Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34300-VIII nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34300-VIII nr. 2 |
Blz. |
|||
---|---|---|---|
A. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL |
3 |
|
B. |
BEGROTINGSTOELICHTING |
4 |
|
1. |
Leeswijzer |
4 |
|
2. |
Beleidsagenda |
8 |
|
3. |
De beleidsartikelen |
32 |
|
1. |
Primair onderwijs |
32 |
|
3. |
Voortgezet onderwijs |
40 |
|
4. |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
48 |
|
6. en 7. |
Hoger onderwijs |
58 |
|
8. |
Internationaal beleid |
69 |
|
9. |
Arbeidsmarkt en personeelsbeleid |
75 |
|
11. |
Studiefinanciering |
80 |
|
12. |
Tegemoetkoming studiekosten |
89 |
|
13. |
Lesgelden |
92 |
|
14. |
Cultuur |
94 |
|
15. |
Media |
101 |
|
16. |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
107 |
|
25. |
Emancipatie |
112 |
|
4. |
De niet-beleidsartikelen |
115 |
|
91. |
Nominaal en onvoorzien |
115 |
|
95. |
Apparaatsuitgaven |
116 |
|
5. |
Begroting baten-lastenagentschappen |
119 |
|
1. |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
119 |
|
2. |
Nationaal Archief |
124 |
|
6. |
Bijlagen |
129 |
|
1. |
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen |
129 |
|
2. |
Verdiepingshoofdstuk |
135 |
|
3. |
Moties en toezeggingen |
163 |
|
4. |
Subsidies |
209 |
|
5. |
Evaluatie- en overig onderzoek |
222 |
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De begroting 2016 bevat de volgende onderdelen:
a. Beleidsagenda;
b. Beleidsartikelen;
c. Niet-beleidsartikelen;
d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren;
e. Verdiepingshoofdstuk;
f. Bijlagen.
De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het groen onderwijs.
Groeiparagraaf
Toezeggingen volgend uit het wetgevingsoverleg begroting 2015
Naar aanleiding van toezeggingen van de Minister van OCW zijn een aantal nieuwe indicatoren opgenomen. De volgende indicatoren zijn additioneel opgenomen in de beleidsagenda 2016:
– Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt (po)
– Aandeel studenten dat uitvalt/switcht na 1 jaar (hbo/wo)
– Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister (po/vo/mbo)
– Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld (po/vo)
– Percentage 25–64 jarigen, dat deelneemt aan een leeractiviteit (mbo/hbo/wo)
– Percentage gediplomeerden, dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt (mbo/hbo/wo)
Een aantal indicatoren zijn beter in lijn gebracht met de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo of gewijzigd door verbeteringen in de bron en/of meetmethoden. In de leeswijzer boven de indicatorentabel worden deze wijzigingen verder toegelicht.
Voor zover mogelijk zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, tussenliggende streefwaarden toegevoegd. Bij een aantal indicatoren is «Hoger» opgenomen. Bij deze indicatoren is het niet mogelijk om een realistisch tijdspad in te schatten. De realisatiewaarden van de indicatoren zullen zich niet altijd lineair ontwikkelen, omdat er waarschijnlijk sprake zal zijn van een bepaalde «aanlooptijd», waarna realisatie pas zichtbaar wordt.
De naam van niet-beleidsartikel 95, apparaatskosten is omgezet naar apparaatsuitgaven.
Verdiepingshoofdstuk
Ten opzichte van vorig jaar is een verbetering doorgevoerd in de toelichting op de nieuwe mutaties. De indeling in technische, autonome en beleidsmatige mutaties is komen te vervallen. In de begroting 2016 worden eerst de belangrijkste/politiek relevante mutaties genoemd en toegelicht. Hiermee wordt de informatiewaarde voor de Staten-Generaal vergroot.
Informatie in de begroting en andere relevante publicaties
De begroting is een compact document en toegespitst op de financiële informatie. De beleidsagenda presenteert de doelstellingen van de Minister en de bijbehorende prestatie-indicatoren, en de beleidsartikelen beschrijven de werking en financiering van de verschillende stelsels. Voor een bredere kwantitatieve onderbouwing verwijzen we naar de openbare website Trends in Beeld. Onderstaand schema geeft grafisch een totaalbeeld van welke informatie en verantwoording van het OCW-beleid gedurende een begrotingscyclus aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus
Hieronder volgt een nadere toelichting bij het schema.
• Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van OCW en Trends in Beeld. Op Trends in Beeld monitort de Minister van OCW onder andere de doelen uit de beleidsagenda en verschillende ingezette beleidsinstrumenten, waaronder de Lerarenagenda en de sectorakkoorden in het po en vo.
• Eind november komt ook Cultuur in beeld uit. In deze publicatie wordt ingegaan op de veranderingen in het Nederlandse cultuurbeleid. Deze publicatie gaat dieper in op de gevolgen van het beleid en schetst de te verwachten ontwikkelingen in de culturele sector. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, het financieel-maatschappelijk draagvlak, publieksbereik en de financiële verhoudingen tussen subsidieverstrekkers.
• De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. In het jaarwerkplan van de Inspectie van het Onderwijs worden voorgenomen werkzaamheden gepresenteerd aan de Tweede Kamer.
• Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de 2e suppletoire begroting (Najaarsnota).
• Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsdocumenten, beleidsevaluaties, beleidsdoorlichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en AMvB’s worden voorgehangen. Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. Beleidsdoorlichtingen en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid.
• De derde woensdag in mei is verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van OCW en de belangrijkste kengetallen van OCW verschijnen op de website www.ocwincijfers.nl. Op deze website worden resultaten, de stand van zaken en ontwikkelingen in het OCW-veld met een kwantitatieve toelichting en onderbouwing in beeld gebracht. Ook wordt het Onderwijsverslag aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin wordt uitgebreid stilgestaan bij de staat van het onderwijs.
De Minister monitort met Trends in Beeld enerzijds de doelen uit de beleidsagenda. Anderzijds monitort de Minister de voortgang van verschillende ingezette beleidsinstrumenten, waaronder de Lerarenagenda en de sectorakkoorden in het po en vo. Ook wordt de internationale positie van het Nederlandse onderwijs- en wetenschapsstelsel gevolgd en zijn de belangrijkste onderzoeksresultaten van «Education at a Glance» opgenomen, de jaarlijkse publicatie van de OESO.
De website van Trends in Beeld wordt uitgebreid met een robuust dashboard van indicatoren die samen een goede foto geven van onderwijskwaliteit in brede zin. Dit dashboard wordt afgestemd met de verschillende sectorraden. Het is ontwikkeld naar aanleiding van de moties (Klaver c.s. en Straus/Ypma) om meer inzicht te geven in outcome-criteria voor onderwijskwaliteit en het verzoekonderzoek van de Tweede Kamer aan de Algemene Rekenkamer.
Onderdelen begroting
a. Beleidsagenda
In de beleidsagenda wordt per beleidsterrein geschetst welke stappen wij willen zetten. Aansluitend is een tabel met indicatoren en bijbehorende streefwaarden passend bij de beleidsambities opgenomen. Daarnaast bevat de beleidsagenda een tabel met de aansluiting ontwerpbegroting 2015 naar 2016, een tabel met de geplande beleidsdoorlichtingen en een overzicht van de risicoregelingen.
b. Beleidsartikelen
De beleidsartikelen bestaan uit de volgende onderdelen:
• Algemene doelstelling met een toelichting daarop.
• Rol en verantwoordelijkheid van de Minister.
• Beleidswijzigingen. Hierin wordt weergegeven welke belangrijke beleidswijzigingen zich komend jaar zullen voordoen. Ook wordt, indien van toepassing, ingegaan op beleidswijzigingen als gevolg van beleidsdoorlichtingen, voor zover de doorlichtingen zijn afgerond.
• Tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel bevat een vaste indeling in financiële instrumenten volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt de budgetflexibiliteit van het begrotingsjaar in percentages weergegeven.
• Toelichting op de instrumenten en budgetflexibiliteit.
c. Niet-beleidsartikelen
Er zijn twee zogenaamde niet-beleidsartikelen:
• Nominaal en onvoorzien;
• Apparaatsuitgaven.
In artikel 95 (Apparaatsuitgaven) worden naast de apparaatsuitgaven van het kerndepartement ook de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en een aantal ZBO’s en RWT’s zichtbaar.
In dit artikel is tevens een tabel opgenomen waarin wordt aangegeven hoe de apparaatstaakstelling wordt verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.
d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren
Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de baten-lastenagentschappen «Dienst Uitvoering Onderwijs» en het «Nationaal Archief».
e. Verdiepingshoofdstuk (zie bijlagen)
In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2015 en de ontwerpbegroting 2016. De ondergrens voor het toelichten van mutaties is € 2,5 miljoen. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).
f. Bijlagen
De volgende bijlagen zijn in de begroting opgenomen:
• Overzicht RWT’s en ZBO’s;
• Verdiepingshoofdstuk;
• Overzicht moties en toezeggingen;
• Subsidieoverzicht: hier wordt een overzicht weergegeven van alle subsidieregelingen van het ministerie;
• Evaluatieoverzicht: het overzicht met onderzoeken is opgenomen in één centrale bijlage.
Beleidsprioriteiten over 2016
Inleiding
Het jaar 2016 staat in het teken van de uitvoering van de plannen die in deze kabinetsperiode zijn gestart en van het Nederlandse EU-voorzitterschap.
Werk in uitvoering
Het Nederlandse onderwijs doet het goed. Onze leerlingen en studenten zijn hoog opgeleid en presteren goed, ook vergeleken met leerlingen in andere landen. Iedere dag werken leraren, schoolleiders en bestuurders hard om het beste uit alle leerlingen te halen. Komend jaar zetten we in op de verdere uitvoering van de maatregelen uit het Regeerakkoord, zoals uitgewerkt in het Nationaal Onderwijsakkoord, de Lerarenagenda en de sectorakkoorden. Komend najaar rapporteren we over de voortgang hiervan. In het vervolg van deze beleidsagenda staan we stil bij de acties die voortvloeien uit deze akkoorden, zoals de professionele ontwikkeling van leraren en de kwaliteitsafspraken in het mbo. Gezamenlijk zorgen we ervoor dat het onderwijs leerlingen en studenten optimaal voorbereidt op de uitdagingen van de toekomst. Dat doen we samen met de Inspectie van het Onderwijs, DUO en al onze partners, zoals scholen en leerkrachten (en hun organisaties), medeoverheden en bedrijven. Ook de samenwerking tussen deze partijen onderling willen we stimuleren. De kracht ligt in de samenleving en bij de instellingen. Zij verdienen ons vertrouwen. Door verdere professionalisering van leraren, schoolleiders en bestuurders kunnen we de kwaliteit van ons onderwijs nog verder verhogen. We willen dat toptalenten zich volledig kunnen ontwikkelen en dat de kwetsbare jongeren een opleiding afronden. We gaan de nieuwe profielen in het vmbo invoeren en zetten in op herkenbaar mbo-onderwijs en het bevorderen van de menselijke maat waardoor leerlingen zich thuis voelen en gekend weten op school. We willen kwaliteitsverbetering en flexibilisering van het onderwijsaanbod bevorderen. In het hoger onderwijs richten we ons op de implementatie van het studievoorschot en de uitvoering van de Strategische Agenda.
Ook op de andere beleidsterreinen is veel in beweging. De uitvoering van de voorstellen uit de Wetenschapsvisie 2025 is in volle gang. De ambities in die visie zijn: de Nederlandse wetenschap is van wereldformaat, is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven én is een broedplaats van talent. De Nationale Wetenschapsagenda zal zijn doorwerking krijgen in de profilering van de universiteiten en de inzet van de tweede geldstroom door NWO. De uitgangspunten in de brief Ruimte voor Cultuur zijn de basis voor het cultuurbeleid in de periode 2017–2020 en voor de samenstelling van de basisinfrastructuur. Cultuur heeft een eigen waarde die niet alleen te vatten is in termen van sociale en economische effecten of verbindingen met andere terreinen. De kwaliteit is altijd het vertrekpunt. Samenwerking en ruimte voor innovatie en profilering zorgen ervoor dat de kracht van cultuur zo zichtbaar mogelijk wordt gemaakt. Op Prinsjesdag 2016 maken we de besluiten bekend voor de basisinfrastructuur in de periode 2017–2020. De nieuwe Mediawet zal per 1 januari 2016 ingaan en het is het eerste jaar van het concessiebeleidsplan. Daarmee moet de publieke omroep zich onderscheiden met een programmering voor een breed en divers publiek die bijdraagt aan de publieke functies informatie, cultuur en educatie.
EU-voorzitterschap
Het tweede thema voor 2016 is het voorzitterschap van Nederland van de Europese Unie. In het voorjaar zal de Europese Commissie een Europese vaardighedenstrategie presenteren met diverse maatregelen om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Bij een discussie hierover in de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad kunnen de uitkomsten van de Nederlandse voorzitterschapsconferentie «Skills for a lifetime» worden betrokken. Hierin zal centraal staan hoe het mbo betekenisvol kan blijven in een veranderende arbeidsmarkt. In 2016 wil de Commissie ook een update presenteren van de ho-moderniseringsagenda van 2011. Deze agenda zal ingaan op prioriteiten zoals internationalisering, mobiliteit, digitalisering en nieuwe vaardigheden. Vooruitlopend hierop zal OCW een voorzitterschapsconferentie organiseren over open en online hoger onderwijs. OCW wil op het gebied van wetenschap en innovatie bijdragen aan het in Europa verder brengen van open science, waaronder open toegang tot publicaties en open onderzoeksdata. Daarnaast zullen de evaluatie van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (2007–2013), de randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie én grootschalige onderzoeksfaciliteiten prioritaire thema’s zijn.
Op het vlak van cultuur zal OCW zich tijdens het voorzitterschap vooral concentreren op het inrichten en functioneren van onderdelen van de infrastructuur voor cultuurdata en digitaal erfgoed, waaronder het Europese project Europeana. Op mediaterrein zal OCW aandacht schenken aan de verbetering van de positie van het Europese audiovisuele product (waaronder film, drama, documentaire, kinderprogramma’s). Het stimuleren van deze producties is een van de onderdelen van de herziening van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten waarvoor de Europese Commissie in 2016 voorstellen zal presenteren. OCW organiseert hierover een voorzitterschapsconferentie. Tot slot zal OCW de agenda gericht op gendergelijkheid en LHBTI-voorstellen van de Europese Commissie actief ondersteunen.
Leeswijzer beleidsagenda
In deze beleidsagenda zullen wij per beleidsterrein schetsen welke stappen wij willen zetten. We beginnen met het onderwijs en gaan daarna in op studiefinanciering, wetenschap, cultuur, media, emancipatie en Caribisch Nederland. Aan het eind van de beleidsagenda presenteren we een tabel met indicatoren en bijbehorende streefwaarden passend bij de beleidsambities.
Samen met alle partners werken we aan de vier doelstellingen van deze kabinetsperiode:
1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt;
2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;
3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties;
4. Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren.
In de sectorakkoorden hebben we afspraken gemaakt die moeten leiden tot uitdagender onderwijs voor alle leerlingen en studenten en onderwijs dat kan differentiëren, ook met betrekking tot achterstanden. Leerlingen moeten zo goed mogelijk worden uitgedaagd zich optimaal te ontwikkelen. Daarvoor zijn leraren nodig die kunnen inspelen op verschillen tussen leerlingen, die de talenten van leerlingen herkennen en benutten en prestaties van leerlingen zien en waarderen. In het kader van het plan van aanpak Toptalenten 2014–2018 werken ICLON en de Rijksuniversiteit Groningen tot in 2017 aan de uitwerking van een praktische aanpak voor differentiatie in de klas, waar alle leraren profijt van kunnen hebben. Ook kijken we hoe we meer maatwerk mogelijk kunnen maken. Een goed voorbeeld hiervan is de modernisering van de normen onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Door de nieuwe urennorm per opleiding is er veel ruimte voor maatwerk. Hierdoor kan iedere leerling een onderwijsprogramma op maat krijgen waarbij de onderwijstijdnorm niet langer een barrière vormt. Leerlingen in het vo (vmbo, havo, vwo) krijgen vanaf schooljaar 2015–2016 de vermelding cum laude op hun diploma indien ze gemiddeld een 8,0 of hoger halen. Belangrijk thema voor 2016 is de verbetering van de doorlopende leerlijn van het po naar het vo en van het vo naar het mbo, hbo of wo. In het mbo wordt in 2016 de uitvoering van de kwaliteitsplannen voortkomend uit de kwaliteitsafspraken nauwlettend gevolgd en betrokken bij de tussentijdse evaluatie in 2017. In deze plannen besteden we onder meer aandacht aan excellent vakmanschap. In het najaar zullen de resultaten van de monitor inzichtelijk worden. Met indicatoren die passen bij deze beleidsambitie monitoren we de voortgang op de doelstelling ook kwantitatief. Zo volgen we het aandeel leerlingen en studenten dat zich uitgedaagd voelt, het aandeel scholen dat aandacht heeft voor talentprogramma’s en het aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten.
Zorg voor kwetsbare jongeren staat hoog op de agenda. Zo willen we het aantal uitvallers verder verminderen. Daarom bereiden we in het mbo een wetsvoorstel voor waarin een aanmelddatum voor het mbo van 1 april voorafgaand aan het studiejaar wordt geïntroduceerd. Onderdeel van het wetsvoorstel is ook het registreren van deze aanmeldingen, om leerlingen die zich niet tijdig bij het mbo aanmelden alsnog te begeleiden ter voorkoming van schooluitval. Tevens wordt in dit wetsvoorstel een toelatingsrecht tot het mbo geïntroduceerd, evenals de mogelijkheid voor leerlingen om bij de mbo-opleiding van aanmelding een studiekeuzeadvies te vragen. Het streven is de wetswijziging per 1 januari 2017 van kracht te laten zijn. De regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC-functie) wordt verbreed om een sluitend regionaal vangnet voor voortijdig schoolverlaters en kwetsbare jongeren te creëren. Ook het aantal zittenblijvers willen we verminderen. In 2016 zal voor de tweede keer een regeling worden gepubliceerd op basis waarvan scholen in het vo subsidie kunnen aanvragen voor een zomerschool. Daarnaast worden ook alternatieven voor een zomerschool verkend. In het najaar 2015 zal het IBO Effectieve Leerroutes naar de Tweede Kamer worden verzonden. Op basis van de ervaringen met en de effecten van zomerscholen in 2015 en 2016 zal worden bepaald of de middelen die beschikbaar zijn voor de bestrijding van zittenblijven (structureel € 9 miljoen) vanaf 2017 worden toegevoegd aan de lumpsum of de prestatiebox.
Eind 2015 adviseert het Platform Onderwijs 2032 over een toekomstgericht curriculum voor het po en vo. Aan het Platform is een samenhangende visie en koersbepaling gevraagd over hoe leerlingen in het onderwijs moeten worden voorbereid op de toekomst. Welke kennis en vaardigheden zijn nodig voor het vervolgonderwijs en op de toekomstige arbeidsmarkt? Wat is nodig zodat leerlingen volwaardig kunnen participeren in een democratische samenleving? Welke bijdrage moet het onderwijs leveren aan talentontwikkeling en persoonsvorming? Nadrukkelijk zal worden gekeken naar vergelijkbare praktijken in andere landen, zowel binnen als buiten de EU. In 2016 begint de ontwerpfase. In deze fase vindt de vertaling plaats van het advies van het platform naar concrete kerndoelen en eindtermen. Wij willen ook in deze fase samen met leraren en schoolleiders optrekken.
De procedures om nieuwe scholen te beginnen sluiten niet meer aan bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Afgelopen juli is een brief naar de Tweede Kamer verzonden met het voorstel om artikel 23 van de Grondwet ruimer te interpreteren, zodat het starten van een school mogelijk is op basis van vernieuwende onderwijsconcepten en relatief nieuwe levensbeschouwingen. Eind 2016 zullen we een wetsvoorstel indienen om het eerste deel van het programma uit te voeren: het begrip «richting» schrappen uit een aantal onderwijswetten en een andere methode invoeren om te toetsen of een school levensvatbaar is en voor bekostiging in aanmerking komt.
Op het terrein van passend onderwijs worden de samenwerkingsverbanden vo, na de invoering van de wetgeving afgelopen jaar, ook verantwoordelijk voor lwoo-pro. Daarvoor ontvangen ze de budgetten voor lichte ondersteuning. In 2016 worden tevens de nieuwe profielen ingevoerd in de bovenbouw van het vmbo. Schoolbesturen maken daarvoor keuzes in hun beroepsgerichte onderwijsaanbod. Docenten in afdelingsvakken worden bijgeschoold in voor hen nieuwe thema's uit de nieuwe profielen. Vmbo-scholen gaan met mbo-instellingen en bedrijven aan de slag met de regionale inkleuring van hun onderwijsaanbod. Wij ondersteunen de invoering via een gericht programma bestaande uit onder andere regionale netwerkbijeenkomsten, voorbeeldmateriaal en het inzichtelijk maken van het scholingsaanbod.
In de samenleving en in het onderwijs leeft de behoefte aan herkenbaar mbo-onderwijs en aandacht voor de menselijke maat. Momenteel wordt bezien hoe wij dat kunnen faciliteren. Daarbij wordt gedacht aan de mogelijkheid dat mbo-instellingen zich om kunnen vormen naar een gemeenschap van mbo-colleges, met een college-directeur aan het hoofd van elk college. Hiermee willen wij het onderwijskundig leiderschap binnen een instelling versterken. In het najaar van 2015 sturen we hierover een brief naar de Tweede Kamer. Tevens zal in de brief worden ingegaan op het voornemen een samenwerkingsschool in het mbo te introduceren. Hiermee willen we het mogelijk maken dat twee of meer mbo-instellingen samen opleidingen of een cluster van opleidingen aanbieden, zonder dat daarvoor een fusie nodig is. In krimpregio’s bestaat bij mbo-instellingen de behoefte om meer samen te werken met andere mbo-instellingen. Ook in stedelijke regio’s is er een roep om meer mogelijkheden tot samenwerking. Zo wordt versnippering van het onderwijsaanbod voorkomen en zijn er meer mogelijkheden om tot een innovatief onderwijsaanbod te komen.
In 2016 zal worden beoordeeld of de hogescholen en universiteiten de ambities uit de prestatieafspraken op de terreinen onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie hebben gerealiseerd. De Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek zal hierover een advies per instelling uitbrengen. Besluitvorming daarover vindt eveneens in 2016 plaats. De evaluatie van het experiment prestatieafspraken en prestatiebekostiging hoger onderwijs is een belangrijke basis voor de vormgeving van de nieuw te maken kwaliteitsafspraken. Volgend jaar zal een start gemaakt worden met die evaluatie.
Verder wordt in 2016 voor het hoger onderwijs een start gemaakt met de uitvoering van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten». De agenda geeft de koers aan voor het hoger onderwijs voor de komende 10 jaar en staat in het teken van het leveren van een zichtbare impuls aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en het onderwijs gerelateerd onderzoek met de middelen die voortkomen uit het studievoorschot. De strategische agenda richt zich op de vraag wat veranderingen in de wereld en in onze samenleving betekenen voor het hoger onderwijs. Een hogeschool of universiteit is een zelfstandige waardengemeenschap die, in verbinding met de maatschappij, getalenteerde jonge mensen in staat stelt om zich te ontwikkelen en persoonlijk te vormen. Het is belangrijk dat studenten zowel kennis en vaardigheden ontwikkelen als dat zij leren om te reflecteren en kritisch te denken, niet alleen over maatschappelijke en wetenschappelijke thema’s, maar ook over wat voor samenleving we willen en vanuit welke waarden we keuzes maken. Om dit te kunnen realiseren hebben we drie thema’s benoemd: onderwijs van wereldformaat, toegankelijkheid, talentonwikkeling en diversiteit, én verbinding met de samenleving. Het kabinet zet in op kleinschalig en intensief onderwijs, talentprogramma’s, onderwijs-gerelateerd onderzoek, en studiefaciliteiten en digitalisering. Ook willen we de samenwerking in de regio verbeteren ten behoeve van een betere doorstroom in het onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt. De opbrengsten van het studievoorschot komen beschikbaar vanaf 2018. Vooruitlopend hierop is voor de jaren 2015 tot en met 2017 afgesproken met de universiteiten en hogescholen dat zij zelf jaarlijks een voorinvestering doen van € 200 miljoen.
