezien het vermogen in lijfrenten in de raming afgeleid is van het vermogen in pensioenfondsen werkt de bijstelling ook door in de lijfrentevrijstelling in box 3.

De bijstelling voor het budgettaire beslag van nettopensioen en nettolijfrente wordt veroorzaakt door een correctie in de raming van de vermogensontwikkeling sinds 2018, het laatste jaar waarvoor realisaties beschikbaar zijn.

De gepresenteerde reeks voor de middelingsregeling betreft (in tegenstelling tot andere regelingen) een kasreeks. Na een grote oploop van de kosten tot en met 2021 zijn de kosten in 2022 veel lager. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door het tijdelijk stopzetten van het opleggen van definitieve aanslagen in verband met box 3. Om gebruik te maken van de middelingsregeling moet namelijk over het laatste middelingsjaar een definitieve aanslag zijn opgelegd. De raming voor 2023 is gebaseerd op kasgegevens over de eerste helft van 2023, waarin vooral in de eerste maanden extra middelingsverzoeken zijn gedaan.

De eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen aan kinderen kent een hoge verwachte endogene groei vanwege het verlagen van de schenkingsvrijstelling eigen woning per 2023 en het volledig afschaffen van deze regeling per 2024. In de raming voor de algemene eenmalige vrijstelling is verondersteld dat er een toename is in het gebruik van de algemene vrijstelling omdat ouders naar voortaan een andere manier zoeken om hun kind te helpen met een eigen woning.  

(Eigen) woning

De hypotheekrenteaftrek laat huizenbezitters de rente op de hypotheek aftrekken van hun inkomen in box 1. Het is daardoor sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de huizenmarkt en de hypotheekrente. De hypotheekrente is sterk gestegen waardoor het budgettair belang van de hypotheekrenteaftrek sterk is toegenomen. Daarnaast zijn de kosten van de hypotheekrenteaftrek bijgesteld door de financieringskosten volledig toe te bedelen aan de post aftrek financieringskosten eigen woning.

Financieringskosten mogen afgetrokken bij een nieuwe eigen woning. Wegens ontwikkelingen in de woningmarkt is het aantal transacties gedaald waardoor het budgettair belang van deze regeling endogeen is afgenomen. Daarnaast is er een technische bijstelling geweest. Voorheen werd een deel van het budgettaire beslag toebedeeld aan de post hypotheekrenteaftrek. Dit is gecorrigeerd in de realisaties en ramingen van de voorgenoemde posten

De raming voor de eenmalige vrijstelling voor de eigen woning in de schenkbelasting is naar beneden bijgesteld. De raming komt tot stand door een driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn. Sinds het vaststellen van de benchmark zijn er realisatiecijfers t/m 2020 beschikbaar gekomen. In meer recente jaren viel het budgettair beslag van de regeling lager uit. Daarnaast zijn er verbeterde inzichten in de data die hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling.

De realisaties en ramingen voor het verlaagde OVB-tarief woning voor niet-starters zijn bijgesteld wegens een aanpassing in de ramingsmethodiek. Tot en met de Miljoenennota 2023 is er gebruik gemaakt van een fictieve verdeling van aangiften in het hoge/lage tarief. Met ingang van 2022 wordt dit op de aangifte aangegeven waardoor er gebruik gemaakt kan worden van de reële verdeling van aangiften tussen het hoge/lage tarief.

Starters op de woningmarkt worden bij aankoop van woningen onder een woningwaardegrens vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De woningprijzen zijn sterk gestegen waardoor er minder transacties zijn geweest en minder woningen onder de woningwaardegrens vallen. Hierdoor is het budgettaire beslag van de post OVB vrijstelling woning starters afgenomen. Daarnaast zijn de realisaties en ramingen bijgesteld met betrekking tot de benchmark omdat het budgettaire beslag tot en met Miljoenennota 2022 werd bepaald door de vrijstelling af te zetten tegen het hoge tarief in de OVB. Sinds vorig jaar wordt het afgezet tegen het lage tarief.

De OVB vrijstelling voor de terugkoop van VoV woningen is ingevoerd in 2021 waardoor het budgettaire beslag geleidelijk is toegenomen in de periode 2022-2024. Hierdoor is de endogene groei gemiddeld hoog.

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hiermee vervallen per 2023 de kosten van de speciale regelingen die de heffing konden verminderen.

Het budgettaire belang van de kmaerverhuurvrijstelling is afhankelijk van de WOZ-waarde ontwikkeling. In 2022-2024 is de WOZ-waarde sterk toegenomen waardoor het budgettaire belang ook is toegenomen.

De vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen heeft jaarlijks te maken met een endogene krimp, omdat het vermogen in deze vrijgestelde kapitaalverzekeringen afneemt. De raming van het budgettaire belang zelf groeide in 2023 wel, omdat vanaf 2023 een nieuw stelsel wordt ingevoerd in box 3. In dit stelsel wordt aan verzekeringsproducten gemiddeld een hoger rendement toegekend.

De heffingskorting groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken.

De vrijstelling groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken. Daarnaast was in 2023 sprake van een sterke krimp vanwege de wijziging van het box 3-stelsel. Ongeveer tweederde van de groene beleggingen bestaan uit spaargeld. Omdat voor spaargeld vanaf 2023 een lager forfaitair rendement geldt, is de waarde van de vrijstelling ook lager geworden.

De natuurschoonwet fiscale faciliteiten vertonen een opvallende endogene ontwikkeling. Dit is toe te schrijven enerzijds aan de stijging in het aantal gerangschikte NSW-landgoederen, en anderzijds aan een toename in de waarde van NSW-gerangschikte landgoederen.

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

De raming voor de extra zelfstandigenaftrek starters is naar boven bijgesteld, omdat ten tijde van het vaststellen van de benchmark nog uit werd gegaan van een daling van het budgettair belang als gevolg van corona. Uit de realisaties blijkt nu dat het budgettair belang gelijk is gebleven tijdens de corona-jaren 2020 en 2021. Daarom valt de realisatie voor 2021 nu hoger uit dan eerder geraamd.

De endogene stijging van zowel het lage vpb-tarief als de innovatiebox is het gevolg van de hogere winstniveau’s en ook sterk stijgende vpb-ontvangsten in 2021. Hierdoor valt er ook meer winst onder het lage vpb-tarief alsmede onder de innovatiebox.

Voor de ramingen van de ontwikkelingen in het budgettair belang van de KIA wordt verondersteld dat deze gelijke tred houdt met de investeringen in vaste activa. Hierbij wordt als uitgangspunt de ramingen in het door het CPB gepubliceerde centraal economisch plan (CEP) gebruikt. Investeringen in vaste activa zijn sterker gestegen dan hetgeen geraamd is door het CPB in 2021, waardoor de KIA eveneens hoger is uitgevallen in 2021.

Met ingang van 2020 zijn realisatiecijfers beschikbaar voor de tonnageregeling winst uit scheepvaart, waardoor in tegenstelling tot eerdere jaren, werkelijke kosten konden worden vastgesteld. In 2020 heeft Corona bij vele belastingplichtigen geleid tot verliezen uit zeescheepvaart, terwijl een forfaitaire winst moest worden aangegeven. In deze gevallen heeft de regeling negatief voor belastingplichtigen uitgepakt. De kosten van € 0 miljoen in 2020 zijn een saldo van de kosten bij belastingplichtigen die wel winst hebben gemaakt en opbrengst bij belastingplichtigen die minder winst dan de forfaitaire winst, dan wel verlies hebben gemaakt, rekening houdend met verliesverrekening. Over 2021 zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Volgens de Belastingdienst was het zeecontainervervoer in de tweede helft van 2021 weer op het niveau van vóór Corona.

De opwaartse bijstelling van het budgettaire belang in 2021 voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting wordt veroorzaakt door de ramingsmethodiek. De raming komt tot stand door het driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn. Sinds het vaststellen van de benchmark zijn er realisatiecijfers t/m 2020 beschikbaar gekomen. In die jaren lag budgettaire beslag hoger dan in de periode waarop de vorige raming was gebaseerd.

De grote bijstelling voor de faciliteit geven uit vennootschap wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het budgettaire beslag. Voorheen werd alleen de derving in de vpb weergegeven. De giften die voldoen aan de giftenaftrek worden echter ook buiten de grondslag voor box 2 gehouden, hetgeen tot een derving van belastingopbrengst in box 2 leidt. Deze derving wordt nu ook meegenomen.

Loonbelasting

Voor de 30% regeling is de daling van de kosten in 2021 enerzijds het gevolg geweest van de beperking van de maximale duur van de regeling tot 5 jaar en anderzijds van de effecten van Corona. In 2022 is er een veel grotere toestroom geweest van expats dan in eerdere jaren, wat geleid heeft tot een aanzienlijke stijging van de kosten in 2022.

Heffingskortingen

De arbeidskorting kent een relatief hoge endogene groei door toename van het aantal personen met recht op arbeidskorting en doordat de grondslag voor de arbeidskorting is toegenomen.

In het model waarmee het budgettair belang van de heffingskortingen wordt geschat (MIMOSI) is recent een wijziging aangebracht. Voorheen werd voor verzilvering van de heffingskortingen een bepaalde volgorde verondersteld: eerst werd de AHK verzilverd, daarna de arbeidskorting en IACK en daarna alle andere heffingskortingen. Het aannemen van zo’n volgorde kent echter geen wettelijke grondslag. Daarom worden heffingskortingen nu verzilverd naar rato van de verschuldigde belasting. Een belastingplichtige die € 80 belasting moet betalen en voor € 100 recht heeft op heffingskortingen kan dus 80% van zijn heffingskortingen verzilveren. Voorheen werd dan eerst de AHK verzilverd en daarna de andere heffingskortingen totdat de € 80 vol was gemaakt. Nu wordt elke heffingskorting waar de belastingplichtige recht op heeft voor 80% verzilverd. Deze aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd in MIMOSI. Het gevolg is dat er minder AHK wordt verzilverd, terwijl de verzilvering van andere heffingskortingen toeneemt. Per saldo is het effect uiteraard nihil. Bij een aantal heffingskortingen, zoals de IACK en de alleenstaande ouderenkorting, leidt dit tot grote bijstellingen van de raming.

Belastingen op milieugrondslag

Ramingen van de budgettaire omvang van fiscale regelingen worden op basis van realisatiegegevens van voorgaande jaren bijgesteld. Dit zorgt voor bijstellingen ten opzichte van de benchmark bij de teruggaafregeling kerkgebouwen en non-profitinstellingen, de inputvrijstelling in de kolenbelasting en het verlaagd tarief glastuinbouw. Afgelopen jaar is tevens onderzoek gedaan naar de impact van afschaffing van de vrijstellingen voor energie-intensieve processen en de inputvrijstelling. Dit zorgt voor bijstellingen van de ramingen.

De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2022 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers.

Omzetbelasting

Met ingang van de miljoenennota 2023 is er een technische aanpassing geweest in de post ‘BTW verlaagd tarief overig.’ Deze is vanaf vorig jaar opgesplitst in vier posten, namelijk verlaagd tarief personenvervoer, verlaagd tarief logiesverstrekking, verlaagd tarief sierteelt en verlaagd tarief overig. Dit verklaart de bijstelling in 2021 van de post ‘BTW verlaagd tarief overig.

De hoge endogene groei bij de verlaagde tarieven komt door de forse toename in bestedingen na de coronacrisis en de algemeen hoge inflatie. Een aantal sectoren zijn hard geraakt wat de gemiddelde endogene groei enigszins beperkt. De sectoren personenvervoer, logiesverstrekking en culture goederen en diensten waren in 2020-2021 zwaar geraakt door de coronacrisis maar zijn sinds 2022 sterker hersteld dan daarvoor. Voor het verlaagde tarief op voedingsmiddelen en water, genees- en hulpmiddelen en overig geldt met name dat deze zijn toegenomen wegens de hoge inflatie.

De toenemende kosten van de kleineondernemersregeling (KOR) vanaf 2021 worden verklaard door een forse stijging van het aantal zonnepaneelhouders dat gebruik maakt van de regeling én door de toename van het gemiddeld aantal zonnepanelen per zonnepaneelhouder. Vanaf 2023 zouden er niet of in heel beperkte mate zonnepaneelhouders bij moeten komen, omdat vanaf dat jaar er een btw nultarief geldt voor de aanschaf van zonnepanelen. Hierdoor hoeven zonnepaneelhouders zich niet meer aan te melden voor de KOR. De stijging van de kosten na 2023 betreft vrijwel alleen niet-zonnepaneelhouders.

Auto

Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscaleregelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2021 heeft echter ook de verkoop van nieuwe elektrische auto’s last van chip tekorten en leveringsproblemen, waardoor het totale aantal nieuwverkopen van elektrische auto’s (endogeen) minder hard stijgt in 2021. Dit werkt voor de bijtelling ook door in de jaren na 2021 doordat auto’s gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten. Hierdoor zien we tevens een vertraging in het budgettaire effect van de stapsgewijze tariefsverhoging in de bijtelling voor emissievrijevoertuigen.

Het budgettair belang van de bpm- en mrb-vrijstelling voor emissievrije voertuigen neemt verder toe doordat de extra aanschafsubsidie (SEPP) leidt tot extra particuliere nieuwverkopen. Voor zuinige auto’s is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt.

Voor het budgettair belang van de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s ondernemers zien we een geleidelijke afname tot 2022 en daarna weer een toename. In 2025 gaan bestelauto’s van ondernemers ook bpm betalen en vervalt deze vrijstelling. De budgettaire toename na 2022 is te wijten aan een anticipatie-effect op het afschaffen van deze vrijstelling.

Voor oldtimers is de leeftijd (eerste ingebruikname) voor een mrb-vrijstelling in 2014 gewijzigd van 25 jaar naar 40 jaar, waarbij daarnaast een overgangsregeling is afgesproken voor benzineauto’s die voor het eerst in gebruik genomen zijn voor 1 januari 1988 die daardoor geen oldtimer meer waren. Die laatste groep neemt logischerwijs steeds verder af. Het budgettair belang van de mrb vrijstelling voor motorvoertuigen ouder dan 40 jaar neemt eveneens toe. Dit komt doordat het aantal oldtimers van minimaal 40 jaar elk jaar toe neemt doordat auto’s technisch beter worden en daardoor langer mee kunnen gaan. Daarnaast vallen dieselauto’s niet onder de overgangsregeling, maar daar stroomt wel elk jaar een deel van in in de groep van 40 jaar en ouder.

De endogene groei in de mrb-kwarttarieven komt door de groei van het aantal kampeerauto’s, die mede als gevolg van corona aantrekkelijker zijn geworden voor vakanties. De mrb-halftarieven gelden voor plug-in hybride voertuigen (PHEV). Daar is een endogene groei te zien, door een toename van het aantal PHEV’s omdat deze auto’s voor fabrikanten belangrijker geworden zijn voor het behalen van Europese CO2-emissienormen.

9.5 Beleidsmaatregelen

Tabel 9.5.1 bevat een overzicht van nieuwe beleidsmaatregelen die betrekking hebben op fiscale regelingen. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de desbetreffende wetsvoorstellen. Naast de regelingenspecifieke maatregelen kunnen ook algemene tariefsmaatregelen invloed hebben op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Zo verandert het budgettaire belang van een aftrekpost in de inkomstenbelasting als het belastingtarief verandert. Het totale effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang van individuele regelingen is terug te vinden in tabel 9.4.1.

Tabel 9.5.1 - Beleidsmaatregelen fiscale regelingen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)1

Tabel 9.5.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)[1]

 

2023

2024

2025

structureel

Pakket Belastingplan 2024

    
     

w.v. maatregelen voor koopkracht

Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging

0

56

111

111

Dubbele AHK bijstand: bevriezen afbouw in 2024 en schrappen versnelling in 2025

0

127

227

0

Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met 115 euro

0

207

207

207

     

w.v. maatregelen voor Pijler 2

Verlagen MKB-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%

0

‒ 180

‒ 180

‒ 180

     

w.v. maatregelen voor taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen

Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische inputgoederen

0

‒ 43

‒ 43

‒ 43

MRB: kampeerauto naar halftarief

0

0

0

‒ 80

MRB: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer

0

0

0

‒ 2

MRB: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988

0

0

0

‒ 76

BPM: Afschaffen teruggave geldtransport per 1/1/26

0

0

0

0

MRB: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas

0

0

0

0

MRB: afschaffen verlaagde brandstoffentoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG

0

0

0

‒ 57

     

w.v. maatregelen voor uitstel box 3

Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt

0

‒ 235

‒ 89

0

     

w.v. overige maatregelen inkomstenkader (inclusief Voorjaarsnota)

Verhoging budget EIA

0

10

142

63

Verhoging budget MIA

0

0

0

25

Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten en kadercorrectie

0

‒ 2

0

0

Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad

2

0

0

0

Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis

0

1

1

0

Aanpassen schenken vanuit vennootschap

0

0

6

24

Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent

0

109

109

109

Maatregelen alleenverdienersproblematiek (incl. uitvoeringskosten)

0

0

0

18

Afschaffen vrijstelling kolenbelasting op non-energetisch gebruik kolen

0

0

0

‒ 1

Verruimen HIR inzake overheidsingrijpen

0

1

1

0

Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing

0

18

18

18

Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht

0

0

0

‒ 64

Verlagen vrijstelling bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) naar 70% boven € 1,5 miljoen goingconcernwaarde

0

‒ 40

‒ 13

‒ 49

Afschaffen 5% doelmatigheidsmarge BOR en doorschuifregeling (DSR)

0

0

‒ 3

‒ 19

Beperken keuzevermogen gemengde bedrijfsmiddelen BOR en DSR tot kwalificeren daadwerkelijk gebruik

0

0

‒ 4

‒ 11

Versoepelen bezits- en voortzettingseis BOR

0

0

0

0

Afschaffen dienstbetrekkingseis DSR en invoeren minimum leeftijd

0

0

1

0

Standaard aanmerken aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen BOR en DSR

0

‒ 5

‒ 6

‒ 20

Afschaffen verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouwsector

0

0

‒ 37

‒ 112

Beperken vrijstelling elektriciteitsproductie

0

0

‒ 102

‒ 171

Afschaffen vrijstellingen metallurgische en mineralogische procedés

0

0

‒ 166

‒ 196

Afschaffen vrijstelling duaal gebruik en cokesproductie

0

0

0

‒ 5

X Noot
1

[+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [–] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met tabel 9.3.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.

Tot slot is er vanuit de Kamer aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om in Europees verband fiscale regelingen te bezien. Zie de box hieronder die ingaat op de motie van kamerlid Grinwis c.s. hierover.

Fiscale regelingen in Europees verband

Op 7 maart jl. is door uw Kamer een motie van de leden Grinwis, van Dijk en de Jong aangenomen die de regering verzoekt te inventariseren voor welke regelingen gezamenlijke afschaffing of inperking in Europees verband opportuun is. In het licht van de motie is gekeken naar bestaande fiscale regelingen met een grensoverschrijdend karakter. Deze fiscale regelingen zijn bijvoorbeeld ingesteld om de concurrentiepositie te behouden of te verbeteren of komen voort uit Europese verplichtingen. Sommige regelingen leiden tot belastingconcurrentie tussen EU-lidstaten, waardoor het in Europees verband aan de orde stellen van deze regelingen opportuun is.

Uit deze inventarisatie zijn ten minste vier fiscale regelingen gekomen waar afschaffing of inperking in Europees verband mogelijk zou kunnen zijn of waar het kabinet zich al voor inzet. Dit betreffen:

  • De 30%-regeling. Hierover heeft de staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingen reeds de toezegging gedaan om te kijken of het mogelijk is deze in Europees verband te bespreken.

  • De partiële buitenlandse belastingplicht wordt meegenomen in bovenstaande toezegging.

  • De accijnsvrijstelling op communautaire wateren. Hiervoor is afschaffing op Europees niveau wat het kabinet betreft opportuun. De Nederlandse inzet bij de Europese onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn energiebelastingen is er dan ook op gericht de vrijstellingen voor zeevaart binnen Europa, de optionele vrijstelling voor de binnenvaart en de vrijstelling voor luchtvaart te schrappen. Deze regeling zal worden meegenomen in de impactanalyse over fossiele subsidies, zie bijlage 24.

  • De accijnsvrijstelling voor luchtvaartuigen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de accijnsvrijstelling op communautaire wateren.

Gezien de demissionaire staat van dit kabinet, ligt het nu niet voor de hand om een Europese strategie uit te werken om dergelijke regelingen in gezamenlijkheid af te schaffen. Dit is aan het volgende kabinet. Het volgende kabinet kan daarbij ook mogelijke andere fiscale regelingen meenemen.

9.6 Evaluaties

Beleidsevaluaties vormen een belangrijk onderdeel bij de verantwoording van fiscale regelingen. Deze paragraaf besteedt aandacht aan (recent) uitgevoerde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren. 9.6.1 gaat in op het ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen dat deze zomer is gepubliceerd, waarin fiscale regelingen zijn beoordeeld aan de hand van onder meer evaluatie-uitkomsten. In 9.6.2 staan we stil bij evaluaties die sinds de vorige Miljoenennota zijn uitgevoerd. Paragraaf 9.6.3 geeft een integraal overzicht van de evaluatie-uitkomsten van fiscale regelingen. In paragraaf 9.6.4 wordt de onderzoeks- en evaluatieagenda voor de komende jaren gepresenteerd.

9.6.1 Ambtelijk rapport aanpak fiscale regelingen

Op 7 juli 2023 is een ambtelijk rapport gepubliceerd met betrekking tot fiscale regelingen. In dat rapport zijn 116 fiscale regelingen bekeken op doeltreffendheid, doelmatigheid, en reden voor overheidsinterventie. Daarnaast is aandacht besteed aan de complexiteit van de regelingen voor de uitvoering en de doenlijkheid voor burgers en bedrijven. Het rapport bevat hoofdzakelijk de fiscale regelingen die in de Miljoenennota 2023 zijn geïdentificeerd en enkele nieuw geïdentificeerde fiscale regelingen bij aanvang van het rapport.

In het rapport wordt beschreven dat veel fiscale regelingen leiden tot hogere belastingtarieven, meer complexiteit en hogere uitvoerings- en handhavingskosten. Tevens wordt in het rapport geconcludeerd dat de complexiteit van het belastingstelsel door fiscale regelingen toeneemt en dat daarmee de kans op onbedoelde gevolgen, of een samenspel tussen fiscale regelingen zoals het veroorzaken van arbitrage mogelijkheden, vergroot wordt. Verder wordt geconcludeerd dat een deel van de 116 regelingen slecht scoort op doelmatigheid en doeltreffendheid. Figuur 9.6.1 maakt deze conclusies inzichtelijk.

Figuur 9.6.1 - Beoordelingen ambtelijk rapport aanpak fiscale regelingen

Gegeven deze uitkomsten wordt in het rapport geadviseerd om terughoudend te zijn bij de inzet van nieuwe fiscale regelingen en kritisch te kijken naar regelingen die slecht scoren op één of meerdere criteria. Het rapport vermeld dat voor veel regelingen geen goede effectmeting mogelijk is, omdat de doelstellingen niet concreet genoeg zijn geformuleerd of omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.

Verder wijst het rapport erop dat een deel van de regelingen (nog) niet wordt gemonitord in de Miljoennota van 2023. Daarom wordt geadviseerd om de monitoring in bijlage 9 of 10 van de Miljoenennota uit te breiden naar meer regelingen, te toetsen of de doelen hiervan nog actueel zijn en vroegtijdig na te denken welke gegevens noodzakelijk zijn voor een goede effectmeting. Met ingang van dit jaar, en voor zover data het toestaat is de lijst aan gemonitorde regelingen verder uitgebreid (zie tabel 9.2.1). Bovendien zijn voor een aantal regelingen de doelstellingen zoals geformuleerd in bijlage 10 geactualiseerd middels evaluatierapporten.

Tot slot wordt er in het rapport een aantal conclusies getrokken omtrent het evalueren van fiscale regelingen. Naar aanleiding van de bevindingen van het rapport wordt de aanbeveling door de auteurs gemaakt om de monitoring uit te breiden met meer informatie over de bewijskracht van evaluaties en de daaruit volgende aanbevelingen. Verder wordt aanbevolen om voor toekomstige evaluaties een uniforme definitie van doeltreffend- en doelmatigheid te hanteren en aandacht te besteden aan de noodzaak van overheidsingrijpen, de complexiteit voor de uitvoering en de doenlijkheid van de regeling.

9.6.2 Recent uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

In totaal zijn 6 (tussen)evaluaties van fiscale regelingen afgerond sinds de Miljoenennota 2023. Sommige evaluaties beslaan meerdere fiscale regelingen. Hieronder worden de uitkomsten van de evaluaties of onderzoeken verder uiteengezet per onderwerp.

Evaluatie verlaagde btw-tarieven

Op 11 april 2023 is het evaluatierapport over het verlaagde btw-tarief gepubliceerd, uitgevoerd door Dialogic en Significant APE. In deze evaluatie is in brede zin gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het verlaagde btw-tarief en zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.

Uit het onderzoek blijkt dat het verlaagde btw-tarief beperkt en wisselend doeltreffend is. Het verlaagde btw-tarief leidt tot minder fiscale druk op minder draagkrachtigen en is daardoor doeltreffend. Voor de andere integrale doelen geldt dat het verlaagde btw-tarief in bepaalde gevallen doeltreffend is, hoewel kwantificeren vaak niet mogelijk is. Het gaat dan om het stimuleren van consumptie van bemoeigoederen (bijvoorbeeld cultuur of sport), ondersteunen van sectoren en stimuleren van werkgelegenheid. Over het algemeen is het verlaagde btw-tarief geen doelmatig instrument om de beoogde doelen te bereiken. Het is zeer ondoelmatig om de fiscale druk bij minder draagkrachtigen te verminderen. Het grootste deel van het fiscale voordeel komt terecht bij de meest draagkrachtige huishoudens. Hoewel niet of moeilijk te kwantificeren, is het verlaagde tarief waarschijnlijk ook geen doelmatig instrument om de consumptie of werkgelegenheid te stimuleren.

Voor alle productgroepen valt op dat de probleemstellingen niet (volledig) helder zijn, er geen heldere en eenduidige doelen worden geformuleerd voor een fiscale stimulering en dat de noodzaak van een financiële interventie niet wordt aangetoond. Of een fiscale subsidie (zoals een verlaagd btw-tarief) beter werkt dan een directe subsidie wordt niet volledig duidelijk.

De onderzoekers bevelen aan om meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om beleidsdoelen te bereiken. Daarnaast zou kritisch gekeken moeten worden of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn. De reden waarom een bepaald product of dienst wel of niet onder het verlaagde btw-tarief valt is soms decennia geleden bepaald en is niet altijd meer actueel. In de uitwerking zou volgens de onderzoekers gekozen moeten worden voor een selectieve of radicale strategie. In de selectieve strategie worden specifieke posten afgeschaft die het minst doeltreffend en doelmatig zijn, terwijl bij een radicale strategie het verlaagde btw-tarief op termijn (in stappen) volledig wordt afgeschaft.

Evaluatie Energie-investeringsaftrek (EIA)

In 2023 is de evaluatie van de EIA afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (SEO) en CE Delft. De evaluatie bestrijkt de periode 2017 tot en met 2021 en geeft inzicht in de doelmatigheid en de effectiviteit van de regeling. De EIA is in deze evaluatie getoetst aan het Toetsingskader fiscale regelingen.

De onderzoekers concluderen dat de EIA waarschijnlijk beperkt doeltreffend is. De EIA heeft vooral toegevoegde waarde voor technieken in de vroege fase van introductie. De onderzoekers concluderen dat de EIA in algemene zin een doelmatig instrument is voor vermindering of vermijding van broeikasgassen. Zes van de zeven vragen van het toetsingskader zijn positief beantwoord. De onderzoekers geven echter wel aan dat er geen eenduidige conclusie kan worden getrokken omtrent de keuze voor een fiscale faciliteit of een directe subsidie.

In het onderzoek worden vier aanbevelingen gegeven gericht op de doeltreffendheid van de regeling:

  • Percentage free riders beperken door de Energielijst strikter te actualiseren.

  • Scherpere afbakening van de doelgroep door grens van de maximale investering voor de EIA te verlagen of door bij de keuze voor de technieken op de Energielijst sterker te sturen op technieken die toepasbaar zijn in het middenbedrijf.

  • Onderzoek bij een volgende evaluatie van de EIA of de EIA een verschillend effect heeft op (a) kleine en grote bedrijven en (b) bedrijven in verschillende sectoren.

  • Experimenteer met een beperkt aantal bedrijfsmiddelen in differentiatie van het aftrekpercentage.

Gericht op de doelmatigheid van de EIA:

  • Verlaag het aftrekpercentage van de EIA. Hiermee wordt tevens getoetst of een verlaging een omslagpunt kent. Het aantal aanvragen zou hierbij goed gemonitord moeten worden.

  • Onderzoek de vraag naar de meest effectieve manier om energiebesparing te bevorderen: een fiscale regeling of een directe subsidie.

  • Breng de relatie met vergelijkbare stimuleringsregelingen voor energiebesparing en vermindering van broeikasemissies in kaart en baken dit scherp af met als doel om de doelmatigheid van de EIA te vergroten.

  • Vanuit een overkoepelend perspectief kan de doelmatigheid van het stimuleringsbeleid worden verbeterd door kritisch te onderzoeken of meerdere regelingen nodig zijn voor stimulering van energiebesparing en vermindering van broeikasgasemissies in de laatste fase voor marktrijpheid.

Evaluatie Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil

In 2023 is de evaluatie van de MIA en Vamil afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door Witteveen+Bos, CE Delft en KplusV. De evaluatie is gericht op de periode 2017-2021 en geeft inzicht in de doelmatigheid, effectiviteit en budgettaire beheersbaarheid van de regelingen. Het onderzoek naar de MIA is gelijktijdig en op onderdelen zoveel mogelijk op vergelijkbare wijze uitgevoerd als de met de MIA vergelijkbare regeling Energie-investeringsaftrek (EIA).

De evaluatie laat zien dat de MIA/Vamil bijdraagt aan de milieudoelen en daarmee doeltreffend is. Dit effect wordt wel begrensd door het optreden van zogenoemde ‘freeriders’ (ondernemers die aangeven dat zij ook zonder de MIA/Vamil op hetzelfde of op een later moment dezelfde investering hadden gedaan). Over de doelmatigheid wordt geconcludeerd dat een euro steungeld via de MIA/Vamil € 6 tot ruim € 11 aan milieu-investeringen uitlokt (bang for the buck). De onderzoekers geven aan dat dit als doelmatig bestempeld kan worden.

De meeste vragen uit het toetsingskader kunnen door de onderzoekers positief beantwoord worden. Alleen de vraag naar de keuze voor een fiscale subsidie is voor de MIA niet eenduidig met ja te beantwoorden. In het onderzoek is niet onomstotelijk aangetoond dat een fiscale subsidie zoals de MIA meer of minder effectief is dan een directe subsidie.

De onderzoekers doen drie aanbevelingen:

  • Strikter actualiseren van de Milieulijst. Dit geldt met name voor technieken die een snelgroeiend aandeel in de nieuwverkopen kennen en/of in te hoge mate overlap kennen met andere vormen van stimulering en regelgeving. Het bijhouden van de Milieulijst zou nog meer dan tot nu toe gericht moeten zijn op het afvoeren van dit type technieken.

  • Nader onderzoek doen naar de effectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van directe subsidies. De onderzoekers geven aan dat dit onderzoek kan gebaseerd worden op een stated-choice experiment/vragenlijst. Het onderzoek kan gecombineerd worden met de andere fiscale faciliteit, de EIA.

  • Integreren van de bezwaarprocedure met het aanvraagproces van RVO en het afgeven van de beschikking door RVO. De onderzoekers bevelen aan om de bezwaarprocedure van de MIA/Vamil te integreren met het aanvraagproces van RVO.

Verder doen zij de aanbeveling om het afgeven van de beschikking bij RVO neer te leggen. De onderzoekers verwachten dat hiermee tijdswinst, een gestroomlijndere afhandeling van de aanvraag en meer duidelijkheid voor de aanvrager wordt gerealiseerd.

Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding

In 2023 is de evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door CE Delft en Significance. In het onderzoek wordt de onbelaste reiskostenvergoeding geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid, worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen en worden de gevolgen van 6 toekomstvarianten voor de onbelaste reiskostenvergoeding in kaart gebracht.

Op basis van een reconstructie van de beleidsgeschiedenis zijn twee hoofddoelen van de regeling geïdentificeerd: het verhinderen dat de vergoeding die werknemers ontvangen voor gemaakte zakelijke kosten ten onrechte wordt belast als loon, en het (fiscaal) ondersteunen van een goed functionerende arbeidsmarkt. De onbelaste reiskostenvergoeding is volgens de evaluatie doeltreffend met betrekking tot beide doelen en waarschijnlijk doelmatig. Wel concluderen CE Delft en Significance dat de regeling enkele belangrijke negatieve neveneffecten heeft, waaronder de forse bijdrage aan de congestie en uitstoot van broeikasgas- en luchtvervuilende emissies. Uit de toekomstverkenning blijkt dat er binnen de regeling een trade-off bestaat tussen het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt aan de ene kant en het verminderen van de milieubelasting en congestie aan de andere kant. Er is geen aanpassing aan de regeling mogelijk waarbij deze twee doelen verenigd worden.

Uit het onderzoek volgen enkele aanbevelingen:

  • Definieer duidelijke doelstellingen voor de onbelaste reiskostenvergoeding

  • Zorg voor een periodieke evaluatie van de hoogte van de maximale vergoeding

  • Onderzoek de mogelijkheden om de administratieve lasten van de combinatie van de onbelaste reiskostenvergoeding en de thuiswerkvergoeding te verminderen

  • Houd oog voor aansluiting van de regeling bij nieuwe mobiliteitsvormen

  • Vergroot het inzicht in het gedrag van werkgevers in reactie op wijzigingen in de onbelaste reiskostenvergoeding

Tussenevaluatie van de fiscale regelingen voor emissievrije voertuigen

Eind 2022 is de tussenevaluatie van de fiscale regelingen voor emissievrije voertuigen (EV) en plug-inhybrides (PHEV) afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door een onderzoeksconsortium van Dialogic, Decisio en EVConsult. Er vallen zes regelingen onder deze evaluatie (nihiltarief in de bpm en mrb voor EV, halftarief in de mrb voor PHEV en lagere bijtelling voor EV en PHEV). In het Klimaatakkoord van juni 2019 bij de stimuleringsmaatregelen voor EV’s een tussenevaluatie in 2022/2023 toegezegd. De evaluatie volgt ook uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) en richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regelingen in de periode 2017-2021. Daarnaast zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.

De onderzoekers komen tot de volgende bevindingen:

  • De financiële interventie van de overheid was noodzakelijk om EV-ingroei te stimuleren. De fiscale regelingen hebben bijgedragen aan emissievrij rijden. Met name het tijdelijk verlaagde bijtellingspercentage voor EV lijkt een groot effect te hebben gehad.

  • De doelstelling van het stimuleringsbeleid voor PHEV en EV (2017) had duidelijker geformuleerd moeten worden. Het is niet altijd duidelijk geweest wat er exact met de betreffende regelingen werd beoogd. Voor EV-beleid is de doelstelling na het Klimaatakkoord wel duidelijker geworden. Voor PHEV niet.

  • De onderzoekers doen geen uitspraak over in hoeverre sprake is van doeltreffend en of sprake is van doelmatig beleid. Ook kunnen ze geen uitspraken doen over de kosteneffectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van subsidies. Dat is het gevolg van de gekozen insteek van het onderzoek (literatuuronderzoek en interviews). Voor diepgaander onderzoek moet een volgende keer meer tijd en ruimte geboden worden.

  • Voor toekomstig stimuleringsbeleid geven de onderzoekers o.a. mee dat de Total Cost of Ownership (TCO) van EV’s de komende jaren verder zal dalen. Rond 2025 zal die TCO dichter in de buurt liggen bij de TCO van auto’s met een verbrandingsmotor (of zelfs lager zijn). Dit biedt de mogelijkheid doelmatiger beleid te voeren en een ander type instrumentarium in te zetten zoals via normeren en beprijzen.

  • De onderzoekers bevelen daarnaast aan om te kijken naar de inzet van de «Hand aan de Kraan»-systematiek (HADK). Middels deze systematiek zou onder- en overstimulering moeten worden voorkomen. Desalniettemin is in 2021 toch besloten om af te wijken van deze systematiek door extra geld vrij te maken. Er zijn wel (legitieme) redenen gegeven om hiervan af te wijken maar dat brengt volgens de onderzoekers wel de vraag met zich mee of de initiële bandbreedtes van de HADK-systematiek wel aansloten bij de opgave uit het Klimaatakkoord en of dat nu ook nog het geval is.

9.6.3 Uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het Toetsingskader Fiscale Regelingen15 te worden doorlopen en is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) van toepassing. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, en dat de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan moeten worden onderzocht.

In tabel 9.6.1 worden de uitkomsten bij evaluaties uitgevoerd in de periode 2019-2023 gepresenteerd. Voor uitkomsten van evaluaties die zijn uitgevoerd voor 2019 wordt verwezen naar het rapport Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen.16Per evaluatie wordt gerapporteerd over de doeltreffend- en doelmatigheid. Daarnaast wordt in de kolom Toetsingskader Fiscale Regelingen (TFR) weergegeven hoeveel van de zeven vragen uit dit toetsingskader positief beantwoord zijn bij een evaluatie. Indien de cel leeg is betekent het dat het toetsingskader niet is toegepast bij de evaluatie. Zoals vastgesteld door de Algemene Rekenkamer in de verantwoordings-onderzoeken 2020 en 2021, werd voor 2022 het TFR onvoldoende toegepast. Tot slot wordt onder beleidsuitwerking per regelingen vermeld welke opvolging is gegeven aan de bevindingen van de evaluatie. In de Startnota van het (demissionaire) kabinet is vastgelegd dat negatief geëvalueerde regelingen in principe worden aangepast of afgeschaft. Daarom wordt enkel aangegeven of de evaluatie heeft geleid tot een aanpassing, afschaffing (al dan niet op termijn), of ongewijzigde voortzetting.

Tabel 9.6.1 - Evaluaties fiscale regelingen 2019-20231

Jaar

Evaluatie

Doeltreffend

Doelmatig

Toetsingskader Fiscale Regelingen

Beleids-uitwerking

2019

Evaluatie WBSO

Ja

Ja

 

Aanpassing

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen hypotheekrenteaftrek

Deels

Nee

 

Ongewijzigde voortzetting

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen eigenwoningforfait

Deels

Nee

 

Ongewijzigde voortzetting

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen Hillen

Deels

Nee

 

Ongewijzigde voortzetting

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen bijleenregeling

Geen uitspraak

Geen uitspraak

 

Ongewijzigde voortzetting

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen toptarief

Ja

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen aflossingseis

Ja

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen tariefsmaatregel

Deels

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2020

Evaluatie Assurantiebelasting

Deels

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2020

Evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen

Ja

Ja

 

Aanpassing

2020

Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing’

Deels

Deels

 

Afschaffing

2020

Evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente

Ja

Grotendeels

 

Aanpassing

2021

Evaluatie Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit

Redelijk

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie

Beperkt

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie

Waarschijnlijk

Beperkt

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie Energiebelasting stadsverwarmingsregeling

Ja

Grotendeels

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie Energiebelasting WKK-inputvrijstelling

Neemt af

Grotendeels

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie Energiebelasting verlaagd tarief GTB

Ja

Ja

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie Energiebelasting belastingvermindering

Redelijk

Beperkt

 

Ongewijzigde voortzetting

2021

Evaluatie schenkingsvrijstelling eigenwoning

Niet of beperkt

Nee

 

Afschaffing

2022

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - BOR

Ja

Nee

4

Aanpassing

2022

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - DSR

Ja

Geen uitspraak

4

Aanpassing

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Waarschijnlijk beperkt

Nee

4

Ongewijzigde voortzetting

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beperkt

Geen uitspraak

3 ‒ 4

Afschaffing(Geldtransport)Ongewijzigde voortzetting(Overig)

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Geen uitspraak

Geen uitspraak

3

Afschaffing

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Geen uitspraak

Geen uitspraak

3

Ongewijzigde voortzetting

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Geen uitspraak

Geen uitspraak

4

Ongewijzigde voortzetting

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Geen uitspraak

Geen uitspraak

3

Aanpassing

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Geen uitspraak

Geen uitspraak

3

Ongewijzigde voortzetting

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Kwarttarieven

Nee

Geen uitspraak

3

Afschaffing (Paardenvervoer)Aanpassing(Kampeerauto)Ongewijzigde voortzetting(Overig)

2022

Evaluatie fiscale regelingen zeevaart

Deels

Deels

7

Ongewijzigde voortzetting

2022

Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga's van startups

Nee

Nee

3

Afschaffing

2022

Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten en TSZ-regeling

Deels

Beperkt

4

Vervolgonderzoek

2023

Evaluatie verlaagde tarieven BTW

Wisselend

In algemene zin niet doelmatig.

4 ‒ 6

Afschaffing laag btw-tarief agrarische goederen en vervolgonderzoek

2023

Evaluatie EIA

Waarschijnlijk beperkt doeltreffend

In algemene zin doelmatig

6

Aanpassing en vervolgonderzoek

2023

Evaluatie MIA en Vamil

Ja

Ja

6

Vervolgonderzoek

2023

Onbelaste reiskostenvergoeding

Ja

Grotendeels

6

Kabinetsreactie volgt

2023

Tusseneveluatie fiscale regelingen voor emissieloze voertuigen

Geen uitspraak

Geen uitspraak

4 ‒ 6

Ongewijzigde voortzetting

X Noot
1

Indien er nauwelijks of geen uitspraken over doeltreffend- en doelmatigheid zijn, zoals bijvoorbeeld bij veel BPM/MRB regelingen, kunnen in de evaluatie wel meerdere betere alternatieven aanbevolen zijn. Zie daarvoor de toelichting in tabel 10.1.

9.6.4 Geplande evaluaties en onderzoeken 2023-2027

In tabel 9.6.2 wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2023-2027. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement.

Tabel 9.6.2 - Evaluaties fiscale regelingen 2023-2027
 

2023

2024

2025

2026

2027

Persoonsgebonden aftrek

     

Giftenaftrek

X

    

Werkkostenregeling

 

X

   

Inkomensvoorzieningen

     

Reisaftrek OV

X

    

Onbelaste reiskostenvergoeding*

X

    

(Eigen) woning

     

Differentiatie overdrachtsbelasting

 

X

   

Kamerverhuurvrijstelling

   

X

 

Fiscale regelingen eigen woning

    

X

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

     

Vrijstellingen box 3 (waaronder voorwerpen van kunst en wetenschap)

   

X

 

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

     

Millieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving millieu-investeringen (Vamil)*

X

    

Landbouwvrijstelling

X

    

Fiscale regelingen ondernemerschap

 

X

   

Energie investeringsaftrek (EIA)*

X

    

Innovatiebox

X

    

Verlaagde vpb-tarief

 

X

   

Schenk- en erfbelasting

 

X

   

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)

   

X

 

Regeling Groenprojecten

   

X

 

Vrijstellingen directe belastingen natuur- en landbouw

   

X

 

Loonbelasting

     

Fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk

  

X

  

30%-regeling

  

X

  

Heffingskortingen

     

Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1

X

    

Belastingen op milieugrondslag

     

Afvalstoffenbelasting

X

    

Evaluatie vliegbelasting

  

X

  

Fiscale regelingen energiebelasting

   

X

 

Omzetbelasting

     

BTW verlaagd tarief*

X

    

BTW vrijstellingen (o.a. componisten, schrijver, journalisten)

 

X

   

BTW nultarief zonnepanelen

 

X

   

BTW kleineondernemersregeling

  

X

  

Auto

     

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)*

X

    

Eindevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)

 

X

   

Accijns

     

Fiscale regelingen accijnzen

  

X

  

Assurantiebelasting

     

Vrijstelling Brede Weersverzekering

X

    

Overdrachtsbelasting

     

Vrijstellingen overdrachtsbelasting ondernemers

  

X

  

Vrijstellingen overdrachtsbelasting natuur- en landbouw

   

X

 

Vrijstellingen overdrachtsbelasting van technische/notariële aard

    

X

Verbruiksbelasting

     

Vrijstellingen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken

   

X

 

De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA). De evaluatie van een fiscale regeling is daarom in de begrotingen van het beleidsverantwoordelijke ministeries terug te vinden. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn altijd het Ministerie van Financiën, vanuit haar verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel, en het betreffende vakdepartement, vanuit haar verantwoordelijkheid voor beleidsdoelen, altijd samen betrokken.

Uitgangspunt bij evaluaties is dat deze voldoen aan de eisen van de Regeling Periodiek Onderzoek (RPE). Voor fiscale regelingen geldt bovendien dat bij evaluaties het Toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen. Onderdeel van het toetsingskader is de waarborging van evaluaties en het opnemen van horizonbepalingen. Ook vanuit de kamer is aandacht gevraagd voor het opnemen van evaluatie- en horizonbepalingen, zie de box hieronder die ingaat op de motie van kamerlid Maâtoug hierover.

Horizonbepalingen op fiscale regelingen

De motie van het lid Maâtoug c.s. roept op om, voor zover mogelijk, geleidelijk aan alle bestaande en nog in te voeren fiscale regelingen een evaluatie- en horizonbepaling toe te voegen. Voor enkele fiscale regelingen is reeds sprake van een horizonbepaling, zoals bij de EIA en de vrijstellingen voor nulemissievoertuigen. In totaal is echter op slechts enkele fiscale regelingen een horizonbepaling opgenomen.

Bij nieuwe fiscale regelingen moet conform het Toetsingskader Fiscale regelingen het opnemen van een horizonbepaling worden overwogen. Dit is vorig jaar bijvoorbeeld gebeurd bij de vrijstelling van mineraalwater voor de belasting op alcoholvrije dranken in het Belastingplan 2023. Bij reeds bestaande fiscale regelingen wordt een geleidelijke implementatie van horizonbepalingen beoogd. Voor bestaande fiscale regelingen wordt na een evaluatie en verzending van de kabinetsreactie het opnemen van een horizonbepaling meegenomen in het eerstvolgende relevante wetgevingstraject.

Enkel wanneer goed onderbouwd kan worden dat een horizonbepaling niet past bij de fiscale regeling kan van opname van een horizonbepaling worden afgezien. Daarbij speelt onder andere of er nationale beleidsruimte bestaat ten aanzien van de fiscale regeling, of deze enkel ziet op het vergemakkelijken van de uitvoering, en de mate waarin de fiscale regeling een stelselmatig karakter heeft en het aflopen daarvan disproportionele gevolgen zou hebben. Bij deze laatste categorie fiscale regelingen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld pensioenpremies en heffingskortingen.

Naast de evaluaties die zijn benoemd in tabel 9.6.2 worden ook diverse andere onderzoeken uitgevoerd in de periode 2023-2027. Het gaat daarbij om de evaluatie van beleid, maar ook om bijvoorbeeld ex ante onderzoek en monitoring. Tabel 9.6.3 geeft een totaal overzicht van de planning van deze onderzoeken per thema.

Tabel 9.6.3 - Onderzoeken fiscaliteit 2023-2027

Onderzoeken per thema

2023

2024

2025

2026

2027

Algemeen/overig belastingstelsel

     

Vereenvoudiging belastingstelsel - aanpak fiscale regelingen

X

    

Burgeronderzoek wettelijke grondslag gedeformaliseerd werken

X

    

Onderzoek naar de informatiebeschikking

X

    

Onderzoek naar boetes

X

    

Onderzoek fiscaal onafhankelijke rechtshulp

X

    

Verkenning maatregel wet WOZ

X

    

Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel

 

X

   

Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona

 

X

   

Onderzoek belastingrente

 

X

   

Evaluatie KOA (kansspelen op afstand)

 

X

   

Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes

 

X

   

Onderzoek niet-gebruik aftrekpost(en)

 

X

   

Onderzoek omzetten aftrekposten naar subsidies (focus EIA/MIA/Vamil)

 

X

   

Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet

   

X

 

Arbeid en inkomen

     

Verkenning eenvoud in het belastingstelsel vanuit perspectief burger

X

    

Monitoring aandelenopties startups

 

X

   

Verkenning aftrek extraterritoriale kosten (ETK)

 

X

   

Quickscan vrijstelling uitkering wegens alimentatie

 

X

   

Quickscan vrijstelling wegens 25- of 40-jarig dienstverband

 

X

   

Ondernemen en tegengaan belastingontwijking

     

Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI

X

X

X

X

X

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling

X

    

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting

X

    

Effectmeting bronbelasting

X

    

Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwijking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches.

 

X

   

Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars

   

X

 

Evaluatie Wet excessief lenen

   

X

 

Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 AWR)

    

X

Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina)

    

X

Vermogen

     

Onderzoek kostenforfait box 3

X

    

Effect CA-maatregelen voor vastgoed investeerders

X

    

Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting

 

X

   

Onderzoek naar een huurregister

X

    

Onderzoek belastingdruk top 1%

X

    

Vervolgonderzoek BOR

X

    

Evaluatie gebruikelijkloonregeling

 

X

   

Toekomst schenk- en erfbelasting (incl. eenmalige vrijstellingen kinderen)

 

X

   

Onderzoek naar de mogelijkheden om het vermogen in stichtingen in kaart te brengen

 

X

   

Nader onderzoek vermogensstatistieken een aanmerkelijk belang

 

X

   

Evaluatie twee schijven box 2

    

X

Klimaat

     

Monitoring stimulering elektrische auto’s ‘hand aan de kraan’

X

X

   

Onderzoeken Betalen naar gebruik

X

    

Nader onderzoek afschaffen vrijstelling energiebelastingen

X

    

Onderzoek tarieven CO2-minimumprijs sectoren elektriciteit en industrie

X

    

Onderzoek elasticiteiten energiebelasting

X

    

Effecten belasten transfer-passagiers vliegbelasting

X

    

IBO Klimaat

X

    

Impactanalyse fossiele subsidies non-energetisch gebruik

X

    

Onderzoek reductie 1,2 MTON CO2 in de EB

X

    

Onderzoek impact teruggaafregeling kerk- en non-profit instellingen

X

    

Onderzoek impact van afschaffen van kerosinevrijstelling

X

    

Onderzoek afschaffen van gebruik diesel- en stookolie voor commerciële vaart in binnenwateren

X

    

Onderzoek tariefverschil diesel en benzine

X

    

Onderzoek naar toekomstbestendige wetgeving en uitvoering energiebelasting

X

    

Marktverkenning emissievrije bestelauto's

 

X

   

Evaluatie CO2-heffing industrie

 

X

   

Evaluatie CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking

  

X

  

Wonen, gezondheid en consumptie

     

Monitoring gebruik startersvrijstelling overdrachtsbelasting

X

X

X

X

X

Verkenning naar vrijstellingen overdrachtsbelasting

X

    

Onderzoek de mogelijkheden voor een lager btw-tarief op groente en fruit

X

    

Onderzoek naar de mogelijkheden voor een suikerbelasting

X

    

Onderzoek grenseffecten tanken (rapportage 2)

X

    

Onderzoek naar de mogelijkheid om de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken te baseren op suikergehalte

X

    

Empty package survey tabaksaccijns

 

X

X

X

 

Monitoring btw-nultarief zonnepanelen

 

X

   

10 TOELICHTING OP DE FISCALE REGELINGEN

10.1 Inleiding

In deze bijlage wordt een kwalitatieve toelichting per fiscale regeling gegeven. Voor elke regeling bevat tabel 10.1 een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft, en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie wordt ook een korte duiding gegeven van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd op een zestal punten, namelijk: de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid; of er sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus; de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Voor de evaluaties van 2010 tot 2018 is aangesloten bij de resultaten uit de beleidsdoorlichting fiscale regelingen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2024. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 9,9% voor 2024. De jaartallen onder het kopje ‘Evaluatie’ betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd.

Tabel 10.1 - Kwalitatieve toelichting fiscale regelingen

Persoonsgebonden aftrek

 

Regeling:

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Beschrijving:

Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegelijkertijd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar – na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).

Doelstelling:

Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

Ministerie:

OCW, Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Evaluatie:

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege afschaffing van de regeling per 1 januari 2022.

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doeltreffend

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Omzetting naar uitgavenkant

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s. Met ingang van 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt tot € 250.000 per belastingplichtige + eventuele fiscale partner.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Intensivering

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek specifieke zorgkosten

Beschrijving:

Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.

Doelstelling:

Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.

Ministerie:

VWS, Artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.

Evaluatie:

Evaluatie specifieke zorgkosten, Dialogic & Significant Public, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925-XVI nr. 204. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling en alternatieve instrumenten

Beleidsuitwerking:

Alternatieven worden uitgewerkt

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Onderhoudsverplichtingen aftrek

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Het aansluiten bij draagkracht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd. De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Belaste ontvangen alimentatie

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Het aansluiten bij draagkracht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd. De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Inkomensvoorzieningen

 

Regeling:

Pensioen niet-belaste premie

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.

  

Regeling:

Pensioen belaste uitkering

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.

  

Regeling:

Pensioen vrijstelling box 3

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.

  

Regeling:

Lijfrente premieaftrek

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen

  

Regeling:

Lijfrente belaste uitkering

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen

  

Regeling:

Lijfrente vrijstelling box 3

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen

  

Regeling:

Nettopensioen en nettolijfrente

Beschrijving:

Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547. Er is nog geen nieuwe evaluatie gepland.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming

Ramingsgrond:

Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI

  

Regeling:

FOR aftrek

Beschrijving:

De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023.

Doelstelling:

Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.

Doeltreffend:

N.v.t.

Doelmatig:

N.v.t.

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Afgeschaft

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021.

  

Regeling:

FOR belaste afneming

Beschrijving:

De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023.

Doelstelling:

Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.

Doeltreffend:

N.v.t.

Doelmatig:

N.v.t.

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Afgeschaft

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021.

  

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

Ministerie:

SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI

  

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

Ministerie:

SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI

  

Regeling:

Reisaftrek OV

Beschrijving:

Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.

Ministerie:

I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is

  

Regeling:

Middelingsregeling

Beschrijving:

Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545. Als onderdeel van Belastingplan 2023 is de middelingsregeling per 2023 af geschaft. Dit betekent dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling kan worden toegepast.

Doelstelling:

Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49. Geen volgende evaluatie beoogd ivm voorgenomen afschaffing.

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Afschaffen

Beleidsuitwerking:

Wordt afgeschaft

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2022. Budgettair belang is op kasbasis.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

Beschrijving:

Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. Deze vrijstelling bedraagt € 28.947 in 2023. Voorwaarde is dat het kind niet eerder een verhoogde vrijstelling heeft gebruikt voor een schenking van de ouder. Er is geen bestedingsdoel verbonden aan de vrijstelling.

Doelstelling:

Ouders de mogelijkheid geven hun kind financiële ondersteuning te geven, bijvoorbeeld hulp bij de aankoop van een eigen woning, de inrichting van een woning, het opzetten van een eigen praktijk e.d. Oorspronkelijk was de vrijstelling gekoppeld aan het huwelijk van het kind maar door een amendement is dit losgekoppeld omdat de beperking bij huwelijk principieel onjuist werd geacht tegenover hen die niet (kunnen) huwen en ook eenmalige steun kunnen gebruiken.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is nog niet eerder geëvalueerd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2021. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.

  

Regeling:

Onbelaste reiskostenvergoeding

Beschrijving:

Een werkgever mag een onbelaste vergoeding van maximaal 21 eurocent per kilometer geven voor alle zakelijke kilometers die een werknemer aflegt. Woon-werkkilometers tellen ook als zakelijke kilometers. Voor reizen met het openbaar vervoer mag een werkgever de werkelijke kosten onbelast vergoeden. De onbelaste reiskostenvergoeding is onderdeel van de werkkostenregeling.

Doelstelling:

De regeling kent twee doelen: 1) Voorkomen dat de vergoedingen die werknemers ontvangen voor zakelijk gemaakte kosten ten onrechte belast worden als loon. 2) Het (fiscaal) ondersteunen van een goed functionerende arbeidsmarkt.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding, CE Delft & Significance, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 15. De volgende evaluatie is beoogd voor 2028.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Verbeteringen binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Geen raming

(Eigen) woning

 

Regeling:

Hypotheekrenteaftrek

Beschrijving:

Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen in box 1 (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Defiscalisering/naar box 3

Beleidsuitwerking:

Uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek financieringskosten eigen woning

Beschrijving:

Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen in box 1. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Defiscalisering/naar box 3

Beleidsuitwerking:

Uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

Beschrijving:

Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Defiscalisering/naar box 3

Beleidsuitwerking:

Uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

Beschrijving:

Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijdstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. De aftrek voor rente en kosten en geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning betreft een tijdelijke crisismaatregel die afliep in 2017. De gevallen die al gebruik maakten van de regeling voor 2018 kunnen de aftrek nog maximaal vijftien jaar toepassen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Eigenwoningforfait

Beschrijving:

Huishoudens met een eigen woning dienen een percentage van de WOZ-waarde van hun woning bij het belastbaar inkomen in box 1 op te tellen. Dit percentage is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde en wordt jaarlijks vastgesteld. Het eigenwoningforfait staat los van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning, die ook in box 1 valt. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.

Doelstelling:

Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Defiscalisering/naar box 3

Beleidsuitwerking:

Uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is.

  

Regeling:

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Beschrijving:

Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd. In 2024 bedraagt dat deel 80%%. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld in 2024 alleen over 20%% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten belasting te betalen.

Doelstelling:

Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Afschaffen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

Beschrijving:

Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. De vrijstelling bedroeg € 106.671 in 2022, en is in 2023 verlaagd naar €28.947. Met ingang van 2024 wordt de regeling volledig afgeschaft.

Doelstelling:

Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens en beperken van het percentage onderwaterhypotheken.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 95. Geen volgende evaluatie beoogd. Regeling loopt af.

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Is afgeschaft per 2024

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.

  

Regeling:

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

Beschrijving:

In 2021 is de tariefdifferentiatie in de OVB ingevoerd waardoor woningen bestemd voor hoofdbewoning onder het lage tarief van 2% vallen en woningen niet bestemd voor hoofdbewoning onder het algemene tarief vallen. Voor niet-starters is een OVB tarief van 2% van toepassing.

Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen.

Doelstelling:

Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012. De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling woning starters

Beschrijving:

Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning door een persoon die meerderjarig is en jonger is dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen.

Doelstelling:

De positie van starters op de woningmarkt verbeteren ten opzichte van andere kopers.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Data Kadaster

  

Regeling:

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

Beschrijving:

Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers van Opmaat, de grootste aanbieder van verkoop onder voorwaarden producten, over het aantal licentiehouders en aantal verkopen per jaar.

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Regeling:

Vermindering verhuurderheffing

Beschrijving:

Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 is in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is. De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hierdoor vervalt per 2023 ook het recht op heffingsverminderingen.

Doelstelling:

Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing, Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr. 321. Er is geen volgende evaluatie beoogd, aangezien de verhuurderheffing met ingang van 2023 is afgeschaft.

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Intensiveren

Beleidsuitwerking:

Is per 2023 afgeschaft

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2022.

  

Regeling:

Kamerverhuurvrijstelling

Beschrijving:

Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan een maximumbedrag per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.

Doelstelling:

Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers.

  

Regeling:

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

Beschrijving:

In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.

Doelstelling:

Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen.

  

Regeling:

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

Beschrijving:

Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 7.348 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).

Doelstelling:

Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. Geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

PM

Beleidsuitwerking:

PM

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2017.

  

Regeling:

Vrijstelling groen beleggen box 3

Beschrijving:

Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

Doelstelling:

Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.

Ministerie:

I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020 en jaarcijfers RVO.

  

Regeling:

Heffingskorting groen beleggen box 3

Beschrijving:

De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.

Doelstelling:

Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.

Ministerie:

I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020 en jaarcijfers RVO.

  

Regeling:

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3

Beschrijving:

Een algemene vrijstelling in box 3 van € 57.000 per belastingplichtige. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt alleen het voordeel uit het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en is per 2023 beleidsmatig verhoogd.

Doelstelling:

Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. De regeling loopt mee in de besluitvorming over box 3 en de lastenverdeling in den brede. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Beschrijving:

De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.

Doelstelling:

Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2014. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90. De volgende evaluatie is beoogd in 2033

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m 2022. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.

  

Regeling:

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

Beschrijving:

Op grond van deze regeling kunnen werknemers die gebruikmaken van de 30%-regeling ervoor kiezen om voor de heffing in de inkomstenbelasting voor box 2 en box 3 behandeld te worden als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat zij in Nederland wonen. Hierdoor worden in het buitenland gerealiseerde inkomsten uit box2 en box3 niet in de heffing betrokken.

Doelstelling:

Deze regeling zorgt ervoor dat het Nederlandse fiscale stelsel geen belemmering vormt om in Nederland te komen werken. Dit zal met name aan de orde zijn in de situatie waarin een werknemer over relatief veel vermogen in het buitenland beschikt dan wel vermogensinkomsten in het buitenland heeft.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie (incl. '30% regeling') is beoogd in 2025.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Box2- en box3 inkomsten belastingplichtingen met vergelijkbare looninkomsten

  

Regeling:

Diverse vrijstellingen Koninklijk Huis

Beschrijving:

Op grond van artikel 33, lid 1 van de successiewet 1956 is vrijgesteld van schenkbelasting al hetgeen dat krachtens schenking verkregen wordt door de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis, als die schenkingen zijn gedaan uit hoofde van hun functie en hoedanigheid. In verband met de bepaling omtrent ‘uit hoofde van hun functie en hoedanigheid’ heeft tot doel dat «gewone» schenkingen onder het gewone regime van de schenkbelasting vallen, met toepassing van dezelfde vrijstellingen die voor ieder ander gelden. Artikel 40, tweede lid, van de Grondwet bevat een belastingvrijstelling voor de Koning en leden van het Koninklijk Huis waarin is vastgelegd dat vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van de functie van de Koning en van de andere leden van het Koninklijk Huis zijn vrijgesteld van persoonlijke belastingen.

Doelstelling:

Voorkomen belastingheffing op schenkingen en vermogensbestandsdelen die verband houden met de functie van het Koninklijkhuis (uitkeringsgerechtigde leden van).

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3

Beschrijving:

Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, zijn uitgezonderd van de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.

Doelstelling:

Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. De eerste evaluatie staat gepland voor 2026.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen data beschikbaar

  

Regeling:

Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3

Beschrijving:

Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. Een volgende evaluatie zal worden gepland na 2025.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

N.v.t.

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

Regeling:

Zelfstandigenaftrek

Beschrijving:

De zelfstandigenaftrek is een aftrek in de IB van € 5.030 voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en die aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtige leeftijd nog niet hebben bereikt. Na de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd, tot € 900 in 2027.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap, steun voor kleine zelfstandigen, het mogelijk maken van investeringen en reserveringen en lastenverlichting voor het MKB

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Extra zelfstandigenaftrek starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van € 2.123.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en stimuleren starten onderneming vanuit arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Meewerkaftrek

Beschrijving:

Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming en bedraagt tussen de 1,25% van de winst (indien ten minste 525 uur wordt meegewerkt) en 4% van de winst (indien ten minste 1.750 uur wordt meegewerkt).

Doelstelling:

Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Stakingsaftrek

Beschrijving:

Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst maximaal € 3.630 vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.

Doelstelling:

De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Beschrijving:

Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een aftrek van € 15.608. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd met € 7.810.

Doelstelling:

Bevorderen van technologische vernieuwingen.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Willekeurige afschrijving starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en bevorderen investeringen

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen.

  

Regeling:

Doorschuiving stakingswinst

Beschrijving:

Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.

Doelstelling:

Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Het gebruik beter registeren en in het in de aangiftes op te nemen

Beleidsuitwerking:

Wetsvoorstel ingediend ter verbetering van doelmatigheid en uitvoerbaarheid

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

  

Regeling:

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

Beschrijving:

Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.

Doelstelling:

Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Het gebruik beter registeren en in het in de aangiftes op te nemen

Beleidsuitwerking:

Wetsvoorstel ingediend ter verbetering van doelmatigheid en uitvoerbaarheid

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

  

Regeling:

Mkb-winstvrijstelling

Beschrijving:

De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. Sinds 2014 bedraagt de mkb-winstvrijstelling 14% van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap en gelijktrekken effectieve belastingdruk bij IB-ondernemers met bv/DGA's

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Beschrijving:

De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt 12% van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.

Doelstelling:

Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Laag vpb-tarief

Beschrijving:

Vanaf 2023 geldt voor winsten tot € 200.000 een verlaagd vpb-tarief van 19%.

Doelstelling:

Lager belasten van fiscale winsten tot en met € 200.000

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is nog niet eerder geëvalueerd. De eerste evaluatie is gepland voor 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020. CPB-raming (KMEV) basis voor ramingen.

  

Regeling:

Innovatiebox

Beschrijving:

Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting tegen een effectief tarief van 7%. Tot en met 2017 bedroeg het effectieve tarief 5%. Er kan gekozen worden voor toepassing van de forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum 25% van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximum van € 25.000.

Doelstelling:

Stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk en bevorderen vestigingsklimaat voor innovatieve ondernemingen in Nederland

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012, Dialogic, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302, nr. 111. De volgende evaluatie wordt in 2023 opgeleverd.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020.

  

Regeling:

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

Beschrijving:

Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming – onder voorwaarden – toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.

Doelstelling:

Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De mogelijkheden voor een toekomstige evaluatie worden in kaart gebracht.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020.

  

Regeling:

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Beschrijving:

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering. De aftrek bedraagt in 2023 maximaal € 17.841.

Doelstelling:

Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doeltreffend

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Geraamde endogene groei vanaf 2021 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de CEP 2023 raming van het CPB.

  

Regeling:

Energie-investeringsaftrek (EIA)

Beschrijving:

De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De aftrek bedraagt vanaf 2021 45,5%. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie EIA 2017-2021, SEO & CE Delft, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Waarschijnlijk beperkt doeltreffend

Doelmatig:

In algemen zin doelmatig voor vermindering/vermijding van broeikasgassen

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.

  

Regeling:

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Beschrijving:

De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 45%, 36% of 27% van het investeringsbedrag in mindering kan worden gebracht op de winst. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen

Ministerie:

I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie MIA\Vamil, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.

  

Regeling:

VAMIL

Beschrijving:

Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen

Ministerie:

I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie MIA\Vamil, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.

  

Regeling:

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

Beschrijving:

Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.

Doelstelling:

Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie

Ministerie:

I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr 357. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid

Beleidsuitwerking:

Gesprekken met de sector

Ramingsgrond:

Tot 2020 raming zonder actuele gegevensbron. Met ingang van 2020: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting 2020.

  

Regeling:

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Beschrijving:

Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.

Doelstelling:

Twee typen eigenaren van landbouwgrond (eigenaar die de grond zelf bewerkt en de eigenaar die de grond verpacht) fiscaal gelijk behandelen.

Ministerie:

LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr 25. De volgende evaluatie is beoogd in 2023. De evaluatiescores komen deels uit de evaluatie van 2007.

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verder onderzoeken gevolgen afschaffing voor de grondmarkt (met name met btrekking tot grond mobiliteit)

Beleidsuitwerking:

Geen opvolging

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met 2022. Cijfer 2023 en 2024 is het budget van de regelingen.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Beschrijving:

Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van 5 jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt 100% van de going-concernwaarde van de onderneming tot een bedrag van € 1.119.845. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83%.

Doelstelling:

Voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

De vrijstelling waarde going concern laten vervallen en deze vervangen door een verruimde betalingsregeling

Beleidsuitwerking:

Wetsvoorstel ingediend ter verbetering van doelmatigheid en uitvoerbaarheid

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

Beschrijving:

ANBI’s zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) is de vrijstelling ingegaan per 2010.

Doelstelling:

Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI’s en SBBI’s.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2025.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Intensivering

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron. Laatste cijfers Belastingdienst uit 2005 toen het nog niet volledig was vrijgesteld. Trend is doorgetrokken.

  

Regeling:

Faciliteit geven uit vennootschap

Beschrijving:

Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek in de Vpb bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Als de giften aftrekbaar zijn voor de Vpb worden zij tevens niet gezien als uitdeling in box 2. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020.

  

Regeling:

Herinvesteringsreserve

Beschrijving:

De boekwinst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel kan onder voorwaarden worden gereserveerd door middel van de herinvesteringsreserve (HIR). De betreffende boekwinst wordt daardoor niet meteen belast. Dit is geregeld in artikel 3.54 van de Wet IB 2001. Om gebruik te maken van de HIR dient de boekwinst te worden aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel binnen 3 jaar na het jaar van vervreemding. Bij aanschaf van het vervangend bedrijfsmiddel wordt de HIR vervolgens in mindering gebracht op de aanschafprijs, hetgeen toekomstige afschrijvingen op het nieuwe bedrijfsmiddel beperkt. Wanneer (een deel van) de HIR niet tijdig wordt aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel, wordt deze (of het restant van de HIR) opgeteld bij de winst.

Doelstelling:

Voorkomen dat belastingheffing bij realisatie van boekwinst op investeringen de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar brengt.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.

Doelstelling:

Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie

Ministerie:

I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr 357. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid

Beleidsuitwerking:

Gesprekken met de sector

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Bosbouwvrijstelling

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Inkomensschattingen LEI.

  

Regeling:

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Beschrijving:

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB wordt geboden in de startfase van de onderneming ingeval niet aan het normale urencriterium van 1.225 uur wordt voldaan, maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrekpost bedraagt € 12.000 voor het eerste jaar, € 8.000 voor het tweede jaar en € 4.000 voor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.

Doelstelling:

Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie

Beschrijving:

In de wetgeving zijn diverse faciliteiten opgenomen om zonder belastingheffing te kunnen herstructureren in het kader van een aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische fusie en juridische splitsing. Deze faciliteiten bestaan in de inkomstenbelasting (IB-winst en box 2), vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting. De faciliteiten zijn gebaseerd op de Europese Fusierichtlijn.

Doelstelling:

Voorkomen fiscale belemmeringen bij aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische splitsing of juridische fusie (in overeenstemming met de Europese Fusierichtlijn)

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Verhuisvergoeding ondernemer

Beschrijving:

Bij verhuizing in het kader van een onderneming mag de ondernemer de kosten voor het overbrengen van de inboedel vermeerderd met € 7750 in aftrek brengen. Dit bedrag betreft kosten van herinrichting, stoffering en overigeverhuiskosten. Het voorkomt discussie over de zakelijkheid van verhuis- en inrichtingskosten en stimuleert arbeidsmobiliteit. Daarnaast zit er een verhuiskostenvergoeding in de WKR voor hetzelfde bedrag.

Doelstelling:

Nader te onderzoeken

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Onbekend

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst

Beschrijving:

Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als hun fiscale winst niet meer bedraagt dan € 15.000. Dit betekent dat stichtingen en verenigingen die met kleinschalige commerciële activiteiten de markt betreden zijn vrijgesteld.

Doelstelling:

Doelmatigheid van belastingheffing / beperken administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen gegevens beschikbaar.

  

Regeling:

Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's

Beschrijving:

ANBI's en fondswervers komen onder voorwaarden in aanmerking voor aftrek voor kenbaar fondswervende activiteiten. Een ANBI mag de winst die behaald is met kenbaar fondswervende activiteiten aftrekken van de totale winst.

Doelstelling:

Stimulering van fondswerving voor en door goededoelenorganisaties.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2024 staat een evaluatie naar de faciliteiten voor ANBI's gepland.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's

Beschrijving:

Een ANBI of een organisatie die een sociaal belang behartigt (SBBI) komt in aanmerking voor aftrek van fictieve personeelskosten. Fictieve personeelskosten zijn fictieve kosten voor arbeid door vrijwilligers . Deze kosten zijn aftrekbaar op basis van het minimumloon.

Doelstelling:

Ter bevordering van het maatschappelijke belang van vrijwilligers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2024 staat een evaluatie naar de faciliteiten voor ANBI's gepland.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Loonbelasting

 

Regeling:

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

Beschrijving:

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 32% van het S&O-loon van die werknemers (40% voor starters). Voor zover het S&O-loon meer bedraagt dan € 350.000, bedraagt de vermindering 14% van het loon. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit t-1 worden ten laste/bate van het budget in t+1 gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.

Doelstelling:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat voor S&O-bedrijvigheid verbeteren

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m 2021. Cijfer 2022 en 2023 is budget.

  

Regeling:

Werkkostenregeling

Beschrijving:

Met de werkkostenregeling kunnen werkgevers binnen bepaalde grenzen zelf bepalen wat zij onbelast aan werknemers vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Daarvoor staat hen de zogenoemde vrije ruimte ter beschikking  De vrije ruimte is 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het bedrag boven de € 400.000. Als de vrije ruimte wordt overschreden betaalt de werkgever 80% eindheffing over het meerdere. Sommige zaken die aan werknemers worden toegekend worden aangemerkt als een gerichte vrijstelling; die kunnen ook onbelast worden toegekend, maar tellen niet mee in de vrije ruimte. Sommige voorzieningen die met het werk of de werkplek te maken hebben worden gewaardeerd op nihil en zijn daarmee ook onbelast.

Doelstelling:

De doelstelling van de werkkostenregeling was te komen tot een administratieve lastenverlichting voor werkgever met betrekking tot kostenvergoedingen en loon in natura en irritaties bij werkgevers rondom het detailgehalte van het voorgaande systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen weg te nemen. De wetgever trachtte deze doelstellingen onder meer te bereiken door: 1) Uit te gaan van een sterk forfaitair karakter van de regeling; 2) Slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen op te nemen; 3)Vergoedingen en verstrekkingen die binnen de vrije ruimte vallen hoeven niet meer op werknemersniveau geadministreerd te worden.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Een evaluatie staat gepland voor 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming

  

Regeling:

30%-regeling

Beschrijving:

De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. Vanaf 2024 is de grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast gemaximeerd op de WNT-norm. Voor degenen die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling is er overgangsrecht tot 1 januari 2026.

Doelstelling:

De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel: 1) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is; 2) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en 3) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84. De volgende evaluatie (incl. keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht) is beoogd in 2025.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2022. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden.

  

Regeling:

Afdrachtvermindering zeevaart

Beschrijving:

Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is het percentage vastgesteld op 10%.

Doelstelling:

Zeevaartsector in staat stellen te concurreren op de internationale markt en zeevaartbedrijven aan ons land binden.

Ministerie:

I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr 357. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid

Beleidsuitwerking:

Gesprekken met de sector

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m 2022.

  

Regeling:

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Beschrijving:

De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.

Doelstelling:

Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2025.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.

  

Regeling:

Fiscale regeling aandelenoptierechten

Beschrijving:

Wanneer een werknemer loon krijgt in de vorm van aandelenoptierechten vindt heffing in beginsel plaats op het moment waarop de werknemer de aandelenoptie kan verhandelen of als de aandelenoptie wordt vervreemd. De werknemer kan er echter op het moment van uitoefening van de aandelenopties ook voor kiezen om het heffingsmoment te verplaatsen naar het moment dat de aandelenoptie uitgeoefend wordt. De werknemer kan gebruik maken van deze keuzeregeling als de aandelenopties nog niet verhandelbaar zijn op het moment van uitoefening.

Doelstelling:

De doelstelling is om het verstrekken van aandelenoptierechten als beloning aantrekkelijker te maken. Door op een later moment te heffen is het meer aannemelijk dat er voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde belastingen te voldoen.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Een evaluatie is gepland binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de maatregel, dus uiterlijk eind 2027.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Vrijwilligersregeling

Beschrijving:

De vrijwilligersregeling is bedoeld voor onverplicht en onbetaald werk voor organisaties met een maatschappelijk nut. Met deze regeling wordt voorzien in een ruimhartige forfaitaire kostenvergoedingsregeling op basis waarvan er tot een jaarlijks te indexeren maximumbedrag per jaar en per maand sprake is van een kostenvergoeding en niet van loon en derhalve niet wordt belast.

Doelstelling:

Het beperken van de administratieve lasten van vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen gegevens beschikbaar.

  

Regeling:

30% regeling: voor uitgezonden werknemers

Beschrijving:

Zie 30%-regeling

Doelstelling:

Zie 30%-regeling

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Een evaluatie staat gepland voor 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen gegevens beschikbaar.

  

Regeling:

Vergoeding voor extraterritoriale kosten

Beschrijving:

De werkgever mag aan ingekomen werknemers werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoeden.

Doelstelling:

De ETK-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen werknemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Een evaluatie staat gepland voor 2023

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Heffingskortingen

 

Regeling:

Algemene heffingskorting

Beschrijving:

De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. De korting bedraagt maximaal € 3.070 in 2023. Vanaf een belastbaar inkomen van € 73.031 bedraagt de korting nul.

Doelstelling:

Gerichte inkomensondersteuning.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Arbeidskorting

Beschrijving:

De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt maximaal € 5.052 in 2023 en bedraagt nul vanaf een belastbaar inkomen van € 115.295.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie, stimuleren van gewerkte uren en gerichte inkomensondersteuning voor werkenden.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Beschrijving:

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven. De korting bedraagt maximaal € 2.694 in 2023.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen en stimuleren om meer uren te werken.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Jonggehandicaptenkorting

Beschrijving:

De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt. De korting bedraagt € 820 in 2023.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning jonggehandicapten.

Ministerie:

SZW, Artikel 4: Jonggehandicapten.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI/CBS gegevens statline

  

Regeling:

Alleenstaande ouderenkorting

Beschrijving:

De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW. De korting bedraagt € 478 in 2023.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Ouderenkorting

Beschrijving:

De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraagt € 1.835 voor verzamelinkomens tot en met € 40.888 en wordt voor verzamelinkomens daarboven met 15% afgebouwd tot € 0.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning ouderen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Belastingen op milieugrondslag

Regeling:

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

Beschrijving:

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.

Doelstelling:

Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.

Ministerie:

LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel

Beleidsuitwerking:

Regeling wordt per 1-1-2025 afgebouwd en afschaft per 1-1-2030

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2021.

  

Regeling:

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

Beschrijving:

Non-profitinstellingen en kerkgebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.

Doelstelling:

Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel

Beleidsuitwerking:

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2021.

  

Regeling:

EB Salderingsregeling

Beschrijving:

De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251. Geen volgende evaluatie beoogd. Regeling loopt af.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Regeling wordt afgebouwd per 1-1-2025 en verdwijnt per 1-1-2031

Ramingsgrond:

Raming op basis van cijfers PBL over elektriciteitsproductie uit zon-PV (KEV 2022).

  

Regeling:

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

Beschrijving:

Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting en de vrijstellingen voor duaal verbruik van elektriciteit

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling en zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie

Beleidsuitwerking:

Regelingen worden per 1-1-2025 afgeschaft

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Raming 2021-2023 gebaseerd op cijfers uit KEV 2021.

  

Regeling:

EB Belastingvermindering per aansluiting

Beschrijving:

Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met een verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2021.

  

Regeling:

EB Stadsverwarmingsregeling

Beschrijving:

De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.

Doelstelling:

Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Lijst is wordt voor 2024 geactualiseerd met nieuwe technieken

Ramingsgrond:

Maximum inschatting op basis van Vesta MAIS model

  

Regeling:

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

Doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel

Beleidsuitwerking:

Regeling wordt aangepast per 1-1-2025 met een ingroeipad richting 2030. Hierdoor zal een kleiner deel van de gasinzet vrijgesteld zijn.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik en gegevens van Trinomics gebruikt in het onderzoek naar de impact van afschaffing.

  

Regeling:

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belasting met energiebelasting.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2021 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.

  

Regeling:

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

Beschrijving:

Voor kolen die duaal (als brandstof én voor een ander doel) worden gebruikt geldt een vrijstelling in de kolenbelasting.

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

Vrijstelling wordt per 1-1-2028 afgeschaft

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruiken impactstudie van Kalavasta naar afschaffing fossiele subsidies

  

Regeling:

EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

Beschrijving:

De energiebelasting op elektriciteit kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven

Doelstelling:

Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Breng de tarieven geleidelijk in lijn met de hoogte van externe kosten van energie en klimaat

Beleidsuitwerking:

Als gevolg van de maatregelen in het Belastingplan 2023 wordt de komende jaren de degressiviteit in de energiebelasting verminderd.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2021 van de Belastingdienst en t/m 2020 van het CBS. Prognose op basis van de KEV

  

Regeling:

EB Degressieve tariefsstructuur gas

Beschrijving:

De energiebelasting op gas kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven

Doelstelling:

Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Breng de tarieven geleidelijk in lijn met de hoogte van externe kosten van energie en klimaat

Beleidsuitwerking:

Als gevolg van de maatregelen in het Belastingplan 2023 wordt de komende jaren de degressiviteit in de energiebelasting verminderd.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2021 van de Belastingdienst en t/m 2020 van het CBS. Prognose op basis van de KEV

  

Regeling:

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie

Beschrijving:

Teruggaaf van energiebelasting voor het elektriciteitsgebruik bij een verbruik van meer dan 10 miljoen kWh voor energie-intensieve bedrijven die deelnemen aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie.

Doelstelling:

Primair maakt de regeling deel uit van de beleidsarme implementatie van de Richtlijn Energiebelastingen per 2004. Secundair wordt deelname aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie bevorderd.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. Geen evaluatie beoogd vanwege afschaffing

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel

Beleidsuitwerking:

Regeling is afgeschaft per 1-1-2023

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

Beschrijving:

Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt over de eerste 10.000 kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf. Verder geldt een nihiltarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie. De regeling zou oorspronkelijk vier jaar van toepassing zijn, van 2017 tot en met 2020, maar is verlengd tot en met 2025.

Doelstelling:

De oorspronkelijk doelstelling van het voorstel was de businesscase voor openbare laadpalen verbeteren. In het amendement bij het Belastingplan 2023 wordt daarnaast de doelstelling genoemd om de belasting op elektrisch rijden laag te houden.

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, regeling loopt af in 2025

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

Regeling loopt tot en met 2025

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2021

  

Regeling:

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

Beschrijving:

Het gebruik van aardgas anders dan als brandstof is niet belast onder de energiebelasting. Gebruikers kunnen hiervoor een vrijstelling vooraf krijgen of een teruggaaf achteraf

Doelstelling:

Scope energiebelasting beperken tot brandstoffen

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

CBS realisatiecijfers t/m 2022

  

Regeling:

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

Beschrijving:

Afnemer van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over de afname boven de 300 m3 per aansluiting per jaar.

Doelstelling:

Leidingwaterbelasting laten neerslaan bij kleinverbruikers.

Ministerie:

I&W, Artikel 11: Integraal Waterbeleid.

Evaluatie:

Rapport belasting op leidingwater. Dit betreft een verkenning en geen evaluatie van een fiscale regeling., Sterk Consulting, 2022. Geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van cijfer van het CBS wordt het verbruik bepaald en dit wordt vermenigvuldigd met het tarief.

  

Regeling:

Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting

Beschrijving:

Onder specifieke voorwaarden en beperkingen wordt een vrijstelling van afvalstoffenbelasting verleent voor het verbranden van zuiveringsslib. De vrijstelling geldt als het zuiveringsslib binnen drie jaar na afgifte aan de inrichting wordt verbrand en aan andere gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Doelstelling:

Doel is om het zuiveren van afvalwater te stimuleren. Hoe schoner het water, hoe meer zuiveringsslib ontstaat. Door het zuiveringsslib vrij te stellen, wordt zuivering gestimuleerd.

Ministerie:

I&W, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en millieurisico's.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting

Beschrijving:

Het storten van asbest dat is gebruikt als dakbedekking is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Dit geldt alleen voor afzonderlijk aangeboden en onvermengd asbest dat uitsluitend toegepast is als dakbedekking. Het asbest moet door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf zijn gesaneerd én gemeld in het LAVS (Landelijk Asbestvolgsysteem).

Doelstelling:

Het doel van de maatregel is om een vrijstelling van afvalstoffenbelasting op te nemen voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Hiermee wil men het saneringsbeleid ondersteunen en voorkomen dat de hoge kosten van sanering een knelpunt vormen voor eigenaren. Tevens beoogt de maatregel illegale dumping van asbest in de natuur tegen te gaan.

Ministerie:

I&W, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en millieurisico's.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Vrijstelling kolenbelasting anders dan brandstof

Beschrijving:

Het gebruik van kolen anders dan als brandstof is niet belast onder de kolen. Gebruikers kunnen hiervoor een vrijstelling vooraf krijgen of een teruggaaf achteraf

Doelstelling:

Scope energiebelasting beperken tot brandstoffen

Ministerie:

EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

Vrijstelling wordt per 1-1-2028 afgeschaft

Ramingsgrond:

Impactanalyse Kalavasta naar afschaffing fossiele subsidies

  

Regeling:

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.

Beschrijving:

Over water gebruikt in brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke wordt geen leidingwaterbelasting betaald.

Doelstelling:

Voorkomen van problemen met betrekking tot vaststellen verbruik

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting

Beschrijving:

Transferpassagiers betalen geen vliegbelasting op vliegtickets.

Doelstelling:

Bescherming de netwerkconnectiviteit van Nederland en voorkomen van dubbele belastingheffing, omdat transferpassagiers de vliegbelasting 2 keer zouden moeten betalen.

Ministerie:

I&W, Artikel 17: Luchtvaart.

Evaluatie:

Volgende evaluatie is beoogd in 2025

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting

Beschrijving:

Het storten van baggerspecie is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting.

Doelstelling:

Doel is om de verwerking ervan te stimuleren zodat daarmee het beslag op schaarse stortruimte alsmede het beslag op schaarse primaire grondstoffen zoveel mogelijk kan worden beperkt.

Ministerie:

I&W, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en millieurisico's.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Omzetbelasting

 

Regeling:

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen (eet- en drinkwaren voor menselijke consumptie, inclusief niet-alcoholhoudende dranken) het verlaagde btw-tarief van 9%.

Doelstelling:

Ondersteunen basisbehoefte aan voeding en water en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Wel doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen het lage btw-tarief van 9%.

Doelstelling:

Ondersteunen basisbehoefte aan zorg en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen

Ministerie:

VWS, Financieel beeld zorg.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat bijvoorbeeld om de (elektronische) levering en uitleen van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d.

Doelstelling:

Diversen, waaronder instandhouding van het nationaal kunstbezit, bescherming van kunsthandel, compensatie voor de wijziging in de Arbeidstijdenwet in 1996 en vergrijzing, voorkomen van concurrentieverstoringen, erkenning van maatschappelijke functie van sport, en stimulering van werkgelegenheid in de dagrecreatiesector.

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar.

Doelstelling:

Diversen, waaronder bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt, bestrijding van het zwarte circuit, aanpakken van problemen op de woningmarkten stimuleren reparatie goederen.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief overig

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde goederen en diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Hierbij gaat het onder andere om agrarische inputgoederen zoals granen en peulvruchten die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd, vee en slachtafval, pootgoed voor de teelt van groenten en fruit, stro en veevoer.

Doelstelling:

Verscheidene doelstellingen, bij agrarische goederen gaat het om preventie van cumulatie bij landbouwers en wegnemen concurrentieverstoringen bij rechtstreekse leveringen aan particulieren en bij leveringen tussen landbouwers onderling.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht. Als gevolg van het afschaffen van de btw-landbouwregeling zijn de doelstellingen van het verlaagde tarief op agrarische goederen niet meer relevant.

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Het btw-tarief op agrarische goederen wordt verhoogd per 1-1-2025.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen het verlaagde tarief van 9%. Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi.

Doelstelling:

Verlichting van de druk van omzetbelasting voor minder draagkrachtigen en stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer.

Ministerie:

I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief Sierteelt

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van sierteeltproducten het verlaagde tarief van 9%. Hierbij gaat het onder meer om bloembollen, bloemen en sommige planten en verschillende producten van boomkwekerijen.

Doelstelling:

Bloemen en planten betaalbaarder maken voor lagere inkomens en hogere werkgelegenheid en omzet.

Ministerie:

LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Wel doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van deze diensten het verlaagde tarief van 9%

Doelstelling:

Stimuleren van (internationaal) toerisme en ondersteunen van de sector.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming

Doeltreffend:

Wel doeltreffend

Doelmatig:

Niet doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen/vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.

  

Regeling:

Btw Nultarief zonnepanelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking op of in de onmiddelijke nabijheid van woningen het btw-nultarief.

Doelstelling:

Verminderen uitvoeringslast voor zonnepaneeleigenaren en Belastingdienst.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Een jaar na invoering wordt de maatregel geëvalueerd, met name gericht op de uitvoering

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie over installaties van zonnepanelen

  

Regeling:

Btw Kleineondernemersregeling

Beschrijving:

Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van maximaal € 20.000. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.

Doelstelling:

Stimuleren van kleine ondernemers, verminderen van administratieve lasten voor ondernemers en verminderen uitvoeringslasten voor de Belastingdienst.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Onderzoeksrapport invoering nieuwe kleineondernemersregeling, FIN, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 033, nr. 9. Een evaluatie is beoogd in 2025

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie van de Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

BTW Nultarief internationaal personenvervoer

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.

Doelstelling:

Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale boot- en vliegreizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.

Ministerie:

I&W, Artikel 17: Luchtvaart en I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd, in het licht van de invoering van een nationale vliegbelasting en de internationale gesprekken over belastingen op luchtvaart.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling sport

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogende

sportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.

Doelstelling:

Stimuleren c.q. ondersteunen van sportorganisaties en sportclubs en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

VWS, Artikel 6: Sport en bewegen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling post

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.

Doelstelling:

Voorkomen van administratieve lasten en ondersteunen van het algemene belang van openbare nutsvoorzieningen.

Ministerie:

EZK, Artikel 1: Goed functionerende economie en markten..