Leraren leveren een belangrijke bijdrage aan de school- en onderwijsontwikkeling. In de Lerarenagenda is aangegeven hoe wij de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de lerarenopleidingen willen verhogen. Ook willen wij zittende leraren, zowel starters áls ervaren docenten, in staat stellen zich continu te professionaliseren. De Inspectie van het Onderwijs geeft in het Onderwijsverslag aan dat er een directe relatie is tussen het beheersen van differentiatievaardigheden en de onderwijskwaliteit. We streven er daarom naar dat alle leraren in het po en vo de algemeen didactische en differentiatievaardigheden beheersen. De aanpak om de masterambitie te realiseren zal vergelijkbaar zijn met 2015: we trekken nieuwe doelgroepen aan, we stimuleren een grotere instroom van nieuwe leraren met een masteropleiding en we verhogen het opleidingsniveau van de zittende leraren. Het is aan de leraren en scholen zelf om gebruik te maken van deze instrumenten. Daarom wordt tegelijkertijd gewerkt aan de randvoorwaarden, zoals de kwaliteit van het personeelsbeleid en kennis- en informatie-uitwisseling. Hierbij willen we meerdere bestuurslagen betrekken. Met gemeenten, provincies en (grote) schoolbesturen treden wij in gesprek over regionale behoeften, knelpunten en goede voorbeelden.
Om deze professionalisering van leraren bij te houden wordt in 2016 het wettelijk kader afgerond om van het huidige vrijwillige register een verplicht lerarenregister te maken. Hierbij is een centrale rol weggelegd voor de leraren. Het zijn immers de leraren zelf die via het register vastleggen aan welke eisen een goede leraar moet voldoen. De Onderwijscoöperatie (OC) neemt de organisatie achter het register voor haar rekening. Zij stelt bijvoorbeeld leraren in staat om met elkaar te werken aan de eerste sets herregistratiecriteria en aan de eisen voor het valideren van professionaliseringsaanbod. Daarnaast organiseert de OC implementatieprojecten op scholen. Deze projecten zijn bedoeld om op schoolniveau inzichten op te leveren die kunnen worden gebruikt voor de landelijke invoering van het verplichte register in 2017. Het wetsvoorstel zelf wordt in 2016 in overleg met de betrokken partijen verder uitgewerkt. Daarmee wordt de basis gelegd voor de administratieve en informatiekundige aspecten van het register. Verder werken we in 2016 aan het vergroten van het aantal vrijwillig registreerde leraren. We streven ernaar dat in 2017 alle leraren zijn geregistreerd in het register. In het najaar van 2015 komen we met een plan van aanpak om onbevoegdheid tegen te gaan. In 2016 nemen we de uitwerking hiervan ter hand met de sector.
Ook wat betreft schoolleiders zetten we in op professionalisering. In het po is de registratie in het schoolleidersregister po in volle gang. Vanaf 1 januari 2016 start er een soortgelijk schoolleidersregister voor het vo en een stichting die het register beheert. Vanaf dan kunnen ook schoolleiders in het vo zich registreren en hun professionaliseringsactiviteiten bijhouden en zichtbaar maken. Schoolleiders worden door hun bestuur gestimuleerd en gefaciliteerd om te werken aan hun bekwaamheid en professionele ontwikkeling. Scholen hebben en gebruiken een degelijk inwerk- en begeleidingsprogramma voor startende schoolleiders dat onderdeel uitmaakt van het strategisch personeelsbeleid. We verwachten van besturen dat ze inzetten op het vergroten van de bekwaamheid van schoolleiders op het gebied van strategisch personeelsbeleid.
Met de extra middelen uit de invoering van het studievoorschot is het mogelijk om circa 4.000 extra docenten aan te nemen in het hoger onderwijs. Deze extra docenten zijn bedoeld om het hoger onderwijs intensiever en kleinschalig te maken, talentprogramma's te faciliteren en om de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek te versterken. Ook maakt dit het mogelijk meer aandacht te besteden aan bildung, het bevorderen van reflectie en het stimuleren van een ondernemende houding. Dit is van belang voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doorstroom van het stelsel. Voor hogescholen en universiteiten is de belangrijkste opdracht vanuit een toekomstgericht personeels- en onderwijsbeleid te blijven werken aan permanente professionalisering van docenten en het scholen van bekwame onderwijsleiders. Om dit te stimuleren worden er bovendien Comenius-beurzen voor docenten en onderwijsleiders ontwikkeld gericht op onderwijsvernieuwing. Aan de universiteiten wordt gevraagd meer waardering te geven aan onderwijs en kennisbenutting door maatschappelijke en economische valorisatie. Daarbij vragen we expliciet aandacht te geven aan het bevorderen van differentiatie van carrières van docenten en onderzoekers. Voor hogescholen geldt dat er meer kwalitatief goede lectoren en onderzoekers moeten komen die stevig verbonden zijn met de beroepspraktijk en het beroepsonderwijs.
Onze doelstelling is te komen tot een duurzame onderwijsverbetering. We willen dat steeds meer scholen op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoren en ook vaker opbrengstgericht werken. Een sectorbrede verbeteraanpak, een cyclus van kwaliteitszorg en een periodieke zelfevaluatie helpen schoolbesturen te komen tot gerichte verbeteracties. Daarbij is het belangrijk een koppeling te leggen tussen de ambities op het gebied van onderwijs, het personeelsbeleid en het financieel beleid. Bovendien kunnen scholen «als kritische vrienden» veel van elkaar leren. Het project «Q voor besturen» (gecoördineerd door de PO-raad) en Vensters PO/VO zullen hen ook komend jaar hierbij helpen. Wijzelf werken in 2016 aan een wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de bekostiging in het po en vo. Met een vereenvoudigd bekostigingsmodel wordt de opbouw van de lumpsum transparanter. Scholen kunnen hierdoor bijvoorbeeld eenvoudiger hun meerjarige inkomsten ramen. Het is verder van belang dat relevante gegevens over scholen openbaar beschikbaar, goed vindbaar en bruikbaar zijn voor ouders, leerlingen en andere betrokkenen. Dat is nu nog onvoldoende het geval. Daarom zetten we de komende periode in op meer transparantie in het onderwijs.
In het mbo wordt met de kwaliteitsafspraken een extra kwaliteitsverbetering bevorderd door instellingen te stimuleren op maat te investeren in hun onderwijs en hun onderwijsopbrengsten te verhogen. De komende jaren worden extra middelen (investeringsbudget en resultaatafhankelijk budget) ter beschikking gesteld en wordt systematisch informatie over de resultaten van individuele instellingen gepubliceerd. In het hoger onderwijs staat het jaar 2016 in het teken van een nieuw accreditatiestelsel. Uit de evaluaties in 2013 bleek dat het huidige stelsel in de kern goed functioneert, maar er zijn ook knelpunten. Met het stelsel worden bijvoorbeeld hoge administratieve lasten ervaren. Afgelopen juni hebben we in een brief aan de Tweede Kamer de contouren geschetst van het accreditatiestelsel dat we willen doorontwikkelen. Daarvoor is een wetswijziging nodig die volgend jaar aan de Raad van State en de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Instellingen kunnen zich in 2016 voorbereiden op de pilot in 2017 met instellingsaccreditatie. Opleidingsevaluatie blijft de kern van het nieuwe stelsel.
Het jaar 2016 staat in het licht van «werk in uitvoering». We werken verder aan de maatregelen uit de brief «Ruim baan voor vakmanschap» waarmee we ruimte aan instellingen geven om onderwijs innovatief, op de regio gericht en kleinschalig te organiseren. Het experiment «cross overs» wil de flexibilisering van het mbo vergroten door meer ruimte te geven aan samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven op regionaal niveau. Gezamenlijk stellen zij een cross-sectorale kwalificatie samen waarmee sneller ingespeeld kan worden op cross-sectorale beroepen en innovatie. Innovatie is ook de reden voor de herziening van de kwalificatiestructuur. Het wetsvoorstel dat voorligt bij het parlement heeft als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 augustus 2016. Instellingen zullen worden ondersteund bij de invoering en de benodigde aanpassing van processen en ICT-systemen.
In 2016 worden de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s ingevoerd in het vmbo. Met deze examenprogramma’s kan flexibel worden ingespeeld op veranderingen in het vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt. Nieuwe beroepsgerichte keuzevakken kunnen binnen een jaar worden aangemeld, ontwikkeld, getoetst aan kwaliteitscriteria en geregistreerd, om vervolgens aan leerlingen aangeboden te kunnen worden. Hierbij is het uitgangspunt dat een vo-school bij het ontwikkelen van een beroepsgericht keuzevak het vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt betrekt.
Met het Regionaal Investeringsfonds mbo zijn inmiddels vele projecten in gang gezet om innovatieve samenwerking in het beroepsonderwijs en daarmee een betere aansluiting van het onderwijs op de praktijk te bereiken. Meer dan 600 bedrijven, ruim 50 mbo-instellingen en regionale overheden investeren gezamenlijk in innovatief onderwijs. Op basis van de ervaringen wordt de regeling per 2016 aangepast. Voor onderwijsinstellingen is het vanaf schooljaar 2015–2016 ook mogelijk om een gecombineerde leerweg bol-bbl aan te bieden. Tijdens het experiment krijgen studenten eerst les op school (bol) en gaan ze in het tweede deel van de opleiding voornamelijk aan de slag in een leerbedrijf (bbl). Onderzocht wordt of dit de kwaliteit en toegankelijkheid van het beroepsonderwijs en/of de aansluiting op de arbeidsmarkt verbetert.
De uitvoering van het Techniekpact is in volle gang en loopt tot en met 2020. Alle partijen – sociale partners, het onderwijs, de regio’s en de overheid – werken gezamenlijk aan de realisatie van de 22 maatregelen uit het pact. Doel is om voldoende vakbekwame technici op te leiden en te behouden. Het beroepsgerichte examenprogramma van de vijf technische profielen in het vmbo zal worden ingevoerd, evenals het nieuwe vak Informatietechnologie voor vmbo-g/tl leerlingen. Voor diezelfde groep leerlingen zal geëxperimenteerd gaan worden met een nieuw examenvak, namelijk Technologie & Toepassing. In 2016 zal de regionale aanpak verder verfijnd worden. De kracht van de uitvoering van het Techniekpact ligt in de regio. Door maatwerk per technische sector en/of regio kan ingespeeld worden op specifieke arbeidsmarktvraagstukken.
Met de bewindslieden van VWS werken we, tot slot, aan een Zorgpact om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de zorg te verbeteren. Daarvoor willen we een goede regionale samenwerking stimuleren tussen de zorgsector, het mbo en hbo, en de overheid. Zo kunnen we huidige en toekomstige werknemers zo goed mogelijk voorbereiden op de zorg van de toekomst.
Per 1 september 2015 is het studievoorschot in het hoger onderwijs ingevoerd. De komende jaren staan in het teken van de uitvoering door DUO, het blijven borgen van een goede voorlichting, het versterken van het financieel bewustzijn van studenten én de monitoring van de kwantitatieve en kwalitatieve effecten op deelname, studiegedrag en het gebruik van voorzieningen. Met het nieuwe stelsel wordt het mogelijk om met de middelen die vrijkomen (oplopend tot maximaal € 1 miljard in 2026) te investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek, zoals is uitgewerkt in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten» uit juli 2015.
Per uiterlijk 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige mbo-studenten recht op een studentenreisvoorziening. Dit stelt minderjarige mbo’ers in staat om breder te zoeken naar de meest geschikte opleiding en stage. Voor onderwijsinstellingen in het mbo biedt deze regeling bovendien meer mogelijkheden voor profilering en specialisatie, bijvoorbeeld in techniekstudies. Daarnaast is een taskforce opgericht waarin de OV-bedrijven, de overheid en andere betrokkenen de handen ineen slaan om de rijksuitgaven aan het studentenreisproduct te beperken tot € 850 miljoen vanaf 2020 aflopend naar € 750 miljoen vanaf 2025 door onderwijs en vervoer beter af te stemmen. In het voorjaar van 2016 worden de resultaten aan de Tweede Kamer aangeboden.
Europese samenwerking op het terrein van onderzoek en innovatie is van groot belang om als Europa de concurrentie met andere grootmachten in de wereld te kunnen blijven aangaan. Het Europese Horizon 2020-programma is daar een belangrijk instrument voor. Het is belangrijk dat Nederlandse kennispartijen goed meedoen in de projecten die via Horizon 2020 gefinancierd worden. Uit de cijfers over het eerste jaar van Horizon 2020 blijkt dat Nederland de goede score van het vorige programma (het Zevende Kaderprogramma) overtreft. Ruim € 561 miljoen, 7,6 procent van het totaal aan subsidies, is toegezegd aan deelnemers in Nederland. Voor elke euro die Nederland via de afdracht aan de EU-begroting in Horizon 2020-subsidies investeert komt er dus € 1,52 terug.
In de Wetenschapsvisie 2025 heeft de regering drie ambities geformuleerd:
1. De Nederlandse wetenschap is van wereldformaat;
2. De Nederlandse wetenschap is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven en heeft maximale impact;
3. De Nederlandse wetenschap is ook in 2025 een broedplaats voor talent.
De verbinding van de wetenschap met de maatschappij blijkt onder andere uit de meer dan 11.000 vragen die op de website van de Nationale Wetenschapsagenda zijn binnengekomen. Deze vragen zijn ter beoordeling aan wetenschappelijke jury’s voorgelegd en vormen input voor de Nationale Wetenschapsagenda die in november 2015 uitkomt. Vanaf 2016 krijgt de agenda zijn doorwerking in de profilering van de universiteiten en de inzet van de tweede geldstroom door NWO. Verder verschijnt in 2016 de eerste Balans van de Wetenschap en wordt het institutenlandschap integraal geëvalueerd.
Kunst en cultuur zijn van grote waarde voor de samenleving. Bij het cultuurbeleid staat kwaliteit voorop. Samenwerking en verbinding met de maatschappelijke thema’s wordt aangemoedigd. Kinderen en jongeren krijgen cultuuronderwijs en de kans hun talenten te ontwikkelen. Cultuuronderwijs op school bereikt alle kinderen, ongeacht hun achtergrond. Het programma cultuureducatie met kwaliteit draagt hier aan bij. Samen met private partijen geeft OCW tot en met 2020 een impuls aan het muziekonderwijs in het primair onderwijs.
Bescherming en behoud zijn belangrijke waarden in het erfgoedbeleid. 1 januari 2016 is de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Erfgoedwet. De wet harmoniseert bestaande wet- en regelgeving, schrapt overbodige regels en legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed zoveel mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Daarmee spreken we het vertrouwen uit in de sector om de zorg voor ons cultureel erfgoed in de praktijk waar te maken.
Van 1 december 2015 tot 1 februari 2016 kunnen instellingen subsidie aanvragen voor de BIS 2017–2020. Na advisering van de Raad voor Cultuur en afstemming met bestuurlijke partners zullen op Prinsjesdag 2016 de subsidiebesluiten bekend worden gemaakt. Verder zullen we begin 2016 samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw kader voor het internationale cultuurbeleid naar de Tweede Kamer sturen waarin we voortbouwen op de conclusies van de evaluatie van het internationaal cultuurbeleid uit 2015. Fondsen, ondersteunende instellingen en andere stakeholders worden betrokken bij de totstandkoming van het beleid.
Het kabinet stimuleert een vitale leescultuur in Nederland met de nieuwe Bibliotheekwet en met de verlenging van de Wet op de vaste boekenprijs. Daarnaast gaan we in 2016 van start met het actieprogramma «Tel mee met taal». In hun samenhang ondersteunen zij de keten van productie, distributie en consumptie van tekst en literatuur.
In een steeds voller en gevarieerder medialandschap dienen publiek bekostigde media zich meer te onderscheiden op inhoud en kwaliteit. Door het stimuleren van programmering met publieke functies en waarden, en van bewust mediagebruik kunnen we onze doelstelling realiseren: een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking. In 2016 start de nieuwe concessie- en erkenningsperiode van de landelijke publieke omroep. Het streven is om de voorgestelde wijziging van de Mediawet gelijktijdig in werking te laten treden (per 1 januari 2016). Deze wetswijziging stelt een aanscherping van de publieke mediaopdracht voor. De publieke omroep moet zich onderscheiden met programmering voor een breed en divers publiek die bijdraagt aan de publieke functies informatie, cultuur en educatie. De toegang van producenten en andere makers tot de publieke omroep wordt vergroot en de voorgestelde wetswijziging geeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) de mogelijkheid om de koers van de publieke omroep beter te bepalen en te bewaken.
In het Concessiebeleidsplan 2016–2020 omschrijft de NPO hoe hij zijn opdracht in de komende concessieperiode uitvoert, rekening houdend met deze voorgenomen wetswijzigingen. Mede op basis van het concessiebeleidsplan wordt een nieuwe prestatieovereenkomst afgesloten met de NPO voor de periode 2016–2020. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving ervan.
Een ander onderdeel van het genoemde wetsvoorstel is een versterking van de regionale publieke omroepen door invoering van een eenduidige en sterke bestuursstructuur. Er komt een wettelijke bestuurlijke organisatie voor de regionale omroepen: de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO). De RPO wordt met ingang van 1 januari 2016 het samenwerkingsorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau. De RPO zal worden belast met de voorbereidende taken die nodig zijn om per 1 januari 2017 één gezamenlijke financieringslijn, begrotings- en verantwoordingscyclus en een gezamenlijk beleid voor de concessieperiode 2017–2020 te hebben. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de efficiency taakstelling van € 17 miljoen vanaf 2017.
Wij zetten in op het versterken van de economische zelfstandigheid en financiële zelfredzaamheid van vrouwen. Hiervoor zetten we in 2016 de aanpak met «Kracht on Tour» bijeenkomsten voort. Gemeenten kunnen in 2016 met ondersteuning van OCW een eigen «Kracht on Tour» organiseren. Dit traject richt zich op drie doelgroepen: jonge vrouwen die financieel zelfstandig zijn, vrouwen die in deeltijd werken en vrouwen met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Aanvullend zal, na de eerdere «arbeid- en zorgbijeenkomst» in 2013, begin 2016 een tweede bijeenkomst worden georganiseerd, op verzoek van de Tweede Kamer. Daarbij zullen we samen optrekken met de Minister van SZW en de Staatssecretaris van VWS. De resultaten en ervaringen uit het project «Kracht on tour» en de expertmeeting «Gendersensitief beleid bij gemeenten» zullen worden betrokken bij de voorbereidingen op de tweede «arbeid- en zorgbijeenkomst». Ook continueren we het topvrouwenbeleid om de doorstroom van vrouwen naar de top van bedrijven een extra impuls te geven.
Verder zetten wij in 2016 in op de aanpak voor het vergroten van de bespreekbaarheid van seksuele diversiteit en genderidentiteit in etnische kringen met als doel de sociale acceptatie van LHBT's in deze kringen te vergroten. In samenwerking met SZW ligt de nadruk op een rolmodellenaanpak, verbetering van hulpverlening en het verbinden en versterken van initiatieven van het maatschappelijk middenveld. Verder worden 160 «peer educators» ingezet, die zijn opgeleid om taboes bespreekbaar te maken binnen de eigen kring. Sociale media worden benut om bespreekbaarheid van seksuele- en genderdiversiteit binnen de gesloten gemeenschappen op gang te brengen. Tot slot wordt de «empowerment» van de hulpverlening aan bi-culturele LHBT’s voortgezet.
De in 2011 vastgestelde Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland loopt op 1 augustus 2016 af. Komend jaar zullen we met de scholen afspraken maken over het vervolg op de Onderwijsagenda. De komende jaren zal aandacht nodig blijven voor de verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Dan gaat het om bestuurskracht, financial governance, leraren, taal, leerlingenzorg en onderwijshuisvesting.
De afgelopen periode is duidelijk geworden dat het wenselijk is het bestuurlijk vermogen en de bestuurlijke verhoudingen in Caribisch Nederland verder te ontwikkelen. Met ingang van 1 augustus 2016 zullen daarom de onderdelen van de sectorwetten in werking treden die betrekking hebben op de bestuurlijke en governance aspecten. Dit is een stimulans voor de verdere professionalisering van bestuur en management op de drie eilanden. Ook zal besluitvorming plaatsvinden over de inwerkingtreding van (delen van) wetgeving die bij de transitie was uitgesteld met een termijn van vijf jaar. De conclusies van de interdepartementale Evaluatiecommissie Caribisch Nederland zullen hierbij betrokken worden.
Het parlement zal medio 2016 een overkoepelende rapportage ontvangen over de voortgang van de verbetering van de onderwijskwaliteit opgesteld door de Inspectie van het Onderwijs op basis van haar reguliere toezichtactiviteiten.
Leeswijzer indicatorentabel
In de onderstaande tabel zijn de ambities voorzien van een aantal kwantitatieve doelen. Per indicator zijn bijbehorende streefwaarden opgenomen, passend bij de beleidsambities. Ten behoeve van een consistente monitoring zijn doelen en ambities van de beleidsagenda 2016 zoveel mogelijk overgenomen uit de beleidsagenda 2015. Op de volgende punten is de indicatorentabel gewijzigd:
– Naar aanleiding van toezeggingen aan de Tweede Kamer, is additioneel een aantal indicatoren in de begroting 2016 opgenomen (in laatste kolom aangegeven met T).
– Het afgelopen jaar zijn de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo nader vormgegeven. Waar nodig zijn de begrotingsindicatoren nu ook in lijn gebracht met de specifieke doelen en ambities uit deze akkoorden. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht.
– Door verbeteringen afgelopen jaar in de bron en/of de meetmethode zijn de basis- en streefwaarde van enkele indicatoren gewijzigd. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht.
– Voor zover mogelijk zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, tussenliggende streefwaarden toegevoegd. Bij een aantal indicatoren is «Hoger» opgenomen. Bij deze indicatoren is het niet mogelijk om een realistisch tijdspad in te schatten. De realisatiewaarden van de indicatoren zullen zich niet altijd lineair ontwikkelen, omdat er sprake is van een bepaalde «aanlooptijd», waarna realisatie pas zichtbaar wordt.
– Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) worden de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2016–2020, die dit najaar worden afgesloten. In deze rijksbegroting zijn daarom geen indicatoren opgenomen, omdat de prestatieovereenkomst met de NPO nog niet is afgesloten. Wel zijn er nieuwe kengetallen terug te vinden bij het beleidsartikel. Met ingang van de volgende rijksbegroting worden de indicatoren geactualiseerd.
Eindjaar per doelstelling
Per streefwaarde wordt voor zover mogelijk een eindjaar vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende afspraken met de sector). Het eindjaar en daarmee de tussenwaarde kunnen verschillen per indicator, omdat met verschillende sectoren afspraken zijn gemaakt met een verschillende tijdshorizon:
– Een voorbeeld zijn de indicatoren uit de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo. Hiervoor zijn voornamelijk afspraken gemaakt voor het eindjaar 2020. De tussenwaarde is (voor zover mogelijk) opgenomen voor het jaar 2017.
– Bij enkele indicatoren zijn geen streefwaarden of tussendoelstellingen opgenomen. Bij deze indicatoren zijn afspraken op het niveau van de instelling gemaakt, die niet vertaald worden naar een streefwaarde op landelijk niveau. Opgenomen zijn de gerealiseerde landelijke waarden, bedoeld als signalering voor de voortgang op het stelselniveau. Zij dienen als onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is.
Doelstelling/indicator |
Sector |
Basiswaarde (jaartal) |
Tussenwaarde1 (jaartal) |
Streefwaarde (jaartal) |
Art.nr. |
Bron2 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt |
||||||||
a) |
Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd |
||||||||
• |
Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten3 |
po |
47% (2015) |
75% (2017) |
100% (2020) |
1 |
SA |
||
• |
Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest4 |
vo |
56% (2014) |
41% (2016) |
25% (2018) |
3 |
SA |
||
• |
Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s |
vo |
Nog in ontwikkeling5 |
100% (2018) |
3 |
SA |
|||
• |
Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt |
mbo |
34% (2010–2011) |
36% (2013/2014) |
Verbetering |
4 |
C |
||
• |
Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs |
ho |
(2011) |
(2014) |
6/7 |
C |
|||
hbo: 59% |
hbo: 54% |
Hoger |
|||||||
wo: 69% |
wo: 65% |
Hoger |
|||||||
• |
Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod6 |
(2020) |
|||||||
po |
Nog in ontwikkeling |
0% |
1 |
SA |
|||||
vo |
Nog in ontwikkeling |
0% |
3 |
SA |
|||||
b) |
Vergroten studiesucces |
||||||||
• |
Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt |
po |
Nog in ontwikkeling |
Niet benoemd7 |
1 |
T |
|||
• |
Aandeel zittenblijvers |
(2013) |
(2017) |
(2020) |
|||||
po |
3% |
2,7% |
2% |
1 |
SA |
||||
vo |
5,9%8 |
4,7% |
3,9% |
3 |
SA |
||||
• |
Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau |
mbo |
(2008) |
(2013/2014) |
(2020) |
4 |
|||
Niveau 1: 66% |
79% |
Hoger |
|||||||
Niveau 2: 62% |
73% |
Hoger |
|||||||
Niveau 3: 63% |
72% |
Hoger |
|||||||
Niveau 4: 65% |
74% |
Hoger |
|||||||
Totaal: 64% |
73% |
Hoger |
|||||||
• |
Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar |
ho |
(2011) |
(2014) |
6/7 |
||||
hbo: 65,7% |
hbo: 60,4% |
||||||||
wo: 60,9% |
wo: 70,4% |
||||||||
• |
Uitval in het eerste jaar |
ho |
(2011) |
(2014) |
6/7 |
T |
|||
hbo: 27,9% |
hbo: 29,2% |
||||||||
wo: 18,8% |
wo: 17,2% |
||||||||
• |
Switchen na het eerste jaar |
ho |
(2011) hbo: 9,0% wo: 9,1% |
(2014) hbo: 9,2% wo: 8,8% |
6/7 |
T |
|||
2 |
Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat |
||||||||
a) |
Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders |
||||||||
• |
Aandeel lessen dat wordt gegeven doÇor daartoe bevoegde en benoembare leraren10 |
vo |
84,1 (2013) |
96% (2016) |
100% (2017) |
3 |
SA |
||
• |
Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding11 |
po |
20% (2013) |
23% (2017) |
30% (2020) |
1 |
SA, LA |
||
• |
Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding11 |
vo |
33% (2013) |
40% (2017) |
50% (2020) |
3 |
SA, LA |
||
Bovenbouw vwo12 |
53% (2013) |
Hoger (2017) |
80–85% (2020) |
3 |
SA, LA |
||||
hbo13 |
66,2% (2011) |
72,2% (2013) |
80% (2016) |
6/7 |
|||||
• |
Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst14 |
(2013) |
(2017) |
(2020) |
|||||
po |
84% |
92% |
100% |
1 |
SA, LA |
||||
vo |
74% |
86% |
100% |
3 |
SA, LA |
||||
• |
Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst15 |
(2013) |
(2017) |
(2020) |
|||||
po |
57% |
70% |
100% |
1 |
SA, LA |
||||
vo |
32% |
40% |
100% |
3 |
SA, LA |
||||
b) |
Verbetercultuur |
||||||||
• |
Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review |
(2014) |
(2017) |
(2020) |
LA, T |
||||
po |
62% |
81% |
100% |
1 |
|||||
vo |
63% |
81% |
100% |
3 |
|||||
• |
Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister |
po/vo/mbo |
7.9% (2014) |
20% (2016) |
100% (2017) |
1, 3 en 4 |
SA, LA, T |
||
• |
Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister |
po |
30%16 (2015) |
70% (2017) |
100% (2018) |
1 |
SA |
||
c) |
Veilig leerklimaat |
||||||||
• |
Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt |
(2012) |
(2017) |
(2020)17 |
T |
||||
po |
95% |
Stabiel of hoger |
Stabiel of hoger |
1 |
|||||
vo |
93% |
Stabiel of hoger |
Stabiel of hoger |
3 |
|||||
3 |
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties |
||||||||
• |
Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld |
(2014) |
(2016) |
(2017) |
SA, T |
||||
po |
5,3%18 |
Hoger |
100% |
1 |
|||||
vo |
94% |
Hoger |
100% |
3 |
|||||
• |
Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort |
po |
38%19 (2012–2013) |
Stabiel of hoger (2017) |
Hoger (2020) |
1 |
SA |
||
• |
Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt |
vo |
47%20 (2012–2013) |
77% (2017) |
100% (2020) |
3 |
SA |
||
• |
Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert |
po |
Nog in ontwikkeling21 |
100% (2017–2018) |
1 |
SA |
|||
• |
Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert |
vo |
Nog in ontwikkeling21 |
100% (2017–2018) |
3 |
SA |
|||
• |
Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert |
vo |
Nog in ontwikkeling21 |
100% (2017–2018) |
3 |
SA |
|||
• |
Oordeel ouders over betrokkenheid |
po |
Cijfer 7 (2012) |
Stabiel of hoger (2017) |
Hoger |
1 |
T |
||
• |
Aantal voortijdig schoolverlaters |
vo/mbo |
41.800 (2009) |
25.000 (2014/2015) |
25.000 (2015/2016) |
3 en 4 |
|||
• |
Studenten-tevredenheid |
mbo |
(Rapportcijfer 2014) |
(2016) |
(2020) |
4 |
C |
||
– |
Opleiding |
7,0 |
7,2 |
7,5 |
|||||
– |
Instelling |
6,5 |
6,7 |
7,0 |
|||||
(% tevreden over school en studie)22 2014: 49% |
51% (2016) |
55% (2020) |
|||||||
• |
Studenten-tevredenheid |
ho |
(2011) |
(2014) |
6/7 |
||||
hbo: 65,6% |
hbo: 69,9% |
||||||||
wo: 80,1% |
wo: 81,4% |
||||||||
4 |
Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren |
||||||||
• |
Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek |
vo |
23% (2012)24 |
28% (2016) |
30% (2017) |
3 |
|||
• |
Aandeel mbo-studenten techniek |
mbo |
25% (2012) |
27,4% (2014) |
30% (2016) |
4 |
|||
• |
Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen |
ho |
(2012) |
(2014) |
(2016) |
6/7 |
|||
hbo: 18% |
hbo: 18% |
hbo: 19% |
|||||||
wo:21% |
wo: 22% |
wo: 22% |
|||||||
• |
Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren) |
mbo/ho |
16,6% (2010) |
17,4% (2013) |
20% (2020) |
4 en 6/7 |
T |
||
• |
Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt |
mbo |
80% (2012) |
79% (2013) |
Hoger |
4 |
T |
||
ho |
hbo: 72% (2013) |
hbo: 72% (2014) |
Hoger25 |
6/7 |
|||||
wo: 56% (2011) |
wo: 57% (2013) |
Hoger26 |
|||||||
5 |
Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap |
||||||||
• |
Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores |
owb |
2e plaats (2009–2012) 1,52 |
≤5 |
kleiner of gelijk 5 (2010–2013) |
16 |
|||
6 |
Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed |
||||||||
a) |
Eigen inkomsten |
||||||||
• |
Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5% |
cultuur |
76% (2010–2011) |
Hoger (2015) |
100% (2016) |
14 |
C |
||
• |
Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5% |
cultuur |
69% (2010–2011) |
Hoger (2015) |
100% (2016) |
14 |
C |
||
b) |
Aantal bezoeken |
||||||||
• |
Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2014 |
cultuur |
2,6 miljoen (2009) |
2,2 miljoen (2015) |
2,2 miljoen (2016) |
14 |
C |
||
• |
Aantal bezoekers gesubsidieerde musea |
cultuur |
5,7 miljoen (2009) |
7,5 miljoen (2015) |
7,5 miljoen (2016) |
14 |
C |
||
7 |
Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking27 |
||||||||
• |
Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) worden de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2016–2020, die dit najaar worden afgesloten. Met ingang van de volgende rijksbegroting worden de indicatoren geactualiseerd. |
media |
15 |
T |
|||||
8 |
Het bevorderen van emancipatie28 |
||||||||
• |
Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking |
emancipatie |
90% (2010) |
≥90% |
≥90% |
25 |
De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).
SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.
De indicator «Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten» uit de begroting 2015 is gewijzigd in de nu opgenomen indicator. Deze nieuwe indicator sluit beter aan op de afspraken in het bestuursakkoord voor de sector po.
De indicator «Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs» is gewijzigd. Deze indicator en streefwaarde sluiten beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.
Het voorheen genoemde percentage van 68% wordt niet meer gehanteerd. Dit percentage was het resultaat van een meting onder scholen gericht op het aanbod voor hoogbegaafde – en excellente leerlingen in het VWO; het beleid uit het (oude) bestuursakkoord VO. Het toptalentenbeleid, zoals opgenomen in het sectorakkoord po en vo, is verbreed.
Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.
Deze indicator is nog in ontwikkeling. De streefwaarde wordt nader bepaald op basis van de meting van de eerste verplichte eindtoets in schooljaar 2015/2016.
De basiswaarde (5,9%) is gecorrigeerd i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde 3,9 procent geworden.
Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Zie verder de brief van 21 april 2015 over de voortgang van de prestatieafspraken.
Om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting, is de indicator aangepast. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.
Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte tussenwaarde en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring.
Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte tussenwaarde en streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met de Inspectie van het Onderwijs nader te operationaliseren).
Basiswaarde is aangepast naar het aandeel geregistreerde schoolleiders in het schoolleidersregister i.p.v. het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register. Het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register stijgt en staat inmiddels op 74% (2015).
De streefwaarde is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015 om een realistischer beeld te geven i.v.m. haalbaarheid van de doelstelling.
Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80% ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.
Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.
Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).
De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013–2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.
In het (openbare) rapport JOB-monitor 2014 wordt in tabel op blz. 135 alleen het percentage opgenomen van tevreden studenten over school en studie.
Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.
De waarde verschilt t.o.v. de begroting 2015 omdat de data van DUO wordt gebruikt in plaats van het Platform Bèta en Techniek.
Bron: Vereniging Hogescholen, factsheet «Feiten en cijfers: HBO-Monitor 2014». De indicator betreft de antwoordcategorieën «voldoende/goede aansluiting op de arbeidsmarkt». De HBO-Monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.
Bron: VSNU, factsheets WO-Monitor 2011 en 2013. De indicator betreft de antwoordcategorieën «in sterke/zeer sterke mate». De WO-Monitor wordt eenmaal in de twee jaar uitgevoerd.
Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting, die in 2014 is uitgevoerd op artikel 15 (Media), zijn de beleidsdoelstelling, subdoeldoelstellingen en kengetallen geactualiseerd. Hierdoor zijn ze in lijn met de visiebrief en het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008.
De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt gemonitord op de website OCW in Cijfers.
Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).
Art. |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
36.032,1 |
36.210,4 |
36.305,8 |
36.195,9 |
36.090,7 |
36.082,4 |
|
Belangrijkste mutaties: |
|||||||
1) Leerlingen- en studentenontwikkeling |
diverse |
75,1 |
– 48,3 |
– 123,3 |
– 188,3 |
– 216,8 |
– 235,9 |
2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering |
11,12, 13 |
79,4 |
41,9 |
– 7,4 |
– 22,5 |
– 61,3 |
– 78,8 |
3) Ramingsbijstelling gewichtenregeling |
1 |
0 |
– 10,0 |
– 20,0 |
– 30,0 |
– 40,0 |
– 50,0 |
4) Ramingsbijstelling onderwijsachterstandenbeleid |
1 |
0 |
0 |
– 10,0 |
– 30,0 |
– 40,0 |
– 50,0 |
5) Ramingsbijstelling subsidies |
diverse |
0 |
– 20,0 |
– 20,0 |
– 20,0 |
– 20,0 |
– 20,0 |
6) Ramingsbijstelling 2017–2020 |
91 |
0 |
0,0 |
– 94,3 |
– 94,3 |
– 94,3 |
– 94,3 |
7) Regeerakkoord D32 tranche 2016 |
diverse |
0 |
292,0 |
292,0 |
292,0 |
292,0 |
292,0 |
8) Eindejaarsmarge |
91 |
– 57,1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
9) Kasschuiven |
diverse |
– 39,5 |
392,8 |
– 372,4 |
– 119,4 |
33,0 |
105,4 |
10) Generieke digitale infrastructuur |
diverse |
– 5,6 |
– 6,2 |
– 5,7 |
– 5,1 |
– 4,2 |
– 4,2 |
11) Loonbijstelling |
diverse |
103,4 |
102,5 |
102,5 |
101,8 |
101,3 |
100,8 |
12) Prijsbijstelling |
diverse |
33,0 |
33,0 |
33,0 |
33,0 |
33,0 |
33,1 |
13) Niet-kader relevante mutaties |
11,12 |
– 73,1 |
– 135,4 |
– 132,5 |
– 133,1 |
– 131,1 |
– 137,8 |
14) Overige mutaties |
diverse |
0,4 |
0,8 |
7,7 |
7,6 |
3,6 |
3,3 |
Stand ontwerpbegroting 2016 |
36.148,1 |
36.853,4 |
35.955,5 |
35.987,6 |
35.946,0 |
35.946,0 |
Art. |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.256,7 |
1.320,7 |
1.382,1 |
1.459,0 |
1.517,6 |
1.594,4 |
|
Belangrijkste mutaties: |
|||||||
1) Leerlingen- en studentenontwikkeling |
12,13 |
– 6,4 |
– 16,8 |
– 18,8 |
– 17,5 |
– 17,9 |
– 17,2 |
2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering |
11,12, 13 |
11,4 |
20,2 |
7,1 |
0,1 |
4,1 |
8,6 |
3) Niet kaderrelevante mutaties |
11 |
43,8 |
66,1 |
89,8 |
115,8 |
144,3 |
175,2 |
4) Rente studiefinanciering |
11 |
– 40,3 |
– 56,0 |
– 81,5 |
– 110,2 |
– 142,4 |
– 178,7 |
5) Overige mutaties |
diverse |
9,4 |
3,0 |
3,0 |
3,0 |
3,0 |
3,0 |
Stand ontwerpbegroting 2016 |
|
1.274,6 |
1.337,2 |
1.381,6 |
1.450,2 |
1.508,7 |
1.585,4 |
Toelichting:
Leerlingen- en studentenontwikkeling
In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2015 wijst uit dat het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2014. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2014.
Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de budgettaire bijstelling per onderwijssector.
Bijstelling autonome raming studiefinanciering
Ten opzichte van de begroting 2015 nemen in de begroting 2016 de kaderrelevante uitgaven aan studiefinanciering in 2015 en 2016 toe en vanaf 2017 nemen ze af. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe realisatiegegevens van DUO. De hogere uitgaven in de eerste jaren doen zich voornamelijk voor bij de basisbeurs en de aanvullende beurs. Er worden in deze jaren naar verwachting meer verstrekte prestatiebeurzen omgezet in een gift dan aanvankelijk geraamd. Deze tegenvaller slaat in latere jaren om in een meevaller, doordat ten opzichte van de eerdere raming het aantal studenten daalt waarvan de prestatiebeurs nog omgezet zal worden in een gift. Bij de ontvangsten (exclusief rente) is er sprake van een meevaller. De uitvoeringsgegevens laten zien dat de ontvangsten uit kortlopende vorderingen enigszins zijn gestegen en deze stijging is naar verwachting structureel. Daarnaast is de ramingssystematiek van de lesgeldontvangsten aangepast en worden de verwachte toekomstige indexaties nu meegenomen.
Ramingsbijstelling gewichtenregeling
Het aantal gewichtenleerlingen daalt ten gevolge van de algemene leerlingendaling in het primair onderwijs en vanwege het feit dat het opleidingsniveau van ouders stijgt. Het geraamde budget voor de gewichtenregeling wordt dientengevolge verlaagd.
Ramingsbijstelling onderwijsachterstandenbeleid
Het aantal gewichtenleerlingen daalt ten gevolge van de algemene leerlingendaling in het primair onderwijs en vanwege het feit dat het opleidingsniveau van ouders stijgt. Het geraamde budget voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt dientengevolge verlaagd.
Ramingsbijstelling subsidies
De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.
Ramingsbijstelling 2017–2020
Een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen wordt voor de jaren 2017 tot en met 2020 gecentraliseerd op het artikel nominaal en onvoorzien. Bij de begroting 2017 zal deze worden verdeeld over de verschillende begrotingsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2016.
Regeerakkoord D32 tranche 2016
De tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II is overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting. Deze middelen zijn voor het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA).
Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor een verdeling van deze middelen over de begrotingsartikelen.
Eindejaarsmarge
In 2014 zijn diverse budgetten niet volledig tot besteding gekomen (in totaal € 126,8 miljoen). Daartegenover zijn eind 2014 twee betalingen gedaan, die eigenlijk in 2015 hadden moeten plaatsvinden (in totaal € 184,0 miljoen). De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd met een brief over technische mutaties bij de jaarafsluiting 2014.
Dit heeft geleid tot een negatieve eindejaarsmarge van € 57,1 miljoen in 2014 en dit wordt in 2015 gecompenseerd uit de middelen die overblijven doordat deze betalingen reeds in 2014 zijn gedaan.
Kasschuiven
Op diverse budgetten vinden kasschuiven plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn. De grootste zijn:
• voor de ov-studentenkaart is er sprake van een kasschuif van € 400,0 miljoen uit de jaren 2017 en 2018 naar 2016 voor de optimalisatie van het kasritme van de staat;
• voor het actieplan LeerKracht van Nederland worden de maatregelen uit dit actieplan en de dekking ervan met elkaar in evenwicht gebracht. In totaal wordt € 133,7 uit de jaren 2016 en 2017 doorgeschoven naar de jaren 2018 t/m 2020;
• door vertraging in het masterplan onderwijshuisvesting in Caribisch Nederland wordt € 27,5 miljoen uit de jaren 2015 en 2016 doorgeschoven naar de jaren 2017–2019.
Generieke digitale infrastructuur
Dit betreft de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
Loonbijstelling & prijsbijstelling
De loon- en prijsbijstelling tranche 2015 is uitgekeerd aan de departementen. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
Niet-kader relevante mutaties
De raming voor studiefinanciering laat lagere niet-kaderrelevante uitgaven en hogere niet-kaderrelevante ontvangsten zien ten opzichte van de begroting 2015. Dit betreft de doorwerking van de realisaties in 2014. De lagere uitgaven doen zich onder andere voor bij de reisvoorziening en de rentedragende lening. De hogere ontvangsten betreffen aflossingen op leningen: vanwege de lagere rente, wordt het aflossingsdeel in de terugbetalingen groter.
Rente studiefinanciering (ontvangsten)
De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2015 verwerkte raming uit het voorjaar 2014. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de raming 2016 de rentevoet voor de komende jaren neerwaarts is bijgesteld.
Overige mutaties
Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen.
Meerjarenplan Beleidsdoorlichtingen
Artikel/ doelstelling |
Realisatie |
Planning |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Geheel artikel? |
|
Nieuwe ambities en beleidsdoelen |
||||||||
1. Primair onderwijs |
||||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1. |
√ |
Zie toelichting2 |
||||||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat inclusief. |
√ |
,, |
||||||
Brede scholen. |
||||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk. |
√ |
,, |
||||||
3. Voortgezet onderwijs |
||||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1. |
√ |
,, |
||||||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat inclusief. |
√ |
,, |
||||||
Brede scholen. |
||||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk. |
√ |
,, |
||||||
4. Beroeps en volwasseneneducatie |
√ |
√ |
||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1. |
√ |
Zie toelichting2 |
||||||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk. |
√ |
,, |
||||||
6. Hoger beroepsonderwijs |
√ |
√ |
||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1. |
√ |
Zie toelichting2 |
||||||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk. |
√ |
,, |
||||||
7. Wetenschappelijk onderwijs |
√ |
√ |
||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1. |
√ |
Zie toelichting2 |
||||||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat. |
√ |
,, |
||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk. |
√ |
,, |
||||||
8. Internationaal beleid3 |
||||||||
9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid |
||||||||
Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1. |
√ |
,, |
||||||
11. Studiefinanciering4 |
√ |
√ |
||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1. |
√ |
Zie toelichting2 |
||||||
12. Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
√ |
√ |
||||||
13. Lesgelden5 |
||||||||
14. Cultuur |
||||||||
Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed. |
√ |
√ |
||||||
15. Media |
√ |
√ |
||||||
Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod. |
√ |
√ |
||||||
16. Onderzoek en wetenschapsbeleid |
||||||||
25. Emancipatie |
√ |
√ |
||||||
Het bevorderen van emancipatie. |
√ |
√ |
||||||
Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen. |
||||||||
16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid |
Geen beleidsdoorlichting6 |
|||||||
IBO Wetenschap. |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
In november 2011 heeft het MT-OCW besloten de periodieke beleidsdoorlichtingen niet te richten op de begrotingsartikelen maar juist op de speerpunten van het beleid (artikel overschrijdend) zoals weergegeven in de beleidsagenda van de begroting OCW 2012. In 2014 zijn twee van de vijf onderwijsdoelstellingen doorgelicht de overige drie onderwijsdoelstellingen worden in 2015 doorgelicht.
Voor de doorlichtingen na 2015 heeft het MT-OCW in juni 2015 besloten de doorlichtingen weer op artikelniveau uit te voeren.
Internationaal beleid, is een restartikel en geen beleidsartikel. Er is dus geen beleidsdoorlichting gepland. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen.
Het studiefinancieringsbeleid is met de invoering van de Wet studievoorschot hoger onderwijs (Stb. 2015, nr. 50) per 1 september 2015 sterk gewijzigd. In 2020 zal er een doorlichting van het gewijzigd beleid plaatsvinden.
Lesgelden: het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft ligt een beleidsdoorlichting niet in de rede.
In 2014 is er Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) voor het beleidsterrein wetenschap uitgevoerd.
Overzicht van Risicoregelingen
Art. |
Omschrijving |
Uitstaande garanties 2014 |
Geraamd te verlenen 2015 |
Geraamd te vervallen 2015 |
Uitstaande garanties 2015 |
Geraamd te verlenen 2016 |
Geraamd te vervallen 2016 |
Uitstaande garanties 2016 |
Garantie-plafond |
Totaal plafond |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
14 |
Indemniteits-regeling |
351.000 |
600.000 |
651.000 |
300.000 |
600.000 |
600.000 |
300.000 |
300.000 |
300.000 |
14 |
Achterborg overeenkomst NRF |
247.853 |
29.000 |
15.000 |
261.853 |
29.000 |
15.000 |
275.853 |
380.000 |
380.000 |
Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen |
239.716 |
0 |
4.553 |
235.163 |
0 |
0 |
235.163 |
0 |
235.163 |
Toelichting:
De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen ondermeer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid basis van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.
Een bedrag van € 15 miljoen dient als begrotingsreserve voor de indemniteitsregeling waaruit eventuele schadevergoedingen betaald kunnen worden.
Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.
Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.
De Achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de Achterborg.
Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.
Het Toetsingskader risicoregelingen studievoorschot is toegevoegd als bijlage aan het wetsvoorstel studievoorschot. Bij beleidsmatige wijzigingen van het studievoorschot wordt een nieuw Toetsingskader risicoregelingen opgesteld en aan het parlement gestuurd. In 2020 zal een beleidsdoorlichting van art. 11 Studiefinanciering plaats vinden waarin ook zal worden gekeken naar de risico’s voor de overheid.
Belastinguitgaven
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Inkomstenbelasting |
|||||||
Vrijstelling voorwerpen vankunst en wetenschap forfaitair rendement |
5 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
Aftrek kosten monumentenwoning |
57 |
57 |
57 |
57 |
57 |
58 |
58 |
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) |
271 |
273 |
261 |
276 |
293 |
310 |
328 |
Omzetbelasting verlaagd tarief |
|||||||
Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen |
442 |
436 |
430 |
425 |
420 |
415 |
410 |
Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d. |
168 |
175 |
180 |
184 |
189 |
194 |
199 |
Kernissen, attractieparken, sportwedstrijden en accommodatie |
419 |
438 |
457 |
476 |
496 |
516 |
538 |
Circussen, bioscopen, theaters en concerten |
229 |
239 |
248 |
258 |
268 |
278 |
289 |
Artikel
Algemene doelstelling
Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.
Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/indicator |
Basiswaarde (jaartal) |
Tussenwaarde1 (jaartal) |
Streefwaarde (jaartal) |
Bron2 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt |
|||||
a) |
Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd |
|||||
• |
Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten3 |
47% (2015) |
75% (2017) |
100% (2020) |
SA |
|
• |
Aandeel thuiszittende leerlingen dat na drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod4 |
Nog in ontwikkeling |
0% (2020) |
SA |
||
b) |
Vergroten studiesucces |
|||||
• |
Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt |
Nog in ontwikkeling |
Niet benoemd5 |
T |
||
• |
Aandeel zittenblijvers6 |
3% (2013) |
2,70% (2017) |
2% (2020) |
SA |
|
2 |
Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat |
|||||
a) |
Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders |
|||||
• |
Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding7 |
20% (2013) |
23% (2017) |
30% (2020) |
SA, LA |
|
• |
Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst8 |
84% (2013) |
92% (2017) |
100% (2020) |
SA, LA |
|
• |
Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst9 |
57% (2013) |
70% (2017) |
100% (2020) |
SA, LA |
|
b) |
Verbetercultuur |
|||||
• |
Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review |
62% (2014) |
81% (2017) |
100% (2020) |
LA, T |
|
• |
Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister |
7,9% (2014) |
20% (2016) |
100% (2017) |
SA, LA, T |
|
• |
Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister |
30%10 (2015) |
70% (2017) |
100% (2018) |
SA |
|
c) |
Veilig leerklimaat |
|||||
• |
Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt |
95% (2012) |
Stabiel of hoger (2017) |
Stabiel of hoger (2020) |
||
3 |
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties |
|||||
• |
Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld |
5,3%11 (2014) |
Hoger (2016) |
100% (2017) |
||
• |
Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort12 |
38% (2012–2013) |
Stabiel of hoger (2017) |
Hoger (2020) |
SA |
|
• |
Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert |
Nog in ontwikkeling13 |
100% (2017–2018) |
SA |
||
• |
Oordeel ouders over betrokkenheid |
Cijfer 7 (2012) |
Stabiel of hoger (2017) |
Hoger |
T |
De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).
SA = Sectorakkoord, LA = Lerarenagenda, TS = Toezegging Staatssecretaris, C = opgenomen in verband met consistentie
De indicator «Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten» uit begroting 2015 is gewijzigd in de nu opgenomen indicator. Deze indicator sluit beter aan op de afspraken in het bestuursakkoord voor de sector po.
Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.
Deze indicator is nog in ontwikkeling. De streefwaarde wordt nader bepaald op basis van de meting van de eerste verplichte eindtoets in schooljaar 2015/2016.
Deze indicator betreft voor de basiswaarde alle leraren en voor de streefwaarde alleen leraren met ten minste 3 jaar werkervaring.
Deze indicator betreft voor de basiswaarde alle leraren en voor de streefwaarde alleen leraren met ruime ervaring.
Basiswaarde is aangepast naar het aandeel geregistreerde schoolleiders in het schoolleidersregister i.p.v. het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register. Het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register stijgt en staat inmiddels op 74 procent (2015).
Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80 procent ingevuld heeft. Alle po scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.
Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.
De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013–2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.
De indicatoren en kengetallen voor het stelsel van primair onderwijs worden beschreven in Trends in beeld en in het Onderwijsverslag 2013–2014.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Leerlingen basisonderwijs |
||||||||
• |
geen gewicht |
1.310,3 |
1.299,5 |
1.286,5 |
1.274,8 |
1.267,2 |
1.264,0 |
1.261,1 |
• |
gewicht 0,3 |
78,5 |
72,9 |
70,1 |
68,1 |
66,6 |
65,5 |
64,7 |
• |
gewicht 1,2 |
68,6 |
63,3 |
60,8 |
58,6 |
56,9 |
55,6 |
54,6 |
Subtotaal1 |
1.457,3 |
1.435,7 |
1.417,4 |
1.401,5 |
1.390,7 |
1.385,0 |
1.380,4 |
|
Leerlingen trekkende bevolking2 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
|
Totaal1 |
1.457,8 |
1.436,2 |
1.417,8 |
1.401,9 |
1.391,1 |
1.385,5 |
1.380,9 |
|
Leerlingen in het speciaal basisonderwijs |
36,8 |
36,0 |
35,5 |
35,4 |
35,5 |
35,7 |
35,9 |
|
Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs |
70,9 |
70,6 |
70,4 |
70,0 |
69,3 |
68,6 |
68,2 |
|
Totaal PO |
1.542,7 |
1.523,7 |
1.507,4 |
1.496,0 |
1.489,8 |
1.484,9 |
1454,0 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Primair onderwijs1 |
6,2 |
6,4 |
6,5 |
6,5 |
6,6 |
6,5 |
6,5 |
Bekostiging2 |
5,9 |
6,1 |
6,2 |
6,2 |
6,3 |
6,2 |
6,2 |
Exclusief ondersteuningsmiddelen3 |
4,8 |
5,1 |
5,1 |
5,1 |
5,2 |
5,1 |
5,1 |
De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
De bekostiging uit tabel 1.4, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
De bekostiging uit tabel 1.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 1.5, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
Beleidswijzigingen
De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend op de beleidsagenda wordt hieronder kort ingegaan op het Bestuursakkoord primair onderwijs.
Bestuursakkoord primair onderwijs
Het in 2014 gesloten Bestuursakkoord primair onderwijs heeft als hoofddoel om het aanwezige verbeterpotentieel van het onderwijs ten volle te activeren en duurzame kwaliteitsverbetering, gericht op het onderwijs van de toekomst, te realiseren. Veel scholen zijn in het schooljaar 2014/2015 aan de slag gegaan met de concrete doelstellingen uit het akkoord en zullen zich in 2016 verder inspannen voor de gestelde doelen. In oktober 2015 verschijnt de eerste voortgangsrapportage. In 2016 is circa € 324 miljoen beschikbaar om de doelstellingen van het Bestuursakkoord primair onderwijs extra kracht bij te zetten. Daarvan is circa € 151 miljoen beschikbaar via de prestatiebox. De rest komt vrijwel geheel beschikbaar via de lumpsum.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
9.558.272 |
9.966.503 |
9.957.395 |
9.898.237 |
9.863.695 |
9.794.448 |
9.747.953 |
||
Waarvan garantieverplichtingen |
3.000 |
||||||||
Totale uitgaven |
9.674.957 |
9.966.503 |
9.957.395 |
9.898.237 |
9.863.695 |
9.794.448 |
9.747.953 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,4% |
||||||||
Bekostiging |
9.168.073 |
9.449.795 |
9.413.102 |
9.372.757 |
9.361.372 |
9.301.951 |
9.265.394 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
8.979.272 |
9.304.575 |
9.261.007 |
9.221.557 |
9.210.172 |
9.150.951 |
9.114.394 |
|
– |
Bekostiging Primair Onderwijs |
8.967.791 |
9.290.833 |
9.248.334 |
9.209.051 |
9.197.666 |
9.138.445 |
9.101.888 |
|
– |
Bekostiging Caribisch Nederland |
11.481 |
13.742 |
12.673 |
12.506 |
12.506 |
12.506 |
12.506 |
|
• |
Prestatiebox |
161.987 |
128.000 |
151.000 |
151.000 |
151.000 |
151.000 |
151.000 |
|
• |
Aanvullende bekostiging |
26.813 |
17.220 |
1.095 |
200 |
200 |
0 |
0 |
|
– |
Conciërgeregeling |
19.539 |
11.432 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Overig |
7.275 |
5.788 |
1.095 |
200 |
200 |
0 |
0 |
|
Subsidies |
98.795 |
101.148 |
119.427 |
112.248 |
109.859 |
110.004 |
110.004 |
||
– |
Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten |
23.000 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
|
– |
Nederlands onderwijs buitenland |
13.400 |
13.400 |
13.400 |
10.100 |
10.100 |
10.100 |
10.100 |
|
– |
Herstart en Op de Rails |
7.098 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Basis voor Presteren (School aan Zet en Bèta Techniek) |
20.575 |
3.600 |
7.080 |
3.500 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs |
9.464 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
|
– |
Overig |
25.258 |
50.286 |
65.085 |
64.786 |
65.897 |
66.042 |
66.042 |
|
Opdrachten |
6.354 |
9.200 |
11.413 |
11.805 |
12.179 |
12.213 |
12.282 |
||
Bijdrage aan agentschappen |
32.699 |
28.727 |
25.082 |
23.517 |
22.608 |
22.603 |
22.596 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
32.699 |
28.727 |
25.082 |
23.517 |
22.608 |
22.603 |
22.596 |
|
Bijdrage aan ZBO's/RWT's |
8.327 |
16.060 |
15.698 |
15.237 |
15.004 |
15.004 |
15.004 |
||
– |
Stichting Vervangingsfonds en Particpatiefonds |
6.127 |
5.729 |
5.371 |
4.912 |
4.702 |
4.702 |
4.702 |
|
– |
Stichting Vervangingsfonds/ Bedrijfsgezondheid |
7.964 |
7.964 |
7.964 |
7.964 |
7.964 |
7.964 |
||
– |
UWV |
2.200 |
2.367 |
2.363 |
2.361 |
2.338 |
2.338 |
2.338 |
|
Bijdrage aan medeoverheden |
360.709 |
361.550 |
361.750 |
351.750 |
331.750 |
321.750 |
311.750 |
||
– |
Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid |
261.009 |
261.750 |
261.750 |
351.7501 |
331.7501 |
321.7501 |
311.7501 |
|
– |
Convenant G37 |
95.000 |
95.000 |
95.000 |
|||||
– |
Ondersteuning G86 |
4.700 |
4.800 |
5.0001 |
|||||
Bijdrage aan sociale fondsen |
0 |
23 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
||
– |
Brede Scholen |
0 |
23 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
|
Ontvangsten |
18.171 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
Dit bedrag is inclusief een budget van € 0,3 miljoen voor de implementatie van de kwaliteitsverbetering VVE
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 1 is in 2016 99,4 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: Het beschikbare budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de lumpsum bekostiging aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
Subsidies: Het beschikbare budget in 2016 is voor 65,3 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en wordt ingezet voor beleidsprioriteiten van het kabinet, waaronder digitalisering van het onderwijs, pesten en de herijking van het curriculum (Onderwijs2032). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten: Het beschikbare budget in 2016 is voor 28,5 procent juridisch verplicht. Het gaat hierbij onder andere om de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en betreft beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder projecten in het kader van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.
Bijdrage aan agentschappen: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om bijdragen aan het Vervangings- en Participatiefonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben verplicht.
Bijdrage aan medeoverheden: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de specifieke uitkering betrekking heeft.
Bijdrage aan sociale fondsen: Het beschikbare budget in 2016 is voor 0 procent juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en de VNG. Deze bijdrage wordt door VWS jaarlijks overgeboekt naar het Gemeentefonds.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele kosten en materiële instandhouding. Deze bekostiging is grotendeels gebaseerd op het aantal leerlingen en de gemiddelde leeftijd van leraren. Daarnaast wordt via de groeibekostiging en de directie- en de kleinescholentoeslag rekening gehouden met de groei en grootte van de school. Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de directietoeslag circa € 200 miljoen en met de kleinescholentoeslag circa € 125 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid waar in totaal circa € 300 miljoen mee is gemoeid. Dit betreft de «gewichtenregeling» en de «impulsregeling».
In onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao). Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsverbanden po en vo en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van «passend onderwijs» besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.
De tabel laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden verdeeld.
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|
Lichte ondersteuning – swv-en po en sbao |
360 |
355 |
355 |
350 |
350 |
Zware ondersteuning – Clusters 1 en 2 |
230 |
230 |
230 |
230 |
230 |
Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs |
525 |
525 |
525 |
525 |
525 |
Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1 |
535 |
535 |
535 |
535 |
535 |
Totaal ondersteuningsmiddelen artikel 1 |
1.650 |
1.645 |
1.645 |
1.640 |
1.640 |
Samenwerkingsverbanden vo is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.
Bekostiging Caribisch Nederland
Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Prestatiebox
Voor het realiseren van de afspraken in het bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en digitalisering, de brede aanpak onderwijsverbetering, professionalisering van scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. Deze middelen komen daarnaast ook ten goede aan de afspraken die zijn gemaakt in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».
Aanvullende bekostiging
Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De aanvullende bekostiging voor 2016 bestaat uit de kosten voor tweetalig onderwijs en de pilot peuters. Het budget voor georganiseerd overleg- en vakbondsfaciliteiten werd in 2015 nog als aanvullende bekostiging verstrekt. Vanaf 2016 wordt dit budget aan de reguliere bekostiging toegevoegd.
Subsidies
Om verschillende beleidsdoelstellingen te behalen, worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland, en de subsidies voor «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»). Daarnaast wordt voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs subsidie verstrekt. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat deze leerlingen met goed gevolg onderwijs (van basis- tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. Voor de implementatie van het Bestuursakkoord primair onderwijs worden middelen verstrekt ten behoeve van een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering en voor het project «Beter en slimmer leren met ict».
Opdrachten
Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor begrotingsartikel 1.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangings- en Participatiefonds vergoeden worden gedekt uit de premies die schoolbesturen afdragen. Daarnaast ontvangt de stichting Vervangingsfonds middelen voor het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte)verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector primair onderwijs. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.
Bijdrage aan medeoverheden
Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.
Bijdrage aan sociale fondsen
Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Ontvangende partij(en) |
|||||||
Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten is op 1-10-2009 groter dan 0). |
361,6 |
361,8 |
351,8 |
331,8 |
321,8 |
311,8 |
||
Korte omschrijving uitkering |
||||||||
a) |
Onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 (op basis van de Wet Oké). Besluit van 23.08.2010: € 261 miljoen voor gemeenten met onderwijsachterstands-leerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente). |
|||||||
b) |
Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 28.11.2011: € 70 miljoen voor de G37 in 2012; vanaf 2013: € 95 miljoen. |
|||||||
c) |
Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 30.10.2013: € 4,7 miljoen voor G86 vanaf 2013 en de verlenging van de periode tot en met 2015. |
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een voorgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.
Financieren:
De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren:
De Minister stimuleert specifieke onderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren:
De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/indicator |
Basiswaarde (jaartal) |
Tussenwaarde1 (jaartal) |
Streefwaarde (jaartal) |
Bron2 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt |
||||||
a) |
Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd |
||||||
• |
Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest3 |
56% (2014) |
41% (2016) |
25% (2018) |
SA |
||
• |
Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s |
Nog in ontwikkeling4 |
100% (2018) |
SA |
|||
• |
Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod5 |
Nog in ontwikkeling |
0% (2020) |
SA |
|||
b) |
Vergroten studiesucces |
||||||
• |
Aandeel zittenblijvers |
5,9%6 (2013) |
4,7% (2017) |
3,9% (2020) |
SA |
||
2 |
Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat |
||||||
a) |
Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders |
||||||
• |
Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren7 |
84,1 (2013) |
96% (2016) |
100% (2017) |
SA |
||
• |
Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding8 |
vo |
33% (2013) |
40% (2017) |
50% (2020) |
SA, LA |
|
Bovenbouw vwo9 |
53% (2013) |
Hoger (2017) |
80–85% (2020) |
SA, LA |
|||
• |
Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst |
betreft alle leraren 74% (2013) |
86% (2017) |
Betreft de leraren met tenminste 3 jaar werkervaring 100% (2020) |
SA, LA |
||
• |
Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst |
Betreft alle leraren 32% (2013) |
40% (2017) |
Betreft de leraren met ruime ervaring 100% (2020) |
SA, LA |
||
b) |
Verbetercultuur |
||||||
• |
Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review |
63% (2014) |
81% (2017) |
100% (2020) |
LA, T |
||
• |
Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister (po/vo/mbo) |
7,9% (2014) |
20% (2016) |
100% (2017) |
SA, LA, T |
||
c) |
Veilig leerklimaat |
||||||
• |
Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt |
93% (2012) |
Stabiel of hoger (2017) |
Stabiel of hoger (2020)10 |
T |
||
3 |
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties |
||||||
• |
Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld |
94% (2014) |
Hoger (2016) |
100% (2017) |
SA, T |
||
• |
Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt |
47%11 (2012–2013) |
77% (2017) |
100% (2020) |
SA |
||
• |
Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert |
Nog in ontwikkeling12 |
100% (2017–2018) |
SA |
|||
• |
Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert |
Nog in ontwikkeling12 |
100% (2017–2018) |
SA |
|||
• |
Aantal voortijdig schoolverlaters (vo/mbo) |
41.800 (2009) |
25.000 (2014/2015) |
25.000 (2015/2016) |
|||
4 |
Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren |
||||||
• |
Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek |
23% (2012) |
28% (2016) |
30% (2017) |
De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).
SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.
De indicator «Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs» is gewijzigd. Deze indicator en streefwaarde sluit beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.
Het voorheen genoemde percentage van 68 procent wordt niet meer gehanteerd. Dit percentage was het resultaat van een meting onder scholen gericht op het aanbod voor hoogbegaafde – en excellente leerlingen in het VWO; het beleid uit het (oude) bestuursakkoord VO. Het toptalentenbeleid, zoals opgenomen in het sectorakkoord po en vo, is verbreed.
Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.
De basiswaarde (5,9 procent) is gecorrigeerd i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde 3,9 procent geworden.
Om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting, is de indicator aangepast. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.
De streefwaarde is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015 om een realistischer beeld te geven i.v.m. haalbaarheid van de doelstelling.
Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).
De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013-2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Totaal aantal ingeschreven leerlingen1 Nader te verdelen in: |
956.600 |
959.300 |
953.400 |
940.400 |
924.100 |
906.000 |
891.200 |
|
• |
Vmbo, excl. lwoo (excl. «groen onderwijs») |
324.400 |
325.500 |
322.100 |
315.200 |
306.800 |
297.800 |
291.200 |
|
• |
Lwoo (excl. «groen onderwijs») |
90.400 |
88.400 |
86.100 |
83.500 |
81.800 |
80.200 |
79.300 |
|
• |
Havo |
252.700 |
254.200 |
253.700 |
251.800 |
248.700 |
245.000 |
241.600 |
|
• |
Vwo |
254.000 |
255.900 |
256.500 |
255.500 |
253.400 |
250.500 |
247.600 |
|
• |
Pro |
28.900 |
29.000 |
28.600 |
27.900 |
26.900 |
26.000 |
25.100 |
|
• |
Vavo |
6.200 |
6.300 |
6.400 |
6.500 |
6.500 |
6.500 |
6.400 |
|
2. |
Uitgaven per leerling (x €)2 |
7.682 |
7.889 |
7.863 |
7.913 |
7.991 |
8.037 |
8.082 |
|
3. |
Totaal aantal scholen |
643 |
643 |
643 |
643 |
643 |
643 |
643 |
|
4. |
Gemiddeld aantal leerlingen per school |
1.488 |
1.492 |
1.483 |
1.463 |
1.437 |
1.409 |
1.386 |
op de teldatum. Ten behoeve van de nadere verdeling in de diverse schoolsoorten zijn de leerlingen uit de brugklassen toebedeeld.
Bron: DUO
De totale uitgaven uit tabel 3.3, exclusief de bijdragen aan baten-lastendiensten (DUO) en ontvangsten, gedeeld door het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.
Beleidswijzigingen
De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van het voortgezet onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda.
Het in 2014 gesloten sectorakkoord voortgezet onderwijs heeft als hoofddoel te komen tot professionele scholen, die zich voortdurend verbeteren en werken aan uitdagend onderwijs afgestemd op de behoefte van de leerling. Veel scholen zijn in het schooljaar 2014/2015 aan de slag gegaan met de doelstellingen uit het akkoord en scholen zullen zich in 2016 verder inspannen voor de gestelde doelen. Bijvoorbeeld dat leerlingen meer worden uitgedaagd en minder blijven zitten, dat steeds meer scholen aantoonbaar opbrengstgericht werken en dat het aantal masteropgeleide docenten toeneemt. In oktober 2015 verschijnt de eerste voortgangsrapportage.
In 2016 lopen de middelen uit de regeling Prestatiebox VO, zoals vastgelegd in het sectorakkoord VO, op naar ruim € 201 miljoen.
Om zittenblijven te voorkomen, is er structureel € 9 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is en wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. In 2015 was deze subsidie beschikbaar voor zomerscholen. Door leerlingen die dreigen te blijven zitten in de gelegenheid te stellen om gedurende de zomervakantie «bij te spijkeren», hoeft een deel van die leerlingen niet een heel jaar over te doen. Voor 2016 wordt weer een subsidieregeling gepubliceerd, waarmee naast zomerscholen ook vergelijkbare voorzieningen in andere vakanties (voorjaars- of meivakantie) bekostigd kunnen worden om zittenblijven te voorkomen. Daarna zal bezien worden of het beschikbare bedrag vanaf 2017 kan worden bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
7.486.937 |
7.720.600 |
7.579.547 |
7.542.207 |
7.450.629 |
7.465.553 |
7.349.007 |
||
Waarvan garantieverplichtingen |
39.139 |
2.850 |
|||||||
Totale uitgaven |
7.315.883 |
7.578.227 |
7.574.452 |
7.571.832 |
7.541.214 |
7.453.203 |
7.349.007 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,9% |
||||||||
Bekostiging |
7.157.951 |
7.409.386 |
7.445.589 |
7.459.222 |
7.431.590 |
7.343.000 |
7.238.699 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
6.855.763 |
7.090.630 |
7.084.338 |
7.072.442 |
7.042.778 |
6.954.157 |
6.849.842 |
|
– |
Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum |
6.276.935 |
6.492.131 |
6.473.351 |
6.464.514 |
6.441.689 |
6.361.674 |
6.266.901 |
|
– |
Bekostiging lichte ondersteuning |
566.334 |
582.398 |
598.566 |
595.456 |
588.603 |
580.011 |
570.469 |
|
– |
Bekostiging Caribisch Nederland |
12.494 |
16.101 |
12.421 |
12.472 |
12.486 |
12.472 |
12.472 |
|
• |
Prestatiebox |
149.854 |
175.900 |
201.295 |
226.824 |
228.856 |
228.887 |
228.901 |
|
– |
Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs |
149.854 |
175.900 |
201.295 |
226.824 |
228.856 |
228.887 |
228.901 |
|
• |
Aanvullende bekostiging |
152.334 |
142.856 |
159.956 |
159.956 |
159.956 |
159.956 |
159.956 |
|
– |
Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het VO |
48.425 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 |
18.600 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs) |
3.505 |
3.200 |
3.200 |
3.200 |
3.200 |
3.200 |
3.200 |
|
– |
Regeling leerplusarrangement, nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen |
80.382 |
78.020 |
78.020 |
78.020 |
78.020 |
78.020 |
78.020 |
|
– |
Regeling visueel gehandicapten |
1.300 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo |
122 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|
– |
Regeling functiemix VO Randstadregio's |
0 |
61.386 |
61.386 |
61.386 |
61.386 |
61.386 |
61.386 |
|
– |
Convenanten met RMC-regio's |
0 |
0 |
17.100 |
17.100 |
17.100 |
17.100 |
17.100 |
|
Subsidies |
51.025 |
71.187 |
54.590 |
39.507 |
38.911 |
39.532 |
39.639 |
||
– |
Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, MBO |
17.500 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
|
– |
ICT-projecten |
1.390 |
1.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Beter presteren (Scholen aan Zet en Platform Beta en Techniek) |
0 |
2.600 |
3.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Onderwijs Bewijs |
1.468 |
1.176 |
474 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Regionale verwijzingscommissies VO1 |
6.866 |
6.985 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Pilots zomerscholen2 |
0 |
9.000 |
9.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Overige projecten |
23.801 |
38.426 |
30.116 |
27.507 |
26.911 |
27.532 |
27.639 |
|
Opdrachten |
2.513 |
1.888 |
1.788 |
2.070 |
2.381 |
2.347 |
2.353 |
||
– |
In- en uitbesteding |
2.513 |
1.888 |
1.788 |
2.070 |
2.381 |
2.347 |
2.353 |
|
Bijdragen aan agentschappen |
37.072 |
30.339 |
27.241 |
25.877 |
25.084 |
25.078 |
25.070 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
37.072 |
30.339 |
27.241 |
25.877 |
25.084 |
25.078 |
25.070 |
|
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
67.126 |
65.189 |
45.006 |
44.908 |
43.000 |
42.998 |
42.998 |
||
– |
ZBO: College voor Toetsen en Examens |
10.785 |
9.892 |
5.084 |
3.965 |
3.965 |
3.965 |
3.965 |
|
– |
SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/MBO (incl. examens) |
56.341 |
55.297 |
39.922 |
40.943 |
39.035 |
39.033 |
39.033 |
|
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties |
196 |
238 |
238 |
248 |
248 |
248 |
248 |
||
– |
GRAZ (ECML) en PISA |
196 |
238 |
238 |
248 |
248 |
248 |
248 |
|
Ontvangsten |
8.588 |
1.361 |
4.661 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies is per 1-1-2016 overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».