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede politieke, godsdienstige, levensbeschouwelijke en liefdadige organisaties

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van instellingen zonder winstoogmerk die handelen in het collectief, maatschappelijk belang van hun leden en verminderen van administratieve lasten

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling fondswerving

Beschrijving:

Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van € 68.067 per jaar voor leveringen en € 22.689 per jaar voor diensten (€ 50.000 voor sportorganisaties).

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstellingen medische zorg

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Ter voorkoming van cumulatie van belasting (verouderd).

Ministerie:

VWS, Financieel beeld zorg.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers

Beschrijving:

De diensten van uitvaartondernemers zijn vrijgesteld van btw. Het gaat hier alleen om diensten die worden verricht na het overlijden van een persoon, niet van een (huis)dier. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende diensten:het verzorgen en opbaren van de overledene, het verzorgen van de uitvaart, het dragen van de lijkkist, het verzorgen van de begrafenis of crematie (inclusief de asverstrooiing)

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Voorkomen belastingheffing op uitgaven die rechtstreeks verband houden met het leed van mensen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstellingen overig

Beschrijving:

Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.

Doelstelling:

Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Auto

 

Regeling:

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2022/23» van de Stichting BOVAG-RAI.

  

Regeling:

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voor alle voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. In 2025 geldt een kwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto’s vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto’s in feite uit op 4%. In 2019 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000. Vanaf 2020 wordt het kortingspercentage en het maximum afgebouwd. Vanaf 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling.

Doelstelling:

Stimulering van emissievrij rijden.

Ministerie:

I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).

Doeltreffend:

Doeltreffend

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2022/23» van de Stichting BOVAG-RAI.

  

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto’s met lagere CO2– uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn.

Doelstelling:

Bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto’s.

Ministerie:

I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2022/23» van de Stichting BOVAG-RAI.

  

Regeling:

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

Beschrijving:

Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.

Ministerie:

I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2019

  

Regeling:

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Beschrijving:

Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.

Ministerie:

I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2022.

  

Regeling:

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een vrijstelling van BPM.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)

Beleidsuitwerking:

BPM vrijstelling wordt afgeschaft

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst voor de MRB over juni t/m 2023 en cijfers RDW voor de catalogusprijzen.

  

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB. Dit tarief wordt van 2021 tot en met 2024 jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd en in 2025 met gemiddeld € 24 verlaagd.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Beschrijving:

Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.

Doelstelling:

Tegemoetkoming voor gehandicapten.

Ministerie:

VWS, Financieel beeld zorg.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Beschrijving:

Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB.

Doelstelling:

Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Spits de regeling voor het behoud van mobiel erfgoed toe op specifieke modellen die tot mobiel erfgoed worden gerekend

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Beschrijving:

Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief met een maximum van € 138 (prijzen 2023) onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.

Doelstelling:

Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Kwarttarieven

Beschrijving:

Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s.

Doelstelling:

Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Geef de MRB-regeling «kwarttarief kampeerauto’s» anders vorm.

Beleidsuitwerking:

Kabinetsreactie volgt nog

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

Beschrijving:

Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB. In 2025 wordt het tarief verhoogd naar een driekwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.

Doelstelling:

PHEV's aantrekkelijker maken voor de Nederlandse tweedehands markt

Ministerie:

I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Ja

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

Stimuleren PHEV rijmt niet met doel uit Klimaatakkoord om 100% van de nieuwverkopen in 2030 EV te laten zijn.

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)

Beschrijving:

Vrachtwagens die zijn betrokken bij het goederenvervoer tussen lidstaten van de Europese Unie waarbij het begin en/of eindvervoer over de weg wordt verricht en voor het overige gebruik wordt gemaakt van het spoor, binnenwateren, of van een zeetraject kunnen om teruggaaf van bzm (Eurovignet) verzoeken. Van belang voor de teruggaaf van het eurovignet is het feit dat er slechts sprake is van gecombineerd vervoer indien voor het traject dat per spoor of over water wordt afgelegd een vervoersalternatief over de weg aanwezig is. Het zogenoemde deep sea vervoer komt niet voor de teruggaaf in aanmerking, het short sea vervoer onder bepaalde voorwaarden wel. Tevens moet aan bepaalde administratieve eisen worden voldaan om de uitvoering door de belastingdienst mogelijk te maken. De terminals (plaatsen van in- of uitlading bij het spoor) die betrokken zijn bij het begin- en/of het eindvervoer dienen aan deze eisen te voldoen anders kan geen teruggaaf van het eurovignet worden verleend. De terminals dienen voorts in Nederland te zijn gelegen.

Doelstelling:

Het handhaven en versterken van de logistieke functie van de Nederlandse economie onder optimale milieutechnische voorwaarden. Met de maatregel is beoogd het marktaandeel van milieuvriendelijke vervoerswijzen in het goederenvervoer te versterken en de efficiency en bereikbaarheid in het wegvervoer te verhogen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De vrachtwagenheffing zal naar verwachting in 2026 van start gaan. Zodra de Vrachtwagenheffing operationeel is zal afscheid worden genomen van het Eurovignet en zal de Wet belasting zware motorrijtuigen worden ingetrokken.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Accijns

 

Regeling:

Accijnzen Vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties

Beschrijving:

Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (IO’s) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.

Doelstelling:

Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en IO’s en hun personeel bevorderen.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het privilegebeleid ten aanzien van diplomatiek personeel en medewerkers van IO’s in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd. Wel wordt bezien of het gehele pakket aan privileges kan worden gemoderniseerd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Accijns Vrijstelling communautaire wateren

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.

Ministerie:

I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Accijns Vrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.

Ministerie:

I&W, Artikel 17: Luchtvaart.

Evaluatie:

Impactanalyse afschaffen accijnsvrijstelling luchtvaartuigen, CE Delft, 2023. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Doeltreffend:

Wel of grotendeels doeltreffend

Doelmatig:

Wel of grotendeels doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Accijns teruggaaf LPG glastuinbouw

Beschrijving:

Voor het gebruik van LPG in de glastuinbouw geldt een teruggaafregeling in de accijns.

Doelstelling:

Bevorderen ondernemerschap

Ministerie:

LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen

Beschrijving:

Het tarief van de bieraccijns wordt voor kleine brouwerijen verlaagd met 7,5%.

Doelstelling:

In het belastingstelsel van voor 1992 betaalden kleine brouwerijen relatief veel belasting, het verlaagde tarief was een compensatie hiervoor.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen volgende evaluatie beoorgd

Doeltreffend:

Niet of beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Niet of beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

In een evaluatie van 2008 is aanbevolen om de regeling af te schaffen.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Assurantiebelasting

 

Regeling:

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

Beschrijving:

De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico’s af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.

Doelstelling:

Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.

Ministerie:

LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2023, als onderdeel van de beleidsevaluatie Brede Weersverzekering.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering. Informatie hieromtrent afkomstig van RVO.

  

Regeling:

ASB Vrijstelling levensverzekeringen

Beschrijving:

Levensverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter, voorkomen van ontmoediging van sparen en voorkomen moeilijkheden in de uitvoering.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche

  

Regeling:

ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Beschrijving:

Ongevallen-, invaliditeits-, en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van assurantiebelasting van 21%.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.

Ministerie:

SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche

  

Regeling:

ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW

Beschrijving:

Ziekte- en ziektekostenverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.

Ministerie:

VWS, Financieel beeld zorg.

Evaluatie:

De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche

  

Regeling:

ASB Vrijstelling werkloosheidsverzekeringen

Beschrijving:

Werkloosheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.

Ministerie:

SZW, Artikel 5: Werkloosheid.

Evaluatie:

De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Niet van toepassing

  

Regeling:

ASB Vrijstelling zeeschepen

Beschrijving:

Verzekeringen van zeeschepen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Het gaat om cascoverzekeringen (het zeeschip zelf, niet de inhoud daarvan) en de risico’s die de reder heeft door het varen van een zeeschip.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen

Ministerie:

I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

Wel doeltreffend

Doelmatig:

Wel doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en jaarcijfers over de moniale premie-volume in de maritieme sector

  

Regeling:

ASB Vrijstelling transportverzekeringen

Beschrijving:

Transportverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Dit zijn verzekeringen tegen risico’s van schade als gevolg van vervoer van goederen over zee, land, binnenwateren en door de lucht. Het gaat ook om aansprakelijkheidsverzekeringen van

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen en vermijden dat bestaande handelsgebruiken worden doorbroken als gevolg van de heffing van assurantiebelasting.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche

  

Regeling:

ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen

Beschrijving:

Exportkredietverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. De vrijstelling geldt voor zowel publieke als private exportkredietverzekeringen.

Doelstelling:

Beschermen van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

Wel doeltreffend

Doelmatig:

Wel doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Op basis van jaarverslagen Atradius en Dutch State business

  

Regeling:

ASB Vrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving:

Verzekeringen van luchtvaartuigen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Het gaat om cascoverzekeringen (het luchtvaartuig zelf, niet de inhoud daarvan).

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen

Ministerie:

I&W, Artikel 17: Luchtvaart.

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.

Doeltreffend:

Beperkt doeltreffend

Doelmatig:

Beperkt doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag KLM

Overdrachtsbelasting

 

Regeling:

OVB Vrijstelling cultuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.

Doelstelling:

Landbouwstructuur verbeteren en voorkomen belasten van verplaatsing van land- en tuinbouwbedrijven als gevolg van overheidsingrijpen

Ministerie:

LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr 25. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2014.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

Beschrijving:

Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.

Doelstelling:

Versnippering van de onderneming voorkomen en stimuleren bedrijfsopvolging tijdens leven.

Ministerie:

EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking:

Vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2014.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling wijkontwikkelingsmaatschappijen

Beschrijving:

Wijkontwikkelingsmaatschappijen zijn tijdelijke samenwerkingsverbanden ter bevordering van stedelijke herstructurering. Door de vrijstelling kunnen betrokken partijen onder strikte voorwaarden onroerende zaken overdragen aan een WOM en later weer terug geleverd krijgen zonder verschuldigdheid van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79. De evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Geen aanbeveling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling wooninvesteringsfondsen

Beschrijving:

Woningcorporaties kunnen ter financiering van stedelijke herstructureringsprojecten woningen verkopen aan het speciaal daarvoor opgerichte Wooninvesteringsfonds. Die verkrijging is onder voorwaarden vrijgesteld.

Doelstelling:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

Ministerie:

BZK, Artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.

Doelstelling:

Bevorderen structuurverbetering van het landelijk gebied door de aankoop en ruil van gronden te faciliteren.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden. Per 01-01-2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met zijn werkzaamheden.

Doelstelling:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling natuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling daarop niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.

Doelstelling:

Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.

Ministerie:

LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.

Doeltreffend:

Onzeker of doeltreffend

Doelmatig:

Onzeker of doelmatig

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking:

Geen wijzigingen

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming

Beschrijving:

Als er sprake is van inbreng van onroerende zaken in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap of als een onderneming wordt omgezet in een nv of bv is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)

Beschrijving:

Een verkrijging krachtens verdeling of vereffening van het vermogen van een onderneming/vennootschap is vrijgesteld wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze vrijstelling betreft de keerzijde van de vrijstelling voor inbreng of omzetting.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners

Beschrijving:

Een verkrijging krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners is vrijgesteld mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling juridische fusie

Beschrijving:

Wanneer sprake is van een juridische fusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling bedrijfsfusie

Beschrijving:

Wanneer sprake is van een bedrijfsfusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling interne reorganisatie

Beschrijving:

Bij een interne reorganisatie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling juridische splitsing

Beschrijving:

Bij een juridische splitsing is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI

Beschrijving:

Wanneer sprake is van een taakoverdracht door een vereniging of algemeen nut beogende instelling is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken

Beschrijving:

Wanneer een zaak wordt verkregen die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger is de verkrijging van de zaak vrijgesteld, voor zover de waarde van de verkregen onroerende zaak door de verkrijging van de zelf aangebrachte zaak is toegenomen.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling bodembestanddelen

Beschrijving:

Wanneer bodembestanddelen zoals zand, grind, veen en terpaarde als gevolg van een beding geacht worden niet te zijn geleverd is hierover geen OVB verschuldigd.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling kabels en leidingen

Beschrijving:

Als een netwerk voor transport van stoffen, energie of informatie wordt verkregen is dit vrijgesteld.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen

Beschrijving:

Verkrijging van onroerende zaken door publiekrechtelijke lichamen (o.a. de Staat, provincie, gemeente, waterschap) is vrijgesteld van OVB.

Doelstelling:

Het afbakenen van de grondslag.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie is niet beoogd op dit moment.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling onderwijs

Beschrijving:

Er geldt in bepaalde gevallen een vrijstelling als een onroerende zaak die bestemd is voor onderwijs wordt verkregen door een onderwijsinstelling.

Doelstelling:

Het afbakenen van de grondslag.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie is niet beoogd op dit moment.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling herstel art.19

Beschrijving:

Op basis van art. 19 WBR kan op verzoek teruggaaf worden verleend als de toestand vóór een verkrijging feitelijk en rechtens wordt hersteld als gevolg van een vervulling van een ontbindende voorwaarde, nietigheid of vernietiging en ontbinding wegens niet-nakoming van een verbintenis. Voor het geval een situatie als bedoeld in art. 19 WBR leidt tot teruglevering, is de verkrijging vrijgesteld.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling staatsbosbeheer

Beschrijving:

De verkrijging van bepaalde objecten door Staatsbosbeheer is vrijgesteld zolang het niet gaat om bedrijfsondersteunende onroerende zaken.

Doelstelling:

Het afbakenen van de grondslag.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie is niet beoogd op dit moment.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting

Beschrijving:

Voorkomt dat er in bepaalde situaties zowel overdrachtsbelasting als omzetbelasting verschuldigd is. Wanneer de levering van het onroerend goed van rechtswege is belast met btw is er geen OVB verschuldigd.

Doelstelling:

Het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2024 als onderdeel van de evaluatie vrijstellingen in de btw.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

  

Regeling:

OVB vrijstelling wilsrecht

Beschrijving:

Een verkrijging krachtens erfrecht is geen belastbare verkrijging op grond van artikel 3 lid 1 WBR. Een verkrijging krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is wel een belastbare verkrijging, maar deze is vrijgesteld.

Doelstelling:

Het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Bankenbelasting

 

Regeling:

Drempelbedrag bankenbelasting

Beschrijving:

De bankenbelasting kent een doelmatigheidsvrijstelling van 23,5 miljard euro. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de belastbare som, doch niet verder dan tot nihil.

Doelstelling:

Het doel is ten eerste een gelijker speelveld creëren tussen grote en kleine banken. Dat speelveld was in het voordeel van grote banken dankzij schaalvoordelen en goedkopere leningen dankzij de impliciete overheidsgarantie. Het tweede doel is het beperken van de administratieve lasten bij banken en de uitvoeringslasten bij de Belastingdienst.

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie bankenbelasting 2021, FIN, 2021. Kamerstukken II 2021-2022, 32 545, nr. 151. Een volgende evaluatie is nog niet gepland

Doeltreffend:

Deels doeltreffend

Doelmatig:

Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Kansspelbelasting

 

Regeling:

Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro

Beschrijving:

N.v.t.

Doelstelling:

Nader te onderzoeken

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Onbepaald

Doeltreffend:

Nader te onderzoeken

Doelmatig:

Nader te onderzoeken

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Onbekend

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

N.v.t.

Verbruiksbelasting

 

Regeling:

Vrijstellingen mineraalwater

Beschrijving:

Over mineraalwater wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald.

Doelstelling:

Stimuleren gezond gedrag

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2026.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Ja

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van aangiftecijfers van de belastingdienst kan de omvang geschat worden. Wanneer de vrijstelling wordt ingevoerd is deze informatie niet meer beschikbaar.

  

Regeling:

Vrijstellingen melk

Beschrijving:

Over zuivel wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald

Doelstelling:

Stimuleren gezond gedrag

Ministerie:

FIN, Artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2026.

Doeltreffend:

(nog) Niet onderzocht

Doelmatig:

(nog) Niet onderzocht

Horizonbepaling:

Nee

Toetsingskader:

Nee

Aanbeveling:

N.v.t.

Beleidsuitwerking:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van cijfers van het RIVM kan bepaald worden hoe groot de zuivelconsumptie is. Dit wordt vermenigvuldig met het tarief van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken.

Afkortingen

ASB

Assurantiebelasting

BPM

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

EB

Energiebelasting

IB

Inkomstenbelasting

LB

Loonbelasting

MIMOSI

Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)

MRB

Motorrijtuigenbelasting

OVB

Overdrachtsbelasting

VPB

Vennootschapsbelasting

11 ACCRES GEMEENTEFONDS EN PROVINCIEFONDS

Uitgangspunten en actualiteit

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen hiervan is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De jaarlijkse toe- en afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds wordt het accres genoemd.

In de Startnota 2022 van het kabinet Rutte IV zijn twee belangrijke wijzigingen in de indexering van de algemene uitkering van de fondsen toegelicht. Ten eerste is in het coalitieakkoord besloten dat de fondsen vanaf 2026 niet langer via de normeringssystematiek geïndexeerd worden. Daarmee vervalt de koppeling aan de rijksuitgaven. Ten tweede is er besloten dat tot 2025 het accres op basis van de bestaande koppeling aan de rijksuitgaven berekend wordt. Nieuw daarbij waren de uitzondering op de accresrelevante uitgaven (aru) voor een aantal investeringsfondsen.

Daarnaast heeft het kabinet aangegeven om nader te bezien of het wenselijk is om het accres stabieler te maken. Het kabinet heeft vorig jaar daarom het voorstel aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten op de stand van de Voorjaarsnota 2022. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd en het IPO niet. Het volumedeel van het accres is voor de periode 2022-2025 dan ook alleen voor de gemeenten vastgezet. De accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten zullen slechts wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Deze wijzigingen biedt gemeenten de komende jaren zekerheid over hun inkomsten en beschikbare vrije ruimte ook wanneer de uitgaven van het Rijk achterblijven bij de ramingen. Dit is ook toegelicht in de contourennota financieringssystematiek medeoverheden van de minister van Binnenlandse Zaken.

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om het Gemeente- en Provinciefonds vanaf 2027 te indexeren op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. Uitgangspunt is dat de fondsen (GF en PF) meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De indexatie wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. In de huidige Miljoenennota is deze indexering uitgewerkt. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor de fondsen minder schommelen. De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven. De grondslagen waarover deze indexatie berekend wordt, worden op gelijke wijze bepaald als de huidige grondslagen, waarover vanaf 2026 de huidige loon- en prijsindexatie wordt berekend. Ten slotte wordt de tranche van het lopend jaar bij Voorjaarsnota definitief. De bbp groei (zowel voor volume als prijs) is daarbij gebaseerd op de CEP-raming van het CPB. In deze bijlage is de indexatie op basis van bbp verder uitgewerkt.

De ontwikkeling van beide fondsen wordt hieronder separaat toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de geraamde ontwikkelingen van het Btw-compensatiefonds (BCF).

Accres gemeentefonds

Het accres is gesplitst in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het kabinet heeft ervoor gekozen om bij de Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten op een plus van 1 miljard euro ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 2022. In juni 2022 is het Rijk met de VNG overeengekomen om ook het volumedeel van het accres tot en met 2025 vast te zetten op basis van de stand Voorjaarsnota 2022.

Het volumedeel van het accres staat daarmee vast tot en met 2026. Vanaf 2027 wordt aan de hand van de bbp-ontwikkeling geïndexeerd. Het volumedeel bestaat uit het 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp.

Het loon- en prijsdeel zal tot en met tranche 2026 met een gecombineerde index op basis van de CPB-indices voor de loonvoet sector overheid, de prijsontwikkeling materiele overheidsconsumptie (IMOC) en de prijsontwikkeling bruto overheidsinvesteringen (IBOI). Hierbij wordt een verdeling van 60/20/20 tussen loon, consumptie en investeringen aangehouden. Vanaf 2027 wordt ook voor het loon- en prijsdeel van het accres de nieuwe financieringssystematiek op basis van het bbp toegepast. De indexatie voor het loon- en prijsdeel is aan de hand van de prijs bbp van het betreffende jaar.

De individuele indexen worden in procenten met één cijfer achter de komma bijgehouden, de gecombineerde index wordt bijgehouden met twee cijfers achter de komma. De indices worden bijgesteld op basis van het CEP-raming van het CPB in het voorjaar en op basis van de MEV-raming in september. De tranche van het lopend jaar wordt in het voorjaar vastgezet op basis van indices uit de CEP-raming.

De basis voor de grondslag waarover de indexatie berekend wordt is (1) het jaarlijks budget in het Gemeentefonds voor zover dit verantwoord wordt op het uitgavenplafond Rijksbegroting, exclusief middelen in het sociaal deelfonds en corona- en Oekraïne-noodmaatregelen, en (2) het nog niet in het Gemeentefonds verwerkte volume-accres. De onderstaande tabel toont de grondslagen en de procentuele jaarlijkse groei van de index.

Tabel 11.1 Grondslag en indices

Bedragen in miljoenen euro en procenten

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Gemeentefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) en volume-accres in prijspeil 2023

38.084

37.296

37.666

34.619

34.554

34.441

Begrotingsmoment van de grondslag

MN24

MN24

MN24

MN24

MN24

MN24

Loonvoet sector overheid (60%)

 

6,7%

5,3%

4,7%

n.v.t

n.v.t

Index prijs materiele overheidsconsumptie (IMOC, 20%)

 

3,5%

2,0%

2,0%

n.v.t

n.v.t

Index prijs overheidsinvesteringen (IBOI, 20%)

 

3,0%

1,9%

1,9%

n.v.t

n.v.t

8-jaars historisch gemiddelde bbp (t-2 t/m t-9)

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

1,8%

1,6%

Prijs bbp

 

n.v.t.

n.v.t

n.v.t

2,8%

2,4%

Gecombineerde index

 

5,32%

3,96%

3,60%

4,70%

4,10%

Bij het vastzetten van het accres voor de jaren 2022-2025 is besloten dat voor die jaren de grondslag voor de berekeningswijze van het loon- en prijs-accres zoveel mogelijk aansluit bij die van de bestaande normeringssystematiek. Hierbij wordt de meest actuele stand van de Gemeentefondsuitgaven en accres (excl. de hierboven genoemde uitzonderingen) gebruikt als basis voor de accrestranche van het jaar erop. Dit bedrag wordt vervolgens plat doorgetrokken tot 2025. Bijvoorbeeld: in 2023 waren de accresrelevante uitgaven in het Gemeentefonds 38.084 miljoen. De gecombineerde loon- en prijsontwikkeling voor 2024 wordt geraamd op 5,32%. Daarmee is het bedrag aan loon- en prijsindexatie voor tranche 2024 38.084*5,32%=2.026 miljoen. Dit bedrag wordt vervolgens plat doorgetrokken naar 2025.

Vanaf het jaar 2026 wordt het accres bijgehouden zoals dit ook voor de indexatie van de rijksbegroting gebruikelijk is. Dat wil zeggen dat het Gemeentefonds-budget uit de laatste Miljoenennota per jaar de grondslag is. Bijvoorbeeld: het accresrelevante gedeelte van het Gemeentefonds en het gereserveerd volume-accres is samen in 2026 34.619 miljoen. Dit is in prijspeil 2023. De gecombineerde loon- en prijsontwikkeling in 2024 wordt geraamd op 5,32%. Daarmee is het bedrag aan loon- en prijsindexatie voor tranche 2024 in het jaar 2026 34.619*5,32%= 1.842 miljoen.

De onderstaande tabellen tonen de tranches op basis van de Miljoenennotastand van het Gemeentefonds en de loon - en prijsontwikkeling van de MEV-raming. Daaronder is de raming uit de Voorjaarsnota weergegeven en de mutaties als gevolg van de verschillen tussen de twee ramingen. Door de uitwerking van de bbp-indexatie verschuift een deel van het accres van de prijs tranches naar de volume tranches in 2027 en 2028, per saldo is het accres hoger t.o.v. LPO.

Tabel 11.2 Accres Miljoenennota 2024

Bedragen in miljoenen euro

2024

2025

2026

2027

2028

tranche 2024 volume

1.135

1.135

   

tranche 2024 prijs

2.026

2.026

1.842

1.838

1.832

tranche 2025 volume

 

920

   

tranche 2025 prijs

 

1.557

1.444

1.441

1.436

tranche 2026 volume

  

1.464

1.464

1.464

tranche 2026 prijs

  

1.365

1.362

1.358

tranche 2027 volume

   

706

703

tranche 2027 prijs

   

1.117

1.114

tranche 2028 volume

    

670

tranche 2028 prijs

    

997

Totaal accres

3.161

5.639

6.114

7.928

9.575

Tabel 11.3 Accres Voorjaarsnota 2023

Bedragen in miljoenen euro

2024

2025

2026

2027

2028

tranche 2024 volume

1.135

1.135

   

tranche 2024 prijs

1.592

1.592

1.460

1.418

1.418

tranche 2025 volume

 

920

   

tranche 2025 prijs

 

1.620

1.507

1.464

1.464

tranche 2026 volume

  

1.464

1.464

1.464

tranche 2026 prijs

  

1.345

1.306

1.306

tranche 2027 volume

   

150

150

tranche 2027 prijs

   

1.217

1.217

tranche 2028 volume

    

150

tranche 2028 prijs

    

1.256

Totaal accres

2.727

5.268

5.775

7.020

8.427

Tabel 11.4 Mutatie sinds Voorjaarsnota

Bedragen in miljoenen euro

2024

2025

2026

2027

2028

tranche 2024 volume

     

tranche 2024 prijs

434

434

382

420

414

tranche 2025 volume

     

tranche 2025 prijs

 

‒ 63

‒ 63

‒ 23

‒ 28

tranche 2026 volume

     

tranche 2026 prijs

  

20

56

51

tranche 2027 volume

   

556

553

tranche 2027 prijs

   

‒ 100

‒ 104

tranche 2028 volume

    

520

tranche 2028 prijs

    

‒ 259

Totaal accres

434

371

339

908

1.148

Accres tot en met 2025 voor het Provinciefonds

Zoals eerder is toegelicht, wordt het accres voor het Provinciefonds tot 2025 berekend via een koppeling aan de Rijksuitgaven. In de onderstaande tabel wordt de berekening van het accres uitgesplitst en toegelicht. In 2023 daalt het accres vanwege onder andere kasschuiven naar latere jaren. De tranches voor 2024 en 2025 stijgen. Dit komt zowel door hogere volume-ontwikkeling als door gestegen loon- en prijsontwikkeling. Zie hoofdstuk 2.1 van de Miljoenennota voor verdere toelichting op de uitgavenontwikkeling.

Bij de bepaling van de omvang van accresrelevante uitgaven (aru) vormen de netto uitgaven van het Rijk onder het uitgavenplafond het startpunt. Netto wil zeggen dat de rijksuitgaven worden gesaldeerd met de niet-belastingontvangsten. Op de netto uitgaven onder het uitgavenplafond (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten zoals het Gemeentefonds en Provinciefonds zelf. Het saldo (C) geeft de accresrelevante uitgaven (aru) en vormt de basis voor de accresberekening. Het accres (F) is vervolgens het product van de grondslag (E ) en de aru in procenten (D).

Tabel 11.5 Normeringssytematiek Provinciefonds t/m 2025

(in miljoenen euro, tenzij anders aangegeven)

2022

2023

2024

2025

Uitgaven Rijksbegroting

175.791

174.448

176.696

189.367

Uitgaven Sociale zekerheid

85.949

98.244

108.909

115.224

Uitgaven Zorg

81.513

87.861

97.752

102.528

Uitgaven Investeringsplafond

13.821

18.090

30.287

33.654

A) Netto uitgaven onder uitgavenplafond

357.075

378.644

413.644

440.772

     

B) Correcties

‒ 70.211

‒ 68.167

‒ 65.677

‒ 73.163

w.v. Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-Compensatiefonds

‒ 42.437

‒ 45.379

‒ 47.480

‒ 49.780

w.v. overige Rijksbijdragen aan gemeenten en provincies

‒ 10.224

‒ 10.852

‒ 11.137

‒ 11.569

w.v. overboekingen met GF, PF en BCF

1.696

565

478

551

w.v. Niet-accresrelevante fondsen onder het plafond

‒ 496

‒ 4.070

‒ 8.263

‒ 10.718

w.v. financieringsverschuivingen

‒ 1.068

‒ 800

‒ 800

‒ 799

w.v. correcties corona en Oekraine-noodmaatregelen op uitgavenplafond

‒ 11.160

‒ 3.849

‒ 874

‒ 628

w.v. correcties energie-pakket

‒ 6.081

‒ 3.657

2.860

545

w.v. overige correcties

‒ 441

‒ 124

‒ 461

‒ 767

     

C) Accresrelevante uitgaven (aru) = A+B

286.864

310.477

347.967

367.609

D) Ontwikkeling aru (%) = (Ct - Ct-1)/Ct-1

 

8,23%

12,08%

5,64%

     

Provinciefonds

    

E) Grondslag (t-1)

 

2.843

3.108

3.341

F) Accres (= E * D)

 

234

375

189

G) Accres cumulatief

 

234

609

798

Tabel 11.6 Accrestranches Provinciefonds t/m 2025

(in miljoenen euro)

2023

2024

2025

tranche 2023

234

234

234

tranche 2024

 

375

375

tranche 2025

  

189

Cumulatief accres vanaf 2022

234

609

798

Om de aru te berekenen wordt uitgegaan van de netto rijksuitgaven onder het uitgavenplafond inclusief drie typen standaardcorrecties en een bijzondere correctie voor corona- en Oekraïne -noodmaatregelen:

1. Rijksuitgaven aan gemeenten en provincies

Uitgaven onder het uitgavenplafond die het Rijk overmaakt naar gemeenten en provincies worden uit de aru gecorrigeerd. Deze overdrachten zijn immers bestemd voor de financiering van uitgaven door gemeenten en provincies zelf en maken derhalve geen onderdeel uit van de rijksuitgaven waarop de trap-op-trap-af van toepassing is. Het corrigeren van de overdrachten is ook nodig om een onbedoelde doorwerking van accres op accres in hetzelfde jaar te voorkomen. Rijksuitgaven die op deze wijze gecorrigeerd worden zijn onder andere de algemene, decentralisatie- en integratie-uitkeringen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, de uitgaven van het Btw-compensatiefonds, de bijstand en de integratie-uitkering sociaal domein.

2. Niet-accresrelevante rijksuitgaven onder het plafond

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte VI is gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuw­bouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Transitiefonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van de accresrelevante rijksuitgaven.

3. Uitgavenmutaties in de WW als gevolg van conjunctuur

In de begrotingsregels van het kabinet Rutte IV is afgesproken dat gedurende de regeerperiode het uitgavenplafond gecorrigeerd wordt voor mutaties in de WW-uitgaven als gevolg van de conjunctuur. Het Rijk hoeft zodoende mee- en tegenvallers in de WW-uitgaven als gevolg van conjunctuur niet op te vangen binnen het uitgavenplafond en deze uitgavenmutaties zijn om deze reden ook niet accresrelevant.

4. Financieringsverschuivingen gedurende de kabinetsperiode

Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar zonder correctie wel effect zouden hebben op het accres. Dit zijn dus schuiven tussen accresrelevante uitgaven en niet-accresrelevante uitgaven. Bij een schuif is per saldo geen sprake van meer of minder uitgaven op rijksniveau, maar is alleen sprake van een andere financieringsbron. Denk bijvoorbeeld aan overhevelingen van departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen de inkomsten- en de uitgavenkant.

5. Corona-noodmaatregelen en Oekraïne-noodmaatregelen

Gegeven de uitzonderlijke situatie als gevolg van zowel het coronavirus als de oorlog in Oekraïne heeft het kabinet besloten de uitgaven hiervoor buiten het reguliere uitgavenplafond te behandelen. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Om boekhoudkundige redenen wordt een aantal van deze uitgaven met plafondcorrecties onder het uitgavenplafond geboekt. Ook hiervoor geldt dat ze niet ten koste gaan van andere uitgaven. Omdat de reguliere systematiek niet geldt voor deze uitgaven leiden ze ook niet tot een effect op het accres.

6. Maatregelen uit het energie-pakket

In september 2022 heeft het kabinet vanwege de gestegen energieprijzen besloten tot een pakket aanvullende maatregelen om de koopkracht van burgers te ondersteunen. Hierbij is aangegeven dat deze maatregelen vanwege hun uitzonderlijke karakter niet meelopen in de normeringssystematiek. Ook de dekking van het energiepakket is uitgezonderd op de aru om een onbedoeld negatief effect op de aru te voorkomen.

Grondslag

De normeringsystematiek is van toepassing op alle middelen die worden verantwoord onder het Provinciefonds en vallen onder het uitgavenplafond Rijksbegroting exclusief corona- en Oekraïne-noodmaatregelen.

Voor de berekening van het accres in jaar t wordt de grondslag van het voorgaande jaar (t-1) genomen. Het accrespercentage in jaar t betreft immers ook de groei van de aru ten opzichte van het voorgaande jaar (t-1). Als de aru met x% stijgen in jaar t groeit het Provinciefonds via het accres in jaar t ook met x%. Hiermee wordt het principe van trap-op-trap-af gewaarborgd.

Dit heeft tot gevolg dat mutaties in de grondslag altijd met een jaar vertraging doorwerken in de normeringsystematiek. Via taakmutaties kunnen departementen geld toevoegen of onttrekken aan het Provinciefonds; dit werkt door als grondslagmutatie. Uitgangspunt is dat bij taakmutaties geen jaren zijn zonder indexatie van deze overgehevelde budgetten. Dat betekent dat bij overheveling van of naar het Provinciefonds het verantwoordelijke departement een reeks overhevelt met indexatie over het lopende jaar.

Accres 2026 en verder voor het Provinciefonds

Net als bij het Gemeentefonds heeft het kabinet ook voor het Provinciefonds ervoor gekozen om bij Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten en te splitsen in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het volumedeel van het accres staat vast en het loon- en prijsdeel wordt geactualiseerd op de manier die ook bij de begrotingen van het Rijk gebruikelijk is. Vanaf 2027 wordt net als voor het Gemeentefonds een indexatie op basis van bbp-ontwikkeling toegepast. Zie voor de toelichting op deze systematiek het kopje Accres Gemeentefonds hierboven.

De onderstaande tabellen tonen de tranches van de loon- en prijsontwikkeling in 2026 en de bbp-indexatie voor 2027 en 2028 op basis van de Miljoenennotastand van het Provinciefonds en de MEV-raming. Daaronder is de raming uit de Voorjaarsnota weergegeven en de mutaties als gevolg van de verschillen tussen de twee ramingen. Door de uitwerking van de bbp-indexatie verschuift een deel van het accres van de prijs tranches naar de volume tranches in 2027 en 2028, per saldo is het accres hoger t.o.v. LPO.

Tabel 11.7 Grondslag en indices

Bedragen in miljoenen euro en procenten

2024

2025

2026

2027

2028

Provinciefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) en volume-accres in prijspeil 2023

  

2.898

2.861

2.861

Begrotingsmoment van de grondslag

  

MN24

MN24

MN24

Loonvoet sector overheid (60%)

6,7%

5,3%

4,7%

n.v.t

n.v.t

Index prijs materiele overheidsconsumptie (IMOC, 20%)

3,5%

2,0%

2,0%

n.v.t

n.v.t

Index prijs overheidsinvesteringen (IBOI, 20%)

3,0%

1,9%

1,9%

n.v.t

n.v.t

8-jaars historisch gemiddelde bbp (t-2 t/m t-9)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

1,8%

1,6%

Prijs bbp

n.v.t.

n.v.t

n.v.t

2,8%

2,4%

Gecombineerde index

5,32%

3,96%

3,60%

4,70%

4,10%

Tabel 11.8 Accres Miljoenennota 2024

Bedragen in miljoenen euro

2026

2027

2028

tranche 2024 volume

   

tranche 2024 prijs

154

152

152

tranche 2025 volume

   

tranche 2025 prijs

121

119

119

tranche 2026 volume

123

123

123

tranche 2026 prijs

114

113

113

tranche 2027 volume

 

58

58

tranche 2027 prijs

 

93

93

tranche 2028 volume

  

56

tranche 2028 prijs

  

83

Totaal accres

512

658

796

Tabel 11.9 Loon-en prijsaccres stand Voorjaarsnota 2023

Bedragen in miljoenen euro

2026

2027

2028

tranche 2024 volume

   

tranche 2024 prijs

122

117

117

tranche 2025 volume

   

tranche 2025 prijs

126

121

121

tranche 2026 volume

123

123

123

tranche 2026 prijs

113

108

108

tranche 2027 volume

 

15

15

tranche 2027 prijs

 

101

101

tranche 2028 volume

  

15

tranche 2028 prijs

  

104

Totaal LPO-accres

484

585

704

Tabel 11.10 Mutatie sinds Voorjaarsnota

Bedragen in miljoenen euro

2026

2027

2028

tranche 2024 volume

0

0

0

tranche 2024 prijs

32

35

35

tranche 2025 volume

0

0

0

tranche 2025 prijs

‒ 5

‒ 2

‒ 2

tranche 2026 volume

0

0

0

tranche 2026 prijs

2

5

5

tranche 2027 volume

0

43

43

tranche 2027 prijs

0

‒ 8

‒ 8

tranche 2028 volume

0

0

41

tranche 2028 prijs

0

0

‒ 21

Totaal accres

28

73

92

Doorwerking afspraken normeringssystematiek op plafond Btw-compensatiefonds

De bijdrage van het Rijk aan het Btw-compensatiefonds (hierna: BCF) is geplafonneerd. Het plafond van het BCF is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals die volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Het plafond van het BCF wordt daarnaast aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met toevoegingen of onttrekkingen aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF.

Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeente- en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond komt het verschil ten gunste van het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Tot Voorjaarsnota 2022 werd de toevoeging of uitname over het gemeente- en provinciefonds verdeeld conform de gerealiseerde aandelen van de gezamenlijke Gemeenten en Provincies in het BCF. Echter, doordat de VNG heeft ingestemd met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres voor de periode 2022-2025 vast te zetten en het IPO niet, worden het Gemeente- en Provinciefonds per 2022 op verschillende wijze geïndexeerd. Het volume-accres 2022-2025 voor het gemeentefonds is vastgesteld bij VJN 2022 en wordt alleen nog gewijzigd naar aanleiding van de LPO-ontwikkeling, terwijl het accres voor het provinciefonds meebeweegt met de Rijksuitgaven. Vanaf 2027 wordt het BCF geïndexeerd met de bbp-systematiek.

Het aandeel van het BCF-plafond behorend bij gemeentes en provincies is bij Voorjaarsnota 2022 vastgesteld op die actuele stand. Sindsdien worden taakmutaties en accresontwikkelingen voor gemeentes en provincies apart bijgehouden. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het BCF-plafond voor het aandeel gemeentes en provincies weer sinds Voorjaarsnota 2023.

Tabel 11.11 Geraamd plafond BCF

(in miljoenen euro)

2023

2024

2025

2026

2027

BCF Plafond totaal

4.458

4.815

5.124

5.156

5.391

Plafond aandeel gemeenten VJN23

3.944

4.241

4.528

4.513

4.566

Taakmutaties

13

2

2

1

76

Toevoeging accres sinds voorjaarsnota

24

16

39

118

Plafond aandeel gemeenten MN24

3.957

4.268

4.547

4.553

4.760

Uitputting gemeenten

3.598

3.598

3.598

3.598

3.598

Ruimte onder plafond gemeenten

359

671

949

955

1.163

      

Plafond aandeel provincies VJN23

505

550

582

599

594

Taakmutaties

2

0

0

0

20

Toevoeging accres sinds voorjaarsnota

‒ 6

‒ 3

‒ 5

5

17

Plafond aandeel provincies MN24

501

546

577

604

631

12 OVERZICHT RISICOREGELINGEN VAN HET RIJK

In tabellen 12.1 t/m 12.5 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar de begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde partij buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

De tabellen 12.1 en 12.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico in 2022, 2023 en 2024. Ontwikkelingen vanaf 1 september zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2023 en 2024 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «te verlenen garanties» en «te vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent (in principe) altijd een maximum, het zogenaamde garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij garanties aan internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij onder andere de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan grote internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond ook gelijkgesteld aan de uitstaande garanties. Het uitstaand risico van de reguliere garanties neemt toe in 2023 en 2024, van 170,4 miljard euro tot respectievelijk 183,5 en 180,5 miljard euro. Dit is met name het gevolg van een nieuwe garantieregeling voor macro-financiële bijstand aan Oekraïne en een verhoging van de garanties aan het IMF.

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, wordt een ‘nee-tenzij’-beleid gevoerd ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels en houdt in dat er terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan – bijvoorbeeld tijdens afgelopen crises - maar hier is een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.

Naast de reguliere garanties (tabel 12.1) is tijdens de vorige kabinetsperiodes besloten om een aantal tijdelijke garanties te verlenen ter bestrijding van de coronacrisis. Het uitstaand risico van deze risicoregelingen worden getoond in tabel 12.2. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangsten van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd vloeit deze ook in de staatsschuld.

Lopende coronagerelateerde garantieregelingen nemen in 2023 en 2024 licht af. In 2023 dalen naar verwachting de uitstaande garanties van 47,9 miljard euro naar 46,7 miljard euro. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat er een sterke daling is van de nationale garantieregelingen met betrekking tot de coronacrisis. De garantieregeling voor KLM is volledig komen te vervallen en de meeste overige nationale regelingen worden de komende jaren verder afgebouwd. Het overgrote deel van de nog resterende coronagaranties (45 miljard euro) heeft betrekking op de Europese garanties Next Generation EU (NGEU) en Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE). Uit tabel 12.2 blijkt dat het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk in 2023 naar verwachting toeneemt tot 230,1 miljard euro ten opzichte van 218,3 miljard euro in 2022. In 2024 daalt het totale uitstaande risico toe tot 227,1 miljard euro.

Tabel 12.1 Garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal-plafond

   

2022

2023

2023

2023

2023

2024

2024

2024

2024

 

V

3

Raad van Europa

176,7

110,7

287,4

287,4

287,4

VII

3

Herplaatsingsgarantie

250,5

250,5

393,2

643,6

783,0

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

113,1

113,1

113,1

176,6

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

347,0

12,0

29,0

330,0

330,0

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

251,7

305,2

251,7

305,2

305,2

450,0

IXB

2

Single Resolution Fund

4.163,5

4.163,5

4.163,5

4.163,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

9.200,0

9.200,0

9.200,0

9.200,0

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

5.507,0

10.493,0

14.803,8

14.803,8

14.803,8

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

773,5

0,1

773,6

773,6

773,6

IXB

4

DNB - deelneming in kapitaal IMF

30.766,0

1.472,4

32.238,3

32.238,3

32.238,3

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

589,1

589,1

589,1

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM)

2.699,9

90,3

2.609,6

2.609,6

2.609,6

IXB

4

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154,2

34.154,2

34.154,2

34.154,2

IXB

4

European Investment Bank (EIB)

11.796,0

11.796,0

11.796,0

11.796,0

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.363,7

24,7

35.338,9

35.338,9

35.338,9

IXB

4

Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)

1.062,0

1.062,0

1.062,0

1.062,0

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

3.776,0

3.776,0

3.776,0

3.776,0

IXB

4

Macro-financiële bijstand (MFB)

215,4

215,4

215,4

215,4

IXB

4

Wereldbank

5.450,6

0,7

5.451,3

5.451,3

5.451,3

IXB

5

Exportkredietverzekering

18.855,1

10.000,0

10.000,0

18.855,1

10.000,0

10.000,0

10.000,0

18.855,1

10.000,0

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

1.427,0

765,0

400,2

1.791,8

765,0

765,0

400,1

2.156,7

765,0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

254,8

400,0

54,2

600,6

400,0

400,0

22,6

978,0

400,0

XIII

2

Microkredieten

130,0

130,0

130,0

130,0

XIII

2

MKB-financiering

80,3

80,3

80,3

268,2

XVI

2 & 3

Instellingen voor de gezondheidszorg

138,0

23,7

114,2

19,2

95,0

114,2

XIV

22

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

264,7

19,9

244,8

19,3

225,5

264,7

XVII

1

Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

16,3

24,0

40,3

24,0

64,3

140,0

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

95,0

50,0

145,0

50,0

195,0

675,0

XVII

5

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

3.320,3

11,7

3.308,7

11,6

3.297,1

3.308,7

  

Overig

659,4

97,4

40,9

715,9

195,7

98,5

44,5

769,9

151,5

351,1

  

Subtotaal reguliere garanties

170.368,7

25.258,3

10.946,3

183.484,6

11.360,7

11.730,7

14.680,8

180.534,5

11.316,5

163.500,8

Tabel 12.2 Coronagerelateerde garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal-plafond

   

2022

2023

2023

2023

2023

2024

2024

2024

2024

 

IXB

3

Garantie KLM

1.561,5

1.561,5

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

1.301,0

1.301,0

1.301,0

1.301,0

IXB

4

Next Generation EU (NGEU)

38.382,6

469,2

38.851,7

38.851,7

38.851,7

IXB

4

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

6.162,8

19,3

6.143,5

6.143,5

6.143,5

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten Corona (BMKB-C)

191,0

95,5

95,5

95,5

735,0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C)

177,2

77,1

100,1

45,2

54,9

2.100,0

XIII

2

Groeifaciliteit

56,1

85,0

7,1

134,0

85,0

85,0

9,2

209,7

85,0

XIII

2

Klein Krediet Corona

41,2

16,0

25,2

16,0

9,2

250,0

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

9,8

6,0

3,8

3,0

0,8

180,0

XVI

1

Garantie Bestuurlijke aansprakelijkheid SON

2,5

2,5

2,5

2,5

Subtotaal coronagerelateerde garanties

47.885,6

554,2

1.782,5

46.657,3

85,0

85,0

168,9

46.573,4

85,0

49.563,8

subtotaal reguliere garanties

170.368,7

25.258,3

10.946,3

183.484,6

11.360,7

11.730,7

14.680,8

180.534,5

11.316,5

163.500,8

Totaal

218.254,4

25.812,5

12.728,8

230.142,0

11.445,7

11.815,7

14.849,7

227.107,9

11.401,5

213.064,6

Tabel 12.3 bevat de uitgaven en ontvangsten gerelateerd aan de door het Rijk verstrekte garanties in 2023 en 2024. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen hoofdzakelijk schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 12.3 Uitgaven en ontvangen door het Rijk verstrekte garanties (in duizenden euro)
 

Uitgaven

Ontvangsten

Uitgaven

Ontvangsten

b

a

omschrijving

2023

2023

2024

2024

Coronagerelateerde garanties

   

IXB

3

Garantie KLM

0

11.808

0

0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C)

50.000

0

25.000

0

XIII

2

Groeifaciliteit

8.222

8.000

8.972

8.000

Subtotaal coronagerelateerde garanties

58.222

19.808

33.972

8.000

Reguliere garanties

   

VI

33

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

1.900

0

1.900

0

IXB

1

Garantie procesrisico's

181

0

181

0

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

0

625

0

625

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

0

612

0

612

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

0

0

0

1.000

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

75.145

0

17.794

0

IXB

5

Exportkredietverzekering

87.000

115.150

87.000

109.171

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

6.000

8.000

0

0

XIII

2

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

42.228

33.000

42.228

33.000

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

11.745

13.000

11.745

13.000

XIV

21

Borgstelling BL-G (glastuinbouw ivm hoge gasprijzen)

0

210

0

0

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

2.000

960

2.000

1.160

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

100

0

300

0

XIV

21

Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschak.Duurz.(BL-O)

0

30

0

40

XIV

22

Klimaatfonds groenfonds garantie

0

405

0

272

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

5.000

3.000

5.000

3.000

XVII

1

Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

7.000

1.000

7.000

1.000

XVII

1

Garantie Faciliteit Opkomende Markten (FOM)

0

100

0

0

XVII

5

Garanties IS-NIO

0

450

0

450

Subtotaal reguliere garanties

238.299

176.542

175.148

163.330

Totaal

  

296.521

196.350

209.120

171.330

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.4.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.4) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabellen 12.1 en 12.2), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van 2.6 miljard euro. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

Tabel 12.4 Achterborgstellingen (in miljoenen euro)
 

Realisatie 2022

Raming 2023

Raming 2024

Totaal Achterborgstellingen

284.546

292.510

305.594

Stichting Waarborgfonds Zorg

6.147

6.122

6.057

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

85.182

90.200

101.800

Waarborgfonds Eigen Woningen

193.217

196.188

197.737

    

Bufferkapitaal

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

281

302

312

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

485

554

587

Waarborgfonds Eigen Woningen

1.634

1.656

1.684

    

Obligo

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

185

183

181

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

2.280

2.642

2.982

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenplafond. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk.

Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in tabel 12.5. Het bedrag aan uitstaande leningen is in 2023 toegenomen met 104,8 miljoen euro. Dit komt hoofdzakelijk door een toename van de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Deze leningen zijn ten tijde van de coronacrisis verstrekt en recent geherfinancierd.

Tabel 12.5 Door het Rijk verstrekte leningen (in duizenden euro)

b

Omschrijving

Uitstaand risico

Looptijd

  

2023

 

Coronagerelateerde leningen

  

IV

Liquiditeitssteun Aruba

500.300

2043

IV

Liquiditeitssteun Curaçao

497.800

2043

IV

Liquiditeitssteun Sint-Maarten

172.900

2053

XIII

Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups

224.940

2026

XIII

Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden

154.155

2028

XII

Hypothecaire Lening WinAir

2.907

2023

Subtotaal coronagerelateerde leningen

1.553.002

 

Reguliere leningen

  

IXB

Lening Griekenland

2.712

2040

IXB

Lening Oekraïne

200

2032

XIII

Steun aan IHC (voorheen Royal IHC)

5.000

onbepaalde tijd

Subtotaal reguliere leningen

7.912

 

Totaal

1.560.914

 

13 COALITIEAKKOORDMIDDELEN OP DE AANVULLENDE POST

Onderstaande tabel toont alle budgettaire mutaties die hebben plaatsgevonden op coalitieakkoordmiddelen op de Aanvullende Post sinds de Voorjaarsnota 2023. Dit betreffen hoofdzakelijk overboekingen van middelen vanaf de Aanvullende Post naar de departementale begrotingen en kasschuiven tussen verschillende jaren. Een 0 op maatregelniveau betekent dat de mutatie kleiner is dan 0,5 miljoen euro.

Budgettaire mutaties coalitieakkoordmiddelen op Aanvullende Post

in miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Totaal

‒ 13

‒ 1.667

‒ 1.100

‒ 1.355

‒ 2.184

‒ 2.579

       

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

‒ 0

‒ 224

‒ 34

‒ 5

       

Woningbouwimpuls

‒ 0

‒ 224

‒ 34

‒ 5

Overheveling

‒ 0

‒ 224

‒ 67

‒ 5

Overig

33

       

Financiën

‒ 3

‒ 5

       

Uitvoeringskosten Belastingdienst

‒ 3

‒ 5

Overheveling

‒ 3

‒ 5

       

Economische Zaken en Klimaat

‒ 10

‒ 1.105

‒ 659

‒ 992

‒ 1.839

‒ 2.261

       

Energieprestatie-eisen nieuwbouw industriële gebouwen

‒ 50

‒ 50

‒ 80

‒ 80

‒ 80

Overheveling

‒ 50

‒ 50

‒ 50

Overig

‒ 30

‒ 80

‒ 80

Klimaatfonds

‒ 10

‒ 1.042

‒ 582

‒ 892

‒ 1.742

‒ 2.164

Kasschuif

468

1.044

2.138

740

‒ 539

‒ 1.197

Overheveling

‒ 478

‒ 2.086

‒ 2.720

‒ 1.632

‒ 1.203

‒ 967

Uitvoeringskosten klimaat

2

2

2

2

2

Overheveling

2

2

2

2

2

Vergroening reisvervoer en personengedrag

‒ 14

‒ 29

‒ 22

‒ 18

‒ 18

Overheveling

‒ 14

‒ 29

‒ 22

‒ 18

‒ 18

       

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

‒ 87

‒ 41

‒ 37

‒ 38

‒ 13

       

NVWA

‒ 1

‒ 1

‒ 2

‒ 3

Overheveling

‒ 1

‒ 1

‒ 2

‒ 3

Transitiefonds

‒ 87

‒ 41

‒ 35

‒ 36

‒ 10

Overheveling

‒ 87

‒ 41

‒ 35

‒ 36

‒ 10

       

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

‒ 107

‒ 263

‒ 276

‒ 297

‒ 288

       

Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden

‒ 92

‒ 42

‒ 43

‒ 45

‒ 47

Overheveling

‒ 92

‒ 42

‒ 43

‒ 45

‒ 47

Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten)

‒ 15

Overheveling

‒ 15

Loondoorbetaling bij ziekte

‒ 221

‒ 233

‒ 252

‒ 241

Overheveling

‒ 221

‒ 233

‒ 252

‒ 241

       
       
       
       

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

‒ 93

‒ 73

‒ 49

‒ 9

‒ 10

       

Eigen bijdrage huishoudelijke hulp

‒ 3

Overheveling

‒ 3

Envelop pandemische paraatheid

‒ 9

‒ 9

‒ 9

‒ 9

‒ 9

Overheveling

‒ 9

‒ 9

‒ 9

‒ 9

‒ 9

Opleidingsakkoord

‒ 50

‒ 50

‒ 30

Overheveling

‒ 50

‒ 50

‒ 30

Passende zorg als norm in ZVW

‒ 1

Basisstand

Overheveling

‒ 1

Standaardisatie gegevensuitwisseling

‒ 30

‒ 15

‒ 10

Basisstand

Overheveling

‒ 30

‒ 15

‒ 10

Volksziektes

‒ 1

Overheveling

‒ 1

       

Medeoverheden

‒ 45

‒ 27

       

Jeugd conform advies CVW met aanvullende maatregelen

‒ 45

‒ 27

Overheveling

‒ 45

‒ 27

       

Diversen

‒ 1

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

       

Werk aan Uitvoering

‒ 1

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Overheveling

‒ 1

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Onderstaande tabel toont de actuele stand van de coalitieakkoordmiddelen op de Aanvullende Post. Een 0 op maatregelniveau betekent dat minder dan 0,5 miljoen euro resteert op de Aanvullende Post.

Resterende CA-middelen op de Aanvullende Post

in miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Totaal nog resterend

366

1.903

3.187

8.261

8.283

9.768

       

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

0

129

163

100

Regiodeals

129

130

Vereenvoudigen huurtoeslag

Volkshuisvestingsfonds

0

0

0

0

Woningbouwimpuls

33

100

       

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

4

52

61

20

Invoering studiebeurs

4

52

61

20

Kansengelijkheid

Versterken onderwijskwaliteit

Vervolgopleiding/onderzoek

       

Financiën

3

32

38

26

29

33

Uitvoeringskosten Belastingdienst

19

24

11

14

18

Voorziening laagdrempelige fiscale rechtshulp

3

13

14

15

15

15

       
       
       
       

Defensie

Defensie intensivering (plafond I)

Defensie intensivering (plafond R)

Defensie onderhoud

       

Infrastructuur en Waterstaat

121

151

199

593

591

591

Fietsknooppunten en fietsenstallingen

Huidige infraprojecten NGF naar MF

Infra onderhoud Deltafonds

Infra onderhoud mobiliteitsfonds

326

326

326

Lelylijn

22

53

107

267

265

265

Onsluiting nieuwe woningen MF

Veiligheidreeks N-wegen

Versterken omgevingsdiensten

Versterking ILT

Waterveiligheid

99

97

92

       

Economische Zaken en Klimaat

107

373

1.566

3.647

3.680

4.958

Energieprestatie-eisen nieuwbouw industriële gebouwen

3

3

5

5

5

Handhaving energiebesparingsplicht

15

15

Klimaatfonds

105

365

1.554

3.583

3.605

4.883

Uitvoeringskosten klimaat

2

3

6

32

27

27

Vergroening reisvervoer en personengedrag

1

2

25

28

28

Verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen

0

1

1

1

       

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

9

702

636

2.976

3.184

3.352

NVWA

0

1

1

1

Transitiefonds

9

702

636

2.975

3.183

3.351

       

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2

36

211

247

253

249

Bescherming arbeidsmigranten (ci. Roemer)

5

0

0

Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden

1

17

105

163

162

152

Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten)

11

64

36

33

28

Leven lang leren

Loondoorbetaling bij ziekte

2

3

42

47

58

69

       

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

7

305

186

224

184

214

Dak- en thuislozen

Eigen bijdrage huishoudelijke hulp

6

8

9

9

Envelop pandemische paraatheid

2

5

6

2

2

2

Integraal zorgakkoord

Juiste zorg op de juiste plek

Meer tijd voor huisartsen

Opleidingsakkoord

Passende zorg als norm in ZVW

53

6

6

Standaardisatie gegevensuitwisseling

0

298

170

160

168

196

Valpreventie bij 65-plussers (WMO)

0

Valpreventie bij 65-plussers (ZVW)

5

Volksziektes

1

4

       

Medeoverheden

107

82

86

380

311

311

Jeugd conform advies CVW met aanvullende maatregelen

380

311

311

Overige dossiers medeoverheden

104

73

81

Schrappen oploop opschalingskorting

3

9

5

       

Diversen

6

41

42

48

52

61

Werk aan Uitvoering

6

41

42

48

52

61

14 VERBETERING INFORMATIEVOORZIENING IN EN ROND BEGROTINGEN

De Kamerbrief van 11 december 2019 bevat een toezegging om in Miljoenennota en Financieel Jaarverslag Rijk in te gaan op de informatievoorziening in en rond begrotingen. Deze paragraaf gaat in op de geplande ontwikkelingen voor 2023. Hierbij wordt ingegaan op drie specifieke onderwerpen: de verbetervoorstellen voortkomend uit de evaluatie van het verslaggevingsstelsel, de digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces en de versterking van het evaluatiestelsel.

Tegelijk wordt onderkend dat er verschillende andere ontwikkelingen zijn die betrekking hebben op het verkrijgen van een duidelijkere zicht tussen beleid, instrumenten, resultaten en budget (bijvoorbeeld het betrekken van Brede Welvaart in het begrotingsproces ). In de Kamerbrief over de evaluatie van de Comptabiliteitswet is aangegeven dat in de loop van 2023 een hoofdlijnennotitie wordt opgesteld waarin de verschillende ontwikkelingen van de diverse onderdelen van het comptabele bestel inzichtelijk worden gemaakt. Tevens wordt hierin aangegeven welke eventuele aanvullende acties nodig zijn.

Versterking verslaggevingsstelsel

Naar aanleiding van de evaluatie van het rijksbrede verslaggevingsstelsel is het verbetervoorstel gedaan om toekomstige financiële risico's in de begroting en/of verantwoording inzichtelijk te maken. Het eerste verbetervoorstel betreft het verbeteren van de informatievoorziening op het gebied van (toekomstige) financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures. Een projectteam met medewerkers vanuit het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft onderzoek gedaan naar hoe (toekomstige) financiële risico’s systematisch kunnen worden opgenomen in de verantwoordingscyclus, zodat de informatievoorziening voor gebruikers verbetert. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het Financieel Jaarverslag Rijk 2022. De verdere uitwerking hiervan voor de Rijkbegrotingsvoorschriften 2024 vindt momenteel plaats.

Een ander verbetervoorstel wat onderzocht wordt richt zich op het versterken van de informatievoorziening van investeringsprojecten en bezittingen. Om gedegen investerings-, afstotings- en onderhoudsbeslissingen te nemen is betrouwbare en actuele informatie cruciaal. In samenwerking met het Ministerie van Defensie, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf onderzoekt het Ministerie van Financiën hoe assetmanagement in combinatie met het financieel waarderen en administreren van bezittingen, de informatievoorziening voor zowel interne als externe stakeholders kan versterken.

Op 21 april 2021 heeft de Europese Commissie de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) aangenomen. Vanaf boekjaar 2025 zijn grote ondernemingen verplicht over duurzaamheid te rapporteren. Ondanks dat de overheid niet verplicht is aan de CSRD te voldoen, onderzoeken we vanuit goed huisvaderschap en onze rol in de Nederlandse bedrijfsketen, de mogelijkheden om over duurzaamheid te rapporteren. Daar waar mogelijk steunen we op de reeds lopende projecten, zoals de Monitor Brede welvaart.

Digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces

Er loopt een aantal projecten omtrent digitalisering van informatie die aan het begrotings- en jaarverslagproces ten grondslag ligt:

  • Op www.rijksfinancien.nl staan altijd de laatste stukken uit het begrotings- en jaarverslagproces. De website integreert die stukken met aanvullende informatie. Hierdoor kan de lezer zich een breed beeld vormen van de resultaten van het beleid. De website krijgt op onderwerpen nog steeds uitbreidingen. In 2023 is momenteel bijvoorbeeld voorzien dat de factsheets die het CBS ontwikkeld in het kader van de koppeling tussen begrotingen en de Monitor Brede Welvaart een plaats krijgen op de site, zoals aangekondigd in de Kamerbrief Brede Welvaart in de begrotingscyclus.

  • Het Ministerie van Financiën is gestart met een strategische verkenning naar hoe het totaal van financiële administraties bij de departementen er in de toekomst uit moet zien. In 2023 starten de eerste uitwerkingen in samenwerking met alle ministeries, onder vijf focusthema's:

    • Uniformering en harmonisering

    • Data analytics

    • Vervangingsvraagstukken

    • Robotics

    • Digitale koppeling van de inkoop- en financiële administraties.

  • Het ministerie van Financiën experimenteert verder met linked data technologie. Deze technologie maakt het mogelijk om bestaande informatie zodanig te organiseren dat een wendbare, herbruikbare en geautomatiseerde informatiestructuur ontstaat. Het gaat in 2023 om het verder uitwerken van bestaande plannen rond het automatiseren van budgettaire tabellen en koppeling van de daaronder liggende systemen.

Stand van zaken versterking evaluatiestelstel en professionalisering van evaluatievaardigheden

Inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van lopend en voorgenomen beleid is essentieel om als overheid maatschappelijke meerwaarde te kunnen leveren. Om dit inzicht te vergroten werken alle departementen aan het versterken van het rijksbrede evaluatiestelsel. Een belangrijk instrument daarbij is de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Sinds 2021 geeft elk ministerie bij de begroting een jaarlijks overzicht van de belangrijke beleidsthema's, een korte toelichting op de inzichtbehoefte per thema en een geprioriteerde agendering van (evaluatie)onderzoek die aansluit op die inzichtbehoefte. Op de SEA staan alle ex-ante, ex-durante, ex-post onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid, waaronder ook evaluaties van subsidies, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen.

De Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) wordt, mede gelet op het nieuwe instrument SEA en de eisen die dit instrument stelt, herzien. In brieven aan de Tweede Kamer over nieuwe voorstellen wordt – in lijn met artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (‘CW 3.1’) – doelen, instrumenten, financiële gevolgen, doeltreffendheid/doelmatigheid en beoogde monitoring en evaluatie van het voorgestelde beleid worden toegelicht.

Ten slotte wordt met een breed opleidingenaanbod, in het bijzonder de uit zes modules bestaande opleiding monitoren, evalueren en leren (Rijksacademie), ingezet op het (verder) professionaliseren van de evaluatievaardigheden van ambtenaren. Per januari 2021 is bovendien een toolbox beleidsevaluaties gelanceerd die beleidsmedewerkers helpt om bij elk vraagstuk een passende evaluatiemethode te kiezen. Deze toolbox is openbaar beschikbaar en wordt steeds geüpdatet met nieuwe inzichten en methodes.

15 EUROPESE BEGROTINGSREGELS

Huidige Stabiliteits- en Groeipact

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben lidstaten van de Europese Unie vastgelegd aan welke eisen hun nationale begrotingen moeten voldoen. Het hoofddoel van het SGP is de houdbaarheid van overheidsfinanciën bevorderen voor stabiliteit en economische groei in de Europese Unie. Dit is belangrijk om negatieve spillover-effecten tussen lidstaten te voorkomen, in het bijzonder vanwege de sterke verwevenheid van de Europese economieën. Met het Verdrag van Maastricht in 1992 zijn de bekendste normen van het SGP overeengekomen: de 60% schuldnorm en de 3% tekortnorm (de vereisten van de correctieve arm). In de jaren erna zijn de regels uitgebreid om tegemoet te komen aan de wens om rekening te houden met economische omstandigheden en te zorgen dat met name in goede economische tijden voldoende schuldafbouw plaatsvindt voor landen met hoge schulden. Hiervoor zijn onder andere de vereisten van de preventieve arm toegevoegd. De huidige regels zijn echter erg complex geworden en worden slechts in beperkte mate nageleefd en gehandhaafd. Mede hierom heeft de Europese Commissie (Commissie) op 26 april 2023 wijzigingsvoorstellen gepubliceerd. De lidstaten ambiëren om eind 2023 hierover tot een akkoord te komen. Momenteel is de algemene ontsnappingsclausule van het SGP geactiveerd als reactie op de zware economische en budgettaire gevolgen van de coronacrisis. Lidstaten kunnen hierdoor tijdelijk afwijken van de Europese begrotingsvereisten.

Paragraaf 1.1 en 1.2 schetsen een beeld van het huidige SGP. In paragraaf 1.3 wordt de algemene ontspanningsclausule verder toegelicht. In paragraaf 2 wordt het Commissie voorstel over de hervorming van het SGP beschreven, en welke gevolgen dit heeft voor Nederland.

1.1 Correctieve arm

De correctieve arm omvat de bekendste referentiewaarden van het SGP: een overheidsschuld van maximaal 60% bbp (of een schuld die snel genoeg hier naartoe beweegt17) en een feitelijk begrotingstekort (EMU-saldo) van 3% bbp. Indien een lidstaat hier niet aan voldoet, maakt de Commissie een rapport om te beoordelen of er sprake is van een buitensporig tekort (op basis van art. 126(3) van het EU-Werkingsverdrag). Indien de Commissie oordeelt dat er sprake is van een buitensporig tekort, waarbij naast de toets op de cijfermatige criteria rekening wordt gehouden met een breed scala aan relevante factoren, kan de Raad op advies van de Commissie een ‘buitensporigtekortprocedure’ (excessive deficit procedure, EDP) openen. Hierbij ontvangt een lidstaat aanbevelingen over het verbeteren van het begrotingstekort om de overschrijding terug te dringen. In de regel moet de afwijking binnen een jaar weggewerkt zijn, maar langere perioden zijn ook mogelijk. Een lidstaat moet binnen 6 maanden aantonen effectieve actie hebben ondernomen om het buitensporige tekort te adresseren. Als dat niet het geval is, kan de Raad op voorstel van de Commissie verdere stappen zetten die uiteindelijk uit kunnen monden in sancties.

1.2 Preventieve arm

De preventieve arm geldt voor lidstaten die niet onder de correctieve arm vallen. Het doel is om lidstaten anticyclisch begrotingsbeleid te laten voeren (de economie stimuleren in slechte tijden en afremmen in goede tijden), en voldoende ruimte te laten houden tot de 3% tekortnorm van de correctieve arm. De preventieve arm vereist dat lidstaten voldoen aan de doelstelling voor het structureel saldo voor de middellange termijn, de MTO (middellangetermijndoelstelling of medium-term objective). De MTO is een minimaal structureel saldo en wordt voor elke lidstaat afzonderlijk vastgesteld, op basis van onder andere de houdbaarheid van de publieke schuld. Het structureel EMU-saldo is het feitelijk EMU-saldo geschoond voor de stand van de economie (conjunctuur) en eenmalige inkomsten en uitgaven. Omdat de MTO in theorie onafhankelijk is van de conjunctuur, biedt de preventieve arm ruimte voor stabiliserend begrotingsbeleid in laagconjunctuur, maar vraagt de preventieve arm ook om prudent begrotingsbeleid in hoogconjunctuur.

Elke lidstaat heeft de mogelijkheid tot aanvraag van een MTO tussen de ‒ 0,5% bbp en ‒ 1,0% bbp, mits zijn EMU-schuld significant onder de 60% bbp ligt en de schuldhoudbaarheidsrisico’s laag zijn op de lange termijn. De minimale vereisten voor de MTO worden iedere 3 jaar opnieuw vastgesteld. Binnen die marges kan een lidstaat zijn MTO aanpassen via een aanvraag in het Stabiliteitsprogramma. Voor Nederland bedraagt de MTO momenteel ‒ 0,75% bbp.

Wanneer een lidstaat niet aan de MTO voldoet, geldt een verbetering van 0,5%-punt bbp richting de MTO op jaarbasis als uitgangspunt, afhankelijk van de economische omstandigheden van de lidstaat en de hoogte van de publieke schuld. Daarnaast moeten lidstaten met een structureel saldo lager dan de MTO zich houden aan de uitgavenregel. Deze regel schrijft voor dat de overheidsuitgaven (gecorrigeerd voor conjuncturele ontwikkelingen) niet harder mogen groeien dan de gemiddelde potentiële economische groei, waarbij ook rekening gehouden wordt met de afstand tot de MTO. De gedachte achter deze uitgavenregel is dat de inkomsten meebewegen met de economische ontwikkeling. Dit betekent dat wanneer de niet-conjuncturele uitgaven meestijgen met het potentiële bbp, het structurele saldo in theorie gelijk blijft. De uitgavenregel kan hierdoor worden gezien als een minder volatiele manier om de structurele verbetering van het saldo te meten, en gaat mede hierom een grote rol spelen in de hervorming van het SGP (zie ook: hervorming Stabiliteits- en Groeipact).

Tabel 15.1 toont dat Nederland in 2023 met een verwacht structureel saldo van ‒ 1,7% bbp niet aan de MTO van ‒ 0,75% bbp voldoet. De verbetering van het structureel saldo voldoet ook niet aan de verbetering van 0,5% bbp als benchmark. Door de activatie van de algemene ontsnappingsclausule van het SGP zal dit in ieder geval in 2023 zonder gevolgen blijven.

Tabel 15.1 Ontwikkeling structureel saldo

(in procenten bbp)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Structureel EMU-saldo

‒ 1,7%

‒ 2,7%

‒ 2,4%

‒ 3,1%

‒ 2,0%

‒ 2,5%

1.3 Algemene ontsnappingsclausule

In maart 2020 is de algemene ontsnappingsclausule van het SGP geactiveerd als reactie op de zware economische en budgettaire gevolgen van de coronacrisis. Lidstaten kunnen hierdoor tijdelijk afwijken van de Europese begrotingsvereisten. Eind 2023 wordt de algemene ontsnappingsclausule gedeactiveerd. Tegelijkertijd zijn de discussies over het toekomstige kader voor economische governance in volle gang (zie ook: Hervorming Stabiliteits- en Groeipact). In combinatie met de nieuwe (economische) realiteit na de pandemie acht de Commissie het niet raadzaam om de volledige set van regels van het SGP toe te passen die golden tot de activering van de algemene ontsnappingsclausule. Desondanks blijft het huidige rechtskader van toepassing tot een nieuw rechtskader bestaat. De Commissie stelt voor 2024 een terugkeer voor naar kwantitatieve aanbevelingen over het begrotingsbeleid en gebruikt daarbij de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven als leidende indicator. De methodologie die de Commissie hanteert om tot deze aanbeveling voor het begrotingsbeleid per lidstaat te komen combineert het huidige SGP-raamwerk en het voorstel voor het toekomstige SGP-raamwerk. Daarnaast zal de Commissie aan de Raad voorstellen om in het voorjaar van 2024 enkel een buitensportigtekortprocedure te openen op basis van het begrotingstekort in 2023, op basis van de Europese referentiewaarde van het EMU-saldo (-3% bbp). Lidstaten met een schuldquote groter dan 60% bbp moeten uitleggen hoe dit tekort op de middellange termijn teruggebracht zal worden.

Hervorming Stabiliteits- en Groeipact

2.1 Rationale achter hervorming van het huidige Stabiliteits- en Groeipact

Op dit moment zijn de discussies over een herziening van het huidige SGP in volle gang en ligt er sinds april 2023 een wetgevend voorstel van de Commissie. De lidstaten hebben de ambitie uitgesproken om voor het einde van het jaar tot overeenstemming te komen. De voornaamste reden voor de herziening van het SGP is dat de huidige regels in de praktijk soms procyclisch werken en ze niet hebben geleid tot voldoende buffers bij lidstaten. De herziening moet ervoor zorgen dat het raamwerk aangepast wordt aan de huidige tijd, met groeiende verschillen tussen lidstaten en oplopende schulden. Om deze reden is er volgens de Commissie meer differentiatie gewenst per lidstaat. Verder is het huidige raamwerk, met meerdere (niet observeerbare18) indicatoren, onvoldoende transparant.

2.2 Wat verandert er?

In het nieuwe raamwerk verschuift de focus naar de middellange termijn; landen worden geacht een meerjarenplan op te stellen en hierover een jaarlijkse voortgangsrapportage uit te brengen. Dit betekent dat de preventieve arm in de huidige vorm komt te vervallen, en daarmee de middellangetermijndoelstelling voor het structurele begrotingssaldo (de MTO). Doordat lidstaten een eigen plan in kunnen leveren, hebben ze meer eigenaarschap en wordt er beter rekening gehouden met landspecifieke elementen. Het landspecifieke plan bevat een maximaal pad voor de netto primaire overheidsuitgaven en onderliggende macro-economische aannames, investeringen en hervormingen. Het netto-uitgavenpad is geschoond voor conjuncturele elementen en werkt daardoor anticyclisch. De referentiewaarden uit de correctieve arm zullen blijven bestaan. Het uitgavenpad in dit plan moet leiden tot een geloofwaardige daling van de overheidsschuld of de schuld op een prudent niveau houden. Daarnaast moet het tekort onder de 3% bbp blijven of komen. Het plan wordt in principe opgesteld voor vier jaar, al kan het uitgavenpad met drie jaar verlengd worden bij een specifieke set aan investeringen en hervormingen. 

De Commissie heeft al een aanbeveling gedaan voor de groei van de netto primaire uitgaven in het kader van het Europees Semester. De Commissie beveelt Nederland aan prudent begrotingsbeleid te voeren, met een maximale groei van de netto primaire uitgaven in 2024 van 3,5%. Aan deze berekening van de maximale groei ligt een verbetering van het structurele primaire saldo ten grondslag. Dit is het structurele saldo minus de renteuitgaven. De Commissie komt uit op een gemiddelde jaarlijkse verbetering van 0,32%. Op basis van de geraamde ontwikkeling van het structureel saldo in deze Miljoenennota (zie tabel 1) voldoet Nederland niet aan deze aanbeveling. In het hervormde SGP hanteert de Commissie een vernieuwde berekening, die op dit moment nog niet openbaar gemaakt is.

Het uitgavenpad wordt de enige sturingsvariabele in het nieuwe raamwerk, in lijn met de wens om af te stappen van de complexiteit in het huidige systeem met meerdere (niet observeerbare) indicatoren. Via een schuldhoudbaarheidsanalyse (debt sustainability analysis, of DSA) wordt getoetst of het aangedragen uitgavenpad leidt tot een geloofwaardige daling van de overheidsschuld.

Omdat het uitgavenpad de enige indicator is, zal niet ex post worden gemonitord op de daadwerkelijke ontwikkeling van de publieke schuld. Als de economie of de rente zich beter (slechter) ontwikkelt dan verwacht bij het berekenen van het uitgavenpad kan de schuld sneller (langzamer) dalen dan verwacht. Door het gebruik van een netto uitgavenpad wordt voorkomen dat landen in slechte economische omstandigheden moeten bezuinigen en wordt voorkomen dat landen in tijden van economische voorspoed ruimte hebben voor meer uitgaven. De rente en conjunctureel gevoelige uitgaven worden namelijk niet meegerekend in het uitgavenpad waardoor de automatische stabilisatoren volop kunnen werken. Op deze manier wordt voldaan aan de wens voor een anticyclische werking. De economische vooruitzichten en rente-ramingen worden bij ieder nieuw plan geactualiseerd.

2.3 Hoe ziet het proces er de komende maanden uit?

De herziening van het SGP bestaat uit een pakket van drie wetgevende voorstellen van de Commissie. De besluitvormingsprocedure in de Europese Raad voor één van die voorstellen vindt plaats op basis van unanimiteit. Voor de overige voorstellen geldt gekwalificeerde meerderheid.

Lidstaten zullen de komende maanden onderhandelen over de wetteksten op basis van het Commissievoorstel. Zij zullen daarbij tekstvoorstellen doen, al dan niet in samenspraak met andere lidstaten. Het Spaans voorzitterschap zal op grond van de opmerkingen en tekstsuggesties van lidstaten compromisteksten voorstellen. Als lidstaten erin slagen om een overeenstemming te bereiken, kan formeel een Raadspositie worden aangenomen. Dit bevat de inzet van de lidstaten en vormt de basis voor de onderhandelingen van het voorzitterschap, namens de Raad met het Europees Parlement. De lidstaten ambiëren eind 2023 tot een akkoord te komen.

16 HORIZONTALE TOELICHTING

De horizontale toelichting geeft voor elk begrotingshoofdstuk een toelichting op het verloop van de uitgaven en de ontvangsten over de meerjarenperiode (2023-2028). Deze toelichting is op totaalniveau en per artikel.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. Dit overzicht sluit aan op de artikelstanden zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen.

Algemene Zaken en de Koning

I DE KONING
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

56

56

56

56

56

56

totaal ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

1

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

      
 

Uitgaven

11

12

12

12

12

12

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

2

Functionele uitgaven van de Koning

      
 

Uitgaven

37

37

37

37

37

37

        

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

      
 

Uitgaven

8

8

8

8

8

8

Algemeen

De begroting van De Koning blijft stabiel tussen 2023 en 2028.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Op dit artikel staan de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis. De lichte stijging in de uitgaven vanaf 2024 is het gevolg van nominale bijstelling op de grondwettelijke uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis.

Er zijn ontvangsten geraamd omdat de Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component (inkomensdeel) terugstort. De b-component (personele en materiele uitgaven) stort zij ook terug, zolang zij geen hoge kosten maakt in haar functie als Prinses van Oranje. Als de Prinses van Oranje niet meer terugstort, zullen deze ontvangsten wegvallen. De lichte stijging in de ontvangsten vanaf 2024 is ook het gevolg van de nominale bijstelling op de grondwettelijke uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis.

Artikel 2. Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven, zoals de inzet van luchtvaartuigen. De uitgaven zijn structureel met 2,5 miljoen euro verhoogd vanaf 2023 om in de gestegen kosten van ICT en informatiebeveiliging te kunnen voorzien. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Artikel 3. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen.

Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven voor voorlichting, het Militaire Huis en het Kabinet van de Koning. De uitgaven zijn hoger in 2023 door de eindafrekening over 2022 voor het Militaire Huis.

III ALGEMENE ZAKEN
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

94

97

94

97

97

97

totaal ontvangsten

8

8

8

8

8

8

        

1

Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

      
 

Uitgaven

86

89

86

89

89

89

 

Ontvangsten

5

5

5

5

5

5

        

2

Kabinet van de Koning

      
 

Uitgaven

3

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

3

Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

      
 

Uitgaven

4

4

4

4

4

4

Algemeen

De begroting van Algemene Zaken blijft redelijk stabiel. De hogere totale begrotingsstand in 2024 komt door een kasschuif op artikel 1 voor de tijdelijke verhuizing van het ministerie van Algemene Zaken die later is dan eerder voorzien.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Op dit artikel staan onder andere bijdragen voor de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De begrotingsstand fluctueert enigszins. Dit komt door technische mutaties, waaronder de kasschuif voor de tijdelijke verhuizing van het ministerie van Algemene Zaken waarvoor middelen van 2023 naar 2024 zijn geschoven en loon- en prijsbijstelling. De ontvangsten zijn stabiel.

Artikel 2. Kabinet van de Koning

Op dit artikel staan uitgaven voor het Kabinet van de Koning. Zij zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. De begrotingsstand in 2023 is hoger door de toevoeging van de eindejaarsmarge.

Artikel 3. Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Op dit artikel staan uitgaven voor de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling. De CTIVD toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders voor deze diensten. De afdeling klachtenbehandeling onderzoekt en behandelt klachten en meldingen over het vermoeden van een misstand. De begrotingsstanden zijn stabiel.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHOS)

V BUITENLANDSE ZAKEN
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

12.795

12.790

13.941

14.319

14.705

18.608

totaal ontvangsten

1.376

4.076

2.646

3.105

1.533

1.593

        

1

Versterkte internationale rechtsorde

      
 

Uitgaven

154

132

124

125

132

129

        

2

Veiligheid en stabiliteit

      
 

Uitgaven

348

273

276

281

291

297

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        

3

Effectieve Europese samenwerking

      
 

Uitgaven

11.178

11.194

12.402

12.805

13.153

17.020

 

Ontvangsten

1.285

3.882

2.489

3.001

1.429

1.490

        

4

Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

      
 

Uitgaven

72

61

61

60

60

59

 

Ontvangsten

47

68

74

74

74

74

        

6

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

7

12

66

50

72

107

        

7

Apparaat

      
 

Uitgaven

1.035

1.119

1.012

997

996

995

 

Ontvangsten

43

125

82

29

29

29

Algemeen

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) bestaat uit HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) uitgaven en ontvangsten en uit afdrachten aan de Europese Unie. Het uitgavenniveau van de HGIS wordt aangepast voor macro-economische ontwikkelingen. De HGIS-uitgaven bestaan uit Official Development Assistance (ODA) uitgaven en non-ODA-uitgaven en staan verspreid over meerdere begrotingen, voornamelijk op die van BZ en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS).

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterkte internationale rechtsorde

Dit artikel ziet toe op het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde. De omvang van de uitgaven van dit artikel neemt af door bijdragen vanuit het Mensenrechtenfonds t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers.

Artikel 2. Veiligheid en stabiliteit

Op dit artikel worden de uitgaven die bijdragen aan vrede, veiligheid en stabiliteit verantwoord. De daling van het budget is het gevolg van de bijdrage vanuit het Stabiliteitsfonds ODA t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers.

Artikel 3. Effectieve Europese samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU. De uitgaven zijn geactualiseerd op basis van de jaarlijkse technische aanpassing van de Europese Commissie. De ontvangsten dalen in 2023 en stijgen in 2024. Dit komt doordat de ontvangst van 1,4 miljard van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) naar verwachting pas in 2024 zal binnenkomen. De stijging van de raming van de afdracht in 2028 heeft verschillende oorzaken. Dit komt ten eerste door de economische ontwikkeling, ten tweede door de inschatting van de omvang van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) na 2027 en ten derde omdat vanaf 2027 de terug- en rentebetalingen voor het coronaherstelfonds Next Generation EU (NGEU) in de raming van de EU-afdrachten zijn opgenomen.

Artikel 4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

Op dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten ten aanzien van de verlening van consulaire diensten aan Nederlanders, evenals het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders verantwoord. De uitgaven nemen geleidelijk af. Deze afname wordt grotendeels veroorzaakt door de Shaping Feminist Foreign Policy conferentie waarvoor in 2023 eenmalig budget op de begroting staat, en doordat de uitgaven aan het meerjarig onderzoek naar Afghanistan (van het NIOD) van 3 miljoen in 2024 dalen tot 0,3 miljoen in 2028. De ontvangsten lopen geleidelijk op doordat de reisbewegingen na de coronaperiode weer toenemen.

Artikel 6. Nog onverdeeld

Het budget op dit artikel loopt vanaf 2023 op. De budgettaire ruimte betreft een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor overige onvoorziene uitgaven. De ODA-uitgaven op dit artikel volgen het prijs- en volume-effect van het geraamde bni en lopen daarmee in de tijd op. Ook worden de HGIS non-ODA uitgaven op dit artikel verwerkt en deze volgen de geraamde prijsontwikkeling van het bbp.

Artikel 7. Apparaat

Zowel de uitgaven als de ontvangsten op dit artikel zijn in 2023, 2024 en 2025 incidenteel hoger door een desaldering. Dit wordt veroorzaakt door de verwachte verkoop van vastgoed in het buitenland. Deze middelen worden ingezet om het postennet te moderniseren en verduurzamen.

XVII BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

3.690

3.641

3.820

4.097

5.312

5.893

totaal ontvangsten

69

58

53

48

45

43

        

1

Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen

      
 

Uitgaven

603

602

574

645

702

702

 

Ontvangsten

24

14

14

14

14

14

        

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

      
 

Uitgaven

868

906

998

1.078

1.144

1.144

        

3

Sociale vooruitgang

      
 

Uitgaven

813

803

754

809

898

898

        

4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

      
 

Uitgaven

1.042

1.012

1.044

1.065

1.112

1.112

        

5

Multilaterale samenwerking en overige inzet

      
 

Uitgaven

364

318

451

500

1.456

2.037

 

Ontvangsten

45

44

39

34

31

29

Algemeen

De begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) bestaat uit ODA-uitgaven en non-ODA-uitgaven. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van het ODA-budget op de BHOS-begroting in de jaren 2023 t/m 2026. Omdat de opvang van eerstejaarsasielzoekers kwalificeert als ODA volgens de richtlijnen van de OESO, nemen de totale rijksbrede uitgaven aan ODA niet af. Door de koppeling aan de economische ontwikkeling stijgt dit budget in de periode 2023-2028.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De uitgaven van artikel 1 zijn gericht op het versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland, het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid en het bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026.

Artikel 2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Op dit artikel staan de uitgaven aan duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid en water. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Artikel 3. Sociale vooruitgang

Dit artikel ziet toe op uitgaven die bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevordering van inclusieve economische groei van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Artikel 4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

De uitgaven van dit artikel hebben betrekking op vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Daarnaast is het budget ook bestemd voor het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Artikel 5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

Op dit artikel worden aanpassingen als gevolg van de bni-ontwikkeling en de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang verwerkt. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

22.975

24.116

21.252

21.361

18.871

18.762

totaal ontvangsten

1.669

1.484

1.521

1.694

1.760

1.788

        

31

Politie

      
 

Uitgaven

7.555

7.756

7.773

7.793

7.767

7.766

 

Ontvangsten

14

1

1

1

1

1

        

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

      
 

Uitgaven

2.107

2.184

2.217

2.192

2.150

2.157

 

Ontvangsten

258

165

157

159

160

161

        

33

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

      
 

Uitgaven

1.307

1.498

1.555

1.581

1.523

1.370

 

Ontvangsten

1.135

1.166

1.219

1.378

1.439

1.466

        

34

Straffen en beschermen

      
 

Uitgaven

3.988

4.046

4.114

4.180

4.217

4.233

 

Ontvangsten

224

133

127

136

139

140

        

36

Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

      
 

Uitgaven

362

469

537

544

546

546

 

Ontvangsten

7

2

2

2

2

2

        

37

Migratie

      
 

Uitgaven

7.010

7.326

4.475

4.496

2.091

2.090

 

Ontvangsten

27

13

13

14

14

14

        

91

Apparaat Kerndepartement

      
 

Uitgaven

566

570

554

546

543

543

 

Ontvangsten

4

4

4

4

4

4

        

92

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

76

264

24

26

32

54

        

93

Geheim

      
 

Uitgaven

3

3

3

3

3

3

Algemeen

In het coalitieakkoord van het demissionaire kabinet Rutte IV is voor ruim 1 miljard euro structureel geïntensiveerd in JenV. Daarnaast is bij Voorjaarsnota 2023 geïntensiveerd in bewaken en beveiligen (112 miljoen euro structureel), jeugdbescherming (50 miljoen euro structureel) en verkeershandhaving (ongeveer 15 miljoen euro structureel). De begroting van JenV is in de eerste jaren hoger, omdat bij Voorjaarsnota 2023 de budgettaire gevolgen van de hogere asielraming incidenteel voor de periode 2023 tot en met 2026 zijn verwerkt. Ook voor de tijdelijke opvang van Oekraïense ontheemden is alleen incidenteel budget beschikbaar gesteld.

Toelichting per artikel

Artikel 31. Politie

De begrotingsstand kent een redelijk stabiel verloop, met enige fluctuaties bij de uitgaven aan personeel en voor opdrachten. De politie heeft onder andere extra middelen voor cybersecurity, extra structurele middelen voor bewaken en beveiligen en tijdelijk extra budget voor de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering gekregen.

De ontvangsten zijn in 2023 vooral hoger door een desaldering voor de jaarlijkse opbrengsten voor het medegebruik van het communicatienetwerk C2000 door telecomproviders.

Artikel 32. Rechtspleging en rechtsbijstand

De oploop van de begrotingsstand komt vooral door de coalitieakkoordmiddelen voor de versterking van de justitiële keten, onder andere voor de rechtspraak. Daarnaast heeft de kasschuif op de rechtsbijstand, waarbij middelen van 2023 naar 2024 en 2025 verschuiven, effect. Ook de toekenning van het extra incidentele budget aan de Raad voor de rechtspraak (oplopend naar 40 miljoen euro in 2025 en 2026) als gevolg van de hogere asielraming heeft effect op het verloop.

De ontvangsten dalen vanaf 2024 door de verlaging van de griffierechten.

Artikel 33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

De oploop van de begrotingsstand tussen 2023 en 2024 komt door een kasschuif voor ondermijning, waarbij middelen uit 2023 (48 miljoen euro) verdeeld worden over 2024 tot en met 2026. Ook is sprake van een kasschuif door de vertraging in de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering waarbij de middelen van 2023 tot en met 2025 (ongeveer 235 miljoen euro in totaal) schuiven naar 2026 en 2027. Daarnaast wordt een bedrag oplopend naar 15 miljoen euro structureel vanaf 2028 geintensiveerd in verkeershandhaving en controles. De daling van de begrotingsstand in 2027 en 2028 komt vooral doordat de incidentele middelen voor het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering tot en met 2027 beschikbaar zijn.

De ontvangsten op het Boete en Transactie-dossier lopen gedurende de meerjarenperiode op. Dit komt vooral door de verhoging van de (gemiddelde) boeteprijs zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2023.