Dit bedrag wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. Daarna zal worden bezien of het beschikbare budget vanaf 2017 wordt bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 3 is voor 2016 99,9 procent juridisch verplicht.
Bekostiging:
Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de wet voor voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
Subsidies:
Van het beschikbare budget is in 2016 90 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten:
Van het beschikbare budget is in 2016 ruim 85 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht, bijvoorbeeld voor communicatie over wetswijzigingen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht
Bijdrage aan agentschappen:
Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s:
Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het College voor Toetsen en Examens en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Op basis van overeenkomsten worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties:
Van het beschikbare budget in 2015 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de eerdergenoemde internationale organisaties.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum
Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen en de schoolsoort.
Bekostiging lichte ondersteuning
Met de landelijke budgettering van lwoo/pro is vanaf 2014 het bedrag per leerling lwoo/pro gesplitst in een deel basisbekostiging en een deel bekostiging lichte ondersteuning. In deze bekostiging lichte ondersteuning is ook begrepen het budget voor het regionaal zorgbudget.
Bekostiging Caribisch Nederland
Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Prestatiebox
Met ingang van 1 januari 2015 is de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs financieel en inhoudelijk aangepast op basis van het eerdergenoemde Sectorakkoord.
Het bedrag voor 2016 bedraagt ruim € 201 miljoen, een verhoging ten opzichte van 2015 met zo’n € 25 miljoen. Deze verhoging heeft met name betrekking op meer inzet op het bieden van uitdagend onderwijs voor elke leerling en op meer en beter gekwalificeerde masteropgeleide leraren, zoals in het sectorakkoord is afgesproken.
Het budget voor de prestatiebox betreft ruim 2,8 procent van de totale (hoofd)bekostiging.
Aanvullende bekostiging
Leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen
De regeling «leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen» bestaat uit drie onderdelen:
Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.
Nieuwkomers: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelingenwet 2000.
Eerste opvang vreemdelingen: dit onderdeel van de regeling kent twee peildata, namelijk 1 april en 1 oktober. De aanvullende bekostiging is bestemd voor vreemdelingen die op een van de twee peildata als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven en die korter dan één jaar in Nederland verblijven.
Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)
De beleidsregel IGVO geeft aan op welke wijze scholen een aanvraag kunnen doen voor erkenning en bekostiging van een opleiding voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs, hoe dat onderwijs moet worden ingericht en op welke wijze de Minister dit onderwijs bekostigt. De financiële middelen bij deze regeling betreffen de toeslag die scholen per leerling per jaar ontvangen. Daarnaast worden leerlingen IGVO bekostigd als havo- en vwo leerlingen conform het bekostigingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs.
Functiemix vo Randstadregio’s
Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het aktieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de functiemix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.
Convenanten met RMC-regio’s
In het Regeerakkoord «Bruggen slaan» is afgesproken het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25.000 in 2016. Om deze doelstelling te realiseren, zijn in 2012 meerjarige prestatiegerichte convenanten afgesloten voor de periode 2012–2015. De partners van deze convenanten zijn scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs, de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s en het rijk. Op basis van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en de Regeling prestatiebox ontvangen de onderwijsinstellingen een vaste vergoeding en een (variabele) prestatiesubsidie. De variabele vergoeding wordt per jaar vastgesteld aan de hand van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Toekenning vindt plaats als één of meer procentuele vsv-normen is behaald.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 10: Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet, voor het programma «School aan Zet», voor het stimuleringsprogramma van het Platform Bèta en Techniek en voor de pilots zomerscholen.
Stichting Kennisnet ondersteunt onderwijsinstellingen bij het benutten van ICT. «School aan Zet» is een programma dat ondersteuning biedt aan besturen en scholen in het voortgezet onderwijs bij de implementatie van de door OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten. Met het stimuleringsprogramma 2012–2015 van het Platform Bèta en Techniek wordt verder geïnvesteerd in het vergroten van de aandacht voor bètatechniek in onder andere het voortgezet onderwijs. Onderdeel hiervan zijn de programma’s uit het «Techniekpact», met als doel om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren via een betere samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven.
Opdrachten
Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken. Bijvoorbeeld de monitor sociale veiligheid en de monitor experiment regelluwe scholen.
Bijdrage aan agentschappen
Dienst Uitvoering Onderwijs
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
ZBO: College voor Toetsen en Examens
Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, de volwasseneneducatie, de staatsexamens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Het CvTE is verantwoordelijk voor de invoering van de digitale examens en de verwachte diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast is het CvTE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.
SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. Ze ontvangen samen bijna € 40 miljoen voor toets- en examenontwikkeling (incl. diagnostische tussentijdse toets) en normering alsmede leerplanontwikkeling.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Lanquages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA.
Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.
De internationale bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA project, waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde lezen en «science».
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een middelbaar onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele deelnemers en bij de behoeftes van de maatschappij. De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.
Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, kwaliteitsafspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/indicator |
Sector |
Basiswaarde (jaartal) |
Tussenwaarde1 (jaartal) |
Streefwaarde (jaartal) |
Art.nr. |
Bron2 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt |
||||||||
a) |
Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd |
||||||||
• |
Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt |
mbo |
34% (2010–2011) |
36% (2013/2014) |
Verbetering |
4 |
C |
||
b) |
Vergroten studiesucces |
||||||||
• |
Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau |
mbo |
(2008) |
(2013/2014) |
(2020) |
4 |
|||
Niveau 1: 66% |
79% |
Hoger |
|||||||
Niveau 2: 62% |
73% |
Hoger |
|||||||
Niveau 3: 63% |
72% |
Hoger |
|||||||
Niveau 4: 65% |
74% |
Hoger |
|||||||
Totaal: 64% |
73% |
Hoger |
|||||||
2 |
Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat |
||||||||
• |
Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister |
po/vo/mbo |
7.9% (2014) |
20% (2016) |
100% (2017) |
1, 3 en 4 |
SA, LA, T |
||
3 |
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties |
||||||||
• |
Aantal voortijdig schoolverlaters |
vo/mbo |
41.800 (2009) |
25.000 (2014/2015) |
25.000 (2015/2016) |
3 en 4 |
|||
• |
Studenten-tevredenheid |
mbo |
(Rapportcijfer 2014) |
(2016) |
(2020) |
4 |
C |
||
– |
Opleiding |
7,0 |
7,2 |
7,5 |
|||||
– |
Instelling |
6,5 |
6,7 |
7,0 |
|||||
(% tevreden over school en studie)3 2014: 49% |
51% (2016) |
55% (2020) |
|||||||
hbo: 65,6% |
hbo: 69,9% |
||||||||
wo: 80,1% |
wo: 81,4% |
||||||||
4 |
Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren |
||||||||
• |
Aandeel mbo-studenten techniek |
mbo |
25% (2012) |
27,4% (2014) |
30% (2016) |
4 |
|||
• |
Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren) |
mbo/ho |
16,6% (2010) |
17,4% (2013) |
20% (2020) |
4 en 6/7 |
T |
||
• |
Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt |
mbo |
80% (2012) |
79% (2013) |
Hoger |
4 |
T |
De opgenoemen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).
SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister en Staatssecretaris, C = Opgenomen in vreband met consistentie.
Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging, vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.
Indicator |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs», vavo) |
449.600 |
450.000 |
448.600 |
449.100 |
448.700 |
445.500 |
Bol |
354.900 |
352.200 |
351.300 |
351.800 |
351.800 |
350.900 |
|
bbl |
94.700 |
97.800 |
97.300 |
97.300 |
96.800 |
94.600 |
|
dt-bol |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
vavo |
8.200 |
8.400 |
8.400 |
8.300 |
8.000 |
6.700 |
|
Bron: OCW-Referentieraming 2015 |
|||||||
2. |
Onderwijsuitgaven per mbo-student (x € 1.00)1 . |
8,0 |
7,9 |
7,9 |
7,9 |
7,9 |
7,9 |
De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2015
Beleidswijzigingen
Voor de voorgenomen maatregelen wordt verwezen naar de beleidsagenda hiervoor. De voorstellen zijn een verdere verdieping en verbreding van de ingezette koers en geven een impuls aan kwaliteitsverbetering van de mbo-opleidingen. Door verschillende trends zal de dynamiek op de arbeidsmark steeds groter worden en het mbo zal responsiever moeten worden om deze veranderingen een plek te kunnen geven in het onderwijs.
Ook zal 2016 het jaar zijn waarin de herziene kwalificatiestructuur verplicht in werking treedt en de keuzedelen een plek krijgen in het mbo. Zo kan de inhoud van het mbo-onderwijs sneller inspelen op veranderingen binnen het bedrijfsleven en in de samenleving. Per augustus 2015 heeft de stichting Samenwerking beroepsonderwijs en bedrijfsleven (SBB) de taken ten aanzien van de kwalificatiestructuur en beroepspraktijkvorming die zijn overgeheveld van de kenniscentra overgenomen. Zo wordt de organisatie van de kwalificatiestructuur en beroepspraktijkvorming gestroomlijnd. Dit is noodzakelijk om vernieuwingen in het beroepsonderwijs mogelijk te maken.
2016 zal ook het jaar worden waarin vervolgstappen worden gezet om het onderwijs responsiever te maken voor de veranderende arbeidsmarkt en tegelijkertijd herkenbaar voor studenten en het bedrijfsleven.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
3.898.698 |
4.115.057 |
4.026.058 |
4.058.428 |
4.010.137 |
3.990.053 |
3.945.374 |
||
Waarvan garantieverplichtingen |
25.160 |
18.830 |
|||||||
Totale uitgaven |
3.757.009 |
4.086.757 |
4.064.713 |
4.024.329 |
4.053.148 |
4.009.856 |
3.986.080 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,7% |
||||||||
Bekostiging |
3.404.283 |
3.677.623 |
3.618.097 |
3.583.173 |
3.637.117 |
3.606.606 |
3.595.343 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
3.166.278 |
3.312.976 |
3.173.954 |
3.125.737 |
3.164.439 |
3.141.173 |
3.136.954 |
|
– |
Bekostiging roc's/overige regelingen |
2.995.643 |
3.198.238 |
3.107.548 |
3.059.317 |
3.098.019 |
3.074.753 |
3.070.534 |
|
– |
Bekostiging kbb's |
108.001 |
46.134 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Bekostiging Caribisch Nederland |
4.313 |
9.070 |
6.872 |
6.886 |
6.886 |
6.886 |
6.886 |
|
– |
Bekostiging vavo |
58.321 |
59.534 |
59.534 |
59.534 |
59.534 |
59.534 |
59.534 |
|
• |
Kwaliteitsafspraken |
31.845 |
228.100 |
319.900 |
322.900 |
322.900 |
322.900 |
322.900 |
|
– |
Investeringsbudget |
4.100 |
191.600 |
184.000 |
187.000 |
187.000 |
187.000 |
187.000 |
|
– |
Resultaatsafhankelijk budget |
27.745 |
36.500 |
135.900 |
135.900 |
135.900 |
135.900 |
135.900 |
|
• |
Aanvullende bekostiging |
206.160 |
136.547 |
124.243 |
134.536 |
149.778 |
142.533 |
135.489 |
|
– |
Schoolmaatschappelijk werk in het mbo |
13.922 |
13.944 |
15.000 |
15.000 |
15.000 |
15.000 |
15.000 |
|
– |
Regionaal Investeringsfonds |
3.575 |
14.760 |
18.410 |
23.410 |
43.945 |
36.700 |
29.656 |
|
– |
Salarismix Randstadregio's |
41.114 |
41.120 |
41.283 |
41.283 |
41.283 |
41.283 |
41.283 |
|
– |
Plusvoorzieningen overbelaste jongeren |
30.408 |
30.400 |
30.400 |
30.400 |
30.400 |
30.400 |
30.400 |
|
– |
Programmagelden regio's |
19.458 |
19.258 |
19.150 |
24.443 |
19.150 |
19.150 |
19.150 |
|
– |
Convenanten met RMC-regio's |
16.329 |
17.065 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Taal en Rekenen |
52.600 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Leerlinggebonden financiering (LGF) |
18.529 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
School-ex 2.0 |
10.115 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo 2 |
110 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Subsidies |
238.592 |
256.180 |
252.140 |
250.658 |
227.641 |
216.072 |
216.064 |
||
– |
Subsidieregeling praktijkleren |
197.055 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
|
– |
Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met taal |
3.715 |
4.000 |
11.300 |
10.750 |
10.200 |
7.000 |
7.000 |
|
– |
Pilots laaggeletterdheid |
5.000 |
5.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Loopbaanoriëntatie |
700 |
2.100 |
1.300 |
1.300 |
1.300 |
1.300 |
1.300 |
|
– |
ROC Leiden |
0 |
0 |
20.000 |
20.000 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Sectorplan mbo-hbo techniek |
0 |
0 |
1.800 |
1.300 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Netwerkscholen |
3.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Overige subsidies |
28.622 |
38.580 |
11.240 |
10.808 |
9.641 |
1.272 |
1.264 |
|
Opdrachten |
6.556 |
4.312 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
||
– |
In- en uitbesteding |
1.509 |
4.312 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
|
– |
Caribisch Nederland1 |
5.047 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdrage aan agentschappen |
19.123 |
22.635 |
19.699 |
18.893 |
17.269 |
17.266 |
17.261 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
19.123 |
18.369 |
17.199 |
16.393 |
14.769 |
14.766 |
14.761 |
|
– |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland |
0 |
4.266 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
|
Bijdrage aan ZBO's/RWT's |
45 |
22.514 |
63.251 |
63.866 |
63.666 |
63.466 |
63.466 |
||
– |
College voor Toetsen en Examens |
45 |
551 |
4.365 |
4.365 |
4.365 |
4.365 |
4.365 |
|
– |
Wet SLOA |
0 |
2.706 |
9.588 |
10.303 |
10.303 |
10.303 |
10.303 |
|
– |
SBB |
0 |
19.257 |
49.298 |
49.198 |
48.998 |
48.798 |
48.798 |
|
Bijdrage aan medeoverheden |
34.526 |
103.493 |
109.215 |
105.428 |
105.144 |
104.135 |
91.635 |
||
– |
RMC's |
32.200 |
32.550 |
32.550 |
32.550 |
32.550 |
32.550 |
32.550 |
|
– |
Educatie |
0 |
56.234 |
56.234 |
56.234 |
56.234 |
56.234 |
56.234 |
|
– |
Caribisch Nederland1 |
2.326 |
14.709 |
20.431 |
16.644 |
16.360 |
15.351 |
2.851 |
|
Bijdrage aan sociale fondsen |
53.884 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
Participatiebudget |
53.884 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Ontvangsten |
8.038 |
6.500 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
Dit is inclusief verbetermiddelen Caribisch Nederland. Zie overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland van het BES-fonds.
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 4 is in 2016 99,7 procent juridisch verplicht.
Bekostiging
Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland). In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging via regelingen wordt berekend.
Subsidies
Van het beschikbare budget is in 2016 95 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten
Van het beschikbare budget is in 2016 75 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.
Bijdragen aan baten/lastendienst
Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdragen aan medeoverheden
De middelen voor Caribisch Nederland voor 2016 zijn voor 95 procent verplicht. Het gaat om incidentele investeringen en voorzieningen in Caribisch Nederland die (nog) niet uit de lumpsum bekostigd kunnen worden. De rest van de middelen die onder medeoverheden vallen zijn voor 100 procent verplicht in 2016.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Het budget voor 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken van SBB en de ontwikkeling van centrale examinering taal en rekenen door Cito en het College voor Examens.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Hoofdbekostiging
Bekostiging roc’s en vakinstellingen
De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In deze wet is een aantal maatregelen uit het actieplan «Focus op vakmanschap» opgenomen. Deze maatregelen zijn per 1-8-2014 in werking getreden (Stb 2013, 288). Ook is de basis gelegd voor aanpassing in van het bekostigingsmodel. Deze aanpassingen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit WEB (Stb 2014, 142). De nieuwe bekostigingssystematiek is voor het eerst toegepast voor het bekostigingsjaar 2015. Het landelijk budget dat beschikbaar is voor het beroepsonderwijs wordt verdeeld in een budget voor entreeopleidingen en een budget voor de niveaus 2 t/m 4. Voor de entreeopleidingen wordt het budget verdeeld over de instellingen naar rato van het aantal ingeschreven studenten. Voor de niveaus 2 t/m 4 naar rato van het aantal ingeschreven studenten en het aantal afgegeven diploma’s van elke instelling. De mate waarop een student meetelt, is afhankelijk van de leerweg (bol of bbl), de opleiding (c.q. prijsfactor van de opleiding) en het aantal verblijfsjaren in het mbo. De mate waarop een diploma meetelt is afhankelijk van het niveau en of de student al eerder een mbo-diploma heeft behaald. Voor de jaren 2015 tot en met 2018 is nog voorzien in een overgangsbekostiging om te zorgen voor een geleidelijke overgang naar het nieuwe bekostigingsmodel.
Bekostiging Caribisch Nederland
In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangeboden. Op de bovenwindse eilanden wordt alleen een beperkt aantal opleidingen op niveau 1 en 2 aangeboden. Op Bonaire worden op alle mbo-niveaus (1–4) opleidingen aangeboden. Deze middelen zijn bedoeld om de instellingen in Caribisch Nederland via lumpsumbekostiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen.
Bekostiging vavo
Sinds 1 januari 2013 wordt het vavo rechtstreeks door OCW bekostigd. In 2013 en 2014 op basis van de overgangsbekostiging. Vanaf het bekostigingsjaar 2015 wordt het nieuwe bekostigingsmodel toegepast (Stb 2014, 148). Voor de verdeling van de beschikbare middelen wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken dat door studenten met een voldoende is afgesloten en het aantal afgegeven diploma’s. Voor de jaren 2015 en 2016 is nog voorzien in een overgangstraject om te zorgen voor een geleidelijke overgang naar het nieuwe model.
Prestatiebox
Kwaliteitsafspraken
Vanaf 2015 worden integrale kwaliteitsafspraken gemaakt met instellingen. De kwaliteitsafspraken bestaan uit drie delen:
Per 2015 is de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken in werking getreden, die betrekking heeft op kwalitatieve afspraken waarbij mbo-instellingen hun verbeterambities ten aanzien van de onderwijskwaliteit formuleren in een kwaliteitsplan. De volgende thema’s staan hierbij centraal: professionele ontwikkeling van het onderwijzend personeel (waaronder examenfunctionarissen), taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, excellent vakmanschap, vsv en kwetsbare jongeren en studiewaarde. Het integrale kwaliteitsplan en de maatregelen die daarin opgenomen zijn, staan in dienst van de opgave van het mbo: de drievoudige kwalificering, nodig voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en een goede aansluiting op het hoger beroepsonderwijs. Aan de instellingen wordt voor de kwalitatieve afspraken een investeringsbudget beschikbaar gesteld. Daartoe zijn een aantal bestaande regelingen gebundeld.
Naast een resultaatafhankelijke beloning voor voortijdig schoolverlaten worden vanaf 2016 mbo-instellingen die goede resultaten laten zien op het gebied van studiewaarde beloond. OCW ontwikkelt in samenwerking met de MBO Raad en het georganiseerd bedrijfsleven (beide vertegenwoordigd in de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) een valide indicator voor de kwaliteit van de bpv die een rechtmatige bekostiging toelaat vanaf 2017.
Via www.kwaliteitsafsprakenmbo.nl worden per instelling de (kwantitatieve) resultaten transparant gemaakt.
Aanvullende bekostiging
Schoolmaatschappelijk werk in het mbo
Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan het mbo-veld ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen instellingen voor de studenten, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze student verkleind.
Regionaal investeringsfonds mbo
Met het Regionaal investeringsfonds mbo, onderdeel van het Techniekpact, zal in de periode 2014 tot en met 2017 € 100 miljoen beschikbaar worden gesteld voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Mbo-instellingen, bedrijfsleven en bijvoorbeeld regionale overheden kunnen samen een aanvraag indienen. Die aanvraag moet bijdragen aan een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten bedrijfsleven en, bij voorkeur, regionale overheden in de desbetreffende regio de subsidie aanvullen met een financiële bijdrage.
Salarismix mbo Randstadregio’s
Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het actieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.
Plusvoorziening/Programmagelden regio’s
Op grond van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten ontvangt iedere RMC-regio middelen voor een regionaal programma vsv met als doel het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten is een bundeling van de voormalige vsv-onderwijsprogramma’s en de subsidie Plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).
Subsidieregeling praktijkleren
De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen en is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding in de praktijk van de leerling/student.
De regeling wordt vooral gericht op de groep jongeren in een kwetsbare positie waar bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid een groot probleem is, studenten die een opleiding volgen in sectoren waarin knelpunten in de personele voorziening worden verwacht en wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor onze kenniseconomie.
Actieplan Tel mee met Taal
Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid wordt in 2016 € 7 miljoen beschikbaar gesteld als bijdrage aan het actieplan «Tel mee met Taal 2016–2018» dat door de ministeries van OCW, SZW en VWS wordt uitgevoerd en gefinancierd. Activiteiten in dit kader worden door nader aan te wijzen partijen uitgevoerd. Onderdeel van de bijdrage van € 7 miljoen betreffen de € 5 miljoen die als gevolg van de motie Ypma c.s. structureel zijn toegevoegd aan het budget voor de aanpak van laaggeletterdheid.
Loopbaanoriëntatie (LOB)
LOB gelden worden voornamelijk geïnvesteerd in ondersteuning van mbo-instellingen zodat zij (aanstaande) mbo-studenten beter kunnen begeleiden bij hun studieloopbaan, studiekeuzes en persoonlijke bewustwording en ontwikkeling. Loopbaanoriëntatie moet het risico op uitval en switchgedrag beperken.
ROC Leiden
In het kader van de problematiek rondom ROC Leiden zal in totaal een (maximale) financiële bijdrage van € 40 miljoen beschikbaar gesteld worden. Dit bedrag zal in tranches verstrekt worden en komt uit het macrobudget. De korting, van twee keer € 20 miljoen, zal in 2016 en 2017 plaatsvinden.
Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016
Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek. Hiermee worden de centers of expertise in het hbo en de centra voor innovatief vakmanschap in het mbo gefinancierd (eerste generatie). Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.
Overige projecten
Hieronder vallen posten zoals internationalisering en kwaliteitsbeleid.
Opdrachten
Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Bekostiging SBB
Vanaf 1 augustus 2015 zijn de wettelijke taken van de kenniscentra overgedragen aan de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (ZBO). De SBB ontvangt middelen om de wettelijke taken uit te voeren, waarmee wordt bijdragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werft en accrediteert de SBB leerbedrijven, zorgt voor voldoende praktijkplaatsen en bevordert de kwaliteit van de praktijkplaatsen. De samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie biedt mogelijkheden voor een nieuwe, frisse manier van werken die bijdraagt aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to- date zijn en voldoende, goede stageplaatsen.
College voor Toetsen en Examens
Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een ZBO die verantwoordelijk is voor de examens rekenen en taal in het beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.
Bijdrage aan medeoverheden
Caribisch Nederland
Deze middelen worden ingezet voor het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzieningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch Nederland.
RMC’s
Dit is de bekostiging van de rmc-functie van 39 rmc-regio’s. De rmc-functie heeft tot taak met de vsv’ers van 18 jaar en ouder uit vo en mbo contact te leggen en hen zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school of naar een combinatie van school en werk.
Educatie
Met ingang van 1 januari 2015 wordt het educatiebudget – in elk geval tot en met 2017 – per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de verplichte besteding bij roc’s afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Ontvangende partij(en) |
32,6 |
32,6 |
32,6 |
32,6 |
32,6 |
32,6 |
Gemeenten |
|||||||
Korte omschrijving uitkering |
|||||||
Regionale meld- en coördinatiecentra voortijdig schoolverlaten. De RMC-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige dreigende vsv’ers uit VO en MBO contact te leggen en het zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school en/of werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de RMC- regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag per regio wordt uitgekeerd aan de RMC-contactgemeente van de regio. |
|||||||
Vindplaats regelgeving |
|||||||
Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs |
|||||||
2. |
Ontvangende partij(en) |
56,2 |
56,2 |
56,2 |
56,2 |
56,2 |
56,2 |
Gemeenten |
|||||||
Korte omschrijving uitkering |
|||||||
Sinds 1 januari 2009 maakte het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget, een specifieke uitkering voor gemeenten. Met ingang van 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan de samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de verplichte besteding bij roc’s binnen een aantal jaren afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie. |
|||||||
Vindplaats regelgeving |
|||||||
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.
Financieren: De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.
Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/indicator |
Basiswaarde (jaartal) |
Tussenwaarde (jaartal) |
Streefwaarde (jaartal) |
Bron1 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt |
|||||
a) |
Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd |
|||||
• |
Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs |
2011 |
2014 |
C |
||
hbo: 59% |
hbo: 54% |
hoger |
||||
wo: 69% |
wo: 65% |
hoger |
||||
b) |
Vergroten studiesucces |
|||||
• |
Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar |
2011 |
2014 |
|||
hbo: 65,7% |
hbo: 60,4% |
|||||
wo: 60,9% |
wo: 70,4% |
|||||
• |
Uitval in het eerste jaar |
2011 |
2014 |
T |
||
hbo: 27,9% |
hbo: 29,2% |
|||||
wo: 18,8% |
wo: 17,2% |
|||||
• |
Switchen na het eerste jaar |
2011 |
2014 |
T |
||
hbo: 9,0% |
hbo: 9,2% |
|||||
wo: 9,1% |
wo: 8,8% |
|||||
2 |
Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat |
|||||
a) |
Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders |
2011 |
2013 |
2016 |
||
• |
Aandeel hbo-docenten met een afgeronde master- of PhD-opleiding |
66,2% |
72,2% |
80% |
||
3 |
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties |
|||||
• |
Studenten-tevredenheid |
2011 |
2014 |
|||
hbo: 65,6% |
hbo: 69,9% |
|||||
wo: 80,1% |
wo: 81,4% |
|||||
4 |
Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren |
|||||
• |
Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen |
2012 |
2014 |
2016 |
||
hbo: 18% |
hbo: 18% |
hbo: 19% |
||||
wo: 21% |
wo: 22% |
wo: 22% |
||||
• |
Percentage 25–64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren) |
16,6% (2010) |
17,4% (2013) |
20% (2020) |
T |
|
• |
Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt |
hbo4: 72% (2013) |
hbo4: 72% (2014) |
hoger |
T |
|
wo5: 56% (2011) |
wo5: 57% (2013) |
hoger |
Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Zie verder de brief van 21 april 2015 over de voortgang van de prestatieafspraken.
Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.
Bron: Vereniging Hogescholen, factsheet «Feiten en cijfers: HBO-Monitor 2014». De indicator betreft de antwoord categorieën «voldoende/goede aansluiting op de arbeidsmarkt». De HBO-Monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.
Bron: VSNU, factsheets WO-Monitor 2011 en 2013. De indicator betreft de antwoord categorieën «in sterke/zeer sterke mate». De WO-Monitor wordt eenmaal in de twee jaar uitgevoerd.
(aantallen x 1.000) |
2014/15 |
2015/16 |
2016/17 |
2017/18 |
2018/19 |
2019/20 |
2020/21 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs) |
||||||||
• |
Hbo voltijd bachelor |
385,5 |
387,5 |
392,5 |
397,7 |
401,3 |
404,6 |
407,4 |
|
• |
Hbo voltijd master |
3,3 |
3,4 |
3,4 |
3,4 |
3,4 |
3,5 |
3,5 |
|
• |
Hbo deeltijd bachelor |
38,1 |
34,9 |
32,5 |
30,7 |
29,1 |
27,6 |
26,1 |
|
• |
Hbo deeltijd master |
8,6 |
8,5 |
8,4 |
8,4 |
8,3 |
8,1 |
7,9 |
|
Totaal hbo |
435,4 |
434,3 |
436,8 |
440,2 |
442,1 |
443,8 |
444,9 |
||
• |
Wo voltijd bachelor |
153,0 |
149,4 |
148,1 |
147,9 |
148,8 |
150,9 |
153,3 |
|
• |
Wo voltijd master |
85,9 |
84,7 |
85,2 |
86,0 |
86,5 |
86,6 |
87,0 |
|
• |
Wo deeltijd bachelor |
2,0 |
1,7 |
1,5 |
1,4 |
1,3 |
1,3 |
1,2 |
|
• |
Wo deeltijd master |
3,7 |
3,3 |
3,1 |
2,9 |
2,7 |
2,6 |
2,5 |
|
Totaal wo |
244,6 |
239,1 |
237,9 |
238,2 |
239,4 |
241,3 |
244,0 |
||
Bron: Referentieraming 2015 |
|||||||||
2. |
Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs) |
||||||||
• |
Hbo voltijd bachelor |
52,3 |
52,4 |
52,8 |
52,8 |
52,8 |
53,3 |
53,8 |
|
• |
Hbo voltijd master |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
|
• |
Hbo deeltijd bachelor |
6,9 |
6,4 |
6,0 |
5,7 |
5,5 |
5,3 |
5,1 |
|
• |
Hbo deeltijd master |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,2 |
2,2 |
|
Totaal hbo |
62,6 |
62,3 |
62,3 |
61,9 |
61,7 |
62,0 |
62,3 |
||
• |
Wo voltijd bachelor |
30,3 |
30,5 |
30,6 |
29,9 |
29,6 |
29,7 |
30,1 |
|
• |
Wo voltijd master |
35,3 |
35,0 |
35,0 |
35,1 |
35,2 |
35,3 |
35,3 |
|
• |
Wo deeltijd bachelor |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
|
• |
Wo deeltijd master |
1,1 |
1,0 |
0,9 |
0,9 |
0,9 |
0,8 |
0,8 |
|
Totaal wo |
66,9 |
66,8 |
66,8 |
66,1 |
65,9 |
66,0 |
66,4 |
||
Bron: Referentieraming 2015 |
|||||||||
(bedragen x € 1.000) |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
|||||
3. |
Onderwijsuitgaven per student1 |
||||||||
• |
Hbo |
6,7 |
6,7 |
6,6 |
6,6 |
||||
• |
Wo |
6,7 |
6,7 |
6,7 |
6,6 |
||||
(bedragen x € 1) |
2015/16 |
||||||||
4. |
Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd) |
1.951 |
De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2015 (overeenkomstig tabel 6.2, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren).
Overige indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2013–2014 en in Trends in Beeld.
Beleidswijzigingen
De wijzigingen in het kader van de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel en de prestatieafspraken worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder nog op een aantal specifieke beleidswijzigingen ingegaan.
Strategische agenda
In juli 2015 is de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten» uitgekomen. Deze strategische agenda geeft de koers aan voor het hoger onderwijs voor de komende 10 jaar en staat in het teken van het leveren van een zichtbare impuls in de kwaliteit van het hoger onderwijs en het onderwijsgerelateerd onderzoek met de middelen die voortkomen uit het studievoorschot. Voor de drie thema’s (1) onderwijs van wereldformaat, (2) toegankelijkheid, talentonwikkeling en diversiteit, en (3) verbinding met de samenleving, staan beleidslijnen voor de komende jaren beschreven. In de strategische agenda wordt een aantal bestedingsrichtingen voorgesteld voor de middelen die vanaf 2018 vrijkomen dankzij de invoering van het studievoorschot. Er wordt ingezet op kleinschalig en intensief onderwijs, talentprogramma’s, onderwijs-gerelateerd onderzoek, en studiefaciliteiten en digitalisering. Daarnaast wordt er een aantal landelijke prioriteiten gestimuleerd: onderwijsbeurzenprogramma, onderzoek naar het hoger onderwijs, voorzetting van de regeling Open en Online Onderwijs en experimenteren met regelvrije zones voor onderwijsinnovatie. En er wordt ingezet op het verbeteren van de samenwerking in de regio ten behoeve van een betere doorstroom in het onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt. Vooruitlopend daarop is voor de jaren 2015 t/m 2017 afgesproken met de universiteiten en hogescholen dat zij zelf jaarlijks een voorinvestering doen van € 200 miljoen. In 2016 wordt er een start gemaakt met de uitwerking van de strategische agenda.
Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen
Op grond van het innovatieartikel in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt aan instellingen in het hoger onderwijs experimenteerruimte geboden, gericht op versterking van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het deeltijd hoger onderwijs. Dit gebeurt in een experiment vraagfinanciering en in pilots flexibilisering. Instellingen kunnen zich tot medio oktober 2015 aanmelden voor het experiment met vraagfinanciering en de pilots gericht op flexibilisering. De eerste lichting studenten gaat van start in 2016. In 2016 is voor het experiment en de pilots tezamen € 21,4 miljoen beschikbaar aan additionele middelen.
Internationalisering
Het nieuwe Holland Scholarship is een van de instrumenten om meer Nederlandse studenten naar het buitenland en meer internationale topstudenten naar Nederland te krijgen. Vanaf het collegejaar 2015/2016 zijn er jaarlijks 768 beurzen beschikbaar voor Nederlandse studenten om een deel van hun studie, die ze aan een Nederlandse hogeschool of universiteit volgen, in het buitenland te volgen. Daarnaast zijn er ook 768 beurzen beschikbaar voor internationale studenten die een volledige studie in Nederland willen volgen. Het scholarshipprogramma is een belangrijk instrument in het proces van internationalisering, waarin het verwerven van kennis, vaardigheden en beroepscompetenties, alsook de persoonlijke ontwikkeling en «Bildung» van studenten centraal staan. Het programma draagt eveneens bij aan de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in de wereld. Het programma wordt de komende jaren doorontwikkeld en wil in de toekomst ook andere partijen (zoals het bedrijfsleven) betrekken.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
2.961.392 |
2.855.915 |
2.848.076 |
2.817.116 |
2.821.507 |
2.806.786 |
2.838.628 |
||
Waarvan garantieverplichtingen |
26.789 |
17.383 |
|||||||
Totale uitgaven |
2.732.897 |
2.796.444 |
2.823.794 |
2.839.039 |
2.815.174 |
2.821.817 |
2.838.628 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,99% |
||||||||
Bekostiging |
2.688.138 |
2.741.946 |
2.770.700 |
2.788.403 |
2.763.995 |
2.770.541 |
2.786.556 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
2.518.043 |
2.565.126 |
2.585.882 |
2.595.693 |
2.563.409 |
2.562.168 |
2.573.003 |
|
– |
Onderwijsdeel hbo |
2.445.854 |
2.490.042 |
2.496.001 |
2.510.315 |
2.483.963 |
2.482.716 |
2.494.951 |
|
– |
Deel ontwerp en ontwikkeling |
69.201 |
69.531 |
69.202 |
69.149 |
69.149 |
69.155 |
69.155 |
|
– |
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren) |
4.069 |
19.195 |
14.745 |
10.297 |
10.297 |
8.897 |
||
– |
Bekostiging experimenten open bestel |
2.537 |
|||||||
– |
Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo |
451 |
1.484 |
1.484 |
1.484 |
||||
• |
Prestatiebox |
170.095 |
176.820 |
184.818 |
192.710 |
200.586 |
208.373 |
213.553 |
|
– |
Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering |
170.095 |
176.820 |
184.818 |
192.710 |
200.586 |
208.373 |
213.553 |
|
Subsidies |
752 |
3.619 |
3.044 |
2.153 |
146 |
146 |
146 |
||
– |
Regeling stimulering Bèta/techniek |
2.758 |
2.524 |
1.851 |
|||||
– |
Overig |
752 |
861 |
520 |
302 |
146 |
146 |
146 |
|
Opdrachten |
242 |
265 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
Uitbesteding1 |
242 |
265 |
||||||
Bijdragen aan agentschappen |
17.851 |
17.520 |
15.195 |
12.260 |
11.796 |
11.793 |
11.789 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
17.851 |
17.520 |
15.195 |
12.260 |
11.796 |
11.793 |
11.789 |
|
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
23.616 |
30.894 |
34.855 |
36.223 |
39.237 |
39.337 |
40.137 |
||
– |
NWO: Praktijkgericht onderzoek hbo |
23.616 |
28.510 |
28.510 |
27.510 |
27.510 |
27.510 |
27.510 |
|
– |
NWO: Promotiebeurs voor leraren |
2.384 |
2.869 |
5.504 |
8.638 |
8.738 |
9.538 |
||
– |
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)2 |
3.476 |
3.209 |
3.089 |
3.089 |
3.089 |
|||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties |
2.298 |
2.200 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
Stichting Studiekeuze 1233 |
2.298 |
2.200 |
||||||
Ontvangsten |
2.615 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
Vanaf 2016 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties artikel 7 wo (zie tabel 6.4)
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
4.293.686 |
4.198.381 |
4.142.227 |
4.106.165 |
4.106.380 |
4.094.582 |
4.121.930 |
||
Waarvan garantieverplichtingen |
|||||||||
Totale uitgaven |
4.152.113 |
4.186.589 |
4.160.209 |
4.140.781 |
4.106.366 |
4.105.994 |
4.123.050 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,96% |
||||||||
Bekostiging |
4.115.685 |
4.154.933 |
4.131.818 |
4.114.661 |
4.080.045 |
4.079.756 |
4.096.812 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
3.986.790 |
4.020.150 |
3.990.020 |
3.965.872 |
3.924.274 |
3.917.115 |
3.929.598 |
|
– |
Onderwijsdeel wo |
1.641.970 |
1.663.473 |
1.636.333 |
1.614.750 |
1.571.994 |
1.563.249 |
1.574.187 |
|
– |
Onderzoeksdeel wo |
1.730.563 |
1.738.779 |
1.733.463 |
1.730.499 |
1.730.580 |
1.730.678 |
1.730.678 |
|
– |
Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek |
614.257 |
617.567 |
618.019 |
618.968 |
620.597 |
622.085 |
623.630 |
|
– |
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren) |
331 |
2.205 |
1.655 |
1.103 |
1.103 |
1.103 |
||
• |
Prestatiebox |
128.895 |
134.783 |
141.798 |
148.789 |
155.771 |
162.641 |
167.214 |
|
– |
Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering |
128.895 |
134.783 |
141.798 |
148.789 |
155.771 |
162.641 |
167.214 |
|
Subsidies |
10.067 |
4.973 |
2.930 |
2.822 |
3.023 |
3.140 |
3.140 |
||
– |
Subsidieregeling Sirius programma |
5.443 |
2.407 |
||||||
– |
Subsidieregeling Libertas Noodfonds |
605 |
265 |
||||||
– |
3TU’s samenwerking |
1.500 |
|||||||
– |
Open en online onderwijs |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
||
– |
Overig |
2.519 |
1.301 |
1.930 |
1.822 |
2.023 |
2.140 |
2.140 |
|
Opdrachten |
1.240 |
1.300 |
1.667 |
1.667 |
1.667 |
1.467 |
1.467 |
||
– |
Uitbesteding1 |
1.240 |
1.300 |
1.667 |
1.667 |
1.667 |
1.467 |
1.467 |
|
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
3.769 |
3.836 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)2 |
3.769 |
3.836 |
||||||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties |
21.352 |
21.547 |
23.794 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
||
– |
Organisaties conform tabel 6.53 |
21.352 |
21.547 |
23.794 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
|
Ontvangsten |
10.426 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
Vanaf 2016 inclusief bijdragen aan (inter)nationale organisaties artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)
Budgetflexibiliteit artikel 6
Van het totale budget voor artikel 6 is voor 2016 99,99 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van postinitiële masteropleidingen hbo en die voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen liggen afzonderlijke regelingen ten grondslag.
Subsidies: Het beschikbare budget voor 2016 is voor 91 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling stimulering Bèta/techniek.
Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan NWO voor praktijkgericht onderzoek hbo en de promotiebeurs voor leraren en de bijdrage aan de NVAO. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.
Budgetflexibiliteit artikel 7
Van het totale budget voor artikel 7 is voor 2016 99,96 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen ligt een afzonderlijke regeling ten grondslag.
Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2016 94 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling Open en online onderwijs, de afstudeerregeling en het Instellingsbesluit Reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek.
Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2016 3 procent juridisch verplicht op grond van in 2015 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan United Nations University (UNU), Europees Universitair Instituut Florence (EUI), Stichting EP-NUFFIC, Stichting Handicap en Studie, Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO), Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) en Stichting Studiekeuze 123. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|
United Nations University (UNU) |
894 |
894 |
894 |
894 |
894 |
Europees Universitair Instituut Florence (EUI) |
1.586 |
1.582 |
1.637 |
1.637 |
1.637 |
Stichting EP-NUFFIC |
15.823 |
13.669 |
13.669 |
13.669 |
13.669 |
Stichting Handicap en Studie |
466 |
466 |
466 |
466 |
466 |
Stichting voor Vluchteling Studenten UAF |
2.299 |
2.299 |
2.299 |
2.299 |
2.299 |
Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) |
293 |
288 |
233 |
233 |
233 |
Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) |
233 |
233 |
233 |
233 |
233 |
Stichting Studiekeuze123 (SKI123) |
2.200 |
2.200 |
2.200 |
2.200 |
2.200 |
Totaal |
23.794 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
In deze tabel zijn de organisaties vermeld en de bedragen waarop de bijdragen ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering (prestatiebox). De postinitiële masteropleidingen hbo, en het experiment vraagfinanciering en de pilots flexibilisering in het kader van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen worden afzonderlijk bekostigd.
Hoofdbekostiging
Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.
Onderwijsdeel (hbo en wo)
Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:
a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),
b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en
c. een onderwijsopslag als percentage.
Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en Onderzoeksdeel (wo)
Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:
a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,
b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,
c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht, en
d. een voorziening onderzoek in percentages.
In de Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst zijn een tweetal maatregelen aangekondigd ten aanzien van het onderzoeksdeel wo;
• de invloed van de promotieparameter wordt gemaximeerd op 20 procent en;
• het werken met driejarige gemiddelden.
Beide maatregelen zullen worden uitgewerkt via het Uitvoeringsbesluit WHW en zullen inwerkingtreden vanaf het bekostigingsjaar 2017.
Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)
De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo en wo)
De middelen worden ingezet voor de bekostiging van het experiment vraagfinanciering en pilots flexibilisering. Doel van het experiment vraagfinanciering is om kennis op te doen over de effecten van vraagfinanciering in de vorm van vouchers, in combinatie met meer mogelijkheden voor flexibiliteit op de vraaggerichtheid van het aanbod deeltijd hoger onderwijs, de deelname van volwassenen daaraan en de aantallen gediplomeerden. Doel van de pilots flexibilisering is te onderzoeken of verruiming van bestaande kaders bijdraagt aan de totstandkoming van een onderwijsaanbod dat flexibeler is en beter aansluit op de kenmerken en behoeften van volwassenen, met behoud van de kwaliteit van het onderwijs. Instellingen kunnen zich tot medio oktober 2015 aanmelden voor het experiment met vraagfinanciering en de pilots gericht op flexibilisering. De eerste lichting studenten gaat van start in 2016. De evaluatie van zowel de pilots als het experiment vindt in 2021 plaats; het experiment vraagfinanciering kent daarnaast een tussenevaluatie eind 2018.
Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo
De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.
Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (hbo en wo)
Voor de periode 2013 tot en met 2016 ontvangen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken. Deze prestatieafspraken gaan over versterking van onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. In het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs is bepaald hoe de omvang van de prestatiebekostiging per instelling wordt vastgesteld. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestaties op zeven indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces in 2015, kan de instelling in de periode 2017–2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces. In 2016 wordt bepaald of de instellingen de voor 2015 afgesproken prestaties hebben gerealiseerd.
Subsidies
Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)
Hiermee wordt de ontwikkeling van drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd, naast de zeventien CoE’s waarvan de ontwikkeling gefinancierd wordt uit de middelen voor profilering. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangspunt hierbij is 25 procent financiering uit het werkveld, 25 procent van onderwijsinstellingen en 50 procent profileringsbekostiging. De middelen worden via het Platform Bèta Techniek beschikbaar gesteld aan de CoE’s.
Open en online hoger onderwijs (hbo en wo)
De stimuleringsregeling Open en online hoger onderwijs is bedoeld om (zoals aangekondigd in de visiebrief) instellingen, passend bij hun profiel, te laten experimenteren met verschillende vormen van open en online onderwijs. Dit draagt bij aan de onderwijskwaliteit, de toegankelijkheid van onderwijs(materiaal) voor bijvoorbeeld de doelgroep Leven Lang Leren, het studiesucces van studenten, internationalisering en de (internationale) reputatie van Nederlandse instellingen. SURF adviseert de Minister over de projectaanvragen en ondersteunt de instellingen tijdens de uitvoering van de projecten. In 2015 is de eerste tranche met elf projecten van start gegaan onder begeleiding van SURF. Deze instellingen hebben maximaal € 100.000 aangevraagd en matchen dit zelf met ten minste hetzelfde bedrag. Daarnaast voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over open en online onderwijs in de Nederlandse context. De resultaten van de projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input.
Overig (hbo en wo)
Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling en het Instellingsbesluit Reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek, alsmede om toekenningen die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.
Opdrachten
Uitbesteding (hbo en wo)
Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.
Bijdrage aan agentschappen
Dienst Uitvoering Onderwijs
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
NWO
Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo bij het NWO; het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). Vanaf 2014 wordt vanuit het Regeerakkoord Rutte II extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek:
• in 2014 is de eerste tranche van € 3 miljoen structureel beschikbaar gekomen,
• in 2015 de tweede tranche van € 7 miljoen structureel,
• en vanaf 2018 is er nog een oploop gereserveerd van structureel € 3 miljoen die nog beschikbaar moet komen.
Promotiebeurs voor leraren: Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 60 leraren een nieuwe beurs worden verstrekt.
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Organisaties conform tabel 6.5
Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.
Ontvangsten
Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Bevorderen van internationale samenwerking en uitwisseling ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap en ter verdere ontwikkeling van internationale competenties van lerenden, docenten, kunstenaars en wetenschappers.
Rol en verantwoordelijkheid
Stimuleren: Bij het uitvoeren van de algemene doelstelling ligt de nadruk op het zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen van instellingen en burgers om zich op een internationale omgeving voor te bereiden. Daartoe zorgt de Minister vanuit haar stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken te maken over wederzijdse beroepserkenning, kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De Minister opereert hierbij binnen multilaterale kaders als de Europese Unie, OESO en de Unesco en andere – vaak daarbij aangesloten – organisaties, alsmede via bilaterale contacten, verdragen, Memorandums of Understanding, etc. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen in de vorm van fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gefinancierd, zoals EP-Nuffic, Neth-ER en het Duitsland Instituut Amsterdam. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn daarom voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.
Indicatoren/kengetallen
Indicatoren voor internationaal beleid worden beschreven op de website Trends in Beeld.
De website Trends in Beeld biedt informatie over de indicatoren over o.a. het programma Erasmus+, maar ook de prestaties van de beroepsbevolking worden internationaal vergeleken in het kader van het «Programme for International Assessment of Adult Competencies» (PIAAC).