Artikel 34. Straffen en beschermen 

De oploop van de begrotingsstand voor het artikel Straffen en beschermen komt vooral door de intensivering uit het coalitieakkoord Rutte IV. Het betreft o.a. coalitieakkoordmiddelen voor preventie, voor de aanpak voor personen met verward en onbegrepen gedrag, en preventie van jeugdcriminaliteit en recidivevermindering. Daarnaast stijgt de algehele omvang van het artikel, omdat er in de Voorjaarsnota 2023 geïntensiveerd is op jeugdbescherming (50 miljoen euro structureel vanaf 2024).

De ontvangsten zijn in 2023 hoger door de afrekening met DJI over 2022. Hierbij is 85 miljoen euro teruggestort naar de JenV begroting.

Artikel 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

De oploop van de begrotingsstand komt vooral door de vernieuwing en versterking van het stelsel bewaken en beveiligen. Bij Voorjaarsnota 2023 is hiervoor extra budget oplopend naar 112 miljoen euro structureel vanaf 2027 toegevoegd. Daarnaast heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) vanuit het coalitieakkoord extra budget oplopend naar 33 miljoen euro structureel vanaf 2027 gekregen voor cyberveiligheid.

De ontvangsten zijn in 2023 hoger door enkele technische mutaties.

Artikel 37. Migratie

De begrotingsstand kent een piek in 2024 en daalt daarna. Dit komt grotendeels door de budgettaire verwerking van de hogere asielraming en de kosten voor de tijdelijke opvang van Oekraïense ontheemden. Bij Voorjaarsnota 2023 zijn de budgettaire gevolgen van de hogere asielraming incidenteel verwerkt voor de periode 2023 tot en met 2026 (oplopend naar 1,3 miljard euro). Voor de opvang van Oekraïense ontheemden is bij Voorjaarsnota voor 2023 ongeveer 1,1 miljard euro extra en voor 2024 ongeveer 3 miljard euro extra beschikbaar gesteld.

De ontvangsten zijn in 2023 hoger door de afrekening met de IND over 2022. Hierbij is 14 miljoen euro terugstort naar de JenV-begroting.

Artikel 91. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Het apparaatsbudget van het kerndepartement daalt na 2024. Dit komt vooral doordat JenV bij Voorjaarsnota 2023 een deel van hun bijdrage aan de rijksbrede dekkingsopgave heeft ingevuld met een taakstelling op de apparaatsuitgaven. Het gaat om ongeveer 28 miljoen euro in 2023, 5 miljoen euro in 2024 en vanaf 2025 35 miljoen euro.

Artikel 92. Nog onverdeeld

Artikel 92 is een doorverdeelartikel. De hogere uitgaven in 2024 komen vooral door een kasschuif van incidentele loonruimte van 2023 naar 2024 van ongeveer 222 miljoen euro. Door een kasschuif waarbij middelen van 2023, 2027 en 2028 (in totaal ongeveer 130 miljoen euro) naar de jaren 2024 tot en met 2026 worden geschoven is de begrotingsstand relatief stabiel.

Artikel 93. Geheim

De uitgaven op artikel 93 zijn tussen 2023 en 2028 stabiel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en het BES-fonds)

IIA STATEN-GENERAAL
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

240

239

233

237

230

228

totaal ontvangsten

9

4

4

4

4

4

        

1

Wetgeving en controle Eerste Kamer

      
 

Uitgaven

24

24

22

21

20

20

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

2

Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

37

38

40

38

38

38

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

3

Wetgeving en controle Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

177

176

170

176

171

168

 

Ontvangsten

8

4

4

4

4

4

        

4

Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

2

2

2

2

2

2

        

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Algemeen

De uitgaven op de begroting van de Staten-Generaal lopen iets af omdat beide Kamers additionele uitgaven doen aan het eigen apparaat. Dit betreffen naast structurele uitgaven, ook incidentele uitgaven aan onder meer ICT en veiligheid. De uitgaven van de Tweede Kamer lopen in 2026 met circa 6 miljoen euro incidenteel op wegens de geplande terugverhuizing naar het Binnenhof.

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

183

183

178

168

177

168

totaal ontvangsten

7

6

6

6

6

6

        

1

Raad van State

      
 

Uitgaven

85

85

85

79

79

79

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

2

Algemene Rekenkamer

      
 

Uitgaven

42

44

46

44

53

44

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        

3

De Nationale ombudsman

      
 

Uitgaven

28

29

28

27

27

27

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

4

Kanselarij der Nederlandse Orden

      
 

Uitgaven

6

6

6

6

6

6

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

6

Kabinet van de Gouverneur van Aruba

      
 

Uitgaven

3

2

2

2

2

2

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

7

Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

      
 

Uitgaven

4

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

8

Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

      
 

Uitgaven

3

3

2

2

2

2

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

9

Kiesraad

      
 

Uitgaven

12

10

6

5

5

5

        

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Algemeen

De begroting van de Hoge Colleges van Staat blijft over de jaren vrij stabiel. In 2023 en 2024 heeft de Kiesraad extra middelen voor de transitie van de Kiesraad, voor de ondersteuning van de verkiezingssoftware en voor de (her)aanbesteding van het digitaal hulpmiddel verkiezingen. Tot en met 2025 heeft de Raad van State circa 5 miljoen euro aan additionele middelen ter beschikking voor de bestuursrechtspraak. In het verleden zijn incidentele middelen vrijgemaakt vanwege een hogere verwachte instroom bij de Vreemdelingenkamer.

IV KONINKRIJKSRELATIES
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

167

223

173

173

193

156

totaal ontvangsten

54

50

187

204

128

219

        

1

Versterken rechtsstaat

      
 

Uitgaven

19

80

68

68

87

87

        

4

Bevorderen sociaaleconomische structuur

      
 

Uitgaven

46

84

50

50

50

13

 

Ontvangsten

0

     
        

5

Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

      
 

Uitgaven

62

29

29

29

29

29

 

Ontvangsten

53

50

187

204

128

219

        

6

Apparaat

      
 

Uitgaven

35

29

24

24

24

24

 

Ontvangsten

1

     
        

7

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

2

2

2

3

3

        

8

Wederopbouw Bovenwindse Eilanden

      
 

Uitgaven

4

     

Algemeen

Hoofdstuk 4 kent over het algemeen een stabiele ontwikkeling. De afname tussen 2023-2028 wordt met name verklaard door de kosten op artikel 4, bevorderen sociaaleconomische structuur. Deze nemen toe in 2024 door hieronder toegelichte redenen, maar nemen daarna weer af naar het niveau van 2023.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterken rechtsstaat

De uitgaven in 2023 liggen lager, aangezien een groot deel van dit artikel weliswaar verantwoord wordt op de begroting van Koninkrijksrelaties, maar overgeboekt wordt naar de begrotingen van Justitie en Veiligheid (Recherche en rechterlijke macht), Defensie (Grensbewaking) en Financiën (Douane). De budgetten in aankomende jaren moeten nog worden overgeboekt, zo ook de LPO middelen voor 2027 en 2028. In 2022 was er 20 miljoen euro beschikbaar voor de nieuwbouw van detentie vastgoed op Sint Maarten, hiervan is 16 miljoen euro doorgeschoven naar 2024.

Artikel 4. Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2023 zijn de Landspakketten zoals eind 2020 met de Curaçao, Aruba en Sint Maarten overeengekomen, bekrachtigd met de Onderlinge Regeling. Ter ondersteuning van de Landspakketten heeft de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) 35 miljoen euro beschikbaar, daardoor liggen de uitgaven in 2023-2027 hoger dan in 2028. Een deel van de TWO budgetten is uit 2023 ook verschoven naar latere jaren. Ook heeft er een kasschuif plaatsgevonden van 9,8 miljoen euro van 2023 naar 2024 in het kader van onderhoud aan scholen op Curaçao. Tot slot vinden er in 2024 extra uitgaven plaats voor Caribisch Nederland. Incidenteel is er 19 miljoen euro ter beschikking gesteld voor noodmaatregelen voor de klif op Sint Eustatius, 12,6 miljoen euro hiervan staat begroot voor 2024. Daarnaast is er structureel 1 miljoen euro toegevoegd voor maatregelen ter verbetering van de koopkracht in Caribisch Nederland.

Artikel 5. Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

De uitgaven in 2023 liggen hoger, want Nederland heeft een lening van circa 33,5 miljoen euro aan Sint Maarten verstrekt ter financiering van investeringen. Ook worden de meerjarige aflossings- en rentereeksen van de schuldsandering van de voormalige Nederlandse Antillen verantwoord op de begroting van Koninkrijksrelaties.

Artikel 6. Apparaat

De uitgaven in 2023 en 2024 liggen hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen. Ook zijn er in 2023 middelen beschikbaar voor de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO).

Artikel 7. Nog onverdeeld

Vanaf artikel 7 zijn de eindejaarsmarge en de LPO middelen doorverdeeld. Ook is er in 2023 1,4 miljoen euro overgeboekt naar het BES-fonds voor het versterken van de uitvoeringskracht op Caribisch Nederland. Andere uitgaven in 2023 zijn een overboeking van 1,1 miljoen euro naar artikel 4 ten behoeve van een bijdrage aan Sint Eustatius voor financieel beheer en een reallocatie van circa 1 miljoen euro om uitgaven aan de RVB te voldoen voor onderhoud van diverse panden op Sint Eustatius, zoals Fort Oranje.

Artikel 8. Wederopbouw Bovenwindse eilanden

Bij Tweede Suppletoire begroting 2017 is naar aanleiding van de orkanen Irma en Maria artikel 8 aangemaakt voor Noodhulp en Wederopbouw Bovenwindse Eilanden. In 2023 staan hier nog de resterende middelen van op de begroting.

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

10.435

11.200

10.280

9.439

9.393

9.562

totaal ontvangsten

935

631

523

511

507

500

        

1

Openbaar bestuur en democratie

      
 

Uitgaven

322

558

396

106

96

96

 

Ontvangsten

15

15

15

25

25

25

        

2

Nationale veiligheid

      
 

Uitgaven

445

456

466

462

483

473

 

Ontvangsten

17

17

17

17

17

17

        

3

Woningmarkt

      
 

Uitgaven

6.813

6.797

6.387

6.564

6.713

6.883

 

Ontvangsten

565

460

352

340

338

331

        

4

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

      
 

Uitgaven

1.062

1.532

1.390

786

601

517

 

Ontvangsten

1

0

0

0

0

0

        

5

Ruimtelijke ordening en Omgevingswet

      
 

Uitgaven

133

144

113

95

90

88

 

Ontvangsten

12

4

4

4

4

4

        

6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

      
 

Uitgaven

513

536

540

539

534

632

 

Ontvangsten

11

11

11

11

11

11

        

7

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

      
 

Uitgaven

100

86

93

100

99

99

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

9

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

      
 

Uitgaven

164

162

165

190

192

197

 

Ontvangsten

145

103

103

93

91

91

        

11

Centraal apparaat

      
 

Uitgaven

764

622

582

578

566

558

 

Ontvangsten

152

21

21

21

21

21

        

12

Algemeen

      
 

Uitgaven

116

200

43

13

12

12

 

Ontvangsten

18

     
        

13

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      
        

14

Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité

      
 

Uitgaven

3

106

107

8

8

8

Algemeen

De incidenteel hogere uitgaven op de BZK-begroting in 2023 en 2024 kunnen grotendeels worden verklaard door een nieuwe tranche woningbouwimpuls, meer middelen ten behoeve van grootschalige woningbouwgebieden en een politiek besluit om meer middelen in te zetten voor het realiseren van flexwoningen voor o.a. statushouders. Ook doet BZK grote incidentele uitgaven op het gebied van energietransitie en aan Regiodeals. Aan het eind van het meerjarig beeld lopen de uitgaven op de BZK-begroting weer op omdat de huurtoeslaguitgaven jaarlijks gestaag toenemen. Dit komt deels doordat de verwachte prijsontwikkeling al in de begroting van de huurtoeslag is verwerkt.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

Vanaf 2023 tot en met 2025 draagt BZK zo’n 700 miljoen euro bij aan de vierde, vijfde en zesde tranche van de Regiodeals. In 2023 is dit circa 165 miljoen euro, in 2024 335 miljoen euro en in 2025 192 miljoen euro. Dit verklaart de lagere uitgaven op dit artikel vanaf 2026 grotendeels.

Artikel 2. Nationale veiligheid

Het kabinet heeft besloten in de komende jaren meer geld te besteden aan de AIVD, waardoor de uitgaven op dit artikel oplopen.

Artikel 3. Woningmarkt

De uitgaven op artikel 3 kennen een piek in 2023 en 2024. Dit komt onder meer doordat het kabinet incidentele middelen heeft vrijgemaakt voor de woningbouwimpuls, de startbouwimpuls en het bereikbaar maken van nieuwe grootschalige woningbouwgebieden. Opgeteld geeft BZK hier circa 1 miljard euro aan uit in 2023 en 335 miljoen euro in 2024. Daarnaast stelt BZK in 2023 en 2024 in totaal 572 miljoen euro beschikbaar aan het Volkshuisvestingsfonds. De uitgaven op dit artikel lopen op vanaf 2025. Dit komt doordat de uitgaven aan huurtoeslag vanaf 2023 t/m 2028 met ruim 1,8 miljard euro toenemen. Deze stijging zit voor een groot deel in de verwachte huur- en volumeontwikkeling. Daarnaast is de stijging ten opzichte van 2023 toe te schrijven aan (koopkracht)maatregelen van het kabinet.

Artikel 4. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

De uitgaven op dit artikel zien een piek in 2024 en een afname in de latere jaren, vanwege met name incidentele bijdragen aan de energietransitie. Voor 2023 en 2024 stelt het kabinet in totaal ca. 1 miljard euro ter beschikking aan het Nationaal Isolatieprogramma voor gemeenten. Ook stelt het kabinet 186 miljoen euro ter beschikking aan gemeenten voor de aanpak van energiearmoede in 2023. De uitgaven aan de subsidieregeling voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed lopen af van circa 385 miljoen euro in 2023 tot 275 miljoen euro in 2028.

Artikel 5. Ruimtelijke ordening en omgevingswet

De uitgaven op artikel 5 lopen na 2024 af. Dit komt onder meer doordat de bijdragen aan het kadaster in zowel 2023 als 2024 incidenteel rond de 20 miljoen euro hoger zijn dan in de jaren daarna. Als tactisch beheerder voor de landelijke voorziening van het Digitaal stelsel Omgevingswet (DSO) maakt het kadaster deze jaren hogere kosten aan beheer. De omgevingswet gaat op 1 januari 2024 in werking.

Artikel 6. Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

De uitgaven op dit artikel kennen een piek in 2028 doordat de middelen voor de hoogwaardige dienstverlening één overheid (ruim 100 miljoen euro), in dat jaar nog op de BZK begroting staan. Een groot deel van het budget in eerdere jaren is overgeboekt naar het gemeentefonds. BZK werkt samen met gemeenten toe naar een nieuwe governance structuur met als doel om als overheid een integrale en geïntegreerde dienstverlening aan te kunnen bieden. Ook zou het de dienstverlening begrijpelijker en hoogwaardiger moeten maken.

Artikel 7. Werkgevers-en bedrijfsvoeringsbeleid

In 2023 zijn de uitgaven op dit artikel substantieel hoger dan in latere jaren door incidentele bijdragen aan agentschappen, waaronder voor de doorontwikkeling van een Rijksbrede ICT-voorziening.

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

De oplopende uitgaven op dit artikel houden verband met hogere uitgaven voor de huisvesting van Hoge Colleges van Staat vanaf 2026.

Artikel 11. Centraal Apparaat

In 2023 zijn de uitgaven aan externe inhuur, Shared Service Organisaties (SSO’s), ICT en overige materiële uitgaven hoger dan eerder geraamd, wat de aflopende reeks verklaart. Ook de inkomsten zijn op dit artikel incidenteel hoger in 2023.

Artikel 12. Algemeen

De incidentele uitgaven op dit artikel zijn voor een groot deel toe te schrijven aan de kwijtschelding van publieke schulden. In 2023 is hier 70 miljoen euro voor gereserveerd, in 2024 175 miljoen euro en in 2025 30 miljoen euro. Daarnaast gaat circa 10 miljoen euro structureel naar de betaling van vennootschapsbelasting (VPB), die BZK moet voldoen over generale en specifieke ontvangsten op artikel 9.

Artikel 14. Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité

In 2023 is het begrotingsartikel 14 voor het slavernijverleden in het leven geroepen. Dit betreft de bijdragen van diverse departementen ter financiering van een pakket maatregelen in het kader van het slavernijverleden. In de begeleidende kabinetsreactie op het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden heeft het kabinet incidenteel 200 miljoen euro beschikbaar gemaakt, die in 2024 en 2025 ten goede komt aan verschillende maatregelen en maatschappelijke initiatieven. Voor het jaarlijks herdenken maakt het kabinet 8 miljoen euro structureel vrij.

H BES-FONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

73

71

59

58

57

57

totaal ontvangsten

      
        

1

BES-fonds

      
 

Uitgaven

73

71

59

58

57

57

Algemeen

Het BES-fonds bestaat uit de vrije uitkering en bijstellingen op basis van prijsontwikkelingen en wisselkoers-schommelingen. In 2023 en 2024 liggen de uitgaven hoger omdat er rekening is gehouden met wisselkoersverschillen.

Toelichting per artikel

Artikel 1. BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) met de vrije uitkering middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. Deze middelen worden uitgekeerd in Amerikaanse Dollar, daaruit volgende wisselkoerseffecten zijn verwerkt in 2023 en 2024.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

57.050

55.467

57.542

55.937

55.712

55.547

totaal ontvangsten

1.869

2.038

2.221

2.293

2.369

2.446

        

1

Primair onderwijs

      
 

Uitgaven

16.082

15.428

15.329

15.360

15.327

15.285

 

Ontvangsten

9

9

9

9

9

9

        

3

Voortgezet onderwijs

      
 

Uitgaven

11.738

11.459

11.494

11.409

11.335

11.229

 

Ontvangsten

7

7

7

7

7

7

        

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

      
 

Uitgaven

5.831

5.643

5.646

5.644

5.635

5.589

 

Ontvangsten

5

5

5

5

5

5

        

6+7

Hoger onderwijs

      
 

Uitgaven

11.728

11.607

11.480

11.365

11.220

11.261

 

Ontvangsten

1

0

0

0

0

0

        

9

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

      
 

Uitgaven

199

255

249

251

259

258

 

Ontvangsten

7

7

7

7

7

7

        

11+12+13

Studiefinanciering

      
 

Uitgaven

6.771

6.379

8.691

7.302

7.350

7.316

 

Ontvangsten

1.654

1.870

2.066

2.139

2.216

2.293

        

14

Cultuur

      
 

Uitgaven

1.339

1.305

1.363

1.322

1.321

1.319

 

Ontvangsten

10

4

1

1

1

1

        

15

Media

      
 

Uitgaven

1.243

1.214

1.195

1.196

1.200

1.205

 

Ontvangsten

175

136

126

124

124

124

        

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

      
 

Uitgaven

1.688

1.740

1.650

1.654

1.638

1.648

 

Ontvangsten

2

0

0

0

0

0

        

95

Apparaat

      
 

Uitgaven

384

395

400

395

385

386

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        
 

Overige artikelen (8+25+91)

      
 

Uitgaven

48

43

43

41

42

51

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

Algemeen

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. Vanaf 2024 daalt de begroting met 1,5 miljard euro doordat de betalingen voor het Nationaal Programma Onderwijs zijn afgerond. De incidentele stijging in 2025 van 2 miljard euro ontstaat onder andere door de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe besloten is in het coalitieakkoord. Daarnaast worden naar verwachting in 2025 relatief veel studievoorschotvouchers uitgekeerd.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Primair onderwijs

In het primair onderwijs (po) daalt het leerlingental sinds 2009 omdat er minder kinderen worden geboren. Hierdoor daalt de bekostiging voor scholen beperkt. Daarnaast dalen de uitgaven van 2023 naar 2024, omdat in 2023 het laatste deel van het Nationaal Programma Onderwijs van 756 miljoen euro is uitgekeerd en hier vinden vanaf 2024 geen betalingen meer voor plaats. Vanaf 2021 verwacht het CBS weer een lichte toename in het aantal geboortes. De instroom van leerlingen zal daardoor vanaf 2026 naar verwachting toenemen en dit leidt vanaf 2028 per saldo tot een toename van het aantal leerlingen. Daarnaast wordt er middels het coalitieakkoord flink geïnvesteerd in het po. Al met al leidt dit tot vrij constante uitgaven aan het primair onderwijs in de periode 2024-2028 van ruim 15 miljard euro.

Artikel 3. Voortgezet onderwijs

Het leerlingental in het voortgezet onderwijs (vo) volgt het primair onderwijs. De krimpende jonge bevolking resulteert in een lagere uitstroom van het po naar het vo, daardoor zal het leerlingental in het vo de komende jaren dalen. Ook in het vo wordt flink geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord en zijn er minder uitgaven in 2024 dan in 2023 vanwege het aflopen van de betalingen voor het Nationaal Programma Onderwijs. Per saldo leidt dit tot licht dalende uitgaven aan het voortgezet onderwijs van ruim 11 miljard euro.

Artikel 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de verwachting dat het aantal studenten de komende jaren zal dalen. Er gaan minder leerlingen naar het vmbo (en meer naar het havo en vwo), waardoor de uitstroom van het vo naar het mbo naar verwachting daalt. Ondanks investeringen uit het coalitieakkoord leidt dit per saldo tot licht dalende uitgaven.

Artikel 6+7. Hoger onderwijs

Het aantal hoger onderwijs-studenten daalt naar verwachting de komende jaren per saldo: in het wetenschappelijk onderwijs (wo) stijgt het studentenaantal de komende jaren licht, maar in het hoger beroepsonderwijs (hbo) daalt het aantal studenten de komende jaren. Ondanks investeringen uit het coalitieakkoord leidt dit per saldo tot licht dalende uitgaven tot ruim 11 miljard euro.

Artikel 9. Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

Om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen is de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers van belang. Via het coalitieakkoord is daarom extra geïnvesteerd in regelingen, zoals de zij-instroom en de aanpak van het lerarentekort. Dit leidt tot per jaar oplopende uitgaven tot circa 260 miljoen euro in 2028.

Artikel 11+12+13. Studiefinanciering

Meerjarig volgen de uitgaven aan studiefinanciering de studentenraming. Daarnaast is in het coalitieakkoord besloten het leenstelsel af te schaffen en de basisbeurs her in te voeren, dit leidt op termijn tot hogere uitgaven en ontvangsten. De incidenteel lagere uitgaven in 2024 zijn te verklaren doordat de jaarlijkse betaling aan OV-bedrijven voor het studentenreisproduct naar 2023 is geschoven. De incidenteel hogere uitgaven in 2025 zijn onder andere het gevolg van de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe is besloten in het coalitieakkoord, en de verplaatsing van de middelen voor de studievoorschotvouchers van artikelen 6 en 7 ‘Hoger onderwijs’ naar artikel 11 ‘Studiefinanciering’. Tenslotte heeft het kabinet in 2022 besloten om voor het studiejaar 2023/2024 de basisbeurs voor uitwonende studenten te verhogen met 165 euro per maand. In totaal kost dit 500 miljoen euro. Vanwege de studiefinancieringssystematiek vallen de uitgaven die voortvloeien uit deze maatregel niet alleen in 2023 en 2024, maar vooral ook in de jaren daarna en zelfs buiten de begrotingshorizon.

Artikel 14. Cultuur

De uitgaven aan cultuur blijven over de jaren heen constant. Er is sinds 2022 structureel geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord, waardoor de uitgaven constant blijven op ruim 1,3 miljard euro.

Artikel 15. Media

De uitgaven aan het media-artikel blijven over de jaren heen constant op circa 1,2 miljard euro. Er is wel sprake van een kleine afname van het budget vanaf 2025. Vanaf 2025 wordt 24 miljoen euro bespaard op de Rijksmediabijdrage, dit is de bijdrage van de mediabegroting aan de dekkingsopgave uit de Voorjaarsnota 2024.

Artikel 16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

De uitgaven zijn over de jaren heen constant op circa 1,7 miljard euro.

Artikel 95. Apparaat

De apparaatsuitgaven zijn over de jaren heen vrij constant op circa 390 miljoen euro.

Artikel Overig (8+25+91)

De post overig is een optelling van artikel 8 ‘Internationaal beleid’, 25 ‘Emancipatie’ en 91 ‘Onverdeeld’. De stijging in 2028 wordt verklaard door de coalitieakkoordmiddelen uit de envelop onderwijskwaliteit. Deze zijn in het voorjaar overgeheveld naar artikel 1 ‘Primair onderwijs’ en 3 ‘Voortgezet onderwijs’, maar vanaf 2028 op artikel 91 ‘Onverdeeld’ geplaatst in afwachting van de evaluatie van de huidige pilots voor de praktijkgerichte programma’s in de gemengde leerweg en de theoretische leerweg van het vmbo.

Financiën

IXB FINANCIËN
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

14.846

11.827

10.652

10.064

9.845

9.393

totaal ontvangsten

3.625

4.548

2.936

2.901

3.023

2.827

        

1

Belastingen

      
 

Uitgaven

3.358

3.475

3.317

3.298

3.301

3.275

 

Ontvangsten

1.274

1.322

1.364

1.384

1.444

1.249

        

2

Financiële markten

      
 

Uitgaven

1.016

34

27

26

36

26

 

Ontvangsten

9

10

10

9

9

9

        

3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

      
 

Uitgaven

2.720

659

583

440

187

110

 

Ontvangsten

2.020

2.766

1.131

1.091

1.122

1.127

        

4

Internationale financiële betrekkingen

      
 

Uitgaven

470

435

552

383

574

283

 

Ontvangsten

95

249

232

225

259

257

        

5

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

      
 

Uitgaven

186

168

151

152

152

152

 

Ontvangsten

147

133

131

124

123

120

        

6

BTW-Compensatiefonds

      
 

Uitgaven

4.015

4.015

4.015

4.015

4.015

4.015

        

8

Apparaat

      
 

Uitgaven

411

407

397

381

379

378

 

Ontvangsten

58

57

58

57

57

56

        

9

Douane

      
 

Uitgaven

777

805

799

794

776

769

 

Ontvangsten

1

11

11

11

11

11

        

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

15

155

72

72

60

54

        

13

Toeslagen

      
 

Uitgaven

1.876

1.673

738

505

366

331

 

Ontvangsten

22

     

Algemeen

De uitgaven van Financiën bestaan voornamelijk uit de apparaatskosten voor de Belastingdienst, Toeslagen en de Douane en de uitgaven vanuit het Btw-Compensatiefonds. De ontvangsten komen op verschillende artikelen binnen. Dit betreft rente en boetes van belastingen, dividenden van staatsdeelnemingen en aflossingen van internationale leningen. De begroting van Financiën kent een dalend verloop. Dit komt met name doordat de hersteloperatie toeslagen een tijdelijke karakter heeft, waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Voor de hersteloperatie staan ook nog middelen op de Aanvullende Post, een totaaloverzicht vindt u in bijlage 21.1.Tevens wordt voorzien dat vanaf 2027 Invest-International en Invest-NL geen additioneel kapitaal meer nodig hebben. Daarnaast staan er op artikel 1 – Belastingen in 2024 incidenteel middelen gereserveerd voor het tegemoetkomingsbeleid voor personen die nadelige gevolgen hebben ondervonden aan de Fraude Signalering Voorziening (FSV) of onterecht zijn afgewezen voor het traject Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP). De uitgaven zijn daarom hoger in 2024 dan in latere jaren.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Belastingen

Deze post ziet op de uitvoeringskosten en de niet-belastingontvangsten van de Belastingdienst. Er zit een lichte daling in deze post, zie ook de toelichting onder ‘algemeen’. Naast de middelen voor het tegemoetkomingsbeleid van FSV/MSNP zit er een daling in het budget voor externe inhuur bij verschillende onderdelen van de Belastingdienst.

Artikel 2. Financiële Markten

In 2023 zijn de uitgaven incidenteel hoger door de schadeloosstelling SNS REAAL Holding (SRH). Daarna keert de begroting van het artikel terug naar de gebruikelijke omvang.

Artikel 3. Financieringsactiviteit Publiek-private sector

In 2023 zijn er incidenteel hogere uitgaven door de kapitaalinjectie voor TenneT en Stedin. Vanaf 2024 is een dalende trend in de uitgaven zichtbaar door geraamde afnemende kapitaalinjecties aan Invest-International. Vanaf 2027 staan er geen middelen voor Invest International en Invest-NL in de begrotingstanden, omdat er voor de deelnemingen in totaal een cumulatief budget van respectievelijk EUR 833 mln. en EUR 1,6 mld. beschikbaar gesteld is. Geraamd is dat deze bedragen in 2027 uitgekeerd zijn. In deze begrotingsstanden is niet uitgegaan van aanvullende kapitaalinjecties. In 2024 zijn de ontvangsten incidenteel hoger door de kapitaalinjectie 2023 aan TenneT die de Staat, conform afspraak, terugontvangt in 2024 na een eventuele volledige verkoop van TenneT Duitsland.

Artikel 4. Internationale Financiële Betrekkingen

De fluctuaties bij de uitgaven ontstaan door een reservering voor een bijdrage aan de EBRD in 2024, kapitaalinleg ESM in 2025 en fluctuerende bijdrage aan de Wereldbank. In 2023 zijn er incidenteel lagere ontvangsten doordat er geen aflossing is gedaan op de lening aan Griekenland. In de ontvangsten zit een stijgend verloop doordat Oekraïne vanaf 2027 start met het aflossen van de lening.

Artikel 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Fluctuaties komen voort uit schade-uitkeringen en schaderestituties en is staand beleid.

Artikel 6. BTW-Compensatiefonds

De uitgaven aan het BCF zijn stabiel begroot. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 8. Apparaat

Dit betreft de ontwikkeling van de apparaatskosten van het departement. De lichte afname wordt verklaard door de afname van budgetten voor de inhuur van externen en materieel bij het kerndepartement.

Artikel 9. Douane

Van 2023 naar 2024 is er een lichte stijging door vertraging in het werven van personeel. Na 2024 is er een dalende trend in de posten voor personeel. De daling op deze posten is ook de reden voor de dalende trend van artikel 9 na 2024. De stijging in de ontvangsten is het gevolg van de overheveling van niet-belastingontvangsten vanaf artikel 1 (Belastingdienst) naar artikel 9 (Douane).

Artikel 10. Nog onverdeeld

Op dit artikel staan onder andere middelen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving door Directoraat-Generaal (DG) Belastingdienst, DG Toeslagen en DG Douane en onvoorziene tegenvallers. Het budget in 2024 is hoger dan in latere jaren vanwege een reservering voor arbeidskostenontwikkeling.

Artikel 13. Toeslagen

Deze post ziet op het aandeel van het ministerie van Financiën in de programmamiddelen voor hersteltoeslagen en de uitvoeringskosten van Toeslagen. Vanaf 2024 is er een dalende trend waar te nemen in de jaarlijks begrote kosten. Dit komt doordat de hersteloperatie toeslagen een tijdelijke karakter heeft waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Een deel van de gereserveerde middelen staat nog niet op de departementale begrotingen maar op de Aanvullende Post (tot en met 2026 571 miljoen euro). Bijlage 21.1 geeft een overzicht van alle budgetten voor de hersteloperatie toeslagen inclusief de Aanvullende Post.

IXA NATIONALE SCHULD
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

51.992

45.486

33.610

46.626

50.854

51.308

totaal ontvangsten

77.194

66.693

68.514

88.610

79.867

86.228

        

11

Financiering staatsschuld

      
 

Uitgaven

46.367

39.243

27.522

40.493

44.480

44.587

 

Ontvangsten

50.031

51.314

52.244

73.727

65.788

74.023

        

12

Kasbeheer

      
 

Uitgaven

5.626

6.243

6.088

6.133

6.374

6.721

 

Ontvangsten

27.163

15.379

16.270

14.883

14.079

12.205

Toelichting per artikel

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. De uitgaven bestaan met name uit de rentelasten van vaste en vlottende schuld. De ontvangsten bestaan met name uit rentebaten van schuld.

Artikel 12 Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkistbankieren van aan de schatkist gelieerde instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, RWT’s (Rechtspersoon met een Wettelijke Taak), decentrale overheden en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De ontvangsten bestaan uit rentebaten, aflossingen op leningen en, in sommige jaren, uit een toename van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden met name veroorzaakt door mutaties in de rekening-courant van de sociale fondsen.

Defensie (incl. Defensiematerieelbegrotingsfonds)

X DEFENSIE
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

15.352

21.299

20.684

20.280

19.748

19.576

totaal ontvangsten

194

229

189

225

342

144

        

1

Inzet

      
 

Uitgaven

1.287

1.356

353

217

220

217

 

Ontvangsten

50

88

48

84

201

2

        

2

Koninklijke Marine

      
 

Uitgaven

1.030

1.079

1.090

1.098

1.106

1.108

 

Ontvangsten

12

12

12

12

12

12

        

3

Koninklijke Landmacht

      
 

Uitgaven

1.740

1.789

1.803

1.807

1.818

1.820

 

Ontvangsten

8

8

8

8

8

8

        

4

Koninklijke Luchtmacht

      
 

Uitgaven

811

849

830

833

835

839

 

Ontvangsten

12

12

12

12

12

12

        

5

Koninklijke Marechaussee

      
 

Uitgaven

672

687

707

711

713

722

 

Ontvangsten

6

5

5

5

5

5

        

7

Commando Materieel en IT

      
 

Uitgaven

716

751

768

762

774

780

 

Ontvangsten

26

26

26

26

26

26

        

8

Defensie Ondersteuningscommando

      
 

Uitgaven

1.521

1.495

1.529

1.557

1.531

1.501

 

Ontvangsten

69

69

69

69

69

69

        

9

Algemeen

      
 

Uitgaven

232

237

224

219

216

208

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

10

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

1.744

1.826

1.827

1.824

1.828

1.841

 

Ontvangsten

8

8

8

8

8

8

        

11

Geheim

      
 

Uitgaven

19

19

19

19

20

20

        

12

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

112

618

662

529

575

524

        

13

Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

      
 

Uitgaven

5.468

10.592

10.873

10.705

10.114

9.995

Algemeen

Als gevolg van de structurele extra middelen uit het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV en de Voorjaarsnota 2022 is het Defensiebudget gestegen met het oog op het behalen van de 2% NAVO-doelstelling in 2024 en 2025. In de jaren erna dalen de defensie-uitgaven licht. 

Toelichting per artikel

Artikel 1. Inzet

De schommelingen in de begroting tussen 2023-2025 zijn het gevolg van de begrote steunmaatregelen ten behoeve van Oekraïne. Alleen voor 2023 en 2024 zijn generale middelen beschikbaar gesteld voor steun aan Oekraïne. Een klein deel van deze middelen is doorgeschoven naar 2025 om aansluiting te houden met de verwachte realisatie. De niet-Oekraïne uitgaven binnen Artikel 1 blijven in de jaren 2023-2028 op een relatief constant niveau.

Artikel 2. Koninklijke Marine

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marine verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 3. Koninklijke Landmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Landmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De kosten voor verhoogde gereedstelling van de Landmacht en de personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 4. Koninklijke Luchtmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Luchtmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 5. Koninklijke Marechaussee

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marechaussee verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 7. Commando Materieel en IT

Het Commando Materieel en IT (COMMIT) zorgt voor de verwerving van materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie, kleding en uitrusting aan de defensieonderdelen. De kosten voor verhoogde gereedstelling van COMMIT en de personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 8. Defensie Ondersteuningscommando

Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) ondersteunt de krijgsmacht door te zorgen voor personele diensten, zoals werving en opleidingen, maar ook huisvesting, vastgoed, catering, beveiliging, bewaking, facilitaire zaken, gezondheidszorg, logistiek en transport. De uitgaven in 2023 zijn incidenteel hoger vanwege extra budget voor energie- en transportprijzen binnen de Defensiebegroting. Verder stijgen de personele uitgaven in latere jaren doordat de Defensiebegroting groeit.

Artikel 9. Algemeen

Op dit artikel wordt de begroting van algemene Defensietaken verantwoord, zoals subsidies, schadevergoedingen en kennisopbouw. De uitgaven laten vanaf 2025 een daling zien, die deels verklaard wordt doordat er geen uitgaven zijn geraamd voor schadevergoedingen voor Chroom-6 en Srebrenica in die jaren. De schadevergoeding Srebrenica loopt naar verwachting volgend jaar af. Voor de regeling Chroom-6 worden vooralsnog na 2024 geen uitgaven meer geraamd. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 10. Apparaat kerndepartement

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven van het kerndepartement verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De materiële uitgaven op dit artikel stijgen de komende jaren vanwege toegenomen middelen voor duurzaamheid, het programma Defensie Open op Orde en de omgevingswet.

Artikel 11. Geheim

De inhoud van dit artikel is geheim.

Artikel 12. Nog onverdeeld

Op dit artikel staat o.a. het restsaldo van de nog niet uitgekeerde middelen van de meerjarige loon- en prijsbijstellingen.

Artikel 13. Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

Artikel 13 is het zogenoemde voedingsartikel van het Defensiematerieelbegrotingsfonds. De uitgaven die op dit fonds worden geraamd en verantwoord, worden via dit artikel op de Defensiebegroting gevoed. De meerjarige ontwikkeling van artikel 13 is daarom direct gerelateerd aan de omvang van de uitgaven op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Onderstaand overzicht geeft een gedetailleerde toelichting op de meerjarige ontwikkeling van het fonds.

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

6.282

10.724

10.946

10.852

10.261

10.155

totaal ontvangsten

6.282

10.724

10.946

10.852

10.261

10.155

        

1

Defensiebreed Materieel

      
 

Uitgaven

1.136

1.889

2.187

2.179

1.680

1.650

 

Ontvangsten

86

74

15

90

90

102

        

2

Maritiem Materieel

      
 

Uitgaven

775

1.483

1.398

1.661

1.734

1.949

 

Ontvangsten

35

10

10

10

10

10

        

3

Land Materieel

      
 

Uitgaven

870

1.969

2.688

1.995

1.647

1.648

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

4

Lucht Materieel

      
 

Uitgaven

1.471

2.568

2.326

2.099

2.564

2.290

 

Ontvangsten

0

0

1

1

1

1

        

5

Infrastructuur en Vastgoed

      
 

Uitgaven

1.088

983

977

1.399

1.310

1.316

 

Ontvangsten

28

28

28

28

28

28

        

6

IT

      
 

Uitgaven

902

1.816

1.369

1.521

1.326

1.302

 

Ontvangsten

17

17

17

17

17

17

        

7

Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

      
 

Ontvangsten

5.468

10.592

10.873

10.705

10.114

9.995

        

8

Overige Uitgaven en Ontvangsten

      
 

Uitgaven

40

15

    
 

Ontvangsten

646

     

Algemeen

Als gevolg van de structurele extra middelen uit het het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV en de Voorjaarsnota 2022 is het Defensiebudget gestegen met het oog op het behalen van de 2% NAVO-doelstelling in 2024 en 2025. In de jaren erna dalen de defensie-uitgaven licht.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Defensiebreed Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het defensiebreed materieel verantwoord. Materieel dat door alle operationele commando's wordt ingezet en niet specifiek gericht is op maritiem, land- of luchtoptreden wordt begroot binnen het artikel Defensiebreed materieel. Hieronder valt bijvoorbeeld kleding. Daarnaast vallen de uitgaven aan kennis en innovatie onder dit artikel. Met name de uitgaven voor verwerving op dit artikel stijgen vanaf 2024 vanwege de extra toebedeelde middelen uit het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV en de Voorjaarsnota 2022. Daarnaast is de meerjarige ontwikkeling vanaf 2023 verder beïnvloed door de toevoeging van de prijsbijstelling en een kasschuif van investeringsbudget op het totale Defensiematerieelbegrotingsfonds (exclusief Artikel 5 Vastgoed) van 2023 naar 2024-2025 van 1,3 miljard euro.

Artikel 2. Maritiem Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het maritiem materieel verantwoord, zoals fregatten en onderzeeboten. De meerjarige ontwikkeling volgt hetzelfde patroon als toegelicht onder Artikel 1.

Artikel 3. Land Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het land materieel verantwoord, zoals Patriots en pantservoertuigen. De meerjarige ontwikkeling volgt hetzelfde patroon als toegelicht onder Artikel 1.

Artikel 4. Lucht Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het lucht materieel verantwoord, zoals helikopters en vliegtuigen. De meerjarige ontwikkeling volgt hetzelfde patroon als toegelicht onder Artikel 1.

Artikel 5. Infrastructuur en Vastgoed

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het Defensievastgoed verantwoord. De meerjarige ontwikkeling van de investeringen in het Defensievastgoed wordt vooral bepaald door het strategisch vastgoedplan, dat in het najaar van 2022 aan de Kamer is aangeboden.

Artikel 6. IT

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het IT domein verantwoord. De meerjarige ontwikkeling van de investeringen in het IT domein wordt vooral bepaald door strategische keuzes om onder andere in te zetten op meer Informatie Gestuurd Optreden, wat tot grote nieuwe IT projecten heeft geleid. De hoge uitgaven in 2024 worden deels veroorzaakt door projecten die in 2023 in voorbereiding stonden en in 2024 naar verwachting tot realisatie gaan komen. Tevens worden aanzienlijk hogere uitgaven voorzien in enkele grote en omvangrijke projecten zoals bijvoorbeeld Grensverleggende IT (GrIT) en SAP4HANA.

Artikel 7. Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

Dit artikel is technisch van aard. Via dit artikel wordt het Defensiematerieelbegrotingsfonds gevoed; de ontvangsten op dit artikel zijn gekoppeld aan de uitgaven op Artikel 13 van Hoofdstuk 10.

Artikel 8. Overige Uitgaven en Ontvangsten

De uitgaven op dit artikel betreffen nog niet uitgedeelde prijsbijstelling over 2023. De ontvangsten in 2023 betreffen de toevoeging van de eindejaarsmarge over 2022.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

12.408

14.652

23.544

14.262

13.504

12.890

totaal ontvangsten

66

87

41

35

29

29

        

11

Integraal waterbeleid

      
 

Uitgaven

57

86

81

76

73

76

 

Ontvangsten

0

     
        

13

Bodem en Ondergrond

      
 

Uitgaven

111

154

154

150

153

149

 

Ontvangsten

4

     
        

14

Wegen en verkeersveiligheid

      
 

Uitgaven

347

503

444

318

252

201

 

Ontvangsten

6

6

6

6

6

6

        

16

Openbaar vervoer en spoor

      
 

Uitgaven

261

34

27

9

8

8

 

Ontvangsten

26

47

    
        

17

Luchtvaart

      
 

Uitgaven

120

63

51

84

9

8

 

Ontvangsten

5

12

13

8

1

2

        

18

Scheepvaart en havens

      
 

Uitgaven

88

195

183

82

28

14

        

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

      
 

Uitgaven

12

11

10

10

10

9

 

Ontvangsten

0

     
        

20

Lucht en geluid

      
 

Uitgaven

62

59

69

58

57

57

 

Ontvangsten

1

     
        

21

Duurzaamheid

      
 

Uitgaven

59

82

105

89

79

63

        

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

      
 

Uitgaven

80

86

91

105

98

97

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

      
 

Uitgaven

75

66

54

56

56

60

        

24

Handhaving en toezicht

      
 

Uitgaven

189

203

199

198

194

192

 

Ontvangsten

15

15

15

15

15

15

        

25

Brede doeluitkering

      
 

Uitgaven

1.066

1.052

1.052

1.052

1.052

1.052

        

26

Bijdrage investeringsfondsen

      
 

Uitgaven

9.346

11.534

20.526

11.483

10.969

10.447

        

97

Algemeen departement

      
 

Uitgaven

66

49

48

48

47

47

 

Ontvangsten

2

1

1

1

1

1

        

98

Apparaatsuitgaven Kerndepartement

      
 

Uitgaven

470

468

443

437

411

402

 

Ontvangsten

8

6

5

5

5

5

        

99

Nog Onverdeeld

      
 

Uitgaven

 

8

7

7

7

7

Algemeen

De begroting van IenW (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds) stijgt van circa 12,4 miljard euro naar 14,3 miljard euro in 2026 (de piek in 2025 wordt verklaard door de omvorming van ProRail, zie toelichting artikel 13 van het Mobiliteitsfonds). De begroting daalt daarna weer naar circa 12,9 miljard euro. Deze beweging wordt grotendeels veroorzaakt door de verandering in artikel 26 (bijdrage investeringsfondsen) en wordt uitgebreider beschreven in de horizontale toelichting van het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. De beleidsbegroting daalt van circa 3,1 miljard euro in 2023 naar 2,4 miljard euro in 2028. Dit zijn de totale uitgaven min artikel 26. Deze daling is bijna volledig te verklaren door het aflopen van subsidies en vergoedingen. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Integraal waterbeleid

De budgetten voor integraal waterbeleid nemen vanaf 2024 toe door een nieuwe subsidieverlening vanuit het NGF, waarmee vanaf 2024 het Groeiprogramma Water Technologie wordt ondersteund.

Artikel 13. Bodem en ondergrond

In 2024 nemen de uitgaven beperkt toe vanwege de Bedrijvenregeling bodemsanering en hogere bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma Bodem. Daarentegen loopt het budget voor de subsidie Caribisch Nederland af.

Artikel 14. Wegen en verkeersveiligheid

De budgetten voor slimme en duurzame mobiliteit liggen in 2024 en 2025 hoger door met name de reservering Klimaatakkoord en terugsluis vrachtwagenheffing en lopen daarna weer af. Ook worden er bijdragen gedaan voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA). Deze regelingen lopen naar verloop van tijd af. Verder wordt in 2024 de schaderegeling Stint uitgevoerd.

Artikel 16. Openbaar vervoer en spoor

De hogere uitgaven op dit artikel in 2023 hangen samen met de budgetten voor de Beschikbaarheidsvergoeding ov en het transitievangnet OV. Daarnaast nemen de uitgaven op dit artikel in 2024 en verder af doordat de Bijdrage medeoverheden Openbaar Vervoer en Spoor vanaf 2023 aflopen.

Artikel 17. Luchtvaart

De neerwaartse trend in de budgetten vanaf 2023 op dit artikel hangt samen met het aflopen van subsidies van het NGF-project luchtvaart in transitie. Deze subsidie stopt volledig vanaf 2027. In 2024-2026 worden uitgaven gedaan voor het project Geluidsisolatie Schiphol fase 4 (GIS-4) om geluidshinder voor omwonenden van Schiphol te verminderen.

Artikel 18. Scheepvaart en havens

Het budget loopt tot en met 2025 op, aangezien meer subsidies zijn bestemd voor verduurzaming van de binnenvaart en de uitrol van walstroom voor zeevaart. Vanwege afbouw van subsidies in latere jaren nemen de uitgaven op dit artikel geleidelijk af.

Artikel 19. Uitvoering milieubeleid en internationaal

Vanuit dit artikel worden uitgaven aan internationale coördinatie en samenwerking gedaan. De subsidie Interreg (Europese subsidieregeling voor ruimtelijke en regionale ontwikkeling) loopt na 2024 af, waarna de uitgaven min of meer constant blijven.

Artikel 20. Lucht en geluid

In 2025 neemt het budget op dit artikel toe tot circa 70 miljoen euro. Dit betreft voornamelijk hogere bijdragen aan medeoverheden via de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai voor uitvoering van saneringsmaatregelen door provincies en gemeenten.

Artikel 21. Duurzaamheid

De uitgaven voor circulaire economie nemen tot en met 2025 toe. Dit komt voornamelijk door opdrachten en subsidies voor duurzame productieketens. Daarnaast zijn er met name in 2024 en 2025 middelen vanuit het Klimaatfonds beschikbaar voor het Bevorderen van circulair doen en gedrag, ondersteuning van onder andere ketenvorming en recyclingtechnieken circulaire plastics en de continuering van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) en Circulaire Economie.

Artikel 22. Omgevingsveiligheid en milieurisico's

Vanaf 2023 nemen de uitgaven op dit artikel toe door hogere uitgaven aan het programma Omgevingsveilig en diverse overige opdrachten op Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) en asbest.

Artikel 23. Meteorologie, seismologie en aardobservatie

De uitgaven op dit artikel zijn gemiddeld rond de 60 miljoen euro. De uitgaven aan de agentschapsbijdragen aan het KNMI voor meteorologie, seismologie en aardobservatie nemen geleidelijk af vanaf 2024.

Artikel 24. Handhaving en toezicht

De personele uitgaven aan de Inspectie Leefomgeving en Toezicht nemen licht toe, terwijl de materiële uitgaven beperkt dalen. Per saldo zijn de uitgaven aan handhaving en toezicht redelijk constant.

Artikel 25. Brede doeluitkering

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering (BDU) aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. De bijdrage aan de samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag is min of meer constant op circa 1 miljard euro.

Artikel 26. Bijdrage investeringsfondsen

Dit is het artikel op de begroting van IenW van waaruit het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds worden gevoed. De piek in 2025 is het gevolg van een technische mutatie voor de voorziene omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Voor de details van de omvorming en uitgebreidere informatie over de verschuivingen op de fondsen wordt verwezen naar de begrotingen en horizontale toelichtingen van het Mobiliteitsfonds en Deltafonds.

Artikel 97. Algemeen departement

De uitgaven vanuit dit artikel zijn vanaf 2024 constant. In 2023 vinden nog uitgaven plaats voor COVID-19 testen en noodhulp Oekraïne.

Artikel 98. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Het apparaatsbudget daalt de komende jaren van circa 350 miljoen euro naar circa 300 miljoen euro. Dit komt met name door lagere uitgaven aan externe inhuur, maar ook aan eigen personeel. De budgetten voor materiële uitgaven zijn min of meer constant.

Artikel 99. Nog onverdeeld

Dit betreft een administratief artikel, wat betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan.

A MOBILITEITSFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

8.715

10.246

19.325

9.989

9.732

9.185

totaal ontvangsten

8.715

10.246

19.325

9.989

9.732

9.185

        

11

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

      
 

Uitgaven

156

501

770

951

1.028

1.131

 

Ontvangsten

      
        

12

Hoofdwegennet

      
 

Uitgaven

3.204

3.800

4.203

3.936

4.162

3.819

 

Ontvangsten

145

53

119

122

123

111

        

13

Spoorwegen

      
 

Uitgaven

2.820

2.865

11.679

2.457

2.416

2.071

 

Ontvangsten

281

229

358

203

203

203

        

14

Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

      
 

Uitgaven

607

1.143

500

163

48

36

 

Ontvangsten

0

     
        

15

Hoofdvaarwegennet

      
 

Uitgaven

1.375

1.377

1.454

1.846

1.323

1.282

 

Ontvangsten

89

22

11

2

0

0

        

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

      
 

Uitgaven

550

538

719

635

756

847

 

Ontvangsten

83

59

65

60

75

72

        

18

Overige uitgaven en ontvangsten

      
 

Uitgaven

3

22

    
 

Ontvangsten

311

     
        

19

Ontvangsten

      
 

Ontvangsten

7.808

9.883

18.772

9.603

9.331

8.799

Algemeen

De begroting van het Mobiliteitsfonds groeit van circa 8,7 miljard euro in 2023 naar 10,2 miljard euro in 2026. Deze stijging is onder andere te verklaren door flinke investeringen in het laatste coalitieakkoord. Hier is onder andere 7,5 miljard euro (cumulatief) voor ontsluiting woningbouw en 1,5 miljard euro (structureel) voor instandhouding beschikbaar gesteld. Richting 2028 daalt de begroting weer naar circa 9,2 miljard euro. Deze daling is onder andere te verklaren omdat er vanaf 2026 nog middelen op de AP staan voor instandhouding (circa 2 miljard euro cumulatief) en voor de Lelylijn (circa 3 miljard euro cumulatief) en op het Mobiliteitsfonds 800 miljoen euro wordt weggeschoven uit 2028 naar latere jaren om de middelen in een realistischer ritme te plaatsen. De piek in 2025 wordt verklaard door de voorziene omvorming van ProRail (zie toelichting artikel 13).

Toelichting per artikel

Artikel 11. Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Dit artikel bevat alle (plan)flexibele budgetten die zijn gereserveerd voor het verbeteren van bereikbaarheid. Het gaat om budgetten voor verkenningen, reserveringen en (beschikbare) investeringsruimte. Het budget voor verkenningen stijgt van circa 4 miljoen euro naar ruim 400 miljoen euro in 2028. De reserveringen fluctueren over de jaren, van circa 140 miljoen euro in 2024 naar circa 400 miljoen euro in 2028, omdat dit incidentele bedragen zijn. De generieke investeringsruimte stijgt van circa 10 miljoen euro in 2023 naar circa 336 miljoen euro in 2028. De investeringsruimte is volledig voor risicoreserveringen en tegenvallers gereserveerd.

Artikel 12. Hoofdwegennet

De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De beschikbaar gestelde middelen voor exploitatie, onderhoud en vernieuwing van de Rijksinfrastructuur vanuit het coalitieakkoord Rutte IV zijn vanaf 2026 toegevoegd. Aanvullend zijn middelen geherprioriteerd van aanleg naar instandhouding.

Artikel 13. Spoorwegen

De daling van het budget van circa 2,8 miljard euro naar 2,1 miljard euro komt voornamelijk doordat de coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding spoor tot en met 2025 zijn toegevoegd bij de begroting. De middelen voor 2026 en verder staan echter nog op de aanvullende post. De piek in 2025 is het gevolg van een technische mutatie voor de voorziene omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).

Artikel 14. Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

De uitgaven op dit artikel hangen samen met grote projecten die regionale overheden aanleggen. De stijging in 2024 wordt grotendeels veroorzaakt doordat 350 miljoen euro uit 2023 is doorgeschoven naar 2024 voor de ontsluiting van woningbouw. De Tweede Kamer heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben om de SPUK voor woningbouw te beoordelen. De planning om de middelen dit jaar uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht. Na 2024 daalt het budget weer omdat in latere jaren minder middelen beschikbaar zijn voor woningbouw.

Artikel 15. Hoofdvaarwegennet

De uitgaven zijn tot en met 2025 constant op circa 1,4 miljard euro. Deze bedragen betreffen de toevoeging van de coalitieakkoordmiddelen voor het basiskwaliteitniveau. Aanvullend zijn middelen geherprioriteerd van aanleg naar instandhouding. Daarnaast is er een piek in 2026 vanwege de reservering voor scheepvaartveiligheid maatregelen als gevolg van Wind op Zee.

Artikel 17. Megaprojecten verkeer en vervoer

Onder dit artikel vallen de megaprojecten Project Mainportontwikkeling Rotterdam, European Rail Traffic Management System (ERTMS), Zuidasdok en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De hogere uitgaven van ca. 720 miljoen euro in 2025 hangen voornamelijk samen met de aanleg van ERTMS. Daarnaast stijgen op dit artikel de uitgaven jaarlijks aan het project Zuidasdok en aan de planning, studies, en aanleg van het programma Hoogfrequent Spoor (PHS).

Artikel 18. Overige uitgaven en ontvangsten

De incidentele uitgaven in 2024 hangen samen met de afroming van het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat.

Artikel 19. Ontvangsten

Dit artikel bestaat uit de voeding van het Mobiliteitsfonds vanuit de begroting van IenW (XII).

J DELTAFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

1.952

1.820

1.908

2.030

1.808

1.822

totaal ontvangsten

1.952

1.820

1.908

2.030

1.808

1.822

        

1

Investeren in waterveiligheid

      
 

Uitgaven

587

709

804

891

619

689

 

Ontvangsten

182

169

154

150

169

173

        

2

Investeren in zoetwatervoorziening

      
 

Uitgaven

146

105

54

46

62

38

        

3

Beheer, Onderhoud en vernieuwing

      
 

Uitgaven

345

313

368

319

309

406

        

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

      
 

Uitgaven

355

112

99

114

61

60

        

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

      
 

Uitgaven

372

395

403

480

503

590

 

Ontvangsten

232

     
        

6

Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

      
 

Ontvangsten

1.538

1.650

1.754

1.880

1.639

1.648

        

7

Investeren in Waterkwaliteit

      
 

Uitgaven

147

186

181

180

254

39

 

Ontvangsten

0

0

0

0

  

Algemeen

De begroting van het Deltafonds fluctueert door de jaren tussen de 1,8 miljard euro en 2,0 miljard euro. De fluctuatie wordt onder andere verklaard door de planning van diverse aanlegprojecten, een piek in kosten voor beheer en onderhoud in 2025 en de tweede en derde tranche aan maatregelen met betrekking tot de Kaderrichtlijn Water. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Investeren in waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De daling in 2027 wordt onder andere veroorzaakt door een lagere programmering van het hoogwaterbeschermingsprogramma waterschapsprojecten.

Artikel 2. Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de uitgaven op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De hogere uitgaven in 2023 en 2024 hangen samen met de aanleg van zoetwatervoorziening, namelijk Deltaplan Zoetwater fase 2 en de impuls ruimtelijke adaptatie.

Artikel 3. Beheer, onderhoud en vernieuwing

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging van waterveiligheid zijn redelijk constant, met pieken in 2025 en 2028. In 2025 wordt een piek in de realisatie van geplande werkzaamheden waterveiligheid verwacht. In 2028 is sprake van een piek in vernieuwing.

Artikel 4. Experimenteren cf. art. III Deltawet

Op dit artikel worden de uitgaven voortvloeiend uit het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk verantwoord. De hoogte van de uitgaven fluctueert afhankelijk van mijlpaalbetalingen in de betreffende jaren.

Artikel 5. Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

De uitgaven stijgen van circa 400 miljoen euro in 2024 naar circa 600 miljoen euro in 2028. Deze stijging komt met name door verhoogde reserveringen voor onder andere het deltaplan zoetwater.

Artikel 6. Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van IenW (XII).

Artikel 7. Investeren in waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De fluctuatie in de budgetten hangt samen met de uitgaven voor de 2e en 3e tranche van de KRW.

Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds)

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal uitgaven

16.722

12.245

10.482

12.433

12.127

13.212

Totaal ontvangsten

9.969

5.620

5.351

4.924

7.856

6.230

        

1

Goed functionerende economie en markten

      
 

Uitgaven

326

366

366

373

393

364

 

Ontvangsten

178

75

43

44

45

46

        

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

      
 

Uitgaven

3.186

2.269

2.045

1.738

1.497

1.453

 

Ontvangsten

363

259

279

155

121

134

        

3

Toekomstfonds

      
 

Uitgaven

596

282

219

244

169

160

 

Ontvangsten

127

80

263

62

56

56

        

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

      
 

Uitgaven

8.375

4.543

4.074

6.526

6.468

6.434

 

Ontvangsten

2.442

1.935

1.884

2.305

5.855

4.650

        

5

Een veilig Groningen met perspectief

      
 

Uitgaven

3.589

2.594

1.714

1.184

952

1.008

 

Ontvangsten

6.708

3.184

2.739

2.217

1.639

1.209

        

6

Bijdrage Nationaal Groeifonds

      
 

Uitgaven

10

1.572

1.472

1.792

2.081

3.253

        

40

Apparaat

      
 

Uitgaven

639

619

593

576

568

540

 

Ontvangsten

151

87

143

141

140

134

        

41

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

0

 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

Algemeen

De horizontale ontwikkeling van de EZK-begroting laat een daling van de uitgaven na 2023 zien en vanaf 2026 weer een stijging. De daling komt door het stoppen van verschillende Coronaregelingen en de energiemaatregelen. De stijging vanaf 2026 komt vooral door de middelen uit het Nationaal Groeifonds en Klimaatfonds die via de EZK-begroting lopen. Ook zijn er middelen van het Nationaal Groeifonds (NGF) naar achter geschoven, dit wordt voornamelijk zichtbaar na 2027. Daarnaast is er een stijging op artikel 1 zichtbaar tot 2027, dit heeft te maken met de extra toezichttaken die Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) uitvoert. Op artikel 4 is ook een stijging zichtbaar vanaf 2026, dit komt door de toegevoegde middelen van het Klimaatfonds. De ontvangsten laten de komende jaren een dalende trend zien tot 2026, daarna stijgen de ontvangsten. Dit komt door de afname van bijvoorbeeld de terugontvangsten van Coronaregelingen, de omzetting van de ODE in de Energiebelasting en doordat de verwachtte ontvangsten van de NAM lager zijn.

Artikel 1. Goed functionerende economie en markten

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de bijdragen aan agentschappen (Agentschap RDI en RVO) en bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s (Metrologie en CBS). Daarnaast staan er op dit artikel ook middelen voor verschillende projecten uit het Nationaal Groeifonds (NGF). De toenemende uitgaven worden veroorzaakt door nieuwe toezichtstaken die de RDI uitvoert als gevolg van Europese verordeningen. Daarnaast hebben de uitgaven voor EZK-projecten van het NGF ook een stijgend verloop. De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op boetes die toezichthouders (ACM, NEA etc.) van EZK opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden.

Artikel 2. Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor bijdragen aan (inter-)nationale organisaties, verduurzaming van de industrie en subsidies ter stimulering van innovatie en ondernemen. Vanuit de klimaatfondsmiddelen is 228 miljoen overgeheveld voor de NIKI-regeling. De afname op artikel 2 wordt veroorzaakt door fluctuerende subsidie-uitgaven, het eindigen van Coronaregelingen en dalende middelen voor uit het Nationaal Groeifonds gefinancierde projecten. De ontvangsten zijn grotendeels afkomstig uit terugontvangsten van Coronaregelingen, de BMKB en Garantie Ondernemingsfinanciering,de Rijksoctrooiwet en de luchtvaartkredietregeling. De ontvangsten nemen af door een afnemende reeks voor Bedrijfssteun en het eindigen van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Artikel 3.Toekomstfonds

De geraamde uitgaven van 2023 zijn relatief hoog ten opzichte van andere jaren. Dit komt omdat er eerder geraamd werd dat de uitgaven in voorgaande jaren zouden starten. Omdat deze uitgaven vertraagd zijn, schuiven de gereserveerde middelen automatisch door naar het lopende jaar en wordt de raming relatief hoog. Dit komt door de 100% eindejaarsmarge. Daarnaast vindt er in 2023 een eenmalige uitgave aan ETCI plaats. Dit Europese fonds investeert in technische scale-ups, met als doel het Europese vestigingsklimaat te versterken. Het Toekomstfonds bevat verschillende leningen, zoals Fund to Fund, Deep Tech Fund en SEED. Alle uitgaven reeksen laten een dalende trend zien, behalve Deep Tech Fund die laat een piek zien in 2026. De ontvangsten komen voornamelijk uit Fund of Fund, Innovatiekredieten en SEED. De ontvangstenreeks kent een dalende trend door de incidentele ontvangsten op Fund to Fund. De Coronaoverbruggingsleningen die door de ROM’s zijn verstrekt worden deels lineair in tranches afgelost en deels aan het einde van de looptijd. Dit verklaart de ontvangstenpiek in 2025.

Artikel 4. Een doelmatige en duurzame energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Er is een flinke afname zichtbaar van 2023 naar 2024, dat komt voornamelijk door het eindigen van het prijsplafond in 2023. Daarnaast vinden er verschillende schommelingen plaats op de SDE-posten, Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), vulmaatregelen gasopslag en de waterstof middelen. De SDE loopt op, omdat in eerdere jaren minder subsidie-uitgaven worden verwacht door hogere energieprijzen. Ook zijn in de voorjaarsnota SDE-middelen uit 2023 t/m 2025 ingezet ter dekking van het Energie- en Klimaatpakket. Daarnaast zijn er verschillende middelen van het Klimaatfonds toegevoegd aan dit artikel. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de ISDE (cumulatief 1,4 miljard euro tot en met 2030) IPCEI waterstof (cumulatief 1,6 miljard euro tot en met 2030) en Warmtenetten investeringssubsidie (cumulatief 600 miljoen euro tot en met 2030). Deze reeksen kennen allemaal een stijgend verloop. De ontvangsten schommelen gedurende de komende jaren. Dit komt door het eindigen van de ontvangsten van de ODE en een afnemende reeks voor de onttrekking van de reserve duurzame energie en klimaattransitie. De ODE is vorig jaar afgeboekt van de EZK-begroting omdat dit is ondergebracht in de Energiebelasting, dit zijn de laatste verwachtte ontvangsten. Daarnaast kent de ETS-reeks een piek vanaf 2027, door een nieuw ETS-systeem waarbij de gebouwde omgeving en het wegverkeer te maken gaan krijgen met heffingen en daarmee hogere ontvangsten voor de EZK-begroting.

Artikel 5. Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op artikel 5 bestaan uit de betalingen van schadevergoedingen en de versterkingsoperatie voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning, subsidies voor de verduurzamingsopgave en de bijdragen aan RVO en het IMG voor de uitvoering van de schadeafhandeling. De schadevergoedingen en daarbij behorende uitvoeringskosten worden betaald door EZK en daarna verhaald op de NAM. Deze posten zijn daarom ook aan de ontvangstenkant van de EZK-begroting opgenomen. Daarnaast bestaan de ontvangsten uit de gasbaten. In de komende jaren worden naar aanleiding van de kabinetsreactie op de parlementaire enquête middelen toegevoegd aan de EZK-begroting. Op dit moment staan deze middelen nog op de Aanvullende Post van Financiën in afwachting van verdere uitwerking. De ontvangsten kennen een aflopend verloop omdat de dividenduitkering van EBN afneemt door lagere winning en lagere gasprijzen. Ook de ontvangsten Mijnbouwwet kennen daardoor een steile daling. Bijlage 21 biedt meer inzicht in de uitgaven en ontvangsten van Groningen.

Artikel 6. Bijdrage Nationaal Groeifonds

Artikel 6 is het voedingsartikel van het NGF op de EZK-begroting. Via dit artikel worden de overboekingen verwerkt naar andere departementen. Er hebben verschillende kasschuiven plaatsgevonden om de middelen in het juiste ritme te zetten, omdat besluitvorming over de vierde ronde naar alle waarschijnlijkheid pas in 2025 zal plaatsvinden. Bij deze verschuiving is rekening gehouden met de projecten die in een eerdere ronde een voorwaardelijke toekenning hebben ontvangen; die kunnen in 2024 worden omgezet. De rest van de middelen in 2025 zijn voor de vierde ronde.

Artikel 40. Apparaat

De uitgaven voor artikel 40 hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven zijn in 2023 hoger dan in de daaropvolgende jaren. Dit komt voornamelijk door de afname van overige materiële uitgaven. De daling van overige materiële uitgaven tussen 2023 en 2024 wordt grotendeels veroorzaakt door enkele eenjarige budgetten. Zo staat er in 2023 eenmalig 7,5 miljoen euro op een materiele post voor de publiekscampagne ZODKO (Zet Ook De Knop Om) en klimaatcampagnes in 2023.

Artikel 41. Nog onverdeeld

Dit artikel wordt voornamelijk gebruikt voor het verdelen van de loon- en prijsbijstelling die EZK elk jaar ontvangt.

L NATIONAAL GROEIFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal uitgaven

10

1.572

1.472

1.792

2.081

3.253

Totaal ontvangsten

10

1.572

1.472

1.792

2.081

3.253

        

1

Kennisontwikkeling

      
 

Uitgaven

 

434

800

942

1.162

1.870

 

Ontvangsten

 

434

800

942

1.162

1.870

        

2

Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

      
 

Uitgaven

10

1.033

672

850

918

1.384

 

Ontvangsten

10

1.033

672

850

918

1.384

        

3

Infrastructuur

      
 

Uitgaven

 

105

    
 

Ontvangsten

 

105

    

Algemeen

Voor de uitgaven van het Nationaal Groeifonds (NGF) is een stijging zichtbaar. Dit is te verklaren door een aanpassing in de planning. Omdat besluitvorming over de vierde ronde pas in 2025 zal plaatsvinden, hebben verschillende kasschuiven plaatsgevonden om de middelen naar achter te schuiven. Het bedrag voor 2023 is voor de toegekende subsidie Groeien met Groen Staal en Charging Energy Hubs in de subsidieroute. Bij de middelen voor 2024 is rekening gehouden met de reservering en met de projecten die in een eerdere ronde een voorwaardelijke toekenning hebben gekregen en die in 2024 kunnen worden omgezet.

Artikel 1. Kennisontwikkeling

Voor dit artikel worden geen uitgaven meer verwacht in 2023 en daarom zijn de middelen hiervoor doorgeschoven. In 2024 is rekening gehouden met de nog toe te kennen bedragen van voorwaardelijke projecten en reserveringen. De stijging in 2025 is te verklaren door een wijziging in de planning van de vierde ronde.

Artikel 2. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Het resterende kasbudget voor 2023 op dit artikel is voor in de derde ronde toegekende subsidies. In 2024 is rekening gehouden met reserveringen en met de nog toe te kennen bedragen van projecten die in een eerdere ronde een voorwaardelijke toekenning hebben gekregen. Vanaf 2025 is een lichte stijging te zien, die wordt veroorzaakt door een aanpassing in de planning en de bijbehorende schuif naar latere jaren.

Artikel 3. Infrastructuur

Dit artikel kent één project: Rail Gent-Terneuzen. Dit project is toegekend toen de pijler Infrastructuur nog onderdeel was van het NGF. Deze pijler is opgeheven, maar blijft voorlopig nog zichtbaar op de begroting omdat de uitkomst van de tweede ronde een voorwaardelijke toekenning heeft opgeleverd voor het project Rail Gent-Terneuzen. Dit project is destijds onder de pijler Infrastructuur ingediend.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inclusief Diergezondheidsfonds

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

3.040

2.863

3.058

2.208

1.846

1.711

totaal ontvangsten

147

78

74

89

90

101

        

21

Land- en tuinbouw

      
 

Uitgaven

362

909

1.346

695

348

245

 

Ontvangsten

62

32

31

29

29

29

        

22

Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

      
 

Uitgaven

1.413

771

625

502

499

496

 

Ontvangsten

58

34

32

48

50

60

        

23

Kennis en innovatie

      
 

Uitgaven

382

380

277

259

241

240

 

Ontvangsten

8

8

8

8

8

8

        

24

Uitvoering en toezicht

      
 

Uitgaven

565

528

538

531

541

515

 

Ontvangsten

15

     
        

50

Apparaat

      
 

Uitgaven

214

229

228

197

191

191

 

Ontvangsten

4

4

4

4

4

4

        

51

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

104

47

44

23

27

24

Algemeen

Van 2023 naar 2028 is er sprake van een daling van circa 1,1 miljard euro in de omvang van de totale uitgaven. Dit komt voornamelijk doordat er in eerdere jaren meer middelen uit het Transitiefonds op de begroting staan. Het gaat hierbij om de uitkoopregeling LBV+, de provinciale uitvraag in het kader van de versnellingsaanpak en maatregelen in het kader van het toekomstperspectief landbouw voor respectievelijk artikel 21, 22 en 23. Met aanvullende middelen voor stikstof en reserveringen ten behoeve van het Transitiefonds op de Aanvullende Post wordt in dit overzicht geen rekening gehouden. Cumulatief staat er nog 21,6 miljard euro op de Aanvullende Post. De ontvangsten zijn in 2023 hoger dan in de jaren erna, dit komt voornamelijk door een herijking van het ontvangstenbudget voor de visserij, een tegemoetkomingsregeling voor de afbouw van de derogatie en een incidentele teruggave van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Toelichting per artikel

Artikel 21. Land- en tuinbouw

Voor land- en tuinbouw is het budget in 2024 tot en met 2026 incidenteel hoger vanwege de uitkoopregelingen LBV+ (cumulatief 1 miljard euro, waarvan 600 miljoen euro in 2025) en de maatregel gerichte opkoop (cumulatief 248 miljoen euro tussen 2024 en 2026). De ontvangsten zijn in 2023 hoger dan in de jaren erna, dit komt voornamelijk door een tegemoetkomingsregeling voor de afbouw van de derogatie (23,7 miljoen euro in 2023).

Artikel 22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Het budget voor natuur, visserij en gebiedsgericht werken is in 2023 incidenteel hoger vanwege onder andere de provinciale uitvraag in het kader van de versnellingsaanpak (295 miljoen euro), legalisatieopgave PAS-melders (250 miljoen euro), een saneringsregeling voor de visserij uit de Brexit Adjustment Reserve (155 miljoen euro) en budget voor de aankoop van gronden (100 miljoen). De ontvangsten zijn in 2023 hoger dan in andere jaren, dit wordt onder andere veroorzaakt door een herijking van het ontvangstenbudget voor de visserij (cumulatief 17 miljoen euro t/m 2028).

Artikel 23. Kennis en innovatie

Het budget voor kennis en innovatie is in 2023 (83,7 miljoen) en 2024 (93,4 miljoen) incidenteel hoger vanwege maatregelen in het kader van het toekomstperspectief landbouw. Dit betreft onder andere het stimuleren van omschakelen naar biologische landbouw, subsidies voor duurzame gewasbescherming en maatregelen om het meten en berekenen van stikstofdepositie nauwkeuriger te kunnen doen. De ontvangsten blijven in de periode 2023 t/m 2028 gelijk.

Artikel 24. Uitvoering en toezicht

De budgetten voor uitvoering en toezicht blijven nagenoeg gelijk in de periode 2023 t/m 2028. In 2023 is er een incidentele teruggave van 14,9 miljoen euro op basis van de jaarrekening 2022 van de NVWA.

Artikel 50. Apparaat

De apparaatsbudgetten blijven nagenoeg gelijk in de periode 2022 t/m 2027. De middelen die beschikbaar zijn voor uitvoeringskosten vanuit het Transitiefonds staan grotendeels nog op de Aanvullende Post en worden daarom niet meegenomen in dit overzicht. De ontvangsten blijven in de periode 2023 t/m 2028 gelijk.

Artikel 51. Nog onverdeeld

Op artikel 51 staan middelen die nog verdeeld moeten worden over de begrotingsposten. Een deel van de loon- en prijs ontwikkeling (lpo) die voor 2023 is toegekend is nog niet verdeeld.

F DIERGEZONDHEIDSFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

44

31

31

31

31

31

totaal ontvangsten

72

32

31

31

31

31

        

1

Bewaking en bestrijding van dierziekten

      
 

Uitgaven

44

31

31

31

31

31

 

Ontvangsten

72

32

31

31

31

31

Algemeen

Op het Diergezondheidsfonds vinden de mutaties plaats voor de bewaking en bestrijding van dierziekten. In 2023 is het budget incidenteel hoger door de uitbraak van vogelgriep. Binnen het Diergezondheidsfonds blijven de budgetten gelijk in de periode 2024 t/m 2028.

Sociale Zekerheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

48.723

58.022

58.391

60.061

61.411

61.712

totaal ontvangsten

3.375

2.342

2.355

2.380

2.336

2.235

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

1.331

1.095

886

685

503

321

 

Ontvangsten

972

15

15

15

15

15

        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

7.756

8.120

8.258

8.459

8.641

8.847

 

Ontvangsten

106

62

60

59

43

15

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

7

10

7

3

1

1

        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

4.151

4.199

4.265

4.290

4.315

4.341

 

Ontvangsten

42

     
        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

207

186

83

68

71

91

 

Ontvangsten

5

     
        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

48

60

60

60

60

60

 

Ontvangsten

0

     
        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

4.539

4.632

5.046

6.070

6.753

7.050

 

Ontvangsten

1.813

1.827

1.835

1.851

1.822

1.756

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

42

53

56

58

61

65

        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

2

3

3

3

3

3

        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

8.197

9.249

8.958

8.708

8.615

8.497

 

Ontvangsten

278

346

352

363

364

360

        

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

752

697

674

665

666

666

 

Ontvangsten

53

     
        

12

Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

20.630

28.094

28.678

29.564

30.472

30.597

 

Ontvangsten

0

     
        

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

      
 

Uitgaven

483

762

574

569

401

346

 

Ontvangsten

15

1

1

1

1

1

        

96

Apparaat Kerndepartement

      
 

Uitgaven

574

570

552

543

541

539

 

Ontvangsten

91

91

92

91

91

89

        

99

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

4

292

292

316

308

288

Algemeen

De stijging van de uitgaven op hoofdstuk 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt voornamelijk verklaard door uitgaven aan de kinderopvangtoeslag, bijstand en rijksbijdragen. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag zullen in 2028 met circa 2,5 miljard euro hoger uitvallen dan in 2023 door de voorgenomen invoering van een nieuw financieringsstelsel met inkomensonafhankelijke vergoeding per 2027. De bijstandsuitgaven laten een stijging zien van zo’n 1 miljard euro tussen 2023 en 2028. Dit is met name het gevolg van de door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. De stijgende uitgaven aan de rijksbijdragen komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven aan artikel 1 arbeidsmarkt dalen gedurende de periode 2023-2028. Dat komt deels doordat er geen uitgaven aan de NOW-regeling worden voorzien na 2023. Ook wordt het STAP-budget afgeschaft vanaf 2024 en wordt het lage-inkomensvoordeel afgeschaft per 2025, wat tot lagere uitgaven leidt per 2026. De voornaamste uitgaven op het begrotingsartikel blijven daarna de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), waar budget voor beschikbaar is tot 2028, en de loonkostenvoordelen, waarvoor structureel budget beschikbaar is. De ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit terugontvangsten voor de NOW, die op dit moment alleen voor 2023 worden verwacht. De ontvangsten vanaf 2024 bestaan voornamelijk uit de geschatte boeteontvangsten van de NLA.                         

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Het grootste gedeelte van dit begrotingsartikel bestaat uit het macrobudget participatiewetuitkeringen, zijnde de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandig ondernemers (Bbz-levensonderhoud). Over de periode 2023 t/m 2028 stijgt het macrobudget met ca. 1 miljard euro. Dit is met name het gevolg van de verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking, zoals geraamd door het CPB. Daarnaast is er door de invoering van de Participatiewet nog een beleidsmatige oploop van de uitgaven die vallen onder dit artikel, vanwege instroom die nog wordt verwacht. Er is nog altijd sprake van een ingroei van de doelgroep van de Participatiewet. Onder artikel 2 valt eveneens de AIO (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen). De uitgaven aan deze regeling nemen in de periode 2023 t/m 2028 toe met 131 miljoen euro, onder andere door vergrijzing en het feit dat de AOW-leeftijd tussen 2024 en 2027 niet stijgt, waardoor meer mensen de AOW-leeftijd bereiken en mogelijk recht kunnen hebben op de AIO.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid                                

De begrotingsgefinancierde middelen op dit artikel bestaan uit de ongevallenverzekering Caribisch Nederland en uit de regeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS) waarmee mensen met een psychische aandoening worden ondersteund bij re-integratie naar de arbeidsmarkt. De daling die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van de afloop van de IPS-regeling in 2026.

Artikel 4. Jonggehandicapten

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de afname van het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen, omdat de Wajong2015 enkel toegankelijk is voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 5. Werkloosheid                                                        

De grootste begrotingsgefinancierde uitgavenpost onder dit artikel is de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW). De IOW uitgaven volgen met vertraging het verwachte aantal WW-uitkeringen voor 60+ers. Daarmee nemen de komende jaren de uitgaven IOW eerst af, waarna deze tussen 2026 en 2028 weer zullen stijgen. In 2023 en 2024 is er tijdelijk extra budget vrijgemaakt voor aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s). Na 2024 staat er geen budget meer op dit artikel voor deze tijdelijke regeling, waardoor er een daling te zien is tussen 2024 en 2025.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen                                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten voor de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). De uitgaven van artikel 6 stijgen vanaf 2024 vanwege een ingroei van de TSB.

Artikel 7. Kinderopvang         

De geraamde uitgaven aan kinderopvang nemen vanaf 2025 fors toe. In de jaren 2025 en 2026 zijn er middelen gereserveerd voor een ingroeipad naar het nieuwe stelsel. In 2027 is het kabinet voornemens het nieuwe financieringsstelsel in te voeren met een inkomensonafhankelijke vergoeding. Na volledige ingroei betreft het een intensivering van structureel circa 2,7 miljard euro per jaar. Doordat er vanaf 2027 sprake is van een inkomensonafhankelijke vergoeding in combinatie met directe financiering, zal het aantal terugvorderingen afnemen. Dit verklaart voor een groot deel de afname van de ontvangsten.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten aan de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland (AOV) en de overbruggingsregeling AOW (OBR). De stijging van de AOV-uitkeringslasten in 2023 is te verklaren door de verhoging van de AOV tot het ijkpunt sociaal minimum.

Artikel 9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan uit uitkeringslasten aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) op Caribisch Nederland. Deze uitgaven laten een beperkte oploop zien als gevolg van een toename van het aantal uitkeringsgerechtigden.         

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders                          

De tegemoetkoming ouders bevat zowel de uitgaven aan de kinderbijslag als aan het kindgebonden budget. De geraamde uitgaven nemen in de periode 2023-2028 af. Deze afname wordt met name veroorzaakt doordat de intensivering van het kindgebonden budget in 2023 van 732 miljoen euro in de jaren daarna stap voor stap wordt afgebouwd naar 100 miljoen euro structureel in 2028. De ontvangsten voor het kindgebonden budget volgen met vertraging het patroon van de uitgaven. De stijging van ruim 1 miljard euro in 2024 t.o.v. 2023 wordt verklaard door de structurele intensivering in het kindgebonden budget vanaf 2024.

Artikel 11. Uitvoeringskosten                                    

De uitvoeringskosten van de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan op twee verschillende begrotingshoofdstukken, hoofdstuk 15 en hoofdstuk 40. De uitvoeringskosten op hoofdstuk 15 nemen tussen 2023 en 2028 af door een afname van door UWV en SVB uitgevoerde regelingen. Daarnaast zorgt de afschaffing van scholingssubsidie STAP voor een afname van de uitvoeringskosten UWV vanaf 2024.

Artikel 12. Rijksbijdragen                                          

De uitgaven op het artikel rijksbijdragen laten een toename zien. Dat komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijkbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan, omdat de AOW-premies alleen niet voldoende zijn om de AOW-uitkeringen te betalen. Aangezien de AOW-uitgaven als gevolg van demografie de komende jaren toenemen, stijgen ook deze rijksbijdragen.                                                                             

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang                      

Het budget voor inburgering is in de jaren tot en met 2026 incidenteel hoger dan in andere jaren. Dit komt door de verhoogde asielinstroom van 2022 t/m 2025. Deze asielinstroom werkt door naar latere jaren vanwege de meerjarige kosten van inburgeraars. De uitgaven op dit beleidsartikel nemen daarna af vanwege de verwachte afnemende asielinstroom. Dat is van invloed op de uitgaven voor voorinburgering, het leenstelsel en inburgeringsvoorzieningen bij gemeenten, evenals op kleinere posten zoals uitvoeringskosten DUO.

Artikel 96. Apparaat Kerndepartement                       

Tussen 2023 en 2028 nemen de uitgaven aan apparaat bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af met 33 miljoen euro. Dit is met name te verklaren door een afname van de werkzaamheden voor de uitvoering van subsidieregelingen. De ontvangsten op apparaat ontstaan door de doorberekening van de kosten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) aan de verschillende aangesloten departementen.           

Artikel 99. Nog onverdeeld    

Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog verdeeld moeten worden wanneer de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Deze post bevat op dit moment bijvoorbeeld reserveringen voor armoede en schulden, arbeidsmarktinfrastructuur, beschut werk, re-integratie en commissie Roemer. De nog onverdeelde middelen zijn in 2028 hoger dan in 2023 doordat de meeste gereserveerde middelen in het lopende jaar al zijn overgeboekt naar het beleidsartikel. De precieze invulling van plannen in de jaren erna moet nog vorm krijgen. Daarom staan deze middelen nog gereserveerd op artikel 99.

SOCIALE VERZEKERINGEN

In miljoenen euro

2.023

2.024

2.025

2.026

2.027

2.028

totaal uitgaven

71.506

77.872

82.821

88.480

93.692

98.281

totaal ontvangsten

180

215

244

275

306

328

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

425

434

459

484

507

530

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

13.040

14.106

14.902

15.678

16.375

17.191

        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

2.920

3.564

4.245

4.852

5.409

5.979

 

Ontvangsten

180

215

244

275

306

328

        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

4.598

5.023

5.375

5.712

5.977

6.257

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

48.000

52.134

55.107

58.887

62.430

65.187

        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

332

346

346

346

347

357

        

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

2.191

2.266

2.387

2.520

2.646

2.780

Algemeen

De weergegeven uitgavenontwikkeling is in tegenstelling tot de meeste andere begrotingen inclusief loon- en prijsontwikkeling. Dit verklaart een groot deel van de stijging. Bij een schoning voor loon- en prijsontwikkeling laten vooral de uitgaven aan AOW en aan werkloosheid een stijging zien. De AOW-uitgaven stijgen geschoond voor loon- en prijsontwikkeling met ruim vier miljard euro tussen 2023 en 2028. Dit is voornamelijk het gevolg van de groei van het aantal AOW-gerechtigden. Door een gelijkblijvende AOW-leeftijd tussen 2024 en 2027 bereiken in deze jaren relatief veel mensen de AOW-leeftijd. De uitgaven aan werkloosheid laten, geschoond voor loon- en prijsontwikkeling, een stijging zien van ruim 1,8 miljard tussen 2023 en 2028. Dit is met name het gevolg van de door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. 

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven op artikel 1 arbeidsmarkt komen voort uit de compensatieregeling voor de transitievergoeding (CTV). De stijging van de uitgaven wordt verklaard door indexatie van de regeling.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid        

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsverzekeringen WIA, Waz en WAO stijgen in de periode 2023-2028 naar verwachting met ruim 4 miljard euro. Deze stijging komt voornamelijk door indexatie van de genoemde uitkeringen. De WIA bestaat uit de IVA (Inkomensregeling Volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). De WIA-uitgaven stijgen naast indexatie ook doordat het gebruik de komende periode toeneemt. Het aantal uitkeringen stijgt door de groei van het aantal verzekerden en de hogere instroom van ouderen die langer doorwerken i.v.m. de hogere AOW-gerechtigde leeftijd. Ouderen hebben een hogere kans om in te stromen. De Waz en WAO zijn aflopende regelingen en kennen geen instroom meer. De uitgaven aan deze regelingen nemen daardoor af.

Artikel 5. Werkloosheid                                                                     

De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachte volumeontwikkeling van de werkloosheid van het CPB. De komende jaren wordt een stapsgewijze groei richting evenwichtswerkloosheid verwacht. Daarnaast stijgen de WW-uitgaven door indexatie van de uitkering. Hierdoor komen de WW-uitkeringslasten in 2028 zo’n 3 miljard euro hoger uit dan in 2023.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen

De uitgaven aan de ziekte- en verlofregelingen stijgen in de periode 2023-2028 met 1,7 miljard euro. Dit komt hoofdzakelijk door drie dingen. Ten eerste nemen de uitgaven toe als gevolg van indexatie van de regelingen (structureel circa 1,3 miljard euro). Ten tweede nemen de uitgaven op de verlofregelingen meerjarig toe als gevolg van een hoger aantal geboortes. Ten derde zijn de uitgaven voor het betaald ouderschapsverlof nog van beperktere omvang in 2023 dan in de andere jaren omdat de regeling pas recent is ingaan (augustus 2022) en hierdoor nog moet ingroeien in 2023. De uitgaven voor de Ziektewet blijven naar verwachting nagenoeg constant.                      

Artikel 8. Oudedagsvoorziening         

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). De uitgaven aan de AOW stijgen in de periode 2023-2028 met 16,6 miljard euro. Door de vergrijzing neemt het aantal AOW-gerechtigden de komende jaren toe. Tussen 2024 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief sneller, omdat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. Hierdoor bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Per saldo stijgen de AOW-uitgaven door beide effecten met 4,4 miljard euro. Het resterende deel van de stijging is het gevolg van indexatie van de uitkering.  

Artikel 9. Nabestaanden

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Nabestaandewet (Anw). Tussen 2023 en 2028 stijgen de uitgaven op artikel 9 met 12 miljoen euro. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van indexatie van de Anw. Ook neemt de instroom in de Anw regeling af, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen leidt tot minder afhankelijkheid van inkomensondersteuning na het overlijden van de partner. Dit zorgt voor lagere uitgaven. Per saldo zorgt de lagere instroom in de Anw gezamenlijk met de indexatie van de Anw voor een relatief beperkte groei van de uitgaven op artikel 9 nabestaanden.

Artikel 11. Uitvoeringskosten 

Op dit artikel staan de uitvoeringskosten voor UWV en SVB aan premiegefinancierde regelingen. De uitvoeringskosten nemen tussen 2023 en 2028 toe met bijna 600 miljoen euro. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de nominale ontwikkeling op artikel 11 toeneemt. Ook nemen de uitvoeringskosten bij UWV en SVB toe als gevolg van de stijgende uitgaven aan de door UWV en SVB uitgevoerde regelingen. 

KOPPELING UITKERINGEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

 

1.846

2.945

4.239

5.450

6.618

totaal ontvangsten

      
        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

 

555

914

1.284

1.619

1.957

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0

0

        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

 

287

515

739

946

1.142

        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

 

7

10

12

16

24

        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

 

4

7

10

13

15

        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

 

273

546

955

1.359

1.739

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

 

2

3

5

8

10

        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0

1

        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

 

718

948

1.232

1.486

1.725

        

13

Integratie en Maatschappelijke Samenhang

      
 

Uitgaven

 

1

2

3

4

5

Algemeen

Op hoofdstuk 83 staat alleen de nominale ontwikkeling bestemd voor hoofdstuk 15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De geraamde indexatie van deze regelingen loopt voor alle artikelen op omdat er in de toekomst meer middelen nodig zijn om de uitkeringen te indexeren naar de dan geldende prijspeilen.