Beleidswijzigingen
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
HGIS-deel 2016 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
13.973 |
10.081 |
12.327 |
10.555 |
10.555 |
10.554 |
10.554 |
569 |
||
Totale uitgaven |
12.330 |
12.506 |
13.662 |
11.369 |
11.155 |
10.554 |
10.554 |
1.039 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
72,0% |
|||||||||
Subsidies |
1.297 |
1.814 |
1.696 |
1.696 |
1.626 |
1.025 |
1.025 |
364 |
||
– |
Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) |
773 |
730 |
612 |
612 |
612 |
611 |
611 |
||
– |
Netherlands house for Education and Research (Neth-ER) |
450 |
600 |
600 |
600 |
600 |
||||
– |
Frans-Nederlandse academie (FNA) |
20 |
||||||||
– |
Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur |
24 |
364 |
364 |
364 |
364 |
364 |
364 |
364 |
|
– |
Overige incidentele subsidies |
30 |
120 |
120 |
120 |
50 |
50 |
50 |
||
Opdrachten |
6 |
805 |
2.500 |
207 |
207 |
207 |
207 |
0 |
||
– |
Beleidsonderzoek en benchmarking |
6 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
||
– |
Incidentele Internationale activiteiten |
105 |
86 |
107 |
107 |
107 |
107 |
|||
– |
EU-voorzitterschap |
600 |
2.314 |
|||||||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties |
10.577 |
9.437 |
9.016 |
9.016 |
8.872 |
8.872 |
8.872 |
225 |
||
– |
OCW-vertegenwoordiging in het buitenland |
141 |
135 |
135 |
135 |
135 |
135 |
135 |
135 |
|
– |
Stichting EP-Nuffic |
4.690 |
3.485 |
3.485 |
3.485 |
3.485 |
3.485 |
3.485 |
||
– |
Nederlandse Taalunie |
3.224 |
3.216 |
2.795 |
2.795 |
2.651 |
2.651 |
2.651 |
||
– |
Europa College Brugge |
30 |
30 |
30 |
30 |
30 |
30 |
30 |
||
– |
Unesco |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
|||
– |
OESO CERI |
67 |
76 |
76 |
76 |
76 |
76 |
76 |
||
– |
Fulbright Center |
388 |
368 |
368 |
368 |
368 |
368 |
368 |
||
– |
DCICC |
90 |
90 |
90 |
90 |
90 |
90 |
90 |
90 |
|
– |
Stichting Ons Erfdeel |
185 |
185 |
185 |
185 |
185 |
185 |
185 |
||
– |
Nationaal Agentschap Erasmus + Onderwijs & Training |
1.762 |
1.782 |
1.782 |
1.782 |
1.782 |
1.782 |
1.782 |
||
– |
Programma's Rijksdienst voor Ondernemend Nederland |
|||||||||
– |
EU-programma's en activiteiten |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
|||
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
||
– |
Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk 5 BuZa) |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
|
Ontvangsten |
310 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
|
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 8 is voor 2016 72 procent juridisch verplicht. Van het budget voor subsidies is 40,7 procent juridisch verplicht. Er zijn ten tijde van het opstellen van de begroting voor het jaar 2016 nog geen verplichtingen aangegaan ten laste van het beschikbare budget voor de opdrachten. Van het budget voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties is 96,8 procent juridisch verplicht. Het budget voor de bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken is 100 procent juridisch verplicht.
Subsidies
Duitsland Instituut Amsterdam
Het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) genereert en verspreidt kennis in Nederland over Duitsland op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij. Het doet dat onder meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek, onderwijsprojecten en voorlichtingsactiviteiten (cofinanciering met Universiteit van Amsterdam en Deutsche Akademische Austausch Dienst (DAAD)).
Neth-ER
Neth-ER is opgericht in 2006 door acht Nederlandse veldorganisaties werkzaam op de gebieden onderzoek, onderwijs en innovatie (onder andere TNO, KNAW, VSNU, MBO-Raad, NWO, Europees Platform). Hun gezamenlijke doel is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten.
Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur
Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van de samenwerking op het gebied van cultuur.
Overige incidentele subsidies
Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van internationale samenwerking op het gebied van onderwijs, cultuur of wetenschap. Dit betreft onder meer een subsidie van € 70.000 aan het Fulbright Center en EP-Nuffic ten behoeve van een gemeenschappelijk uitwisselingsprogramma voor docenten naar de Verenigde Staten.
Opdrachten
Beleidsonderzoek en benchmarking
Dit betreft middelen ten behoeve van beleidsonderzoek, onder meer naar de effectiviteit van internationalisering en ten behoeve van benchmarking in het kader van de relevante internationale organisaties.
Incidentele internationale activiteiten
Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking, die bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.
EU-Voorzitterschap
Van januari t/m juni 2016 is Nederland voorzitter van de Raad van de EU. Zie de beleidsagenda voor verdere informatie over het EU voorzitterschap. De verplichtingen zullen kort voor elke conferentie worden aangegaan.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
OCW-vertegenwoordiging
Dit betreft de kosten van een gedetacheerde medewerker bij de PV Unesco in Parijs, deze wordt uit de HGIS-middelen gefinancierd.
Stichting EP-Nuffic
Op 1 januari 2015 zijn het Europees Platform en de Nuffic gefuseerd. De nieuwe organisatie, de Stichting EP-Nuffic, is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs en onderzoek.
Nederlandse Taalunie
De Nederlandse Taalunie ondersteunt de betrokken overheden in hun taalbeleid voor het Nederlands en maakt samenwerking, afstemming en uitwisseling mogelijk. Ook verzamelt, ontwikkelt en ontsluit de Nederlandse Taalunie kennis en informatie over het Nederlands met het oog op advies en dienstverlening aan sectoren, doelgroepen en individuele taalgebruiker. Verder stimuleert de Taalunie de optimale benutting van de hedendaagse (digitale) infrastructuur voor het Nederlands.
Europa College Brugge
Europa College te Brugge is een postuniversitaire opleiding voor onderzoek naar Europese eenwording, gefinancierd door EU en EU-Lidstaten.
UNESCO
Deze bijdrage aan de Speciaal Gezant voor Geletterdheid bij UNESCO maakt internationale activiteiten mogelijk.
OESO CERI
OESO CERI betreft de deelname aan diverse onderwijsprojecten en -onderzoeken in het kader van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI), onderdeel van de OESO.
Fulbright Center
Het Fulbright Center verzorgt voorlichtingsactiviteiten en mobiliteitsprogramma’s voor het hoger onderwijs via beurzen voor uitwisseling met de Verenigde Staten (met bijdragen van de Amerikaanse regering).
Cultural Contact Point
Het Cultural Contact Point geeft advies over de subsidieregelingen van het EU-cultuurprogramma en biedt begeleiding bij het doen van een aanvraag. Het is een uitvoerend orgaan ten behoeve van het EU-Cultuurprogramma en ondergebracht bij het Dutch Centre for International Cultural Cooperation (DCICC).
Stichting Ons Erfdeel
De Vlaams-Nederlandse vereniging Ons Erfdeel wil de cultuur van Vlaanderen en Nederland in het buitenland bekend maken en de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden bevorderen, onder meer met behulp van het jaarboek The Low Countries en het tijdschrift Ons Erfdeel.
Nationaal Agentschap Erasmus+
Het Agentschap is belast met het beheer en de uitvoering in Nederland van EU mobiliteitsprogramma’s.
Incidentele EU-programma’s en activiteiten
Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen in het kader van de EU en deelname aan EU-programma’s, welke bij het opstellen van de begroting nog niet concreet zijn.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Vlaams-Nederlands Huis De Buren
Het Vlaams-Nederlands Huis De Buren is in 2004 opgericht door de Nederlandse en Vlaamse regering als een culturele organisatie en als ruimte voor debat en reflectie (subsidiëring vindt plaats via begrotingshoofdstuk V (Buitenlandse Zaken)).
Internationale uitgaven OCW-breed
Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen dient ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van de onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeoefening in Nederland én ter versterking van de Nederlandse positie op die terreinen in de wereld. Het is een doelstelling die nauw verweven is met de specifieke beleidsdoelstellingen op elk der onderscheiden terreinen. De daarbij behorende internationale uitgaven zijn dan ook grotendeels ondergebracht bij de onderscheiden beleidsartikelen in de begroting. Het hier geboden overzicht betreft een samenvattend overzicht van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel (tabel 8.2), met daaraan gekoppeld een overzicht van de onderdelen van die uitgaven, die deel uit maken van de zogenoemde Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (tabel 8.3).
Tabel Internationale uitgaven OCW
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Primair onderwijs (artikel 1) |
16.854 |
16.007 |
16.007 |
12.707 |
12.707 |
12.707 |
12.707 |
Voortgezet onderwijs (artikel 3) |
4.083 |
4.264 |
3.556 |
3.408 |
3.408 |
3.408 |
3.408 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4) |
820 |
340 |
340 |
340 |
340 |
340 |
340 |
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6) |
3.155 |
3.155 |
3.155 |
2.858 |
2.858 |
2.858 |
2.858 |
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7) |
67.727 |
67.975 |
67.071 |
61.468 |
61.468 |
61.468 |
61.468 |
Internationaal beleid (artikel 8) |
12.330 |
12.506 |
13.662 |
11.369 |
11.155 |
10.554 |
10.554 |
Studiefinanciering (artikel 11) |
73.524 |
70.000 |
70.000 |
70.000 |
70.000 |
70.000 |
70.000 |
Cultuur (artikel 14) |
16.231 |
15.712 |
17.007 |
17.123 |
17.623 |
15.623 |
15.623 |
Media (artikel 14 en 15) |
191 |
147 |
147 |
147 |
147 |
147 |
147 |
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16) |
92.848 |
97.892 |
91.029 |
89.529 |
88.279 |
88.279 |
88.279 |
Totaal |
287.604 |
287.998 |
281.974 |
268.949 |
267.985 |
265.384 |
265.384 |
Toelichting:
De uitgaven in de tabel zijn – waar nodig en relevant – toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen. Voor artikel 11 geldt dat de uitgaven voor internationale studiefinanciering niet afzonderlijk worden geraamd, maar meelopen in de uitgavenramingen. De gegeven bedragen zijn indicatief.
Tabel Homogene Groep Internationale Samenwerking
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6) |
3.155 |
3.155 |
3.155 |
2.858 |
2.858 |
2.858 |
2.858 |
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7) |
54.338 |
51.342 |
51.342 |
46.914 |
46.914 |
46.914 |
46.914 |
Internationaal beleid (artikel 8) |
705 |
1.039 |
1.039 |
1.039 |
1.039 |
1.039 |
1.039 |
Cultuur (artikel 14) |
5.459 |
5.566 |
4.566 |
4.566 |
4.566 |
4.566 |
4.566 |
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16) |
524 |
454 |
454 |
454 |
454 |
454 |
454 |
Totaal |
64.181 |
61.556 |
60.556 |
55.831 |
55.831 |
55.831 |
55.831 |
Toelichting:
De uitgaven op de Homogene Groep Internationale Samenwerking maken deel uit van de uitgaven opgenomen in tabel 8.2 «Internationale uitgaven OCW».
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoefte van de maatschappij. De leraar en de schoolleider zijn daarbij cruciaal.
Financieren: De Minister draagt bij aan het lerarenbeleid op scholen door het financieren van de onderwijssectoren voor een betere beloning van docenten en van projecten op het gebied van arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Dit via aanvullende bekostiging, subsidies en opdrachten.
Stimuleren: De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van directe stimuleringsmaatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. De thema’s zijn te vinden in «Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil» en de daarmee samenhangende convenanten en bestuursakkoorden die met belanghebbenden zijn afgesloten.
Regisseren: De Minister draagt verantwoordelijkheid voor het borgen van de onderwijskwaliteit van scholen. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken levert zij een bijdrage aan het zorgen voor voldoende docenten van voldoende kwaliteit. Zij doet dat door wetten en regels uit te vaardigen voor goed bestuur, door een dialoog te voeren met en toezicht te houden op belanghebbenden, en zo nodig actief regie te voeren.
Indicatoren/kengetallen
De indicatoren voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden beschreven in de beleidsagenda en in Trends in Beeld. Het Dashboard Lerarenagenda geeft een beeld van de kwantitatieve voortgang voor alle zeven agendalijnen van de Lerarenagenda.
Beleidswijzigingen
De belangrijkste wijzigingen op het gebied van Leraren worden beschreven in de beleidsagenda.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
153.898 |
276.404 |
250.915 |
182.977 |
181.399 |
176.040 |
231.933 |
||
Totale uitgaven |
339.016 |
269.089 |
250.915 |
182.973 |
181.397 |
176.036 |
231.933 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
93% |
||||||||
Bekostiging |
157.130 |
23.287 |
28.460 |
32.542 |
31.677 |
31.322 |
92.613 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
61.287 |
|
– |
Beloning LeerKracht lumpsum po/vo/mbo |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
61.287 |
|
• |
Prestatiebox |
33.700 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Professionalisering po/vo/mbo |
33.700 |
0 |
||||||
• |
Aanvullende bekostiging |
123.430 |
23.287 |
28.460 |
32.542 |
31.677 |
31.322 |
31.326 |
|
– |
Functiemix VO Randstadregio's |
61.075 |
|||||||
– |
Salarismix MBO Randstadregio's |
41.001 |
|||||||
– |
Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen |
16.120 |
23.287 |
28.460 |
32.542 |
31.677 |
31.322 |
31.326 |
|
– |
G.O.-en vakbondsfaciliteiten po |
5.234 |
|||||||
Subsidies |
156.984 |
218.309 |
201.918 |
134.765 |
132.186 |
132.195 |
126.803 |
||
– |
Lerarenbeurs/zij-instroom |
81.474 |
143.708 |
131.883 |
125.283 |
124.892 |
124.898 |
120.906 |
|
– |
Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo |
16.103 |
26.215 |
34.511 |
0 |
||||
– |
Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen |
17.942 |
17.100 |
17.100 |
0 |
||||
– |
Verankering academische opleidingsschool |
2.665 |
2.640 |
1.262 |
0 |
||||
– |
InnovatieImpuls Onderwijs |
2.726 |
1.000 |
0 |
|||||
– |
Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po |
2.230 |
0 |
||||||
– |
Onderwijscoöperatie |
2.900 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
|
– |
Open Universiteit (LOOK) |
1.937 |
0 |
||||||
– |
Promotiebeurs voor leraren |
7.874 |
7.625 |
6.750 |
3.375 |
0 |
|||
– |
Projecten professionalisering |
959 |
1.900 |
1.900 |
1.900 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
|
– |
Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek |
7.335 |
4.700 |
1.000 |
|||||
– |
Caribisch Nederland |
2.097 |
2.097 |
0 |
|||||
– |
Overige projecten |
10.742 |
8.379 |
4.567 |
1.262 |
2.349 |
2.352 |
952 |
|
Opdrachten |
9.168 |
21.281 |
14.819 |
10.306 |
12.382 |
7.368 |
7.368 |
||
– |
Onderzoek, ramingen en communicatie |
9.168 |
4.036 |
3.719 |
3.406 |
3.482 |
3.468 |
3.468 |
|
– |
Leraren- en schoolleidersregister |
17.245 |
11.100 |
6.900 |
8.900 |
3.900 |
3.900 |
||
Bijdrage aan agentschappen |
7.770 |
6.212 |
5.718 |
5.360 |
5.152 |
5.151 |
5.149 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
7.770 |
6.212 |
5.718 |
5.360 |
5.152 |
5.151 |
5.149 |
|
Bijdrage aan ZBO's/RWT's |
7.964 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfs-gezondheid |
7.964 |
0 |
||||||
Ontvangsten |
6.544 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 9 is voor 2016 92 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht op grond van een gepubliceerde bekostigingsregeling en bestemd voor betalingen aan samenwerkingsverbanden.
Subsidies: van het beschikbare budget is in 2016 97 procent juridisch verplicht. Dit betreft subsidies te verstrekken op grond van gepubliceerde subsidieregelingen en individuele subsidies die voorafgaand aan het jaar worden verleend. De overige 3 procent van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit ten behoeve van een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder de professionalisering onderwijspersoneel en de impuls lerarentekorten vo. Deze worden in de loop van 2016 juridisch verplicht.
Opdrachten: van het beschikbare budget is in 2016 9 procent juridisch verplicht op grond van in 2015 of eerder gesloten overeenkomsten voor onderzoek en communicatie. Dit betreft divers onderzoek in het kader van de arbeidsmarkt en de beheerskosten voor de leraren- en schoolleidersregisters. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van leraren (professionalisering onderwijspersoneel en aansluiting onderwijs op behoefte arbeidsmarkt) verder te ondersteunen. Ervaringscijfers laten zien dat in de loop van het jaar dit resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.
Bijdrage aan agentschappen: het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de uitvoeringsorganisatie DUO voor dat jaar.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Beloning LeerKracht lumpsum
Bij nota van wijziging op de begroting 2008 is het dekkingspakket voor Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Voor saldoverschillen in de maatregelen versus de dekking is verevening over de jaren heen afgesproken. Dit wordt nu tot en met 2020 verwerkt.
Aanvullende bekostiging
Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen
Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en het afnemend veld te verbeteren zijn 55 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Zij ontvangen jaarlijks bekostiging om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden. Vanuit het sectorakkoord vo 2014–2017 is vanaf 2016 de 2e tranche van extra middelen (€ 4 miljoen) beschikbaar om een kwaliteitsimpuls te geven aan de opleidingsinfrastructuur van de vo-scholen die deelnemen in een opleidingsschool.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van het lerarenbeleid worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste hiervan zijn de lerarenbeurs/zij-instroom en de impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo.
Lerarenbeurs/zij-instroom
De lerarenbeurs – voor zowel opleidingskosten als de vervangingskosten tijdens het studieverlof – wordt ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. De zij-instroom voorziet in een subsidie voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers in het po, vo en mbo.
Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen
Met de impulssubsidie samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 wordt de samenwerking versterkt tussen lerarenopleidingen en scholen in het po, vo en mbo. Het gaat daarbij om de samenwerking in het algemeen en in het bijzonder op de onderwijsthema’s: omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken, begeleiding beginnende leraren, ouderbetrokkenheid en pesten. Een betere samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen (afnemend veld) zorgt ervoor dat startende leraren effectiever zijn in de beroepspraktijk en voorkomt onnodige uitval. Aan 61 samenwerkingsverbanden wordt hiervoor subsidie verstrekt.
Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo
De Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo is gericht op twee afzonderlijke thema’s:
1. Het sneller herkennen van bètatalent op de basisschool (beter borgen wetenschap en techniek in kennisbasis/curriculum primair onderwijs en pabo’s);
2. Het vergroten van het aantal universitair opgeleide leraren in het voortgezet onderwijs, in het bijzonder leraren bètavakken en talen, om daarmee het voorspelde lerarentekort af te wenden (educatieve minor, trajecten voor zij-instromers, Eerst de Klas en versterken verbinding scholen/bedrijven door stages en gastlessen).
Opdrachten
Ter ondersteuning, monitoring en evaluatie van het beleid wordt expertise op het terrein van communicatie, onderzoek en het maken van ramingen ingehuurd.
Daarnaast worden voor de ontwikkeling, het beheer en het onderhoud van de leraren- en schoolleidersregisters opdrachten uitgezet.
Bijdrage aan agentschappen
Dienst Uitvoering Onderwijs
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW. Ze levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Overzichtsconstructie intensiveringen onderwijs
Hierna volgt een tabel, waarin de investeringen zijn opgenomen waarover in het sectorakkoord VO respectievelijk de bestuursakkoorden PO en MBO afspraken zijn gemaakt. Het betreft onder andere middelen uit de Regeerakkoorden Rutte I en II, het Begrotingsakkoord 2013 en de Begrotingsafspraken 2014. Om een volledig beeld te schetsen, is er voor gekozen om ook de oploop in de desbetreffende investeringen op te nemen, ook al komen deze tranchegewijs beschikbaar op de begroting van OCW. In de tabel is aangegeven met welke instrumenten de middelen voor de scholen beschikbaar komen en voor welke doelen de middelen kunnen worden ingezet. Binnen de afspraken in de sectorakkoorden is het aan de instellingen zelf om, afhankelijk van de eigen situatie, te bepalen aan welke doelen de middelen worden besteed. In het mbo is een klein deel van de middelen voorwaardelijk: op basis van het oordeel over het excellentiedeel van het kwaliteitsplan van de instelling, wordt bepaald of de instelling de middelen voor excellentie ontvangt. De middelen komen voor het merendeel terecht in de klas. Beoogd is het zwaartepunt van de afspraken te leggen bij de professionalisering van de leraar en instructeur. De resultaten van de extra investeringen worden zichtbaar gemaakt via het stelsel van indicatoren die zijn opgenomen in de beleids-agenda en de begrotingsartikelen. Het gaat om totale bedragen, inclusief het aandeel groen onderwijs.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
||
---|---|---|---|---|---|
Investeringen in het primair onderwijs |
|||||
Prestatiebox |
128 |
151 |
223 |
263 |
|
– |
professionalisering/ leraren schoolleiders en bestuurders |
||||
– |
aanpak toptalenten en bewegingsonderwijs |
||||
– |
duurzame kwaliteitsverbetering |
||||
– |
brede vorming (cultuur, wetenschap en techniek) |
||||
Lumpsum |
138 |
138 |
142 |
142 |
|
– |
cao afspraak begeleiding startende leraar |
||||
– |
cao afspraak professionele ontwikkeling leraren |
||||
– |
werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten |
||||
– |
verminderen zittenblijven |
||||
Subsidie |
33 |
35 |
39 |
39 |
|
– |
verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding |
||||
– |
Implementatie, ICT, verbeterscholen |
||||
Totaal PO |
299 |
324 |
404 |
444 |
|
Investeringen in het voortgezet onderwijs |
|||||
Prestatiebox |
177 |
203 |
274 |
302 |
|
– |
professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders |
||||
– |
aanpak toptalenten |
||||
– |
opbrengstgericht werken |
||||
– |
cofinanciering aanpak continu verbeteren |
||||
– |
meer masters voor de klas |
||||
Lumpsum |
25 |
29 |
29 |
29 |
|
– |
werkdrukvermindering door inzet klassenassistenten |
||||
– |
(academische)opleidingsscholen |
||||
Subsidie |
36 |
43 |
36 |
38 |
|
– |
verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding |
||||
– |
verminderen zittenblijven |
||||
– |
implementatie en ICT-ondersteuning |
||||
Totaal VO |
238 |
275 |
339 |
369 |
|
Investeringen in het middelbaar en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
|||||
Investeringsdeel kwaliteitsafspraken MBO |
195 |
187 |
190 |
190 |
|
– |
Professionalisering leraren en schoolleiders |
||||
– |
taal en rekenen |
||||
– |
professionalisering examenfunctionarissen |
||||
– |
excellentie |
||||
Resultaatafhankelijk deel kwaliteitsafspraken |
37 |
136 |
211 |
211 |
|
– |
studiesucces |
||||
– |
beroepspraktijkvorming |
||||
– |
voortijdig schoolverlaten |
||||
Totaal MBO |
231 |
322 |
400 |
400 |
|
totaal investeringen |
768 |
921 |
1.143 |
1.213 |
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2015.
Normbedragen ho |
Normbedragen mbo/bol |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|
Uitwonend |
Thuiswonend |
Studie-voorschot |
Uitwonend |
Thuiswonend |
||
Basisbeurs |
€ 286,15 |
€ 102,77 |
n.v.t. |
Basisbeurs |
€ 264,40 |
€ 81,02 |
Aanvullende beurs |
€ 268,55 |
€ 247,14 |
€ 378,22 |
Aanvullende beurs |
€ 354,78 |
€ 333,38 |
Maximaal leenbedrag |
€ 299,43 |
€ 299,43 |
€ 475,91 |
Maximaal leenbedrag |
€ 176,49 |
€ 176,49 |
Collegegeldkrediet |
€ 162,58 |
€ 162,58 |
€ 162,58 |
Collegegeldkrediet |
n.v.t. |
n.v.t. |
Totaal |
€ 1.016,71 |
€ 811,92 |
€ 1.016,71 |
Totaal |
€ 795,67 |
€ 590,89 |
peildatum 1 september 2015
Beleidswijzigingen
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van studiefinanciering worden beschreven in de beleidsagenda.
Studievoorschot
Per 1 september 2015 is het studievoorschot in het hoger onderwijs ingevoerd. Als gevolg hiervan geldt voor studenten die onder dit nieuwe stelsel vallen onder andere dat een sociale leenvoorziening in de plaats is gekomen van de basisbeurs en de aanvullende beurs is verhoogd. Vrijgekomen middelen worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek. Ook geeft dit nieuwe stelsel een impuls aan Leven Lang Leren door uitbreiding van het collegegeldkrediet.
Daarnaast krijgen per uiterlijk 1 januari 2017 ook minderjarige mbo’ers recht op de studentenreisvoorziening.