Zorg

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

48.216

35.268

34.859

37.026

38.605

39.700

totaal ontvangsten

260

183

170

178

179

169

        

1

Volksgezondheid

      
 

Uitgaven

2.947

2.342

1.912

1.734

1.484

1.457

 

Ontvangsten

88

39

39

39

39

39

        

2

Curatieve zorg

      
 

Uitgaven

3.800

4.275

4.552

4.735

4.764

4.636

 

Ontvangsten

77

76

77

86

86

77

        

3

Langdurige zorg en ondersteuning

      
 

Uitgaven

29.765

18.790

18.232

20.165

21.525

23.396

 

Ontvangsten

10

7

7

7

7

7

        

4

Zorgbreed beleid

      
 

Uitgaven

1.469

1.449

1.366

1.338

1.262

1.239

 

Ontvangsten

14

14

12

12

12

12

        

5

Jeugd

      
 

Uitgaven

151

193

197

102

102

102

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

6

Sport en bewegen

      
 

Uitgaven

709

440

438

421

506

506

 

Ontvangsten

52

32

20

20

20

20

        

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

      
 

Uitgaven

218

201

182

165

154

145

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

      
 

Uitgaven

8.440

6.953

7.421

7.834

8.252

7.692

        

9

Algemeen

      
 

Uitgaven

40

40

40

37

34

34

 

Ontvangsten

2

     
        

10

Apparaatsuitgaven

      
 

Uitgaven

651

564

521

476

468

460

 

Ontvangsten

12

9

9

9

9

9

        

11

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

27

23

0

19

55

34

Algemeen

De begrotingsgefinancierde uitgaven aan de zorg zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren, voornamelijk vanwege de afsluiting van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten op artikel 3 (14,5 miljard euro, niet EMU-saldo belastend) en de incidentele coronagerelateerde uitgaven in dit jaar (1,1 miljard euro). Vervolgens lopen de uitgaven op de VWS-begroting gestaag op, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdragen op artikel 3 die te maken hebben met de Wet langdurige zorg (Wlz). De Rijksbijdrage Wlz stijgt met 8,6 miljard euro omdat de Wlz-premie beleidsmatig is bevroren op 9,65% en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK), waarmee het Fonds Langdurige Zorg wordt gecompenseerd voor lagere premieopbrengsten vanwege heffingskortingen, stijgt met 1,2 miljard euro.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Volksgezondheid

De uitgaven op artikel 1 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 1,2 miljard euro in 2023), onder andere voor de GGD'en en veiligheidsrisico's (478 miljoen euro in 2023) en vaccinontwikeling en medicatie (175 miljoen euro in 2023). Deze coronamiddelen lopen af naar 429,6 miljoen euro in 2024. De uitgaven lopen over de gehele begrotingsperiode ook af vanwege dalende uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van het zelfstandig bestuursorgaan ZonMw (ZorgOnderzoek Nederland/Medische Wetenschappen)(-193,4 miljoen euro in 2028 ten opzichte van 2023).

Artikel 2. Curatieve zorg

De uitgaven op artikel 2 lopen over de jaren heen op als gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteuning

De uitgaven op artikel 3 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de afsluiting van het Algemeen Fonds Bijzondere Zieketekosten (AFBZ) (circa 14,5 miljard euro). Per 1 januari 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingetrokken en grotendeels vervangen door de Wlz. In de Wlz is een bepaling opgenomen dat het AFBZ nog tot eind 2022 open zou blijven voor het afwikkelen van de resterende vorderingen en verplichtingen na intrekking van de AWBZ. Tevens is bepaald dat het uiteindelijke saldo van het AFBZ per 31 december 2022 ten laste van de Rijksbegroting komt. Onlangs heeft het Zorginstituut het eindverslag opgesteld. Het uiteindelijke saldo (tekort) bedraagt circa 14,5 miljard euro. Dit betreft een aflossing van een lening binnen de overheid en komt dus niet ten laste van het EMU-saldo

Verder lopen de uitgaven op artikel 3 op vanaf 2025 tot en met 2028, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (8,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK, 1,2 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. Het verschil tussen de premie-opbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. De invoering van de Wet inkomstenbelasting in 2001 betekende lagere premieopbrengsten voor het Fonds Langdurige Zorg. De BIKK wordt sindsdien door de overheid betaald als tegemoetkoming in de kosten.

Artikel 4. Zorgbreed beleid

De uitgaven op artikel 4 nemen af vanaf 2024. Dit heeft vooral te maken met de subsidiebudgetten voor opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt die aflopen tussen 2024 en 2028 (-185 miljoen euro). In 2023 zijn de uitgaven lager dan 2024. Dit heeft onder andere te maken met de incidentele middelen die het kabinet in 2023 beschikbaar heeft gesteld in het kader van de Kabinetsreactie op het rapport van bevindingen van het Adviescollege dialooggroep slavernijverleden ‘Ketenen van het verleden’ (60,6 miljoen euro). Deze middelen zijn overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 5. Jeugd

De uitgaven op artikel 5 zijn in 2023, 2024 en 2025 aanzienlijk hoger dan in 2026 tot en met 2028. Dit heeft te maken met de incidentele middelen voor de tegemoetkomingsregeling voor Commissie de Winter in 2023 (24,3 miljoen euro) en de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd (91 miljoen euro in 2024 en 95 miljoen euro in 2025).

Artikel 6. Sport en bewegen

De uitgaven op artikel 6 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in 2024 en latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen voor steun aan de amateursport en zwembaden voor de uitzonderlijke prijsstijging van energie (213 miljoen euro in 2023). Daarnaast zijn de uitgaven 2027 en 2028 hoger dan de jaren ervoor. Dit komt doordat de middelen voor het onderdeel Buurtsportcoaches van de Brede SPUK (84,8 miljoen euro in 2023 tot en met 2025 en 84,6 miljoen euro in 2026) zijn overgeheveld naar artikel 1.

Artikel 7. Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.

Artikel 8 . Tegemoetkoming specifieke kosten

De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De hoogte van de zorgtoeslag wordt mede bepaald door de hoogte van de nominale premie en het gemiddelde eigen risico, en dus van de zorguitgaven. De afgelopen jaren is ook het aantal mensen dat zorgtoeslag ontvangt gegroeid. In 2024 hebben circa 4,7 miljoen huishoudens recht op zorgtoeslag. In 2028 komen daar naar verwachting nog 247 duizend huishoudens bij. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling. De uitgaven aan de zorgtoeslag dalen in 2024 t.o.v. 2023 omdat de éénmalige verhoging van de zorgtoeslag als onderdeel van het koopkrachtpakket bij Miljoenennota 2023 afloopt.

Artikel 9. Algemeen

De uitgaven op dit artikel nemen licht af vanwege incidentele middelen voor het AMR Multi Donor Trust Fonds (1,5 miljoen euro in 2023 tot en met 2025) en de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) (3 miljoen euro tot en met 2026).

Artikel 10. Apparaatsuitgaven

De uitgaven op artikel 10 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in de latere jaren. Dit heeft voornamelijk te maken met hogere externe inhuur van personeel in 2023 dan in de volgende jaren vanwege arbeidsmarktkrapte en tijdelijke werkzaamheden gerelateerd aan Corona (112,2 miljoen in 2023 en gemiddeld 30 miljoen in de jaren daarna).

Artikel 11. Nog onverdeeld

Op artikel 11 staat de loon- en prijsbijstelling gereserveerd die nog uitgedeeld kan worden over de overige artikelen van de begroting.

PREMIEGEFINANCIERD BUDGETTAIR KADER ZORG
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

91.286

100.965

105.945

112.334

118.753

124.707

totaal ontvangsten

5.539

5.695

5.823

6.156

6.413

6.699

        

11

Zorgverzekeringswet

      
 

Uitgaven

57.907

64.204

67.174

70.392

73.921

76.946

 

Ontvangsten

3.338

3.418

3.336

3.492

3.652

3.809

        

12

Wet langdurige zorg

      
 

Uitgaven

33.379

36.760

38.772

41.942

44.832

47.761

 

Ontvangsten

2.201

2.277

2.488

2.664

2.761

2.891

Algemeen

De zorguitgaven groeien jaar-op-jaar door de verwachte loon- en prijsontwikkelingen en volumefactoren. In 2023 bedragen de zorguitgaven ca. 10% van het BBP. Uit een recente raming van het CPB1 komt de verwachting dat de zorguitgaven verder zullen stijgen naar ongeveer 18% van het BBP in 2060. De grootste drijfveren achter de stijgende uitgaven zijn de toenemende vergrijzing, de toenemende ontwikkeling van technologieën, hoger zorggebruik door hogere inkomens en stijgende lonen als gevolg van de krappe arbeidsmarkt en de achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg. In Nederland is het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk vastgelegd in regelgeving. Nieuwe behandelmethodes worden daarom meestal relatief snel toegepast in de praktijk. Hiervoor is meestal geen afzonderlijk politiek besluit meer nodig. Het positieve gevolg hiervan is dat we steeds meer ziektes kunnen behandelen. Het zorgt er echter ook voor dat de zorguitgaven meegroeien met de toenemende behandelmogelijkheden. Dit leidt op de lange termijn tot een significant hogere groei van de zorguitgaven dan van andere collectieve uitgaven. Nederland besteedt hierdoor een steeds groter deel van het inkomen aan zorg, waardoor een kleiner deel resteert voor andere private en collectieve uitgaven.

Geneesmiddelen vergoedingssysteem (GVS)

In de begroting van het ministerie van VWS is een taakstelling van 140 miljoen euro verwerkt voor een aanpassing van het geneesmiddelenvergoedingensysteem (GVS). In de Voorjaarsnota 2023 is besloten deze taakstelling in te vullen met alternatieve maatregelen. Het ministerie van VWS heeft aan het Zorginstituut gevraagd om een afwegingskader Noodzakelijk te verzekeren zorg (NTVZ) te ontwikkelen. Dit conceptkader ligt momenteel voor bij de diverse veldpartijen ter consultatie. Na vaststelling van het kader zal het Zorginstituut inventariseren welke zorg als niet noodzakelijk kwalificeert. Resultaat hiervan moet voor het voorjaar 2024 gereed zijn zodat daarna kan worden besloten over een evenredige aanpassing van het verzekerde pakket. Mocht dit onverhoopt niet mogelijk zijn, dan wordt de resterende taakstelling ingevuld met alternatieve maatregelen.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetspreriode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2026 betreft een technische extrapolatie op de raming van het CPB. Tot en met 2026 is de groei beperkt doordat VWS het Integraal Zorgakkoord heeft afgesloten met verschillende Zvw-sectoren.

Artikel 12. Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei en technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2026 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Gemeentefonds en Provinciefonds

B GEMEENTEFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

41.897

42.874

42.259

38.414

38.281

38.098

totaal ontvangsten

      
        

1

Gemeentefonds

      
 

Uitgaven

41.897

42.874

42.259

38.414

38.281

38.098

C PROVINCIEFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

3.108

3.341

3.216

2.930

2.891

2.891

totaal ontvangsten

      
        

1

Provinciefonds

      
 

Uitgaven

3.108

3.341

3.216

2.930

2.891

2.891

Algemeen

In de jaren tot en met 2025 is het niveau van de fondsen hoger dan vanaf 2026. De hoge rijksuitgaven in de jaren tot en met 2025 leveren extra inkomsten (accres) voor gemeenten en provincies op. Vanwege onder meer de overgang van de huidige indexeringssystematiek naar de nieuwe indexeringssystematiek en het weer ingaan van de opschalingskorting (715 miljoen euro in 2026) ligt het niveau per 2026 lager ten opzichte van 2025. Het geraamde bedrag voor de nieuwe systematiek per 2027 staat geraamd op separate begrotingshoofdstukken en wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota toegevoegd. In hoofdstuk 2 van de Miljoenennota staat de totale horizontale ontwikkeling van de fondsen toegelicht inclusief geraamd accres voor de komende jaren.

Bij Voorjaarsnota 2023 is de Algemene uitkering vanaf 2027 structureel verhoogd met 1 miljard euro voor gemeenten en 100 miljoen euro voor provincies. Daarnaast is er voor beide fondsen accres geraamd. Voor de jaren 2023-2025 wordt het accres voor het provinciefonds conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek (»trap-op-trap-af»). Voor het gemeentefonds staat het volumedeel van het accres vast voor deze periode, en wordt er alleen nog gecorrigeerd voor actuele loon- en prijsontwikkeling. In 2026 worden beide fondsen voor loon- en prijsontwikkeling geindexeerd en vanaf 2027 worden de fondsen geïndexeerd op basis van bbp-ontwikkeling. Deze kent inhoudelijk een sterkere koppeling met de brede uitgavenontwikkeling bij gemeenten en provincies. De bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds van deze Miljoenennota geeft meer toelichting op de ontwikkeling van het accres.

ACCRES GEMEENTEFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

 

671

3.427

5.228

7.253

9.100

totaal ontvangsten

      
        

1

Accres gemeentefonds

      
 

Uitgaven

  

2.478

4.273

6.090

7.743

        

2

Reservering BCF

      
 

Uitgaven

 

671

949

955

1.163

1.358

ACCRES PROVINCIEFONDS
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

 

129

348

544

719

883

totaal ontvangsten

      
        

1

Accres provinciefonds

      
 

Uitgaven

  

189

358

506

644

        

2

Reservering BCF

      
 

Uitgaven

 

129

160

186

213

239

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

 

1.941

3.346

4.508

5.740

7.078

totaal ontvangsten

      
        

1

Rijksbegroting in enge zin

      
 

Uitgaven

 

1.019

1.730

2.207

2.816

3.502

        

2

SZA

      
 

Uitgaven

 

11

24

33

44

54

        

3

Zorg

      
 

Uitgaven

 

19

28

40

42

33

        

4

Niet-plafondrelevant

      
 

Uitgaven

 

179

359

495

630

766

        

5

Investeringen

      
 

Uitgaven

 

713

1.205

1.733

2.207

2.723

Algemeen

Op begrotingshoofdstuk Prijsbijstelling worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de prijsgevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1), Sociale Zekerheid (artikel 2), Zorg (artikel 3), Niet-plafondrelevant (artikel 4) en Investeringsplafond (artikel 5) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

 

4.627

8.933

13.724

17.719

21.567

totaal ontvangsten

      
        

1

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng

      
 

Uitgaven

 

4.177

7.989

11.897

15.269

18.596

        

2

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ

      
 

Uitgaven

 

145

290

432

552

658

        

3

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z

      
 

Uitgaven

 

59

102

161

181

164

        

4

indexering rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0

0

        

5

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn I

      
 

Uitgaven

 

247

553

1.234

1.717

2.150

Algemeen

Op hoofdstuk 81Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1), Sociale Zekerheid (artikel 2), Zorg (artikel 3) en Investeringsplafond (artikel 5) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Aanvullende Post

AANVULLENDE POST

in miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

‒ 4.622

532

5.752

19.193

10.654

10.887

totaal ontvangsten

      
        

3

Koninkrijksrelaties

      
 

Uitgaven

 

2

16

16

15

15

        

4

Eindejaarsmarge

      
 

Uitgaven

‒ 6.164

‒ 3.592

‒ 2.315

   
        

5

Buitenlandse Zaken / Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

      
 

Uitgaven

  

53

   
        

6

Justitie en Veiligheid

      
 

Uitgaven

26

196

1.529

124

214

24

        

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

      
 

Uitgaven

12

144

172

168

53

50

        

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

      
 

Uitgaven

4

52

61

20

  
        

9

Financiën

      
 

Uitgaven

6

263

432

211

95

96

        

10

Defensie

      
 

Uitgaven

   

8.500

  
        

12

Infrastructuur en Waterstaat

      
 

Uitgaven

121

151

199

593

591

591

        

13

Economische Zaken en Klimaat

      
 

Uitgaven

369

1.139

3.598

4.817

4.870

5.078

        

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

      
 

Uitgaven

117

829

662

3.182

3.221

3.399

        

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

      
 

Uitgaven

3

158

211

247

253

249

        

16

Volkgsgezondheid Welzijn en Sport

      
 

Uitgaven

7

305

186

225

185

214

        

50

Gemeentefonds / Provinciefonds

      
 

Uitgaven

159

84

89

383

313

313

        

55

Diversen

      
 

Uitgaven

488

638

732

362

362

362

        

56

Loon- en prijs ontwikkeling

      
 

Uitgaven

224

120

87

86

218

223

        

81

RA Openbaar bestuur

      
 

Uitgaven

   

212

212

212

        

99

Meerdere departementen

      
 

Uitgaven

6

41

42

48

52

61

Algemeen

De aanvullende post is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling verantwoord. De aanvullende post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Toelichting per artikel

Departementale artikelen

Op de departementale artikelen staan middelen gereserveerd. Dit zijn hoofdzakelijk middelen uit het Coalitieakkoord, maar ook resterende reserveringen uit de vorige kabinetsperiode en de reservering van 8,5 miljard euro in 2026 voor het invaren van de militaire pensioenen. Voor een aantal reserveringen geldt dat besteding op verschillende begrotingen wordt gerealiseerd. In dat geval is de reservering onder het coördinerend departement opgenomen. Bijvoorbeeld reserveringen voor klimaat onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de reeksen voor Caribisch Nederland onder Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 4. Eindejaarsmarge

Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling van 3,4 miljard euro in 2023, 90 miljoen euro in 2024 en 56 miljoen euro in 2025 op de aanvullende post ingeboekt. Dit onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge. Daarnaast resteert aanvullende onderuitputting met een omvang van 1,8 miljard euro in 2023, 3,5 miljard euro in 2024 en 2,25 mljard euro in 2025.

Artikel 55. Diversen

Op dit artikel staan middelen gereserveerd voor regionale knelpunten, domeinoverstijgende risico's en de Traditioneel Eigen Middelen (TEM).

Artikel 56. Loon- en prijsbijstelling

Jaarlijks worden de reserveringen op de Aanvullende Post confrom de reguliere systematiek geïndexeerd. Op dit artikel staat de loon- en prijsbijstelling die nog niet is doorverdeeld naar specifieke reserveringen.

Artikel 81. RA Openbaar Bestuur

Dit betreft een reservering voor de pensioentransitie werkgevers zorg en overheid.

17 VERTICALE TOELICHTING

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Voorjaarsnota 2023.

De verticale toelichting bestaat uit twee tabellen: uitgaven en ontvangsten. Elke tabel bestaat uit de volgende posten:

  • 1. Besluitvorming

  • 2. Mee- en tegenvallers

  • 3. Kasschuiven

  • 4. Overboekingen met andere begrotingen

  • 5. Desalderingen

  • 6. Technisch

  • 7. Niet-plafondrelevant

Besluitvorming bevat alle mutaties die het gevolg zijn van besluitvorming en de overheveling van reserveringen van de Aanvullende post naar begrotingen. Mee-en tegenvallers bevat alle mee- en tegenvallers. Kasschuiven zijn alle kasschuiven op de plafonds Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg en de kasschuiven op het investeringsplafond. Overboekingen met andere begrotingen bevat alle beleidsmatige overboekingen tussen departementen. Desalderingen zijn mutaties waarbij de uitgaven en ontvangsten tegelijkertijd verhoogd of verlaagd worden. Per saldo is deze post nul. Technisch bevat alle mutaties die niet in bovenstaande posten vallen en plaatsvinden op de reguliere plafonds (Rijksbegroting, Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen). Niet-plafondrelevant bevat alle mutaties die niet plaats vinden op de reguliere plafonds.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. Dit overzicht sluit aan op de mutaties zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties wordt verwezen naar de afzonderlijke memories van toelichting van de ontwerpbegrotingen. De begrotingen zijn inclusief de uitgaven voor HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking).

Algemene Zaken en De Koning

I DE KONING: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

53

52

52

52

52

52

       

Besluitvorming

3

3

3

3

3

3

ICT en informatiebeveiliging

3

3

3

3

3

3

       

Technisch

0

1

1

1

1

1

Technisch

0

1

1

1

1

1

       

Stand Miljoenennota

56

56

56

56

56

56

I DE KONING: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

2

2

2

2

2

2

       

Technisch

 

0

0

0

0

0

Technisch

 

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

2

2

2

2

2

2

Uitgaven

Besluitvorming

ICT en informatiebeveiliging

De begroting van de Dienst Koninklijk Huis wordt vanaf 2023 met 2,5 miljoen euro structureel verhoogd om in de gestegen kosten van ICT en informatiebeveiliging te kunnen voorzien.

Technisch

Deze post bestaat uit diverse uitgaven, waaronder een nominale bijstelling op de grondwettelijke uitkering van de leden van het Koninklijk Huis en een bijstelling van het voorschot aan het Militair Huis (264.000 euro structureel) op basis van de cao en het vervullen van vacatures binnen de formatie.

Ontvangsten

Technisch

Dit is een nominale bijstelling van de terugstorting van de grondwettelijke uitkering van een lid van het Koninklijk Huis. De Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component (die het feitelijke inkomen vormt) terugstort. De b-component (voor personele en materiële uitgaven) stort zij ook terug, zolang zij geen hoge kosten maakt in haar functie als Prinses van Oranje. Aangezien de grondwettelijke uitkering van de leden van het Koninklijk Huis een nominale bijstelling kent, wordt ook over de terugstorting een nominale bijstelling gerekend. Dit is 104.000 euro en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

III Algemene Zaken: Uitgaven

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

94

97

94

97

97

97

       

Overboekingen met andere begrotingen

 

0

0

0

0

0

Overboekingen met andere begrotingen

 

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

94

97

94

97

97

97

III Algemene Zaken: Ontvangsten

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

8

8

8

8

8

8

       

Technisch

 

0

0

0

0

0

Technisch

 

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

8

8

8

8

8

8

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

De begroting van Algemene Zaken ontvangt additioneel budget voor Informatiehuishouding van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is 18.000 euro en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

Ontvangsten

Technisch

Dit is de doorbelasting van het additioneel ontvangen budget voor Informatiehuishouding van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de begroting van de Koning. Dit is 1.000 euro en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHOS)

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

13.095

13.116

14.190

14.544

14.918

18.235

       

Besluitvorming

18

     

Overboekingen Aanvullende Post

18

     
       

Kasschuiven

‒ 13

39

‒ 26

   

Kasschuif huisvesting

‒ 13

39

‒ 26

   
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 13

‒ 7

‒ 12

‒ 8

  

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 13

‒ 7

‒ 12

‒ 8

  
       

Desalderingen

  

49

   

Desaldering huisvesting

  

49

   
       

Technisch

‒ 32

‒ 201

‒ 185

‒ 178

‒ 182

391

Technische aanpassing 2023

49

49

84

85

87

 

HGIS bijstelling a.g.v. pBBP

7

6

‒ 8

4

5

‒ 1

Nabetaling invoerrechten LGO

2

     

Draft Amending Budget 3 (DAB3) 2023

‒ 89

‒ 179

‒ 183

‒ 188

‒ 193

476

BNI korting update

 

‒ 77

‒ 78

‒ 80

‒ 82

‒ 84

       

Niet-plafondrelevant

‒ 261

‒ 157

‒ 74

‒ 40

‒ 31

‒ 17

Actualisatie invoerrechten

‒ 261

‒ 157

‒ 74

‒ 40

‒ 31

‒ 17

       

Stand Miljoenennota

12.795

12.790

13.941

14.318

14.705

18.608

V BUITENLANDSE ZAKEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

2.767

2.703

2.616

3.114

1.540

1.598

       

Mee- en tegenvallers

84

     

Lage Waarde Textiel en Schoenen (LWTS)

84

     
       

Kasschuiven

‒ 1.412

1.412

    

Kasschuif Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)

‒ 1.412

1.412

    
       

Desalderingen

  

49

   

Desaldering huisvesting

  

49

   
       

Technisch

‒ 63

‒ 39

‒ 19

‒ 10

‒ 8

‒ 4

Perceptiekostenvergoeding

‒ 63

‒ 39

‒ 19

‒ 10

‒ 8

‒ 4

       

Stand Miljoenennota

1.376

4.076

2.646

3.104

1.533

1.593

Uitgaven

Besluitvorming

Overboekingen Aanvullende Post

Dit betreft voor 17 miljoen de overboeking van de Traditionle Eigen Middelen (TEM) reservering op de Aanvullende Post voor de Landen en Gebieden Overzee (LGO)-zaak. Daarnaast is er 0,875 miljoen overgeheveld vanaf de Aanvullende Post naar het Mensenrechtenfonds voor projecten in Oekraïne.

Kasschuiven

Kasschuif huisvesting

Dit betreft een kasschuif op het budget voor huisvesting. Deze middelen worden ingezet voor de modernisering en verduurzaming van de vastgoedportefeuille en zijn door middel van een kasschuif in het juiste kasritme gezet.

Overboekingen

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen tussen de begroting van Buitenlandse Zaken en de begrotingen van andere departementen binnen de budgetten van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Zo vinden er verschillende overboekingen plaats met de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) om hiermee het ODA-budget te herschikken t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers.

Desalderingen

Desaldering huisvesting

Dit betreft een desaldering op het budget voor huisvesting, welke wordt veroorzaakt door de verwachte verkoop van vastgoed in het buitenland. Deze middelen worden ingezet om het postennet te moderniseren en verduurzamen.

Technisch

Technische aanpassing 2023

In de jaarlijkse technische aanpassing van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) past de Commissie de MFK-plafonds aan op een aantal punten. Zo worden de MFK-plafonds door de Commissie geactualiseerd met de standaard afgesproken MFK-deflator van 2%. De actualisatie van de speciale instrumenten, de boete-opbrengsten en de inzet van het enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI) hebben gevolgen voor het MFK-betalingenplafond. Aangezien de raming van de Nederlandse EU-afdrachten gebaseerd is op het MFK-betalingenplafond plus de maximale omvang van de speciale instrumenten, wijzigt ook de raming van de Nederlandse EU-afdrachten. Ook wordt bij de jaarbegroting 2024 de verwachte bijdrage van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het Terugtrekkingsakkoord geactualiseerd.

HGIS bijstelling a.g.v. pBBP

Naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau wordt het HGIS non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het bbp.

Nabetaling invoerrechten LGO

In de Landen en Gebieden Overzee (LGO)-zaak heeft het Hof van Justitie bepaald dat Nederland aansprakelijk is op basis van het beginsel van loyale samenwerking en daarom het verlies aan eigen middelen van de Europese Unie moet compenseren. Dit leidt tot een incidentele nettobetaling aan de Europese Commissie van 17 miljoen euro in 2024. Dit bedrag is beschikbaar gesteld vanuit de reservering traditionele eigen middelen (TEM) op de Aanvullende Post. De bruto nabetaling is 19 miljoen euro in 2024, waardoor het verschil tussen de bruto en nettobetaling van 2 miljoen euro in de tabel is weergegeven. Dit verschil ontvangt Nederland als perceptiekostenvergoeding.

Draft Amending Budget 3 (DAB3) 2023

Op basis van de Spring Forecast en het ACOR-comité, heeft de Commissie recente economische ramingen gepubliceerd voor bni, btw, invoerrechten en plasticafdracht voor de jaren 2023 en 2024. In DAB3 van 2023 past de Commissie hiervoor de begroting aan. De Nederlandse bni-afdracht daalt met 278 miljoen euro in 2023 en met 355 miljoen euro in 2024. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat op Europees niveau meer invoerrechten zijn opgehaald dan vorig jaar werd verwacht en doordat de opbrengst van de btw-afdracht hoger was dan verwacht. Deze stijgt met 110 miljoen euro in 2023 en 125 miljoen euro in 2024. Daarnaast stijgt de Nederlandse plastic-afdracht met 53 miljoen euro in 2023 en 52 miljoen euro in 2024. De Commissie geeft in DAB3 verder aan te verwachten dat de overige ontvangsten in 2023 op EU-niveau als gevolg van hoger dan verwachte boete-opbrengsten met 589 miljoen euro stijgen. De Commissie stelt de verwachte bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese begroting uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord naar beneden bij, wat per saldo leidt een stijging van 26 miljoen euro op de raming van de Nederlandse bni-afdracht voor 2023. De stijging van de raming van de bni-afdracht in 2028 komt door de gekozen ramingssystematiek voor de extrapolatie vanaf 2028 waarbij uitgegaan wordt van een hoger plafond.

Bni-korting update

Ieder jaar worden de kortingen die Nederland en enkele andere lidstaten krijgen op de bni-afdracht geactualiseerd op basis van de meest recente deflator voor het bbp die beschikbaar is wanneer de ontwerpbegroting wordt opgesteld. Vanwege de hoge inflatie leidt dit voor Nederland tot een hoger dan verwachte bruto-korting op de bni-afdracht. Dit leidt tot een lagere raming van de bni-afdracht van 77 miljoen euro in 2024 oplopend tot 82 miljoen euro in 2027.

Niet-plafondrelevant

Actualisatie invoerrechten

Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit komt omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Lage Waarde Textiel en Schoenen

De Europese Commissie heeft recent een brief gestuurd aan Nederland over de invoer van Lage Waarde Textiel en Schoenen (LWTS). Nederland heeft in 2021 voor dit dossier 148,3 miljoen euro onder voorbehoud afgedragen. Nederland krijgt daarvan nu 83,8 miljoen euro terug van de Commissie.

Kasschuiven

Kasschuif Herstel- en Veerkrachtplan

Het eerste betaalverzoek van Nederland aan de Europese Commissie voor het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) zal pas in december 2023 worden ingediend, waardoor de ontvangst van 1,4 mld. naar verwachting pas in 2024 zal binnenkomen.

Desaldering

Desaldering huisvesting

Dit betreft een desaldering van een ontvangst op het budget voor huisvesting, welke wordt veroorzaakt door de verkoop van vastgoed in het buitenland.

Technisch

Perceptiekostenvergoeding

Nederland ontvangt 25 procent van de bruto af te dragen nabetalingen aan de TEM als perceptiekostenvergoeding.

XVII BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

3.480

3.402

3.610

3.872

5.335

5.641

       

Besluitvorming

36

     

Overboekingen naar BHOS-begroting t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne

36

     
       

Kasschuiven

‒ 2

2

    

Kasschuif t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne

‒ 2

2

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 3

39

40

28

‒ 255

16

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 3

39

40

28

‒ 255

16

       

Desalderingen

12

2

1

1

1

 

Desalderingen

12

2

1

1

1

 
       

Technisch

166

197

169

197

231

236

Technisch

166

197

169

197

231

236

       

Stand Miljoenennota

3.690

3.641

3.820

4.097

5.312

5.893

XVII BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

59

58

53

48

45

43

       

Desalderingen

12

2

1

1

1

 

Desalderingen

12

2

1

1

1

 
       

Niet-plafondrelevant

‒ 2

‒ 2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

 

Niet-plafondrelevant

‒ 2

‒ 2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

 
       

Stand Miljoenennota

69

58

53

48

45

43

Uitgaven

Besluitvorming

Overboekingen naar BHOS-begroting t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne

Op 4 juli 2023 heeft de minister voor BHOS de Kamer geïnformeerd over het tweede steunpakket aan Oekraïne in 2023. Deze reeks betreft de overboeking van de Aanvullende Post naar de BHOS-begroting voor dit steunpakket.

Kasschuiven

Kasschuif t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne

Om de middelen voor het tweede steunpakket aan Oekraïne in het juiste kasritme te zetten, vindt een kasschuif plaats.

Overboekingen met andere begrotingen

Er vinden verschillende overboekingen van en naar de begroting van BHOS plaats. Zo vinden er verschillende overboekingen plaats met de begroting van het ministerie van Financiën en het ministerie van Buitenlandse Zaken om hiermee het ODA-budget te herschikken t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Onder andere wordt het kasritme van de IDA-bijdragen aan de Wereldbank (via de begroting van het Ministerie van Financiën) aangepast, wat leidt tot een positieve bijstelling in de jaren 2024 t/m 2026 en een negatieve bijstelling van 250 miljoen in 2027.

Desalderingen

Dit is het saldo van de desalderingen op de BHOS-begroting. Er vindt onder meer een desaldering plaats op de BHOS-begroting vanwege een wijziging in de raming van de terugontvangsten van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO).

Technisch

Dit betreft het saldo van verschillende mutaties op de BHOS-begroting. Hieronder vallen verschillende herschikkingen op de beleidsartikelen t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Daarnaast is het ODA-budget naar boven bijgesteld als gevolg van de bni-raming van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB. Deze positieve bijstelling is verdeeld over de beleidsartikelen.

Ontvangsten

Desalderingen

Dit is het saldo van de desalderingen op de BHOS-begroting. Er vindt onder meer een desaldering plaats op de BHOS-begroting vanwege een wijziging in de raming van de terugontvangsten van de NIO.

Niet-plafondrelevant

Dit betreft een wijziging in de raming van de niet-plafondrelevante terugontvangsten van de NIO.

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

22.889

24.019

21.276

21.384

18.938

18.863

       

Besluitvorming

34

4

2

2

2

2

Middelen bevorderen opvang ten laste van reservering spreidingswet AP

34

4

2

2

2

2

       

Mee- en tegenvallers

91

‒ 10

‒ 7

‒ 1

  

Meevaller strafzaak MH17

 

‒ 10

‒ 7

‒ 1

  

Meevaller DG ondermijning

‒ 48

     

Tegenvaller IND dwangsommen

55

     

Reservering meevaller t.b.v. tegenvallers Najaarsnota

84

     
       

Kasschuiven

‒ 306

285

50

50

‒ 6

‒ 73

Kasschuif Parlementaire Enquête COVID-19

‒ 5

5

    

Kasschuif aanpak ondermijning

‒ 9

9

    

Kasschuif Wetboek van Strafvordering

‒ 10

‒ 9

‒ 9

15

13

 

Kasschuif artikel «nog onverdeeld»

‒ 34

38

58

34

‒ 22

‒ 74

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

‒ 237

237

    

Overige kasschuiven

‒ 12

6

2

1

3

1

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 4

‒ 64

‒ 70

‒ 70

‒ 74

‒ 77

Overboeking bewaken en beveiligen

 

‒ 50

‒ 50

‒ 50

‒ 50

‒ 50

Overboeking forensische geneeskunde

 

‒ 4

‒ 7

‒ 7

‒ 8

‒ 8

Overboeking general aviation

 

‒ 4

‒ 5

‒ 6

‒ 6

‒ 6

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 4

‒ 7

‒ 9

‒ 6

‒ 10

‒ 13

       

Desalderingen

16

4

    

Desalderingen

16

4

    
       

Technisch

‒ 27

2

0

‒ 4

12

46

Bijstelling artikel nog onverdeeld

‒ 27

‒ 9

‒ 22

‒ 26

‒ 10

25

Overig technisch

0

11

22

22

22

22

       

Niet-plafondrelevant

283

‒ 125

    

Opvang- en transitiekosten

389

     

Overige bijstellingen Oekraïne

‒ 106

‒ 125

    
       

Stand Miljoenennota

22.975

24.116

21.252

21.361

18.871

18.762

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

1.563

1.469

1.471

1.672

1.738

1.766

       

Besluitvorming

  

29

   

Afpakraming

  

29

   
       

Mee- en tegenvallers

91

     

Meevaller rechtsbijstand

91

     
       

Desalderingen

16

4

    

Desalderingen

16

4

    
       

Technisch

 

11

22

22

22

22

Technisch

 

11

22

22

22

22

       

Stand Miljoenennota

1.669

1.484

1.521

1.693

1.760

1.788

Uitgaven

Besluitvorming

Middelen bevorderen opvang ten laste van reservering spreidingswet AP

JenV heeft middelen beschikbaar gekregen ten laste van de reservering spreidingswet op de Aanvullende Post voor het maken van afspraken met gemeenten en provincies om meer reguliere opvang te realiseren. Ook zijn middelen vrijgemaakt voor de versterking van de Provinciale regie tafels (PRT’s) waar over de asielopvang in de provincie wordt overlegd. Tot slot zijn middelen vrijgemaakt voor DG migratie om de komst van de spreidingswet voor te bereiden.

Mee- en tegenvallers

Meevaller strafzaak MH17

Er is sprake van een meevaller op de generaal beschikbaar gestelde middelen voor de strafzaak MH17, onder andere omdat op dit moment geen hoger beroep is voorzien. Dit budget vloeit terug naar het generale beeld.

Meevaller DG ondermijning

Bij DG ondermijning is een meevaller ontstaan door het niet invullen van vacatures door krapte op de arbeidsmarkt.

Tegenvaller IND dwangsommen

De IND moet dwangsommen geraamd op 55 miljoen euro betalen omdat zij niet alle asielaanvragen tijdig heeft kunnen behandelen. De dwangsommen worden gedekt uit de meevallers op de rechtsbijstand en DG ondermijning.

Reservering meevallers t.b.v. tegenvallers Najaarsnota

Deze post betreft een reservering op artikel nog onverdeeld van een deel van de meevallers die zijn ontstaan bij de rechtsbijstand en DG ondermijning voor het dekken van mogelijke tegenvallers bij de Najaarsnota.

Kasschuiven

Kasschuif Parlementaire Enquête COVID-19

De kasschuif is het gevolg van het uitstellen van de Parlementaire Enquête COVID-19 (PECO) tot minimaal maart 2024. Hierdoor valt een aanzienlijk deel van de kosten voor PECO naar verwachting niet in 2023, maar in 2024.

Kasschuif aanpak ondermijning

Dit is een kasschuif om middelen te behouden voor de aanpak van ondermijning, waaronder middelen voor het wetsvoorstel Nieuwe psychoactieve stoffen en middelen voor de implementatie van het Beslag Informatie Systeem.

Kasschuif Wetboek van Strafvordering

Dit is een correctie op de bij Voorjaarsnota 2023 doorgevoerde kasschuif op de middelen voor het Wetboek van Strafvordering en houdt ook rekening met de ontvangen loon- en prijsbijstelling. Door de kasschuif sluit het kasritme beter aan bij de verwachte uitgaven.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Kasschuif artikel nog onverdeeld

Dit is een kasschuif op artikel 92 om de beschikbare middelen over de jaren heen gelijkmatiger te verdelen.

Overige kasschuiven

De post overige kasschuiven bestaat uit een aantal mutaties. Alleen de twee grootste mutaties worden toegelicht. Ten eerste zijn door vertragingen t.o.v. het initiële plan voor de projectfinanciering van Centraal Rijksbreed Incasso (CRI) middelen naar de toekomst geschoven. Ten tweede zijn door de vertraagde vervanging van het zaaksysteem van de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC) middelen naar de toekomst geschoven.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking bewaken en beveiligen

Dit is een overboeking naar het ministerie van Defensie voor haar bijdrage aan het stelsel bewaken en beveiligen. Het gaat om de realisatie van een nieuw contingent persoonsbeveiliging voor het binnenland bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). JenV stelt vanaf 2024 50 miljoen euro structureel beschikbaar voor een significante versterking van uitvoeringscapaciteit voor de bescherming van personen die geconfronteerd worden met hoge dreiging.

Overboeking forensische geneeskunde

Dit is een overboeking naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het verruimen van de opleidingscapaciteit voor forensische artsen.

Overboeking general aviation

Dit is een overboeking naar het ministerie van Defensie voor het uitvoeren van systematische grenscontroles conform de Schengengrenscode bij drie zuidelijke luchthavens.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post bestaat uit een aantal mutaties. Alleen de drie grootste mutaties worden toegelicht. Ten eerste ontvangt JenV additionele middelen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het op orde brengen van de informatiehuishouding. Ten tweede ontvangt JenV middelen vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor de handhaving en opsporing binnen kustwachtverband i.h.k.v. het project Wind op Zee. Ten derde boekt JenV middelen over naar het ministerie van Financiën voor de oprichting van het Integraal Financieel Team regio Amsterdam-Amstelland dat volgt uit de coalitieakkoordmiddelen Rutte IV voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Desalderingen

Deze post bestaat uit een aantal desalderingen. Alleen de drie grootste desalderingen worden toegelicht. Ten eerste gaat het om een desaldering voor de dekking van onvermijdelijke uitgaven binnen de politiebegroting. Bijzondere bijdragen aan de politie die niet meer worden aangewend voor het oorspronkelijke doel worden hiervoor ingezet. Ten tweede gaat het om een desaldering van de jaarlijkse opbrengsten voor het medegebruik van het C2000 netwerk door telecomproviders. Ten derde gaat het om een desaldering als gevolg van aangepaste aantallen aanvragen van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

Technisch

Bijstelling artikel nog onverdeeld

Op het artikel nog onverdeeld vindt een technische neerwaartse bijstelling plaats. Hierdoor sluiten de standen aan bij de op het artikel getroffen reserveringen.

Overig technisch

Deze post bestaat uit meerdere mutaties die voornamelijk een herfasering tussen projecten in voorbereiding, in onderzoek en in realisatie aangeven. Daarnaast gaat het om herschikkingen tussen verschillende projecten op de verschillende artikelen, waaronder een bijdrage aan de Dienst Landelijke Recherche vanuit DG ondermijning.

Niet-plafondrelevant

Opvang- en transitiekosten

In totaal is er sprake van een tegenvaller van 389 miljoen euro op de opvang- en transitiekosten. Hieronder liggen twee mutaties. Ten eerste is de raming voor opvang- en transitiekosten voor 2023 met 341 miljoen euro naar beneden bijgesteld omdat er minder opvangplekken voor Oekraïense ontheemden nodig zijn dan eerder geraamd. Ten tweede is de raming van de voorschotten voor gemeenten (die gemeenten vrijwillig kunnen aanvragen) naar boven bijgesteld met 730 miljoen euro. Bij de Voorjaarsnota 2023 was de verwachting dat dit bedrag niet benodigd was en is dit naar beneden bijgesteld. Op basis van een nieuwe inschatting van het ministerie van JenV blijkt dit budget toch nodig te zijn.

Overige bijstellingen Oekraïne

Op basis van inzichten in de realisaties van 2022 en de aangevraagde voorschotten voor 2023 worden diverse budgetten aangepast. Het gaat hier onder andere om het naar beneden bijstellen van de raming voor subsidies, opdrachten en de veiligheidsregio’s voor de jaren 2023 en 2024. De bijstelling op opdrachten wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de gemiddelde zorgkosten voor Oekraïense ontheemden lager uitvallen dan eerder was ingeschat.

Ontvangsten

Besluitvorming

Afpakraming

De afpakraming wijkt in 2025 af van de andere jaren en wordt met deze opwaartse bijstelling van 29 miljoen euro op hetzelfde niveau gebracht.

Mee- en tegenvallers

Meevaller rechtsbijstand

De ontvangsten op de rechtsbijstand zijn met 91 miljoen euro naar boven bijgesteld, omdat er bij de Raad voor rechtsbijstand een overschrijding is van de afgesproken liquiditeitsnorm.

Desalderingen

Zie hiervoor de gelijknamige post bij uitgaven.

Technisch

Overig technisch

Zie hiervoor de gelijknamige post bij uitgaven.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en het BES-fonds)

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

10.313

8.786

8.185

8.069

8.250

8.471

       

Besluitvorming

299

2.038

2.066

1.402

1.129

1.111

Klimaatbesluitvorming

217

991

1.021

455

333

315

Huurtoeslag

58

703

736

726

716

705

Financiële herplaatsingsgarantie

14

14

14

14

14

14

Ontwikkelfunctie Rijksvastgoedbedrijf

10

5

3

3

  

Verduurzamingaanpak Groningen en Noord-Drenthe

0

50

50

50

  

Woningbouwimpuls

0

224

67

  

5

Meevaller wetsvoorstellen op het gebied van wonen en huurtoeslag

 

‒ 142

‒ 32

‒ 36

‒ 22

‒ 8

Overboeking voor kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen

 

130

104

78

52

26

Stimuleringsregeling Flex II

 

59

82

82

  

Structurele kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen

  

10

21

31

42

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

 

1

3

3

2

6

Overige besluitvorming

0

2

8

6

3

6

       

Kasschuiven

‒ 258

335

‒ 57

‒ 25

19

‒ 15

Financiële herplaatsingsgarantie

85

‒ 28

‒ 18

‒ 13

‒ 13

‒ 13

Woningbouwimpuls

‒ 4

76

‒ 67

  

‒ 5

Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties

‒ 10

10

    

CAO-middelen

‒ 18

18

    

Ontmoetingsruimtes ouderenhuisvesting

‒ 31

20

8

1

2

 

Kasschuif fysieke herplaatsingsgarantie

‒ 40

40

    

Koopstart

‒ 40

40

    

Omgevingswet

‒ 42

18

12

7

3

3

Grootschallige woningbouw

‒ 71

63

8

   

Stimuleringsregeling Flex II

‒ 78

73

9

‒ 21

17

 

AIVD

 

‒ 17

 

7

10

 

Volkshuisvestingsfonds

 

13

‒ 6

‒ 6

  

Overige kasschuiven

‒ 9

11

‒ 3

0

0

1

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 7

23

79

‒ 9

‒ 7

‒ 7

Nationaal programma leefbaarheid en veiligheid

43

92

88

   

Informatiehuishouding

‒ 6

‒ 11

‒ 11

‒ 11

‒ 12

‒ 12

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing

‒ 48

‒ 60

‒ 2

   

Overige overboekingen met andere begrotingen

5

2

5

2

5

5

       

Desalderingen

87

17

7

2

2

2

Nationale Hypotheek Garantie

50

     

Financiële herplaatsingsgarantie

19

16

5

   

Overige desalderingen

19

2

2

2

2

2

       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

10.435

11.200

10.279

9.439

9.393

9.562

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

847

615

516

505

496

496

       

Besluitvorming

0

‒ 1

1

4

9

3

Huurtoeslag correctie

0

‒ 1

1

4

9

3

       

Overboekingen met andere begrotingen

1

     

Overboekingen met andere begrotingen

1

     
       

Desalderingen

87

17

7

2

2

2

Nationale Hypotheek Garantie

50

     

Financiële herplaatsingsgarantie

19

16

5

   

Overige desalderingen

19

2

2

2

2

2

       

Stand Miljoenennota

935

631

523

511

507

500

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van BZK. In totaal is dit 3,8 miljard euro tot en met 2030. Dit zijn onder meer middelen voor de DUMAVA subsidie (1,9 miljard euro), het Nationaal Isolatie Programma (800 miljoen euro) en Aanpak kwetsbare wijken en dorpen versterken (425 miljoen euro). Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Huurtoeslag

Om de koopkracht te verbeteren wordt de eigen bijdrage in de Huurtoeslag vanaf 2024 verlaagd met 34,67 per maand. Het kabinet trekt structureel 747 miljoen euro structureel uit voor deze maatregel. Daarnaast is er een lichte stapsgewijze verhoging van de eigen bijdrage vanaf 2025 ter dekking van de uitvoeringskosten voor de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur.

Financiële herplaatsingsgarantie

In een poging om het woningtekort op korte termijn te verminderen heeft het kabinet onder andere 220 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de financiële herplaatsingsgarantie voor flexwoningen. Hiervan is al 20 miljoen bij de 1e suppletoire begroting 2023 op de BZK-begroting geboekt. Middels deze mutatie worden de middelen, die binnen deze meerjarenperiode zijn gereserveerd (85,8 miljoen euro), vanaf de Aanvullende Post overgeboekt naar de BZK-begroting.

Ontwikkelfunctie Rijksvastgoedbedrijf

Dit betreft een overboekng van 20 miljoen euro van de aanvullende post voor de ontwikkelfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf.

Verduurzamingaanpak Groningen en Noord-Drenthe

In de kabinetsreactie ‘Nij Begun’ betreft maatregel 29 het isoleren van woningen in de provincie Groningen en drie gemeenten in Noord-Drenthe. In totaal is hiervoor door het kabinet 1,65 miljard euro. beschikbaar gesteld, waarmee een substantiële financiële bijdrage kan worden gedaan voor isolatiemaatregelen. Dit betreft de eerste 150 miljoen euro. voor de periode 2024 t/m 2026 gefinancierd uit Coalitieakkoord middelen.

Woningbouwimpuls

Dit betreft een overboeking van de middelen van de Aanvullende Post voor de 6e tranche van de woningbouwimpuls in 2024.

Meevaller wetsvoorstellen op het gebied van wonen en huurtoeslag

De kosten van de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur vallen in enkele jaren lager uit dan de middelen die hiervoor waren gereserveerd op de Aanvullende Post. De inwerkingtreding van de Wet Vereenvoudiging van de Huurtoeslag is daarnaast een jaar vertraagd, omdat de parlementaire besluitvorming nog niet is afgerond.  Dit samen levert een incidentele meevaller op van 239 miljoen euro, die wordt ingezet ter dekking van generale problematiek.

Overboeking voor kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen

De middelen die op de aanvullende post zijn gereserveerd voor de kosten van de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur worden overgeboekt naar BZK.

Stimuleringsregeling Flex II

Vanwege verhoogde asielinstroom en langer verblijf van een deel van de ontheemden is direct extra huisvesting nodig en is versnelling van de woningbouw noodzakelijk. Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota 2023 aanvullend circa 300 miljoen euro gereserveerd voor het meerjarig stimuleren van flexwoningen zodat onder andere meer statushouders en Oekraïense ontheemden kunnen worden gehuisvest. De middelen voor 2023 zijn bij de 1e suppletoire begroting al op de BZK begroting geboekt. Met deze overboeking worden de gereserveerde middelen voor de periode 2024-2026 vanaf de Aanvullende Post ook overgeboekt naar de BZK-begroting. Met het budget wordt een vervolg gegeven aan de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen.

Structurele kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen

Dit betreft het structurele deel van de kosten van de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur. De structurele uitvoeringskosten van de wetsvoorstellen zijn 59,5 miljoen euro.

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

Dit betreft de gereserveerde middelen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van de Algemene Rekenkamer. De tijdelijke huisvesting is benodigd tot en met 2029.

Overige Besluitvorming

Dit bevat diverse overboekingen van gereserveerde middelen op de aanvullende post ten behoeve van emissieloos bouwen en emissiearme bouwproducten.

Kasschuiven

Financiële herplaatsingsgarantie

Dit betreft een optelling van drie kasschuiven in het kader van de financiële herplaatsingsgarantie. De van de AP-overgeboekte kasmiddelen (71,5 miljoen) en de verwachte eigen bijdragen van investeerders (20,9 miljoen) worden beiden geheel in 2023 geplaatst. Middels een reallocatie wordt het totaal aan middelen hierna geboekt op het instrument storting begrotingsreserve om te worden toegevoegd aan de risicovoorziening.

Middelen voor uitvoeringskosten worden in 2023 onttrokken uit de begrotingsreserve en vervolgens in het juiste meerjarige kasritme geplaatst.

Woningbouwimpuls

Dit betreft een kasschuif van de middelen van de woningbouwimpuls van de aanvullende post naar het gewenste kasritme voor de 6e tranche van de woningbouwimpuls in 2024.

Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties

De Tweede Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling over 2023 10 miljoen euro vrijgemaakt om coöperatieve woonvormen financieel te ondersteunen. Daarvoor is een aanpak in ontwikkeling en wordt gekeken hoe de regeling kan worden uitgevoerd. Vervolgens zal nog een regeling moeten worden uitgewerkt. Dat betekent dat de middelen dit jaar niet meer worden besteed en worden deze doorgeschoven naar volgend jaar met uitzondering van de subsidie aan Cooplink.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Ontmoetingsruimtes ouderenhuisvesting

BZK voert via Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderhuisvesting uit. Aanvragers hebben drie jaar de tijd om het voorschot aan te vragen en zeven jaar om de eindafrekening in te dienen en de restbetaling te ontvangen. Op basis van de kasprognose opgesteld door het RVO wordt nu het kasbudget in lijn gebracht met de verwachte kasbetalingen.

Fysieke herplaatsingsgarantie

Dit betreft een kasschuif voor de fysieke herplaatsingsgarantie voor flexwoningen. Na het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met gemeenten kan in 2023 worden overgegaan op uitkering door middel van een SPUK-regeling voor circa 48 miljoen euro. Voor het overige deel van de middelen zal dit jaar nog tot intentieovereenkomsten worden gekomen en volgen de uitgaven in 2024.

Koopstart

De Tweede Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling 40 miljoen euro vrijgemaakt voor een Koopstartfonds. Het juridisch advies geeft aan dat voor de uitvoeringskosten een aanbesteding dient plaats te vinden. Dat betekent dat de middelen dit jaar niet meer worden besteed en worden deze doorgeschoven naar volgend jaar.

Omgevingswet

Dit betreft meerdere kasschuiven voor de omgevingswet. Het bevat onder andere een kasschuif voor afbouwmiddelen van het digitaal stelstel omgevingswet (DSO) en loon- en prijsbijstellingsmiddelen. De middelen worden in het gewenste kasritme gezet op basis van een raming van de resterende kosten voor de komende jaren.

Grootschalige woningbouw

Dit betreft een kasschuif om de middelen voor grootschalige woningbouwlocatie in het juiste kasritme te zetten. Bij de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2023 zijn met de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties afspraken gemaakt over de verdeling van het gebiedsbudget. Deze zullen in 2023 nog tot uitkering komen door middel van een SPUK-regeling. Een deel hiervan (25 miljoen euro) is bestemd voor een pilot-project (stationsgebied Hoofddorp) en uitkering is voorzien deels in 2023 en in 2024 (beide jaren 12,5 miljoen euro). In 2024 wordt 50 miljoen euro overgeboekt ten behoeve van de opgave in Arnhem (afspraak Bestuurlijke Overleggen MIRT 2022). Het definitieve besluit of deze middelen uitgekeerd zullen worden is afhankelijk van besluitvorming bij het Bestuurlijke overleg MIRT van 2023. Tevens wordt een deel ingezet (8 miljoen euro) voor mogelijke risico's die zich voor doen in het gebiedsbudget. Als deze zich niet voordoen, zal de inzet van het budget later nader worden bepaald. Deze middelen worden doorgeschoven naar 2025.

Stimuleringsregeling Flex II

Dit betreft een kasschuif om de middelen voor de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen II in het juiste kasritme te zetten.

AIVD

Dit betreft een kasschuif voor technische inversteringen van de AIVD in 2026 en 2027.

Volkshuisvestingsfonds

Dit betreft een kasschuif van de loon-en prijscompensatie middelen van het Volkshuisvestingsfonds van de jaren 2025 en 2026 naar 2024. Bij voorjaarsnota zijn de middelen uit 2025 en 2026 eerder naar voren gehaald naar 2023 en 2024.

Overige kasschuiven

Dit bevat overige kasschuiven voor onder andere Duurzaam maatschappelijk vastgoed en de ontvlechting van de directie OBF.

Overboekingen met andere begrotingen

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

De specifieke uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk is een voorstel voor een interdepartementale SPUK die gericht is op de 20 focusgebieden binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). De SPUK wordt gepubliceerd op 1 juli 2023. Looptijd van de SPUK is tot 31 december 2025. De SPUK is een samenwerking tussen de ministeries Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Deze stelt gemeenten in staat om integraal te werken, ook met een SPUK. In deze SPUK worden middelen en beleidsdoelen van de verschillende departementen samengevoegd om tot een breed ondersteunend pakket te komen. De middelen ten behoeve van de SPUK worden in het kader van het NPLV uitgegeven. Gelet op de coördinerende rol van de minister voor VRO is ervoor gekozen om de uitvoering van de SPUK (beschikken, uitkeren, vaststellen, terugvorderen, evalueren) formeel bij het ministerie van BZK te beleggen en daarvoor de SZW-, VWS- en OCW-middelen naar BZK over te boeken.

Informatiehuishouding

Dit betreft meerdere overboekingen naar andere departementen ten behoeve van informatiehuishouding.

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing

Dit betreft een overboeking naar EZK om conform afspraak uit de woonisolatie middelen van BZK budget beschikbaar te stellen voor de ISDE voor de jaren 2023 tot en met 2025.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft diverse overboekingen met andere begrotingen.

Desalderingen

Nationale Hypotheek Garantie

Voor de achtervangfunctie van het Rijk bij de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) draagt het Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) een achtervangvergoeding af aan het Rijk. In 2022 bedroeg deze afdracht 0,3% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. In 2023 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2022, ter grootte van afgerond 49,9 miljoen euro, ontvangen. Dit bedrag is gedesaldeerd van ontvangsten naar uitgaven om het in de daartoe bestemde risicovoorziening te storten.

Financiële herplaatsingsgarantie

Dit betreft een onttrekking uit de risicovoorziening voor de financiële herplaatsingsgarantie onder andere ten behoeve va. de uitvoeringskosten Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (8,7 miljoen euro). Het gaat om een desaldering van middelen die vervolgens middels een kasschuif in het juiste betaalritme zullen worden geplaatst.

Overige desalderingen

Dit betreffen diverse desalderingen voor onder andere afrekeningen van SSO's en agentschappen zoals RIS, FMHaaglanden, en Serviceteam Rijk.

Ontvangsten

Besluitvorming

Huurtoeslag correctie

De ontvangsten uit de huurtoeslagraming waren abusievelijk niet meegenomen in de Voorjaarsnota. Hiermee worden de ontvangsten teruggebracht naar het correcte niveau.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft een overboeking van het ministerie van Financiën ten behoeve van de rente derving van 850.000 euro. Per 1 juli 2023 zal de belastingrente toeslagen zonder aanvullend beleid stijgen naar 6% (conform wettelijke systematiek) er is afgesproken om de in rekening te brengen belastingrente niet te verhogen en vast te zetten op 4%.

Desalderingen

Nationale Hypotheek Garantie

Voor de achtervangfunctie van het Rijk bij de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) draagt het Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) een achtervangvergoeding af aan het Rijk. In 2022 bedroeg deze afdracht 0,3% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. In 2023 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2022, ter grootte van afgerond 49,9 miljoen euro, ontvangen. Dit bedrag is gedesaldeerd van ontvangsten naar uitgaven om het in de daartoe bestemde risicovoorziening te storten.

Financiële herplaatsingsgarantie

Dit betreft een onttrekking uit de risicovoorziening voor de financiële herplaatsingsgarantie onder andere ten behoeve va. de uitvoeringskosten Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (8,7 miljoen euro). Het gaat om een desaldering van middelen die vervolgens middels een kasschuif in het juiste betaalritme zullen worden geplaatst.

Overige desalderingen

Dit betreft diverse desalderingen voor onder andere afrekeningen van SSO's en agentschappen zoals RIS, FMHaaglanden, en Serviceteam Rijk.

IIA STATEN-GENERAAL: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

244

235

233

237

230

228

       

Kasschuiven

‒ 4

4

    

CAO-middelen

‒ 1

1

    

Tweede Kamer

‒ 3

3

    
       

Desalderingen

0

     

Fractiebudgetten

0

     
       

Technisch

 

0

0

0

0

0

Technisch

 

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

240

239

233

237

230

228

IIA STATEN-GENERAAL: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

9

4

4

4

4

4

       

Desalderingen

0

     

Fractiebudgetten

0

     
       

Stand Miljoenennota

9

4

4

4

4

4

Uitgaven

Besluitvorming

CAO-middelen

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Tweede Kamer

Door een vertraging in de aanbesteding van het nieuwe informatiesysteem zullen de uitgaven hiervoor niet in 2023 maar in 2024 plaats gaan vinden. Daarnaast is voor het uitvoeren van een motie nader onderzoek nodig. Ook hiervoor schuiven de kosten door naar 2024.

Desalderingen

Fractiebudgetten

Door de afwikkeling van voorschotten van de fractiebudgetten vindt een desalding plaats van 100.000 euro.

Technisch

Dit betreffen overige technische mutaties

Ontvangsten

Desalderingen

Fractiebudgetten

Door de afwikkeling van voorschotten van de fractiebudgetten vindt een desaldering plaats van 100.000 euro.

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

187

179

173

166

174

165

       

Besluitvorming

 

1

2

2

2

2

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

 

1

2

2

2

2

       

Kasschuiven

‒ 5

2

3

   

CAO-middelen

‒ 2

2

    

Digitaal Hulpmiddel Verkiezingen

‒ 3

3

    

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

 

‒ 3

3

   

Overige kasschuiven

0

0

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

1

1

1

0

1

1

Ombudsman Groningen

1

1

1

   

Informatiehuishouding

0

0

0

0

1

1

Overige overboekingen met andere begrotingen

0

0

0

0

0

0

       

Desalderingen

0

     

Desalderingen Ombudsman

0

     
       

Technisch

0

     

Technisch

0

     
       

Stand Miljoenennota

183

183

178

168

177

168

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

6

6

6

6

6

6

       

Desalderingen

0

     

Ombudsman

0

     
       

Stand Miljoenennota

7

6

6

6

6

6

Uitgaven

Besluitvorming

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

Dit betreft een overheveling van gereserveerd budget van de Aanvullende Post voor de tijdelijke huisvesting van de Algemene Rekenkamer. Naast de kosten voor de aanhuur van de tijdelijke huisvesting (begroting BZK) maakt de Algemene Rekenkamer (AR) maakt ook kosten (zogenaamde gebruikerskosten). Die lopen door gedurende de periode van de tijdelijke huisvesting.

Kasschuiven

Overige kasschuiven

Dit betreft overige kleine kasschuiven voor onder andere de Kanselarij.

CAO-middelen

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Digitaal Hulpmiddel Verkiezingen

Door het opzeggen van het contract met Paragon zullen er naar planning dit jaar geen werkzaamheden meer plaatsvinden. Naar verwachting wordt de uitvoering hiervan volgend jaar weer tot uitvoering gebracht. De budgetten worden doorgeschoven naar 2024.

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

De tijdelijke huisvesting van de Algemene Rekenkamer zal niet volgend jaar gereed zijn, maar pas het jaar daarop. De budgetten die die geraamd waren voor onder andere de fysieke verhuizing moeten daarom een jaar schuiven.

Overboekingen met andere begrotingen

Ombudsman Groningen

Dit betreft een overboeking van EZK ter continuering van de werkzaamheden van de Ombudsman in Groningen. EZK verlengt de jaarlijkse bijdrage aan de Ombudsman van 500 duizend euro voor de periode 2023 t/m 2025.

Informatiehuishouding

Dit betreft diverse overboekingen van BZK naar de Hoge Colleges ten behoeve van de informatiehuishouding.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er worden nog verschillende kleine overboekingen gedaan voor onder andere de veteranenombudsman.

Desalderingen

Ombudsman

Dit betreft een desaldering voor de detachering van een aantal medewerkers van de Ombudsman.

Technisch

Dit betreft overige technische mutaties

Ontvangsten

Desalderingen

Ombudsman

Dit betreft een desaldering voor de detachering van een aantal medewerkers van de Ombudsman.

IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

157

234

177

178

195

159

       

Besluitvorming

 

1

1

1

1

1

Koopkrachtmiddelen

 

1

1

1

1

1

       

Kasschuiven

‒ 6

3

1

1

1

 

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

‒ 1

1

    

Kasschuif Noodmaatregelen klif Sint Eustatius

‒ 2

2

    

Kasschuif TWO

‒ 4

1

1

1

1

 
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 9

‒ 7

‒ 6

‒ 7

‒ 4

‒ 4

Slavernijverleden

2

     

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 10

‒ 7

‒ 6

‒ 7

‒ 4

‒ 4

       

Desalderingen

1

     

Desalderingen

1

     
       

Technisch

‒ 10

‒ 8

0

0

0

0

Wisselkoersactualisatie

‒ 10

‒ 8

    

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

33

     

Investeringen Sint Maarten

33

     
       

Stand Miljoenennota

167

223

173

173

193

156

IV KONINKRIJKSRELATIES: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

1.168

50

187

204

128

219

       

Desalderingen

1

     

Desalderingen

1

     
       

Niet-plafondrelevant

‒ 1.114

     

Liquiditeitsleningen

‒ 1.114

     
       

Stand Miljoenennota

54

50

187

204

128

219

Uitgaven

Besluitvorming

Koopkrachtmiddelen

Tijdens de augustusbesluitvorming heeft het kabinet voor Caribisch Nederland besloten tot verschillende maatregelen om de koopkracht te verbeteren en de armoede verminderen. Onderdeel van dit pakket zijn twee subsidies van 300 duizend euro structureel voor voedselbanken in Caribisch Nederland en van 700 duizend euro structureel voor openbaar vervoer op Bonaire.

Kasschuiven

Kasschuif Incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeids-voorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Kasschuif Noodmaatregelen klif Sint Eustatius

Een deel van de middelen ten behoeve van de klifstabilisatie op Sint Eustatius is nodig in 2024. Met deze kasschuif worden de middelen in het juiste kasritme gezet.

Kasschuif TWO

De uitvoering van hervormingen in het kader van de Landspakketten verloopt langzamer dan voorzien. In 2023 worden daardoor niet alle middelen uitgeput. Met deze kasschuif worden de kas en verplichtingen meerjarig in het juiste ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Slavernijverleden

Dit betreft een overboeking van hoofdstuk 7 naar hoofdstuk 4 ten behoeve van diverse subsidies voor activiteiten in het kader van de Herdenking slavernijverleden.

Overige overboekingen

Dit zijn onder andere overboekingen naar het BES-fonds voor de eilandelijke taken en voor de uitvoeringskracht Caribisch Nederland, een overboeking naar Justitie en Veiligheid van LPO middelen voor het Recherchesamenwerkingsteam (RST) en een overboeking naar Binnenlandse Zaken ter dekking van de TWO capaciteit.

Desalderingen

Dit betreft een aantal desalderingen, waaronder 49 duizend euro voor voedselhulp Sint Eustatius 2020, in 2023 worden deze middelen aan hetzelfde doel besteed, 840 duizend euro voor SSO CN, en 150 duizend euro ten behoeve van Colleges Financiaal Toezicht.

Technisch

Wisselkoersactualisatie

Deze post zijn de wisselkoersactualisaties voor de verschillende begrotingsartikelen.

Overig technisch

Onder overig technisch vallen een aantal specifieke reallocaties naar het juiste instrument.

Niet-plafondrelevant

Investeringen Sint Maarten

Op basis van de Rijkswet Financieel Toezicht verstrekt Nederland via lopende inschrijving een annuïtaire lening met een looptijd van 20 jaar aan Sint Maarten ter financiering van investeringen in onder meer afvalwaterzuivering, onderwijsinfrastructuur en -gebouwen, en ICT. De lening wordt verstrekt tegen het actuele rendement op Nederlandse staatsleningen met een looptijd van 20 jaar.

Ontvangsten

Technisch

Desalderingen

Dit betreft een aantal desalderingen, waaronder 49 duizend euro voor voedselhulp Sint Eustatius 2020, in 2023 worden deze middelen aan hetzelfde doel besteed, 840 duizend euro voor SSO CN, en 150 duizend euro ten behoeve van Colleges Financiaal Toezicht.

Liquiditeitsleningen

In 2020-2022 heeft Nederland in verband met de covid-pandemie liquiditeitsleningen verstrekt aan de Landen. Deze zijn in 2022 verlengd tot en met 10 oktober 2023. De leningen worden per 10 oktober 2024 geherfinancierd. De geraamde aflossingsontvangsten worden afgeboekt. Op een later begrotingsmoment zullen de definitieve rente- en aflossingsontvangsten worden verwerkt.

BES-FONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

58

51

54

54

53

53

       

Technisch

15

20

4

4

4

4

Overboekingen met andere begrotingen

5

4

4

4

4

4

Wisselkoersactualisatie

10

16

    
       

Stand Miljoenennota

73

71

59

58

57

57

Uitgaven

Technisch

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft met name overboekingen van Koninkrijksrelaties voor de eilandelijke taken en voor de uitvoeringskracht Caribisch Nederland.

Wisselkoersactualisatie

Deze post betreft de wisselkoersactualisaties voor 2023 en 2024.

Ontvangsten

Het BES-fonds heeft geen ontvangsten.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

56.501

56.547

57.512

55.851

55.686

55.637

       

Besluitvorming

 

2

2

5

5

5

Klimaatbesluitvorming

  

0

3

3

3

Schoolmaaltijden

 

104

    

Schoolmaaltijden dekking op OCW-begroting

 

‒ 103

    

WaU-middelen DUO BSN CN

 

1

2

2

2

2

       

Kasschuiven

857

‒ 1.089

61

97

67

7

Kasschuif OV-bedrijven

1.000

‒ 1.000

    

Kasschuif maatschappelijke diensttijd

0

‒ 38

38

0

0

 

Kasschuif aanpassing School en Omgeving

‒ 1

‒ 38

20

20

  

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

‒ 7

7

    

Kasschuif referentieraming Primair Onderwijs

‒ 115

‒ 22

7

72

58

 

Overige kasschuiven

‒ 20

2

‒ 5

6

9

7

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 13

‒ 4

‒ 36

24

21

‒ 2

Overboeking kansrijke wijk

‒ 28

‒ 74

‒ 70

   

Overboeking NGF Nationale aanpak professionalisering van leraren

 

4

24

23

23

 

Overboeking onderwijsroute

   

‒ 7

‒ 7

‒ 7

Overboeking schoolmaaltijden

 

63

    

Overige overboekingen met andere begrotingen

14

4

10

8

5

5

       

Desalderingen

   

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Desalderingen

   

‒ 1

‒ 1

‒ 1

       

Technisch

‒ 4

0

0

0

0

0

Oekraïne vve

‒ 4

     

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

‒ 291

10

3

‒ 38

‒ 66

‒ 98

LPO herinvoering basisbeurs NR

3

10

3

‒ 38

‒ 66

‒ 98

Oekraïne onderwijshuisvesting

‒ 294

     

Overig niet-plafondrelevant

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

57.050

55.467

57.542

55.937

55.712

55.547

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

1.869

2.038

2.221

2.294

2.370

2.447

       

Desalderingen

   

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Desalderingen

   

‒ 1

‒ 1

‒ 1

       

Technisch

1

     

Technisch

1

     
       

Stand Miljoenennota

1.869

2.038

2.221

2.293

2.369

2.446

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van OCW. In totaal is dit 17 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor ondersteuning maatschappelijk vastgoed. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Schoolmaaltijden

Ten behoeve van de continuering van het programma schoolmaaltijden is er in 2024, incidenteel, 166 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hiervan komt 102,5 miljoen euro van de OCW-begroting, 52,5 miljoen euro van SZW en 10 miljoen euro van VWS. Daarnaast is er 1miljoen euro aanvullend beschikbaar gekomen ten behoeve van schoolmaaltijden op Caribisch Nederland (CN).

Schoolmaaltijden dekking op OCW-begroting

De middelen voor de continuering van het programma schoolmaaltijden in 2024 zijn voor 102,5 miljoen euro afkomstig van de OCW-begroting. Het gaat om een extensivering op het MDT budget in 2024 (25 miljoen euro) en een extensivering op de regeling heterogene brugklassen in 2024 (55,5 miljoen euro). Daarnaast komt de dekking voor 22 miljoen euro uit de bekostiging PO (13,4 miljoen euro) en de bekostiging VO (8,6 miljoen euro). Wanneer er in het voorjaar eindejaarsmarge beschikbaar is, zal bezien worden of de bekostiging PO en VO met 22 miljoen euro kan worden aangevuld. De 1 miljoen euro voor schoolmaaltijden op Caribisch Nederland (CN) wordt gefinancierd uit de middelen die het kabinet in augustus beschikbaar heeft gesteld voor koopkracht en armoedebestrijding in Caribisch Nederland.

WaU-middelen DUO BSN CN

Dit betreft de overheveling van in het Coalitieakkoord vrijgemaakte middelen voor Werk aan Uitvoering (WaU) tot en met 2032, met als doel BSN-nummers te kunnen verstrekken aan studenten uit Caribisch Nederland (CN), voordat zij naar Europees Nederland komen.

Kasschuiven

Kasschuif OV-bedrijven

Er vindt een kasschuif plaats op de reisvoorziening van de studiefinanciering (SF) om het kasritme van de Staat te optimaliseren. Concreet betekent dit dat er 1 miljard euro in het najaar van 2023 wordt betaald aan de vervoerbedrijven als voorlopige vergoeding, in plaats van in januari 2024.

Kasschuif maatschappelijke diensttijd

Omdat er vertraging is ontstaan in het betalingsritme van de subsidietranches 2022 en 2023 van de maatschappelijke diensttijd, wordt er 38 miljoen euro aan kasmiddelen verschoven van 2024 naar 2025.

Kasschuif aanpassing School en Omgeving

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn de resterende middelen van de Aanvullende post voor kansengelijkheid overgeheveld naar de OCW-begroting. Deze kasschuif zet de middelen bestemd voor School en Omgeving in een passender ritme.

Kasschuif referentieraming Primair Onderwijs

Deze kasschuif corrigeert de referentieraming 2023 voor het primair onderwijs. Bij Voorjaarsnota 2023 is de referentieraming voor 2023 reeds verwerkt. Hierbij zijn echter leerlingaantallen in het primair onderwijs niet correct overgenomen, waardoor de reeks die weergegeven is voor 2023 en verder, eigenlijk zou moeten starten in 2024. Gevolg is een onjuist kasritme en een te lage begrotingsstand in de laatste jaren. Het kasritme wordt met deze kasschuif gecorrigeerd, waardoor de standen in de jaren tot en met 2026 weer correct zijn. De verdere correctie voor de jaren 2027 en daarna zal worden meegenomen bij Voorjaarsnota 2024, als ook de nieuwe referentieraming wordt verwerkt.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Overige kasschuiven

Er worden verschillende kasschuiven gedaan, allen met het doel de middelen in het juiste kasritme te zetten. Er wordt onder andere geschoven op de middelen van de Coalitieakkoord-envelop Werk aan Uitvoering om de toegekende middelen voor SBB aan te passen aan de financieringsbehoefte. Daarnaast vindt er onder andere een kasschuif plaats op de middelen voor de subsidieregeling praktijkleren. Deze kasschuif heeft het doel om de vergoedingen per leerwerkplek per jaar zo gelijk mogelijk te maken.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking kansrijke wijk

Voor de uitvoering van de SPUK Kansrijke Wijk worden middelen overgeboekt naar BZK, die als financieel coördinerend departement fungeert. Het betreft een overboeking vanuit het programma School en Omgeving.

Overboeking NGF Nationale aanpak professionalisering van leraren

Er is een voorstel voor NGF-middelen voor de Nationale aanpak professionalisering van leraren toegekend. Deze middelen worden nu overgeboekt naar de OCW-begroting.

Overboeking onderwijsroute

Deze overboeking betreft middelen die benodigd zijn voor het voortzetten van de onderwijsroute vanuit de SPUK-inburgeringsvoorziening via de begroting van SZW. Voor een groep nieuwkomers sluit de onderwijsroute beter aan op hun leerbehoefte. Hierdoor stromen zij niet (direct) in op een reguliere mbo of ho opleiding. OCW draagt van 2026 tot en met 2029 daarom 7 miljoen euro per jaar bij aan SZW. Van dit bedrag komt 6 miljoen euro van de lumpsum aan mbo instellingen en 1 miljoen euro uit subsidies en de lumpsum van ho en wo.

Overboeking schoolmaaltijden

Dit betreft de overboekingen ten behoeve van de continuering van het programma schoolmaaltijden 2024, waarvoor incidenteel 166 miljoen euro beschikbaar is gesteld. Een deel van deze middelen is afkomstig van SZW (52,5 miljoen euro) en VWS (10 miljoen euro) en wordt met deze overboekingen toegevoegd aan de OCW-begroting.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er worden diverse overboekingen gedaan met begrotingen van andere departementen. Dit betreft onder andere een overboeking aan BZK van 12 miljoen euro in 2023 en 37 miljoen euro in 2024 en 2025 voor de uitvoering van de SPUK Kansrijke Wijk.

Desalderingen

Met de herinvoering van de basisbeurs wordt de bijverdiengrens in het mbo afgeschaft. Hierdoor zijn er minder ontvangsten aan EBS (eigen bijdrage student). Dit wordt verwerkt als een desaldering, omdat deze minder ontvangsten direct leiden tot evenveel minder uitgaven.

Technisch

Oekraïne vve

Er zijn minder aanvragen gedaan door gemeenten voor deze specifieke uitkering voorschoolse educatie dan er budget beschikbaar was. Gemeenten konden aanspraak maken op een eenmalige tegemoetkoming in de kosten voor voorschoolse educatie van Oekraïense kinderen. Deze middelen vloeien volgens afspraak terug naar de schatkist.

Overig technisch

Onder het kopje technisch vallen technische mutaties en interne overboekingen. Deze maatregelen hebben op totaalniveau op de begroting geen effect.

Niet-plafondrelevant

LPO herinvoering basisbeurs NR

Bij Voorjaarsnota is loon- en prijsbijstelling (LPO) toegekend aan de post Maatregelen herinvoering basisbeurs (relevant). In deze post zitten diverse uitgaven verwerkt, waaronder de relevante uitgaven aan omzettingen voor de herinvoering basisbeurs. Er is alleen LPO uitgekeerd over de relevante uitgaven en niet over niet-plafondrelevante (NR) uitgaven. Deze posten moeten met elkaar in balans zijn. Met deze correctie wordt negatieve LPO toegevoegd, waardoor deze posten weer aan elkaar gelijk zijn. In de eerste jaren is de reeks positief, doordat het niet-plafondrelevante deel voor het niet-gebruik van de aanvullende beurs en voor de 1-februariregeling aan de begroting is toegevoegd. Dit was per abuis niet volledig verwerkt bij Voorjaarsnota.

Oekraïne onderwijshuisvesting

Er zijn minder aanvragen gedaan door gemeenten voor de specifieke uitkering voor onderwijshuisvesting dan er budget beschikbaar was. Gemeenten kunnen een vergoeding aanvragen voor de kosten die zij maken voor het organiseren van tijdelijke onderwijshuisvesting voor leerplichtige ontheemde jongeren. Deze middelen vloeien volgens afspraak terug naar de schatkist.

Overig niet-plafondrelevant

Dit betreft een overboeking van de middelen herinvoering basisbeurs (niet-plafondrelevant) naar de reguliere niet-plafondrelevante budgetten, waardoor dit per saldo neutraal is.

Niet- belastingontvangsten

Desalderingen

Met de herinvoering van de basisbeurs wordt de bijverdiengrens in het mbo afgeschaft. Hierdoor zijn er minder ontvangsten aan EBS (eigen bijdrage student). Dit wordt verwerkt als een desaldering, omdat deze minder ontvangsten direct leiden tot evenveel minder uitgaven.

Technisch

De overige technische mutatie bij de niet-belastingontvangsten betreft een terugontvangst op een in 2021-2022 verleende projectsubsidie op het zelftesttraject voor corona van 515.000 euro die niet tot besteding is gekomen.

Financiën

IXB FINANCIËN: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

15.229

11.375

10.291

9.741

9.174

9.123

       

Besluitvorming

‒ 163

140

39

50

24

23

EIB Oekraïne

52

     

Aanpassing BIR Raming

2

7

8

8

9

9

Klimaatbesluitvorming

0

1

1

1

0

 

Kapitaalinjectie Tennet

‒ 220

     

Alleenverdienersproblematiek

    

8

8

AP overboeking Toeslagenherstel

 

88

24

30

  

Klimaatuitvoeringskosten

 

3

1

1

1

1

Overheveling AP, bijdrage aan medeoverheden

 

30

 

5

  

Overige besluitvorming

3

11

6

6

6

6

       

Mee- en tegenvallers

‒ 149

0

0

0

  

ICT opdrachten

‒ 20

     

Vrijval artikel 10

‒ 31

     

Apparaatsuitgaven Belastingdienst

‒ 94

     

Overige mee- en tegenvallers

‒ 4

0

0

0

  
       

Kasschuiven

‒ 328

61

90

136

41

 

Kasschuiven Toeslagenherstel bij NvW

‒ 47

‒ 86

43

56

35

 

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

‒ 72

72

    

Kasschuiven Toeslagenherstel

‒ 191

77

48

66

  

Overige kasschuiven

‒ 18

‒ 2

 

14

6

 
       

Overboekingen met andere begrotingen

34

‒ 28

‒ 25

‒ 18

352

79

Wereldbank wisselkoers wijziging

7

9

    

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

    

96

96

Wereldbank

 

‒ 47

‒ 38

‒ 30

250

‒ 21

Overige overboekingen met andere begrotingen

27

10

13

12

6

4

       

Desalderingen

84

 

10

10

10

10

Gunstige realisaties NBO

60

     

Overige desalderingen

24

 

10

10

10

10

       

Technisch

237

252

252

157

158

158

Bijstelling BCF

237

252

252

157

158

158

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

‒ 98

27

‒ 6

‒ 10

87

 

Kasschuif SNS Schadeloosstelling

‒ 18

7

0

0

10

 

Kasschuif Invest NL

‒ 80

  

3

77

 

Kasschuif Invest International

 

20

‒ 6

‒ 14

  
       

Stand Miljoenennota

14.846

11.827

10.652

10.064

9.845

9.393

IXB FINANCIËN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

2.742

4.615

2.969

2.927

2.922

2.822

       

Besluitvorming

15

‒ 55

‒ 43

‒ 37

91

‒ 5

Aanpassing BIR raming

15

50

32

39

91

‒ 5

Dividenden staatsdeelnemingen

 

115

‒ 75

‒ 75

  

Kapitaalinjectie Tennet

 

‒ 220

    
       

Mee- en tegenvallers

106

     

Meevaller belasting- en invorderingsrente

100

     

Overige mee- en tegenvallers

6

     
       

Kasschuiven

13

‒ 13

    

Kasschuif Herstelproject invorderingsrente

13

‒ 13

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 1

     

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 1

     
       

Desalderingen

84

 

10

10

10

10

Desalderingen

84

 

10

10

10

10

       

Technisch

 

0

0

0

0

0

Technisch

 

0

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

666

     

Verkoop vermogenstitels

666

     
       

Stand Miljoenennota

3.625

4.548

2.936

2.901

3.023

2.827

Uitgaven

Besluitvorming

EIB Oekraïne

De European Investment Bank (EIB) heeft alle aandeelhouders verzocht om deel te nemen aan het EU For Ukraine Trust Fund (EU4U), zodat de steun aan Oekraïne kan blijven doorlopen. Met het EU4U initiatief van de EIB wordt beoogd om in 2023 en 2024 projecten te ondersteunen ten behoeve van de wederopbouw van de kritieke infrastructuur (o.a. energiesystemen, (spoor)wegen, watervoorziening en digitale infrastructuur) en huisvesting (o.a. scholen, ziekenhuizen en huisvesting van ontheemden) in Oekraïne. De geselecteerde projecten sluiten aan op de meest urgente behoeften van Oekraïne zoals geïdentificeerd in de Rapid Damage and Needs Assessment 2 (RDNA2) van de Wereldbank. Nederland zal 52 miljoen euro aan dit EIB-initiatief bijdragen.

Aanpassing BIR Raming

In het voorjaar is de raming van de belasting- en invorderingsrente meerjarig herijkt, mede als gevolg van de doorwerking van de renteverhogingen door de ECB op de belasting- en invorderingsrente. Er is toen besloten om de bestaande wettelijke systematiek aan te passen. De precieze budgettaire gevolgen van de aangepaste BIR-systematiek zijn verder doorgerekend.

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen beschikbaar voor het Klimaatfonds naar de begroting van Financiën. In totaal is dit 2 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor onderzoek naar het Nationaal Emissieplafond voor Effort Sharing Regulation (ESR) sectoren. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Kapitaalinjectie TenneT

Na validatie door een extern adviseur wordt de kapitaalinjectie 2023 voor TenneT naar beneden bijgesteld (220 miljoen euro). Deze bijstelling is het gevolg van de toekenning van financieringsvoordelen van TenneT Holding aan TenneT Nederland. Daarmee is de kapitaalbehoefte voor de Nederlandse activiteiten in 2023 lager dan eerder geraamd.

Alleenverdienersproblematiek

Er wordt gewerkt aan een structurele oplossing via de fiscaliteit ter compensatie van de eenverdieners die een inkomen hebben onder bijstandsniveau door samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. In totaal is voor de uitvoeringskosten hiervan 15 miljoen euro gereserveerd voor 2027 en 2028.

AP overboeking Toeslagenherstel

Bij Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van Financiën19 is een aantal kasschuiven gedaan en zijn er middelen van de AP overgeheveld. Deze zijn bedoeld om middelen beschikbaar te maken voor de alternatieve schaderoute. Deze mutaties zijn samen met de 1e suppletoire begroting goedgekeurd. Omdat hier een overzicht wordt gegeven van de wijzigingen ten opzichte van de Voorjaarsnota en de Nota van Wijziging is gepubliceerd na de Voorjaarsnota, geven we deze mutaties hier wel weer.

Klimaatuitvoeringskosten

Voor de aanpassing van de tarieven energiebelasting en voor het afschaffen van de vrijstellingen in kolenbelasting voor duaal verbruik en in energiebelasting voor non-energetisch verbruik van aardgas worden uitvoeringskosten vrijgemaakt vanuit het Klimaatfonds voor de Belastingdienst.

Overheveling AP, bijdrage aan medeoverheden

Voor het schuldhulpverleningsaanbod voor jongeren onder de kindregeling (motie Kat) wordt 34,5 miljoen euro overgeheveld vanuit de reservering voor de hersteloperatie toeslagen op de Aanvullende Post.

Overige besluitvorming

Betreft en combinatie van verschillende overhevelingen van de Aanvullende Post, waaronder het overhevelen van LPO voor het bestedingsplan Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslagen (POK) en uitvoeringskosten voor het beperken van de fiscale '30%-regeling'.

Mee- en tegenvallers

ICT-opdrachten

De uitgaven aan ICT opdrachten van de Belastingdienst vallen lager uit dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt door onderbesteding op investeringen.

Vrijval artikel 10

Niet alle middelen van artikel 10 Nog onverdeeld zijn in 2023 benodigd. Deze nog onverdeelde middelen vallen daarom vrij.

Apparaatsuitgaven Belastingdienst

De kabinetsbijdrage voor stijgende loonkosten was hoger dan de daadwerkelijke stijging van de loonkosten. Hierdoor ontstaat vrijval in het budget voor de apparaatsuitgaven van de Belastingdienst.

Overige mee- en tegenvallers

Dit omvat een vrijval van budget op apparaatskosten.

Kasschuiven

Kasschuiven Toeslagenherstel bij NvW

Bij Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van Financiën20 is een aantal kasschuiven gedaan en zijn er middelen van de AP overgeheveld. Deze zijn bedoeld om middelen beschikbaar te maken voor de alternatieve schaderoute. Deze mutaties zijn samen met de 1e suppletoire begroting goedgekeurd. Omdat hier een overzicht wordt gegeven van de wijzigingen ten opzichte van de Voorjaarsnota en de Nota van Wijziging is gepubliceerd na de Voorjaarsnota, geven we deze mutaties hier wel weer.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Kasschuiven Toeslagenherstel

Er wordt een aantal kasschuiven doorgevoerd om middelen voor de hersteloperatie toeslagen in het gewenste meerjarenritme te plaatsen. Circa 191 miljoen euro wordt vanuit 2023 naar latere jaren geschoven. Verschillende initieel in 2023 geplande werkzaamheden verschuiven deels naar latere jaren, de belangrijkste zijn:

  • Circa 72,1 miljoen euro. van het budget in 2023 voor de ex-partnerregeling schuift door naar latere jaren om het ritme in de begroting aan te laten sluiten bij het verwachte moment van uitbetaling.

  • 45,3 miljoen euro van het budget in 2023 voor de regeling voor benadeelden rondom de huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget (HZK) schuift door naar latere jaren om het ritme in de begroting aan te laten sluiten bij het verwachte moment van uitbetaling.

In lijn daarmee wordt 66,9 miljoen euro van het budget voor personele en materiele uitgaven door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) doorgeschoven naar latere jaren.

Overige kasschuiven

Dit is een verzameling van verschillende kleine kasschuiven die worden gebruikt om middelen in het juiste ritme te zetten.

Overboekingen met andere begrotingen

Wereldbank wisselkoers wijziging

De openstaande betaling voor de Wereldbank is berekend in USD, maar wordt betaald in EUR. Daarom wordt de wisselkoers jaarlijks geactualiseerd.

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn het gemeente- en provinciefonds met structureel 1,1 miljard euro opgehoogd. Van dit bedrag wordt 76 miljoen euro voor gemeenten en 20 miljoen euro voor provincies toegevoegd aan het Btw-compensatiefonds.

Wereldbank

De bijstelling van de uitgaven aan de Wereldbank wordt met name veroorzaakt door een aanpassing van het kasritme van de IDA-bijdragen aan de Wereldbank. Dit vanwege herschikkingen voor de asieltegenvaller. De Net Present Value (stemgewicht) wordt hierbij hetzelfde gehouden.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen, waarvan het merendeel overboekingen zijn naar het Btw-compensatiefonds.

Desalderingen

Gunstige realisaties NBO

Er is een meevaller op de niet-belastingontvangsten. Met een desaldering vindt een spiegelbeeldige bijstelling plaats van de uitgaven op artikel 10 ter correctie van een te vroeg neerwaarts bijgestelde raming van arbeidsvoorwaardenmiddelen.

Overige desalderingen

Het betreft een desaldering van circa 10 miljoen euro die voor het bestedingsplan van het ministerie van SZW is bestemd voor structurele capaciteit handhaving van de wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). Het betreft ook het budget voor kwijtschelden private schulden in verband met het ontvangen van een creditnota van Sociale Banken Nederland (SBN) en rentederving van de niet verhoogde belastingrente.

Technisch

Bijstelling BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensatiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Overig technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Niet-plafondrelevant

Kasschuif SNS Schadeloosstellingen

In het arrest van 21 april 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vaststelling van de omvang van de schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 1 februari 2013. Met deze uitspraak is de uitspraak van de Ondernemingskamer van 11 februari 2021 definitief geworden en is het proces van uitbetaling van de vastgestelde schadeloosstelling gestart. Het proces van aanvragen, beoordelen en uitbetalen zal enkele maanden in beslag nemen. In het geval van afwijzing kan mogelijk bezwaar en beroep volgen, waardoor nog uitbetaling in latere jaren mogelijk is. Daarom wordt via een kasschuif budget uit 2023 doorgeschoven naar latere jaren.

Kasschuif Invest NL

Om het kasritme aan te laten sluiten op de meerjarenraming van Invest-NL, wordt budget doorgeschoven naar latere jaren, dit vanwege lagere investeringen dan verwacht in 2023. Via deze kasschuif wordt 80 miljoen euro uit 2023 toegevoegd aan het budget in 2026 en 2027. Het totaal van de beoogde kapitaalinjecties wijzigt niet, er vindt alleen een verschuiving plaats.

Kasschuif Invest International

Om het budget aan te laten sluiten op de kapitaalbehoefte van Invest International, vindt een kasschuif plaats. Via deze kasschuif wordt 19,8 miljoen euro naar voren gehaald en toegevoegd aan het budget in 2024. Het totaal van de beoogde kapitaalinjecties wijzigt niet, er vindt alleen een verschuiving plaats.

Niet-Belastingontvangsten

Besluitvorming

Aanpassing BIR Raming

Meerjarig wordt er meer invorderingsrente over de coronaschuld verwacht, omdat er minder afstel van betaling wordt verwacht dan waar eerder rekening mee is gehouden (cumulatief 140 miljoen euro). Daarnaast is in het voorjaar de raming van de belasting- en invorderingsrente meerjarig herijkt, mede als gevolg van de doorwerking van de renteverhogingen door de ECB op de belasting- en invorderingsrente. Er is toen besloten om de bestaande wettelijke systematiek aan te passen. De precieze budgettaire gevolgen van de aangepaste BIR-systematiek zijn verder doorgerekend. Deze mutaties zijn het gevolg van deze doorrekening voor de belasting- en invorderingsrentes in het algemeen en voor de coronaschulden.

Dividenden staatsdeelnemingen

De dividendraming wordt bijgesteld aan de meest recente informatie over het verwachte dividend van de staatsdeelnemingen, als gevolg van de huidige marktomstandigheden

Kapitaalinjectie TenneT

Conform afspraak ontvangt de Staat de kapitaalinjectie 2023 aan TenneT in 2024 terug na een eventuele volledige verkoop van TenneT Duitsland. Aangezien na validatie door een extern adviseur de kapitaalstorting voor TenneT in 2023 met 220 miljoen euro naar beneden wordt bijgesteld (zie toelichting onder uitgaven), wordt ook de terugbetaling in 2024 bijgesteld.

Mee- en tegenvallers

Meevaller belasting- en invorderingsrente

In 2023 wordt meer belasting- en invorderingsrente verwacht. Dit komt vooral doordat de belastinginkomsten, met name via de vennootschapsbelasting, waarmee de rente samenhangt, hoger uitvallen dan verwacht. Dit leidt dit jaar tot een incidentele meevaller van 100 miljoen euro.

Overige mee- en tegenvallers

Om onderuitputting te voorkomen later in het lopende jaar worden er budgetten teruggegeven aan het Rijksbeeld. Dit komt o.a. door meevallende loonontwikkeling, onderbesteding op projecten en meevallende apparaatsontvangsten.

Kasschuiven

Kasschuif Herstelproject invorderingsrente

Als gevolg van een later aanvangsmoment van het herstelproject invorderingsrente, schuift een deel van het project en de herstelkosten door van 2023 naar 2024. In verband met een lopende cassatiezaak over het herstel, waarvan de uitspraak in het najaar wordt verwacht, wordt later gestart met het herstelproject.

Overboekingen met andere begrotingen

Conform wettelijke systematiek zou per 1 juli 2023 de belastingrente voor toeslagen stijgen naar 6%. Er is besloten om de belastingrente niet te verhogen en vast te zetten op 4%. Omdat zonder wetswijziging de rente alleen ten gunste van de burger kan worden veranderd, blijft alleen de in rekening te brengen belastingrente op 4% staan. De te vergoeden belastingrente toeslagen zal in 2023 conform de «oude» wettelijke systematiek stijgen naar 6%. Deze asymmetrie resulteert in een rentederving die verrekend wordt door een overboeking met het ministerie van SZW en het ministerie van BZK. Deze asymmetrie stopt vanaf het moment na de wetswijziging (begin 2024).

Desalderingen

Dit betreft met name de desaldering van de belasting- en invorderingsrente ontvangsten op artikel 1 Belastingen. Het betreft ook het budget voor kwijtschelden private schulden in verband met het ontvangen van een creditnota van Sociale Banken Nederland (SBN).

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Niet-plafondrelevant

Verkoop vermogenstitels

De ontvangsten nemen in 2023 met ten minste 666,2 miljoen euro toe. Dit komt door de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat via de beurs en de inkoop van aandelen door ABN AMRO. De ontvangsten betreffen de verkoopopbrengst tot en met mei 2023.

IXA NATIONALE SCHULD: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

42.053

43.960

31.580

44.388

46.080

46.170

       

Overboekingen met andere begrotingen

0

   

0

0

Overboekingen met andere begrotingen

0

   

0

0

       

Technisch

‒ 81

583

829

997

1.091

1.322

Rentelasten kasbeheer

129

371

325

240

183

197

Rente vaste schuld

‒ 8

216

475

787

993

1.201

Rente vlottende schuld

‒ 202

‒ 4

29

‒ 30

‒ 85

‒ 76

       

Niet-plafondrelevant

10.021

943

1.201

1.240

3.682

3.815

Mutatie vlottende schuld

9.527

     

Rentelasten kasbeheer

218

993

1.201

1.240

1.358

1.611

Mutaties in rekening-courant en deposito

200

     

Aflossing vaste schuld

50

‒ 51

  

2.324

2.204

Rentederivaten

26

1

    
       

Stand Miljoenennota

51.992

45.486

33.610

46.626

50.854

51.308

IXA NATIONALE SCHULD: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

76.139

58.560

58.403

82.025

75.942

81.318

       

Technisch

11

11

21

29

36

43

Rentebaten kasbeheer

11

11

21

29

36

43

       

Niet-plafondrelevant

1.044

8.121

10.090

6.556

3.889

4.867

Mutaties in rekening-courant en deposito

2.925

10.596

9.069

6.715

7.884

6.734

Aflossingen op leningen

21

19

19

15

7

136

Mutatie vlottende schuld

‒ 1.902

0

    

Uitgifte vaste schuld

 

‒ 2.493

1.002

‒ 174

‒ 4.002

‒ 2.003

       

Stand Miljoenennota

77.194

66.693

68.514

88.610

79.867

86.227

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

LPO bijstelling voor het agentschap, afkomstig van de financiën begroting.

Technisch

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer is hoger dan geraamd bij de Voorjaarsnota 2023. Dit is het gevolg van het bijwerken van de realisatie en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Rente vaste schuld

De rentetarieven, die door het CPB zijn geraamd in de MEV, vallen hoger uit dan geraamd bij Voorjaarsnota 2023, waardoor de verwachte rentelasten voor de nog uit te geven schuld hoger uitvallen. Bij de uitgifte van nieuwe schuld worden de rentetarieven vastgelegd tegen het dan geldende rentetarief. Hierdoor vallen de verwachte rentelasten in 2023 lager uit dan eerder geraamd.

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld valt lager uit als gevolg van wijzigingen in de omvang van de kortlopende schuld.

Niet-plafondrelevant

Mutatie vlottende schuld

De omvang van de vlottende schuld daalt naar verwachting met 9,5 miljard euro in het lopende jaar. Dit is het gevolg van een lagere financieringsbehoefte doordat de raming van het kastekort voor het lopende begrotingsjaar sterk is afgenomen. Een grotere aflossing van de vlottende schuld leidt tot een hogere uitgave. Schommelingen in de financieringsbehoefte in een lopend begrotingsjaar worden zoveel mogelijk opgevangen op de geldmarkt.

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer stijgt als gevolg van de nieuwe raming sociale fondsen.

Mutaties in rekening-courant en deposito

Uit een actualisatie van de raming van uitgaven en inkomsten van decentrale overheden blijkt dat deze deelnemers van het schatkistbankieren in 2023 meer middelen opnemen uit de schatkist. Een uitstroom van middelen uit de schatkist betekent een hogere uitgave voor het Rijk.

Aflossing vaste schuld

De raming van de aflossing vaste schuld wijzigt in 2023 en 2024 als gevolg van de inkoop van schuld en een gewijzigde dollarkoers in de MEV-raming van het CPB. De aflossing van de vaste schuld neemt in 2027 en 2028 toe als gevolg van de uitgifte van leningen met een aflosdatum in de betreffende jaren.

Rentederivaten

De rentelasten op de langlopende derivaten zijn naar verwachting 26 miljoen euro hoger in 2023 als gevolg van de gestegen rente.

Niet-Belastingontvangsten

Technisch

Rentebaten kasbeheer

De raming van de rentebaten kasbeheer is hoger dan geraamd bij de Voorjaarsnota. Dit is het gevolg van het bijwerken van de realisatie en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Niet-plafondrelevant

Mutaties in rekening-courant en deposito

Uit een actualisatie van de raming van uitgaven en inkomsten van sociale fondsen blijkt dat deze fondsen meer middelen storten in de schatkist. Dit betekent dat de geraamde mutatie in het saldo op de rekeningen-courant en deposito's stijgt. Voor 2023 is daarnaast de verwachting dat het saldo van RWT’s ook hoger uitvalt dan eerder geraamd.

Aflossingen op leningen

Op basis van de actuele inzichten wordt verwacht dat de aflossingen op de leningen, die door de agentschappen, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) en derden in het kader van schatkistbankieren zijn afgesloten, hoger uitvallen dan eerder geraamd. 

Mutatie vlottende schuld

Als gevolg van het sterk afgenomen kastekort zal de omvang van de vlottende schuld in 2023 naar verwachting niet oplopen maar kleiner worden. Daarom is de mutatie op de vlottende schuld niet langer geraamd als een ontvangst (instroom van middelen als gevolg van extra lenen), maar als een uitgave.

Uitgifte vaste schuld

De raming voor de uitgifte van de vaste schuld is voor het lopende jaar niet gewijzigd t.o.v. de Voorjaarsnota 2023. De meerjarenraming van de uitgifte vaste schuld laat t.o.v. de Voorjaarsnota 2023 een daling zien in 2024 en een sterke toename 2025. Dit is het gevolg van de gewijzigde kassaldi tot en met 2028.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

X DEFENSIE: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

15.552

19.938

20.345

20.060

19.668

19.459

       

Besluitvorming

71

     

Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP

71

     
       

Kasschuiven

‒ 188

188

    

Kasschuif AV-middelen

‒ 36

36

    

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

‒ 152

152

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

25

65

67

68

68

68

Bijdrage Bewaken en Beveiligen

 

50

50

50

50

50

Overige overboekingen met andere begrotingen

25

15

17

18

18

18

       

Technisch

‒ 29

91

444

325

33

291

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

28

52

357

365

21

291

Gemiste verkoopopbrengsten

14

38

87

10

12

 

Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP

‒ 71

     

Technische correctie

   

‒ 50

  

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

‒ 80

1.017

‒ 172

‒ 173

‒ 21

‒ 243

Oekraïne

78

1.070

166

131

 

‒ 4

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

‒ 28

‒ 52

‒ 338

‒ 354

‒ 21

‒ 239

Technische correctie

   

50

  

Overig niet-plafondrelevant

‒ 130

     
       

Stand Miljoenennota

15.352

21.298

20.684

20.280

19.748

19.576

X DEFENSIE: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

145

143

143

193

273

143

       

Technisch

0

0

0

‒ 50

0

0

Technische correctie

0

0

0

‒ 50

0

0

       

Niet-plafondrelevant

48

85

46

82

69

 

Oekraïne

48

85

46

32

69

 

Technische correctie

   

50

  
       

Stand Miljoenennota

194

229

189

225

342

143

Uitgaven

Besluitvorming

Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP

Dit betreft het resterende bedrag van de 2,5 miljard euro reservering op de Aanvullende Post (AP) voor steun aan Oekraïne. Deze mutatie is onderdeel van een nieuw steunpakket voor Oekraïne. Middels een Kamerbrief wordt de Kamer over de inzet van deze middelen geïnformeerd.

Kasschuiven

Kasschuif AV-middelen

Deze kasschuif betreft het resterende bedrag van de 500 miljoen euro uit het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV die Defensie heeft ontvangen voor modernisering van het loongebouw en arbeidsvoorwaarden.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. het Centraal Economisch Plan (CEP) 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Overboekingen met andere begrotingen

Bijdrage Bewaken en Beveiligen

Defensie ontvangt een bijdrage van 50 miljoen euro per jaar van het ministerie van Justitie en Veiligheid in het kader van het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het saldo van de diverse overboekingen van en naar de Defensiebegroting. Hieronder vallen bijvoorbeeld een bijdrage van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor de Kustwacht, en een bijdrage aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de Nationale Veteranenombudsman.

Technisch

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad. Hierdoor worden de middelen binnen het uitgavenplafond geplaatst.

Gemiste verkoopopbrengsten

In het kader van de oorlog levert Defensie militair materieel aan Oekraïne dat anders verkocht zou worden. Defensie krijgt ter compensatie van deze misgelopen verkoopopbrengsten generale middelen toebedeeld.

Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP

De overgehevelde middelen van de Aanvullende Post (AP) worden technisch omgesleuteld zodat ze – net als de rest van het steunpakket voor Oekraïne – buiten het uitgavenplafond staan.

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Overig technisch

Deze post bestaat uit meerdere technische mutaties, met name op het gebied van uitdelen van prijsbijstelling en diverse herschikkingen binnen Defensieonderdelen.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne

Defensie ontvangt aanvullende middelen voor nieuwe militaire steun t.b.v. Oekraïne. Het gaat met name om munitieleveringen, maar ook om middelen ten behoeve van Leopard 1 tanks, het F-16 trainingscentrum en schenking van F-16 toestellen. Tevens maken extra ontvangsten uit declaraties van geleverde Oekraïne-steun vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) deel uit van dit pakket. Middels een Kamerbrief wordt de Kamer over de inzet van deze middelen geïnformeerd. Om de resterende Oekraïne-middelen op de Defensiebegroting in het juiste kasritme te plaatsen wordt een kasschuif toegepast.

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad. Hierdoor worden de middelen binnen het uitgavenplafond geplaatst.

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Ontvangsten

Technisch

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne

Defensie ontvangt middelen voor aan Oekraïne geleverde militaire steun. Dit bestaat uit compensatie vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) en co-financieringsafspraken met bondgenoten.

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

6.233

10.659

10.605

10.509

10.284

9.903

       

Desalderingen

50

64

341

343

‒ 22

252

Compensatie prijsstijgingen

57

17

17

18

18

18

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

26

52

357

365

21

291

Fasering cyber readiness

‒ 14

‒ 25

‒ 33

‒ 39

‒ 66

‒ 70

Persoonsbeveiliging binnenland

 

24

12

14

14

14

Versterken inlichtingen en veiligheidscapaciteit MIVD

 

38

36

35

42

42

Overige desalderingen

‒ 19

‒ 42

‒ 49

‒ 50

‒ 51

‒ 44

       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

6.282

10.724

10.946

10.852

10.261

10.155

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

6.233

10.659

10.605

10.509

10.284

9.903

       

Desalderingen

50

64

341

343

‒ 22

252

Compensatie prijsstijgingen

57

17

17

18

18

18

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

26

52

357

365

21

291

Gemiste verkoopopbrengsten

0

0

0

0

0

 

Fasering cyber readiness

‒ 14

‒ 25

‒ 33

‒ 39

‒ 66

‒ 70

Persoonsbeveiliging binnenland

 

24

12

14

14

14

Versterken inlichtingen en veiligheidscapaciteit MIVD

 

38

36

35

42

42

Overige desalderingen

‒ 19

‒ 42

‒ 49

‒ 50

‒ 51

‒ 44

       

Stand Miljoenennota

6.282

10.724

10.946

10.852

10.261

10.155

Uitgaven

Desalderingen

Compensatie prijsstijgingen

Defensie zet uitgekeerde prijsbijstelling op de Defensiebegroting in voor inflatieproblematiek op het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad.

Fasering cyber readiness

Defensie heeft financiële middelen beschikbaar gesteld vanuit het Defensiematerieelbegrotingsfonds ten behoeve van het formatiebudget van alle defensieonderdelen. Om de capaciteit van het Defensie Cyber Commando verder te vergroten zijn niet alleen middelen maar is ook personele capaciteit benodigd.

Persoonsbeveiliging binnenland

Defensie draagt bij aan het aantal te bewaken en te beveiligen personen door de oprichting van een eenheid Persoonsbeveiliging Binnenland. Voor de daarvoor benodigde investeringen worden middelen aan de begroting toegevoegd. Dit maakt deel uit van de 50 miljoen euro per jaar die het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie overhevelt voor het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Versterken inlichtingen- en veiligheidscapaciteit MIVD

Voor het versterken van de inlichtingen- en veligheidscapaciteit MIVD zijn middelen van de Defensiebegroting naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds overgeheveld.

Overige desalderingen

Dit betreft voornamelijk overhevelingen naar de Defensiebegroting ten behoeve van onder andere een kwaliteitsimpuls in capaciteit en kennisopbouw van de bestuursstaf.

Technisch

Technisch

Deze post bestaat uit meerdere mutaties die voornamelijk een herfasering tussen projecten in voorbereiding, in onderzoek en in realisatie aangeven. Daarnaast betreft het herschikkingen tussen verschillende projecten op de verschillende artikelen.

Ontvangsten

Desalderingen

Compensatie prijsstijgingen

Defensie zet uitgekeerde prijsbijstelling op de Defensiebegroting in voor inflatieproblematiek op het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad.

Gemiste verkoopopbrengsten

In het kader van de oorlog levert Defensie militair materieel aan Oekraïne dat anders verkocht zou worden. Defensie krijgt ter compensatie van deze misgelopen verkoopopbrengsten generale middelen toebedeeld.

Fasering cyber readiness

Defensie heeft financiele middelen beschikbaar gesteld vanuit het Defensiematerieelbegrotingsfonds ten behoeve van het formatiebudget van alle defensieonderdelen. Om de capaciteit van het Defensie Cyber Commando verder te vergroten zijn niet alleen middelen maar is ook personele capaciteit benodigd.

Persoonsbeveiliging binnenland

Defensie draagt bij aan het aantal te bewaken en te beveiligen personen door de oprichting van een eenheid Persoonsbeveiliging Binnenland. Voor de daarvoor benodigde investeringen worden middelen aan de begroting toegevoegd. Dit maakt deel uit van de 50 miljoen euro per jaar die het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie overhevelt voor het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Versterken inlichtingen- en veiligheidscapaciteit MIVD

Voor het versterken van de inlichtingen- en veligheidscapaciteit MIVD zijn middelen van de Defensiebegroting naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds overgeheveld.

Overige desalderingen

Dit betreft voornamelijk overhevelingen naar de Defensiebegroting ten behoeve van onder andere een kwaliteitsimpuls in capaciteit en kennisopbouw van de bestuursstaf.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

13.381

22.398

14.207

14.011

13.184

13.518

       

Besluitvorming

6

125

214

218

214

181

Klimaatbesluitvorming

1

64

137

142

123

107

Overige besluitvorming

5

61

77

76

91

73

       

Kasschuiven

‒ 960

373

214

15

95

‒ 801

Kasschuif luchtvaart in transitie

64

‒ 3

‒ 15

21

‒ 34

‒ 34

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

‒ 4

4

    

Kasschuif STINT

‒ 16

16

    

Kasschuif Deltafonds

‒ 154

37

‒ 24

‒ 8

‒ 59

45

Kasschuif woningbouw

‒ 350

350

    

Kasschuif Mobiliteitsfonds

‒ 500

‒ 50

250

 

200

‒ 800

Kasschuif vergroenen reisgedrag

 

19

3

2

‒ 12

‒ 12

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 13

32

63

22

21

2

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 13

32

63

22

21

2

       

Desalderingen

‒ 10

2

3

‒ 3

‒ 10

‒ 10

Desalderingen

‒ 10

2

3

‒ 3

‒ 10

‒ 10

       

Technisch

5

2

0

0

0

0

Technisch

5

2

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

‒ 2

‒ 8.279

8.844

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Mutaties Mobiliteitsfonds

 

‒ 8.278

8.845

   

Overig niet-plafondrelevant

‒ 2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

       

Stand Miljoenennota

12.407

14.652

23.544

14.262

13.504

12.890

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

75

85

38

39

39

39

       

Desalderingen

‒ 10

2

3

‒ 3

‒ 10

‒ 10

Desalderingen

‒ 10

2

3

‒ 3

‒ 10

‒ 10

       

Stand Miljoenennota

65

87

41

35

29

29

Uitgaven

Besluitvorming

KlimaatbesluitvormingBij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van IenW. In totaal is dit circa 742 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn onder meer middelen voor Laadinfrastructuur bouw (120 miljoen euro), Laadinfrastructuur wegvervoer (circa 404 miljoen euro), Laadinfrastructuur walstroom (40 miljoen euro), opstartkosten van onder andere ketenvorming en recyclingtechnieken circulaire plastics (69 miljoen euro) en continuering van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) en Circulaire Economie (circa 55 miljoen euro). Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overige besluitvormingDe overige besluitvorming bestaat met name uit een aanvulling van de middelen voor de subsidieregeling Schoon en Emissieloos bouwen (SEB) van 385 miljoen euro tot en met 2031 en nieuwe middelen voor het programma verduurzaming van personenreisgedrag (circa 115 miljoen euro tot en met 2030). Ook heeft het kabinet tijdens de augustusbesluitvorming voor Caribisch Nederland besloten tot verschillende maatregelen om de koopkracht te verbeteren en de armoede te verminderen. Onderdeel van dit pakket is het verlagen van het vast drinkwatertarief.

KasschuivenLuchtvaart in transitieDeze kasschuif zet de toegekende middelen van het Nationaal Groeifonds voor luchtvaart in transitie in een realistischer ritme. De middelen worden grotendeels naar voren gehaald omdat de subsidies bijna allemaal in 2023 worden gegund.

Incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil ten opzichte van CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Stint

Vanwege vertraging bij de internetconsultatie en openstelling met de sector zijn de verwachte uitgaven voor 2023 vertraagd naar 2024.

Deltafonds

Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Deltafonds.

WoningbouwDeze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Mobiliteitsfonds

Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Vergroenen reisgedrag

Met deze kasschuif worden de middelen uit het coalitieakkoord voor vergroenen reisgedrag in een realistischer ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Deze post bevat diverse overboekingen van en naar andere departementen. Het wordt grotendeels veroorzaakt door een overboeking met het Nationaal Groeifonds: circa 97 miljoen euro (in 2024 tot en met 2026) wordt overgeheveld voor diverse subsidies voor het maritiem masterplan. Ook worden middelen overgeheveld van EZK naar IenW voor de tweede tranche voor Wind Op Zee (circa 33 miljoen euro in 2025 tot en met 2027).

Desalderingen

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de uitgaven aan te sluiten met de niet-belastingontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door een technische aanpassing van de structuur van artikel 24 (handhaving en toezicht) en de geluidsisolatieregeling Schiphol.

TechnischDit betreft de bijstelling van de raming van de benodigde middelen voor de beschikbaarheidsvergoeding OV.

Niet-plafondrelevant

Mutaties Mobiliteitsfonds Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Overig niet-plafondrelevantDit betreft een technische correctie voor de LPO.

Ontvangsten

Desalderingen

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de uitgaven aan te sluiten met de niet-belastingontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door een technische aanpassing van de structuur van artikel 24 (handhaving en toezicht) en de geluidsisolatieregeling Schiphol.

A MOBILITEITSFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

9.158

17.794

9.728

9.455

8.985

9.451

       

Desalderingen

‒ 443

‒ 7.532

9.563

517

733

‒ 275

Kasschuif woningbouw

‒ 350

350

    

Kasschuif programmering

‒ 500

‒ 50

250

 

200

‒ 800

Omvorming ProRail

 

‒ 8.278

8.845

   

Overige desalderingen

407

446

468

517

533

525

       

Technisch

0

‒ 16

34

17

15

10

Technisch

0

‒ 16

34

17

15

10

       

Stand Miljoenennota

8.715

10.246

19.325

9.989

9.732

9.185

A MOBILITEITSFONDS: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

9.158

17.794

9.728

9.455

8.985

9.451

       

Desalderingen

‒ 443

‒ 7.532

9.563

517

733

‒ 275

Kasschuif woningbouw

‒ 350

350

    

Kasschuif programmering

‒ 500

‒ 50

250

 

200

‒ 800

Omvorming ProRail

 

‒ 8.278

8.845

   

Overige desalderingen

407

446

468

517

533

525

       

Technisch

0

‒ 16

34

17

15

10

Technisch

0

‒ 16

34

17

15

10

       

Stand Miljoenennota

8.715

10.246

19.325

9.989

9.732

9.185

Uitgaven

Desalderingen

Kasschuif woningbouw Voor de ontsluiting van woningbouw wordt 350 miljoen euro van 2023 naar 2024 geschoven. De Tweede Kamer heeft aangegeven een schriftelijke vragenronde te willen over de SPUK voor woningbouw. De Kamer heeft daarbij verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten totdat behandeling is afgerond. De planning om de middelen dit jaar uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht.

Kasschuif programmeringDit betreft een kasschuif om, naar aanleiding van actualisering van projectramingen, de programmering op het Mobiliteitsfonds in een meer beheersbaar ritme te zetten. Vooral op planuitwerkingsprojecten en verkenningen op het hoofdwegennet is de planning vertraagd als gevolg van stikstof. In 2023 zijn vooral op aanlegprojecten kasmiddelen doorgeschoven naar latere jaren als gevolg van actualisatie van de planning.

Omvorming ProRailDe financiële verwerking van de omvorming van ProRail wordt met een jaar opgeschoven van 2024 naar 2025 omdat de omvorming niet is behandeld in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. De definitieve bepaling van het moment van inwerkingtreding zal plaatsvinden na afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer.

Overige desalderingenDit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 431 miljoen euro per jaar. Ook worden middelen toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds voor Schoon en Emissieloos Bouwen (165 miljoen euro in 2024 tot en met 2028).

TechnischDit wordt verklaard doordat de verwachte ontvangsten van Tolheffing worden geactualiseerd. Ook wordt op het Mobiliteitsfonds circa 1,5 miljard euro toegevoegd aan instandhouding voor RWS (hoofdvaar -en hoofdwegennetwerk). Deze middelen worden gedekt door te herprioriteren op projecten die worden geraakt door stikstof. Daarnaast is de verwachting dat RWS een efficiencywinst zal boeken de komende jaren waarbij nog eens circa 175 miljoen euro wordt bespaard voor de tekorten bij de instandhoudingsopgave. Daarnaast zijn er risico's en tegenvallers op het aanlegprogramma op het Mobiliteitsfonds van circa 2,7 miljard euro. Deze tekorten worden gedekt door projecten (op gebied van het wegen-, spoor-, en vaarwegennetwerk) te pauzeren. Tot slot vult IenW de Rijksbrede-opgave in door circa 1,3 miljard euro af te romen van het beschikbare budget voor de OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer, 400 miljoen euro af te romen van de extrapolatie van 2037 en een efficiencywinst bij RWS in te boeken van circa 235 miljoen euro.

Ontvangsten

Desalderingen

Kasschuif woningbouw Voor de ontsluiting van woningbouw wordt 350 miljoen euro van 2023 naar 2024 geschoven. De Tweede Kamer heeft aangegeven een schriftelijke vragenronde te willen over de SPUK voor woningbouw. De Kamer heeft daarbij verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten totdat behandeling is afgerond. De planning om de middelen dit jaar uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht.

Kasschuif programmeringDit betreft een kasschuif om, naar aanleiding van actualisering van projectramingen, de programmering op het Mobiliteitsfonds in een meer beheersbaar ritme te zetten. Vooral op planuitwerkingsprojecten en verkenningen op het hoofdwegennet is de planning vertraagd als gevolg van stikstof. In 2023 zijn vooral op aanlegprojecten kasmiddelen doorgeschoven naar latere jaren als gevolg van actualisatie van de planning.

Omvorming ProRailDe financiële verwerking van de omvorming van ProRail wordt met een jaar opgeschoven van 2024 naar 2025 omdat de omvorming niet is behandeld in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. De definitieve bepaling van het moment van inwerkingtreding zal plaatsvinden na afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer.

Overige desalderingenDit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 431 miljoen euro per jaar. Ook worden middelen toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds voor Schoon en Emissieloos Bouwen (165 miljoen euro in 2024 tot en met 2028).

TechnischDit wordt verklaard doordat de verwachte ontvangsten van Tolheffing worden geactualiseerd. Ook wordt op het Mobiliteitsfonds circa 1,5 miljard euro toegevoegd aan instandhouding voor RWS (hoofdvaar -en hoofdwegennetwerk). Deze middelen worden gedekt door te herprioriteren op projecten die worden geraakt door stikstof. Daarnaast is de verwachting dat RWS een efficiencywinst zal boeken de komende jaren waarbij nog eens circa 175 miljoen euro wordt bespaard voor de tekorten bij de instandhoudingsopgave. Daarnaast zijn er risico's en tegenvallers op het aanlegprogramma op het Mobiliteitsfonds van circa 2,7 miljard euro. Deze tekorten worden gedekt door projecten (op gebied van het wegen-, spoor-, en vaarwegennetwerk) te pauzeren. Tot slot vult IenW de Rijksbrede-opgave in door circa 1,3 miljard euro af te romen van het beschikbare budget voor de OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer, 400 miljoen euro af te romen van de extrapolatie van 2037 en een efficiencywinst bij RWS in te boeken van circa 235 miljoen euro.

J DELTAFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

2.009

1.687

1.840

1.959

1.784

1.701

       

Desalderingen

‒ 58

132

68

70

24

120

Kasschuif programmering

‒ 154

37

‒ 24

‒ 8

‒ 59

45

Overige desalderingen

96

95

92

78

83

75

       

Stand Miljoenennota

1.952

1.819

1.908

2.030

1.808

1.822

J DELTAFONDS: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

2.009

1.687

1.840

1.959

1.784

1.701

       

Desalderingen

‒ 58

132

68

70

24

120

Kasschuif programmering

‒ 154

37

‒ 24

‒ 8

‒ 59

45

Overige desalderingen

96

95

92

78

83

75

       

Stand Miljoenennota

1.952

1.819

1.908

2.030

1.808

1.822

Uitgaven

Desalderingen

Kasschuif programmeringMet deze kasschuif wordt de programmering op het Deltafonds in een realistischer ritme gezet. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de middelen voor instandhouding naar latere jaren worden geschoven.

Overige desalderingenDit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 84 miljoen euro per jaar.

Ontvangsten

Desalderingen

Kasschuif programmeringMet deze kasschuif wordt de programmering op het Deltafonds in een realistischer ritme gezet. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de middelen voor instandhouding naar latere jaren worden geschoven.

Overige desalderingenDit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 84 miljoen euro per jaar.

Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds)

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

19.336

11.301

12.164

12.033

11.662

11.448

       

Besluitvorming

259

1.306

‒ 987

993

682

481

Klimaatbesluitvorming

261

1.044

1.500

950

644

450

Overboekingen met andere departementen

‒ 2

‒ 3

‒ 2.513

17

18

17

Koopkrachtbesluitvorming

 

11

    

PEGA

 

255

26

26

21

14

       

Kasschuiven

‒ 1.335

‒ 506

‒ 824

‒ 517

‒ 147

1.319

Kasschuif Woningsverbeteringssubsidie

150

‒ 150

    

Kasschuif IPCEI Waterstof golf 3

‒ 45

‒ 43

‒ 203

36

112

143

Kasschuif IPCEI Waterstof golf 4

 

110

‒ 67

‒ 53

‒ 7

17

Kasschuif Economische Veiligheid

‒ 50

50

    

Kasschuif Duurzaam Herstel

‒ 102

‒ 18

120

   

Kasschuif NGF Project Gent Terneuzen

‒ 105

105

    

Overige kasschuiven

‒ 286

‒ 16

123

100

47

21

Kasschuif NGF

‒ 898

‒ 544

‒ 797

‒ 600

‒ 300

1.138

       

Overboekingen met andere begrotingen

3

‒ 54

‒ 122

‒ 74

‒ 67

‒ 15

Overboekingen met andere departementen

3

‒ 54

‒ 122

‒ 74

‒ 67

‒ 15

       

Desalderingen

195

     

Desalderingen

195

     
       

Technisch

‒ 753

97

‒ 2

‒ 3

‒ 3

‒ 21

Tekort prijsplafond 2023

168

101

    

TEK

‒ 170

     

Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen

‒ 338

179

    

Norg akkoord

‒ 420

‒ 182

    

Overig technisch

7

‒ 1

‒ 2

‒ 3

‒ 3

‒ 21

       

Niet-plafondrelevant

‒ 984

100

254

   

ETCI

100

     

Vulopdracht Bergermeer

‒ 1.084

100

254

   
       

Stand Miljoenennota

16.722

12.245

10.482

12.433

12.127

13.212

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

11.886

6.882

6.803

5.611

4.988

4.160

       

Mee- en tegenvallers

   

4

4

 

GasTerra

   

4

4

 
       

Desalderingen

195

     

Desalderingen

195

     
       

Technisch

102

‒ 1.137

‒ 1.302

‒ 240

15

170

Bijstelling raming dividend EBN

242

‒ 487

‒ 812

‒ 250

‒ 25

150

Bijstelling ontvangsten Mijnbouwwet

90

‒ 470

‒ 440

10

40

20

Overig technisch

79

0

0

0

0

0

Norg akkoord

‒ 309

‒ 130

‒ 50

   

TEK

 

‒ 50

    
       

Niet-plafondrelevant

‒ 2.214

‒ 125

‒ 150

‒ 450

2.850

1.899

Veilingopbrengsten

136

33

    

Bijstelling ETS

‒ 50

 

50

‒ 250

3.050

2.100

Lening EBN Bergermeer

‒ 2.300

     

Overig

 

‒ 158

‒ 200

‒ 200

‒ 200

‒ 201

       

Stand Miljoenennota

9.969

5.620

5.351

4.924

7.856

6.230

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van EZK. In totaal is dit 6,0 miljard euro tot en met 2030, waarvan 4,8 miljard euro tot en met 2028. Dit zijn onder meer middelen voor elektrolyse voor waterstofproductie (cumulatief 1,6 miljard euro tot en met 2030, waarvan 1,1 miljard euro tot en met 2030), de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) (cumulatief 400 miljoen euro tot en met 2030, waarvan 300 miljoen euro tot en met 2028) en Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) (cumulatief 637 miljoen euro tot en met 2030, waarvan 566 miljoen euro tot en met 2028). Voor de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) wordt 228 miljoen euro (cumulatief tot en met 2030) overgeheveld van de klimaatfondsmiddelen op de Aanvullende Post. Hiermee komt het budget van de eerste openstellingsronde van de NIKI in 2024 uit op 242 miljoen euro. De overhevelingen worden nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overboekingen met andere departementen

Dit betreft de overheveling van de subsidie aan WarmtelinQ (in totaal 427 miljoen euro) naar de begroting van EZK. De middelen worden daarnaast in het juiste kasritme gezet. Daarnaast betreft dit de additionele dekking van het Klimaatpakket dat dit voorjaar is gepresenteerd (2,5 miljard euro uit de SDE-middelen).

Koopkrachtbesluitvorming

Tijdens de augustusbesluitvorming heeft het kabinet voor Caribisch Nederland besloten tot verschillende maatregelen om de koopkracht te verbeteren en de armoede te verminderen. Onderdeel van dit pakket is het verlagen van het vaste elektratarief, verdere verlaging van de kosten van vast internet en het verbeteren van het glasvezelnetwerk internet.

PEGA

Afgelopen april is de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) gepresenteerd. Er is ca. 342 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de begroting van EZK voor de uitvoering van deze maatregelen. Hiermee moet de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker worden. Door middel van een kasschuif wordt bijna 195 miljoen euro naar 2023 geschoven (zie kasschuif woningverbeteringssubsidie en overige kasschuiven).

Kasschuiven

Kasschuif Woningsverbeteringssubsidie

Een van de maatregelen uit de kabinetsreactie op PEGA is een uitbreiding van het toepassingsgebied van de woningverbeteringssubsidie. Deze uitbreiding is bedoeld om tegemoet te komen aan de ervaren verschillen tussen bewoners bij de afbakening van het gebied. Het gaat om € 150 miljoen die in 2023 in zijn geheel zal worden overgeboekt aan de SNN, die de subsidie z.s.m. zal openstellen.

Kasschuif IPCEI Waterstof golf 3

De betalingen op de openstelling van de IPCEI Waterstof golf 3 worden door RVO pas in latere jaren verwacht, daarom is een kasschuif benodigd van 2023-2025 naar 2026-2028.

Kasschuif IPCEI Waterstof golf 4

Op basis van de laatste RVO-prognose van eind juni 2023 worden er meer betalingen op de IPCEI Waterstof golf 4 verwacht in 2024. Daarom is een kasschuif van 2025-2028 naar 2024 nodig.

Kasschuif Economische Veiligheid

In het voorjaar is besloten om 100 miljoen te reserveren op de begroting van EZK voor de beschermingsvoorziening Economische Veiligheid. In de afgelopen maanden is dit fonds uitgewerkt in termen van doel en proces, waardoor de middelen nu overgeheveld kunnen worden naar artikel 3 van de EZK-begroting. EZK zal de middelen vervolgens overhevelen naar InvestNL. Om de voorziening zo snel mogelijk actief te kunnen hebben, wordt 50 miljoen in 2023 geplaatst en 50 miljoen in 2024.

Kasschuif Duurzaam Herstel

De regeling voor Duurzaam Herstel, die door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt uitgevoerd, blijkt een ander kasritme te hebben dan eerder verwacht werd. In zowel 2023 als 2024 wordt naar verwachting ca. 102 miljoen euro minder uitgegeven. De resterende middelen worden daarom via een kasschuif naar 2025 geschoven.

Kasschuif NGF Project Gent Terneuzen

Het project Rail Gent-Terneuzen stelt een drietal infrastructurele ingrepen voor in het spoornetwerk van de North Sea Port. Met de voorgestelde ingrepen wordt beoogd knelpunten voor het spoorgoederenvervoer op te lossen. Dit project heeft een voorwaardelijk toekenning, derhalve worden de middelen doorgeschoven naar 2024.

Kasschuif NGF

Vanwege een wijziging in de planning van de toekomstige vierde openstellingsronde en aangepaste verwachtingen voor de uitfinanciering van bestaande projecten zijn kasmiddelen op een later moment nodig dan nu geraamd. Met deze kasschuif worden de ramingen bijgesteld.

Overige kasschuiven

Dit betreft verschillende kasschuiven voor zowel de EZK-begroting als het NGF. Voorbeelden hiervan zijn PEGA middelen die een jaar naar voren zijn geschoven (45 miljoen euro) voor maatregelen die al in 2023 kunnen starten. Ook zit hier een kasschuif voor de TOA-krediet regeling in, waarbij er 30 miljoen euro wordt geschoven naar 2024. Daarnaast wordt er 54 miljoen euro naar achter geschoven voor de compensatie diensten SEFE – contracten. Tot slot worden de middelen voor het NGF project NieuweWartmeNu! in het juiste ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met andere departementen

Dit betreft een aantal correctiemutaties, zoals het terugboeken van middelen naar de Aanvullende Post (AP). EZK heeft 110 miljoen euro ontvangen van BZK voor de ISDE. Daarnaast heeft EZK diverse NGF-projecten overgeboekt naar andere departementen, met een totaalbedrag van 227 miljoen euro. Dit betreft Professionalisering van Leraren (OCW), Maritiem master (IenW), DMI (BZK) en Dutch (VWS). Tot slot heeft EZK 27 miljoen overgeboekt naar LNV voor het Programma Tii voor 2023 t/m 2026.

Desalderingen

Desalderingen

Dit betreft diverse posten waar uitgaven en ontvangsten gelijk zijn aan elkaar. Bijvoorbeeld de terugbetaalde subsidievoorschotten van de SDE die binnenkomen bij de RVO, deze ontvangsten worden ingezet voor het uitfinancieren van projecten voor Wind op Zee (onderdeel van de SDE). Tot slot zijn er nog enkele desalderingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van de agentschappen.

Technisch

Tekort prijsplafond 2023

Op het prijsplafond 2023 is sprake van een verplichtingen- en kastekort ten opzichte van het VJN-budget. Dit budget is indertijd vastgesteld op basis van een verwacht prijs- en verbruiksverloop, waarbij foutief is gecorrigeerd voor de energiebelasting die geen deel uitmaakt van de plafondtarieven. Hierdoor is de toenmalige raming lager uitgevallen. De subsidie die RVO heeft uitgekeerd aan energieleveranciers tot en met augustus is inmiddels bekend. Op basis van deze realisatiecijfers kan een beter beeld worden geschetst van de kosten van het prijsplafond. De extrapolatie van de realisatiecijfers naar het restant van 2023 resulteert in een tekort ten opzichte van de raming van dit voorjaar. Met de mutatie wordt dit tekort aangevuld. Ook zal RVO in 2024 nog uitvoeringskosten moeten maken voor de afhandeling van de regeling. Ook voor deze kosten wordt aanvullend budget gevraagd.

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

Op basis van het gebruik van de subsidieregeling Tegemoetkoming energiekosten mkb (TEK) in de afgelopen maanden wordt de raming van de TEK neerwaarts bijgesteld. De verwachting is dat in totaal € 230 mln voor de TEK benodigd zal zijn, waarvoor € 330 mln in 2023 zal worden bevoorschot.

Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen

In verband met de gedaalde energieprijzen wordt de raming voor de tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen bijgesteld naar 702 miljoen euro (inclusief uitvoeringskosten). Daarnaast is een deel van de uitgaven geschoven naar 2024. Aanvragen voor deze regeling kunnen namelijk tot eind september worden ingediend en kennen een beoordelingstermijn van 26 weken. Daarnaast kunnen in 2024 nog bezwaar, beroep, correcties en nacontroles plaatsvinden.

Norg akkoord

Conform de afspraken in het Norg Akkoord betaalt de Staat een vergoeding aan NAM en EBN. De geraamde uitgaven voor het Norg akkoord worden bijgesteld als gevolg van de ontwikkeling van de gasprijs die lager zijn dan ten tijde van de bijgestelde raming in 2022, waardoor deze daalt in 2023 en 2024.

Overig technisch

Hieronder vallen diverse loon- en prijsbijstellingen, zoals van cyber security en herstructurering winkelgebieden en de bijdrage aan het RIVM.

Niet plafondrelevant

ETCI

In 2023 vindt een eenmalige uitgave aan ETCI plaats. Dit Europese fonds investeert in technische scale-ups, met als doel het Europese vestigingsklimaat te versterken.

Vulopdracht Bergermeer

Voor de vulmaatregelen gasopslag Bergermeer is in 2023  520,5 mln. beschikbaar. Een deel van deze middelen zullen pas in 2024 en 2025 tot betaling komen: daarom wordt 353,9 mln. kasbudget naar deze jaren geschoven. Daarnaast is er door lagere kosten van EBN voor het vullen van de gasopslag sprake van een meevaller van 166,6 miljoen euro.

Niet- belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

GasTerra

Door de verlenging van GasTerra zal twee jaar langer dividend ontvangen worden. Dit zorgt voor een meevaller bij de ontvangsten van 4 miljoen in 2026 en 2027.

Desalderingen

Desalderingen

Dit betreft diverse posten waar uitgaven en ontvangsten gelijk staan aan elkaar. Bijvoorbeeld de terugbetaalde subsidievoorschotten van de SDE die binnenkomen bij de RVO, deze ontvangsten worden ingezet voor het uitfinancieren van projecten voor Wind op Zee (onderdeel van de SDE). Tot slot zijn er nog enkele desalderingen waar de uitvoeringskosten van de agentschappen met elkaar worden gesaldeerd.

Technisch

Bijstelling raming dividend EBN

EBN keert extra dividend uit doordat de kosten lager zijn dan geraamd voor de vulopdracht van gasopslag Bergermeer. Over vulseizoen 2022-2023 heeft EBN winst gemaakt.

Bijstelling ontvangsten Mijnbouwwet

De ontvangsten Mijnbouwwet zijn door de daling van de gasprijs bijgesteld.

Norg akkoord

Conform de afspraken in het Norg Akkoord betaalt de Staat een vergoeding aan NAM en EBN. De geraamde ontvangsten voor het Norg akkoord worden bijgesteld als gevolg van de ontwikkeling van de gasprijs die lager zijn dan ten tijde van de bijgestelde raming in 2022, waardoor deze daalt in 2023, 2024 en 2025.

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

Op basis van het gebruik van de subsidieregeling Tegemoetkoming energiekosten mkb (TEK) in de afgelopen maanden wordt de raming van de TEK neerwaarts bijgesteld. De verwachting is dat in totaal € 230 mln voor de TEK benodigd zal zijn, waarvoor € 330 mln in 2023 zal worden bevoorschot.

Overig technisch

De grootste mutatie in deze post is Dividend EBN. Vanwege de gunstige ontwikkelingen in de gasmarkt heeft EBN winst gemaakt op de vulopdracht. Dit komt via extra dividend naar de EZK-begroting, waarbij de budgettaire verwerking technisch is.

Niet plafondrelevant

Veilingopbrengsten

De ontvangsten van de radio frequentieveiling, die in de zomer van 2023 is gehouden, levert middelen op ten behoeve van het generale beeld. In totaal gaat het om 153 miljoen euro Vanwege een betalingsregeling met enkele partijen wordt een deel van deze ontvangsten in 2024 geïnd. Daarnaast zijn opbrengsten van de ambtshalve veilingen in deze post verwerkt, van bijna 16 miljoen euro.

Bijstelling ETS

Op basis van de jaarlijkse actualisatie van de ETS-prijzen wordt de raming van de ETS-ontvangsten bijgesteld. Dit jaar inclusief ETS2. Dit is een nieuw systeem voor ETS dat zorgt voor een stijging van de opbrengsten vanaf 2027.

Lening EBN Bergermeer

Van de oorspronkelijke lening is uiteindelijk 1 miljard euro betaald, welke ook reeds in 2022 terugontvangen is. Hierdoor komt de ontvangst van 2,3 miljard euro in 2023 te vervallen.

Overig

Dit betreft correcties voor foutieve boekingen.

L NATIONAAL GROEIFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

1.026

2.297

2.318

2.489

2.445

2.147

       

Desalderingen

‒ 1.016

‒ 725

‒ 847

‒ 697

‒ 365

1.106

Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen

‒ 118

65

40

7

‒ 4

‒ 1

Kasschuiven Onverdeeld middelen

‒ 898

‒ 544

‒ 797

‒ 600

‒ 300

1.138

Dekking PEGA

  

‒ 5

‒ 41

‒ 39

‒ 31

Overheveling definitieve toekenning

 

‒ 246

‒ 85

‒ 63

‒ 23

 
       

Technisch

 

0

0

0

0

0

Voorwaardelijke toekenningen

 

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

10

1.572

1.471

1.792

2.080

3.253

L NATIONAAL GROEIFONDS: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

1.026

2.297

2.318

2.489

2.445

2.147

       

Desalderingen

‒ 1.016

‒ 725

‒ 847

‒ 697

‒ 365

1.106

Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen

‒ 118

65

40

7

‒ 4

‒ 1

Kasschuiven Onverdeeld middelen

‒ 898

‒ 544

‒ 797

‒ 600

‒ 300

1.138

Dekking PEGA

  

‒ 5

‒ 41

‒ 39

‒ 31

Overheveling definitieve toekenning

 

‒ 246

‒ 85

‒ 63

‒ 23

 
       

Stand Miljoenennota

10

1.572

1.471

1.792

2.080

3.253

Uitgaven

Desalderingen

Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen

Voor de voorwaardelijke toekenningen op de NGF-begroting zijn verschillende kasschuiven verwerkt die nodig zijn om de middelen in het juiste ritme te zetten.

Kasschuiven Onverdeeld middelen

Vanwege een wijziging in de planning van de toekomstige vierde openstellingsronde en aangepaste verwachtingen voor de uitfinanciering van bestaande projecten zijn kasmiddelen op een later moment nodig dan nu geraamd.

Dekking PEGA

Vanuit het NGF worden middelen overgeheveld naar de EZK-begroting voor de dekking van plannen naar aanleiding van de publicatie van de overheidsreactie Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen.

Overheveling definitieve toekenning

De projecten Dutch, Professionalisering van Leraren, Zonnepanelen, Quantum Delta en Maritiem Masterplan hebben een definitieve toekenning gekregen.

Technisch

Voorwaardelijke projecten

Binnen de NGF-begroting zijn er middelen verplaatst van de onverdeeld post naar de post voor voorwaardelijke toekenning voor verschillende projecten. Dit komt door de uitkomst van de derde ronde. Voorwaardelijke toekenningen worden zelfstandig zichtbaar op de begroting. Deze overhevelingen sluiten gezien deze werkwijze altijd op 0.

Ontvangsten

Desalderingen

Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen

Voor de voorwaardelijke toekenningen op de NGF-begroting zijn verschillende kasschuiven verwerkt die nodig zijn om de middelen in het juiste ritme te zetten.

Kasschuiven Onverdeeld middelen

Vanwege een wijziging in de planning van de toekomstige vierde openstellingsronde en aangepaste verwachtingen voor de uitfinanciering van bestaande projecten zijn kasmiddelen op een later moment nodig dan nu geraamd. Met deze kasschuif worden de ramingen bijgesteld.

Dekking PEGA

Vanuit het NGF worden middelen overgeheveld naar de EZK-begroting voor de dekking van plannen naar aanleiding van de publicatie van de overheidsreactie Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen.

Overheveling definitieve toekenning

De projecten Dutch, Professionalisering van Leraren, Zonnepanelen, Quantum Delta en Maritiem Masterplan hebben een definitieve toekenning gekregen.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inclusief Diergezondheidsfonds)

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

3.247

2.551

2.885

2.043

1.687

1.593

       

Besluitvorming

11

125

109

121

142

111

Besluitvorming maatregelen toekomst landbouw

 

42

41

35

36

10

Besluitvorming Uitvoeringskosten medeoverheden 2024

 

31

    

Besluitvorming veenweide

  

5

4

10

10

Klimaatbesluitvorming

 

33

56

77

94

88

Overige besluitvorming

11

20

7

5

2

3

       

Mee- en tegenvallers

6

     

Mee- en tegenvallers

6

     
       

Kasschuiven

‒ 165

70

45

30

12

7

Kasschuif binnen artikel 51

‒ 115

43

22

29

8

13

Kasschuif veenweide

  

5

5

‒ 3

‒ 7

Overige kasschuiven

‒ 50

27

19

‒ 4

7

1

       

Overboekingen met andere begrotingen

12

14

16

11

4

‒ 1

Overboekingen met andere begrotingen

12

14

16

11

4

‒ 1

       

Desalderingen

1

1

1

0

0

0

Desalderingen

1

1

1

0

0

0

       

Technisch

‒ 73

102

2

2

1

1

Grondbank

‒ 100

100

    

Overig technisch

27

2

2

2

1

1

       

Stand Miljoenennota

3.040

2.863

3.058

2.208

1.846

1.711

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

108

75

71

87

90

100

       

Desalderingen

1

1

1

0

0

0

Desalderingen

1

1

1

0

0

0

       

Technisch

38

2

2

2

1

1

Technisch

38

2

2

2

1

1

       

Stand Miljoenennota

147

78

74

89

90

101

Uitgaven

Besluitvorming maatregelen toekomst landbouw

Het kabinet heeft 175 miljoen euro vrijgemaakt voor maatregelen in het kader van de toekomst van de landbouw. Dit betreft 100 miljoen euro voor vestigingssteun van jonge boeren, 50 miljoen euro voor het vergroten van de afzetmarkt biologisch, 15 miljoen euro voor het aanvalsplan landschapselementen en 10 miljoen euro voor bedrijfsgerichte doelsturing.

Besluitvorming Uitvoeringskosten medeoverheden 2024

Voor het opzetten en uitvoeren van de gebiedsprogramma's door de medeoverheden wordt 31 miljoen euro uit de voor het Transitiefonds gereserveerde middelen overgeboekt naar de begroting van LNV. Dit betreft een eenmalige overboeking voor het jaar 2024, omdat het Transitiefonds nog niet in werking is.

Besluitvorming veenweide

Deze middelen (totaal 49,5 miljoen euro t/m 2030) zijn afkomstig uit de Klimaatakkoord-envelop en zijn overgeheveld naar de LNV-begroting. De middelen worden onder andere ingezet voor de Samenwerkingsmaatregel Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van LNV. In totaal is dit 500 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor de Energie-efficiënte glastuinbouwregeling (EG) en voor distributienetten glastuinbouw. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overige besluitvorming

Deze post bestaat uit diverse mutaties, waaronder bijvoorbeeld de inhuur van fte om de benodigde informatie ten behoeve van de Europese beoordeling van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) te realiseren (1 miljoen euro). Daarnaast bevat deze post de uitvoeringskosten Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) (14 miljoen euro), dit betreft uitvoeringskosten van het RVB voor de Nationale Grondbank.

Mee- en tegenvallers

Deze tegenvaller betreft een bijdrage van 6 miljoen euro ter dekking van hogere exploitatiekosten voor de high containment unit-faciliteit. De high containment unit-faciliteit is een faciliteit van de Universiteit van Wageningen waarin ziekteverwekkers zeer veilig worden opgeslagen. De hogere kosten zijn het gevolg van gestegen energie- en materiaalkosten.

Kasschuif binnen artikel 51

Het betreft hier een technische kasschuif. Na de invulling van de rijksbrede dekkingsopgave in het voorjaar van 2023 klopte het kasritme op artikel 51 niet meer. Met deze kasschuif wordt dit gecorrigeerd.

Kasschuif veenweide

Met deze kasschuif zijn de middelen uit de Klimaatakkoord envelop bestemd voor de aanpak veenweide in het kasritme gezet waarin de uitgaven begroot zijn.

Overige kasschuiven

Dit betreft een verzamelmutatie van enkele kasschuiven. Met deze schuiven wordt het kasritme aangepast voor onder andere middelen van de structurele aanpak stikstof van het vorige kabinet. Ook is er een kasschuif ten behoeve van de uitvoering van de opdracht Kwaliteitsverhoging Riviernatuur als onderdeel van het Programma Natuur (20 miljoen euro van 2023 naar 2024 en 2025) Daarnaast betreft dit onder andere een kasschuif ten behoeve van emissiearm veevoer en een kasschuif ten behoeve van gewasbescherming van 2 miljoen euro van 2023 naar 2025.

Overboekingen met andere begrotingen

LNV heeft per saldo 56 miljoen euro overgeboekt gekregen van andere begrotingen in de periode t/m 2028. Dit betreft onder andere een overboeking van EZK naar de LNV-begroting voor de inpassing van Wind op Zee voor zowel natuur als visserij (19,5 miljoen euro in de periode t/m 2028) en een overboeking van EZK naar LNV voor het Programma Noordzee, waarvoor middelen beschikbaar komen voor het versterken van de draagkracht van het natuurlijke kapitaal van de Noordzee (20 miljoen euro in de periode t/m 2027).

Desalderingen

Deze post betreft desalderingen, waaronder een desaldering ten behoeve van de subsidieregeling Energie-efficiënte glastuinbouw (EG). Omdat ook in toekomstige jaren sprake is van relatief grote openstellingen van de regeling, wordt de ontvangstenraming verhoogd en aan de EG-subsidie uitgaven toegevoegd.

Grondbank

Deze middelen zijn bedoeld voor de aankoop van gronden, als onderdeel van de Transitie Landelijk Gebied. Met deze mutatie wordt 100 miljoen euro overgeheveld naar 2024, omdat de verwachting is dat dit bedrag in 2023 niet meer wordt uitgegeven.

Overig technisch

Dit betreft een verzamelmutatie en bevat onder andere technische correcties, prijs- en loonbijstelling en overige technische mutaties.

Ontvangsten

Desalderingen

Deze post betreft de tegenboeking van de eerdergenoemde desalderingen, waaronder een desaldering ten behoeve van subsidieregeling Energie-efficiënte glastuinbouw.

Technisch

Dit betreft een verzamelmutatie, deze bestaat onder andere uit een overschot van de ontvangsten van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) (14,9 miljoen euro), vertraagde derogatie-ontvangsten (5 miljoen euro) en een bijstelling van de ontvangsten visserij (17,5 miljoen euro).

F DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

44

33

33

33

33

33

       

Niet-plafondrelevant

 

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Niet-plafondrelevant

 

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

       

Stand Miljoenennota

44

31

31

31

31

31

F DIERGEZONDHEIDSFONDS: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

71

33

33

33

33

33

       

Niet-plafondrelevant

1

‒ 1

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Niet-plafondrelevant

1

‒ 1

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

       

Stand Miljoenennota

72

32

31

31

31

31

Uitgaven

Niet plafondrelevant

Deze post is een verzamelpost en bevat onder andere een verlaging van de geraamde subsidies voor bewaking, verhoging van geraamde opdrachten en technische correcties.

Ontvangsten

Niet plafondrelevant

Deze post is een verzamelpost en bevat onder meer bijstellingen van de ontvangsten van de sector.

Sociale Zekerheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota 2023

47.205

49.677

49.651

50.797

51.547

52.258

       

Besluitvorming

‒ 66

1.310

1.301

1.312

1.331

1.217

Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget

82

1.075

1.124

1.110

1.079

1.047

Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen

0

26

38

38

38

38

Koopkrachtpakket: Caribisch Nederland

0

21

16

17

18

18

Koopkrachtpakket: Verlenging tijdelijk Noodfonds Energie

0

60

0

0

0

0

Arbeidsmarktpakket: lastenverlichting bedrijfsleven

0

0

‒ 221

‒ 233

‒ 252

‒ 241

Compensatie alleenverdienersproblematiek

0

0

0

38

20

17

Vrijval scholingssubsidie STAP en inzet voor scholingssubsidie SLIM

‒ 147

25

25

16

8

0

Beschut werk en infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

0

87

25

27

28

30

Herijking kinderopvangtoeslag

0

‒ 49

51

65

158

80

Verlenging IOW

0

0

0

‒ 12

‒ 31

‒ 25

Overige besluitvorming

0

64

242

247

264

253

       

Mee- en tegenvallers

‒ 298

101

2

‒ 61

‒ 24

‒ 56

Wajong

‒ 36

‒ 33

‒ 41

‒ 51

‒ 64

‒ 73

Kinderopvangtoeslag

‒ 101

‒ 7

‒ 59

‒ 72

‒ 1

‒ 30

Algemene Kinderbijslagwet

13

24

24

24

24

24

Kindgebonden budget

‒ 228

70

29

‒ 9

‒ 18

‒ 25

Macrobudget participatiewet

15

28

25

22

19

17

Overige mee- en tegenvallers

39

19

24

25

17

31

       

Kasschuiven

‒ 133

100

2

4

26

0

Kasschuif energietoeslag studenten

‒ 63

63

0

0

0

0

Kasschuif MDIEU

‒ 26

0

0

0

26

0

Overige kasschuiven

‒ 44

37

2

4

0

0

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 45

‒ 167

‒ 43

‒ 16

‒ 14

8

       

Technisch

2.064

1.926

2.057

2.165

2.231

2.317

Macrobudget Participatiewet

‒ 49

‒ 113

‒ 28

‒ 3

1

43

Toevoeging nominale ontwikkeling 2023

2.111

2.033

2.078

2.161

2.223

2.267

Corona

‒ 5

0

0

0

0

0

Overige technisch

7

7

7

7

7

7

       

Niet-plafondrelevant

‒ 5

5.075

5.421

5.859

6.314

5.968

Rijksbijdragen

‒ 5

5.075

5.421

5.859

6.314

5.968

       

Stand Miljoenennota 2024

48.723

58.022

58.391

60.060

61.411

61.711

Uitgaven

Besluitvorming

Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is besloten het kindgebonden budget structureel te verhogen. Hiermee wordt de koopkracht in 2024 bevorderd en neemt de (kinder)armoede komend jaar niet toe. Het bedrag voor het eerste kind gaat met 750 euro per jaar omhoog. Voor het tweede kind en verder wordt het bedrag met 883 euro verhoogd. Ook de opslag voor 12-15 jarigen en 16-17 jarigen wordt met 400 euro per jaar verhoogd. De alleenstaande ouderkop wordt met 619 euro verlaagd. Tot slot wordt het afbouwpunt voor paren verlaagd met 11.111 euro, waardoor paren met kinderen eerder hun recht op het maximale kindgebonden budget verliezen naarmate het inkomen stijgt.

Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen

Om de koopkracht van uitkeringsgerechtigden te verbeteren wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand, Anw, Toeslagenwet en AIO in 2024 bevroren. Hierdoor wordt de uitkeringshoogte in 2024 net als per juli 2023 vastgesteld op basis van 1,575 keer de AHK. Dit leidt vanaf 2024 tot een hogere uitkering in de genoemde regelingen dan voorzien was in het coalitieakkoord, totdat de dubbele algemene heffingskorting volledig is afgebouwd in 2036. In 2024 en 2025 stond een versnelling van de afbouw gepland; deze gaat niet door. Vanaf 2025 wordt de dubbele AHK afgebouwd conform het in de wet vastgelegde afbouwpad van 2,5%-punt per half jaar. Zie hiervoor ook de Verticale toelichting van hoofdstuk 83 uitgaven.

Koopkrachtpakket: Caribisch Nederland

Het kabinet stelt middelen beschikbaar om in Caribisch Nederland de koopkracht te verbeteren en de armoede te verminderen. Zo wordt een aantal structurele maatregelen genomen, waaronder het verhogen van het WML, de onderstand, de AOV en de kinderbijslag. Ook worden er in 2024 verschillende incidentele maatregelen genomen, waaronder een eenmalige energietoelage.

Koopkrachtpakket: Verlenging tijdelijk Noodfonds Energie

Het kabinet heeft middelen gereserveerd om opnieuw een bijdrage te kunnen doen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie, zodat er de komende winter weer een vangnet is voor mensen die hun energierekening niet meer kunnen betalen. Mensen met een laag inkomen en een hoge energierekening kunnen dan weer een beroep doen op het fonds. Er wordt in 2024 60 miljoen euro gereserveerd. Momenteel wordt de uitvoering van het fonds gereed gemaakt.

Arbeidsmarktpakket: Lastenverlichting bedrijfsleven

In het kader van het arbeidsmarktpakket is besloten om een deel van de CA-reservering voor loondoorbetaling bij ziekte in te zetten voor lastenverlichting voor bedrijven. Deze CA-reservering staat op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. De middelen voor de lastenverlichting worden via de SZW-begroting overgeheveld van de uitgavenkant naar de inkomstenkant van de Rijksbegroting. De middelen worden onder andere ingezet voor de uitzondering op de hoge WW-premie voor voltijdscontracten. Daarnaast wordt het budget verhoogd van investeringsregelingen voor ondernemers, dit is gericht op innovatie-ontwikkeltrajecten (WBSO), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA).

Compensatie alleenverdienersproblematiek

Via gemeenten wordt in 2024-2027 een tijdelijke regeling ingericht ter compensatie van alleenverdienende huishoudens die een lager besteedbaar inkomen hebben dan een paar in de bijstand door samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. Tot de tijdelijke regeling er is voeren gemeenten een noodoplossing uit. Voor de noodoplossing en de tijdelijke regeling is budget vrijgemaakt. Ondertussen werkt het kabinet aan een structurele oplossing via de fiscaliteit, met als beoogd invoeringsjaar 2028. De kosten van de regeling en de noodoplossing vallen in 2026-2029, omdat gemeenten de gemaakte kosten achteraf vergoed krijgen.

Vrijval scholingssubsidie STAP en inzet voor scholingssubsidie SLIM

De scholingssubsidie STAP, die per 2024 wordt stopgezet, is in 2023 conform motie Van der Lee gerichter vormgegeven. Hierdoor valt in 2023 een bedrag vrij van 147 miljoen euro. Van dit bedrag wordt 73,7 miljoen euro aangewend om het budget voor de scholingssubsidie SLIM incidenteel te verhogen van 2024 tot en met 2027.

Beschut werk en infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar om beschut werk te stimuleren, zodat o.a. de huidige achterstanden op de doelstelling worden ingelopen. De extra middelen worden beschikbaar gesteld aan gemeenten om dit te realiseren (23 miljoen euro in 2024, oplopend naar bijna 65 miljoen euro structureel). Daarnaast wordt er voor 2024 een bedrag van 63,9 miljoen euro op de begroting van SZW gereserveerd voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven bij gemeenten.

Herijking kinderopvangtoeslag

De budgettaire gevolgen van het uitstel van het nieuwe KO-stelsel zijn geactualiseerd en tevens uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Per saldo leidt de herijking cumulatief tot circa 69 miljoen euro lagere uitgaven. Onderhavige boeking bevat de mutatie op de uitgaven. Zie ook de gelijknamige post bij de verticale toelichting Hoofdstuk 15 ontvangsten.

Verlenging IOW

Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket is het kabinet voornemens om de IOW (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen) te verlengen met vier jaar. Bij de Voorjaarsnota is het effect op de IOW-uitkeringslasten verwerkt. Aanvullend wordt nu de doorwerking op andere uitgaven verwerkt. Het gaat hierbij om lagere uitkeringslasten IOAW, hogere uitgaven aan de Toeslagenwet (TW) en uitvoeringskosten UWV.

Overige besluitvorming

Hieronder vallen onder andere overboekingen met de Aanvullende Post, zoals middelen die zijn overgeheveld voor de verbreding van de banenafspraak en voor de lastenverlichting van bedrijven. Daarnaast valt hieronder het aanpassen van het toeslagpartnerschap voor samengestelde gezinnen vanaf 2025 in de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

Mee- en tegenvallers

Wajong

De uitgaven aan de Wajong vallen lager uit, voornamelijk door een bijstelling van de uitstroom in de Wajong. De komende jaren gaan naar verwachting meer mensen met pensioen dan eerder verwacht.

Kinderopvangtoeslag

De raming van de Kinderopvangtoeslag is bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie van de Dienst Toeslagen en op basis van de nieuwe CPB-prognose (cMEV 2024). Er gaan meer kinderen naar de opvang dan eerder werd verwacht. Daarentegen loopt de werkloosheid sterker op dan waar eerder rekening mee was gehouden. Per saldo is het aantal kinderen meerjarig naar boven bijgesteld; dit werkt door in hogere uitgaven. Het gemiddelde vergoedingspercentage is naar beneden bijgesteld vanwege het gemiddeld hogere huishoudinkomen van ouders. Het lagere vergoedingspercentage werkt tot en met 2026 door in lagere uitgaven Kinderopvangtoeslag (vanaf 2027 wordt de kinderopvangtoeslag inkomensonafhankelijk). Tot slot is de uitgavenraming gecorrigeerd omdat de kosten voor de verhoging van de maximum uurprijs per abuis dubbel waren meegenomen. Per saldo resulteert een meerjarige meevaller.

Algemene Kinderbijslagwet

De kinderbijslag wordt twee keer in het jaar geïndexeerd op basis van de loon- en prijsontwikkeling. Vooraf wordt een inschatting gedaan van deze ontwikkeling. De werkelijke indexatie van de kinderbijslag is zowel per 1 januari als 1 juli 2023 hoger uitgevallen dan verwacht. Deze mutatie betreft het verschil tussen de verwachting en de realisatie.

Kindgebonden budget

De uitgaven aan het kindgebonden budget worden in de meeste jaren naar beneden bijgesteld doordat huishoudens een hoger inkomen hebben dan eerder verwacht. Verder zijn de huishoudinkomens in 2023 bij de bevoorschotting naar verwachting te hoog ingeschat. Dit resulteert in lagere voorschotten voor 2023 en hogere nabetalingen in 2024 en 2025.

Macrobudget participatiewet

De definitieve huisvestingstaakstelling voor statushouders is in 2023 hoger uitgevallen dan bij de Voorjaarsnota werd verwacht. Een deel van de statushouders die wordt gehuisvest in een gemeente ontvangt een bijstandsuitkering. Daarom leidt een hogere huisvestingstaakstelling tot hogere uitgaven.

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om bijstellingen van de Toeslagenwet en de Inkomensvoorziening voor oudere Werklozen (IOW).

Kasschuiven

Kasschuif energietoeslag studenten

Als tegemoetkoming voor de hogere energierekening wordt een eenmalig bedrag van 400 euro uitgekeerd aan studenten met een aanvullende beurs of studenten in de leenfase die recht op een aanvullende beurs hebben gehad. DUO zal naar verwachting de tegemoetkoming begin 2024 uitkeren. Een deel van de dekking (63 miljoen euro) staat in 2023 op de begroting van SZW, dus wordt geschoven naar 2024.

Kasschuif MDIEU

Deze kasschuif heeft betrekking op de subsidieregeling Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU). Met deze schuif wordt het budget dat vooralsnog onbenut is, overgeheveld naar 2027 zodat in dat jaar voldoende budget beschikbaar is. Zo blijft het budget meerjarig in stand.

Overige kasschuiven

Hieronder vallen diverse kleinere kasschuiven, waaronder een kasschuif van 10 miljoen euro om het budget van de SLIM-regeling in het juiste kasritme te zetten.

Overboekingen met andere begrotingen

Hieronder vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Onder deze post valt onder meer een overboeking van de SZW-begroting naar de OCW-begroting voor de voortzetting van het programma schoolmaaltijden in 2023 (52,5 miljoen euro in 2024), overboekingen naar het Gemeentefonds voor vroegsignalering en bijzondere bijstand (50 miljoen euro in 2024) en voor de rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening (ca. 20 miljoen euro per jaar in 2023-2028). De reservering voor de overboeking voor de rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening is reeds in de eerste suppletoire begroting van SZW opgenomen.

Technisch

Macrobudget Participatiewet

Op basis van uitvoeringsinformatie van gemeenten en de recente economische raming van het CPB is het macrobudget bijgesteld. Op basis van de realisaties wordt het macrobudget opwaarts bijgesteld met 5 miljoen euro in 2024 en loopt op tot 12 miljoen euro in 2028. De nieuwe raming van de werkloze beroepsbevolking zorgt in 2024 voor een neerwaartse bijstelling van 119 miljoen euro, in latere jaren is de neerwaartse bijstelling minder groot en in 2028 gaat het om een opwaartse bijstelling van 31 miljoen euro. Voor deze mutatie wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd.

Toevoeging nominale ontwikkeling 2023

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2023.

Corona

Per saldo worden de corona uitgaven naar beneden bijgesteld. Enerzijds vallen de nabetalingen aan werkgevers in het kader van de NOW lager uit, anderzijds valt de nabetaling voor uitvoeringskosten van NOW-6 hoger uit.

Overige technisch

Deze post bestaat voornamelijk uit enkele desalderingen (gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten) bij het budget voor de Rijksschoonmaakorganisatie.

Niet-plafondrelevant

Rijksbijdragen

Deze post bestaat uit verschillende mutaties van rijksbijdragen aan sociale fondsen. Meerjarig vallen vooral de verwachte Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) AOW en de verwachte rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds hoger uit.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota 2023

3.128

2.181

2.116

2.049

1.968

1.925

       

Besluitvorming

0

15

93

186

222

170

Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget

0

15

56

75

84

86

Herijking kinderopvangtoeslag

0

0

37

111

138

84

       

Mee- en tegenvallers

111

41

38

36

32

31

Kindgebonden budget

19

32

27

28

28

27

Wajong

42

0

0

0

0

0

Overige mee- en tegenvallers

50

9

12

8

4

4

       

Technisch

51

7

7

7

7

‒ 5

Overige technisch

7

7

7

7

7

‒ 5

Corona

44

0

0

0

0

0

       

Niet-plafondrelevant

85

98

100

101

107

113

Werkgeversbijdrage kinderopvang

85

98

100

101

107

113

       

Stand Miljoenennota 2024

3.375

2.342

2.354

2.380

2.336

2.235

Ontvangsten

Besluitvorming

Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is besloten het kindgebonden budget structureel te verhogen. Hiermee wordt de koopkracht in 2024 bevorderd en neemt de (kinder)armoede komend jaar niet toe. De ontvangsten nemen meerjarig toe als gevolg van de structureel hogere WKB-uitgaven.

Herijking kinderopvangtoeslag

De budgettaire gevolgen van het uitstel van het nieuwe KO-stelsel zijn geactualiseerd en tevens uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Per saldo leidt de herijking cumulatief tot circa 69 miljoen euro lagere uitgaven. Onderhavige boeking bevat de mutatie op de ontvangsten. Zie ook de gelijknamige post bij de verticale toelichting Hoofdstuk 15 uitgaven.

Mee- en tegenvallers

Kindgebonden budget

De ontvangsten zijn meerjarig naar boven bijgesteld als gevolg van de hogere uitgaven aan kindgebonden budget in verband met voornamelijk de indexatie.

Wajong

Dit betreft de afrekening over het Wajong budget naar aanleiding van de jaarrekening UWV. Dit is het verschil tussen de bevoorschotting aan UWV in 2022 en de uiteindelijke realisatie over 2022.

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om een lichte opwaartse bijstelling van de ontvangsten kinderopvangtoeslag en terugontvangsten over 2022.

Technisch

Overige technisch

Deze post bestaat voornamelijk uit enkele desalderingen (gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten) bij het budget voor de Rijksschoonmaakorganisatie.

Corona

Deze post wordt bijgesteld omdat op basis van het jaarverslag van UWV blijkt dat er minder uitvoeringskosten waren voor de NOW-1 t/m ‒ 5.

Niet-plafondrelevant

Werkgeversbijdrage kinderopvang

De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De totale loonsom is naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage.

SOCIALE VERZEKERINGEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota 2023

71.569

77.177

81.872

87.451

92.625

97.001

       

Besluitvorming

0

8

9

10

9

8

Overige besluitvorming

0

8

9

10

9

8

       

Mee- en tegenvallers

‒ 7

10

9

2

‒ 12

‒ 39

WAO

‒ 17

‒ 26

‒ 27

‒ 25

‒ 23

‒ 26

WIA

‒ 17

18

30

29

20

‒ 14

Uitvoeringskosten UWV

‒ 16

‒ 27

‒ 21

‒ 21

‒ 23

‒ 10

Overige mee- en tegenvallers

42

45

27

19

14

11

       

Technisch

‒ 56

677

932

1.017

1.071

1.311

Werkloosheidswet

‒ 19

0

99

169

191

328

Kasschuiven

‒ 1

0

1

0

0

0

Ziektewet

‒ 37

‒ 75

‒ 87

‒ 87

‒ 87

‒ 87

Overboekingen met andere begrotingen

1

1

1

1

1

‒ 1

Nominale ontwikkeling

0

752

918

934

966

1.072

       

Stand Miljoenennota 2024

71.506

77.872

82.821

88.480

93.692

98.281

Uitgaven

Besluitvorming

Overige besluitvorming

Onder deze post vallen verschillende uitgavenmutaties. De grootste mutatie onder deze post is het effect van het bevriezen van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting op de hoogte van de uitkering van de Algemene nabestaandenwet (7,4 miljoen euro. in 2028). Zie hiervoor ook de verticale toelichting Hoofdstuk 15 uitgaven.

Mee- en tegenvallers

WAO (Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen)

De WAO-uitgaven worden op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV neerwaarts bijgesteld. Het aantal uitkeringsjaren komt lager uit dan eerder geraamd.

WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Door een hoger aantal voorschotten dan eerder verwacht treedt een verschuiving op tussen de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WGA (gedeeltelijk arbeidsongeschikt) en de IVA (volledig arbeidsongeschikt). Dit leidt tot minder uitkeringsjaren in de WGA en meer uitkeringsjaren in de IVA. Omdat de uitkeringshoogte in de IVA hoger is leidt deze verschuiving per saldo tot hogere WIA-uitgaven.

Uitvoeringskosten UWV

De uitgaven aan het UWV voor de uitvoering van de sociale zekerheid worden naar beneden bijgesteld. Er is minder budget nodig voor continueringen van arbeidsongeschiktheidsuitkering WGA, omdat deze uitgaven bij de Voorjaarsnota per abuis inclusief de uitvoeringskosten voor eigenrisicodragers zijn geraamd en door volumewijzigingen.

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder meer om bijstellingen van de Ziektewet, Compensatie Transitievergoeding na twee jaar ziekte, en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

Technisch

Werkloosheidswet

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV zijn de WW-uitgaven naar beneden bijgesteld vanwege een lager dan verwachte instroom in de WW in 2023. De WW-uitkeringshoogte is daarentegen hoger uitgevallen dan verwacht. Ook zijn de WW-uitgaven voor de komende jaren opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 op basis van de recente economische raming van het CPB. Ten opzichte van de vorige raming wordt naar de toekomst toe een hogere werkloosheid verwacht. Dit leidt tot per saldo hogere uitgaven in latere jaren. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt voor deze mutatie aangepast.

Kasschuiven

Door vertraging bij de inrichting van Stroomlijning Keten Derdenbeslag in het programma Keten voor Derdenbeslag vindt er een kasschuif plaats.

Ziektewet

Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV zijn de uitgaven aan de Ziektewet naar beneden bijgesteld. Per saldo nemen de uitgaven af omdat twee grote uitzendbureaus per 2023 eigenrisicodrager werden. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt hiervoor naar beneden bijgesteld.

Overboekingen met andere begrotingen

Hieronder vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Onder deze post valt onder meer een overboeking voor uitvoeringkosten van het UWV van H15 naar H40.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023.

SOCIALE VERZEKERINGEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota 2023

197

223

252

282

305

328

       

Besluitvorming

0

0

0

0

0

0

       

Mee- en tegenvallers

0

0

0

0

0

0

       

Technisch

‒ 17

‒ 9

‒ 8

‒ 7

2

1

Werkloosheidswet

‒ 17

‒ 9

‒ 8

‒ 8

0

0

Nominale ontwikkeling

0

1

0

0

2

1

       

Stand Miljoenennota 2024

180

215

244

275

306

328

Ontvangsten

Technisch

Werkloosheidswet

Dit betreft ontvangsten in het kader van de WW. Door de lage werkloosheid en de lage instroom in de WW wordt deze raming naar beneden bijgesteld. Naar verwachting worden er minder WW-lasten verhaald op eigenrisicodragers.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling van de ontvangsten is licht opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023.

KOPPELING UITKERINGEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota 2023

2.111

3.455

4.671

5.898

7.047

8.157

       

Besluitvorming

0

98

182

201

204

206

Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen

0

98

182

201

204

206

       

Technisch

‒ 2.111

‒ 1.707

‒ 1.908

‒ 1.860

‒ 1.801

‒ 1.746

Overboeking nominale ontwikkeling 2023

‒ 2.111

‒ 2.033

‒ 2.078

‒ 2.161

‒ 2.223

‒ 2.267

Nominale ontwikkeling

0

325

170

301

422

521

       

Stand Miljoenennota 2024

0

1.846

2.945

4.239

5.450

6.618

Uitgaven

Besluitvorming

Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen

Om de koopkracht van uitkeringsgerechtigden te verbeteren wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand, Anw, Toeslagenwet en AIO in 2024 bevroren. Hierdoor wordt de uitkeringshoogte in 2024 net als per juli 2023 vastgesteld op basis van 1,575 keer de AHK. Dit leidt vanaf 2024 tot een hogere uitkering in de genoemde regelingen dan voorzien was in het coalitieakkoord, totdat de dubbele algemene heffingskorting volledig is afgebouwd in 2036. In 2024 en 2025 stond een versnelling van de afbouw gepland; deze gaat niet door. Vanaf 2025 wordt de dubbele AHK afgebouwd conform het in de wet vastgelegde afbouwpad van 2,5%-punt per half jaar. Zie hiervoor ook de verticale toelichting op hoofdstuk 15 uitgaven.

Technisch

Overboeking nominale ontwikkeling 2023

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Dit betreft de overboeking van begrotingshoofdstuk 83 naar begrotingshoofdstuk 15. Met deze mutaties worden de regelingen op de SZW-begroting overgezet naar prijspeil 2023.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van de nominale ontwikkeling ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023.

Zorg

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

47.828

33.442

33.651

36.948

38.841

40.353

       

Besluitvorming

20

201

284

227

141

15

Kapitaalverschaffing Pallas

16

265

365

351

305

180

Vaccinaties apenpokken en vogelgriep

7

1

0

0

0

0

Extensivering loon- en prijsbijstelling

0

‒ 17

‒ 18

‒ 18

‒ 18

‒ 18

Overheveling coalitieakkoordmiddelen

0

93

77

53

13

13

Bestendigen PrEP-zorg

 

0

1

1

1

1

Coronagerelateerde Woo-verzoeken

 

11

15

0

0

0

Dekking Pallas

 

‒ 168

‒ 168

‒ 168

‒ 168

‒ 168

Implementatiekosten richtlijnen NIS2 & CER

 

5

8

8

8

8

Overige besluitvorming

‒ 3

10

3

0

0

0

       

Mee- en tegenvallers

‒ 133

52

32

32

32

32

Subsidies SOV & OVV

4

28

28

28

28

28

Versterking basiszorg

‒ 17

0

0

0

0

0

Lagere uitgaven beleidsprogramma's

‒ 47

0

0

0

0

0

Pneumokokkenvaccins voor kinderen

 

3

3

3

3

3

Overige mee- en tegenvallers

‒ 72

22

2

1

1

2

       

Kasschuiven

‒ 30

9

‒ 1

‒ 1

22

1

IZA-transformatiemiddelen

‒ 4

‒ 9

‒ 4

‒ 2

19

0

Groninger Zorgakkoord

‒ 10

10

0

0

0

0

Overige kasschuiven

‒ 16

8

3

1

3

1

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 24

81

23

37

28

22

Pandemic preparedness audits

‒ 23

‒ 23

‒ 23

‒ 10

‒ 16

‒ 16

DUTCH

 

47

1

   

Ijklijn domeinoverstijgend samenwerken Wlz

 

27

0

0

0

0

Ijklijn groeiruimte Zvw voor Pallas

 

32

32

32

32

32

KIK-V

 

0

4

4

4

4

Schoolmaaltijden

 

‒ 10

    

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 1

8

8

11

7

2

       

Desalderingen

1

     

Desalderingen

1

     
       

Technisch

555

1.482

871

‒ 216

‒ 457

‒ 723

Macromutaties

668

1.385

813

‒ 263

‒ 457

‒ 713

Corona

‒ 113

97

58

47

0

‒ 9

       

Stand Miljoenennota

48.216

35.268

34.859

37.026

38.605

39.700

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

209

183

172

181

181

179

       

Mee- en tegenvallers

48

0

‒ 2

‒ 2

‒ 2

0

Overlooppost ZonMw

46

0

0

0

0

 

Overige mee- en tegenvallers

2

0

‒ 2

‒ 2

‒ 2

0

       

Desalderingen

1

     

Desalderingen

1

     
       

Stand Miljoenennota

260

183

170

178

179

169

Uitgaven

Besluitvorming

Kapitaalverschaffing Pallas

Voor de publieke investering in Pallas is 1,68 miljard euro vrijgemaakt. Hiervoor is eerder 1,36 miljard euro dekking gevonden door de pakketmaatregel vitamine D. De resterende dekking is gevonden in de groeiruimte Zvw. De middelen zijn in het benodigde kasritme toegevoegd aan artikel 2 (Curatieve Zorg) en artikel 10 (Apparaat Kerndepartement).

Vaccinaties apenpokken en vogelgriep

De vaccinatiecampagne rondom apenpokken is in 2023 eenmalig verlengd. De uitgaven hiervoor bedragen 6,8 miljoen euro, waarvan 2 miljoen bedoeld om de vaccinvoorraad aan te vullen en 4,8 miljoen euro bedoeld voor uitvoering van de campagne. Daarnaast zijn er extra uitgaven verwerkt voor de aankoop van vogelgriepvaccins, te weten 0,8 miljoen euro in 2024.

Extensivering loon- en prijsbijstelling

Er wordt structureel 17, 8 miljoen euro aan loon- en prijsbijstelling ingezet ter dekking van de overige besluitvormingsmutaties.

Overhevelingen coalitieakkoordmiddelen

Er worden diverse middelen uit het coalitieakkoord overgeheveld van de Aanvullende post naar de VWS-begroting. Onder andere voor het Investeringsakkoord Opleiden Wijkverpleging (IOW) (50 miljoen euro in 2024 en 2025, en 30 miljoen euro in 2026) en voor het programmabureau eOverdracht (26,5 miljoen euro over 2024 t/m 2026).

Bestendigen PrEP-zorg

Vanaf 2024 is er extra geld beschikbaar voor de regeling specifieke uitkering PrEP (structureel 1 miljoen euro). Hiermee is een uitbreiding mogelijk van de doelgroep die gebruik maakt van PrEP-zorg.

Coronagerelateerde Woo-verzoeken

Er wordt in totaal 26,6 miljoen euro vrijgemaakt in 2024 en 2025 voor de extra inzet van juristen en ondersteuning voor de afhandeling van de Woo-verzoeken over corona.

Dekking Pallas

Voor de publieke investering in Pallas is 1,68 miljard euro benodigd. Hiervoor is eerder 1,36 miljard euro dekking gevonden door de pakketmaatregel vitamine D en gereserveerd op nominaal en onverdeeld. Er was nog een openstaand dekkingsvraagstuk van 320 miljoen euro. Deze dekking is gevonden in de niet uitgedeelde groeiruimte Zvw, tranche 2024. Net als de middelen vanuit de vitamine D maatregel worden de middelen uit de groeiruimte voor 10 jaar aangewend ter dekking van Pallas. Daarna vloeit deze ruimte terug naar de staatskas.

Implementatiekosten richtlijnen NIS2 & CER

Dit betreft implementatiekosten voor naleving in de zorg van de Critical Entities Resilience (CER) en de Network and Information Security (NIS2) richtlijnen (structureel 8 miljoen euro). Beide richtlijnen zijn gericht op een verbetering van de fysieke, digitale en economische weerbaarheid van Europese lidstaten.

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van VWS. In totaal is dit 21,2 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor ontzorgingstrajecten sport. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overige besluitvorming

Er zijn verschillende overige besluitvormingsmutaties, waaronder een extensivering van het CoronaCheck-stelsel (-2,6 miljoen euro in 2023) en de verlenging van het Versnellingsprogramma voor Informatie-uitwisseling tussen Patiënt en Professional Medisch Specialistische Zorg en audiologische centra (VIPP5, 6 miljoen euro in 2024). Ook zijn er herschikkingen van programma naar apparaat op het gebied van duurzaamheid (2,5 miljoen euro over 2023 t/m 2026) en corporate communicatie (0,4 miljoen euro structureel).

Mee- en tegenvallers

Subsidies SOV & OVV

De raming van de subsidieregeling voor medisch noodzakelijke zorg voor onverzekerden (SOV) en de subsidieregeling voor onverzekerbare vreemdelingen (OVV) laat tegenvallers zien (in totaal 27,8 miljoen euro structureel). Dit komt door een toename van het aantal zorgaanbieders die een beroep doet op de regelingen, mede veroorzaakt door een steeds grotere bekendheid van de regeling bij zorgaanbieders i.v.m. de Oekraïense ontheemden.

Versterking basiszorg

De uitvoering van de plannen in het kader van Versterking basiszorg zijn vertraagd, waardoor er 17 miljoen euro vrijvalt in 2023.

Lagere uitgaven beleidsprogramma’s VWS

Er zijn 47,2 miljoen euro lagere uitgaven op beleidsprogramma’s verspreid over de beleidsartikelen van VWS.

Pneumokokkenvaccins voor kinderen

De Gezondheidsraad heeft recent geadviseerd om nieuwe pneumokokkenvaccins bij kinderen in te zetten. Vanaf 2024 is hier een extra 2,5 miljoen euro per jaar voor beschikbaar. De totale kosten voor de aankoop van pneumokokkenvaccins voor kinderen bedragen jaarlijks ca. 14,5 miljoen euro.

Overige mee- en tegenvallers

Er zijn meerdere overige mee- en tegenvallers, waaronder structureel additionele kosten voor het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ, 1,8 miljoen euro), en incidentele meevallers in de directie langdurige zorg (-12,1 miljoen euro in 2023), het Programma Kwaliteitsgelden (-9,3 miljoen euro in 2023) en de vrijval van middelen voor Important Projects of Common European Interest (IPCEI, 11,5 miljoen euro in 2023). Ook is er een tegenvaller op de uitvoerings- en beheerskosten van het PGB2.0 (9,6 miljoen euro in 2024).

Kasschuiven

IZA-transformatiemiddelen

De transformatiemiddelen zijn beschikbaar om de acties zoals afgesproken in het Integraal Zorgakkoord (IZA) te ondersteunen. Met deze kasschuif wordt een deel van de middelen op de VWS-begroting in een actueel kasritme geplaatst.

Groninger Zorgakkoord

In het Groninger Zorgakkoord is afgesproken dat ca. 20 zorggebouwen niet aardbevingsbestendig zijn en herbouwd moeten worden naar ca. 9 aardbevings- én toekomstbestendige zorglocaties. Mede door de gevolgen van de oorlog in Oekraine (prijsstijgingen, materiaal) gaat de herbouwing vanaf 2024 starten, waardoor 10,1 miljoen euro een jaar later tot besteding komt.

Overige kasschuiven

Als gevolg van het later tot besteding komen van middelen zijn er kasschuiven voor diverse middelen op de VWS-begroting naar latere jaren. de Important Project of Common European Interest (IPCEI) budgetten (3,0 miljoen euro van 2023 naar 2027) en middelen voor een subsidie aan de stichting LEGIO in het kader van het Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP OPEN) (2,8 miljoen euro van 2023 naar 2024).

Overboekingen met andere begrotingen

Pandemic preparedness audits

Om de infectiepreventie en -bestrijding in de langdurige zorg te versterken worden audits uitgevoerd om te controleren of instellingen aan de juiste eisen voldoen. Deze audits zullen worden bekostigd vanuit de Wlz premiemiddelen. Daarom worden de middelen overgeboekt naar de premiegefinancierde zorguitgaven.

DUTCH

Voor het Nationaal Groeifonds plan Digital United Training Concepts for Healthcare (DUTCH) is 48 miljoen euro over 2024 en 2025 overgeboekt vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).

Ijklijn domeinoverstijgend samenwerken Wlz

De middelen voor het wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking worden in 2024 weer via een SPUK uitgegeven. Daarom wordt 27 miljoen euro in 2024 overgeheveld van de premiegefinancierde zorguitgaven naar de VWS-begroting.

Ijklijn groeiruimte Zvw voor Pallas

De resterende dekking voor de publieke investering in Pallas is gevonden in de groeiruimte Zvw (32 miljoen euro structureel). Deze wordt overgeheveld naar de VWS-begroting.

KIK-V

Het KIK-V programma wordt bekostigd vanaf de VWS-begroting, maar er resteerde nog een reservering op de premiegefinancierde zorguitgaven (3,9 miljoen euro structureel). Middels deze mutatie wordt alles via de begroting voldaan.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn meerdere overboekingen geweest met andere begrotingen, waaronder de overboeking van middelen voor opleidingscapaciteit voor forensische artsen van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) (structureel 7,8 miljoen euro) en de overboeking van middelen naar het gemeentefonds voor maternale kinkhoestvaccinatie (4,2 miljoen euro structureel).

Desalderingen

Er is een desaldering bij ontvangsten voor detacheringen (0,3 miljoen euro) en voor een wijziging in het budget van Intravacc (0,2 miljoen euro).

Technisch

Corona

In 2023 vallen er generale coronamiddelen vrij op het gebied van applicaties (-4,7 miljoen euro), zorg op de BES-eilanden (-10 miljoen eruo), de subsidieregeling Coronabanen in de zorg (-15 miljoen euro). Bovendien waren er tegenvallers vanwege de afrekening van de callcenters van de stichting Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding (LCCB, 15 miljoen euro) en vanwege lopende juridische geschillen (7,3 miljoen euro in 2023 en 44,6 miljoen euro in 2024. Daarnaast valt er 68 miljoen euro vrij vanwege het vijfde amendement op het contract met BioNTech/Pfizer en is het kasritme van het contract met BioNTech/Pfizer aangepast, waardoor 157 miljoen euro niet in 2023, maar over de jaren 2024 t/m 2026 tot besteding komt. In 2028 vindt er een desaldering plaats van de middelen voor RescEU (-9,4 miljoen euro).

Macromutaties

De ramingen van de Rijksbijdrage 18-, Bijdrage in Kosten Korting (BIKK) Wlz, Rijksbijdrage Wlz en de zorgtoeslag zijn aangepast op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB.

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Overlooppost ZonMw

Bij ZonMw is er een incidentele meevaller van 45,5 miljoen euro, vanwege een positief exploitatieresultaat. Uitgaven die wel zijn begroot, maar niet zijn gerealiseerd vormen de ‘overlooppost’. Deze overlooppost mag maximaal 2/12e deel beslaan van het totale budget dat jaar. Het resultaat daarboven vloeit terug naar VWS.

Overige mee- en tegenvallers

De ontvangsten van het CIBG stijgen naar verwachting met 2,2 miljoen euro in 2023 en er vindt een correctie van de extrapolatie plaats in de jaren 2025 t/m 2027 (2,3 miljoen euro per jaar).

Desalderingen

Er was sprake van een desaldering bij ontvangsten voor detacheringen (0,3 miljoen euro) en voor een wijziging in het budget van Intravacc (0,2 miljoen euro)

Technisch

Corona

In 2028 vindt er een desaldering plaats van de middelen voor RescEU (-9,4 miljoen euro). Dit betreft een correctie op de extrapolatie.

PREMIEGEFINANCIERD BUDGETTAIR KADER ZORG: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

92.398

99.940

105.299

111.746

117.981

124.082

       

Besluitvorming

0

‒ 45

‒ 45

‒ 45

‒ 45

‒ 45

Groeiruimte Wmo (beschermd wonen)

0

‒ 45

‒ 45

‒ 45

‒ 45

‒ 45

       

Mee- en tegenvallers

‒ 912

296

75

75

75

75

Actualisatie Wlz

129

264

264

264

264

264

Actualisatie Zvw

‒ 1.041

‒ 194

‒ 189

‒ 189

‒ 189

‒ 189

Vertraging Wlz

 

225

    
       

Kasschuiven

‒ 223

‒ 15

196

20

3

19

Kasschuif Transformatiemiddelen IZA

‒ 200

 

200

   

Overige kasschuiven

‒ 23

‒ 15

‒ 4

20

3

19

       

Overboekingen met andere begrotingen

22

‒ 41

‒ 25

‒ 36

‒ 21

‒ 16

Overboeking naar VWS ten behoeve van dekking Pallas

 

‒ 32

‒ 32

‒ 32

‒ 32

‒ 32

Overige overboekingen met andere begrotingen

22

‒ 9

7

‒ 4

11

16

       

Technisch

0

830

446

574

760

592

Alternatieve vormgeving ER

  

‒ 52

‒ 52

‒ 52

‒ 52

Loon- en prijsbijstelling n.a.v. cMEV en MEV

 

830

498

626

812

644

       

Stand Miljoenennota

91.286

100.964

105.945

112.334

118.753

124.707

PREMIEGEFINANCIERD BUDGETTAIR KADER ZORG: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

5.495

5.644

5.836

6.134

6.383

6.671

       

Mee- en tegenvallers

44

51

39

73

81

80

Eigen bijdrage Wlz

44

44

44

79

87

87

Eigen risico Zvw

 

7

‒ 5

‒ 6

‒ 5

‒ 7

       

Technisch

  

‒ 52

‒ 52

‒ 52

‒ 52

Alternatieve vormgeving ER

  

‒ 52

‒ 52

‒ 52

‒ 52

       

Stand Miljoenennota

5.539

5.695

5.823

6.155

6.412

6.699

Uitgaven

Besluitvorming

Groeiruimte Wmo (beschermd wonen)

Dit betreft een neerwaartse bijstelling van de groeiruimte voor beschermd wonen in de Wmo van structureel 45 miljoen euro ter compensatie van het tegenvallende uitvoeringsbeeld in de Wlz.

Mee- en tegenvallers

Actualisatie Wlz

Op basis van de brief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader worden de uitgaven opwaarts bijgesteld. Dit betreft onder andere een structurele opwaartse bijstelling voor GGZ-wonen van 220 miljoen euro.

Actualisatie Zvw

Op basis van actuele gegevens van het Zorginstituut en de NZa zijn de uitgaven in alle sectoren in 2023 incidenteel bijgesteld. De grootste meevaller doet zich voor in de wijkverpleging (circa 812 miljoen euro). Voor de sectoren die geen onderdeel zijn van het IZA zijn daarnaast de verwachte structurele effecten verwerkt. Dit betreft met name neerwaartse bijstellingen van 139 miljoen euro voor hulpmiddelen en 42 miljoen euro voor fysiotherapie.

Vertraging Wlz

In de Wlz wordt in 2024 een incidenteel besparingsverlies verwacht. Deze ontstaat door de vertraagde registratie van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg (100 miljoen euro) en vertraging in de maatregel meerjarig contracteren (125 miljoen euro).

Kasschuiven

Kasschuif Transformatiemiddelen IZA

Op dit moment worden transformatieplannen nog veelal voorbereid en uitgewerkt: daarom zijn de uitgaven in 2023 nog beperkt. De transformatiemiddelen voor 2023 blijven beschikbaar voor het verwezenlijken van de IZA-opgave, omdat de plannen grotendeels nog in gang moeten worden gezet. Dit argument zal voor de rest van de IZA-periode niet meer opgaan: voor alle resterende middelen moet aannemelijk gemaakt worden hoe deze in de periode tot en met 2027 daadwerkelijk tot doelmatige besteding komen. Het is daarom van belang dat de betrokken zorgpartijen voortvarend doorgaan met de transformatieplannen. Niet tijdig en doelmatig bestede transformatiemiddelen komen anders in de toekomst te vervallen.  

Overige kasschuiven

De middelen voor onomkeerbare bouwplannen en pandemische paraatheid in het kader van de Wlz worden verschoven naar latere jaren.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking naar VWS ten behoeve van dekking Pallas

Ten behoeve van de dekking van de uitgaven voor Pallas (op de VWS-begroting) wordt niet uitgedeelde groeiruimte Zvw tranche 2024 overgeheveld naar de VWS-begroting (32 miljoen euro meerjarig).

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn meerdere overboekingen gedaan naar de VWS-begroting, waaronder 21,1 miljoen euro structureel voor pandemische paraatheid in de Wlz en de Zvw.

Technisch

Alternatieve vormgeving ER

De vormgeving van het verplicht eigen risico in de Zvw is aangepast. Naast de beoogde invoering van een eigen bijdrage van 150 euro per dbc in de medisch- specialistische zorg wordt ook een eigen bijdrage van 150 euro ‘overig zorgproduct’ ingevoerd. De nieuwe vormgeving levert meer derving op in de ontvangsten van het eigen risico, maar zorgt ook voor lagere uitgaven door een langer remeffect. Per saldo blijft de netto-opbrengst gelijk.

Loon- en prijsbijstelling n.a.v. cMEV en MEV

De raming van de loon-en prijsontwikkeling in de zorg is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (MEV 2024).

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Eigen bijdrage Wlz

De geraamde opbrengst van de eigen bijdragen in de Wlz wordt naar boven bijgesteld naar aanleiding van de actualisatie van het Wlz-kader (44 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV raming van het CPB (43 miljoen euro structureel).

Eigen risico Zvw

De geraamde opbrengst van het eigen risico in de Zvw wordt onder meer neerwaarts bijgesteld naar aanleiding van de actualisaties van de Zvw-uitgaven (2,8 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV raming van het CPB (1,6 miljoen euro structureel).

Technisch

Alternatieve vormgeving ER

De vormgeving van het verplicht eigen risico in de Zvw is aangepast. Naast de beoogde invoering van de 150 euro per dbc in de medisch- specialistische zorg wordt ook een eigen bijdrage van 150 euro per ‘overig zorgproduct’ ingevoerd. De nieuwe vormgeving levert meer derving op in de ontvangsten van het eigen risico, maar zorgt ook voor lagere uitgaven door een langer remeffect. Per saldo blijft de netto-opbrengt gelijk.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

B GEMEENTEFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

41.517

39.560

39.029

36.531

36.483

36.327

       

Besluitvorming

 

45

27

   

Loon- en prijsbijstelling jeugdhulp

 

45

27

   
       

Overboekingen met andere begrotingen

380

3.269

3.203

1.882

1.798

1.771

Ruimte onder plafond BCF 2023

359

     

Wettelijk minimum loon in de WSW

27

25

23

22

20

19

Accrestranche 2024

 

3.161

3.161

1.842

1.838

1.832

Begeleiding jongeren naar werk

 

15

    

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

    

‒ 76

‒ 76

Re-integratie

     

‒ 20

Vroegsignalering bijzondere bijstand

 

50

    

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 6

18

19

19

15

15

       

Technisch

0

    

0

Technisch

0

    

0

       

Stand Miljoenennota

41.897

42.874

42.259

38.414

38.281

38.097

Uitgaven

Besluitvorming

Loon- en prijsbijstelling jeugdhulp

Op de Aanvullende Post staat de toedeling van loon- en prijsbijstelling 2022 over de budgetten voor jeugdhulp. Dit betreft een overboeking van die middelen voor 2024 en 2025.

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF 2023

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) over 2023. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en het BCF.

Wettelijk minimumloon in de Wsw

Betreft een overboeking vanuit het ministerie van SZW ter compensatie van de gevolgen van de verhoging van het wettelijk minimum loon voor de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) uitkeringen.

Accrestranche 2024

Op basis van de geactualiseerde loon- en prijsontwikkeling voor 2024 wordt de accrestranche 2024 overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betreft zowel de bevroren volume-component, als de loon- en prijsontwikkeling.

Begeleiding jongeren naar werk

Betreft een overboeking vanuit het ministerie van SZW voor het programma Begeleiding jongeren naar werk.

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn het gemeente- en provinciefonds met structureel 1,1 miljard euro opgehoogd. Van dit bedrag wordt 76 miljoen euro voor gemeenten toegevoegd aan het Btw-compensatiefonds.

Re-integratie

In de Voorjaarsnota 2023 is een besparing ingeboekt van 20 miljoen euro vanaf 2028 op het budget voor de re-integratie van gemeenten. Deze besparing is in de Voorjaarsnota verwerkt bij SZW en wordt middels deze boeking ten laste gebracht van het gemeentefonds.

Vroegsignalering bijzondere bijstand

Voor 2024 boekt het ministerie van SZW in totaal 50 miljoen euro over aan het gemeentefonds voor de verwachte extra inzet op het gebied van vroegsignalering. Daarnaast komt het de gemeenten tegemoet in het verwachte extra beroep op bijzondere bijstand.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen met andere begrotingshoofdstukken. De grootste overboekingen zijn vanuit het ministerie van VWS voor de uitbreiding van het Rijksvaccinatieprogramma met de maternale kinkhoestvaccinatie (4,4 miljoen euro vanaf 2024). Daarnaast boekt het ministerie van BZK 2,4 miljoen euro over voor de verbetering van veilig wonen voor politieke ambtsdragers voor de periode 2023-2026.

In 2023 is 7,5 miljoen euro naar het ministerie van SZW overgeboekt in verband met het opzetten van een vangnetregeling voor de energietoelage. Ook is 6,6 miljoen euro naar het ministerie van BZK overgeboekt om de middelen voor loon- en prijscompensatie voor de omgevingswet in te zetten voor de beheerbegroting 2024, vooruitlopend op de uitkomst van de bestuurlijke gesprekken.

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Het gemeentefonds heeft geen ontvangsten.

ACCRES GEMEENTEFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

587

3.613

6.440

6.856

8.230

9.784

       

Mee- en tegenvallers

    

352

664

Bijstelling accres agv volume-ontwikkeling

    

352

664

       

Loon- en prijsbijstelling

 

458

387

378

674

649

Bijstelling accres agv lonen en prijzen

 

458

387

378

674

649

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 359

‒ 3.161

‒ 3.161

‒ 1.842

‒ 1.838

‒ 1.832

Overboeking tranche 2024

‒ 359

‒ 3.161

‒ 3.161

‒ 1.842

‒ 1.838

‒ 1.832

       

Technisch

‒ 227

‒ 239

‒ 239

‒ 165

‒ 165

‒ 165

Bijstelling BCF als gevolg van uitputting

‒ 227

‒ 239

‒ 239

‒ 165

‒ 165

‒ 165

       

Stand Miljoenennota

0

671

3.427

5.228

7.253

9.100

Uitgaven

Mee- en tegenvallers en loon- en prijsbijstelling

Het accres is bijgesteld op basis van de loon- en prijsontwikkeling uit de cMEV- en MEV-ramingen van het CPB. Daarnaast is het accres vanaf 2027 bijgesteld vanwege de overstap naar de bbp-systematiek en bbp-ontwikkeling sinds de overstap. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds. Zie bijlage 11: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling

Overboeking tranche 2024

De accrestranche 2024 is overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Technisch

De reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds is gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Het accres Gemeentefonds heeft geen ontvangsten.

C PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

3.062

3.005

2.880

2.772

2.755

2.755

       

Overboekingen met andere begrotingen

46

336

336

158

136

136

Ruimte onder plafond BCF 2023

84

     

Bijstelling accres 2023

‒ 44

‒ 44

‒ 44

   

Accrestranche 2024

 

375

375

154

152

152

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

    

‒ 20

‒ 20

Overige overboekingen met andere begrotingen

6

4

4

4

4

4

       

Technisch

0

     

Technisch

0

     
       

Stand Miljoenennota

3.108

3.341

3.216

2.930

2.891

2.891

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF 2023

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds (BCF) over 2023. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en op het BCF.

Bijstelling accres 2023

Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2024 wordt de accrestranche 2023 bijgesteld. Voor de provincies betreft dit een bijstelling van zowel de volumecomponent, als de loon- en prijsontwikkeling. Het Interprovinciaal Overleg heeft niet ingestemd met het voorstel van het Kabinet om het volumedeel van het accres voor het provinciefonds te bevriezen, hierdoor blijft het volume-deel van het accres voor de periode 2022 t/m 2025 meebewegen met de Rijksuitgaven. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres.

Accrestranche 2024

Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2024  en de verwachte loon- en prijsontwikkeling wordt de accrestranche 2024 overgeheveld naar het provinciefonds.

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn het gemeente- en provinciefonds met structureel 1,1 miljard euro opgehoogd. Van dit bedrag wordt 20 miljoen euro voor provincies toegevoegd aan het Btw-compensatiefonds.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het provinciefonds, waaronder een overboeking van 4,8 miljoen euro vanuit het ministerie van LNV voor het Programma Natuur en 2,6 miljoen euro (2024 t/m 2028) vanuit het ministerie van EZK voor de Regionale Energie Strategieën (RES).

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Het provinciefonds heeft geen ontvangsten.

ACCRES PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

100

433

658

658

774

912

       

Mee- en tegenvallers

‒ 50

10

11

 

29

55

Bijstelling accres agv volume-ontwikkeling

‒ 50

10

11

 

29

55

       

Loon- en prijsbijstelling

0

30

24

33

61

61

Bijstelling accres agv lonen en prijzen

0

30

24

33

61

61

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 40

‒ 332

‒ 332

‒ 154

‒ 152

‒ 152

Overboeking tranche 2024 en bijstelling tranche 2023

‒ 40

‒ 332

‒ 332

‒ 154

‒ 152

‒ 152

       

Technisch

‒ 10

‒ 13

‒ 13

7

7

7

Bijstelling BCF als gevolg van uitputting

‒ 10

‒ 13

‒ 13

7

7

7

       

Stand Miljoenennota

0

129

348

544

719

883

Uitgaven

Mee- en tegenvallers en loon- en prijsbijstelling

Het accres is tot 2025 bijgesteld op basis van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Dit betreft zowel volume- als loon- en prijsontwikkeling. Na 2025 is het accres bijgesteld op basis van de loon- en prijsontwikkeling uit de cMEV- en MEV-ramingen van het CPB. Daarnaast is het accres vanaf 2027 bijgesteld vanwege de overstap naar de bbp-systematiek en bbp-ontwikkeling sinds de overstap. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds. Zie bijlage 11: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling

Overboeking tranche 2024

De accrestranche 2024 is overgeboekt naar het Provinciefonds.

Technisch

De reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds is gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

0

1.612

2.873

3.944

5.050

6.265

       

Loon- en prijsbijstelling

 

330

474

564

690

814

Loon- en prijsbijstelling

 

330

474

564

690

814

       

Stand Miljoenennota

0

1.941

3.346

4.508

5.740

7.078

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Loon- en prijsontwikkeling

De prijsontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de macro-economische prijsontwikkelingen uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

0

4.136

8.669

13.319

17.303

21.370

       

Loon- en prijsbijstelling

 

491

264

405

416

197

Loon- en prijsontwikkeling

 

491

264

405

416

197

       

Stand Miljoenennota

0

4.627

8.933

13.724

17.719

21.567

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Loon- en prijsontwikkeling

De loonontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de ramingen van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Aanvullende Post

AANVULLENDE POST: UITGAVEN

In miljoenen euro's

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Stand Voorjaarsnota

‒ 3.916

4.163

7.248

20.668

12.907

13.461

       

Besluitvorming

‒ 950

‒ 4.916

‒ 1.958

‒ 2.178

‒ 1.646

‒ 1.341

Invulling aanvullende onderuitputting

255

     

Ontwikkelfunctie

10

5

3

3

  

Overheveling coalitieakkoordmiddelen

‒ 3

‒ 675

‒ 552

‒ 434

‒ 362

‒ 335

Middelen bevorderen opvang

‒ 34

‒ 4

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Overheveling Aanvullende Post

‒ 50

‒ 27

‒ 37

‒ 34

‒ 36

‒ 43

Vrijval Traditioneel Eigen Middelen (TEM)

‒ 57

     

Militaire en humanitaire ondersteuning en wederopbouw

‒ 165

     

Overheveling WarmteLinQ

‒ 427

     

Overheveling klimaatbesluitvorming

‒ 478

‒ 2.086

‒ 2.720

‒ 1.632

‒ 1.203

‒ 967

Aanvullende onderuitputting

 

‒ 1.500

‒ 1.000

   

Dekking aanvullend klimaatpakket

 

0

2.598

88

88

88

Koopkrachtbesluitvorming

 

‒ 5

15

14

14

13

Overheveling Herstel Toeslagen

 

‒ 131

‒ 29

‒ 35

  

Overheveling PEGA

 

‒ 255

‒ 26

‒ 26

‒ 21

‒ 14

Overheveling Schoon emissieloos bouwen

 

‒ 50

‒ 55

‒ 60

‒ 73

‒ 55

Overheveling stimuleringsregeling flex II

 

‒ 59

‒ 82

‒ 82

  

Reservering gemeentelijke en particuliere opvang

   

100

  

Reservering Woningbouwimpuls

  

33

   

Wetsvoorstellen Regie en Betaalbare Huur

 

‒ 130

‒ 104

‒ 78

‒ 52

‒ 26

       

Kasschuiven

244

1.285

461

702

‒ 607

‒ 1.234

Kasschuif Klimaatfonds

463

1.065

461

702

‒ 607

‒ 1.234

Kasschuif Brexit Adjustment Reserve

‒ 9

9

    

Kasschuif Digitale Veiligheid

‒ 36

36

    

Kasschuif reservering spreidingswet

‒ 175

175

    
       

Stand Miljoenennota

‒ 4.622

532

5.752

19.193

10.654

10.887

Uitgaven

Besluitvorming

Invulling aanvullende onderuitputting

Bij Voorjaarsnota 2023 is aanvullende onderuitputting ingeboekt. Deze wordt voor 255 miljoen euro ingevuld met gebruik van de onderuitputting op de de departementale begroting van Financiën.

Ontwikkelfunctie

In 2022 is 5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Klimaat om nadere invulling te geven aan de ontwikkelfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf. De resterende 20 miljoen euro is abusievelijk niet bij Voorjaarsnota middels de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van 2023. Dit wordt nu alsnog gedaan in het gewenste ritme tot en met 2026. Het gaat specifiek om middelen voor versterking en versnelling van de uitvoering van gebiedsontwikkelingen [in de vorm van onderzoekskosten, plankosten en projectteams].

Overheveling coalitieakkoordmiddelen

Na goedkeuring van bestedingsvoorstellen is een gedeelte van de in het coalitieakkoord gereserveerde middelen overgeheveld naar diverse begrotingshoofdstukken. In bijlage 13 is een overzicht opgenomen van de mutaties per maatregel.

Middelen bevorderen opvang

Justitie en Veiligheid heeft middelen beschikbaar gekregen ten laste van de reservering spreidingswet voor het maken van afspraken met gemeenten en provincies om meer reguliere opvang te realiseren. Ook zijn middelen vrijgemaakt voor de versterking van de Provinciale regie tafels (PRT’s) waar over de asielopvang in de provincie wordt overlegd, en zijn middelen vrijgemaakt om de komst van de spreidingswet voor te bereiden.

Overheveling Aanvullende Post

Naar diverse begrotingen worden middelen overgeheveld. Bijvoorbeeld voor het zekerheidsfonds (14,3 miljoen euro structureel), voor de aanpak van problematiek in veenweidegebieden (28,5 miljoen euro tot en met 2028), de Traditioneel Eigen Middelen (17,4 miljoen euro) en de ontwikkelfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf (totaal 20 miljoen euro).

Vrijval Traditioneel Eigen Middelen (TEM)

Het Hof van Justitie heeft in de LGO zaak bepaald dat Nederland een bedrag van 17 miljoen verschuldigd is, wat is gedekt vanuit de TEM reservering op de Aanvullende Post. Hiervoor was 34 miljoen euro geraamd, waarvan nu17 miljoen euro vrijvalt. Daarnaast valt 40 miljoen euro op de Aanvullende Post vrij als gevolg van de lager uitgevallen nabetaling over de invoer van Lage Waarde Textiel en Schoenen (LWTS).

Militaire en humanitaire ondersteuning en wederopbouw

Eind december 2022 heeft het kabinet bekend gemaakt 2,5 miljard euro te reserveren voor de verwachte benodigde internationale steun aan Oekraïne via Defensie, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en Buitenlandse Zaken (BZ). De reservering stond op de Aanvullende Post (AP) en is reeds overgeheveld naar de departementale begrotingen. Middels verschillende Kamerbrieven en Incidentele Suppletoire Begrotingen is de Kamer over de inzet van deze middelen geïnformeerd.

Overheveling WarmteLinQ

Voor het uitvoeren van de exploitatiesubsidie WarmtelinQ is 427 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de EZK begroting. Deze subsidie draagt bij aan de doelstellingen in het Klimaatakkoord en verlaagt de Nederlandse vraag naar gas door het aanleggen van een warmtetransportnet. De middelen zijn op de EZK begroting, door middel van een kasschuif, in het juiste kasritme gezet.

Overheveling Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Deze middelen zijn overheveld van de reservering voor het Klimaatfonds op de Aanvullende Post. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Aanvullende onderuitputting

De reguliere in=uittaakstelling is in 2024 met 1,5 miljard euro en in 2025 met 1,0 miljard euro verhoogd. Deze onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota voor het lopende jaar t gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenplafond overschreden en verslechtert het EMU-saldo. Gezien de krappe arbeidsmarkt is de verwachte onderuit putting waarschijnlijk hoger de komende jaren. Ook het CPB voorziet in zijn ramingen dat er middelen overblijven.

Dekking aanvullend klimaatpakket

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een klimaatpakket gepresenteerd met in totaal 28,0 miljard euro aan klimaatuitgaven tot en met 2030. Het pakket bestaat onder andere uit de verduurzaming van de elektriciteitssector, industrie, gebouwde omgeving, landbouw, mobiliteit en sectoroverstijgende maatregelen. Dit wordt gedekt door 24,6 miljard euro uit het Klimaatfonds te onttrekken. Deze reeks presenteert de dekking uit de SDE (2,5 miljard euro in 2025) en de opbrengsten van het mobiliteitspakket (88 miljoen euro van 2025 t/m 2030). De resterende dekking (350 miljoen euro uit de coalitieakkoordmiddelen voor Energieprestatie-eisen nieuwbouw industrie) stond op de Aanvullende post, dus is hier niet zichtbaar.

Koopkrachtbesluitvorming

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is een enveloppe uitgetrokken ter verbetering van de koopkracht voor Caribisch Nederland. Een deel van de enveloppe is gereserveerd op de Aanvullende Post in afwachting van nadere uitwerking van maatregelen.

Overheveling Herstel Toeslagen

Voor de versnelling van het herstel toeslagen is bij nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting van Financiën budget van de Aanvullende Post overgeheveld (circa 141 miljoen euro).21 Daarnaast zijn middelen overgeheveld voor schuldhulpverlening aan jongeren (circa 35 miljoen euro) en voor het kwijtschelden van publieke schulden (circa 18 miljoen euro). In de bijlage ‘herstel toeslagen’ worden alle mutaties uitgebreid toegelicht.

Overheveling PEGA

In totaal wordt er ca. 342 miljoen euro overgeheveld van de AP naar de begroting van EZK voor de uitvoering van de maatregelen naar aanleiding van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA). Hiermee moet de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker worden. Ook wordt er naast veiligheid en versterking ook aan de leefbaarheid gewerkt. Deze eerste overheveling betreft voor het grootste deel een reservering in 2023 voor de woningverbeteringssubsidie die door de SNN uitgekeerd zal worden.

Overheveling schoon- en emissieloos bouwen

Het Kabinet heeft aanvullende stikstofmiddelen beschikbaar gesteld voor het Programma Schoon- en Emissieloos bouwen om de verduurzaming van de bouwsector te versnellen. Een deel van deze middelen is na goedkeuring van bestedingsvoorstellen overgeheveld naar de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Overheveling stimuleringsregeling flex II

Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota 2023 aanvullend circa 300 miljoen euro gereserveerd voor het meerjarig stimuleren van flexwoningen zodat onder andere meer statushouders en Oekraïense ontheemden kunnen worden gehuisvest. Het budget wordt ingezet om een vervolg te geven aan de eerdere stimuleringsregeling flex­- en transformatiewoningen. Dit betreft de overheveling van de middelen vanaf de Aanvullende Post naar de BZK-begroting.

Reservering gemeentelijke en particuliere opvang

Op de Aanvullende Post is 100 miljoen euro is 2026 gereserveerd voor het vernieuwen of verlengen van opvanglocaties. Met deze reservering wordt vooruitgelopen op de verwachte verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming tot 4 maart 2025.

Reservering Woningbouwimpuls

In 2022 zijn vanuit de reservering Woningbouwimpuls middelen beschikbaar gesteld voor de transformatie van bestaande gebouwen en de bouw van nieuwe flexwoningen ten behoeve van huisvesting van Oekraïense ontheemden. Omdat deze woningen ook in 2024 nodig zijn voor de huisvesting van Oekraïense ontheemden en niet beschikbaar komen voor de reguliere huisvestingsopgave, wordt 33 miljoen euro weer toegevoegd aan de reservering Woningbouwimpuls.

Wetsvoorstellen Regie en Betaalbare Huur

Tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2023 is afgesproken dat de uitvoeringskosten voor de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur worden gedekt door een ombuiging op de huurtoeslag. Om ervoor te zorgen dat de verhoging van de eigen bijdrage stapsgewijs plaatsvindt, is bij de Voorjaarsnota incidenteel 390 miljoen euro op de Aanvullende Post gereserveerd. De kosten van de wetsvoorstellen zijn inmiddels bekend en de gereserveerde middelen worden overgeboekt naar de begroting van BZK.

Kasschuiven

Kasschuif Klimaatfonds

Om de uitgaven voor de klimaatmaatregelen in de juiste kasritmes over te hevelen van het Klimaatfonds naar departementale begrotingen is een kasschuif benodigd. Dit laat een verschuiving zien van latere jaren naar eerdere jaren; dit sluit aan bij de ambitie om klimaatdoelstellingen in 2030 te halen.

Kasschuif Brexit Adjustment Reserve

Dit betreft een kasschuif voor de verwachte uitvoeringskosten in 2024 voor de regelingen van het Brexit Adjustment Reserve.

Kasschuif Digitale Veiligheid

Dit betreft een kasschuif in verband met verwachte uitgaven in 2024 op het gebied van digitale veiligheid.

Kasschuif reservering spreidingswet

De middelen voor de spreidingswet zijn in afwachting van parlementaire goedkeuring bij de Voorjaarsnota 2023 op de Aanvullende Post gereserveerd. De parlementaire behandeling vond nog niet plaats, daarom zijn de middelen van 2023 voor de bonussen aan gemeenten en de uitvoeringskosten naar 2024 geschoven.

18 TAAKOPDRACHTEN IBO'S

Bijlage taakopdrachten interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) 2023-2024

Interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) zijn ambtelijke, onafhankelijke onderzoeken die beleidsopties ontwikkelen op uiteenlopende beleidsterreinen. IBO’s vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. De IBO-rapporten en kabinetsreacties zijn te vinden op www.rijksfinanciën.nl.

Deze bijlage presenteert taakopdrachten van de nieuwe ronde IBO's. Daarnaast bevat de bijlage de IBO-spelregels en een beschrijving van de opvolging van de afgelopen IBO-rondes.

De komende ronde vinden IBO’s plaats naar:

  • Breder instrumentarium woningbouw en grond

  • Bedrijfsfinanciering

  • Doelmatig hoger onderwijs

  • Pensioenopbouw

  • Problematische schulden

IBO-spelregels

Bij de uitvoering van IBO’s gelden de volgende spelregels:

  • Het ministerie van Financiën coördineert het IBO-proces en publiceert de taakopdrachten die in de Ministerraad zijn vastgesteld als bijlage bij de Miljoenennota.

  • IBO’s worden uitgevoerd door een interdepartementale werkgroep, eventueel aangevuld met onafhankelijke experts, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.

  • De voorzitter wordt ondersteund door een onafhankelijk secretariaat, bestaande uit secretarissen van het ministerie van Financiën en de meest betrokken vakdepartementen.

  • De werkgroepleden nemen deel zonder last- of ruggespraak.

  • Er geldt een non-vetoprincipe voor de beleidsopties die worden aangedragen in de werkgroep. Werkgroepleden mogen beleidsopties inbrengen en andere leden mogen deze beleidsopties dus niet blokkeren.

  • De beleidsopties zijn in de regel budgetneutraal en er wordt tenminste één besparingsvariant van ‒ 10 tot ‒ 20 procent uitgewerkt, waarbij het principe van ‘comply or explain’ geldt. De besparingsvariant dwingt de werkgroep om met creatieve oplossingen te komen die niet per se passen binnen de gebaande paden en/of uitsluitend een efficiencytaakstelling betreffen. Indien relevant en gewenst, kan er in de taakopdracht ook afgesproken worden om een intensiveringsvariant op te nemen.

  • IBO’s worden na afronding zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 14 dagen door het meest betrokken departement naar de Tweede Kamer gestuurd, gevolgd door een kabinetsreactie. De maximale termijn hiervoor bedraagt 8 weken na afronding.

Taakopdracht IBO Breder instrumentarium woningbouw en grond

Aanleiding

Mensen willen en moeten kunnen wonen in Nederland. In veel gebieden in Nederland is het de laatste jaren echter steeds moeilijker geworden om een woning te kopen of te huren. ABF research raamt in haar jongste prognose een statische woontekort van 4,8 procent in 2023. Voor de komende jaren t/m 2027 verwachten ze dat het woningtekort vrijwel niet zal dalen. In 2027 raamt ABF een tekort van 4,7 procent. Hierna zal het tekort dalen naar 3,8 procent in 2031 en 2,2 procent in 2038.22 Als het kabinetsstreven van 900.000 woningen in 2030 wordt behaald loopt het tekort in 2031 terug naar 3,0 procent. Dit betekent dat – onder voorbehoud van alle onzekerheden zoals migratieontwikkeling – pas na 2038 het niveau wordt bereikt wat ABF adviseert om acceptabele zoek- en wachttijden te hebben. Ook de Brede Maatschappelijke Heroverweging (BMH) ‘Ruimte voor wonen’ (2020) geeft aan dat Nederland om het woningtekort in te lopen de komende jaren voor een forse bouwopgave staat.

Daarom heeft het huidige kabinet afgesproken om tot en met 2030 ongeveer 900.000 woningen te bouwen en te transformeren.23 De jaarlijkse realisatie van nieuwbouw, met als graadmeter het aantal uitgegeven (nieuw)bouwvergunningen, dreigt echter achter te blijven bij de ambitie terwijl de opgave inmiddels groter is geworden. Stijgende woningprijzen hebben in Nederland maar nauwelijks impact op het bouwtempo. Afnemende vraag en dalende woningprijzen vertalen zich echter wél snel in vertraagde of geannuleerde nieuwbouwprojecten. Dit duidt op een asymmetrische aanbodelasticiteit. De ontwikkeling van nieuwe woningen is in Nederland onderhevig aan grote uitdagingen, zoals dure of ongeschikte grond of langdurige juridische procedures. Ook door de stijging van de bouwkosten en de rente de afgelopen periode wordt een terugval in de woningbouw verwacht. Daarnaast kan ook stikstof en dan met name de recente ‘Porthos-uitspraak’ op specifieke locaties een dempend effect op realisatie van nieuwbouw en infrastructurele ontsluiting hiervan.

De overheid heeft in het verleden vaak actiever de regie gehad en subsidie-instrumenten gebruikt om woningbouw tot stand te laten komen. In de praktijk blijkt het lastig te bewijzen welk effect het beleidsinstrumentarium gehad heeft. Het idee achter dit IBO is om expliciet breder naar het instrumentarium voor het stimuleren van woningbouw te kijken, waarbij gekeken wordt naar subsidies, maar bijvoorbeeld ook naar een opkoopfonds, juridische en fiscale mogelijkheden, het ruimtelijk beleid en manieren om de verwervingskosten van gronden omlaag te krijgen. Het huidige kabinet heeft ingezet op afspraken met medeoverheden, woningcorporaties, extra middelen voor infrastructurele ontsluiting, meer regie pakken op de volkshuisvesting, inzet van Rijksvastgoed en bestaande instrumenten in de vorm van het Volkshuisvestingsfonds en de Woningbouwimpuls om sneller en meer betaalbare woningen te realiseren.24 Een andere instrumentenmix is mogelijk effectiever. Zo is het ook mogelijk om via fiscale maatregelen woningbouw te stimuleren of de eisen aan bouw aan te passen of harmoniseren.25 Daarnaast zijn er ook juridische mogelijkheden in het kader van ruimtelijke ordening zoals het aanwijzen van woningbouwlocaties die vervolgens ontwikkeld kunnen worden.26

Het blijft lastig om inzicht te krijgen in de effectiviteit van verschillende instrumenten. Zo geeft de Algemene Rekenkamer aan dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Woningbouwimpuls niet goed valt te bewijzen. Ondanks dat er bijvoorbeeld onderzoeken zijn geweest naar de rol van de grondmarkt, blijft het ook voor andere instituten lastig om onderbouwde uitspraken te doen over de bestaande instrumenten voor de aanbodkant van de woningmarkt. Tegelijkertijd zal de woningbouw ook de komende jaren nog steeds een prangend thema zijn. Het in kaart brengen van de knelpunten aan de aanbodkant van de woningmarkt en de verschillende voor- en nadelen van mogelijke instrumenten en maatregelen kan daarom zorgen voor evenwichtiger en beter geïnformeerd beleid om de woningbouwopgave inclusief infrastructurele ontsluiting te realiseren.

Doel van het IBO en opdracht aan de werkgroep

Het doel van dit IBO is om in kaart te brengen welke bestaande en mogelijk nieuwe instrumenten er bestaan voor een goed functionerende – dat wil zeggen het woningaanbod sluit aan en reageert op de vraag – aanbodkant van de woningmarkt en op basis hiervan te inventariseren wat mogelijke concrete beleidsopties en pakketten zijn om het woningaanbod te stimuleren. De werkgroep wordt hiervoor gevraagd de volgende zaken te onderzoeken:

  • 1. Hoofdvraag: Wat zijn effectieve instrumenten om woningbouw te stimuleren op korte en lange termijn?

  • 2. Deelvraag I: Waarom is het woningaanbod lager dan de vraag? D.w.z. waarom komen er minder woningen tot stand dan waar behoefte aan is? Hierbij komen de volgende vragen terug:

    • Wat is de beste manier om het woningtekort te becijferen en hoe moet dit worden geïnterpreteerd?

    • Hoe komt de woningprijs tot stand en hoe werkt de grondmarkt?

    • Welke rol spelen ruimtelijke ordening in brede zin en (actief) grondbeleid hierin?

    • Hoe reageert de bouwsector op economische ontwikkelingen, en hoe sluit dit aan bij de doelstellingen en het beleid van het kabinet? (E.g. aanbodelasticiteit in hoog- en laagconjunctuur verschillen, anticyclisch bouwen?)

    • Hoe kan er in het woningbouwbeleid van een kabinet balans gecreëerd worden tussen een markt die flexibel en vraaggericht is, en tegelijkertijd ook voldoende schokbestendig is?

  • 8. Deelvraag II: Wat zijn mogelijke concrete instrumenten c.q. beleidsopties om de woningbouw en infrastructurele ontsluiting te faciliteren? De werkgroep wordt gevraagd om in ieder geval in te gaan op de volgende instrumenten:

    • Subsidies om de woningbouw te stimuleren, incl. een mogelijk opkoopfonds;

    • Fiscale maatregelen, zoals maar niet gelimiteerd tot overdrachtsbelasting, afschaffen vrijstellingen OZB of een planbatenheffing;

    • Juridische instrumenten in het kader van ruimtelijke ordening zoals splitsen/omzetten, de aanwijzingsbevoegdheid door het Rijk of aanpassingen van het zelfrealisatieverweer en de erfpacht;

    • Beleidsvoorstellen die zijn gedaan in het rapport «Cycliciteit van de woningmarkt»27;

    • Eisen voor (nieuw)bouw zoals het Bouwbesluit of (gemeentelijke) bovenwettelijke eisen;

    • Alternatieve bekostiging voor gebiedsontwikkeling of infrastructurele ontsluiting zoals tolheffing, tariefdifferentiatie of -opslag voor openbaar vervoer of lokale OZB heffing28;

    • Afspraken met woningcorporaties over het aantal te bouwen woningen, waarbij ook de financiële positie van woningcorporaties wordt meegenomen.

    NB. Hierbij moet in ieder geval worden gekeken wat het effect is van de verschillende instrumenten op het verwachte woningaanbod en op welke termijn. Vallen er verder bijvoorbeeld uit de literatuur of de praktijk uit andere landen goede voorbeelden te halen die ook in Nederland ingevoerd zouden kunnen worden ten behoeve van de woningbouwopgave?

Grondslag

De budgettaire middelen vanuit het Rijk aan de aanbodkant van de woningbouw zijn op dit moment volledig incidenteel van aard. Daardoor is een grondslagopgaaf voor deze taakopdracht minder relevant. Voor de volledigheid gaat het dan in de huidige kabinetsperiode om de Woningbouwimpuls (incidenteel 1 mld. Euro gereserveerd) en enkele kleinere regelingen. Ook is er tijdens de huidige kabinetsperiode 7,5 mld. beschikbaar gesteld voor infrastructurele ontsluiting van woningbouw. Gezien de volledig incidentele grondslag is dit IBO uitgezonderd van de spelregel om een besparingsvariant uit te werken, maar dient wel gekeken te worden naar belasting-verhogende maatregelen.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van FIN, BZK, AZ, EZK, SZW en IenW. Ook worden DNB, CPB, PBL verzocht deel te nemen in de werkgroep. Stakeholders en externe experts worden op een passende manier betrokken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van FIN en BZK. Er wordt aan de werkgroep gevraagd om rond de jaarwisseling een (tussen)product op te leveren waar in ieder geval het instrument opkoopfonds in is uitgewerkt. De werkgroep start in september 2023 en rondt haar eindrapport uiterlijk in mei 2024 af. De omvang van het rapport is niet groter dan 50 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Taakopdracht IBO Bedrijfsfinanciering

Aanleiding

Ondernemerschap is een drijvende kracht voor een sterke economie. Ondernemers zijn onder andere onmisbaar bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen door middel van verduurzaming, innovatie en digitalisering. Hiervoor is goede toegang tot financiering een cruciale randvoorwaarde. In principe is het aan de markt om bedrijven van financiering te voorzien, omdat marktpartijen de risico’s het beste kunnen waarderen en beprijzen. Op een goed werkende bedrijfsfinancieringsmarkt is overheidsingrijpen niet nodig of zelfs verstorend. In de praktijk is te zien dat de bedrijfsfinancieringsmarkt zonder overheidsingrijpen niet altijd goed werkt (als gevolg van mogelijk marktfalen,29 systeemfalen of transitiefalen) waardoor het nodig is dat de overheid inspringt.

Het huidige bedrijfsfinancieringsbeleid is deels historisch gegroeid om verschillende knelpunten op de bedrijfsfinancieringsmarkt te adresseren. Het doel van het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium is om de toegang tot financiering te vergroten voor (specifieke onderdelen van) het bedrijfsleven, evenals het bevorderen van de concurrentiekracht. In het huidige stelsel is dit instrumentarium verdeeld over een aantal departementen (elk met eigen aanleiding, opzet en doelen). Het is opportuun om periodiek het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium integraal te evalueren op basis van de actuele ontwikkelingen.

Doelstelling

Het doel van dit interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) is om integraal te beoordelen of het huidige bedrijfsfinancieringsbeleid het mogelijke marktfalen, het systeemfalen en de knelpunten op de bedrijfsfinancieringsmarkt op een doelmatige en doeltreffende wijze aanpakt. Hierbij wordt onderzocht of het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium het meest effectieve en efficiënte middel is om de beleidsdoelen te bevorderen. Er wordt ook aandacht geschonken aan de positie van kredietinstellingen binnen deze markt. Belangrijk is dat het IBO uiteindelijk op basis van de analyse concrete beleidsopties in kaart brengt.

Opdracht van de werkgroep

Het IBO behandelt twee kernvragen en meerdere deelvragen, benaderd vanuit de economische theorie van marktfalen en publieke belangen.

  • 1. Kan de hierboven beschreven publieke rol in het bedrijfsfinancieringslandschap doelmatiger en doeltreffender ingericht worden? Met daarbij een open en realistische blik op het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium, de ontwikkelingen van en op de financieringsmarkt, de wet- en regelgeving en het prudentieel toezicht voor de financiële sector.

  • 2. Welke rol heeft het bedrijfsfinancieringsbeleid of kan het bedrijfsfinancieringsbeleid hebben bij het bevorderen van de toegang tot financiering, de concurrentiekracht, en aanpalende maatschappelijke doelen?

Tijdelijke financierings- en schuldregelingen (ten behoeve van bijvoorbeeld de corona- en energiecrisis) vallen buiten de reikwijdte van dit IBO.

Bij de onderstaande deelvragen wordt gekeken naar de bestaande en toekomstige rol van de overheid in het bedrijfsfinancieringslandschap, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen vreemd vermogen en (quasi) eigen vermogen financiering. De analyse wordt niet uitgebreid naar het bredere ondernemers- of vestigingsklimaat, wel is dit natuurlijk de relevante context waarin dit beleid gezien moet worden.

  • 1. Hoe ziet het bedrijfsfinancieringslandschap en de bijbehorende regelgeving voor Nederlandse bedrijven eruit, zowel privaat als publiek?

    • Hoe ziet het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium eruit?

    • Hoe heeft de Nederlandse bedrijfsfinancieringsmarkt zich de afgelopen jaren (2008-2023) ontwikkeld? Hieronder valt de ontwikkeling van de vraag naar en aanbod van bankfinanciering en non-bancaire financiering. Hoe verhoudt dit zich in de Europese context, bijvoorbeeld ten aanzien van mededinging en de ontwikkelingen ten aanzien van de Kapitaalmarktunie (KMU).

    • Wat is de invloed van het nastreven van andere maatschappelijke doelen die via ander instrumentarium worden nageleefd, zoals het borgen van financiële stabiliteit, het bevorderen van eigen woningbezit en het pensioenstelsel, op de hoeveelheid kapitaal die beschikbaar is, én komt, voor het bedrijfsleven?

    • Welke beleidsontwikkelingen in het prudentieel toezicht en wet- en regelgeving voor de financiële sector speelden een rol in de ontwikkeling van de Nederlandse financieringsmarkt in de afgelopen jaren (2008-2023)? Welke ontwikkelingen speelden omtrent het beleid om knelpunten op de financieringsmarkt voor ondernemers weg te nemen? Denk hierbij aan het financieel toezicht (DNB, AFM, Basel, Wft en Wwft), het insolventierecht, eigendomsrecht en zekerhedenrecht en het mededingingstoezicht (ACM). Wat is het effect van de ontwikkelingen op de vraag en het aanbod van financiering en wat is het effect op de marktwerking? Hoe verhoudt de Nederlandse (implementatie van) wet- en regelgeving zich tot andere vergelijkbare landen?

    • Hoe verhoudt het huidige Nederlands bedrijfsfinancieringsinstrumentarium voor de verschillende groepen, het grootbedrijf, brede mkb en het innovatieve mkb (start- en scale-ups) zich tot dat in andere vergelijkbare landen? Bij de analyse wordt ook de beschikbaarheid van instrumenten in EU-verband betrokken, evenals inzichten uit relevante rapporten zoals het Comité van Ondernemerschap.

    • Op welke knelpunten en beleidsdoelen heeft het financieringsbeleid zich gericht en in hoeverre zijn de knelpunten verholpen en doelen geadresseerd? Is het huidige beleid doeltreffend en doelmatig?

    • In hoeverre is overheidsingrijpen gerechtvaardigd en welke toegevoegde waarde kan het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium daarbij hebben t.o.v. de markt en ander overheidsinstrumentarium?

  • 9. Welk beleid is het meest geschikt voor het borgen van aan bedrijfsfinanciering te relateren publieke belangen via het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium?

    • Komen er vormen van markt- en systeemfalen voor op de Nederlandse bedrijfsfinancieringsmarkt en zo ja, welke?

    • Bij welke vormen van markt- en systeemfalen is overheidsingrijpen gerechtvaardigd vanuit de optiek van het publieke belang, rekening houdend met mogelijk overheidsfalen?

    • In hoeverre is een gelijkwaardig internationaal speelveld van belang bij de inrichting van het Nederlandse bedrijfsfinancieringsinstrumentarium?

    • Welke rol heeft het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium in het bevorderen van maatschappelijke doelen?

    • Hoe zou het Nederlandse bedrijfsfinancieringsinstrumentarium in de ideale situatie (geredeneerd vanuit een blanco vel papier) vormgegeven kunnen worden om de markt- en systeemfalen (of de gevolgen daarvan) te voorkomen en de beleidsdoelen te bevorderen?

    • Wat zijn de voor- en nadelen van het bestaande bedrijfsfinancieringsinstrumentarium voor de financiële sector gezien de ontwikkeling van de financieringsmarkt, het prudentieel toezicht en de wet- en regelgeving?

    Voor de onderstaande vragen wordt vanuit doelmatigheid en doeltreffendheid van de instrumenten geredeneerd.

  • 16. Welke mogelijkheden zijn er om het stelsel te verbeteren (door een vergelijking te maken van het huidig instrumentarium uit deelvraag 1 met de ideale inrichting uit deelvraag 2)?

    • In hoeverre kunnen niet-financiële elementen (w.o. wet- en regelgeving) bijdragen aan goed ingerichte randvoorwaarden, voor het optimaal functioneren van de bedrijfsfinancieringsmarkt, zodat ondernemers passende toegang hebben tot financiering?

    • In hoeverre zijn verschillende typen publieke regelingen, fondsen en deelnemingen complementair aan elkaar? In welke mate overlappen ze en is deze mate van overlap wenselijk, mede bezien vanuit een Europese en internationale focus?

    • Is ontvlechting of stroomlijning van de verschillende typen publieke regelingen, fondsen en deelnemingen wenselijk?

    • Welke mogelijkheden zijn er om de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium te vergroten door aanpassing en stroomlijning?

    • Is het huidige stelsel logisch, doelmatig en doeltreffend in de uitvoering?

Grondslag

Op hoofdlijnen is de grondslag verdeeld onder meerdere departementen. Hieronder is een overzicht van deze instrumenten opgenomen. In dit IBO worden beleidsopties in kaart gebracht. Er wordt een budget neutrale variant, één besparingsvariant van ‒ 10% tot ‒ 20% en één intensiveringsvariant van +10% tot +20% uitgewerkt.30 De besparing of intensivering an sich is niet het doel van het IBO. Het gaat om de mogelijke verbetering van het gehele stelsel. Gedane (meta-)evaluaties en aankomende evaluaties van beleidsinstrumenten zullen niet worden herhaald, maar de conclusies zullen dienen als input voor de integrale beoordeling van dit IBO. Hieronder volgt per departement een puntsgewijze opsomming van in elk geval relevante instrumenten en (fiscale) regelingen.

EZK kent de volgende relevante instrumenten:

  • Qredits

  • ROMs

  • Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) (garanties)

  • Groeifaciliteit (garanties)

  • Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) (garanties)

  • Vroege Fase Financiering (VFF)

  • Innovatiekredieten

  • Seed Capital regeling

  • Dutch Venture Initiative (DVI)

  • Dutch Future Fund (DFF) (Uitvoerder EIF)

  • Deep Tech Fund (Uitvoerder Invest-NL)

  • Dutch Alternative Credit Instrument  (DACI) (Uitvoerder EIF)

Financiën kent verschillende relevante instrumenten en (fiscale) regelingen:

  • Exportkredietverzekering (EKV)31

  • InvestNL32

  • Innovatiebox

  • Afdrachtvermindering loonbelasting en korting inkomstenbelasting (WBSO)

  • MKB-winstvrijstelling

  • Energie-investeringsaftrek (EIA)

  • Milieu-investeringsaftrek (MIA)

  • VAMIL

  • Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Daarnaast kent BZ/BHOS ook enkele relevante instrumenten:

  • (Internationaal) Maatschappelijk verantwoord ondernemen

  • Programma Internationaal ondernemen

  • Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) (ondergebracht bij Invest International)33

  • Dutch Good Growth Fund (DGGF) (ondergebracht bij Invest International)

Tot slot kent LNV nog enkele relevante instrumenten:

  • Het nationaal Groenfonds

  • Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Bijdrage borgstellingsreserve

  • Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van EZK, FIN, AZ, BZ, SZW en LNV. CPB en CBS worden ook verzocht om deel te nemen. Daarnaast kunnen expertsessies worden georganiseerd met DNB, AFM en ACM en andere relevante instituten of personen. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en EZK. Het onderzoek start in september 2023. De werkgroep rondt haar eindrapport af voor juni 2024.

Taakopdracht IBO Doelmatig hoger onderwijs

Aanleiding

De Nederlandse overheid streeft naar een toegankelijk, kwalitatief hoogwaardig en doelmatig hoger onderwijs. Dit betekent kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk onderwijs met een zo doelmatig mogelijke inzet van middelen. Deze drie doelen zijn verbonden met elkaar en kunnen ook op gespannen voet met elkaar staan.

De instroom in het hoger onderwijs heeft de afgelopen twintig jaar te maken gehad met grote groei, maar in de toekomst is de verwachting dat het aantal studenten zal gaan dalen (met name in het hbo, terwijl het aantal studenten in het wo in de toekomst nog lijkt te stijgen) en deze ontwikkelingen kunnen sterk verschillen tussen regio’s. Daarnaast is sprake van langdurige arbeidsmarktkrapte, met name in de sectoren zorg, onderwijs en de techniek die bijvoorbeeld relevant is voor de beoogde energietransitie. Terwijl de arbeidsmarkt roept om extra arbeidskrachten, doet een deel van de studenten in het hoger onderwijs relatief lang over het behalen van het diploma.34

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de rol van het hoger onderwijs en de manier waarop er vanuit de instellingen zelf en de overheid gestuurd wordt op een doelmatig hoger onderwijs?

Zo beïnvloeden de demografische ontwikkelingen de doelmatigheid van het hoger onderwijs(aanbod). Aan de ene kant leidt de toename van studenten bij bepaalde studies tot capaciteitsproblemen. Aan de andere kant leidt de afname van studenten in het hbo ertoe dat het verzorgen van een dekkend onderwijsaanbod in bepaalde regio’s moeilijker wordt. De grote (toekomstige) arbeidsmarktkrapte roept daarnaast de vraag op of – in combinatie met de demografische ontwikkelingen – het opleidingsaanbod vanuit maatschappelijk perspectief gezien nog voldoende aansluit bij de arbeidsmarktvraag.

De onderwijsinstellingen plegen op allerlei manieren inzet om met het onderwijs zo goed mogelijk in te spelen op de genoemde ontwikkelingen. Het hoger onderwijs heeft daarbij niet alleen een rol in het accommoderen van bestaande maatschappelijke en arbeidsmarktgerelateerde verwachtingen, maar hoort die verwachtingen ook, in het licht van haar academische vrijheid, kritisch te bevragen en soms te veranderen. Een responsieve, wendbare universiteit of hogeschool weet daar een goede balans in te vinden.35

De overheid heeft ook verschillende mogelijkheden om te sturen op doelmatigheid in het hoger onderwijs. Dit kan bijvoorbeeld via wetgeving, bestuurlijke afspraken en vormen van bekostiging. Ook wordt beleid gevoerd ten borging van de macrodoelmatigheid, zijnde de aansluiting van opleidingen op de behoefte van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap en de mate waarin hoger onderwijsinstellingen samenwerken aan een voldoende dekkend en divers aanbod en een doelmatige taakverdeling daarin. Bovengenoemde ontwikkelingen roepen de vraag op of de huidige beleidsinstrumenten, bijvoorbeeld de macrodoelmatigheidstoets, nog wel passend zijn.

De sturing van de overheid op de doelmatigheid van het hoger onderwijs staat centraal in dit IBO. Dit IBO beoogt de vraag te beantwoorden op welke manier de sturing op de doelmatigheid van het hoger onderwijs kan worden verbeterd met het oog op deze ontwikkelingen.

Opdracht aan de werkgroep

De hoofdvraag voor dit IBO is:

Hoe kan de sturing op de doelmatigheid van het hoger onderwijs worden verbeterd, in het licht van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en demografische en regionale ontwikkelingen (zoals krimp van het aantal jongeren en structurele krapte)?

Vragen daarbij zijn:

Beschrijving van relevante trendmatige demografische en regionale ontwikkelingen en trendmatige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt

  • Welke demografische ontwikkelingen hebben impact op het hoger onderwijs?

  • Welke regionale ontwikkelingen hebben betrekking op het hoger onderwijs?

  • Wat zijn de verwachte arbeidsmarktontwikkelingen in (inter)nationaal perspectief en hoe sluit het hoger onderwijs daarop aan?

(Macro)doelmatigheid van het stelstel

  • Wat wordt verstaan onder de doelmatigheid van het hoger onderwijs?

  • Welke rol heeft het hoger onderwijs bij het sturen op doelmatigheid en hoe vult het hoger onderwijs haar rol in, ten aanzien van de genoemde ontwikkelingen?

  • Wat betekent dit voor de rol van de overheid in de sturing op doelmatigheid?

  • Op welke manieren wordt vanuit de overheid gestuurd op de (macro)doelmatigheid van het hoger onderwijs? Aan welke knoppen kan worden gedraaid ten behoeve van de doelmatigheid?

    • Denk in ieder geval aan macrodoelmatigheidsbeleid nieuw en bestaand opleidingsaanbod, sectorplannen, studiekeuze(informatie), financiële maatregelen, numerus fixus, LLO-beleid.

  • Specifiek over bekostiging: In hoeverre zetten de verschillende onderdelen van de bekostiging36 van het hoger onderwijs aan tot doelmatigheid (zoals gedefinieerd en afgebakend in dit onderzoek)? En welke invloed hebben financiële ontwikkelingen op de doelmatigheid gehad?

  • In hoeverre wordt in het sturingsinstrumentarium nu al rekening gehouden met de genoemde ontwikkelingen?

  • Wat zijn de gewenste en ongewenste effecten van deze sturingsinstrumenten?

Relevante overwegingen/vragen ten aanzien van verbetering van de sturing op doelmatigheid

  • In hoeverre kan de sturing vanuit de onderwijsinstellingen en de overheid op de (macro)doelmatigheid van het hoger onderwijs worden verbeterd, mede in het licht van deze ontwikkelingen?

  • Zijn er betere alternatieven mogelijk om de doelmatigheid op lange termijn te borgen? Hierbij worden in ieder geval de volgende subvragen beantwoord:

    • Hoe gaan we om met kleine opleidingen die wel van groot maatschappelijk, wetenschappelijk en of regionaal belang zijn of juist grote opleidingen die tegen capaciteitsproblemen aanlopen?

    • Is de stelselbenadering nog steeds passend of is meer aandacht voor regionale en sectorale verschillen in onze sturing van belang?

    • Zou er meer moeten worden gestuurd op specialisering van het opleidingsaanbod vanuit instellingen of is juist een bredere portefeuille doelmatiger?

    • Welke rol speelt de verwevenheid van onderwijs en onderzoek hierbij?

    • Met het oog op genoemde ontwikkelingen, is het wenselijk om meer te sturen op onderwijslocatie / spreiding van opleidingen?

    • Welke factoren zijn van invloed op de studiekeuze van een student? Is het met het oog op de beschreven ontwikkelingen wenselijk om daar meer op te sturen?

    • Wat betekent meer sturing op opleidingsaanbod en studiekeuze voor de studiekeuzevrijheid en toegankelijkheid en de autonomie van de instellingen? Wat zijn de afruilen hierin in termen van maatschappelijke kosten en baten?

    • Is het wenselijk om meer inzet te plegen om het studentensucces te verhogen en welke factoren zijn daarop van invloed?

    • Zijn er vanwege bovenstaande ontwikkelingen redenen om de manier waarop het hoger onderwijs wordt bekostigd aan te passen?

Mogelijke beleidsopties ter verbetering van de sturing op doelmatigheid

  • Wat zijn de mogelijke beleidsopties gelet op bovengenoemde overwegingen?

  • Aspecten die bij de opties in elk geval in kaart kunnen worden gebracht: inhoudelijke gevolgen voor onderwijs en onderzoek, budgettaire gevolgen, gevolgen voor uitvoerbaarheid, verwachte gedragseffecten van de opties en verwachte effecten voor specifieke groepen (zoals studenten, docenten en medewerkers van universiteiten en hoge scholen).

Grondslag

Onderwijsbegroting Artikel 6 en 7 Hoger Onderwijs. De totale begroting voor hoger onderwijs bedraagt in 2023 11,7 miljard euro . Het IBO zal concrete beleidsopties in kaart brengen.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit leden van AZ, OCW, FIN, SZW, EZK, VWS en BZK. CPB en SCP worden verzocht deel te nemen. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en OCW. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld externe experts worden geraadpleegd. Het onderzoek start uiterlijk in oktober. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk juni 2024 af.

Het IBO houdt rekening met lopend verwant onderzoek, zoals onderzoek in het kader van de toekomstverkenning hoger onderwijs (zoals het traject Talentvraag 2040) en de motie-Van der Woude, die vraagt naar een analyse van verschillende bekostigingsscenario’s. Het IBO is erop gericht om overlap te voorkomen, maar kan juist gebruik maken van input uit dit onderzoek, of eventuele vervolgvragen beantwoorden. De werkgroep kan daarom in de startnotitie de precieze vraagstelling en afbakening aan de hand van de resultaten hiervan nader invullen.

De IBO spelregels zijn van toepassing, die beschrijven dat de beleidsopties of -varianten in de regel budgetneutraal zijn. Er wordt in dit IBO tenminste één besparingsvariant (-10 tot ‒ 20%) uitgewerkt en één intensiveringsvariant, waarbij het principe van ‘comply or explain’ geldt.

Taakopdracht IBO Pensioenopbouw

Inleiding

Met de Wet toekomst pensioenen (Wtp) wordt het pensioenstelsel persoonlijker en transparanter, en sluit het beter aan op de veranderende arbeidsmarkt. Deze wet biedt naar verwachting echter nog onvoldoende oplossing voor de grote groep werknemers (vast/flex) en zelfstandigen zonder pensioen of met te weinig pensioenopbouw.37,38 Per amendement (bij de Wtp) is de ambitie aan de wet toegevoegd om de ‘witte vlek’39 te halveren, met daarbij een zorgplicht voor de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Als bij een tussenevaluatie in 2025 blijkt dat dit doel onvoldoende op schema ligt, zal op basis van dit amendement in het kader van aanvullende maatregelen een algemene pensioenplicht moeten worden onderzocht. Bovendien zijn de verschillen in pensioenopbouw tussen groepen mensen – huizenbezitters en huurders, zelfstandigen en werknemers – groot.

Werkenden zonder of met een lage pensioenopbouw lukt het niet in alle gevallen om een bepaalde levensstandaard vast te houden na pensionering (een van de doelen van het pensioenstelsel). Zij kunnen te maken krijgen met een sterke inkomensterugval, waar ze zelf mogelijkerwijs niet op geanticipeerd hebben en daarmee financiële kwetsbaarheid. Zij doen dan in een latere levensfase vaker een beroep op inkomensafhankelijke regelingen en toeslagen. Geen, of te weinig pensioenopbouw40 zorgt daarmee voor druk op de overheidsfinanciën. De verwachting is dat dit in de toekomst zal toenemen wanneer grote groepen zonder adequate pensioenopbouw de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken (denk bijvoorbeeld aan de toename in de afgelopen 20 jaar van het aantal zelfstandigen, die nu nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben behaald). 

Aan de andere kant bouwt een groep Nederlanders tijdens het werkende leven juist relatief veel illiquide vermogen op in de vorm van pensioen, eigen woning of onderneming terwijl op dat moment ook het consumptiepatroon vanuit de levensloop bezien hoger ligt. Daarbij ontvangen mensen met hoge lonen gedurende hun loopbaan relatief meer fiscale subsidie op een relatief hoge pensioenopbouw. Na pensionering, wanneer uitgaven aan kinderen en woonlasten gemiddeld genomen lager liggen, heeft deze groep dan relatief veel te besteden.41 De illiquiditeit van pensioenopbouw tijdens het werkende leven zorgt daarnaast voor verminderd aanpassingsvermogen van huishoudens in tijden van crisis. Het gevolg daarvan was dat er tijdens de financiële crisis relatief grote en procyclische economische fluctuaties waren.42

Doel van het IBO en opdracht aan de werkgroep

Op dit moment zijn de consequenties van geen of weinig pensioenopbouw niet in kaart gebracht. Ook geeft de huidige ‘druk op de overheidsfinanciën’ vanwege geen of een te lage pensioenopbouw geen accurate weergave voor de toekomst omdat de arbeidsmarkt in de tussentijd is veranderd: de toenemende groep arbeidsmigranten heeft een onvolledige AOW-opbouw en mogelijk ook geen aanvullend pensioen, en daarnaast maken zelfstandigen ook een steeds groter onderdeel uit van de beroepsbevolking. Tenslotte legt het nieuwe pensioenstelsel meer nadruk op de eerste jaren van pensioenopbouw. Dit terwijl jongeren zijn oververtegenwoordigd in de witte en grijze vlek (wel actieve opbouw, maar te weinig), waardoor de ‘grijze vlek problematiek’ een groter effect kan gaan hebben. 

Het doel van het IBO is te onderzoeken of de pensioenopbouw ‘in balans’ is, en in het geval dat dat niet zo is in kaart te brengen wat de consequenties daarvan zijn en wat concrete beleidsopties zijn om deze balans te beïnvloeden.43 Dat wordt onderzocht binnen twee deelonderwerpen. Ten eerste, het beter inzichtelijk maken van de verwachte pensioenopbouw (1ste, 2de, 3de en 4de pijler)44 van alle werkenden. Daarbij aangeven of een vervangingsratio van 75 procent voor alle werkenden passend is, en welke groepen het niet lukt deze vervangingsratio te behalen, en bezien wat een ‘passende’ vervangingsratio zou kunnen zijn (al dan niet gedifferentieerd voor verschillende inkomensgroepen).45 Ten tweede, het volledig in kaart brengen van de gevolgen voor de overheidsfinanciën op de lange termijn. Zowel de gevolgen van de groepen waarvan de pensioenopbouw niet adequaat is als de gevolgen van de groep die (fiscaal gestimuleerd) overspaart. Voor beide doelen worden concrete en toepasbare beleidsopties uitgewerkt. Daarbij wordt tenminste een pensioenplicht met minimale inleg onderzocht en een optie om fiscaal gestimuleerd oversparen te beperken. Conform de IBO-spelregels wordt tenminste één besparingsvariant van ‒ 10 tot ‒ 20% uitgewerkt.

Grondslag

SZW begroting artikel 8: Oudedagsvoorzieningen

  • Overbruggingsregeling AOW (OBR)

  • Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

  • Algemene Ouderdomswet (AOW)

  • Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)

Extracomptabele fiscale regelingen:

  • Pensioen niet-belaste premie

  • Pensioen belaste uitkering

  • Pensioen vrijstelling box 3

  • Lijfrente premieaftrek

  • Lijfrente belaste uitkering

  • Lijfrente vrijstelling box 3

  • Nettopensioen en nettolijfrente

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van AZ, FIN, SZW, EZK en BZK. Ook worden experts van CPB en DNB verzocht om deel te nemen in de werkgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van FIN en SZW. Het onderzoek start in september 2023. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk mei 2024 af. Indien gewenst kan een tussenrapportage voor de kerst 2023 worden opgeleverd. De omvang van het rapport is niet groter dan vijftig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Problematische schulden

Aanleiding

In 2021 had 7,6 procent van de Nederlandse huishoudens geregistreerde problematische schulden.46 Dat percentage is sinds 2015 nauwelijks gedaald, ondanks economische voorspoed en dalende armoede. De snelle stijging van de energierekening, de gestegen inflatie, de na-ijleffecten van de coronacrisis en de oplopende rente kunnen de financiële positie van huishoudens (verder) verslechteren. Mede hierdoor kan de bestaanszekerheid van mensen onder druk komen.

De maatschappelijke gevolgen van problematische schulden en hoe we daar mee omgaan zijn substantieel. Kredietverstrekkers zijn doorgaans goed beschermd, wat bijdraagt aan hun stabiliteit. De signaalwerking die hiervan uit gaat, kan de betalingsmoraal versterken.47 Daar staat tegenover dat huishoudens die in de problemen komen veelal veel stress ervaren, wat kan leiden tot het nemen van minder goede beslissingen  en mentale en fysieke klachten. Dat terwijl huishoudens ook (deels) buiten hun schuld om in de schulden kunnen raken, bijvoorbeeld door een samenloop met levensgebeurtenissen (e.g. overlijden partner), of met andere problematiek (e.g. laaggeletterdheid of gezondheidsproblemen). Uit pogingen de maatschappelijke kosten en baten van onze omgang met (problematische) schulden te kwantificeren blijkt dat er potentieel ruimte is voor substantiële welvaartswinst.48

Mede naar aanleiding hiervan is de (demissionaire) minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen in 2022 gestart met de kabinetsaanpak geldzorgen, armoede en schulden. Het plan bevat een breed pakket aan maatregelen, met ambitieuze doelen. Het kabinet beoogt het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 te halveren ten opzichte van 2015.49 Om dat te bereiken worden reeds meerdere maatregelen getroffen. Zo wordt de lengte van Wsnp- en Msnp-trajecten ingekort tot 1,5 jaar, wordt er ingezet op aanbieden van meer schuldentrajecten, ook voor jongeren en zelfstandigen, en wordt gewerkt aan het onderzoeken van een breed moratorium. We zien, ook in het licht van het nauwelijks afnemende aandeel huishoudens met problematische schulden, ruimte voor een IBO dat kijkt naar het totaalbeeld en de samenhang van deze maatregelen en dat aanvullende opties verkent die in het maatschappelijk debat worden genoemd. Ook kan een IBO breder reflecteren op de rol van schulden en betalingsverplichtingen in de samenleving.

Opdracht aan de werkgroep

Doel van het IBO is om meer inzicht te krijgen in (i) het ontstaan, de opstapeling van en de gevolgen van problematische schulden bij huishoudens en (ii) de effectiviteit van schuldhulpverlening, en om (iii) beleidsopties te schetsen. Met als doel om in samenhang met het lopende beleid:

  • 1. Inzicht te krijgen in welke schulden en betalingsverplichtingen maatschappelijk gezien toegevoegde waarde hebben

  • 2. Problematische schulden te voorkomen

  • 3. Problematische schulden sneller te signaleren en op te lossen

Om tot beleidsopties te komen, zal de werkgroep gevraagd worden om in ieder geval de onderstaande thema’s te onderzoeken. Om de praktische toepasbaarheid van beleidsopties te borgen, zal de werkgroep daarbij expertise uit de praktijk bij het IBO betrekken. Bij verschillende onderzoeksvragen zijn er recent verkenningen uitgevoerd. De insteek is om aanvullend te zijn ten opzichte van het bestaande materiaal. Bij onderstaande vragen is een internationaal perspectief mogelijk ook nuttig.

Nut en noodzaak van schulden en oorzaken problematische schulden

  • Wanneer is kredietverstrekking/leningen ‘nuttig’ (welvaartsverhogend) voor een huishouden, en wanneer ook voor de maatschappij als geheel? Zijn er vormen van kredietverlening (of situaties waarin leningen worden aangegaan) waarvan we vanuit economische theorie zouden stellen dat ze minder nuttig zijn? Is het wenselijk dat huishoudens (relatief kleine) leningen (kunnen) afsluiten voor consumptieve goederen?

  • Hoe wijdverspreid is het hebben van kredieten en (problematische) schulden?

    • Hoe veel huishoudens hebben ze, hoe groot zijn ze, en waar worden ze voor gebruikt (hypothecair, consumptief, BNPL, uitgesteld betalen, etc.).

    • Voor welke productcategorieën staan consumptieve schulden zoal uit?

    • Welk deel van schulden is problematisch? Hoe en waar ontstaan problematische schulden? Hoe is de schuld verdeeld tussen ‘originele schuld’ en opbouw van rente en boetes? Wat zijn kenmerken van huishoudens met problematische schulden? Welke rol spelen andere maatschappelijke actoren hierin, zoals de overheid (als schuldeiser), deurwaarders of kredietverstrekkers?

  • Wat zijn de actuele maatschappelijke- (waaronder bedrijfskosten) en overheidskosten van problematische schulden bij huishoudens?50

  • Welk effect heeft het huidige (schulden)beleid op de betalingsmoraal?

  • Op welke manieren worden problematische schulden niet-problematisch? Hoeveel mensen vragen bij problematische schulden jaarlijks om hulp aan gemeenten en hoeveel mensen vragen niet om hulp? En hoeveel mensen ronden een hulpvorm succesvol (een concrete problematische schuldensituatie is (duurzaam) opgelost) af? Hoe lang duurt het tot mensen zich melden, geholpen worden, en van de schulden af zijn?

Beleidsopties (in aanvulling op het huidige beleid en de kabinetsaanpak geldzorgen, armoede en schulden)

  • Hoe kan het aantal/de fractie huishoudens met problematische schulden verder worden teruggebracht, dan wel worden voorkomen?

  • Hoe is de balans tussen rechten voor crediteuren en debiteuren, waarom is die balans op die manier, zijn er alternatieven en wat zijn de gevolgen en risico’s van een alternatieve balans, ook voor de stabiliteit van het financiële stelsel?

  • Hoe werkt de keten van (vroegsignalering tot) schuldsanering in de praktijk? In hoeverre verschillen de Msnp en Wsnp van elkaar, en is het wenselijk deze meer in lijn te brengen? Is het optimaal om de beleidsverantwoordelijkheid over meerdere ministeries te verdelen?

  • Zijn er verschillen in (het bereik van) schuldhulptrajecten tussen gemeenten? Wat zijn de voor- en nadelen van een gelijke toegang van schuldenaars tot gemeentelijke schuldhulpverlening en hoe kan dit geborgd worden?

  • Zijn er lessen te trekken over de omgang met (problematische) schulden uit andere landen, zowel in het beleid als in de uitkomsten daarvan?

  • Wat zijn de voor- en nadelen van het wijzigen van de rechtspositie van schuldeisers, schuldenaren en de overheid (waaronder de Belastingdienst)?

  • Waarom daalt het aantal Wsnp-trajecten en persoonlijke faillissementen? Hoe werken de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) of de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) hierop in?

  • Is het wenselijk de toegankelijkheid van de Wsnp te verbreden, bijvoorbeeld tot iedereen met problematische schulden?

  • Kunnen de prikkels die uitgaan van de Wsnp worden verfijnd? Bijvoorbeeld kwijtschelding na goed gedrag, differentiatie in duur voor kwijtschelding tussen goed en slecht gedrag (zoals tijdig aflossen van een deel van de schuld)? En welke positieve en negatieve effecten en risico’s gaan hiermee gepaard?

Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bestaand en lopend onderzoek, zoals de evaluatie van vroegsignalering (verwacht in 2024), het onderzoek Vergroten bereik schuldhulp (samenwerkingsverband NVVK, VNG, Divosa en SZW),51 onderzoek positie schuldeisers bij schuldregelingen en wettelijk schuldsaneringen, evaluatie WHOA, monitor Wsnp, rapportages door Aanjager aanpak problematische schulden van ondernemers Tideman, Van schuld naar schone lei (RVS) en onderzoek naar preferentie binnen schuldregelingen.

Grondslag

De beleidsopties die uit dit IBO naar voren komen hebben mogelijk gevolgen voor overheidsuitgaven. Vooral indirecte besparingen zijn potentieel substantieel: zo verhogen de problematische schulden de uitgaven aan uitkeringen met 6 mld. euro en de ziektekosten met 2 mld. euro (SZW 2011). Daarnaast verhogen zij de kosten die de overheid maakt door het verhalen van schulden op burgers. Denk aan vorderingsoverzichten, incassokosten en de kosten van deurwaarders. Het ligt voor de hand deze effecten waar mogelijk te ramen. De rechtstreeks relevante budgettaire middelen van overheden zijn bescheidener: ongeveer 50 mln. euro voor armoede en schulden bij SZW, uitgaven van gemeenten (Gemeentefonds, onbekend bedrag, recentelijk nog 40 mln struc toegevoegd aan het GF) en bij J&V uitgaven voor Wsnp-trajecten (ruim 10 mln.) en de Rechtspraak voor Wsnp-zaken en schuldenbewinden (circa 25 mln.).52 Gezien de beperkte directe grondslag ligt een besparingsvariant conform de IBO-spelregels niet voor de hand. Wel dient het IBO varianten in kaart te brengen die kunnen leiden tot substantiële indirecte besparingen.  Beleidsopties kunnen leiden tot hogere directe uitgaven. De business case zit dan in het effect op de lagere indirecte uitgaven. Zie betalingsregeling die CJIB heeft.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit leden van AZ, FIN, J&V, SZW en BZK. Ook wordt het SCP verzocht deel te nemen in de werkgroep. EZK draagt bij als lid van een klankbordgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN, SZW en J&V. Daarnaast zullen medeoverheden actief worden betrokken bij het traject en andere experts regelmatig worden geraadpleegd. Het onderzoek start in oktober. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk mei af.

Politieke besluitvorming

Hieronder wordt ingegaan op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de rondes 2020 tot en met 2023.

Ronde 2022-2023

In de ronde 2022-2023 zijn IBO’s opgestart naar Klimaat, Biodiversiteit en de Toekomstbestendigheid van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het IBO Klimaat en het IBO Biodiversiteit zijn inmiddels afgerond.

IBO Klimaat

Het IBO-rapport «Scherpe doelen, scherpe keuzes» is op 13 maart 2023 direct na afronding, zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.53 Dit voorjaar heeft het kabinet een besluit genomen over een integraal pakket aanvullende klimaatmaatregelen, waarbij zowel is gekeken naar normering, beprijzing als subsidiëring (via het Klimaatfonds). Daarin zijn de resultaten van dit IBO meegenomen.54

IBO Biodiversiteit

Het IBO-rapport «Snel aan de slag!» is vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.

Ronde 2021-2022

IBO Publieke investeringen in een politiek-bestuurlijke context

Het IBO-rapport «Waar voor ons geld» is op 18 juli 2022 met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.55 Hierin kondigde de minister van Financiën aan dat de werkwijze en de instrumenten overprogrammering en het investeringsplafond worden geëvalueerd om te borgen dat het doel van het beleid centraal staat. Daarnaast meldde het kabinet voornemens te zijn in de departementale begrotingen, jaarverslagen, de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk te rapporteren over investeringen uit het Coalitieakkoord die onder het investeringsplafond vallen. In de Miljoenennota 2023 is dit voornemen tot uitvoering gebracht in Bijlage 1. Tot slot zei het kabinet toe bij de wetvoorstellen en de bijbehorende memorie van toelichting voor het Klimaatfonds en het Transitiefonds heldere keuzes maken over de vormgeving van de fondsen.

IBO Vermogensverdeling

Het IBO-rapport «Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling» is direct na het gereedkomen op 8 juli 2022 aan de Tweede Kamer aangeboden.56 De kabinetsreactie volgde bij Prinsjesdag 2022 (20 september 2022), zoals aangegeven bij de aanbieding van het rapport aan de Tweede Kamer.57 In de Voorjaarsnota 2022 kondigde het toenmalige kabinet aan op basis van dit IBO en de evaluatie van de  bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) te kijken naar de wijze waarop de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kan worden gebracht.58 Het kabinet hanteert hierbij een gefaseerde aanpak. Met het pakket aan maatregelen in het Belastingplan 2023 heeft het kabinet een belangrijke stap gezet in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen en in het herstel van het globale evenwicht in de belasting van verschillende werkenden.59 Verder gaat het kabinet zich de komende jaren inzetten om opmerkelijke belastingconstructies en oneigenlijk gebruik van fiscale regelingen aan te pakken. Hiervoor geldt een taakstellende opdracht oplopend van 162 miljoen euro in 2024 tot structureel 550 miljoen euro vanaf 2027. Onderdeel daarvan is in ieder geval het standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting. In het Belastingplan 2023 is al een eerste concrete stap gezet in het aanpakken van belastingconstructies door voor periodieke giften een plafond in te voeren van 250.000 euro.60 Daarnaast is het kabinet begonnen met het jaarlijks opstellen van een lijst met opmerkelijke belastingconstructies die als bijlage mee wordt gestuurd bij de Voorjaarsnota en heeft het kabinet het CBS verzocht jaarlijks tegelijk met de Voorjaarsnota een infographic met relevante figuren te publiceren. Ook werkt het kabinet aan continue verbetering van benodigde data voor monitoring en evaluaties. Tot slot acht het kabinet het van belang om voortdurend kritisch te blijven kijken naar het belastingstelsel en daarmee ook de vormgeving van het boxenstelsel. Het kabinet neemt dan ook de aanbeveling uit het IBO ter harte om de herziening van het boxenstelsel te onderzoeken en daarbij de vraag of het mogelijk is om tot een stelsel te komen waarbij inkomen uit werk en verschillende vermogensvormen neutraler worden behandeld centraal te stellen. Voor het kabinet is het nu eerst prioriteit om het toekomstige stelsel op basis van werkelijk rendement in box 3 vorm te geven. Het belasten van het werkelijk rendement op vermogen in box 3 volgt uit het Coalitieakkoord Rutte IV en wordt omarmt door het IBO en past bij een evenwichtiger belastingstelsel.

IBO Jeugdcriminaliteit

Het IBO-rapport «Werken aan effectievere detentie van jeugdigen» is najaar 2022 afgerond en op 24 februari 2023 met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.61 In de kabinetsreactie wordt door de minister voor Rechtsbescherming onder andere aangekondigd dat wordt ingezet op het naar binnen halen van zorgpartners die voorafgaand aan de vrijheidsbeneming betrokken zijn. Daarnaast worden er verschillende aanvullende verkenningen uitgevoerd. Zo onderzoekt het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) belemmeringen in het integraal oppakken van signalen. Ook wordt er samengewerkt met OCW, bijvoorbeeld door in 2023 een tijdelijke landelijke coördinator aan te stellen die de samenwerking tussen JJI’s en mbo-instellingen faciliteert. Op 7 juli 2023 is de kamerbrief brede preventieaanpak jeugdcriminaliteit verstuurd.62 Hierin wordt o.a. extra geïntensiveerd in de domeinoverstijgende en gebiedsgerichte preventieve aanpak jeugdcriminaliteit. Dit sluit ook aan bij de aanbevelingen uit het IBO om de inzet van preventie te stroomlijnen en vroegsignalering te verbeteren.

IBO Sturing op kwaliteit van onderwijs

Op 18 april 2022 is het IBO-rapport «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In de kabinetsreactie geeft de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zijn visie op de sturing op onderwijskwaliteit en kansengelijkheid in het funderend onderwijs. Daarbij kijkt hij ook naar de grote samenhangende sturingsvraagstukken op het gebied van bekostiging, zeggenschap en arbeidsvoorwaardenvorming.63

IBO Ouderenzorg

Op 3 juli 2022 is het IBO-rapport «Niets doen is geen optie» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit IBO is een aantal keuzes in beeld gebracht om de beheersbaarheid van de ouderenzorg te vergroten, zowel op financieel, personeel als maatschappelijk vlak. Het rapport brengt bestaande inzichten in kaart en vult deze aan met analyses, beleidsopties en aanbevelingen. In de kabinetsreactie wordt het advies om nader onderzoek te doen ter harte genomen. Er wordt onder andere onderzocht of ouderenzorg onder kan worden gebracht in een ander domein en welke interventies effectief zijn.64

IBO Vereenvoudiging Sociale Zekerheid

Op 9 juni 2023is het IBO-rapport «Moeilijk makkelijker maken» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In de kabinetsreactie wordt de noodzaak om het sociaal vangnet eenvoudiger te maken onderschreven. Het toenmalige kabinet heeft in deze reactie een nieuw interdepartementaal programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen (VIM) aangekondigd. Dit programma heeft als doel om, samen met uitvoerders en gemeenten, tot scenario’s te komen voor een eenvoudigere inkomensondersteuning op de lange termijn. Ook pakt het programma knelpunten op die ontstaan als mensen te maken hebben met een samenloop van regelingen. Daarnaast werkte het kabinet aan de renovatie van bestaande regelingen en de dienstverlening. Verkend wordt hoe het arbeidsongeschiktheidsstelsel, de kindregelingen, de Participatiewet en de WW in de toekomst vereenvoudigd kunnen worden. Ook wordt de handhaving herijkt.65

Ronde 2020-2021

IBO Financiering energietransitie

Op 28 april 2021 is het IBO-rapport «Beleidsmatige keuzes in kosten, prikkels en verdeling» aan de Tweede Kamer aangeboden.66 In het IBO werd onder andere aanbevolen om versterking van de kapitaalbasis van de regionale netwerkbedrijven door de Staat uit te werken. De Staat heeft inmiddels een afsprakenkader kapitaalbehoefte regionale netwerkbedrijven vastgesteld dat vastlegt hoe de staat om zal gaan met een verzoek tot kapitaalstorting door de netwerkbedrijven.67

IBO Vastgoed Defensie

Op 16 april 2021 is het IBO-rapport «Toekomstvast – goedbeheerd, naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie» aan de Tweede Kamer aangeboden.68 Het IBO beveelt aan om de basis op orde te brengen door de informatievoorziening en governance te versterken, de vastgoedportefeuille met 35-40 procent te reduceren en het Defensievastgoed onder te brengen bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Met het Coalitieakkoord Rutte IV heeft het kabinet geld vrijgemaakt om de achterstanden in het vastgoed weg te werken. De kabinetsreactie is opgenomen in het Strategisch Vastgoedplan 2022 dat op 2 december 2022 aan de Tweede Kamer is aangeboden.69 Defensie is gestart met het (half)jaarlijks rapporteren over de voortgang van het verbeteren van het vastgoedbeheer. Daarnaast heeft Defensie het principebesluit genomen om over te gaan op een nog nieuw te ontwikkelen stelsel bij het RVB. Het nieuwe stelstel zal in de komende periode door Defensie en het RVB worden uitgewerkt. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn het behoud van zeggenschap over beschikbaarheid en gebruik en een budget-neutrale en gefaseerde overgang.

IBO Onderwijshuisvesting

Op 9 april 2021 is het IBO-rapport «Een vak apart. Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingstelsel» aan de Tweede Kamer aangeboden.70 Op 21 december 2021 reageerde de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op het IBO.71 Er blijkt sprake te zijn van een aanzienlijk aantal verouderde schoolgebouwen. Er komt een plan om die gebouwen aan te pakken. Er is onder andere een wetsvoorstel onderwijshuisvesting in de maak. Deze wet werkt voorstellen voor het aanpassen van de governance-relatie voor onderwijshuisvesting verder uit. Dit wetsvoorstel is nog niet aan de Tweede Kamer aangeboden. Naast deze wet wordt gewerkt aan de verbetering van informatievoorziening. Ook is er een verkenning gedaan naar de ervaren knelpunten in de regeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS). De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in de opvolger van de SUVIS, de Maatwerkregeling ventilatie in scholen. Tevens hebben scholen in de lumpsum middelen gekregen voor de aanschaf van een CO2-melder.

IBO Ruimtelijke ordening

Op 12 mei 2021 is het IBO-rapport «Van woorden naar daden, over de governance van de ruimtelijke ordening» aan de Tweede Kamer aangeboden. Vanwege de demissionaire status van het toenmalige kabinet is er toen geen kabinetsreactie met het IBO meegestuurd.72 Op 12 november 2021 reageerde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het IBO. In navolging van de aanbeveling om bindende prestatieafspraken van Rijk en regio op te stellen worden er definitieve verstedelijkingsstrategieën opgesteld.73

IBO Agentschappen

Op 19 mei 2021 is het IBO-rapport «Samen werken aan publieke waarde» aan de Tweede Kamer aangeboden.74 Het onderwerp van dit IBO heeft grote samenhang met de het onderzoek «Brede evaluatie van organisatiekaders op afstand» dat 9 december 2021 aan het Parlement is verzonden.75 Derhalve is de inhoudelijke reactie op het IBO Agentschappen samen met de kabinetsreactie op de Brede evaluatie van organisatiekaders aangeboden op 9 september 2022. Conform de aanbevelingen van het IBO Agentschappen is het afgelopen jaar onderzocht of verruiming in de kaders van toegevoegde waarde kan zijn.76 In 2024 zal het kader hierop worden aangepast.

Ronde 2020

IBO Deeltijdwerk

Op 29 april 2020 is het IBO-rapport «De(el)tijd zal het leren» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.77 In het rapport worden drie beleidsterreinen aangewezen waarmee de overheid de arbeidsduurbeslissing kan beïnvloeden: het belasting- en toeslagstelsel, kinderopvang en onderwijs, en verlofregelingen. Het Coalitieakkoord Rutte IV bevatte verschillende maatregelen op deze terreinen. Zo is het betaald ouderschapsverlof voor werknemers van 50 procent naar 70 procent uitgebreid en is de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) afgeschaft voor nieuwe gevallen na 2024. Ook was in dit Coalitieakkoord afgesproken om het financieringsstelsel van de kinderopvang te herzien met een inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders. Het IBO-rapport heeft, samen met andere rapporten zoals de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen (SVK) en het rapport Alternatieven voor Toeslagenstelsel, bouwstenen voor deze maatregelen aangereikt.78

IBO Toeslagen deel 2

Op 30 april 2020 is het IBO-rapport «Eenvoud of maatwerk. Alternatieven voor het bestaande toeslagenstelsel» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.79 Inmiddels zijn de Wet hardheidsaanpassing Awir en de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen aangenomen. In het Coalitieakkoord Rutte IV zijn hervormingen van het toeslagenstelsel aangekondigd. De ministers van BZK en SZW hebben de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Conform de motie van de leden Van Dijk en Maatough wordt er een contourennota opgesteld met een analyse van de problemen met het huidige toeslagenstelsel en een actualisatie van varianten voor aanpassingen van het stelsel.80

19 MONITOR INVESTERINGEN

Inleiding

In het voorjaar van 2022 zijn er bij de start van Rutte IV miljarden euro’s beschikbaar gesteld voor nieuwe investeringen. De budgetten van de reeds bestaande fondsen, Mobiliteitsfonds, Deltafonds en Defensiematerieelbegrotingsfonds, konden via coalitieakkoordmiddelen met meerdere miljarden euro's worden opgehoogd en andere coalitieakkoordmiddelen zijn beschikbaar gesteld voor de oprichting van nieuwe fondsen: het Klimaatfonds en het Transitiefonds.

Sindsdien hebben deze middelen een specifieke bestemming gekregen op de verschillende begrotingshoofdstukken, fondsen en de Aanvullende Post. Op aanbeveling van het IBO Publieke investeringen wordt de ontwikkeling van deze coalitieakkoordmiddelen onder het investeringsplafond gemonitord.

Algemeen

Figuur 1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de huidige stand van Miljoenennota 2024 vergeleken met de begrote stand bij Voorjaarsnota 2022. In 2023 wordt uiteindelijk minder uitgegeven dan werd verwacht bij Voorjaarsnota 2022. Hierin werd verwacht dat, indien gecorrigeerd wordt voor inflatie, circa 23 miljard euro zou worden uitgegeven. Inmiddels is de verwachting dat in 2023 circa 18 miljard euro tot uitgave komt onder het Investeringsplafond. Dat is ruim 20% minder dan eerder geraamd. Diverse plannen van het kabinet komen door vertraging later tot uitvoering dan aan het begin van de kabinetsperiode werd voorzien. In de onderstaande toelichting zijn de veranderingen per fonds uitgelegd.

Figuur 1

Toelichting per fonds

Leeswijzer Figuren

De figuren laten per begroting zien hoe de begrotingsjaren 2023 tot en met 2027 zich ontwikkeld hebben ten opzichte van de raming in de Voorjaarsnota 2022. De raming bij de Voorjaarsnota 2022 is gecorrigeerd naar het prijspeil van 2023 (hetzelfde prijspeil als de Voorjaarsnota en Miljoenennota 2023) en vormt de basis (100 procent). Als de rode of donkerblauwe lijn onder de 100 procent zit betekent het dat bij dat begrotingsmoment het begrotingstotaal sinds de Voorjaarsnota 2022 reeël is gedaald en middelen naar latere jaren zijn geschoven. Als de lijn boven de 100 procent zit betekent het dat bij dat begrotingsmoment het begrotingstotaal sinds de Voorjaarsnota 2022 is gestegen. Dit kan doordat middelen zijn toegevoegd (vanuit andere begrotingen), middelen uit latere jaren naar voren zijn gehaald of middelen uit eerdere jaren naar achter zijn geschoven.

Mobiliteitsfonds

In het coalitieakkoord van Rutte IV zijn onder andere middelen toegevoegd voor instandhouding en de ontsluiting van woningbouw. Deze investeringen zijn ambitieus en kunnen niet volledig worden waargemaakt in het oorspronkelijk beoogde ritme. Bij de Voorjaarsnota 2023 was de verwachting dat in 2023 circa 10% minder wordt besteed dan werd verwacht bij Voorjaarsnota 2022. Bij de Miljoenennota 2024 blijkt dat de uitgaven nog meer worden vertraagd: in 2023 wordt bijna 20% minder besteed dan werd verwacht bij de Voorjaarsnota 2022. De additionele daling komt onder andere door vertraging bij werkzaamheden in het beheer en onderhoud van de netwerken van Rijkswaterstaat. In 2023 wordt 500 miljoen euro doorgeschoven naar latere jaren wegens aanpassing van de programmering. De aanpassing heeft onder andere te maken met de krappe arbeidsmarkt. De 500 miljoen euro wordt grotendeels naar 2025 (250 miljoen euro) en 2027 (200 miljoen euro) geschoven, waardoor de verwachting nu is dat in die jaren meer wordt uitgegeven dan werd verwacht bij de Voorjaarsnota 2023. Ook wordt 350 miljoen euro voor de ontsluiting van woningbouw doorgeschoven naar 2024. De Tweede Kamer heeft verzocht geen onomkeerbare stappen te zetten totdat een schriftelijke vragenronde over de SPUK voor woningbouw is afgerond. De planning om de volledige middelen in 2023 uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht. Eerder zijn er meerdere projecten van het Nationaal Groeifonds in een realistische programmering gezet; circa 2,1 miljard euro is van 2023-2025 naar 2029-2033 geschoven.

Figuur 2 visualiseert de reële ontwikkelingen op het Mobiliteitsfonds ten opzichte van Voorjaarsnota 2022. Deze afbeelding maakt duidelijk dat de ambities van de Voorjaarsnota 2022 niet in de aankomende jaren wordt waargemaakt, maar pas in 2027 en later.

Figuur 2 Mobiliteitsfonds

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Bij de Miljoenennota 2024 zijn de verwachte uitgaven van het Defensiematerieelbegrotingsfonds in 2024 op ca. 10,5 miljard euro vastgesteld. Dat is meer dan bij de Voorjaarsnota 2023 was vastgesteld voor 2024. Dit wordt met name verklaard door de toevoeging van middelen waarmee de vervanging van uit eigen voorraad geschonken militair materieel aan Oekraïne wordt betaald. Verder valt op dat voor de jaren 2023, 2024 en 2025 de begrote uitgaven zijn gedaald ten opzichte van wat er in de Voorjaarsnota 2022 voor die jaren begroot stond. Dat komt doordat er kasschuiven zijn toegepast vanwege het Strategisch Vastgoedplan en vertraagde investeringen over de gehele defensieorganisatie.

Figuur 3 Defensiematerieelfonds

Nationaal Groeifonds

Voor het Nationaal Groeifonds zijn de verwachte uitgaven bij Voorjaarsnota 2023 licht naar beneden bijgesteld. Bij Miljoenennota 2024 zijn de verwachte uitgaven, met name in 2023, verder naar beneden bijgesteld. De middelen voor verschillende uitgaven en nog onverdeelde middelen zijn naar latere jaren verplaatst. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de aangepaste verwachting voor uitfinanciering van bestaande projecten en de wijziging in de planning van de vierde ronde. Op deze manier sluit dit meer aan bij de verwachte uitgaven per jaar.

Op de fondsbegroting van het NGF staat, naast de middelen voor projecten die een voorwaardelijke toekenning hebben ontvangen, nog circa 8 miljard euro aan onverdeelde middelen die bestemd zijn voor ronde 4 en 5. Ook is op de fondsbegroting nog circa 3 miljard euro aan middelen gereserveerd voor projecten die nog geen (voorwaardelijke) toekenning hebben ontvangen.

Deltafonds

In de Voorjaarsnota 2022 zijn er coalitieakkoordmiddelen beschikbaar gesteld voor instandhouding en er is een incidenteel bedrag (300 miljoen euro) beschikbaar gesteld voor waterveiligheid en daarmee samenhangende klimaatadaptatie in de beekdalen van zijrivieren van de Maas. De middelen voor instandhouding zijn onveranderd en staan in het beoogde ritme. De middelen voor waterveiligheid staan grotendeels (288 miljoen euro) op de Aanvullende Post.

Klimaatfonds

Voor het klimaatfonds is de raming voor alle begrotingsjaren bij Miljoenennota 2024 fors gestegen ten opzichte van Voorjaarsnota 2022. Dit komt voornamelijk doordat bij Voorjaarsnota 2023 besloten is over een Klimaatpakket. Bij Miljoenennota 2024 zijn deze middelen overgeheveld naar verschillende departementen. Dit verklaart het verschil ten opzichte van Voorjaarsnota 2022.

Transitiefonds

Sinds Voorjaarsnota 2022 hebben enkele overhevelingen van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting plaatsgevonden. Hierbij is budget naar voren geschoven omdat er voor 2022 geen budget in het transitiefonds gereserveerd was, maar er al wel direct begonnen is met (het voorbereiden van) maatregelen in het kader van natuurherstel. Zo is een uitvraag gedaan onder provincies, terreinbeheerders en waterschappen voor versnellingsvoorstellen, vooruitlopend op de nog op te leveren gebiedsprogramma’s. Het kabinet heeft hier vervolgens een bedrag van 504 miljoen euro uit het transitiefonds beschikbaar voor gesteld. Daarnaast heeft het kabinet 572 miljoen euro ingezet voor de uitvoering van de transitie. Verder is cumulatief 226,6 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post (Transitiefonds) naar de LNV-begroting ten behoeve van maatregelen voor de toekomst van de landbouw. Ook is in het kader van de piekbelastersaanpak cumulatief 1 miljard euro overgeheveld naar de LNV-begroting voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties-plus. Voor de aankoop van (landbouw)grond, om daarmee verplaatsing mogelijk te maken, is 200 miljoen euro geraamd voor 2023. De helft van dit budget, 100 miljoen euro, komt niet meer tot besteding in 2023 en is doorgeschoven naar 2024.

20 INTEGRAAL OVERZICHT KLIMAAT

De klimaatverandering is een grote uitdaging en het aanpakken hiervan is een van de prioriteiten van dit demissionaire kabinet. Het demissionaire kabinet neemt daarom op diverse terreinen maatregelen die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen.

In de bijlage worden deze maatregelen integraal gepresenteerd. In de Miljoenennota staat de begroting centraal. Deze bijlage licht daarom de klimaatmaatregelen toe die via de begroting plaatsvinden. Achtereenvolgens geeft de bijlage een weergave van uitgaven gerelateerd aan klimaat en fiscale maatregelen. De klimaatuitgaven zijn in tabel 19.1 tot en met 2028 weergegeven, omdat dit een combinatie is van reguliere middelen voor klimaatbeleid, maatregelenpakketten voor Urgenda, maatregelen uit het klimaatakkoord, en maatregelen gefinancierd uit het Klimaatfonds. De verschillende uitgaven worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post. Tabel 19.2 bevat een overzicht van lasten verhogende maatregelen die raken aan klimaat en saldo verbeterend zijn. Tabel 19.3 bevat een overzicht van fiscale stimulerende regelingen die grotendeels saldo verslechterend zijn.

De geraamde opbrengsten en lasten van de verschillende regelingen in tabel 19.2 en 19.3 hebben in sommige gevallen een bredere reikwijdte dan alleen broeikasgasreductie of verduurzaming van de energievoorziening.

Tabel 19.1 Uitgavenoverzicht Klimaat (bedragen in duizenden euro)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

RESTEREND OP DE AANVULLENDE POST: KLIMAATFONDS

0

100.000

336.530

2.395.637

3.583.491

3.605.333

3.707.258

RESTEREND OP DE AANVULLENDE POST: UITVOERINGSKOSTEN KLIMAAT EN PLANBUREAU'S

0

2.059

3.497

6.250

32.283

26.699

26.699

        

TOTALE UITGAVEN IN HET KADER VAN KLIMAATBELEID

5.087.842

5.586.904

6.184.632

5.999.090

7.910.422

7.518.922

7.323.863

        

ELEKTRICITEIT

3.922.290

2.400.751

1.861.113

1.758.233

4.475.995

4.489.158

4.519.243

[EZK, art 4, subsidie] SDE

474.419

0

200.000

0

530.000

506.000

473.000

[EZK, art 4, subsidie] SDE+ (incl. flankerend beleid en Net op Zee)

398.502

485.275

307.428

591.688

2.825.146

2.748.955

2.631.795

[EZK, art 4, subsidie] SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht)

0

832.375

280.367

91.875

658.286

967.592

1.115.512

[EZK, art 4, subsidie] Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

496

0

0

6.000

7.691

14.839

19.372

[EZK, art.4 ,storting] Storting in begrotingsreserve duurzame energie

2.626.555

226.000

0

0

0

0

0

[EZK, art 4, subsidie] ISDE-regeling

249.518

591.320

686.290

806.950

272.900

97.700

97.700

[EZK, art 4, subsidie] Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

59.862

63.602

55.465

56.635

49.303

46.855

43.200

[EZK, art 4, subsidie] Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+)

71.256

77.226

90.251

126.609

87.770

66.937

99.761

[EZK, art 4, subsidie] Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

29.610

45.319

42.000

25.540

0

0

0

[EZK, art 4, subsidie] NGF-project Circulaire zonnepanelen

0

0

135.000

0

0

0

0

[EZK, art 4, opdracht] Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER)

0

14.391

16.805

16.805

16.805

16.805

16.805

[EZK, art 4, opdracht] Onderzoek en opdrachten

12.072

65.243

47.507

36.131

28.094

23.475

22.098

        

INDUSTRIE

83.958

910.004

1.203.764

1.115.699

973.966

913.398

873.202

[EZK, art 2, subsidie] Verduurzaming industrie

45.380

61.810

79.322

92.025

94.732

76.925

88.700

[EZK, art 2, subsidie] Urgendamaatregelen Industrie

90

5.200

11.940

0

0

0

0

[EZK, art 2, subsidie] Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)

285

1.200

0

0

0

0

0

[EZK, art 2, subsidie] NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie

10.706

314.876

84.879

13.917

13.703

0

0

[EZK, art 2, subsidie] NGF - project Circulaire Plastics

0

77.540

23.040

21.170

0

0

0

[EZK, art 2, subsidie] Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds

0

25.971

134.210

227.933

197.529

154.714

118.909

[EZK, art 2, opdracht] Verduurzaming industrie

0

0

1.120

920

920

0

0

[EZK, art 4, subsidie] Carbon Capture Storage CCS

2.677

3.170

4.664

3.780

5.113

5.380

5.380

[EZK, art 4, subsidie] MIEK

1.039

5.908

14.450

13.040

1.500

0

0

[EZK, art 4, subsidie] Subsideregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

3.307

3.424

1.696

1.696

1.696

1.696

0

[EZK, art 4, subsidie] Opschalingsinstrument waterstof

0

1.000

389.000

318.000

268.000

275.000

202.000

[EZK, art 4, subsidie] Investeringen waterstofbackbone

0

36.700

34.500

53.300

118.300

155.800

277.200

[EZK, art 4, subsidie] IPCEI Waterstof

45

175.724

396.815

354.716

259.271

241.515

178.645

[EZK, art 4, subsidie] Subsidieondersteuning verduurzaming MKB

8.424

5.489

9.000

0

0

0

0

[EZK, art 4, subsidie] Energie-efficiency

1.273

2.624

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

[EZK, art 4, garantie] Garantie CCS/Porthos

0

175.600

0

0

0

0

0

[EZK, art 4, bijdrage mede-overheden] Regeling toezicht energiebesparingsplicht

10.732

13.768

16.760

12.834

10.834

0

0

        

GEBOUWDE OMGEVING

608.686

1.240.294

1.696.424

1.510.759

982.929

729.419

598.533

[BZK, art 4, subsidie] Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen

109

10.716

26.770

37.500

38.600

24.200

20.500

[BZK, art 4, subsidie] Nationaal isolatie Programma

0

0

25.980

25.980

0

0

0

[BZK, art 4, subsidie] Energiebeparing Koopsector

6.951

15.618

47.270

30.700

14.500

10.500

5.000

[BZK, art 4, subsidie] Energiebesparing Huursector

10.636

369

0

0

0

0

0

[BZK, art 4, subsidie] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed

37.167

126.830

384.800

356.600

361.800

293.800

275.100

[BZK, art 4, subsidie] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

0

0

6.000

6.000

0

0

0

[BZK, art 4, subsidie] Energietransitie en duurzaamheid

24.801

29.227

12.732

3.577

4.502

4.552

4.552

[BZK, art 4, subsidie] Renovatieversneller

1.000

7.739

24.198

34.290

28.773

11.250

10.000

[BZK, art 4, subsidie] SAH

3.773

11.700

20.500

30.000

17.000

39.500

29.500

[BZK, art 4, subsidie] Warmtefonds

85.600

155.390

93.000

77.000

77.000

103.000

77.000

[BZK, art 4, subsidie] Nationaal Groeifonds

0

11.925

24.022

31.758

11.989

6.460

0

[BZK, art 4, subsidie] Biobased Bouwen

0

2.000

10.450

6.850

0

0

0

[BZK, art 4, opdracht] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

0

1.500

750

0

0

0

0

[BZK, art 4, opdracht] Energietransitie en duurzaamheid

5.681

3.250

3.800

2.600

3.100

3.200

3.200

[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Lokale aanpak woningisolatie)

0

376.579

632.893

469.180

0

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Ondersteuning aanpak energiearmoede

358.689

186.173

0

0

0

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed

16.488

0

65.000

500

15.000

500

10.500

[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

0

16.500

9.000

9.000

0

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Soortenmanagement)

0

44.000

3.940

4.430

0

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe

0

0

50.000

50.000

50.000

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] RVO (Uitvoering Energieakkoord)

0

1.789

12.294

9.476

9.584

8.015

8.425

[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Dienst Publiek en Communicatie

1.052

113

1.000

960

0

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] RVO (Energiestransitie en Duurzaamheid)

33.664

24.478

11.565

7.964

7.012

6.913

6.823

[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] RVB

970

3.540

22.240

7.850

5.050

2.850

6.250

[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Verduurzaming Maatschppelijk Vastgoed

4.605

1.775

16.625

0

0

0

0

[BZK, art 4, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed

0

0

0

152.700

103.500

52.200

28.600

[BZK, art 4, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] EGO (innovatie)

0

4.287

5.475

12.844

21.819

25.139

22.399

[BZK, art 4, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Handhaving Energielabel C

0

425

0

0

1.600

1.600

1.600

[EZK, art 4, subsidie] Warmtenetten investeringssubsidie (WIS)

0

130.000

110.000

60.000

80.000

80.000

40.000

[EZK, art 4, subsidie] Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

0

26.551

0

0

0

0

0

[EZK, art 4, subsidie] NGF-project NieuweWarmteNu!

0,00

17.820

37.620

49.500

39.600

25.740

29.084

[EZK, art 4, subsidie] Aardwarmte

17.500

30.000

37.500

12.500

12.500

0

0

[EZK, art 4, subsidie] Geothermie (Klimaatfonds)

0

0

1.000

21.000

80.000

30.000

20.000

        

MOBILITEIT

145.419

222.946

438.741

393.452

247.849

164.915

133.875

[IenW, art 14, subsidie] Elektrisch vervoer

79.464

127.686

113.124

44.420

28.400

13.100

6.000

[IenW, art 14, subsidie] Duurzame mobiliteit

22.555

14.790

7.123

1.450

0

0

0

[IenW, art 14, opdracht] KF: (Slimme) Laadinfrastructuur

0

4.376

31.660

77.680

89.180

88.680

82.680

[IenW, art 14, opdracht] Reservering Klimaatakkoord

0

1.672

64.294

77.344

42.329

40.221

29.341

[IenW, art 14, opdracht] Programma Vergroening Reisgedrag

1.371

5.736

42.532

37.106

29.875

12.208

12.294

[IenW, art 14, opdracht] Duurzame energiedragers in mobiliteit

818

1.238

1.323

1.333

1.334

1.175

579

[IenW, art 14, opdracht] Duurzame logistiek

7.719

3.604

15.197

0

0

0

0

[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] Duurzame mobiliteit

5.547

13.500

7.300

6.600

6.600

4.800

800

[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] KF: Slimme Laadinfra

0

8.624

0

0

0

0

0

[IenW, art 14, bijdrage aan agentschappen] Overige bijdragen aan agentschappen

12.945

14.835

382

382

381

381

381

[IenW, art 18, subsidie] NGF: Maritiem Masterplan

0

0

29.011

59.254

8.700

0

0

[IenW, art 18, subsidie] NGF: Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

9.500

15.600

25.100

0

0

0

0

[IenW, art 18, subsidie] Walstroom (deels KF)

5.500

11.285

100.415

86.437

38.550

2.850

300

[IenW, art 18, opdracht] NGF: Maritiem Masterplan

0

0

142

146

1.000

0

0

[IenW, art 18, opdracht] KF: Verplicht Emissielabel Binnenvaart

0

0

700

1.000

1.500

1.500

1.500

[IenW, art 18, bijdrage aan agentschappen] NGF: Maritiem Masterplan

0

0

438

300

0

0

0

        

LANDBOUW EN LANDGEBRUIK

80.148

146.880

192.645

189.990

195.714

200.377

194.024

[LNV, art 21, subsidie] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

68.437

87.836

111.751

120.451

124.791

130.594

124.394

[LNV, art 21, opdracht] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

18

0

0

0

0

0

0

[LNV, art 22, subsidie] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren

0

3.900

3.900

2.100

0

0

0

[LNV, art 22, opdracht] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren

6.585

19.934

34.056

34.215

36.964

35.511

35.559

[LNV, art 22, opdracht] Duurzame visserij

570

29.217

36.940

29.918

30.653

30.966

30.765

[LNV, art 22, opdracht] Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit

4.538

5.993

5.998

3.306

3.306

3.306

3.306

        

SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN

247.341

666.029

791.945

1.030.957

1.033.969

1.021.655

1.004.986

[IenW, art 21, subsidie] Subsidies duurzame productieketens

19.639

9.955

18.865

20.650

15.226

15.803

7.703

[IenW, art 21, subsidie] KF: Plastics norm

0

0

11.900

23.800

16.650

6.250

3.000

[IenW, art 21, subsidie] KF: DEI+CE

0

525

3.170

9.137

16.025

15.500

10.100

[IenW, art 21, opdracht] KF: Circulair doen en gedrag

0

0

2.200

3.300

5.100

5.100

6.000

[IenW, art 21, opdracht] Uitvoering duurzame productieketens

8.220

11.736

11.726

14.775

7.022

6.999

7.049

[IenW, art 21, opdracht] KF: Biobased bouwen

0

0

1.600

1.400

0

0

0

[EZK, art 4, subsidie] Projecten Klimaat en Energieakkoord

2.227

5.802

13.452

8.490

2.847

4.447

4.447

[EZK, art 4, subsidie] Green Deals

45

462

500

500

500

500

500

[EZK, art 4, subsidie] Overige subsidies

57.565

92.897

62.391

57.391

77.393

75.058

50.133

[EZK, art 4, lening] Lening EBN

61.400

19.000

24.000

17.000

0

0

0

[EZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage RVO

90.998

121.214

96.476

93.367

91.255

91.149

91.149

[EZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage Nea

7.197

15.214

18.432

18.860

18.272

18.270

12.823

[EZK, art 4, bijdrage aan mede-overheden] Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

50

389.224

527.233

762.287

783.679

782.579

812.082

Inkomsten klimaat

Tabel 19.2 Opbrengst milieu gerelateerde belastingen (in mln. euro, - = saldo verslechterend))123

OPBRENGSTEN KLIMAATGERELATEERDE BELASTINGEN (in mln. euro, - = saldo verslechterend)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

BELASTINGEN OP EEN MILIEUGRONDSLAG

4.387

4.515

1.237

7.048

8.182

8.690

8.665

8.736

8.894

w.v. CO2-heffing*

0

0

0

0

0

0

0

0

0

w.v. Afvalstoffenbelasting**

221

249

240

250

273

277

282

285

289

w.v. Waterbelasting

302

320

309

335

368

380

396

410

425

w.v. Vliegbelasting**

0

69

164

615

710

768

812

856

899

w.v. Energiebelasting*

3.863

3.876

525

5.849

6.831

7.266

7.176

7.185

7.281

          

OPSLAG DUURZAME ENERGIE EN KLIMAATRANSITIE (ODE)*

2.542

3.078

2.826

225

5

0

0

0

0

   

EMISSIONS TRADING SYSTEM (ETS)*

441

894

1.136

1.350

1.400

1.450

1.700

5.250

4.300

          

BELASTING OP PERSONENAUTO'S EN MOTORRIJWIELEN (BPM)**

1.503

1.501

1.463

1.464

1.485

1.970

2.390

2.471

2.435

   

MOTORRIJTUIGENBELASTING (MRB)**

4.227

4.323

4.362

4.599

4.946

5.038

5.691

5.872

6.047

   

BELASTING OP ZWARE MOTORRIJTUIGEN**

187

199

198

213

213

215

218

220

222

          

BRANDSTOFACCIJNZEN**

7.368

7.644

6.916

7.419

9.011

9.098

9.312

9.390

9.483

TOTAAL LASTEN

20.656

22.153

18.138

22.317

25.241

26.461

27.976

31.939

31.383

X Noot
1

Categorie 1 – Maatregelen die volledig toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening (los van de inkomstdoelstellingen van milieugerelateerde belastingen) energievoorziening.

X Noot
2

Categorie 2 – Maatregelen die deels toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening.

X Noot
3

ETS: Het ETS is geen fiscale maatregel, maar wel een belangrijk beprijzingsinstrument. Het veilen van de emissierechten leidt tot een budgettaire opbrengst van de overheid. Deze opbrengsten staan op de begroting van EZK (zie tabel 37 van de EZK-ontwerpbegroting 2024).

19.3 Overzicht fiscale groene subsidies (in mln. euro, - = saldo verslechterend)1234

OVERZICHT FISCALE GROENE SUBSIDIES (in mln. euro, - = saldo verslechterend)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

EIA*

‒ 146

‒ 186

‒ 297

‒ 249

‒ 259

‒ 441

‒ 470

‒ 464

‒ 490

MIA**

‒ 75

‒ 101

‒ 206

‒ 192

‒ 192

‒ 194

‒ 194

‒ 219

‒ 219

VAMIL**

‒ 15

‒ 18

‒ 23

‒ 25

‒ 25

‒ 25

‒ 25

‒ 25

‒ 25

FISCALE STIMULERING EV PERSONENAUTO'S (KA-pakket)*

38

‒ 332

‒ 390

‒ 378

‒ 483

‒ 730

0

0

0

FISCALE STIMULERING EV (niet toepassen HADK, stimulering meer richten op particulieren i.p.v. zakelijk)*

  

‒ 20

‒ 191

‒ 217

‒ 16

0

0

0

EB – salderingsregeling*

‒ 454

‒ 502

‒ 335

‒ 607

‒ 564

‒ 376

‒ 355

‒ 304

‒ 258

EB – verlaagd tarief laadpalen EV*

‒ 8

‒ 14

‒ 9

‒ 30

‒ 41

0

0

0

0

EB – verlaagd tarief lokaal opgewerkte duurzame energie*

‒ 7

0

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL LASTEN

‒ 667

‒ 1.153

‒ 1.280

‒ 1.672

‒ 1.781

‒ 1.782

‒ 1.044

‒ 1.012

‒ 992

X Noot
1

Categorie 1 – Maatregelen die volledig toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening (los van de inkomstdoelstellingen van milieugerelateerde belastingen) energievoorziening.

X Noot
2

Categorie 2 – Maatregelen die deels toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening.

X Noot
3

EB-salderingsregeling: In deze budgettaire reeks is rekening gehouden met een afbouw van de salderingsregeling per 1 januari 2025 naar nihil in 2030.

X Noot
4

EB-verlaagd tarief laadpalen EV: Deze regeling kent een horizonbepaling. Vandaar dat alleen het budgettaire belang van de regeling in de jaren tot en met het jaar 2024 is gepresenteerd. In 2022 is de omvang lager doordat de reguliere energiebelasting tarieven zijn verlaagd.

Bredere investeringen in de energietransitie

De energietransitie gaat – net als elke andere transitie – gepaard met verschillende kosten en baten. Er zijn kosten verbonden aan het onderhouden van de onderdelen van het bestaande systeem die we willen behouden, en het opbouwen van een uitgebreid, nieuw systeem vraagt om grote investeringen. In de tabellen hierboven is het overzicht van de directe Rijksuitgaven en fiscale maatregelen voor de energietransitie weergegeven. Daarnaast worden publieke middelen ook indirect besteed aan de energietransitie. Zo verzorgen de landelijke en regionale netbeheerders essentiële onderdelen van de energie-infrastructuur en dus ook energietransitie. Om die reden is dan ook bij wet vastgelegd dat de aandelen van netbeheerders direct of indirect in publieke handen zijn. De netbeheerders zullen de komende jaren fors moeten investeren wil Nederland zijn klimaatdoelen kunnen halen en tegelijkertijd economische groei kunnen faciliteren.

Landelijke netwerkbedrijven TenneT en Gasunie zijn 100% staatsdeelnemingen met een wettelijke taak om elektriciteits-of gasnetten aan te leggen. TenneT is de beheerder van het hoogspanningsnet in Nederland op land en het net op zee. Om de elektriciteitsvraag van de energietransitie te kunnen faciliteren, groeien de jaarlijkse investeringen van TenneT in het Nederlandse hoogspanningsnet ten opzichte van 2021 met circa 50% naar gemiddeld 2,4 miljard euro per jaar in de komende 10 jaar.81 Gasunie beheert het Nederlandse gasnetwerk. Sinds kort is Gasunie ook aangewezen als ontwikkelaar en toekomstig beheerder van het landelijke waterstofnetwerk. Gasunie verwacht tot 2050 ca. 2 miljard euro in het waterstofnetwerk te investeren. Afhankelijk van de ontwikkelingen op de waterstofmarkt kan dit nog toenemen. Dit soort investeringen worden in principe achteraf vergoed via de nettarieven, maar moeten wel door de netbeheerders voorgefinancierd worden. Over de precieze gevolgen hiervan wordt u later geïnformeerd. Naast de investeringen in het net maken de netbeheerders operationele kosten in het transport, beheer en onderhoud van het net. Met name door toegenomen prijzen voor energie maken netbeheerders in toenemende mate hoge kosten voor het compenseren van de netverliezen, het handhaven van de netbalans en het mitigeren van congestie op de netten. Bijvoorbeeld, de totale netkosten van TenneT in de eerste helft van 2022 bedroegen 900 miljoen euro. Dit is een verdriedubbeling ten opzichte van de eerste helft van 2021. Ook deze kosten worden bekostigd via de nettarieven. Het voornemen is om deze kosten in de volgende miljoenennota nog inzichtelijker te maken via een meerjarige tabel.

Naast de landelijke netbeheerders die 100% staatsdeelnemingen zijn, zijn ook de regionale netwerkbedrijven, die lokale netwerken beheren, een belangrijk onderdeel van de energietransitie. In totaal verwachten de drie grootste regionale netwerkbedrijven – Alliander, Enexis, Stedin - tot 2030 circa 30 miljard euro te moeten investeren in de uitbreiding en verzwaring van het net. Op de lange termijn verdienen de netwerkbedrijven de efficiënte investeringen plus een redelijk rendement terug via de nettarieven, maar op de korte termijn moeten zij de investeringen voorfinancieren. De investeringsopgave en dus de behoefte aan externe financiering voor regionale netwerkbedrijven is groot. In een recente Kamerbrief heeft de Nederlandse staat de strategische intentie uitgesproken om een deelneming in de regionale netwerkbedrijven verder te onderzoeken. Hierbij wordt ook onderzocht in hoeverre mitigerende maatregelen, waaronder een bijdrage van medeoverheden, de kapitaalbehoefte kunnen reduceren. Verdere analyses zijn nodig om de exacte financieringsbehoefte op lange termijn te kunnen inschatten. Wel is inmiddels duidelijk dat één van de netwerkbedrijven, Stedin, in 2023 al kapitaal nodig heeft om haar A minus rating te behouden. Om die reden reserveert het kabinet nu 500 miljoen Euro in 2023 voor de kapitaalsversterking van Stedin dat hiermee naar verwachting haar investeringen op peil kan houden. Het instrument dat ingezet zal worden, wordt later dit jaar uitgewerkt. In lijn met de kamerbrief is een aandelenparticipatie hierbij het uitgangspunt, maar ook andere opties worden overwogen als dit Stedin, en de Staat, voldoende financiële zekerheid biedt.

21 UITGAVENOVERZICHT STIKSTOF

Uitgavenoverzicht stikstof

Deze bijlage geeft een uitgavenoverzicht voor stikstof. De verschillende regelingen worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Tabel 21 Uitgavenoverzicht stikstof (bedragen in duizenden euro's)

Overzicht maatregelen ten behoeve van het structurele pakket stikstof en het transitiefonds (bedragen in miljoenen euro's)

                 
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

Totaal beschikbare middelen

 

63

391

863

1.941

2.121

2.373

3.985

3.722

3.755

3.755

3.753

1.000

1.000

1.000

1.000

988

Totale reeks op departementale begrotingen

 

63

391

863

1.801

1.309

1.693

895

544

445

386

389

33

33

25

22

12

Totale reeks reservering Aanvullende Post (AP)

 

0

0

0

140

813

680

3.090

3.178

3.310

3.369

3.364

967

967

975

978

976

                  

Bronmaatregelen

Verantwoordelijke departement

                

Programma natuur

LNV

 

193

251

300

300

300

300

300

300

300

300

     

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (srv stikstofdeel)

LNV

 

35

48

7

            

Landelijke beëindigingsregel veehouderij (LBV)

LNV

   

254

117

313

264

52

        

Waarvan overgeboekt naar begroting

LNV

   

254

117

313

93

52

        

Waarvan resterend op AP

       

171

         

Verlagen Ruw eiwitgehalte veevoer

LNV

2

5

6

29

20

9

4

3

        

Vergroten aantal uren weidegang

LNV

1

  

2

1

           

Verdunnen mest

LNV

 

1

 

38

2

 

32

         

Stalmaatregelen

LNV

   

33

36

36

35

35

35

35

35

     

Waarvan overgeboekt naar begroting

LNV

   

6

20

24

18

8

        

Waarvan resterend op AP

    

27

17

12

17

28

35

35

35

     

Omschakelprogramma1

LNV

 

12

7

24

31

32

32

36

        

Mestverwerking

LNV

   

2

2

2

5

1

1

1

1

     

Programmakosten Landelijk Gebied en Stikstof

LNV

18

17

17

22

21

18

15

15

15

15

15

     

PAS-melders

LNV

  

4

256

5

5

          

Gerichte opkoop

LNV

 

96

124

1

185

 

62

         

Natuurbank2

LNV

 

1

2

2

24

48

          

Natuurimpuls

LNV

38

9

16

25

21

10

          

Actieprogramma nitraatrichtlijn

LNV

  

24

31

38

41

          

Onverdeeld

    

134

62

7

          

Waarvan overgeboekt naar begroting

LNV

   

93

2

           

Waarvan resterend op AP

    

41

60

7

          

Piekbelasters industrie

EZK

  

25

5

10

           

Retrofit binnenvaart

IenW

 

5

15

19

13

13

13

13

2

2

      

Gerichte handhaving Adblue

IenW

 

1

2

2

2

2

2

2

2

2

2

     

Waarvan overgeboekt naar begroting

IenW

 

1

2

             

Waarvan resterend op AP

    

2

2

2

2

2

2

2

2

     

Walstroom zeevaart

IenW

  

6

39

10

8

          

Elektrisch taxiën

IenW

    

7

1

1

1

        

Waarvan overgeboekt naar begroting

IenW

                

Waarvan resterend op AP

     

7

1

1

1

        

Innovatieregeling bouw en GWW

IenW

4

11

10

             

Bouwmaatregelen

IenW

  

47

132

113

113

114

115

98

98

98

     

Waarvan overgeboekt naar begroting

IenW

  

47

62

63

58

54

40

33

33

38

     

Waarvan resterend op AP

    

70

50

55

60

75

65

65

60

     

Bouwmaatregelen

BZK

 

4

13

17

13

6

6

8

3

3

3

     

Projectspecifieke mitigerende maatregelen voor MIRT projecten

IenW

  

15

             
                  

Resterend op AP

    

140

136

77

251

106

102

102

97

     
                  

Transitiefonds maatregelen

                 

Totaal

   

230

573

1.097

1.300

3.100

3.140

3.300

3.300

3.300

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Uitvoeringskosten

LNV

  

27

96

100

61

33

33

33

33

33

33

33

25

22

12

Versnellingsvoorstellen provincies3

LNV

  

203

301

            

Kamerbrief Toekomst Landbouw4

LNV

   

111

114

           

Grondbeleid

LNV

      

28

35

59

       

Piekbelastersaanpak (LBV+)

LNV

   

60

206

636

200

         

Maatregelen toekomt landbouw

LNV

    

50

42

36

36

11

       

Overig

LNV

   

5

            
                  

Resterend op AP

     

627

562

2.803

3.036

3.197

3.267

3.267

967

967

975

978

988

X Noot
1

Een deel van deze middelen (€ 153 mln.) worden ingezet voor uitvoeringskosten van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid.

X Noot
2

Een deel van deze middelen (€ 65 mln.) moet nog gerealloceerd worden naar de maatregel piekbelasters industrie, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de opvolging van de Porthos uitspraak (Kamerstukken II 2022/23, 34682, nr. 108)

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/22, 35925 XIV nr. 161

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 30252, nr. 77

22 UPDATE VOORJAARSNOTA INZAKE HERSTEL TOESLAGEN EN GRONINGEN: SCHADE EN VERSTERKEN

In de Voorjaarsnota 2021 heeft het demissionaire kabinet middelen voor een aantal maatschappelijke opgaven waarvan de besluitvorming niet kan wachten op een nieuw kabinet ter beschikking gesteld. In deze bijlage wordt een update van de twee van de maatschappelijke opgaven uitgelicht: herstel Toeslagen en schade en versterken Groningen.

22.1 Bijlage Herstel Toeslagen

Het kabinet zet zich in voor mensen die gedupeerd zijn door de problemen die zijn ontstaan rondom de kinderopvangtoeslag. Om gedupeerden recht te doen is ruimhartige compensatie en emotioneel herstel cruciaal. In onderstaande tabel 22.1 is een uitsplitsing opgenomen van de beschikbare middelen per regeling van de hersteloperatie en het totaal. Om een integraal overzicht te geven van de financiën laat het overzicht zowel de geraamde uitgaven als de verwachte inkomstenderving zien.

Het totaal beschikbare budget is weinig veranderd ten opzichte van het overzicht in de Voorjaarsnota 2023. De enige wijziging op de totale omvang is een creditnota door Sociale Banken Nederland (SBN) voor een deel van het betaalde voorschot voor de private schuldenaanpak (circa 22 miljoen euro). Dit vanwege de verwachting dat door het huidige bevoorschottingsschema de liquide middelen van SBN te hoog worden ten opzichte van de verplichtingen.

Daarnaast is in het overzicht de herschikking van middelen in het kader van het project Versneld Duidelijkheid voor Ouders opgenomen. Hiervoor is onder andere ruimte bij de middelen voor de private schuldenaanpak en het betalen van dwangsommen gebruikt. Deze ruimte was er vanwege (verwachte) meevallers in de ramingen. Ook is er een herschikking geweest voor het voortzetten van de aanpak van multiproblematiek (doorbraakmethode), voor de uitbreiding van de rechtsbijstandregeling en de schade-expert pool. Deze ruimte is eveneens gevonden bij de middelen voor de private schuldenaanpak. Verder is er een aantal kasschuiven gedaan om de beschikbare middelen aan te laten sluiten bij het actuele ritme van de verschillende regelingen.

Voor de eerste toets en de Kindregeling zijn er meer middelen in 2023 nodig. Voor onder andere de ex-toeslagpartnerregeling, de HZK-regeling (huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget) en de publieke schuldenaanpak zijn middelen deels naar latere jaren geschoven vanwege het verschuiven van geplande werkzaamheden. Van de Aanvullende Post (AP) zijn middelen overgeboekt naar de begrotingen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het gaat daarbij om circa 142 miljoen euro voor het project Versneld Duidelijkheid voor Ouders, 34,5 miljoen euro voor het schuldhulpverleningsaanbod voor jongeren met problematische schulden (motie Kat) en circa 18 miljoen euro voor het kwijtschelden van publieke schulden.

In de 15e voortgangsrapportage wordt uitgebreider ingegaan op de hierboven beschreven ontwikkelingen, deze wordt naar verwachting eind september met de Kamer gedeeld.

Tabel 22.1 Herstel Toeslagen

Na ontwerpbegroting en MJN 2024

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

totaal

(in miljoenen euro's)

93

1.271

1.025

2.072

1.603

781

283

35

7.163

          

Verwerkt in departementale begrotingen

93

1.271

1.025

2.072

1.457

464

175

35

6.592

Programma

47

1.136

780

1.731

1.026

310

112

29

5.172

w.v. 30k, IB, aanvullende compensatie (incl. uitvoering VSO-route) en overig

36

713

303

360

353

91

76

29

1.960

w.v. Kindregeling

  

74

535

131

   

740

w.v. Kwijtschelden publieke schulden (incl. uitvoering; rijksbreed)

 

369

162

349

283

68

6

1

1.238

w.v. Kwijtschelden private schulden (incl. uitvoering)

 

41

173

175

113

50

7

 

559

w.v. Andere toeslagen

   

2

54

1

  

56

w.v. Ex-partners

   

11

130

31

1

 

173

w.v. Ondersteuning door gemeenten

11

14

34

105

87

39

12

 

301

w.v. Reservering ondersteuning rechtsbijstand

  

1

3

14

19

10

 

47

w.v. Dwangsommen

  

19

19

    

38

w.v. Ouders in het buitenland (incl. uitvoering)

  

5

9

12

3

  

30

w.v. Uithuisplaatsingen kinderen (incl. uitvoering; J&V)

  

10

3

    

14

w.v. Schade-expert pool

    

9

7

  

16

Apparaat

46

135

245

341

431

154

63

6

1.420

          

Reservering op AP

    

146

317

108

 

571

Financiën

    

104

299

108

 

511

Rijksbreed (kwijtschelden publieke schulden)

    

42

18

  

60

22.2 Bijlage Groningen Schade en Versterken

Deze bijlage geeft een overzicht van ontwikkelingen m.b.t. Groningen voor schade en versterken en de kabinetsreactie PEGA.

Op basis van de geactualiseerde verwachtingen over de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is de raming in het voorjaar opnieuw herijkt en is uitvoeringsjaar 2029 toegevoegd in tabel 22.2. De beleidsmatige ontwikkelingen n.a.v. de kabinetsreactie op het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) zijn nog niet verwerkt in deze ramingsbijstelling, hiervoor is een aparte tabel opgenomen. Ook komen de middelen die aan de regio ten goede komen vanuit de Bestuurlijke Afspraken uit 2020 (1,5 miljard euro)en de 1,15 miljard euro voor het Nationaal Programma Groningen hier nog bovenop. Deze zijn respectievelijk bij de Voorjaarsnota 2021 en 2018 toegevoegd.

Ten opzichte van de Miljoenennota 2023 stijgen de geraamde uitgaven voor schade en versterken met circa 1,1 miljard euro. De meerkosten ten opzichte van de eerdere raming worden in onderstaande tabel toegelicht. De ophoging van de schaderaming wordt met name verklaard door enkele vernieuwde inzichten over het verloop van de schadeafhandeling en het toevoegen van uitvoeringsjaar 2029. De raming voor de uitgaven van de versterkingsoperatie is opgesteld op basis van een nieuw ramingsmodel, te weten het Meerjarenversterkingsbegroting-model (MJVB). Dit model gaat uit van de huidige planning van de versterkingsoperatie (Meerjarenversterkingsplan, MJVP). De raming volgt daarbij de 11 mijlpalen van het versterkingsproces, gebruikt concrete projectramingen en waar dat niet mogelijk is, de gemiddelde kosten per type huis. Het nieuwe ramingsmodel is betrouwbaarder en makkelijker te actualiseren aan de hand van nieuwe uitvoeringsinformatie. Volgens de huidige verwachting wordt de versterkingsoperatie in 2028 afgerond.

Tabel 22.2 Actualisatie raming schade en versterken (bedragen in mln. euro, - = saldoverbeterend)

#

Omschrijving

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Cumulatief

1

Actualisatie raming schade

39

‒ 14

87

98

239

65

96

612

2

Waarvan excl. btw

41

‒ 11

86

96

237

63

92

604

3

Waarvan btw

‒ 2

‒ 3

1

2

2

3

4

8

          

4

Actualisatie raming versterking

238

58

146

37

‒ 79

61

 

461

5

Waarvan excl. btw

188

31

127

33

‒ 67

53

 

365

6

Waarvan btw

49

27

19

4

‒ 11

8

 

96

          

7

Juridische bijstand novelle

      

5

5

8

Waarvan excl. btw

      

4

4

9

Waarvan btw

      

1

1

          

10

Totale actualisatie (1+4+7)

277

44

234

136

160

126

96

1.078

11

Totale actualisatie excl. btw (2+5+8)

230

20

213

129

169

116

96

973

12

Totale btw (3+6+9)

47

25

20

7

‒ 9

10

5

106

Tabel 22.3 toont de dekking van de ramingsbijstelling. De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), die namens de Maatschap Groningen (NAM en beleidsdeelneming EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. Tot en met eind 2022 bedraagt de hoogte van de onvolledig betaalde facturen van de NAM ca. 400 miljoen euro. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten voor rekening van EBN. De bij EBN aanwezige voorziening is niet toereikend om het EBN-deel van de geraamde uitgaven voor schade en versterken te voldoen. Om die reden wordt vanaf 2027 een kapitaalinjectie aan EBN opgenomen. In de Voorjaarsnota 2021 is deze systematiek toegelicht. Ook deze raming wordt jaarlijks bijgesteld op basis van de actualisatie van de ramingen voor schade en versterken.

Tabel 22.3 Actualisatie benodigde kapitaal injectie en btw afdracht (bedragen in miljoenen. euro, - = saldo verbeterend)

#

Omschrijving

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Cumulatief

1a

Ontvangstenraming schade excl. btw

564

657

563

562

431

328

124

92

3.321

1b

Ontvangstenraming versterken excl. btw

651

458

773

716

647

547

668

 

4.461

2

40% van 1 t/m 3 is aandeel EBN

486

446

535

511

431

350

317

37

3.112

3

EBN-deel uit resultaat lopend jaar (niet over voorziening lopend)

263

218

142

74

72

180

  

949

4

Aanspreken voorziening (4-5)

223

228

393

437

357

   

1.637

5

Nieuwe reeks voor kapitaalinjectie EBN (VJN 2023)

0

0

0

0

3

170

317

37

526

6

Stand kapitaalinjectie EBN (VJN 2022)

0

0

0

0

0

109

65

 

175

7

Mutatie (7-8)

0

0

0

0

3

61

252

37

352

Tabel 22.4 toont het resultaat van de mutatie op de totale raming. Deze tabel gaat enkel in op de bijstelling van de ramingen voor schade en versterken en de daarmee samenhangende kapitaalinjectie aan EBN. Dat betekent dat er t/m 2029 in totaal circa 7,7 miljard euro aan de wettelijke taken begroot is voor de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Op artikel 5 van de EZK-begroting (Groningen) staat nog ca. 400 miljoen euro voor overige posten, zoals de bijdragen aan uitvoeringsorganisaties, knelpuntenbudgetten en compensatie aan gemeenten en provincie. In totaal komt dit neer op ca. 8,1 miljard euro aan bestaande middelen voor Groningen t/m 2029.

In de periode t/m 2022 is in totaal een bedrag van ruim 1,5 miljard euro aan schade uitgegeven, dit betreft zowel de vergoedingen voor waardedaling als voor fysieke en immateriële schade, inclusief de vaste schade vergoeding. Voor de versterkingskosten is t/m 2022 ruim 800 miljoen euro uitgegeven. Het totaal van de uitgaven voor de bovengenoemde posten incl. de nog geraamde kosten bedraagt daarmee voor de periode t/m 2029 ca. 10,5 miljard euro.

Tabel 22.4 Totale raming schade en versterken (bedragen in miljoenen. euro, - = saldo verbeterend)

#

Omschrijving

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Cumulatief

1

Totale raming schade

674

579

578

442

336

130

96

2.834

2

Waarvan excl. btw

657

563

562

431

328

124

92

2.757

3

Waarvan btw

17

16

16

10

7

6

4

77

          

4

Totale raming versterking

1.051

888

828

718

602

742

 

4.828

5

Waarvan excl. btw

914

772

720

625

524

645

 

4.200

6

Waarvan btw

137

116

108

93

78

97

 

629

          

7

Juridische bijstand novelle

5

5

5

5

5

5

5

34

8

Waarvan excl. btw

4

4

4

4

4

4

4

28

9

Waarvan btw

1

1

1

1

1

1

1

6

          

10

Totale raming (1+4+7)

1.730

1.472

1.410

1.164

942

877

101

7.697

11

Totale raming excl. btw (2+5+8)

1.575

1.339

1.285

1.060

857

773

96

6985

12

Totale btw (3+6+9)

155

133

125

104

86

104

5

712

Naast de bestaande middelen voor schade en versterken, heeft het kabinet in april haar kabinetsreactie gestuurd op het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Hierin neem het kabinet maatregelen om de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker te maken [Kamerstukken 35561-17h]. Hiervoor is bij de Voorjaarsnota een reeks op de Aanvullende Post gereserveerd die in totaal optelt tot 11,5 miljard. Deze reeks bestaat uit 4 miljard incidentele middelen voor de periode tot en met 2028 voor schade en versterken, verduurzaming en sociaal en economisch perspectief. Daarnaast is er gedurende 30 jaar 250 miljoen euro per jaar gereserveerd voor generatielange betrokkenheid, eveneens voor verduurzaming en sociaal en economisch perspectief. Deze middelen komen bovenop de reeds bestaande middelen voor Groningen die zijn gereserveerd op de begroting van EZK en op de middelen die geherprioriteerd worden bij andere departementen. In onderstaande tabel is te zien dat de totale omvang van de bestaande en nieuwe maatregelen uitkomt op 22,35 miljard euro.

Tabel 22.5 Kabinetsreactie PEGA (bedragen in miljoenen. euro, - = saldo verbeterend)
 

2023-2028

Generatie­ lange inzet (2026-2055)

Totaal

Schade en versterken

12.629

  

Staand beleid

8.073

  

Nieuwe raming en eindejaarsmarge over 2022

1.556

  

Kabinetsreactie

3.000

  

Verduurzaming

150

1.500

 

Kabinetsreactie – verduurzaming – vanuit BZK

150

  

Kabinetsreactie – generatielange betrokkenheid

 

1.500

 

Mentaal en sociaal

500

3.000

 

Kabinetsreactie

500

  

Kabinetsreactie – generatielange betrokkenheid

 

3.000

 

Economisch perspectief

1.576

3.000

 

Staand beleid

516

  

Kabinetsreactie – versterking NPG

250

  

Kabinetsreactie – generatielange betrokkenheid

 

3.000

 

Kabinetsreactie – N33 Midden (bijdrage IenW, uitgaande van cofinanciering regio)

145

  

Kabinetsreactie – N33 Noord incl. oeververbinding (bijdrage generaal)

250

  

Kabinetsreactie – Nedersaksenlijn Fase 1 (bijdrage IenW, uitgaande van cofinanciering regio)

85

  

Kabinetsreactie – specifieke projecten (campussen, lifelines, inpassing waterstof, eerstvolgende tranche van de regiodeals, strategische bedrijvigheid, NOM + Economic Board)

330

  

Nieuw beleid (kabinetsreactie, nieuwe raming)

6.266

7.500

13.766

Staand beleid

8.588

 

8.588

Eindtotaal (2023-2055)

  

22.354

Bij de Miljoenennota 2024 worden de eerste middelen overgeboekt van de AP naar de begroting van EZK en I&W en in het juiste kastritme gezet voor de PEGA-maatregelen waar in 2023 mee gestart kan worden. Dit staat nader toegelicht in de ontwerpbegroting 2024 van EZK.

In tegenstelling tot de bijlage Groningen uit Miljoenennota 2023 is in deze bijlage geen update over het Norg Akkoord opgenomen. Vanaf 2023 dalen de volumes waarover een vergoeding aan Shell en Exxon wordt betaald en ook door de dalende gasprijs nemen de kosten fors af. Meer informatie over het Norg Akkoord is te vinden in de Ontwerpbegroting van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

23 UITGAVENOVERZICHT OEKRAÏNE

In onderstaande tabel is het rijksbrede uitgavenoverzicht opgenomen met alle uitgaven en niet-belastingsontvangsten die direct verband houden met de oorlog in Oekraïne. Niet-belastingontvangsten zijn als negatieve (-) uitgaven opgenomen. Wanneer een 0 is opgenomen betreft het een uitgaven of niet-belastingontvangst van kleiner dan 0,5 miljoen euro.

De maatregelen worden toegelicht in de departementale ontwerpbegrotingen.

Tabel 23 Uitgavenoverzicht Oekraïne

in miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

       

Buitenlandse Zaken (incl. ontwikkelingssamenwerking)

377

93

93

95

97

 

Bijdrage NAVO Ukraine Comprehensive Assistance Package Trust Fund

75

     

Bijdrage wederopbouw door Nederlands bedrijfsleven

50

     

Bijdragen aan IFIs (WB, IFC, EBRD) voor steun Oekraine

140

     

Council of Europe Development Bank (CEB)

22

     

Directoraat Generaal Oekraïne en Nationale Opvangorganisatie (NOO)

      

Europees Vredesfaciliteit

 

91

93

95

97

 

Humanitaire en psychosociale hulp

30

     

Ondersteuning van het cultuurbeleid in Oekraine

1

     

Ontmijning

10

     

Tegengaan straffeloosheid van internationale misdrijven

14

     

Tweede steunpakket Oekraïne

35

2

    
       

Justitie en Veiligheid

3.190

3.248

    

Basisregistratie Personen (BRP)

      

Directoraat Generaal Oekraïne en Nationale Opvangorganisatie (NOO)

47

21

    

Gemeentelijke en particuliere opvang

2.893

2.984

    

Subsidies NGO's

11

31

    

Tolken

2

     

Uitvoeringskosten IND

18

18

    

Uitvoeringskosten NIDOS

5

5

    

Veiligheidsregio's en GGD'en

78

54

    

Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO)

137

135

    
       

Binnenlandse Zaken

53

     

Realisatie van extra woningen

45

     

Taskforce versnelling tijdelijke huisvesting

8

     
       

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

251

97

    

Leerlingenvervoer

21

     

Nieuwkomersonderwijs

191

97

    

Ondersteuning van het cultuurbeleid in Oekraine

4

     

Tijdelijke onderwijshuisvesting

24

     

Voorschoolse educatie

10

     
       
       
       
       
       
       

Financiën

77

116

41

41

5

‒ 39

Begrotingssteun via EU

 

41

41

41

41

 

EBRD Crisis Response Special Fund

25

75

    

Lening aan Oekraïne via IMF

    

‒ 37

‒ 39

LNG invoercapaciteit in de Eemshaven

4

4

4

4

4

 

Premieontvangsten garantie Gasunie

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

 

Tweede steunpakket Oekraïne

52

     
       

Defensie

1.069

1.146

536

296

‒ 16

441

Militaire goederen

1.069

1.146

536

296

‒ 16

441

       

Infrastructuur en Waterstaat

5

     

Tweede steunpakket Oekraïne

5

     
       

Economische Zaken en Klimaat

88

340

105

‒ 148

‒ 148

‒ 148

Gasopslag Bergermeer

70

340

105

‒ 148

‒ 148

‒ 148

Winterisation

18

     
       

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

25

     

Kindregelingen

10

     

Taallessen

15

     
       

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

62

31

    

Meerkostenregeling gemeentelijke zorg

46

23

    

Transport medische evacuees

4

2

    

Zorg aan onverzekerden (SOV)

12

6

    
       

Aanvullende Post

  

1.214

100

  

Reservering gemeentelijke en particuliere opvang

  

1.214

100

  
       

Totaal

5.196

5.073

1.989

384

‒ 63

253

24 CORONA

Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen

Onderstaande tabel 24.1 toont de ramingen van de uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen die relevant zijn voor het EMU-saldo. Voor 2023 is het de verwachting dat deze uitgaven circa 3,0 miljard euro zullen bedragen en voor 2024 worden de uitgaven geraamd op 0,5 miljard euro. In 2020 bedroegen deze uitgaven 27,8 miljard euro, in 2021 31,1 miljard euro en in 2022 11,2 miljard euro. De totaal (geraamde) EMU-relevante uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen bedragen in totaal circa 74 miljard euro.

Tabel 24.1 EMU-relevante uitgaven

(in miljoenen euro)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Justitie en Veiligheid

3

1

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

2

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.468

71

50

40

Nationaal Programma Onderwijs

1.304

52

50

40

Diversen

164

19

Financiën en Nationale Schuld

121

‒ 65

‒ 53

‒ 113

‒ 99

14

Defensie

‒ 1

Infrastructuur en Waterstaat

88

‒ 35

Beschikbaarheidsvergoeding OV

80

‒ 35

Diversen

8

Economische Zaken en Klimaat

390

92

84

38

13

18

TVL

114

2

2

2

2

Diversen

276

91

82

36

11

18

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

36

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

‒ 543

53

6

0

0

1

NOW

‒ 585

44

3

1

0

Diversen

42

9

4

‒ 1

0

1

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1.228

430

62

40

‒ 1

GGD'en en veiligheidsregio's

655

212

Onderzoek inzake Covid-19

90

35

2

Vaccin ontwikkeling en medicatie

224

81

58

47

Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting)

259

102

2

‒ 7

‒ 1

Gemeentefonds

133

Reserveringen Aanvullende post

47

‒ 0

 

2.971

547

150

5

‒ 87

32

Naast de EMU-relevante corona uitgaven zijn er ook uitgaven die niet EMU-relevant zijn. Dit zijn leningen waarvan de verwachting is dat deze (vrijwel volledig) op een later moment worden terugbetaald. In tabel 24.2 is een overzicht opgenomen van deze niet EMU-relevante uitgaven.

Tabel 24.2 Niet EMU-relevante uitgaven

(in miljoenen euro)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Koninkrijksrelaties en BES fonds

76

Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao, Sint Maarten

76

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

‒ 15

Nationaal Programma Onderwijs

‒ 15

Financiën en Nationale Schuld

0

Lening KLM

0

Economische Zaken en Klimaat

‒ 64

‒ 67

‒ 247

‒ 37

62

Leningen

3

‒ 180

30

62

Voucherkredietfaciliteit reissector

‒ 67

‒ 67

‒ 67

‒ 67

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

‒ 34

‒ 41

‒ 42

‒ 43

‒ 29

‒ 3

Leningen TOZO

‒ 34

‒ 41

‒ 42

‒ 43

‒ 29

‒ 3

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1

Verlaging invorderingsrente Zorgtoeslag

1

 

‒ 21

‒ 108

‒ 289

‒ 95

33

‒ 3

25 FOSSIELE SUBSIDIES

Introductie

Nederland staat voor de grote uitdaging om het gebruik van fossiele energie af te bouwen om de gestelde doelen in de Klimaatwet te halen en toe te bewegen naar een klimaatneutrale samenleving en klimaatneutraal energiesysteem. Verbranding van fossiele brandstoffen, procesemissies en niet-fossiele emissies dragen bij aan klimaatverandering en veroorzaken lokale milieuschade. De afgelopen tijd is er dan ook steeds meer maatschappelijke discussie over voordelen voor gebruikers van fossiele brand- en grondstoffen waardoor duurzame alternatieven onvoldoende tot stand kunnen komen. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken om onderzoek te doen naar afbouw van de financiële prikkels voor fossiele brandstoffen en de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen, zoveel mogelijk in samenspraak met andere landen met oog op het voorkomen van weglek. In 2020 is reeds een eerste brief (Kamerstuk 32 813, nr. 566) naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin schetst het kabinet dat er verschillende definities bestaan voor fossiele subsidies, wat leidt tot uiteenlopende bedragen en verschillende overzichten met regelingen die kunnen worden aangemerkt als fossiele subsidies. Dit leidt tot veel vragen, terwijl transparantie van groot belang is.

Het kabinet heeft daarom in het voorjaarspakket klimaat (Kamerstuk 32813, nr. 1230) aangekondigd dat het is gestart met een nieuwe inventarisatie. Nederland kent geen structurele directe prijssubsidies op brandstoffen. Wel zijn er diverse uitgavenregelingen (indirect) gelieerd aan fossiel energieverbruik, fiscale fossiele vrijstellingen, kortingen en aangepaste belastingtarieven. Deze inventarisatie is opgenomen in deze bijlage van de Miljoenennota 2023 en zal ieder jaar gelijktijdig met de Miljoenennota opnieuw worden geactualiseerd. Het is hiermee nadrukkelijk een dynamische lijst, waarbij in latere jaren op basis van nieuwe inzichten regelingen aan de lijst kunnen worden toegevoegd of juist kunnen worden verwijderd. De samenstelling van de nieuwe lijst is gebaseerd op een ambtelijke analyse, input van stakeholders en een nieuwe conceptstudie door het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De inventarisatie komt uit op een bedrag van 39,746,4 miljard euro uit hoofde van de regelingen die leiden tot fossiele voordelen. Het gaat hierbij om het budgettair belang, waarin nog geen rekening is gehouden met gedragseffecten. In de praktijk zal de budgettaire opbrengst bij afschaffing van deze regelingen daarom veel lager uitvallen. Deze inventarisatie komt op een moment dat Nederland de transitie naar een klimaatneutrale samenleving heeft ingezet met doelen voor 2030 en 2050. Deze transitie kost tijd. Dat betekent dat de inventarisatie van fossiele subsidies ook in het licht moet worden gezien van de opbouw van duurzame alternatieven.

Het CPB en PBL brengen momenteel op eigen initiatief fossiele subsidies in Nederland in kaart. De resultaten komen te laat om mee te nemen in het overzicht van de Miljoenennota 2023. Bij het opstellen van de lijst is getracht zoveel mogelijk gebruik te maken van de conceptresultaten van het CPB en PBL. In dit verband is een concept tabel met door CPB en PBL gekwantificeerde fossiele energiesubsidies in relatie tot beprijzingsinstrumenten geraadpleegd. De inventarisatie die nu voor het eerst in de Miljoenennota wordt opgenomen, zal jaarlijks worden geactualiseerd. Aan PBL zal worden verzocht om na te gaan in hoeverre het mogelijk is om jaarlijks een actualisering van de analyse op te stellen zodat nieuwe inzichten mee kunnen worden genomen in de toekomstige overzichten.

Deze bijlage bestaat uit vier blokken. Het eerste blok beschrijft het bredere perspectief van beprijzing van broeikasgasemissies. Het tweede blok gaat in op de verschillende beleidsafwegingen die spelen bij het wel of niet afbouwen van bepaalde fossiele subsidies. In het derde blok wordt ingegaan op de verschillende definities van fossiele subsidies die in omloop zijn. Tot slot zijn in het vierde blok de overzichtstabellen met de verschillende regelingen opgenomen.

Met deze bijlage geeft het kabinet invulling aan de motie-Klaver van 20 december 2022 die vraagt om te berekenen wat de totale omvang van fossiele subsidies is in Nederland, en indien daar aannames voor nodig zijn verschillende varianten uit te werken (Kamerstuk 36 250, nr. 24) en de mondelinge vraag-Teunissen om in te gaan op het onderzoek van Metten met een nog hogere ingeschatte omvang van fossiele subsidies in Nederland. Ook zijn de aanbevelingen die Ex’tax doet in haar rapportage bestudeerd en zijn er gesprekken gevoerd met Ex'Tax over hun fiscale vergroeningsvoorstellen. Deze analyse en gesprekken hebben mede de basis gevormd voor het IBO klimaat. Hiermee is de motie van het lid Koffeman afgedaan (Kamerstukken I 2022-2023, 36202-N). Daarnaast voldoet het kabinet met de toelichting in deze bijlage bij de vrijstelling van accijns voor luchtvaart (kerosine), zeevaart (zware stookolie) en binnenvaart (gasolie) aan de toezegging aan de leden De Boer (GroenLinks) en Koffeman (PvdD) tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2023 (Kamerstukken I 2022-2023, T03617). Tot slot geeft het kabinet hiermee een reactie op de initiatiefnota-Van Raan van 25 mei 2023 over fossiele subsidies en hoe ze af te schaffen (Kamerstuk 36 366, nr. 2).

Box 24.1 Afbouw fossiele subsidies reeds ingezet en voorgenomen

Het kabinet heeft al een aantal stappen gezet in de afbouw van fiscale en niet-fiscale regelingen die invloed hebben op fossiel energiegebruik. De teruggaafregeling in de energiebelasting op elektriciteit ten gunste van energie-intensieve bedrijven is per 1 januari 2023 afgeschaft. Ook de zogenoemde indirecte kostencompensatie voor ETS-bedrijven is afgebouwd naar nul. In het coalitieakkoord is afgesproken om de energiebelasting minder degressief te maken en om een aantal uitzonderingen in de sfeer van de energiebelasting af te schaffen. Het gaat daarbij om het afschaffen van het verlaagd tarief in de energiebelasting op aardgas voor de sector glastuinbouw, de vrijstelling voor mineralogische en metallurgische procedés ten aanzien van de energiebelasting op aardgas, de vrijstelling voor metallurgische processen ten aanzien van de energiebelasting op elektriciteit, en de vrijstelling voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés. Daarnaast is afgesproken om de bestaande inputvrijstelling ten aanzien van de energiebelasting op aardgas voor toepassing in installaties voor zogenoemde warmtekrachtkoppeling (WKK’s) te beperken. Tenslotte is in het voorjaarspakket Klimaat afgesproken om de vrijstelling duaal en non-energetisch verbruik kolen af te schaffen.

NB. Naast de afbouw van bestaande regelingen is op nationaal niveau per 2021 een vliegbelasting en CO2-heffing industrie ingevoerd.

Overzicht fossiele subsidies die reeds worden afgebouwd

Regeling

Budgettair belang (zie ook tabel 1 en 3)

Fiscale maatregelen

Minder degressief maken energiebelasting aardgas

Circa € 300 mln. (uitgaande van 2030-tarieven uit BP2023) *

Minder degressief maken energiebelasting elektriciteit

Circa € 5 mld. (uitgaande van 2030-tarieven uit BP2023) *

Afschaffen verlaagd tarief in de energiebelasting voor glastuinbouw (afbouwpad 2025 ‒ 2030)

€ 171 mln. (uitgaande van tarief in 2023)

Beperken inputvrijstelling aardgas in de energiebelasting (gericht op WKK’s, ingroeipad 2025 ‒ 2030)

€ 159 mln. (uitgaande van tarief in 2023)

Afschaffen energiebelastingvrijstelling voor metallurgische en metallurgische procedés per 2025

€ 123 mln. (uitgaande van tarief in 2023)

Afschaffen vrijstelling voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés

€ 12 mln. (uitgaande van tarief in 2023)

Afschaffen vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch verbruik per 2028

€ 71 mln.

Afschaffen teruggaafregeling energie-intensieve processen per 2023

€ 8 mln. (2020, niet meer opgenomen in tabel 1)

1e versobering van een aantal bijzondere regelingen in de autobelastingen:

Het kwartarief voor kampeerauto in de MRB wordt versoberd naar een halftarief vanaf 2026.

Het kwartarief in de MRB voor paardenvervoer komt te vervallen vanaf 2026,

De MRB vrijstelling voor oldtimers wordt vanaf 2028 versoberd naar een vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988.

De teruggave voor geldtransport in de BPM wordt per 2026 afgeschaft.

Het nihiltarief in de MRB voor OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas wordt per 2030 afgeschaft.

De verlaagde brandstoftoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG vervalt per 2026.

Circa € 200 mln.

Uitgavenmaatregelen

Afschaffen indirecte kostencompensatie ETS bedrijven

€ 82 mln. (2022)

TOTAAL

Circa € 6,2 mld.

*Afname degressiviteit is berekend door het budgettair belang van de degressieve tariefstructuur (de volledige grondslag belasten tegen 1e schijf tarief) voor het 2030-tarief te vergelijken met het 2023 tarief (zoals opgenomen in tabel I). De sterke afname van de degressiviteit bij elektriciteit komt met name doordat het tarief in de 1e schijf elektriciteit sterk wordt verlaagd in de periode tot 2030.

Breder perspectief op beprijzing

Breder perspectief op beprijzing belangrijk bij analyseren fossiele subsidieregelingen

Het is belangrijk om het overzicht van fossiele subsidies in een bredere context van CO2-emissiebeprijzing te bekijken. Wanneer beleidsmatig wordt overwogen of specifieke fossiele subsidieregelingen moeten worden afgeschaft, is het cruciaal om de doelmatigheid van deze beslissing te plaatsen tegen de achtergrond van de bredere CO2-beprijzingsniveaus die de verschillende sectoren kennen in Nederland.

Beprijzing is een hoeksteen voor klimaatbeleid

Beprijzing van klimaat- en milieuschade biedt prikkels om op verschillende manieren bij te dragen aan emissiereductie. Het maakt het fossiele productieproces duurder, wat (concurrerende) producenten aanzet tot schonere productieprocessen. Tevens maakt het producten met een hoge voetafdruk relatief duur, wat consumenten aanzet tot verschuiving en/of vermindering van consumptie ervan.

Beprijzing is een hoeksteen voor een succesvolle transitie, maar staat niet op zichzelf. Beprijzingsprikkels zijn effectief als er handelingsperspectief is, en ze producenten daadwerkelijk tot groenere productie aanzetten en consumenten tot groenere consumptie. Financiële prikkels zijn onderdeel van een integraal beleidspakket met ook normering en subsidiëring. En vanzelfsprekend zijn keuzes van bedrijven en consumenten meer dan een optelling van (financiële) prikkels.

De optelling van instrumenten geeft een accurater beeld van de beprijzingstekorten

Zoals hiervoor geschetst is beprijzing van de broeikasgassen belangrijk voor het realiseren van de klimaatdoelen. Voor het totaal aan prikkels is de centrale vraag of er sprake is van een beprijzingstekort van broeikasgasuitstoot wanneer alle beleidsinstrumenten in samenhang worden bezien. Het PBL-rapport 'Klimaatverandering in de prijzen: actualisatie?’ biedt het overzicht van opgetelde impliciete en expliciete CO2-beprijzing voor de situatie in 2021 (zie figuur 1), waarmee beprijzingsverschillen kunnen worden geïdentificeerd. Samen met andere beleidsinstrumenten zoals subsidies en normering kan worden bezien of er een beprijzingstekort resteert, en in hoeverre aanvullende beprijzing de efficiëntie van de beleidsmix kan vergroten.

Uit het overzicht van PBL is op te maken dat de opgetelde beprijzing in sommige gevallen relatief hoog is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de personenauto’s waarvoor een combinatie geldt van de brandstofaccijnzen, de bpm (aanschafbelasting) en de motorrijtuigenbelasting (belasting op bezit). Tegelijkertijd valt op dat de emissies in de veehouderij en akkerbouw nog helemaal niet worden beprijsd. Deze emissies zijn niet gelieerd aan fossiele brand- en grondstoffen en komen hierdoor niet terug in de discussie rondom fossiele subsidies.

Richting 2030 neemt de beprijzing van broeikasgasemissies in de elektriciteitssector, industrie, transport en de gebouwde omgeving reeds aanzienlijk toe. De belangrijkste bijdrage daaraan is het Europese Fit-For-55 pakket. De ETS-prijs is ten opzichte van het 2021-gemiddelde inmiddels bijna verdubbeld. Sinds december 2021 schommelt de ETS-prijs tussen de 70 en 100 euro per ton CO2. Het huidige emissiehandelssysteem (ETS1) wordt verbreed naar zeevaart. ETS-hervormingen en de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) versnellen de onvermijdelijke uitfasering van gratis emissierechten. Er komt een tweede emissiehandelssysteem (ETS2) voor overig fossiel energiegebruik in de gebouwde omgeving, het wegtransport en de niet ETS-industrie, met een opt-in mogelijkheid voor meerdere sectoren. Tevens bieden Europese CO2-emissienormen directe impliciete beprijzing van voertuigen (verordening CO2-normen auto’s), zeevaartbrandstoffen (verordening Fuel EU Maritime) en luchtvaartbrandstoffen (verordening ReFuel Aviation).

Voor het bepalen van een mogelijk beprijzingstekort is een referentie nodig. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. Ten eerste kan worden gekeken naar de omvang van de externe effecten die onder andere in het handboek milieuprijzen (CE Delft 2023) zijn berekend. De totale opbrengst van de mix aan belastingen en emissierechten moet in deze benadering minimaal gelijk zijn aan de omvang van de kosten van de externe effecten. Dat gaat dan om zowel broeikasgasuitstoot, lokale milieuvervuiling zoals fijnstof en externe effecten zoals congestie en verkeersveiligheid. Een tweede mogelijkheid is om te kijken naar de doelen die in de nationale Klimaatwet zijn verankerd. De centrale vraag in deze benadering is of het totaal aan instrumenten, waaronder beprijzing, het doelbereik van de Klimaatwet voldoende borgt. Als dat het geval is, dan is er geen beprijzingstekort. Tezamen met PBL zal het kabinet nader verkennen hoe de mate van beprijzing en eventuele beprijzingstekorten structureel in beeld kunnen worden gebracht.

Figuur 24.1 CO2-beprijzing in de verschillende sectoren (2021)

NB. De figuur bevat ook biogene emissies en leveringen van fossiele producten die buiten Nederland tot emissie leiden.

Figuur 24.1 visualiseert de CO2-beprijzing in 2021 in de verschillende sectoren. De horizontale as toont de totale uitstoot van broeikasgassen, die de relevante basis is voor de beprijzing, gebaseerd op de uitstoot als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen en andere emissies die niet gerelateerd zijn aan energie. Op de verticale as wordt de aangepaste hoogte weergegeven voor zowel de expliciete als impliciete prijzen per ton CO2. Elk vak in de figuur komt overeen met een bepaald deel van de emissies waarvoor dezelfde CO2-prijs geldt. De breedte van de vakken geeft aan welk deel van de emissies onderhevig is aan deze CO2-prijs. De kleuren geven aan welke beleidsinstrumenten bijdragen aan welk gedeelte van de totale effectieve CO2-prijs. Het overzicht van PBL bekijkt de situatie in 2021, en bevat daarom niet alle recente beleidsontwikkelingen.

In tekstvak 24.2 wordt tot slot, ter illustratie, geschetst hoe in Denemarken onderzoek is gedaan naar het beprijzingsniveau en mogelijkheden om het belastingniveau te vergroenen.

Box 24.2 Expertgroep Green Tax Reform in Denemarken

In het kader van de Green Tax Reform, die is gericht op 70% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990, heeft Denemarken een expertgroep ingesteld. Deze expertgroep speelt een belangrijke adviesrol bij de totstandkoming en uitvoering van de Green Tax Reform. Zo heeft de expertgroep een model ontwikkeld om de energiebelastingen om te zetten in CO2-belastingen. Uitgaande van zoveel mogelijk uniforme beprijzing heeft de expertgroep een voorstel gedaan hoe het vereiste beprijzingsniveau kan worden uitgebreid naar andere sectoren en ook mogelijke terugsluismaatregelen in kaart gebracht. De expertgroep adviseerde in februari 2022 over een CO2-belasting op energie gerelateerde emissies (deel 1) en zal dit najaar over de niet-energie gerelateerde emissies in de landbouw adviseren (deel 2).[1] Uitgangspunt van dit advies is een zoveel mogelijke uniforme tariefstelling voor emissies uitgedrukt in CO2-equivalenten voor alle sectoren waardoor beprijzingstekorten worden voorkomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitbreiding en aanscherping van het EU ETS-systeem en koolstoflekkage. Bij de tariefvaststelling is uitgegaan van een vaste nationale CO2-prijs die onafhankelijk is van de prijsschommelingen in het ETS. Een meerderheid in het Deense parlement heeft ingestemd met een akkoord dat in grote lijnen de conclusies (deel 1) van de expertgroep volgde. De komende jaren zal het advies over de energieproducten worden uitgewerkt in wetgeving. Deze wetgeving moet in januari 2025 in werking treden met een geleidelijke infasering tot 2030. Ter compensatie zullen er gerichte subsidies worden ingevoerd.

In onderstaande tabel zijn de voorgestelde cumulatieve tarieven (in Deense kroon) per sector opgenomen.

Momenteel kijkt de genoemde expertgroep naar het belasten van de niet energie-gerelateerde emissies in de landbouwsector. Het advies van de expertgroep zal in het najaar van dit jaar worden afgerond. De landbouw in Denemarken stoot relatief veel emissies uit in vergelijking met de andere sectoren.  

Figuur 4 Bestaande CO2-beprijzing in Denemarken

Figuur 5 Voorgenomen CO2-beprijzing in Denemarken na de green tax reform

Beleidsoverwegingen bij afbouwpad fossiele subsidies

Naast het vaststellen van de lijst en omvang van fossiele subsidies is de vraag of, en zo ja, hoe deze regelingen moeten worden afgebouwd. Het kabinet heeft daarom in de Kamerbrief over het voorjaarspakket klimaat (Kamerstuk 32813, nr. 1230) aangekondigd in de Miljoenennota per fiscale vrijstelling voor fossiel aan te geven of, en zo ja, hoe deze regeling wordt afgebouwd. Inmiddels is het kabinet demissionair. Een besluit over een eventueel afbouwpad is daarom aan het volgende kabinet. Ter onderbouwing van toekomstige beleidskeuzes zijn in dit blok wel de belangrijkste beleidsoverwegingen rondom het wel of juist niet afbouwen van fossiele subsidies weergegeven. In een aantal studies is reeds de impact onderzocht van een afbouw van een aantal fiscale regelingen, zie ook hieronder. De studies zijn op 19 september 2023 met de Tweede Kamer gedeeld.

  • Impactanalyse afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw, beperken inputvrijstelling aardgas en afschaffen vrijstelling voor metallurgische/mineralogische procedés en chemische reductie (Trinomics)

  • Impactanalyse afschaffen raffinaderijvrijstelling, vrijstelling energiebelasting non-energetisch verbruik aardgas, vrijstelling duaal en non-energetisch verbruik kolen, introductie heffing nafta (koolwaterstof) (Kalavasta)

  • Impactanalyse afschaffen accijnsvrijstelling gebruik van brandstoffen in de commerciële luchtvaart en afschaffen accijnsvrijstelling gebruik van brandstoffen in de commerciële scheepvaart (zeevaart en binnenvaart) (CE Delft)

  • Impactanalyse afschaffen teruggaafregeling energiebelasting voor instellingen (CE Delft)

  • Impactanalyse afschaffen accijnsverschil benzine – diesel (Revnext)

  • Impactanalyse afschaffen inputvrijstelling aardgas voor elektriciteitsopwekking en vrijstelling kolenbelasting voor gebruik kolen bij elektriciteitsopwekking (Berenschot)

  • Impactanalyse tariefaanpassingen energiebelasting (1,2 Mton CO2-reductie) (CE Delft)

  • Analyse naar verduurzamingsopties fossiele feedstock (Berenschot)

In aanvulling op de hiervoor genoemde uitgevoerde impactanalyses heeft in 2021 een reguliere beleidsevaluatie van de bijzondere regelingen in de autobelastingen plaatsgevonden (zie ook Kamerstukken II 2021-2022, 32800-76). Tot slot is in juni 2023 een ambtelijk rapport verschenen over de mogelijkheden om (onder andere) de landbouwemissies te normeren en te beprijzen.82

Beleidsoverweging 1: Beprijzing van externe effecten

Beprijzing van externe effecten, zoals de CO2-uitstoot, is een effectief instrument voor het realiseren van CO2-reductie. Door het afschaffen van fossiele subsidies wordt het gebruik van fossiele brandstoffen duurder. Hiermee wordt een financiële prikkel gegeven om het gebruik van fossiele brandstoffen (en indirect de CO2-uitstoot) te verminderen. Hierbij moet wel worden gekeken naar het samenspel met andere beleidsinstrumenten zoals de nationale CO2-heffing voor de industrie en het Europese emissiehandelssysteem (ETS). Uit een aantal impactanalyses (zie hierboven) blijkt dat deze instrumenten op zichzelf al een afdoende prijsprikkel geven aan bedrijven om hun emissies te reduceren. Daarnaast is de CO2-reductie op mondiaal niveau afhankelijk van de mate van weglek (zie volgende beleidsoverweging).

Naast de uitstoot van broeikasgassen kunnen fossiele subsidies en beprijzingsgaten effect hebben op onder meer de lucht-, water en bodemkwaliteit die weer effect hebben op onder andere de volksgezondheid en biodiversiteit. Het afbouwen van fossiele subsidies kan daarmee ook een positieve bijdrage leveren aan onder meer de volksgezondheid en biodiversiteit.

Beleidsoverweging 2: Realiseren van een budgettaire opbrengst

Afbouw van fossiele subsidies kan leiden tot een extra budgettaire opbrengst voor de overheid. Deze extra financiële middelen kan de overheid inzetten voor andere beleidsdoelen zoals ondersteuning van lage inkomens of het helpen verduurzamen van bedrijven en huishoudens. Een belangrijke kanttekening is dat bij de berekening van de budgettaire cijfers in onderstaande overzichten geen rekening is gehouden met het gedragseffect (verduurzaming en risico op weglek). Met name bij een aantal regelingen rondom de industrie en scheepvaart is het risico op weglek groot en leidt afschaffing in de praktijk tot geen of een lagere budgettaire opbrengst.

Beleidsoverweging 3: Handelingsperspectief, weglekeffect en speelveld

De doeltreffendheid van beprijzing voor transitiedoelen en budgettaire doelen is sterk afhankelijk van de vormgeving en context.

Ten eerste is het belangrijk dat bedrijven en burgers voldoende handelingsperspectief hebben. Met het afbouwen van de fiscale vrijstellingen wordt een prikkel tot verduurzaming gecreëerd. Het is daarbij ook relevant in welke mate op die prikkel kan worden geacteerd: als er (nog) geen technische alternatieven voor bedrijven beschikbaar zijn kan de prikkel niet aanzetten tot verduurzaming in de productie en leidt deze uitsluitend tot lastenverzwaring bij de betreffende bedrijven. Afhankelijk van het product en de markt kan die kostenverhoging doorwerken in de prijs of niet. Bij doorwerking in de prijs zal door consumenten in hun aankoopbeslissing meer rekening worden gehouden met de externe kosten die gepaard zijn gegaan bij het maken van het product. Het beprijzen van de emissies in de luchtvaart zal er bijvoorbeeld naar verwachting voor zorgen dat de vraag daalt en de CO2-uitstoot op mondiale schaal substantieel afneemt.

Een tweede aandachtspunt betreft het internationaal speelveld: De oorsprong van veel fiscale vrijstellingen betreft de bescherming van het internationale speelveld. Bij het door Nederland unilateraal afbouwen of afschaffen van fiscale vrijstellingen wordt het internationale speelveld en daarmee de internationale concurrentiepositie van bedrijven aangepast.

In aansluiting op het aandachtspunt van een gelijk speelveld is het weglekrisico een beperkende factor. Stringenter beprijzingsbeleid kan leiden tot het verplaatsen van consumptie of productie naar plaatsen met minder streng beleid, waardoor de uitstoot niet afneemt maar verplaatst. Het beoogde doel (zij het transitieborging, overheidsinkomsten genereren of uitvoering geven aan het principe van ‘de vervuiler betaalt’) wordt dan niet of beperkt bereikt. Beleid dat gepaard gaat met weglek verschuift ‘ons’ vervuilingsprobleem, belemmert de mondiale transitie en zorgt voor minder bedrijvigheid binnen Nederland.

Via verschillende varianten en een combinatie van instrumenten kunnen beprijzingsprikkels worden geboden aan producenten en consumenten en kunnen de weglekrisico’s tevens worden beperkt. Beprijzing kan bijvoorbeeld worden ingericht op verschillende schaalniveaus en plekken in de keten. Beleid op Europese schaal is de meest geschikte optie om weglekrisico’s te beperken. Een andere optie die veelvuldig op nationaal niveau is toegepast is het vrijstellen van een deel van de uitstoot bij producenten binnen sectoren die gevoelig zijn voor weglek (heffen ‘aan de marge’), zodat weglekrisico’s kleiner worden. Dit kan worden gecombineerd met separate (nationale) beprijzing van de eindproducten, zodat de volledige milieukosten worden meegenomen bij keuzes van consumenten. Zij wijken voor hun consumptie doorgaans minder snel uit naar plaatsen met minder beprijzing.

De huidige beprijzing van de productie en consumptie van elektriciteit is een voorbeeld. Beprijzing van weglekgevoelige productie is doeltreffend op Europees niveau. Het EU ETS geeft de prijsprikkel voor opschaling van CO2-vrije elektriciteit. De nationale energiebelasting geeft aanvullende prijsprikkels richting gebruikers om zuinig met energie om te gaan, en zo de Nederlandse voetafdruk te beperken.

Beleidsoverweging 4: Rechtvaardigheid

In het kader van rechtvaardigheid wordt ten eerste vaak het principe van de «vervuiler betaalt» genoemd. De marktprijs van duurzame producten is vaak hoger, omdat er extra kosten zijn gemaakt om de externe effecten te minimaliseren. Deze producten kunnen daardoor op prijs moeilijk concurreren met conventionele, vervuilende producten. Door het beprijzen van de externe effecten betaalt de vervuiler en wordt het prijsverschil met duurzame producten kleiner wat zorgt voor eerlijke concurrentie tussen duurzamere en vervuilende producten. Duurzame bedrijven krijgen hierdoor meer kans om hun activiteiten te ontplooien in Nederland en zo een nieuwe en duurzame industrie op te bouwen.

In het kader van rechtvaardigheid wordt daarnaast vaak gewezen op de verdeling van de lasten tussen burgers en bedrijven. De fossiele subsidies zien voor een belangrijk deel op (grote) bedrijven uit de sectoren energie, mobiliteit en industrie (een deel van de fossiele subsidies ziet ook op burgers, zoals de belastingvermindering in de energiebelasting). In de energiebelasting betalen bedrijven met een groot energieverbruik door de degressieve tariefstructuur en vrijstellingen bijvoorbeeld per hoeveelheid aardgas of kWh elektriciteit relatief weinig energiebelasting vergeleken met burgers. Afbouw van deze regelingen in de energiebelasting zorgt voor een gelijkere relatieve lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven. Daarnaast zorgt onder andere de afbouw van gratis rechten onder het ETS ervoor dat industriële bedrijven de komende jaren financieel meer gaan bijdragen.

Binnen de groep burgers varieert de relatieve impact van beprijzing tot slot sterk per inkomensgroep. In de regel worden armere huishoudens relatief zwaarder geraakt door beprijzingsbeleid. De impact varieert afhankelijk van de dienst of het product dat wordt beprijsd. Extra beprijzing op de energierekening en op vliegtickets zal bijvoorbeeld verschillend uitpakken voor verschillende inkomensgroepen. De uiteindelijke impact hangt af van vormgeving van de beprijzing, en flankerend beleid om ongewenste inkomenseffecten tegen te gaan.

Beleidsoverweging 5: Juridische belemmeringen

Sommige regelingen kunnen uitsluitend worden aangescherpt na aanpassing van internationale verdragen en richtlijnen, waar Nederland zich aan heeft gecommitteerd. Voorbeelden zijn onder andere de vrijstelling van accijns op stookoliegebruik in de zeevaart, de vrijstelling van accijns op het gebruik van brandstoffen in het internationale luchtverkeer en het verbruik van aardgas en minerale oliën als brandstof binnen een bedrijf dat aardgas en minerale oliën produceert. Op deze brandstoffen is de EU-Richtlijn Energiebelastingen (ETD) van toepassing. Voor het gebruik van gasolie (diesel) in de binnenvaart geldt dat de vrijstelling van accijns is verplicht op basis van de Akte van Mannheim en/of het Gasolieprotocol. Voor de btw-vrijstelling geldt dat deze is verplicht op grond de btw-richtlijn.

Beleidsoverweging 6: Uitvoerbaarheid

Tot slot moet bij de keuze rondom het afschaffen van fossiele subsidies goed worden gekeken naar de uitvoerbaarheid. Dit geldt in het bijzonder wanneer een regeling op nationaal niveau alleen gedeeltelijk kan worden afgeschaft, omdat een ander deel verplicht is vrijgesteld in internationale verdragen of richtlijnen. Een voorbeeld hiervan betreft de btw-vrijstellingsregeling voor internationaal personenvervoer, waarbij juridisch gezien alleen btw geheven kan worden op het gedeelte van de luchtvaartuigen dat boven Nederlands grondgebied vliegt, wat in de praktijk vrijwel onmogelijk te monitoren is.

Inventarisatie fossiele subsidies

Welke regelingen zijn fossiele subsidies: verschillende definities

Het kabinet heeft een brede inventarisatie uitgevoerd naar regelingen die mogelijk zijn te kwalificeren als fossiele subsidies. Internationale studies hanteren uiteenlopende definities van fossiele subsidies. In de kamerbrief van 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 566) is zoveel mogelijk aangesloten bij een traject van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarin werd gekeken naar subsidies voor fossiele brandstoffen. Voor de definitie van subsidies werd aangesloten bij de definitie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De WTO heeft een algemene definitie van subsidies ontwikkeld die zich niet specifiek op energie richt maar breed toepasbaar is. De WTO spreekt van een subsidie als:

  • 1. er sprake is van een financiële tegemoetkoming door de Rijksoverheid of een ander overheidslichaam, die leidt tot een directe stroom van fondsen (leningen, overheidsgaranties, giften) vanuit overheden naar private partijen (dit zijn de prijssubsidies, die het Internationaal Energieagentschap (IEA) regelmatig onderzoekt),

  • 2. er gemiste overheidsinkomsten zijn (bijvoorbeeld belastingteruggaven en – vrijstellingen),

  • 3. overheden goederen en diensten leveren of specifieke goederen inkopen, of

  • 4. overheden bijdragen aan specifieke fondsen.

In Nederland is uitsluitend sprake van gemiste overheidsinkomsten (variant 2) voortkomend uit verschillen in beprijzing. Nederland kent geen structurele directe prijssubsidies op brandstoffen. Het tijdelijke prijsplafond energie kan wel als een directe prijssubsidie op gas en daarmee als fossiele subsidie worden aangemerkt. Deze regeling is echter tijdelijk, want eindigt per 1 januari 2024. De varianten (3) en (4) komen in Nederland niet voor. In het eerste overzicht in deze bijlage zijn alle fiscale fossiele brandstofsubsidies opgenomen en wordt nauw aangesloten bij de definitie van de OESO en de WTO.

Naast de regelingen die onder bovenstaande definitie vallen, wordt in het maatschappelijk debat over fossiele subsidies ook gerefereerd aan andere regelingen. Waar in de Kamerbrief van 2020 bijvoorbeeld alleen is gekeken naar regelingen met betrekking tot fossiele brandstoffen, gelden er ook fiscale regelingen voor fossiele grondstoffen. Daarnaast zijn er fiscale regelingen die indirect leiden tot een lagere belasting van gebruik van fossiele brandstoffen, zoals de bijzondere regelingen in de autobelastingen. Om een zo breed mogelijk beeld te geven is daarom een tweede overzicht opgenomen met overige fiscale regelingen met betrekking tot non-energetisch en indirect gebruik van fossiele brandstoffen.

Hoogte van de fossiele subsidie: keuze voor de benchmark

Naast de vraag welke regelingen wel of niet kunnen worden gekwalificeerd als fossiele subsidie, speelt bij fiscale regelingen ook de vraag welke maatstaf moet worden gebruikt om de omvang van de fossiele subsidie vast te stellen.

Voor fiscale vrijstellingen of verlaagde tarieven kan ten eerste het reguliere nationale belastingtarief als benchmark worden gekozen. In de vrijstelling van de kolenbelasting voor duaal verbruik wordt bijvoorbeeld gekeken welke hoeveelheid kolen nu onder de vrijstelling valt en welk regulier belastingtarief in de kolenbelasting geldt. Kanttekening bij deze benadering is dat de tarieven in de milieubelastingen historisch zo gegroeid zijn en in termen van euro per ton CO2 onderling grote verschillen kennen. Er kan daarom bijvoorbeeld ook voor worden gekozen om 1 gelijk tarief in termen van externe kosten toe te passen als benchmark.

In het geval van de degressieve tariefstructuur van de energiebelasting en het accijnsverschil tussen benzine/diesel is de maatstaf die wordt gebruikt extra relevant. De tarieven in de energiebelasting liggen in Nederland namelijk in alle verbruiksschijven ruim boven de minimumtarieven uit de huidige ETD, die overigens erg laag liggen en sinds 2003 niet voor inflatie zijn gecorrigeerd. Wanneer de tarieven zouden worden vergeleken met het tarief uit de hoogste (vijfde) verbruiksschijf dan is de omvang van de fossiele subsidie nul, terwijl de omvang van het voordeel groot is bij vergelijking met het tarief van de laagste (eerste) verbruiksschijf. In het overzicht is ervoor gekozen de omvang van de fossiele subsidies af te meten aan het reguliere tarief. Bij een vrijstelling in de energiebelasting wordt bijvoorbeeld gekeken tegen welk belastingtarief dat aardgasverbruik zou worden belast zonder die vrijstelling. Voor het accijnsverschil tussen benzine en diesel speelt een soortgelijk vraagstuk: wanneer het dieseltarief als maatstaf wordt gebruikt (of het benzinetarief naar het niveau van diesel zou worden verlaagd) is de omvang van de fossiele subsidie nul, terwijl de omvang groot is bij het accijnstarief voor benzine als benchmark.

Tot slot speelt de vraag in hoeverre bij de omvang van fossiele subsidies rekening moet worden gehouden met andere maatregelen die ook (indirect) leiden tot beprijzing. Tegenover het lagere accijnstarief voor diesel staat bijvoorbeeld voor personenauto’s een dieseltoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb). Daarnaast geldt voor de energiebelasting dat, hoewel er sprake is van een degressieve tariefstructuur, veel grootverbruikers onderhevig zijn aan ETS- en CO2-heffingen. Als ook naar beprijzing voor externe kosten wordt gekeken, dan zou de omvang van de fossiele subsidie hiervoor gecorrigeerd moeten worden.

Box 24.3: vergelijking omvang fossiele subsidies met analyse kamerbrief 2020, analyse Metten en analyse SOMO

Het overzicht en de berekende omvang van de fossiele subsidies in dit overzicht verschillen op een aantal punten van de Kamerbrief uit 2020, de analyse van Metten (2030) en de analyse van SOMO/Milieudefensie (2023). De belangrijkste verschillen worden hieronder kort benoemd. Hoewel de schattingen van fossiele subsidies in de verschillende onderzoeken aanzienlijk variëren door factoren zoals definities en benchmarks, kan in de beleidscontext beter worden gekeken naar het totale beprijzingsniveau van externe effecten in Nederland (inclusief instrumenten als het ETS en de CO2-heffing) en het gewenste niveau voor de gestelde klimaatdoelen.

Belangrijkste verschillen t.o.v. overzicht Kamerbrief 2020 (4,5 mld.)

  • Naar aanleiding van de nieuwe inventarisatie zijn een aantal regelingen toegevoegd aan het overzicht met fiscale fossiele brandstofsubsidies en is een geheel nieuw overzicht met fiscale regelingen met betrekking tot non-energetisch en indirect gebruik van fossiele brandstoffen toegevoegd.

  • In het nieuwe overzicht wordt 2023 als zichtjaar gehanteerd. Specifiek voor 2023 geldt dat in reactie op de hoge energieprijzen een tijdelijk prijsplafond is ingesteld. Deze regeling is ook opgenomen in het nieuwe overzicht.

Belangrijkste verschillen t.o.v. analyse Metten (30 mld.)

  • In de analyse van Metten wordt het budgettair belang van de vrijstellingen in de energiebelasting berekend op basis van het tarief in de 1e schijf (= hoogste tarief). In het nieuwe overzicht van de MJN wordt het reguliere belastingtarief als benchmark gebruikt. Voor het budgettair belang van de degressieve tariefstructuur wordt wel in beide analyses gekeken naar de eerste schijf.

  • In de analyse van Metten leidt de belastingvermindering in de energiebelasting tot een lagere omvang van de fossiele subsidies, terwijl deze regeling in het nieuwe overzicht van de MJN juist is aangemerkt als een fiscale regeling dat mogelijk tot fossiel voordeel leidt.

  • In de analyse van Metten wordt de doorwerking van de vrijstellingen op de btw-opbrengst meegenomen. De btw die over de energiebelasting moet worden betaald is bijv. lager door de diverse fiscale regelingen. In het nieuwe overzicht van de MJN is dit niet meegenomen. De doorwerking van de btw over de andere belastinggrondslagen is een tweede orde gedragseffect en wordt niet meegenomen in de budgettaire raming.

  • Tot slot is in het nieuwe overzicht van de MJN ook gekeken naar fiscale regelingen rondom non-energetisch en indirect verbruik van fossiele brandstoffen, terwijl dit niet het geval is voor het overzicht van Metten.

Belangrijkste verschillen t.o.v. SOMO analyse (37,5 mld.)

  • De lijst met fiscale fossiele regelingen zijn in beide overzichten grotendeels gelijk. Uitzondering vormen de belastingvermindering en de bijzondere regelingen in de autobelastingen (o.a. kwarttarief voor kampeerauto’s). Deze regelingen zijn wel opgenomen in het overzicht van de MJN, maar niet in de analyse van SOMO.

  • Het voornaamste verschil zit in welke benchmark voor het tarief wordt gebruikt:

    • Vrijstellingen in de energiebelasting worden afgezet tegen het tarief in de 1e schijf i.p.v. tegen het reguliere belastingtarief (zoals in het MJN overzicht). Ook andere fiscale regelingen worden in de SOMO analyse niet altijd tegen het reguliere tarief afgezet.

    • In de SOMO analyse wordt ook gekeken naar het tariefverschil tussen de verschillende energiedragers, zoals aardgas versus elektriciteit en stookolie versus gasolie. In het nieuwe overzicht van de MJN is dit alleen gedaan voor benzine en diesel.

  • In het nieuwe overzicht van de MJN is op basis van een impactanalyse van onderzoeksbureau Kalavasta een nieuwe inschatting gemaakt van het non-energetisch verbruik van minerale oliën (waaronder nafta) in stoomkrakers. Het budgettair belang is geraamd op 14 mld. en veel hoger dan het bedrag in het rapport van SOMO.

Overzichtstabellen lastenkant

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de regelingen aan de lastenkant. Zoals in de voorgaande blokken toegelicht, is het overzicht gesplist in twee tabellen:

  • 1. Tabel 1: fiscale fossiele brandstof subsidies

  • 2. Tabel 2: overige fiscale regelingen m.b.t. non-energetisch en indirect gebruik fossiele brandstoffen

De budgettaire omvang is voor het jaar 2023 berekend, waarbij als benchmark het reguliere belastingtarief is genomen (tenzij anders aangegeven). Bij de budgettaire omvang gaat het daarnaast om het budgettaire belang. Er is niet gekeken naar de vraag of deze overheidsinkomsten bij afschaffing van een belastingteruggave of -vrijstelling daadwerkelijk tot stand zouden komen. De uitwerking van de analyse mag dus niet worden gezien als directe gemiste overheidsinkomsten.

Aan het eind van de tabel is per regeling een korte toelichting opgenomen met 1) een korte beschrijving van de maatregel, 2) eventuele juridische aandachtspunten en 3) een inschatting van de termijn waarop de regeling op z’n vroegst kan worden afgeschaft vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt.

Een definitief oordeel over het eerst mogelijke moment vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt van afschaffing van een maatregel volgt uit een uitvoeringstoets, waarbij ook naar de mogelijke stapeling van maatregelen moet worden gekeken. De datum waarop een regeling op z’n vroegst vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt kan worden afgeschaft, zegt niets over de beleidsmatige wenselijkheid.

Tabel 1 fiscale fossiele brandstofsubsidies

Definitie: Gederfde overheidsinkomsten (o.a. belastingteruggaven of vrijstellingen) gerelateerd aan het (directe) gebruik van (fossiele) energie.

*Voor de met een * gemarkeerde regelingen is reeds een besluit genomen over een afbouwpad (zie toelichting voor meer informatie)

Zie ook de Kamerbrief uit 2020: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-8b0cd449-d691-47f6-9600-a60e70f16b22/pdf

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar (2023)

Benchmark: reguliere tarief (tenzij anders aangegeven)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?

Ander relevant beprijzend beleid

Energiebelasting

 

Verlaagd EB tarief glastuinbouw*

€ 171 miljoen

Ja

CO2-heffing glastuinbouw( per 2025) en mogelijk ETS2 vanaf 2027.

Vrijstellingen EB voor metallurgische en mineralogische procedés*

€ 123 miljoen

Ja

ETS1, CO2-heffing industrie

Vrijstelling voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés*

€ 12 miljoen

Ja

ETS1, CO2-heffing industrie

Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking*

Benchmark 1: gehele inputvrijstelling: €491 miljoen

Benchmark 2: vrijstelling gerelateerd aan gas gebruikt voor warmte, eigen gebruik en omzettingsverliesverlies: € 159 miljoen

Ja. De inputvrijstelling is vastgelegd in de ETD, maar kan Nederland - mits uit milieubeleidsoverwegingen – zelf op nationaal niveau aanpassen.

Verschilt per belastingplichtig: deels ETS1 en deels (vanaf 2027) ETS2

Belastingvermindering energiebelasting (vast bedrag per elektriciteitsaansluiting)

Benchmark 1: gehele belastingvermindering € 4.191 miljoen

Benchmark 2: Afslag voor aandeel hernieuwbare energie van 46%: 2.263 miljoen

Ja

ETS1 en CO2-minimumprijs (voor elektriciteitsproducenten)

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas

€ 2.387 miljoen

Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD

ETS2 (vanaf 2027)

Degressieve tariefstructuur energiebelasting elektriciteit

Benchmark 1: tarief 1e schijf: € 6.633 miljoen

Benchmark 2: tarief afslag voor aandeel hernieuwbaar elektriciteit van 46%: € 3.582 miljoen

Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD

ETS1 en CO2-minimumprijs (voor elektriciteitsproducenten)

Teruggaafregeling energiebelasting voor instellingen

€ 32 miljoen

Ja

ETS2 vanaf 2027

Raffinaderijvrijstelling – energiebelasting

€ 74 miljoen

Nee, restgassen zijn verplicht vrijgesteld onder de ETD (zie ook hieronder).

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing

Vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet (artikel 59)

De energie-inhoud van de restgassen die ontstaan in raffinaderijen, bij gebruik van kolen in de staalproductie en in stoomkrakers zijn in de andere posten in dit overzicht reeds meegenomen.

Nee, art. 21, lid 3 ETD:

Het verbruik van energieproducten binnen een bedrijf dat energieproducten produceert, wordt niet beschouwd als een belastbaar feit waardoor belasting verschuldigd wordt, indien dat verbruik bestaat uit binnen het bedrijf geproduceerde energieproducten.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing

Teruggaafregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

€ 0, afgelopen jaren geen verzoeken geweest.

Nee, in overeenstemming met artikel 14, lid 1 c van Richtlijn 2003/96/EG ('Energy Taxation Directive', 'ETD'), komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

Geen ander relevant beprijzend beleid.

Kolenbelasting

 

Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal verbruik*

Regulier tarief kolenbelasting € 71 miljoen

Ja

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing

Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

Variant 1: gehele inputvrijstelling: € 79 miljoen

Variant 2: vrijstelling gerelateerd aan gas gebruikt voor warmte, eigen gebruik en omzettingsverliesverlies: € 42 miljoen

Ja, voorwaarde vanuit ETD is wel dat dit uit «milieubeleidsoverwegingen» wordt gedaan)

Interfereert daarnaast met de lopende rechtszaken over het wettelijk verbod op gebruik van kolen bij elektriciteitsproductie per 2030.

ETS1 en de CO2-minimumprijs

Accijns

 

Raffinaderijvrijstelling – accijns

€ 26 miljoen

Deels: de vrijstelling voor minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet, kan op nationaal niveau worden afgeschaft. De vrijstelling voor minerale oliën die in de raffinaderij zelf worden geproduceerd en energetisch worden ingezet, is verplicht volgens de ETD.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing.

Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

Benchmark 1: tarief benzine: € 2.013 miljoen

Benchmark 2: tarief benzine, inclusief hogere mrb diesel:

€ 1.281 miljoen

Ja

Dieseltoeslagen bpm/mrb

ETS2 (per 2027)

Lager accijnstarief voor LPG dan voor benzine

Benchmark 1: tarief benzine:

€ 276 miljoen

Benchmark 2: tarief benzine, inclusief hogere mrb CNG/LPG:

€ 245 miljoen

Ja

ETS2 (per 2027)

Vrijstelling gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer

€ 2.182 miljoen

Nee, verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de kerosine voor vluchten buiten de EU evengoed niet belast kan worden.

ETS 1: Binnenlandse en internationale vluchten tussen Europese luchthavens

CORSIA: internationale luchtvaart

Vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart)

€ 429 miljoen

Nee, verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de stookolie voor scheepvaart naar buiten de EU evengoed niet belast kan worden.

ETS1 (vanaf 2024)

Vrijstelling gebruik van diesel (met name binnenvaart en werktuigen op schepen/pontons)

€ 162 miljoen binnenvaart en € 1.583 miljoen voor de internationale marine

Mogelijk, momenteel wordt onderzocht of aanpassing van de Akte van Mannheim nodig is (zie ook toelichting).

Mogelijk ETS2 vanaf 2027

Btw

 

Btw-vrijstelling kerosine

€ 553 miljoen

Nee, er geldt een verplicht btw-nultarief in de Europese btw-richtlijn.

Vliegbelasting

De doorwerking van de btw over de andere belastinggrondslagen is een tweede orde gedragseffect en wordt niet meegenomen in de budgettaire raming. Een lagere btw-opbrengst over energie door de degressieve tariefstructuur van de energiebelasting is daarom bijvoorbeeld buiten beschouwing gelaten in het overzicht.

 

Toelichting regelingen tabel 1

Verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt onder voorwaarden een verlaagd tarief in de eerste en tweede schijf van de energiebelasting. Deze verlaagde tarieven zijn geïntroduceerd om de belastingdruk op energie in de glastuinbouw gelijk te houden met de belastingdruk op energie in de energie-intensieve industrie. De glastuinbouw kent namelijk veel kleine energie-intensieve bedrijven, waardoor er een relatief hoog tarief voor energiebelasting wordt betaald. Als tegenprestatie heeft de sector een CO2-kostenvereveningssysteem ingevoerd. Bij overschrijding van het CO2-plafond betalen de bedrijven voor de overschrijding. De Europese Commissie heeft de verlaagde tarieven voor de glastuinbouw als geoorloofde staatssteun beoordeeld. De Europese Commissie heeft een goedkeurende beschikking van staatssteun verleend tot en met 2024. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om deze vrijstellingen per 1 januari 2025 af te schaffen.

Vrijstellingen EB voor metallurgische en mineralogische procedés

Voor aardgas voor mineralogische en metallurgische processen en elektriciteit voor metallurgische processen gelden vrijstellingen van de energiebelasting. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verwarmen van ovens voor keramische processen of het smelten van staal. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de ETD, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen er voor om dit verbruik vrij te stellen. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om deze vrijstellingen per 1 januari 2025 af te schaffen.

Vrijstelling EB voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés

Voor elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés geldt een vrijstelling van de energiebelasting. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de ETD, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen er voor om dit verbruik vrij te stellen. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om deze vrijstellingen per 1 januari 2025 af te schaffen.

Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking

Het aardgasverbruik dat wordt ingezet in een installatie waarmee elektriciteit wordt opgewekt is vrijgesteld van energiebelasting, mits de omzettingsefficiëntie naar elektriciteit van deze installatie meer dan 30% is. Gedachte achter deze vrijstelling is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op gas als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net, dus dat er twee maal in de keten wordt belast. Het aardgasverbruik dat wordt omgezet in warmte output wordt daardoor ook niet belast, terwijl dit niet later in de keten wordt belast. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om de inputvrijstelling tussen 2025 ‒ 2030 gefaseerd in te perken.

Belastingvermindering energiebelasting

De energiebelasting kent een teruggave van energiebelasting per elektriciteitsaansluiting op een WOZ-object met een verblijfsfunctie. Alle huishoudens en bedrijven met een elektriciteitsaansluiting ontvangen deze belastingvermindering. Huishoudens profiteren relatief meer van deze teruggave dan bedrijven. Momenteel is de energiemix in Nederland voor aardgas en elektriciteit nog overwegend van fossiele oorsprong. Naarmate de energiemix duurzamer wordt, neemt de omvang van het fossiele voordeel binnen de belastingvermindering af. In 2023 bedraagt de belastingvermindering € 493,27 exclusief btw. Het volledig afbouwen van de regeling zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas en elektriciteit

In de energiebelasting wordt een degressieve tariefstructuur gehanteerd. De oorspronkelijke reden is het gelijke speelveld van grotere afnemers van gas en elektriciteit ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Ook is ervoor gekozen het tarief voor huishoudens hoger te stellen en het koopkrachteffect via de belastingvermindering in de energiebelasting en elders in de fiscaliteit te compenseren. In de meeste EU-lidstaten liggen de EB-tarieven veel lager dan in Nederland en wordt onderscheid gemaakt tussen zakelijk en niet-zakelijk verbruik, waarbij het zakelijke verbruik lager belast wordt. Het volledig afbouwen van de regelingen zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt. Het afschaffen van de regelingen is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan uitvoeringstechnisch dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Teruggaafregeling energiebelasting voor instellingen

De teruggaafregeling van energiebelasting over het gas- en elektriciteitsverbruik geldt voor het verbruik in een onroerende zaak die is bestemd voor een openbare eredienst of het houden van een bezinningsbijeenkomst van levensbeschouwelijke aard of die in gebruik is door een algemeen nut beogende instelling. Uitgezonderd zijn instellingen die werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. Het gaat dus hoofdzakelijk om kerkgebouwen of non-profit instellingen. Deze hebben recht op teruggaaf van de helft van de door hen betaalde energiebelasting. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Raffinaderijvrijstelling – energiebelasting

Met de raffinaderijvrijstelling worden twee aparte regelingen in de energiebelasting en accijns (zie ook hieronder) bedoeld. Voor raffinaderijen geldt een uitzondering voor de restgassen die ontstaan op de productielocatie zelf (artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag). Naast deze specifieke vrijstelling geldt in algemene zin (dus niet alleen voor raffinaderijen) een nihiltarief voor restgassen die ontstaan en worden ingezet op de eigen locatie (zie ook hieronder). Indien dus alleen artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag zou worden afgeschaft, dan wordt vanwege het nihiltarief (dat volgt uit de ETD) alsnog geen belasting betaald over de restgassen.

Vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet (artikel 59)

In de energiebelasting is een nihiltarief opgenomen voor restgassen de zijn ontstaan op de inrichting waar ze worden verbruikt. Het gaat dan bijvoorbeeld om restgassen uit een productieproces die voor ondervuring worden gebruikt. De facto is dit verbruik daarmee van heffing vrijgesteld. Deze verplichte vrijstelling valt onder de ETD en Nederland kan deze daarom niet zelfstandig afschaffen.

Raffinaderijvrijstelling – accijns

De accijns moet worden betaald wanneer het accijnsgoed wordt uitgeslagen tot verbruik. Dat is in principe het geval als de goederen de accijnsgoederenplaats verlaten. In een accijnsgoederenplaats kunnen onder schorsing van accijns accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt. Als voorbeeld is bij de levering van benzine aan het benzinestation sprake van uitslag tot verbruik en dient de leverancier accijns te betalen. Accijns is alleen verschuldigd bij minerale oliën die worden gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof (energetische verbruik van accijnsgoederen, bijvoorbeeld de inzet van benzine in auto’s). Niet-energetisch gebruik van minerale oliën, bijvoorbeeld gebruik als grondstof, valt niet onder de accijns. Ruwe olie wordt niet gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof, maar wordt eerst verwerkt in een raffinaderij tot bruikbare producten. Ruwe olie valt daarmee niet onder de reikwijdte van accijns.

Wanneer minerale oliën als brandstof worden gebruikt voor het produceren/verwerken van minerale oliën, dan geldt er in de wet accijns een vrijstelling (artikel 2, lid 9). In dit kader kan worden gedacht aan minerale oliën die in raffinaderijen worden gebruikt voor de verhitting van benodigde installaties.

De vrijstelling onder artikel 2, lid 9 kan worden gesplitst in twee delen:

  • 1. Minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch worden ingezet in het raffinaderijproces, bijvoorbeeld ter ondervuring. Dit deel van de vrijstelling is optioneel onder de ETD en kan Nederland dus zelfstandig afschaffen. Naar verwachting zal de budgettaire opbrengst nihil zijn, omdat raffinaderijen vrijwel niet minerale oliën extern inkopen en direct energetisch inzetten. Dit deel van de vrijstelling zou uitvoeringstechnisch afgeschaft kunnen worden drie maanden nadat de wetgeving met de datum van afschaffing in het Staatsblad is gepubliceerd.

  • 2. De minerale oliën die binnen de raffinaderij worden geproduceerd en in plaats van levering aan externe partij deels zelf energetisch worden ingezet in de raffinaderij. Dit deel is verplicht vrijgesteld onder de Europese Richtlijn Energiebelastingen (ETD) en Nederland kan dit dus niet zelfstandig afschaffen.

Accijns – Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor diesel een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine. De lagere brandstofaccijns voor diesel vindt zijn oorsprong in het internationale karakter van het zakelijke (vracht) verkeer, dat voornamelijk op diesel rijdt. Met de brandstoftoeslagen in de autobelastingen (in de bpm en mrb) is vervolgens beoogd het verschil in fiscale druk op het autorijden ingeval van personenauto’s en motorrijwielen bij gebruik van diesel enerzijds en benzine anderzijds te verminderen. Het volledig afbouwen van het tariefverschil zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt.

Teruggaafregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

In overeenstemming met artikel 14, lid 1 c van Richtlijn 2003/96/EG (‘Energy Taxation Directive’, ‘ETD’), komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief die van de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal gebruik en non-energetisch gebruik van kolen

Non-energetisch en duaal gebruik van kolen zijn vrijgesteld in de kolenbelasting. De ETD voorziet in de mogelijkheid daartoe. Het overgrote deel van het vrijgestelde kolengebruik valt onder de cokes-, ijzer- en staalindustrie. Voor buitenlandse concurrenten gelden ook vrijstellingen. Emissies van deze sectoren worden op Europees niveau beprijsd onder het EU ETS. In het pakket Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om vanaf 1 januari 2028 de vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal gebruik en non-energetisch gebruik van kolen af te schaffen.

Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

Gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking is vrijgesteld in de kolenbelasting. De gedachte achter deze vrijstellingen is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op de kolen als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net. Het voorkomen van dubbele belasting volgt uit de ETD, maar de vrijstelling is niet in de richtlijn niet verplicht Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Accijns – Lager accijnstarief voor LPG, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor LPG een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine.83 Ten opzichte van diesel is er bij LPG een voordeel wat betreft de uitstoot van NOX. Vergeleken met benzine heeft LPG een CO2-voordeel. Het volledig afbouwen van het tariefverschil zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt.

Vrijstelling van het commercieel gebruik van brandstoffen in het internationale luchtverkeer

Kerosine die wordt geleverd voor gebruik als brandstof in de commerciële luchtvaart is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Plezierluchtvaart is uitgezonderd en niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Lidstaten zijn vrij om kerosine gebruikt voor binnenlandse commerciële vluchten te belasten. Een accijns op vliegtuigbrandstoffen voor vluchten tussen lidstaten binnen de EU is op grond van de ETD evenwel mogelijk als de EU-lidstaten onderling bilaterale overeenkomsten sluiten. Bij de introductie van de vliegbelasting is aangegeven dat het kabinet destijds geen voorstander was van een lappendeken aan bilaterale regelingen binnen de EU. Dit doet namelijk afbreuk aan het concept van één interne markt, creëert onduidelijkheid over de tussen lidstaten geldende regels en kan het gelijke speelveld voor luchtvaartmaatschappijen verstoren. Daarom is het kabinet er destijds toe overgegaan een vliegbelasting in te voeren. Ter referentie: met het Belastingplan 2023 is het tarief van de vliegbelasting (7,947 euro in 2022) met 17,95 euro (prijspeil 2022) verhoogd per vertrekkende passagier. De beoogde extra budgettaire opbrengst van deze tariefverhoging bedroeg circa 400 mln. per jaar. De totale budgettaire derving door de accijnsvrijstelling van kerosine bedraagt circa 2,2 mld. euro per jaar.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan sorteert dit geen effect omdat voor het gebruik van kerosine voor vluchten naar buiten de EU op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de kerosine evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van kerosine buiten de EU. Dit geldt ook voor de plezierluchtvaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vluchten die de EU verlaten.

Naast de ETD zijn er luchtvaartverdragen die bijvoorbeeld het belasten van kerosine aan boord van buitenlandse luchtvaartuigen beletten. Zo bepaalt het Verdrag van Chicago voor de internationale burgerluchtvaart dat onder andere kerosine, welke zich aan boord van een luchtvaartuig van een Verdragsluitende Staat bevindt bij aankomst op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat en welke zich nog aan boord bevindt bij het vertrek van het grondgebied van die Staat wordt vrijgesteld van douanerechten, inspectie-kosten of soortgelijke nationale of plaatselijke rechten en kosten (zoals een accijns).

Ook in luchtvervoersovereenkomsten, waarin landingsrechten met derde landen zijn afgesproken, wordt over het algemeen de vrijstelling vastgelegd. Dit geldt bijvoorbeeld ook op grond van de Luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en haar lidstaten en de VS (het EU-VS Open Skies luchtvaartakkoord), voor zowel extra-EU als intra-EU vluchten. Wel wordt in bilaterale- en EU-luchtvaartverdragen vastgelegd dat een accijnsheffing op vluchten binnen het Europees grondgebied in de toekomst mogelijk moet zijn.

Accijnsvrijstelling gebruik van het commercieel gebruik van brandstoffen in de zeevaart

Brandstof die wordt geleverd voor gebruik in de commerciële vaart op communautaire wateren is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Dit geldt niet voor de pleziervaart, het verbruik van brandstof is niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan laat het voor het gebruik van brandstof voor vaarten naar buiten de EU waarbij je naar open zee vertrekt onverlet dat op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de brandstof evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van brandstof buiten de EU. Dit geldt ook voor de pleziervaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vaarten die de EU verlaten.

Accijnsvrijstelling van het commercieel gebruik van gasolie (diesel) in de binnenvaart

Brandstof gebruikt voor de commerciële vaart op binnenwateren is op grond van de Wet op de accijns vrijgesteld van accijns. Op basis van de ETD is dit een keuze die lidstaten mogen maken. De pleziervaart moet op basis van deze richtlijn evengoed belast blijven.

De vrijgestelde brandstof is gekleurd en wordt ook wel rode diesel genoemd.

In de Akte van Mannheim uit 1868 is een verbod vastgelegd op het heffen van rechten die uitsluitend op het beoefenen van de scheepvaart zijn gegrond. In het Gasolieprotocol 1952 is een specifieke regeling voor de douane- en belastingvrijstelling voor gasolie die als boordvoorraad wordt verbruikt vastgelegd, ter overbrugging van de meningsverschillen over het regime dat volgt uit de Akte zelf. In de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) is besloten om het heffingsverbod op te heffen, maar is men het (net als in 1952) niet eens over het antwoord op de vraag of de Akte van Mannheim een heffingsverbod op gasolie bevat. In de CCR wordt besproken of amendering van de Akte van Mannheim nodig is naast amendering of opzegging van het Gasolieprotocol. Een amenderingsvoorstel voor zowel de Akte als het Gasolieprotocol moet bij unanimiteit worden aangenomen. Het Gasolieprotocol kan met inachtneming van een opzeggingstermijn van één jaar door iedere partij worden opgezegd.

Btw-vrijstelling kerosine

De levering van kerosine voor luchtvaartuigen die hoofdzakelijk worden ingezet voor internationaal personenvervoer is belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post a-3, onderdeel e bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit nultarief is verplicht op grond van de btw-richtlijn (artikel 148, onderdeel e, btw-richtlijn). Het is dus niet mogelijk om btw te heffen op de levering van kerosine voor deze luchtvaartuigen. Ook al zou heffing van btw op kerosine mogelijk zijn dan leidt dit niet tot duurdere vliegtickets. Luchtvaartmaatschappijen hebben net als iedere andere ondernemer recht op aftrek van de in rekening gebrachte btw. De btw die in rekening zou kunnen worden gebracht bij de aankoop van kerosine zou dus ook in aftrek kunnen worden gebracht.

Tabel 2 Overige fiscale regelingen m.b.t. non-energetisch en indirect gebruik fossiele brandstoffen

Definitie: Gederfde overheidsinkomsten (o.a. belastingteruggaven, vrijstellingen, buiten scope reguliere belasting, etc.) gerelateerd aan het non-energetisch gebruik of indirect gebruik van fossiele brandstoffen.

*Voor de met een * gemarkeerde regelingen is reeds een besluit genomen over een afbouwpad (zie toelichting voor meer informatie)

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar (2023)

Benchmark: reguliere tarief (tenzij anders aangegeven)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?

Ander relevant beprijzend beleid voor regeling

Vrijstelling voor non energetisch verbruik van aardgas

€ 85 miljoen

Ja

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing. Overig aardgasvebruik wordt niet beprijsd.

Niet heffen van accijns op non energetisch verbruik minerale oliën (waaronder nafta)

€ 14 miljard

Nee, niet op het gebied van de accijns. Non-energetisch verbruik van minerale oliën is niet belast(baar) met accijns. Daarnaast is nafta geen accijnsgoed en niet belast (baar) met de accijns. Met een aparte belasting buiten de accijns om kan dit wel nationaal worden belast

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing. Het overig deel van het non energetisch verbruik van deze de minerale oliën wordt niet beprijsd.

Btw-vrijstelling internationaal personenvervoer (schepen en luchtvaartuigen)

Luchtvaart: € 872 miljoen

Scheepvaart: € 44miljoen

Deels: Het vervoer van personen is volgens de Europese btw-richtlijn dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt. De vrijstelling voor het deel dat zich op Nederlands grondgebied kan daarom worden afgeschaft, maar niet voor de rest van de reis.

Luchtvaart: nationale vliegbelasting en ETS1

Scheepvaart: ETS1 (vanaf 2024)

Vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers*

€ 935 miljoen

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

€ 1089 miljoen

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Overige regelingen in de bpm:

Teruggaaf politievoertuigen

Teruggaaf brandweer

Teruggaaf invalide-voertuigen

Teruggaaf ambulances

Teruggaaf lijkwagens

Teruggaaf gevangenenvervoer

Teruggaaf groep rolstoelveroer

Teruggaaf dierenambulances

Teruggaaf geldtransport

Teruggaaf bestelauto gehandicapten

€ 18 miljoen

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Overige regelingen voor verschillende doelgroepen in de mrb:

Gewichtscorrectie rolstoelinstallatie

Brandstoftoeslag nihil of verlaagd voor LNG, CNG en LPG G3

Kwarttarief kampeerauto

Halftarief kampeerauto (bedrijfsmatige verhuur)

Gematigd tarief rijdende winkel

Nihiltarief OV-autobussen op LPG of aardgas

Kwarttarief kermis- en circusvoertuigen

Kwarttarief werktuig of werkplaats

Kwarttarief paardenvervoer

Teruggaaf bedrijfsvoertuigenpark vrachtauto’s

Vrijstelling ambulance

Vrijstelling lijkwagens

Vrijstelling dierenambulances

Vrijstelling voor defensie- en politiemotorrijtuigen

Vrijstelling brandweer

Vrijstelling reinigingsdiensten

Vrijstelling wegenbouw

Vrijstelling gebruik openbare weg over geringe afstand

Vrijstelling taxi’s of openbaar vervoer

Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

€ 516 miljoen

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Toelichting regelingen tabel 2

Vrijstelling energiebelasting non-energetisch verbruik aardgas

In de energiebelasting geldt een vrijstelling voor het non-energetische verbruik van aardgas (artikel 64, lid 5). Het gaat hierbij onder andere om de productie van (grijze) waterstof uit aardgas. De waterstof wordt vervolgens hoofdzakelijk ingezet t.b.v. industriële processen zoals de productie van kunstmest. Deze vrijstelling is onder de ETD niet verplicht, dus kan Nederland zelf op nationaal niveau afschaffen. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan uitvoeringstechnisch dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Niet heffen van accijns op non-energetisch verbruik minerale oliën

Op basis van de ETD is accijns op minerale oliën alleen verschuldigd als die minerale oliën worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof. Het verbruik van minerale oliën als grondstof (non-energetisch) is daarom niet belast met accijns. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing in verf.

Niet heffen van accijns over non-energetisch gebruik nafta

Op basis van de ETD is accijns op minerale oliën alleen verschuldigd als die minerale oliën worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof. Nafta wordt niet als zodanig gebruikt. Het verbruik van nafta (non-energetisch) is daarom niet belast met accijns. Nafta wordt onder andere gebruikt voor het produceren van grondstoffen voor plastics.

Btw op vliegtickets

Het vervoer van personen is dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt (artikel 6c, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 48, btw-richtlijn). Voor het vervoer van personen per vliegtuig en per zeeschip moet voor het btw-tarief onderscheid worden gemaakt tussen binnenlandse- en buitenlandse vluchten/bootreizen. Binnenlandse vluchten/bootreizen zijn belast tegen het algemene btw-tarief. Vluchten/bootreizen naar of vanuit het buitenland zijn belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post b-3 behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit btw-nultarief houdt in dat ondernemers geen btw in rekening hoeven te brengen over hun diensten, maar wel recht hebben op aftrek van voorbelasting. Vanwege uitvoeringsproblematiek maken lidstaten gebruik van het btw-nultarief voor vluchten naar of vanuit het buitenland. De toepassing van het btw-nultarief is echter niet verplicht op grond van de btw-richtlijn. In theorie is het dus denkbaar dat Nederland afziet van het toepassen van dit btw-nultarief. Dit zou echter betekenen dat voor alle vluchten vanuit en naar Nederland moet worden vastgesteld welk gedeelte boven Nederlands grondgebied is gevlogen, want alleen dat gedeelte is belastbaar met Nederlandse btw. Dit is echter vrijwel niet uitvoerbaar. Bovendien is het gedeelte van een internationale reis dat plaatsvindt op of boven Nederlands grondgebied veelal beperkt, wat gevolgen heeft voor de afweging van heffing versus uitvoering. De discussie over btw op luchtvaart wordt in Europees verband al tientallen jaren gevoerd, tot op heden echter zonder dat dit heeft geleid tot een andere werkwijze.

Vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers

De bpm kent een vrijstelling voor nieuwe bestelauto’s die door ondernemers worden aangeschaft. Per 1 januari 2025 vervalt deze vrijstelling en wordt de grondslag van de bpm voor bestelauto’s omgevormd van catalogusprijs naar CO2-uitstoot.

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

In de mrb geldt een verlaagd tarief voor bestelauto’s van ondernemers. Dit verlaagd tarief geldt ongeacht de aandrijflijn, gezien alleen het voertuiggewicht de grondslag is. Wel zorgt deze regeling ervoor dat ook voor fossiele voertuigen een lagere mrb hoeft te worden betaald. Hierdoor wordt indirect het gebruik van fossiele brandstof lager belast. Tot en met 2024 geldt een vrijstelling voor alle emissievrije bestelauto’s. Afschaffen van het verlaagd tarief voor bestelauto ondernemers is een structuuraanpassing voor de Belastingdienst en op z’n vroegst per 1 januari 2026 mogelijk.

Overige bijzondere regelingen bpm/mrb

Er gelden een aantal bijzondere regelingen (teruggaafregelingen, kwarttarieven, etc.) in de mrb en bpm voor specifieke voertuigen. Deze regelingen zijn niet specifiek voor fossiele brandstof voertuigen. Wel zorgen deze regelingen ervoor dat voor die voertuigen geen of een lagere autobelasting hoeft te worden betaald, waardoor indirect het gebruik van fossiele brandstof lager wordt belast. Afschaffen van de bijzondere regelingen in de bpm en mrb is een structuuraanpassing voor de Belastingdienst en op z’n vroegst per 1 januari 2026 mogelijk. In het Belastingplan 2024 zit het voorstel om een aantal bijzondere regelingen te versoberen dan wel af te schaffen. Dit betreft:

  • Het kwartarief voor kampeerauto in de MRB wordt versoberd naar een halftarief vanaf 2026.

  • Het kwartarief in de MRB voor paardenvervoer komt te vervallen vanaf 2026,

  • De MRB vrijstelling voor oldtimers wordt vanaf 2028 versoberd naar een vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988.

  • De teruggave voor geldtransport in de BPM wordt per 2026 afgeschaft.

  • Het nihiltarief in de MRB voor OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas wordt per 2030 afgeschaft.

  • De verlaagde brandstoftoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG vervalt per 2026.

Overzichtstabel uitgavenkant

Hieronder is een overzicht gegeven van de regelingen aan de uitgavenkant.

Tabel 3 niet-fiscale regelingen met een directe relatie tot fossiel energiegebruik

*Voor de met een * gemarkeerde regelingen is reeds een besluit genomen over een afbouwpad (zie toelichting voor meer informatie)

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar (2023)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?

Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)*

€ 3.553 miljoen

Nee

Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS*

€ 0 miljoen

Ja

Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing)

Niet bekend

Ja

Energieprijsplafond*

Benchmark 1: gehele belastingvermindering € 3.798 miljoen

Benchmark 2: Afslag voor aandeel hernieuwbare energie van 16,7%: 3.163

Ja

Toelichting regelingen tabel 3

Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)

Binnen het ETS dienen bedrijven die rechtstreeks CO2 uitstoten te beschikken over emissierechten. Indien meer emissierechten nodig zijn dan het bedrijf beschikbaar heeft, dient een bedrijf deze certificaten te kopen of CO2-reducerende maatregelen te treffen. Om te voorkomen dat bedrijven die op de wereldmarkt concurreren investeringen naar buiten Europa verplaatsen (koolstoflekkage), krijgen bepaalde sectoren gratis emissierechten toegedeeld. Er zijn drie categorieën sectoren die gratis rechten ontvangen. Voor sectoren waar geen risico op koolstoflekkage is vastgesteld, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2030. Voor sectoren waar wel een risico op koolstoflekkage is vastgesteld, maar de recent ingestelde Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) alternatieve bescherming biedt tegen koolstoflekkage, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2034. Voor de overige sectoren (risico op koolstoflekkage, geen bescherming via CBAM) worden gratis emissierechten verstrekt tot en met 2040. Na 2040 is het ETS plafond nihil en worden er dus geen nieuwe ETS rechten meer verleend (gratis noch geveild).

Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS

Het Europese systeem van emissiehandel verplicht Europese elektriciteitsproducenten om emissierechten aan te kopen voor hun CO2-uitstoot. De kosten hiervan berekenen deze producenten door in de groothandelsprijzen voor elektriciteit. Europese bedrijven hebben hierdoor hogere elektriciteitskosten. Zij ervaren daarom mogelijk een concurrentienadeel ten opzichte van ondernemingen uit landen buiten Europa. Dit brengt een koolstofweglekrisico met zich mee. De regeling Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC-ETS) verlaagt dit risico door de indirecte ETS-kosten die bedrijven maken bij hun productie te compenseren. De regeling is beschikbaar voor bedrijven uit enkele specifieke bedrijfstakken. Er is in de begroting geen budget beschikbaar gesteld voor de regeling die per 22 augustus 2022 is herzien.

Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing)

De (niet-fiscale) investeringsaftrek voor investeringen in het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee kan alleen worden toegepast bij de berekening van de specifieke afdracht van het winstaandeel, wat een extra heffing voor mijnbouwbedrijven is krachtens de Mijnbouwwet naast de vennootschapsbelasting. Dit leidt voor mijnbouwondernemingen tot een hoge(re) effectieve belastingdruk dan voor andere ondernemingen die alleen vennootschapsbelasting afdragen. Met de investeringsaftrek wordt beoogd het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee te stimuleren. De verwachting is dat aardgas de komende decennia nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens in Nederland. Gaswinning uit kleine velden op de Noordzee maakt Nederland minder afhankelijk van gaswinning uit het buitenland en draagt daarmee bij aan energieleveringszekerheid. Daarnaast is de CO2-voetafdruk van geïmporteerd gas  door de lange transportafstanden aanzienlijk groter dan die van in Nederland gewonnen gas. Uit de analyse van CE-Delft (november 2022) blijkt dat gaswinning op de Noordzee per saldo een positief effect heeft op de uitstoot van emissies vergeleken met de situatie waarin gas uit Rusland of de Verenigde Staten wordt geïmporteerd.

Energieprijsplafond

In september 2022 heeft het kabinet besloten tot het instellen van een zogenoemd energieprijsplafond voor het gebruik van aardgas en elektriciteit om de fors negatieve gevolgen voor huishoudens en bedrijven voor de sterk gestegen energieprijzen te matigen. Het kabinet schaft dit energieprijsplafond af per 1-1-2024.

Tekstvak 24.4: Gasopslagen

Vulmaatregelen 2022, 2023 en 2024

Het kabinet heeft vorig jaar en dit jaar een aantal maatregelen genomen om te stimuleren dat de gasopslagen in Nederland bij aanvang van de winter (1 november 2022 en 2023) voor minstens 90% gevuld waren. Dit is een verplichting op basis van de ‘EU-verordening 2022/1032 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag’ om te zorgen dat de gasleveringszekerheid in de winters zoveel mogelijk geborgd is. Het kabinet heeft daarom twee vulmaatregelen genomen:

  • 1. Het kabinet is gekomen met een subsidiemaatregel voor marktpartijen die gas in gasopslag Bergermeer opslaan. Deze subsidiemaatregel biedt een garantie voor het risico van een eventuele negatieve zomer/winterspread. De subsidie heeft vorig jaar geen geld gekost, omdat uiteindelijk de marktomstandigheden veranderden (de prijzen in de winter werden weer hoger dan de prijzen in de zomer, een zogeheten positieve zomer/winterspread). Voor dit jaar is een bedrag van 240 miljoen euro gereserveerd. De subsidiemaatregel is dit jaar (nog) niet ingezet.

  • 2. Het kabinet heeft EBN de taak gegeven om gasopslag Bergermeer te vullen (in 2023 tot maximaal 20 TWh) voor zover marktpartijen dit niet doen. Hiervoor ontvangt EBN subsidie. In 2022 heeft deze taak netto geen geld gekost. Voor 2023 is voor deze taak 520,4 miljoen euro gereserveerd. Een deel hiervan komt dit jaar vanwege gunstige marktomstandigheden niet tot besteding en wordt doorgeschoven naar 2024 en 2025, vanwege de verlenging van deze taak voor EBN.  

Beide maatregelen hebben in het laatste realisatiejaar (2022) netto niet tot kosten voor de rijksoverheid geleid en zijn daarom niet opgenomen in het overzicht met fossiele subsidies. De andere gasopslagen (Norg, Grijpskerk, PGI Alkmaar, EnergyStock) zijn en worden gevuld zonder verdere bijdrage van de overheid.

Afspraken m.b.t. gasopslagen uit Groningensysteem

  • Opslag Norg: Het Rijk en NAM spraken middels het Norg akkoord af dat de gasberging vanaf gasjaar 2019/2020 alleen nog maar zou worden gevuld met gas uit een andere bron dan het Groningenveld. NAM is eigenaar van gasopslag Norg en kon de gasopslag voordien commercieel inzetten. Door het Norg akkoord is de winning van 11,9 Nm³ uit het Groningenveld voorkomen en daarmee werd de weg geëffend om het Groningenveld jaren eerder te sluiten. Het Rijk heeft de NAM in gasjaar 2022/2023 1.277 miljoen euro (incl. BTW) betaald. Met deze vergoeding wordt NAM in dezelfde positie gebracht als wanneer er geen Norg-akkoord gesloten zou zijn. Met deze vergoeding wordt aangesloten bij het nadeelcompensatierecht.

  • Opslag Grijpskerk: De gasopslag Grijpskerk zal ingezet worden als opslag van laagcalorisch gas in plaats van een opslag voor hoogcalorisch gas uit het Groningenveld. Hier is door het Rijk geen financiële vergoeding voor betaald.

26 FONDSENOVERZICHT

Op 4 april 2023 heeft een beleidsdebat van de Eerste Kamer met de ministers van Financiën en Economische Zaken en Klimaat over fondsen plaatsgevonden. De minister van Financiën heeft de Eerste Kamer in het debat een overzicht van de diverse fondsen op de Rijksbegroting toegezegd. Het fondsenoverzicht geeft eenmalig - alleen deze Miljoenennota - invulling aan deze toezegging. Daarbij gaat het om fondsen in de brede zin van het woord. Het fondsenoverzicht is ingedeeld in twee onderdelen, te weten onderdeel A en onderdeel B.

Onderdeel A bevat begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016, revolverende fondsen, en andere daadwerkelijke fondsconstructies. Begrotingsfondsen werken in beginsel net als andere posten op de Rijksbegroting. Het is niet zo dat op één moment in de tijd kapitaal wordt geïnvesteerd, zoals de term fonds in de volksmond impliceert. Uitgaven en ontvangsten worden net als andere posten zo realistisch mogelijk geraamd op de Rijksbegroting. Begrotingsfondsen tellen net als andere begrotingen mee als totale geraamde uitgaven van de Rijksoverheid in een begrotingsjaar. Afgezet tegen de geraamde inkomsten van het Rijk leidt dat tot een saldo en een kapitaalbehoefte, wat van invloed is op de staatschuld. Vaak is er ook sprake van structureel geld. Het belangrijkste verschil met de departementale begrotingen is een instellingswet nodig is voor de oprichting en dat over- of onderbesteding via het uit de wet volgende fondssaldo wordt meegenomen naar het volgende begrotingsjaar. Voorbeelden van begrotingsfondsen zijn het Mobiliteitsfonds, Deltafonds en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Sommige begrotingsfondsen zijn zogeheten verdeelfondsen, en ooit opgericht om algemene middelen aan andere onderdelen van de overheid te verdelen. Voorbeelden hiervan zijn het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BES-fonds. Revolverende fondsen worden - na een eerste storting - gevoed door inkomsten die terugkomen van bijvoorbeeld leningen die het fonds eerder heeft uitgegeven. Revolverende fondsen kunnen op de Rijksbegroting worden beheerd, waarbij de inkomsten en uitgaven via het budgetrecht aan uw Kamer worden voorgelegd. Een voorbeeld hiervan is het Dutch Good Growth Fund. Daarnaast zijn er revolverende fondsen zich buiten de Rijksbegroting bevinden na een initiële storting via de Rijksbegroting, zoals het Toekomstfonds. Met daadwerkelijk fondsconstructies wordt bedoeld dat er sprake is van beheerd kapitaal waarmee activiteiten worden gefinancierd. Dit verschilt van een revolverend fonds buiten de Rijksbegroting wanneer er geen afspraken zijn dat de middelen terug keren om opnieuw te worden geïnvesteerd.

Onderdeel B bevat reguliere budgetten op de Rijksbegroting die fonds heten. In sommige gevallen is er sprake van 100%-eindejaarsmarge, waardoor een regulier budget zich in de praktijk gedraagt als middelen op een begrotingsfonds. In andere gevallen is de keuze voor het woord fonds puur semantisch en zijn er geen gevolgen voor de begrotingssystematiek.

Onderdeel A

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Tabel 25A.1.1 Dutch Good Growth Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Financiering van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

Oprichtingsjaar

2014

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

Invest International

Einddatum

Onbepaald

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 10,0 mln.

 

2023: 28,0 mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2020: Evaluation of the Dutch Good Growth Fund

Website

www.dggf.nl

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het betreft een subsidieregeling die namens de minister wordt uitgevoerd door Invest International. De rijksbijdrage revolveert bij Invest International.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

Invest International

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van een opdrachtovereenkomst.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.2 Dutch Good Growth Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Financiering van midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

Oprichtingsjaar

2014

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

Triple Jump/PwC

Einddatum

Onbepaald

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 54,3 mln.

 

2023: 34,0 mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2020: Evaluation of the Dutch Good Growth Fund

Website

www.dggf.nl

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het fonds wordt als een lening verstrekt aan het consortium Triple Jump/PwC. De rijksbijdrage revolveert bij het consortium.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

Triple Jump/PwC

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van een opdrachtovereenkomst.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.3 Dutch Trade and Investment Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Financiering van Nederlandse bedrijven voor investeringen in niet-ontwikkelingslanden.

Oprichtingsjaar

2016

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

Invest International

Einddatum

Onbepaald

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: - mln.

 

2023: 17,0 mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

n.v.t.

Website

www.investinternational.nl

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het betreft een subsidieregeling die namens de minister wordt uitgevoerd door Invest International. De rijksbijdrage revolveert bij Invest International.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

Invest International

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van een opdrachtovereenkomst.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.4 Building Prospects

Type

Revolverend fonds

Doel

Het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden.

Oprichtingsjaar

2001

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

FMO

Einddatum

2028

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 20,0 mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

n.v.t.

Website

www.fmo.nl/building-prospects

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

FMO

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.5 MASSIF

Type

Revolverend fonds

Doel

Het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.

Oprichtingsjaar

2006

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

FMO

Einddatum

2026

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: - mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2020; Evaluation of the FMO-MASSIF Fund (2015-2019)

Website

www.fmo.nl/massif

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

2-3 keer

Wie is de uitvoerder?

FMO

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.6 Access to Energy Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».

Oprichtingsjaar

2006

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

FMO

Einddatum

2028

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 2.3

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 5,0 mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2023

Website

www.fmo.nl/aef

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

FMO

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.7 Climate Investor One

Type

Revolverend fonds

Doel

Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energie projecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.

Oprichtingsjaar

2012

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

FMO

Einddatum

2037

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 2.3

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: - mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2023

Website

www.fmo.nl/governance-related-to-cio-and-cfm

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

FMO

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.8 Dutch Fund for Climate and Development

Type

Revolverend fonds

Doel

Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.

Oprichtingsjaar

2019

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

FMO

Einddatum

2037

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 2.3

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 53,0 mln.

 

2023: 11,0 mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2023

Website

www.thedfcd.com

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

0-1 keer

Wie is de uitvoerder?

FMO

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.9 Global Agriculure and Food Security Program

Type

Revolverend fonds

Doel

Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen

Oprichtingsjaar

2012

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

IFC

Einddatum

2026

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 2.1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: - mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2018: Program Evaluation Final Report

Website

www.gafspfund.org

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een bijdrage verstrekt aan IFC. De rijksbijdrage revolveert bij IFC.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1 keer

Wie is de uitvoerder?

IFC

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht is op basis van de bijdrage overeenkomst.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.10 Private Infrastructure Development Group

Type

Revolverend fonds

Doel

Ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.

Oprichtingsjaar

2002

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

Private Infrastructure Development Group

Einddatum

Onbepaald

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 27,525 mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2021: Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)

Website

www.pidg.org

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds wordt verstrekt op basis van een overeenkomst voor een geconditioneerde lening. De rijksbijdrage revolveert bij de uitvoerder.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

Private Infrastructure Development Group

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Toezicht wordt uitgevoerd op basis van de overeenkomst voor een geconditioneerde lening.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.11 One Acre Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Ondersteuning van kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa.

Oprichtingsjaar

2018

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

One Acre Fund

Einddatum

2032

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: - mln.

 

2023: 14,25 mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2021: Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)

Website

www.oneacrefund.org

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverende fonds is als een subsidie verstrekt. De rijksbijdrage revolveert bij One Acre Fund.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

1-2 keer

Wie is de uitvoerder?

One Acre Fund

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Tabel 25A.1.12 Farm Fit Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Het fonds dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

Oprichtingsjaar

2019

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

IDH Farm Fit Fund B.V.

Einddatum

2034

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 8,445 mln.

 

2023: - mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

2021: Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)

Website

www.idhsustainabletrade.com

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverende fonds is als een subsidie verstrekt. De rijksbijdrage revolveert bij Farm Fit Fund.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

0-1 keer

Wie is de uitvoerder?

IDH Farm Fit Fund B.V.

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Model 25A.1.13 AGRI3 Fund

Type

Revolverend fonds

Doel

Het AGRI3 Fund heeft tot doel banken, andere financiële instellingen enlandbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen metbosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatieve landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd.

Oprichtingsjaar

2020

Verantwoordelijk minister

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking

Fondsbeheerder

Stichting Title Holder Agri3

Einddatum

2039

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 17, artikel 2.3

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 9,56 mln.

 

2023: 5,82 mln.

 

2024: - mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

n.v.t.

Website

www.agri3.com

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan de uitvoerder. De rijksbijdrage revolveert bij de uitvoerder.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

0-1 keer

Wie is de uitvoerder?

Stichting Title Holder Agri3

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de subsidiebeschikking.

Beheerskosten en de kostenratio

Niet beschikbaar

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Tabel 25A.2.1 Gemeentefonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Middelen uitkeren aan gemeenten

Oprichtingsjaar

1929

Verantwoordelijk minister

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)

Fondsbeheerder

Zie verantwoordelijk minister

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 50, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 40.736,1 mln.

2023: 40.884,2 mln.

2024: 39.615,8 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

n.v.t.

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

2018: Herziening financiële verhoudingen

Website

www.rijksoverheid.nl/financien-gemeenten-en-provincies/gemeentefonds

Tabel 25A.2.2 Provinciefonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Middelen uitkeren aan provincies

Oprichtingsjaar

1948

Verantwoordelijk minister

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)

Fondsbeheerder

Zie verantwoordelijk minister

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 51, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 2.833,5 mln.

2023: 3.066,5 mln.

2024: 3.007,8 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

n.v.t.

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

2018: Herziening financiële verhoudingen

Website

www.rijksoverheid.nl/financien-gemeenten-en-provincies/provinciefonds

Tabel 25A.2.3 BESfonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Bijdragen Rijk aan de Caribische openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Oprichtingsjaar

2010

Verantwoordelijk minister

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Fondsbeheerder

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 4, beleidsartikel BES-fonds, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 67,1 mln.

2023: 73,1 mln.

2024: 71,2 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

Evaluatie financieel beheer BES (2023), evaluatie dient nog uitgevoerd te worden. Onderzoek naar de eilandelijk taken en financiering BES-Fonds (2023), evaluatie wordt nog opgeleverd, verwachting eind augustus 2023.

Website

n.v.t.

Tabel 25A.2.4 Fonds Duurzaam Funderingsherstel

Type

(Een nog niet) revolverend fonds

Doel

Het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan eigenaarbewoners met een urgent funderingsprobleem.

Oprichtingsjaar

2017

Verantwoordelijk minister

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Fondsbeheerder

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

n.v.t.

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

Niet van toepassing, eenmalige storting van €20 miljoen.

2022: 0 mln.

2023: 0 mln.

2024: 0 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

n.v.t.

Website

www.funderingsherstelfonds.nl

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Nog niet revolverend wel intentie. Het fonds verstrekt hypothecaire geldleningen aan eigenaarbewoners en krijgt rente-inkomsten van leningnemers waarmee de fondskosten gedekt kunnen worden en in de toekomst ook nieuwe leningen mee verstrekt kunnen worden.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

Nog niet revolverend

Wie is de uitvoerder?

n.v.t.

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Er is een bestuur en een raad van toezicht.

Beheerskosten en de kostenratio

n.v.t.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Tabel 25A.3.1 Nationaal Restauratiefonds

Type

(Deels) revolverend fonds

Doel

Bevorderen van het herstel en behoud van gebouwd erfgoed in Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het Nationaal Restauratiefonds (hierna: NRF) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de bewindspersoon van OCW, hebben daartoe een koepelovereenkomst (laatst ge-update in 2021) en sub-contracten afgesloten. Dit zijn de kaders die richting geven aan het NRF om de werkzaamheden voor het ministerie van OCW uit te voeren. De kern van die werkzaamheden bestaat uit:• het verstrekken van financieringen (restauratie, verduurzaming en herbestemming) aan eigenaren van rijksmonumenten en overige monumenten, waaronder provinciale en gemeentelijke monumenten;• het verstrekken van aanvullende leningen onder de achterborgovereenkomst;• het uitbetalen van subsidies;• en het verstrekken van informatie en het delen van kennis over de financiële en procesmatige aspecten van herstel en behoud (instandhouding) van monumenten.Inmiddels beheert het NRF namens publieke en private organisaties circa dertigtal fondsen en subsidieregelingen van waaruit het NRF eigenaren helpt aan leningen voor onderhoud, restauratie, verduurzaming of herbestemming.

Oprichtingsjaar

1985

Verantwoordelijk bewindspersoon

Staatssecretaris Cultuur en Media

Fondsbeheerder

Stichting Nationaal Restauratiefonds

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk VIII, artikel 14

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 152,6 mln.

2023: P.M. (tot op heden: EUR 125,8 mln.)

2024: P.M.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Buiten

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

De minister van OCW informeert de Tweede Kamer over het NRF via periode evaluaties erfgoedbeleid, beleidsbrieven en de 4 jaarlijkse Erfgoedbalans. De Erfgoedbalans is het volgens de Erfgoedwet (en de Omgevingswet) voorgeschreven vierjaarlijkse rapport over ‘de ontwikkeling van de staat van het cultureel erfgoed in Nederland’.

2011: Evaluatie Restauratiefonds-hypotheek & Brim-subsidie

2015: De 10 succesfactoren van 30 jaar Restauratiefonds, 30 jaar revolverend financieren

2017: Eindevaluatie Restauratiefondsplus-hypotheek

2018: Samenhangende evaluatie van het financiële stelsel voor monumentenzorg

2022: Eindrapport van de Beleidsdoorlichting Erfgoed (inclusief onderdeel Erfgoedbalans)

2023: Verkenning financiering monumentenzorg

Website

www.restauratiefonds.nl

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het revolverende fonds krijgt een startkapitaal, in dit geval van de overheid, waaruit geld wordt geleend aan eigenaren van monumenten. Zij betalen het geld met rente en aflossing terug. Zo kan dezelfde subsidie-euro steeds weer opnieuw worden ingezet.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

De eerste euro uit het Revolving Fund wordt inmiddels voor de 4e keer uitgegeven. Door het ronddraaiende monumentengeld kunnen wederom eigenaren geholpen worden bij de restauratie, verduurzaming of herbestemming van hun monument.

Wie is de uitvoerder?

Stichting Nationaal Restauratiefonds

Hoe is het toezicht georganiseerd?

• Het NRF kent een RvT bestuursmodel met een vijftal Raad van Toezicht leden. De minister heeft goedkeuringsbevoegdheid bij de benoeming van de leden van de Raad van Toezicht, de directeur en statutenwijzigingen.• In de Koepelovereenkomst tussen OCW en NRF is vastgelegd dat OCW de kwartaalrapportages en jaarverslagen van het NRF krijgt. Deze stukken worden besproken in de 4-jaarlijkse toezicht-overleggen tussen OCW, RCE en NRF.• OCW, RCE en NRF komen 4-jaarlijks bijeen in het Beleidsoverleg. Dan worden beleidsonderwerpen besproken van strategisch niveau dan wel operationeel.• Verder is het NRF een financier en valt daarmee onder toezicht van de AFM en DNB. Het NRF heeft een Wft-vergunning van de AFM voor het aanbieden van hypothecair krediet. De DNB houdt wat betreft het NRF toezicht op de uitvoering van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).• Bovendien vindt er informeel veel afstemming en samenwerking plaats met het NRF. De (financiële) kennis van het NRF wordt door OCW zo veel mogelijk benut bij beleidsvorming en opzetten van nieuwe regelingen. Ook heeft het NRF veel contact met monumenteneigenaren en ook die ervaringen zijn voor ons (inclusief de RCE) van grote waarde.

Beheerskosten en de kostenratio

Het NRF draagt er zorg voor dat de uitvoeringskosten doelmatig en rechtmatig zijn. De RvT houdt scherp zicht op de organisatie op dit onderwerp m.b.v. rapportering (kwartaalrapportages en Jaarrekening). De uitvoeringskosten worden ieder jaar voldaan uit de baten van dat jaar t.b.v. de door het NRF namens de bewindspersoon uitgevoerde activiteiten (rente op leningen plus behandelkosten bij zowel particuliere als zakelijke klanten). De werkzaamheden van het NRF zijn breed. Dat betekent dat NRF ook taken uitvoert die niet kostendekkend zijn (zoals informeren van eigenaren en het uitbetalen van subsidies). Echter het uitvoeren van deze taken draagt wel bij aan het behalen van het beleidsdoel. Indien in enig jaar de uitvoeringskosten niet op de wijze kunnen worden voldaan, dan kan het NRF een Instellingssubsidie aanvragen.

Ministerie van Defensie

Tabel 25A.4.1 Defensiematerieelbegrotingsfonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Het DMF zorgt voor de financiering en de bekostiging van de investeringen en de instandhouding van het materieel, de infrastructuur en het vastgoed en de IT-middelen van Defensie. Door een apart fonds voor het defensiematerieel wordt beter voorzien in een meerjarig integraal beheer van de financiering en de bekostiging van de ontwikkeling, de verwerving, de instandhouding en de afstoting van het materieel, de infrastructuur en het vastgoed en de IT-middelen van het Ministerie van Defensie teneinde te komen tot een meer schokbestendige begroting

Oprichtingsjaar

2021

Verantwoordelijk minister

Minister van Defensie

Fondsbeheerder

Defensie

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk K

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 4.953,8 mln.

 

2023: 6.282,3 mln.

 

2024: 10.723,7 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

Bij de instelling van het DMF is besloten deze in 2027 te evalueren; het fonds wordt dan op doelmatigheid en doeltreffendheid beoordeeld.

Website

n.v.t.

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Tabel 25A.5.1 Mobiliteitsfonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Het fonds heeft ten doel het faciliteren van de bereikbaarheid van heel Nederland door veilige, innovatieve en duurzame mobiliteit van personen en goederen door middel van financiering en bekostiging van:a.aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door het Rijk wordt beheerd;b.aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die niet door het Rijk wordt beheerd;c.maatregelen en voorzieningen waarmee wordt beoogd de doelmatigheid of de veiligheid van het gebruik van infrastructuur als bedoeld in de onderdelen a en b, te vergroten; end.het inwinnen, bewerken en verspreiden van met onderdeel a samenhangende basisinformatie, onderzoek ter voorbereiding van maatregelen of voorzieningen als bedoeld in de onderdelen a, b en c, en proefprojecten en experimenten gericht op maatregelen of voorzieningen als bedoeld in de onderdelen a, b en c.

Oprichtingsjaar

2020 (daarvoor Infrastructuurfonds)

Verantwoordelijk minister

Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Fondsbeheerder

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

A

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 7.451,1 mln.

2023: 7.808,1 mln.

2024: 9.883,3 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

n.v.t.

Website

n.v.t.

Tabel 25A.5.2 Deltafonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde te houden. Het financieel fundament onder het Deltaprogramma is het Deltafonds.

Oprichtingsjaar

2013

Verantwoordelijk minister

Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Fondsbeheerder

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

J

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 1.114,0 mln.

2023: 1.538,0 mln.

2024: 1.650,2 mln.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

2016: Evaluatie Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Website

www.deltaprogramma.nl

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Tabel 25A.6.1 Nationaal Groeifonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Het doel van het fonds is het beschikbaar stellen van financiële middelen om het duurzaam verdienvermogen te vergroten door het doen van investeringen op het gebied van (1) kennisontwikkeling en (2) onderzoek, ontwikkeling en innovatie.

Oprichtingsjaar

2021: Het NGF begon als een niet-departementale begroting in 2021. In 2023 werd het een begrotingsfonds.

Verantwoordelijk minister

De Minister van Economische Zaken en Klimaat

Fondsbeheerder

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en De Minister van Financiën

Einddatum

2028

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk L

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: n.v.t. Het NGF kent een systematiek, waarbij in verschillende rondes de voorgestelde projecten worden beoordeeld en zo mogelijk gehonoreerd. Als een project een positieve beoordeling krijgt, worden de toegekende middelen via het voedingsartikel (artikel 6 van HXIII) overgeheveld naar andere artikelen of begrotingshoofdstukken. In de begroting van het Nationaal Groeifonds (Hoofdstuk L) worden de overhevelingen en projecten toegelicht. Van de initieel beschikbaar gestelde € 20 mld voor het Nationaal Groeifonds is bij OB 2024 nog ca. € 8,2 mld beschikbaar (zie Tabel 1 van Hoofdstuk L voor het jaar 2024).

 

2023: n.v.t.

 

2024: n.v.t.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

Er heeft nog geen evaluatie plaatsgevonden. In 2024 wordt de eerste, tussentijdse evaluatie van het Nationaal Groeifonds afgerond, met bijzondere aandacht voor de governance van het Nationaal Groeifonds.

Website

www.nationaalgroeifonds.nl

Tabel 25A.6.2 Toekomstfonds

Type

Revolverend fonds

Doel

Het Toekomstfonds is onderdeel van het bedrijvenbeleid zoals beschreven in de EZK-begroting (H XIII, artikel 2), en richt zich op het vergroten en beschikbaar stellen van (risico)financiering voor bedrijven en onderzoek. Het beoogt de innovatiekracht van Nederland te versterken en mogelijk te maken door hetbeschikbaar stellen van financiering voor het innovatief en snelgroeiend mkb en voor fundamenteel en toegepast onderzoek.

Oprichtingsjaar

2014

Verantwoordelijk minister

De Minister van Economische Zaken en Klimaat

Fondsbeheerder

De Minister van Economische Zaken en Klimaat

Einddatum

Geen einddatum

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk XIII, artikel 3

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 136,2 mln (Er is strikt genomen geen sprake van een bijdrage aan een fonds, maar van een verzameling instrumenten op de EZK-begroting waarvan een deel tot doel heeft bijdrages aan investeringsfondsen te doen. De hier vermelde bedragen betreffen het uitgavenbudget van het Toekomstfonds als geheel bij OB 2024.)

 

2023: 596,3 mln

 

2024: 282,2 mln

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen en buiten het Rijk

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

2023: Kamerbrief over aanbieding evaluatie onderzoeksdeel Toekomstfonds

Website

n.v.t.

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het fonds bestaat uit een onderzoeksdeel en een bedrijvendeel, zoals ook omschreven in de doelstelling. Voor wat betreft de revolverendheid vallen de regelingen in vier categorieën:• Regelingen beheerd door EZK/RVO die revolveren;• Kapitaalstortingen aan de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die middels dividend en eventuele verkoop van aandelen in de toekomst revolveren;• Kapitaal dat via fund to fund bij een ROM revolveert;• Regelingen die via Invest-NL lopen, waarbij kapitaal middels capital calls wordt opgevraagd bij EZK.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

Het Toekomstfonds bevat volledig revolverende regelingen (in 2023 besloeg dit ca. 61% van het budget), deels revolverende regelingen (34%), en regelingen voor fundamenteel en toegepast onderzoek (5%). Voor de volledig revolverende regelingen binnen het Toekomstfonds is voor wat betreft revolverendheid de prognose 32%. Kanttekening is dat deze regelingen pas 1-2 jaar zijn gestart, dus de prognose is nog onzeker. Voor de deels revolverende regelingen is de prognose voor de lange termijn rond de 60%. Voor het onderzoeksdeel is de verwachting dat de revolverendheid maximaal 60% zal bedragen. Dit deel heeft een lange looptijd waardoor deze voorspelling moeilijk te maken is.

Wie is de uitvoerder?

EZK, RVO, Invest-NL, ROM's

Hoe is het toezicht georganiseerd?

De beleidsdirecties van EZK houden toezicht op de uitvoering. EZK Financieel Economische Zaken (EZK/FEZ) houdt toezicht op de middelen en de beleidsdirecties. Tevens houdt het Ministerie van Financiën toezicht op de middelen in het fonds.

Beheerskosten en de kostenratio

De uitvoeringskosten van het onderzoeksdeel bedragen 3,3%, ofwel €4,2 mln. Voor het bedrijvendeel is dit niet bekend.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Tabel 25A.7.1 Diergezondheidsfonds

Type

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Doel

Het DGF heeft als doel het betalen van kosten in verband met de bestrijding, bewaking en preventie van en onderzoek naar dierziekten, zoönosen, ziekteverschijnselen en resistentie in brede zin.

Oprichtingsjaar

1998

Verantwoordelijk minister

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Fondsbeheerder

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Einddatum

n.v.t.

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk F, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

2022: 57,2mln. (betreft alleen de LNV-bijdrage aan het DGF)

 

2023: 12,6 mln. (betreft alleen de LNV-bijdrage aan het DGF)

 

2024: 12,4 mln. (betreft alleen de LNV-bijdrage aan het DGF)

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Binnen

Evaluaties

2019: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019

Website

n.v.t.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Tabel 25A.8.1 Stimuleringsregeling Wonen en Zorg

Type

Revolverend fonds

Doel

In Nederland groeit het aantal 55-plussers, en daarmee de behoefte aan levensloopbestendige of gemakkelijk aanpasbare woningen. Om zo lang mogelijk zelfstandig en prettig in een vertrouwde thuisomgeving te kunnen blijven wonen. Steeds meer 55-plussers, die nog midden in het leven staan en vitaal zijn, nemen daarom de stap om samen met anderen een innovatieve en kleinschalige geclusterde woonvorm te realiseren.Ook is er een groeiende groep aan organisaties en ondernemers die dit soort woonvormen realiseren voor (kwetsbare) 55-plussers, vaak gecombineerd met zorg. Hierdoor kunnen zij onder gelijkgestemden in hun vertrouwde omgeving blijven wonen, met behoud van privacy.Het huidige aanbod en de bouw van dit soort woningen blijft nog sterk achter bij de vraag. Onder andere omdat de financiering een belangrijk knelpunt bij de ontwikkeling en totstandkoming vormt. De SWZ helpt particuliere initiatiefnemers en sociale ondernemers bij de financiering van kleinschalige innovatieve woonvormen die wonen, ondersteuning en eventueel zorg combineren.Denk aan de bouw van een woonhofje, transformatie van een leegstaand schoolgebouw of voormalig verzorgingstehuis, of gemeenschappelijk wonen in een appartementencomplex. Dit kunnen zowel huur- als koopwoningen zijn, of een combinatie hiervan, met een minimum van 5 wooneenheden.

Oprichtingsjaar

2019

Verantwoordelijk minister

Minister voor Langdurige Zorg en Sport

Fondsbeheerder

RVO

Einddatum

Aanvragen kunnen t/m 4 april 2024 worden ingediend

Begrotingshoofdstuk en -artikel

Hoofdstuk 3, artikel 1

Bijdrage in 2022, 2023, 2024

Totaal beschikbaar bedrag is 20 miljoen. Het deel wat hiervan niet is uitgeleend wordt jaarlijks meegenomen naar het volgende jaar.

Vermogen binnen/buiten het Rijk

Binnen

Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk

Buiten

Evaluaties

Evaluatie vindt plaats in 2023

Website

www.rvo.nl/subsidies-financiering

Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage?

Het is een kredietregeling, waarbij de aflossingen ervoor zorgen dat het te lenen bedrag wordt aangevuld.

Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage?

Jaarlijks

Wie is de uitvoerder?

RVO

Hoe is het toezicht georganiseerd?

Toekenning en beoordeling vindt plaats door RVO

Beheerskosten en de kostenratio

Uitvoeringskosten hangen af van het aantal aanvragen

Onderdeel B

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Tabel 25B.1

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Mensenrechtenfonds

Hoofdstuk V, Artikel 1

32,8 mln.

37,1 mln.

37,0 mln.

Veiligheidsfonds

Hoofdstuk V, artikel 2

1,93 mln.

1,85 mln.

1,85 mln.

Stabiliteitsfonds

Hoofdstuk V, artikel 2

106,57 mln.

80,43 mln.

70,1 mln.

Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP), waaronder Matra en Shiraka en NFRP Politieke Partijen Programma

Hoofdstuk V, artikel 2

26,1 mln.

33,1 mln.

31,82 mln.

Europees Ontwikkelingsfonds

Hoofdstuk V, artikel 3

131,5 mln.

100,3 mln.

86 mln.

Europees Herstelfonds

Hoofdstuk V, artikel 3

0 mln.

0 mln.

2636 mln.

Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds (budgetaire reservering)

Hoofdstuk XVII, artikel 3

1,0 mln.

1,0 mln.

1,0 mln.

Civic Space fund (budgetaire reservering)

Hoofdstuk XVII, artikel 3

17,5 mln.

10,0 mln.

10,0 mln.

Global Fund to fight Aids Malaria and Tuberculosis (GFATM) (subsidie aan charitatieve instelling (GFATM is geen fonds)

Hoofdstuk XVII, artikel 3

60,0 mln.

60,0 mln.

60,0 mln.

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Tabel 25B.2

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie

Hoofdstuk VI, artikel 31.3

2,7 mln.

3,9 mln.

3,9 mln.

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Hoofdstuk VI, artikel 34.4

13,7 mln.

18,9 mln.

10,0 mln.

Schadefonds Geweldsmisdrijven

Hoofdstuk VI, artikel 34.4

54,0 mln.

83,1 mln.

30,7 mln.

Ministierie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Tabel 25B.3

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Waarborgfonds eigen woningen (wew) (risicovoorziening nhg)

Hoofdstuk VII, artikel 3.1

61,7 mln.

49,9 mln.

PM

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (Risicovoorziening Sanerings- en projectsteun Woningcorporaties)

Hoofdstuk VII, artikel 3.1

0,5 mln.

0 mln.

0 mln.

Warmtefonds

Hoofdstuk VII, artikel 4.1

85,6 mln.

155,4 mln.

93,0 mln.

Volkshuisvestingsfonds

Hoofdstuk VII, artikel 3.3 en 3.1

0 mln.

281,7 mln.

294,3 mln.

Koopstartfonds (valt onder instrument subsidies: Betaalbare Koopwoningen Starters)

Hoofdstuk VII, artikel 3.1

0 mln.

0 mln.

40,0 mln.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Tabel 25B.4

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Regionaal investeringsfonds

Hoofdstuk 8, artikel 4

21,7 mln.

24,6 mln.

47,8 mln.

Fonds voor Onderzoek en Wetenschap

Hoofdstuk 8, artikel 6,7 en 16

205,1 mln.

474,0 mln.

478,7 mln.

Stichting Vervangingsfonds en Particpatiefonds

Hoofdstuk 8, artikel 1

10,8 mln.

11,2 mln.

8,3 mln.

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Hoofdstuk 8, artikel 14

5,9 mln.

4,2 mln.

4,2 mln.

Stichting Nederlands Fonds voor de Film

Hoofdstuk 8, artikel 14

6,1 mln.

4,7 mln.

4,7 mln.

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Hoofdstuk 8, artikel 15

4,0 mln.

2,7 mln.

2,7 mln.

Stichting Mondriaan Fonds

Hoofdstuk 8, artikel 14

6,4 mln.

4,3 mln.

4,3 mln.

Stichting Nederlands Letterenfonds

Hoofdstuk 8, artikel 14

3,4 mln.

3,3 mln.

3,3 mln.

Co-productiefonds Binnenlandse Omroep

Hoofdstuk 8, artikel 15

2,5 mln.

5,5 mln.

5,5 mln.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Hoofdstuk 8, artikel 15

2,7 mln.

3,0 mln.

3,0 mln.

Nederlands Fonds voor Podiumkunsten

Hoofdstuk 8, artikel 14

7,4 mln.

5,7 mln.

5,7 mln.

MBO-Studentenfonds

Hoofdstuk 8, artikel 4

Dit betreft een regeling waar studenten aanspraak op kunnen maken. De middelen zijn onderdeel van de reguliere bekostiging van onderwijsinstellingen. Deze onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het toekennen van financiële ondersteuning aan studenten die daar recht op hebben. Omdat het budget afhankelijk is van hoeveel aanvragen er bij een onderwijsinstelling per jaar zijn en omdat de kosten onderdeel zijn van de reguliere bekostiging die instellingen ontvangen, is het niet mogelijk om een budget hieraan te koppelen.

Profileringsfonds

Hoofdstuk 8, artikel 6/7

Dit betreft een regeling waar studenten aanspraak op kunnen maken. De middelen zijn onderdeel van de reguliere bekostiging van onderwijsinstellingen. Deze onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het toekennen van financiële ondersteuning aan studenten die daar recht op hebben. Omdat het budget afhankelijk is van hoeveel aanvragen er bij een onderwijsinstelling per jaar zijn en omdat de kosten onderdeel zijn van de reguliere bekostiging die instellingen ontvangen, is het niet mogelijk om een budget hieraan te koppelen.

Nationaal Museaal Aankoopfonds

Hoofdstuk 8, artikel 14

41,6 mln.

0 mln.

0 mln.

Ministerie van Financiën

Tabel 25B.5

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Btw-compensatiefonds

Hoofdstuk IX, artikel 6

3.664,4 mln.

3.760,8 mln.

3.760,8 mln.

Ministerie van Defensie

Tabel 25B.6

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Nationaal Fonds Ereschuld

Hoofdstuk X, artikel 8

82,2 mln.

130,0 mln.

114,4 mln.

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Tabel 25B.7

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Cofinanciering van het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling)

Hoofdstuk XIII, artikel 2

25,7 mln.

31,5 mln.

32 mln.

Europees Defensie Fonds cofinanciering

Hoofdstuk XIII, artikel 2

0 mln.

10,5 mln.

5 mln.

EU-cofinanciering JTF (Just Transition Fund)

Hoofdstuk XIII, artikel 2

0 mln.

20,1 mln.

17,7 mln.

Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

Hoofdstuk XIII, artikel 4

0 mln.

26,5 mln.

0 mln.

Clustering en gebiedsfonds (bestuurlijke afspraken)

Hoofdstuk XIII, artikel 5

0 mln.

251,5 mln.

121,4 mln.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Tabel 25B.8

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Nationaal Groenfonds

Hoofdstuk 14, artikel 22

0,350 mln.

0,322 mln.

0 mln.

Investeringsfonds Duurzame Landbouw

Hoofdstuk 14, artikel 21

0 mln.

10 mln.

43,6 mln.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tabel 25B.9

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Waarborgfonds Saneringskredieten

Hoofdstuk 15, artikel 2 en artikel 99

6,0 mln.

6,0 mln.

6 mln.

Sociaal Innovatiefonds

Hoofdstuk 15, artikel 2

2,0 mln.

0 mln.

0 mln.

Tijdelijk Noodfonds Energie

Hoofdstuk 15, artikel 2

0 mln.

32,5 mln.

0 mln.

OPS-fonds

Hoofdstuk 15, artikel 6

0,6 mln.

0,3 mln.

0,2 mln.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Tabel 25B.10

Naam

Begrotingshoofdstuk en -artikel

2022

2023

2024

Waarborgfonds voor de Zorgsector (garantiestelling)

Hoofdstuk XVI, artikel 9

Het WfZ heeft bij de oprichting een initiële storting ontvangen vanuit de Rijksoverheid van €54,45 miljoen. In de overeenkomst «terugbetalingsverplichting» van 6 juli 2011 is vastgesteld dat wanneer het risicovermogen van het WfZ een omvang heeft bereiekt van €226,9 miljoen een terugbetalingsverplichtingin werking treedt. Deze terugbetaling heeft de vorm van een jaarlijks oplopend percentage van het gerealiseerde fiscale exploitatieresultaat. Er is dus een eenmalige bijdrage vanuit VWS geweest in de vorm van een lening. Deze wordt sinds 2015 terugbetaald, indien het fiscale exploitatieresultaat positief is. Het Rijk vergoed de gemaakte kosten van het WfZ voor het uitvoeren van de Rijksgaranties


X Noot
1

Van Kempen, M., Badir, M. , september 2020.

X Noot
2

HR 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1345.

X Noot
3

Hierbij verdient de negatieve post bij solidariteitsbijdrage enige toelichting. Het is niet het geval dat de solidariteitsbijdrage in 2023 tot lagere ontvangsten leidt, maar het incidentele karakter in 2022 betekent dat de groei van 2022 op 2023 lager is.

X Noot
4

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 36 360, nr. 1

X Noot
5

Hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 bevat een box over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten.

X Noot
6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 36 200, nr. 2

X Noot
7

Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2023 zijn de kasontvangsten van februari 2023 tot en met januari 2024 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.

X Noot
8

De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.

X Noot
9

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 36 350, nr. 1

X Noot
10

Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 35 300 nr. 2

X Noot
11

Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen wordt zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.

X Noot
12

Onderzoek fiscale regelingen | Publicatie | Rijksoverheid.nl

X Noot
13

IBO Vermogensverdeling 2022, p. 24

X Noot
14

Website DNB, Tabel 8.8, daaruit beschikbare middelen voor dekkingsgraad

X Noot
15

Rijksbegrotingsvoorschriften (rijksfinancien.nl)

X Noot
16

Rapport Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl

X Noot
17

Een in voldoende mate afnemende schuld is een schuld waarbij het overschot boven de 60% bbp-grens gemiddeld met 1/20e per jaar vermindert; dit staat bekend als het 1/20e schuldafbouwcriterium. Bij een schuld van 130% bbp is dit dus (130-60)/20= 3,5%-punt.

X Noot
18

De output gap is nodig om het structureel saldo te berekenen. Deze is echter niet observeerbaar, en wordt geregeld herzien. Over de periode 2003-2013 is de output gap voor de eurozone als geheel in vrijwel ieder jaar onderschat, wat leidt tot overschatting van het structureel saldo. Zie ook: The identification of fiscal and macroeconomic imbalances - unexploited synergies under the strengthened EU governance framework (europa.eu)

X Noot
19

Kamerstukken II, 2022-23, 36350 IX, nr. 3

X Noot
20

Kamerstukken II, 2022-23, 36350 IX, nr. 3

X Noot
21

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 10

X Noot
26

Deze maken onderdeel uit van de nieuwe Wet regie op de volkshuisvesting die op het moment van schrijven in voorbereiding is.

X Noot
27

Kamerstukken II, 2019-2020, 32 847, nr. 649.

X Noot
30

Spelregels interdepartementale beleidsonderzoeken (ibo’s), met dien verstande dat regelingen die negatief geëvalueerd zijn conform begrotingsregels bij intensiveringsvarianten buiten beschouwing worden gelaten.

X Noot
31

BZ/BHOS is mede-beleidsverantwoordelijk voor de ekv.

X Noot
32

Het aandeelhouderschap van InvestNL berust bij FIN. EZK is beleidsverantwoordelijk.

X Noot
33

Het aandeelhouderschap van InvestINT berust voor 51% bij Financiën en voor 49% bij Staatsdeelneming FMO. BZ/BHOS is beleidsverantwoordelijk.

X Noot
35

Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2019

X Noot
36

Zoals opgenomen in het UWHW2008 en de regeling financiën hoger onderwijs. Het gaat dan o.a. om verdeelvariabelen, vaste en variabele voet, prijs per inschrijving, graad of promotie.

X Noot
37

DNB (2022) Werkenden zonder pensioenopbouw.

X Noot
38

De effecten van de maatregelen in de Wtp en het pensioenakkoord die beogen pensioenopbouw onder deze groep te evalueren worden gedurende pensioentransitie onderzocht.

X Noot
39

Werknemers zonder pensioenopbouw.

X Noot
43

Bij de uitwerking van beleidsopties dient rekening te worden gehouden met de samenloop met de pensioentransitie a.g.v. de Wtp.

X Noot
44

De pijlers van het Nederlandse pensioenstelsel zijn: (1) AOW, (2) werknemerspensioenregelingen, (3) vrijwillige pensioenproducten (bv. lijfrente) en (4) spaargeld, beleggen, eigen huis en vermogen opgebouwd in eigen onderneming.

X Noot
45

Hierbij zou ook rekening gehouden kunnen worden met toekomstige ontwikkelingen in de arbeidsmarkt en verschillende voorkeuren t.a.v. de uittreedleeftijd.

X Noot
47

Tegelijkertijd krijgen zij, op het moment dat schulden problematisch worden bij huishoudens, vaak maar een beperkt deel terug; zie de volgende voetnoot.

X Noot
48

Zo schat SZW (2011) de maatschappelijke kosten van problematische schulden op 17 miljard euro per jaar (Dit bedrag is als volgt opgebouwd: 8 miljard extra uitkeringen, 6 miljard door arbeidsverzuim, 2 miljard extra ziektekosten en 1 miljard uitvoeringskosten en overige posten). De problematische schulden die de aanleiding zijn voor deze kosten bedragen 3,5 miljard euro, waarvan ongeveer 0,3 miljard euro uiteindelijk afgelost wordt. In een meer recente, conservatieve schatting komen Fransman en Bakker (2020) tot ruim 2 miljard euro aan jaarlijkse kosten en 3 tot 6 miljard euro aan onbetaalde schulden. Daar tegenover staan 285 tot 570 miljoen euro aan alsnog geïnde schulden en een marginale bijdrage aan de betalingsmoraal.

X Noot
49

Van 660.000 huishoudens (8,6%) in 2015 tot 330.000 huishoudens (3,8%) in 2030; op 1 oktober 2021 lag het aantal huishoudens met problematische schulden op 620.000 (7,6%) (Antwoord Kamervragen 2023Z02233, mei 2023).

X Noot
50

Hierbij dienen de bredere kosten en baten in ogenschouw genomen te worden, zoals bijvoorbeeld gebeurt in de Doorbraakmethode van IPW.

X Noot
52

Het rapport «Kosten en baten van schuldhulpverlening» (SZW 2011) schat de directe kosten op 1 mld. euro.

X Noot
53

Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1177.

X Noot
54

Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1230.

X Noot
55

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 173.

X Noot
56

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925-IX, nr. 38.

X Noot
57

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200-IX, nr. 4.

X Noot
58

Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1.

X Noot
59

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 6 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 4.

X Noot
60

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 15 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 47.

X Noot
61

Kamerstukken II, 2022-2023, 28 741, nr. 92.

X Noot
62

Kamerstukken II, 2022-2023, 28 741, nr. 106.

X Noot
63

Kamerstukken II, 2022-2023, 31 293, nr. 669.

X Noot
64

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 389, nr. 118.

X Noot
65

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362, nr. 328.

X Noot
66

Kamerstukken II, 2020-2021, 32 813, nr. 689.

X Noot
67

Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1147.

X Noot
68

Kamerstukken II, 2020-2021, 34 919, nr. 77.

X Noot
69

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 124, nr. 12.

X Noot
70

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570-VIII, nr. 213.

X Noot
71

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925-VIII, nr. 144.

X Noot
72

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682-VIII, nr. 82.

X Noot
73

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682, nr. 88.

X Noot
74

Kamerstukken II, 2020-2021, 25 268, nr. 199.

X Noot
75

Kamerstukken II, 2020-2021, 34 430, nr. AC.

X Noot
76

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 490, nr. 323

X Noot
77

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300, nr. AM.

X Noot
78

Kamerstukken II, 2020-2021, 31 322, nr. 424 en Kamerstukken II, 2020-2021, 31 066, nr. 760.

X Noot
79

Kamerstukken II, 2019-2020, 31 066, nr. 624.

X Noot
80

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 066, nr. 1084.

X Noot
81

TenneT verwacht in de komende tien jaar minimaal 6 miljard euro per jaar in de hoogspanningsnetten van Nederland en Duitsland te investeren (zie in dit verband ook Kamerstukken II 2021/2022, 28165, nr. 369). In 2021 investeerde TenneT in het totaal 4 miljard euro. TenneT schat in dat circa 40% van de toekomstige investeringen van TenneT betrekking hebben op het Nederlandse deel.

X Noot
82

Normeren en beprijzen van stikstofemissies - Sturen op stikstof | Rapport | Rijksoverheid.nl

X Noot
83

In de Wet op de accijns is voor LPG een accijnstarief opgenomen per 1.000 kg. In de praktijk wordt vloeibaar gemaakt petroleumgas veelal verhandeld in liters. De soortelijke massa voor LPG is op basis van de beleidsregels accijns 0,54. Het tarief per 1.000 liter LPG is daarom: € 344,74 * 0,54 = € 186,16 in 2023.

Naar boven