Programma Vernieuwing Studiefinanciering
Voor de uitvoering van het nieuwe stelsel wordt met het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) geïnvesteerd in de vernieuwing van de huidige verouderde uitvoeringssystemen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De gefaseerde invoering van PVS loopt ook in 2016 door. Afronding van het programma staat gepland op 1 januari 2017.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
4.846.345 |
4.265.283 |
4.953.609 |
4.401.121 |
4.544.682 |
4.709.197 |
4.785.102 |
||
Totale uitgaven |
4.846.345 |
4.265.283 |
4.953.609 |
4.401.121 |
4.544.682 |
4.709.197 |
4.785.102 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
100% |
||||||||
Inkomensoverdracht |
3.011.892 |
2.266.168 |
2.730.556 |
1.910.403 |
1.884.197 |
1.925.246 |
1.943.122 |
||
• |
Basisbeurs |
1.363.422 |
1.352.984 |
959.045 |
740.494 |
579.049 |
430.356 |
424.572 |
|
– |
Gift (R) |
989.938 |
1.070.293 |
1.088.140 |
1.097.522 |
1.088.732 |
1.069.215 |
877.672 |
|
– |
Prestatiebeurs (NR) |
373.484 |
282.691 |
– 129.095 |
– 357.028 |
– 509.683 |
– 638.859 |
– 453.100 |
|
• |
Aanvullende beurs |
683.797 |
733.132 |
768.533 |
780.630 |
806.878 |
832.782 |
837.361 |
|
– |
Gift (R) |
537.091 |
590.524 |
620.752 |
638.993 |
654.501 |
665.990 |
674.567 |
|
– |
Prestatiebeurs (NR) |
146.706 |
142.608 |
147.781 |
141.637 |
152.377 |
166.793 |
162.794 |
|
• |
Reisvoorziening |
819.053 |
165.514 |
1.022.667 |
430.037 |
542.011 |
702.692 |
714.263 |
|
– |
Bijdrage aan vervoersbedrijven (R) |
1.124.222 |
366.327 |
1.204.730 |
604.420 |
724.497 |
896.861 |
919.457 |
|
– |
Gift (R) |
521.861 |
599.683 |
629.544 |
653.002 |
664.890 |
675.726 |
687.290 |
|
– |
Prestatiebeurs (R) |
– 827.030 |
– 800.496 |
– 811.606 |
– 827.385 |
– 847.376 |
– 869.895 |
– 892.484 |
|
• |
Overige uitgaven |
145.620 |
14.538 |
– 19.689 |
– 40.758 |
– 43.741 |
– 40.585 |
– 33.074 |
|
– |
Overige uitgaven relevant (R) |
170.521 |
136.237 |
128.913 |
124.738 |
127.582 |
130.325 |
135.091 |
|
– |
Caribisch Nederland (R) |
2.129 |
2.129 |
2.129 |
2.129 |
2.129 |
2.129 |
2.129 |
|
– |
Overige uitgaven niet-relevant (NR) |
– 27.030 |
– 123.828 |
– 150.731 |
– 167.625 |
– 173.452 |
– 173.039 |
– 170.294 |
|
Leningen |
1.713.785 |
1.867.613 |
2.114.614 |
2.388.764 |
2.563.300 |
2.686.393 |
2.744.446 |
||
– |
Rentedragende lening (NR) |
1.551.003 |
1.683.094 |
1.910.571 |
2.176.075 |
2.341.301 |
2.454.858 |
2.502.852 |
|
– |
Collegegeldkrediet (NR) |
162.782 |
184.519 |
204.043 |
212.689 |
221.999 |
231.535 |
241.594 |
|
Bijdrage aan agentschappen |
120.668 |
131.502 |
108.439 |
101.954 |
97.185 |
97.558 |
97.534 |
||
|
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
120.668 |
131.502 |
108.439 |
101.954 |
97.185 |
97.558 |
97.534 |
Ontvangsten |
751.400 |
816.984 |
869.711 |
925.913 |
985.731 |
1.046.729 |
1.112.501 |
||
– |
Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R) |
186.151 |
197.052 |
199.619 |
203.143 |
207.629 |
212.605 |
218.619 |
|
– |
Kortlopende vorderingen (R) |
96.423 |
96.527 |
96.624 |
96.624 |
96.625 |
94.624 |
93.625 |
|
|
– |
Terugontvangen hoofdsom (NR) |
468.826 |
523.405 |
573.468 |
626.146 |
681.477 |
739.500 |
800.257 |
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
relevante uitgaven: |
2.639.400 |
2.096.199 |
2.971.040 |
2.395.373 |
2.512.140 |
2.667.909 |
2.501.256 |
niet relevante uitgaven: |
2.206.945 |
2.169.084 |
1.982.569 |
2.005.748 |
2.032.542 |
2.041.288 |
2.283.846 |
relevante ontvangsten: |
282.574 |
293.579 |
296.243 |
299.767 |
304.254 |
307.229 |
312.244 |
niet relevante ontvangsten: |
468.826 |
523.405 |
573.468 |
626.146 |
681.477 |
739.500 |
800.257 |
Budgetflexibiliteit
Alle programmamiddelen zijn 100 procent verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Door de invoering van het studievoorschot in het hoger onderwijs zullen de relevante uitgaven als gevolg van omzettingen van prestatiebeurzen (behoudens eventueel toe te kennen aanvullende beurzen) in de toekomst afnemen. Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. De laatste soort uitgaven zullen als gevolg van de invoering van het studievoorschot gaan toenemen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
Inkomensoverdrachten
Toelichting op de financiële instrumenten
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Door de invoering van het studievoorschot per 1 september 2015 is de basisbeurs vervallen voor studenten in het hoger onderwijs die instromen in een bachelor of master. Er geldt cohortgarantie voor studenten die al voor die datum ingestroomd waren in een bachelor of master en daar nog niet zijn uitgestroomd.
Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.
Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studerenden met basisbeurs |
665.088 |
642.400 |
485.580 |
393.800 |
304.700 |
240.000 |
230.600 |
bol |
237.993 |
241.500 |
236.780 |
231.800 |
229.900 |
230.600 |
230.600 |
hbo |
283.878 |
270.400 |
179.300 |
124.800 |
67.600 |
9.400 |
0 |
wo |
143.217 |
130.500 |
69.500 |
37.200 |
7.200 |
0 |
0 |
(Nul)lening en geen basisbeurs |
109.981 |
146.200 |
297.700 |
388.700 |
480.600 |
550.300 |
564.200 |
bol |
6.235 |
6.800 |
6.700 |
6.600 |
6.500 |
6.500 |
6.500 |
hbo |
52.994 |
73.900 |
167.400 |
226.300 |
287.500 |
348.600 |
360.600 |
wo |
50.752 |
65.500 |
123.600 |
155.800 |
186.600 |
195.200 |
197.100 |
Totaal |
775.069 |
788.600 |
783.280 |
782.500 |
785.300 |
790.300 |
794.800 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.
Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt of omdat ze onder het studievoorschot vallen), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studerenden met een basisbeurs naar het aantal studerenden met een (nul)lening. Er zijn vanaf 2015 van jaar-op-jaar minder ho-studenten met een basisbeurs en meer ho-studenten zonder basisbeurs, maar met een (nul)lening (en eventueel een reisvoorziening en aanvullende beurs).
In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift |
115.575 |
117.605 |
108.944 |
104.396 |
102.642 |
100.868 |
100.453 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift |
201.341 |
215.268 |
230.175 |
244.372 |
253.669 |
258.341 |
260.406 |
ho direct gift |
2.686 |
2.835 |
1.814 |
823 |
0 |
0 |
0 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift |
670.336 |
734.584 |
747.207 |
747.931 |
732.421 |
710.006 |
516.813 |
Totaal |
989.938 |
1.070.293 |
1.088.140 |
1.097.522 |
1.088.732 |
1.069.215 |
877.672 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen |
251.795 |
265.774 |
262.804 |
258.269 |
256.289 |
257.698 |
258.774 |
bol omzettingen |
– 200.087 |
– 214.015 |
– 228.921 |
– 243.118 |
– 252.415 |
– 257.087 |
– 259.152 |
ho toekenningen |
977.902 |
951.305 |
598.019 |
399.542 |
189.815 |
24.466 |
0 |
ho omzettingen |
– 656.126 |
– 720.374 |
– 760.997 |
– 771.721 |
– 703.371 |
– 663.936 |
– 452.722 |
Totaal |
373.484 |
282.691 |
– 129.095 |
– 357.028 |
– 509.683 |
– 638.859 |
– 453.100 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het ho vanaf 2015.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
Voor studenten die onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs hoger dan voor studenten die hier (nog) niet onder vallen.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol |
112.519 |
114.600 |
116.900 |
114.600 |
113.700 |
114.000 |
114.000 |
hbo |
85.600 |
87.100 |
90.300 |
91.300 |
92.400 |
93.100 |
93.800 |
wo |
28.077 |
28.800 |
29.300 |
29.200 |
29.400 |
29.600 |
29.800 |
Totaal |
226.196 |
230.500 |
236.500 |
235.100 |
235.500 |
236.700 |
237.600 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift |
232.444 |
246.157 |
250.105 |
246.822 |
247.486 |
248.167 |
247.319 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift |
130.880 |
139.977 |
149.720 |
156.427 |
161.420 |
164.288 |
163.743 |
ho direct gift |
36.448 |
47.857 |
52.181 |
53.030 |
53.704 |
52.921 |
54.808 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift |
137.319 |
156.533 |
168.746 |
182.713 |
191.892 |
200.615 |
208.696 |
Totaal |
537.091 |
590.524 |
620.752 |
638.993 |
654.501 |
665.990 |
674.567 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen |
158.164 |
165.335 |
162.105 |
158.698 |
157.401 |
157.860 |
157.881 |
bol omzettingen |
– 128.159 |
– 137.256 |
– 146.999 |
– 153.706 |
– 158.699 |
– 161.567 |
– 161.023 |
ho toekenningen |
250.312 |
267.354 |
297.714 |
315.659 |
341.888 |
367.465 |
371.261 |
ho omzettingen |
– 133.610 |
– 152.825 |
– 165.038 |
– 179.014 |
– 188.213 |
– 196.966 |
– 205.325 |
Totaal |
146.706 |
142.608 |
147.781 |
141.637 |
152.377 |
166.793 |
162.794 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd.
Voor studenten die niet onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend, maximaal respectievelijk € 247,14 of € 268,55 (zie tabel 11.1).
Voor studenten in het hoger onderwijs die onder het studievoorschot vallen, is de aanvullende beurs per maand voor thuiswonenden maximaal € 131,08 hoger en voor uitwonenden maximaal € 109,67. De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten die onder het studievoorschot vallen is hierdoor € 378,22. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.
Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht |
657.972 |
666.900 |
662.300 |
767.600 |
771.300 |
775.100 |
778.500 |
bol |
210.984 |
213.400 |
209.200 |
311.100 |
310.800 |
311.000 |
310.600 |
ho |
446.988 |
453.500 |
453.100 |
456.500 |
460.500 |
464.100 |
467.900 |
Aantal RBS |
19.345 |
19.600 |
19.500 |
19.500 |
19.600 |
19.800 |
19.900 |
bol |
2.809 |
2.800 |
2.800 |
2.700 |
2.700 |
2.700 |
2.700 |
ho |
16.536 |
16.800 |
16.700 |
16.800 |
16.900 |
17.100 |
17.200 |
Totaal |
677.317 |
686.500 |
681.800 |
787.100 |
790.900 |
794.900 |
798.400 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).
Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en drie uitloopjaren. Uiterlijk per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.
De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Betaling aan vervoerbedrijven |
1.124.222 |
366.327 |
1.204.730 |
604.420 |
724.497 |
896.861 |
919.457 |
bol prestatiebeurs |
– 242.204 |
– 236.398 |
– 236.402 |
– 236.067 |
– 238.832 |
– 244.311 |
– 249.215 |
bol omzettingen |
159.370 |
185.587 |
202.946 |
219.412 |
229.012 |
232.567 |
231.772 |
ho prestatiebeurs |
– 584.826 |
– 564.098 |
– 575.205 |
– 591.319 |
– 608.544 |
– 625.584 |
– 643.270 |
ho omzettingen |
335.567 |
387.847 |
400.004 |
406.449 |
408.090 |
414.667 |
426.294 |
RBS en overig |
26.923 |
26.249 |
26.593 |
27.141 |
27.787 |
28.492 |
29.224 |
Totaal reisvoorziening |
819.053 |
165.514 |
1.022.667 |
430.037 |
542.011 |
702.692 |
714.263 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
Bij de betaling aan vervoerbedrijven zijn in 2014 en 2016 veel hogere bedragen te zien dan in de overige jaren en in 2015 juist een relatief laag bedrag. Dit heeft te maken met een aantal kasschuiven. Voor de betaling van het reisproduct aan vervoerbedrijven heeft een kasschuif van 2015 naar 2014 van € 450 miljoen plaatsgevonden voor de optimalisatie van het kasritme van de staat. Tevens vindt een kasschuif plaats van 2017 naar 2016 van € 250 miljoen euro en van 2018 naar 2016 van € 150 miljoen euro. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar of het jaar daarvoor in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen. Verder nemen de kosten vanaf 2017 toe doordat ook minderjarige deelnemers in de bol recht op de reisvoorziening krijgen.
Overige uitgaven
De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven. Op dit artikelonderdeel staan ook de uitgaven geraamd voor EG-studerenden, voorschotten en handbetalingen.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat. Door het studievoorschot worden de leenmogelijkheden verruimd.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het ho gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening |
1.551.003 |
1.683.094 |
1.910.571 |
2.176.075 |
2.341.301 |
2.454.858 |
2.502.852 |
Collegegeldkrediet |
162.782 |
184.519 |
204.043 |
212.689 |
221.999 |
231.535 |
241.594 |
Totaal |
1.713.785 |
1.867.613 |
2.114.614 |
2.388.764 |
2.563.300 |
2.686.393 |
2.744.446 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet. In de komende jaren zal meer worden geleend als gevolg van de invoering van het studievoorschot.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdsom (NR) |
468.826 |
523.405 |
573.468 |
626.146 |
681.477 |
739.500 |
800.257 |
Relevante rentedragende lening |
2.369 |
1.916 |
1.428 |
1.064 |
793 |
590 |
440 |
Rente ontvangsten |
177.692 |
188.772 |
191.809 |
195.677 |
200.414 |
205.573 |
211.717 |
Renteloos voorschot |
6.091 |
6.363 |
6.383 |
6.402 |
6.422 |
6.442 |
6.462 |
Totaal ontvangsten |
654.977 |
720.457 |
773.087 |
829.289 |
889.106 |
952.105 |
1.018.876 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Achterstallig Lager Recht (ALR) |
50.828 |
50.828 |
50.828 |
50.828 |
50.828 |
50.828 |
50.828 |
Reisvergoeding |
35.083 |
35.083 |
35.083 |
35.083 |
35.083 |
35.083 |
35.083 |
Overig |
10.512 |
10.616 |
10.713 |
10.713 |
10.714 |
8.713 |
7.714 |
Totaal Kortlopende vorderingen |
96.423 |
96.527 |
96.624 |
96.624 |
96.625 |
94.624 |
93.625 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat (ouders van) leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo), deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Ouders zijn ervoor verantwoordelijk dat hun minderjarige kind onderwijs volgt. De overheid financiert een tegemoetkoming indien ouders, gezien hun inkomen, niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande minderjarige kinderen (middelbaar beroepsonderwijs) alleen te dragen. Hiermee borgt de overheid de toegankelijkheid van het onderwijs. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling (voortgezet onderwijs) of student (lerarenopleiding) zelf. Hij/zij kan dan zelf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming bestaande uit een maandelijkse basistoelage en een eventuele bijdrage in de schoolkosten.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt verwezen naar Trends in Beeld 2015.
Schoolkosten |
Les- of cursusgeld |
Basistoelage thuiswonend |
Basistoelage uitwonend |
||
---|---|---|---|---|---|
TS 18+ (vanaf 18 jaar): |
|||||
– |
vo onderbouw |
78,63 |
111,53 |
260,03 |
|
– |
niet bekostigd vo onderbouw |
107,67 |
94,25 |
111,53 |
260,03 |
– |
vo bovenbouw |
86,10 |
111,53 |
260,03 |
|
– |
niet bekostigd vo bovenbouw |
115,17 |
94,25 |
111,53 |
260,03 |
– |
vso |
52,24 |
111,53 |
260,03 |
|
– |
vavo |
115,17 |
94,25 |
111,53 |
260,03 |
Vo 18+ deeltijd en vavo 18+ deeltijd:1 |
|||||
– |
bij 540 of meer lesminuten per week |
309,94 |
360,00 |
||
– |
tussen 270 en 540 minuten per week |
208,81 |
240,00 |
||
Lerarenopleidingen1 |
724,40 |
567,23 |
Toelichting:
De normbedragen zijn gedifferentieerd naar schoolsoort en naar fase (boven- en onderbouw) op basis van kostenverschillen. Havo 4 en 5 en vwo 4, 5 en 6 worden tot de vo bovenbouw gerekend, de andere schoolsoorten in het vo tot de onderbouw.
De tegemoetkoming in les- of cursusgeld wordt alleen uitgekeerd als de scholier les- of cursusgeldplichtig is. In het bekostigd onderwijs is dit vanaf 18 jaar, in het aangewezen onderwijs is dit vanaf 16 jaar.
Beleidswijzigingen
In het Regeerakkoord is besloten de WTOS 17- budgettair neutraal onder te brengen in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 16–17 jaar.
Het wetsvoorstel «Wet hervorming kindregelingen» is op 24 juni 2014 in de Eerste Kamer aangenomen. Vanaf schooljaar 2015/2016 zijn daarom geen normbedragen meer opgenomen voor deze groep.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
102.472 |
95.270 |
88.307 |
87.358 |
86.316 |
85.812 |
83.959 |
||
Totale uitgaven |
102.472 |
95.270 |
88.307 |
87.358 |
86.316 |
85.812 |
83.959 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
100% |
||||||||
Inkomensoverdracht |
85.476 |
77.525 |
71.686 |
71.687 |
71.220 |
70.728 |
68.880 |
||
• |
TS 17- |
15.888 |
6.600 |
500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Minderjarige deelnemers bol (R) |
15.888 |
6.600 |
500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
• |
TS 18+ |
5.900 |
5.900 |
5.900 |
5.900 |
5.900 |
5.900 |
5.900 |
|
– |
Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) (R) |
3.955 |
3.955 |
3.955 |
3.955 |
3.955 |
3.955 |
3.955 |
|
– |
Deeltijd vo (R) |
1.945 |
1.945 |
1.945 |
1.945 |
1.945 |
1.945 |
1.945 |
|
• |
VO 18+ |
63.688 |
65.025 |
65.286 |
65.787 |
65.320 |
64.828 |
62.980 |
|
– |
Volwassenenonderwijs (vavo) (R) |
5.882 |
5.549 |
5.678 |
5.763 |
5.761 |
5.654 |
5.270 |
|
– |
Meerderjarige scholieren vo (R) |
51.245 |
53.510 |
53.694 |
54.049 |
53.516 |
53.136 |
51.819 |
|
– |
Meerderjarige scholieren vso (R) |
5.613 |
5.018 |
4.966 |
5.027 |
5.095 |
5.090 |
4.944 |
|
– |
STOEB/ALR (NR) |
948 |
948 |
948 |
948 |
948 |
948 |
947 |
|
Bijdrage aan agentschappen |
16.996 |
17.745 |
16.621 |
15.671 |
15.096 |
15.084 |
15.079 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs (R) |
16.996 |
17.745 |
16.621 |
15.671 |
15.096 |
15.084 |
15.079 |
|
Ontvangsten |
3.645 |
3.288 |
3.034 |
3.034 |
3.013 |
2.990 |
2.906 |
||
– |
TS 17- (R) |
693 |
288 |
22 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
TS 18+ (R) |
96 |
96 |
96 |
96 |
96 |
96 |
96 |
|
– |
VO 18+ (R) |
2.856 |
2.904 |
2.916 |
2.938 |
2.917 |
2.894 |
2.810 |
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
Budgetflexibiliteit
Alle programmamiddelen zijn 100 procent verplicht op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Inkomensoverdrachten
Toelichting op de financiële instrumenten
Onderstaande aantallen geven een indicatie van het gebruik van de diverse regelingen. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de WTOS wordt benut door de groepen voor wie ze bedoeld is.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers TS 17- |
26.800 |
27.400 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Aantal gebruikers TS 18+ |
6.676 |
6.700 |
6.700 |
6.700 |
6.700 |
6.700 |
6.700 |
Aantal gebruikers VO 18+ |
34.328 |
34.100 |
34.200 |
34.500 |
34.200 |
34.000 |
33.000 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten:
De geraamde ontvangsten hebben betrekking op te veel of ten onrechte uitgekeerde WTOS-uitkeringen.
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.
Rol en verantwoordelijkheid
Financieren: De Minister financiert een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Het individu heeft echter ook profijt van scholing en betaalt daarom lesgeld.
Indicatoren/kengetallen
In de Les- en cursusgeldwet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel staan de lesgeldbedragen (vastgesteld tot en met 2015/16) aangegeven.
2014/15 |
2015/16 |
2016/17 |
2017/18 |
2018/19 |
2019/20 |
2020/21 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lesgeld |
1.118 |
1.131 |
1.131 |
1.131 |
1.131 |
1.131 |
1.131 |
Beleidswijzigingen
Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen voorzien.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
7.116 |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
||
Totale uitgaven |
7.116 |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
100% |
||||||||
Bijdrage aan agentschappen |
7.116 |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
||
– |
Dienst Uitvering Onderwijs |
7.116 |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
|
Ontvangsten |
224.407 |
242.600 |
249.135 |
247.661 |
249.431 |
254.003 |
257.933 |
Budgetflexibiliteit
De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Les- en cursusgeldwet.
Bijdrage aan agentschappen
Toelichting op de financiële instrumenten
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. De geraamde uitgaven betreffen het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Door het betalen van lesgeld leveren deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder een bijdrage in de kosten van het onderwijs.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol/vo |
230.916 |
235.400 |
230.700 |
225.900 |
224.100 |
224.700 |
224.700 |
Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF
Toelichting:
Bovenstaande tabel geeft een beeld van het bereik van de regeling. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het aantal lesgeldplichtigen een afgeleide is van de demografische ontwikkelingen en de keuze van opleiding door de deelnemers/leerlingen.
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed.
Rol en verantwoordelijkheid
De verantwoordelijkheid van de Minister is in de wet verankerd. De Minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn daarbij leidend. Dit is aanvullend op het cultuuraanbod dat zonder betrokkenheid van de overheid tot stand komt.
Financieren: De Minister heeft een financierende rol door het bekostigen van de basisinfrastructuur cultuur en subsidiëring van specifieke (wettelijke) programma's en regelingen op de terreinen Erfgoed, Kunsten, Archieven, Letteren en Bibliotheken.
Stimuleren: De Minister heeft een stimulerende rol bij het versterken van de cultuursector door programma’s als ondernemerschap en internationaal cultuurbeleid.
Regisseren: De Minister heeft een regisserende rol bij de uitvoering van en toezicht op het behoud en beheer van het erfgoed, op grond van de Monumentenwet, Bibliotheekwet, Wet archeologische monumentenzorg en de Archiefwet. Toezicht op naleving van deze wetten ligt bij de Erfgoedinspectie. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is onder andere belast met de uitvoering van de Monumentenwet. Het Nationaal Archief geeft uitvoering aan de Archiefwet.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/ Indicator |
Basiswaarde |
2015 |
Streefwaarde (2016) |
|||
---|---|---|---|---|---|---|
6 |
Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed |
|||||
a |
Eigen inkomsten |
|||||
• |
Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5% |
76% (2010–2011) |
Hoger |
100% (2016) |
||
• |
Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5% |
69% (2010–2011) |
Hoger |
100% (2016) |
||
b |
Aantal bezoeken |
|||||
• |
Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) BIS |
2,6 miljoen (2009) |
2,2 miljoen |
2,2 miljoen (2016) |
||
• |
Aantal bezoeken gesubsidieerde musea |
5,7 miljoen (2009) |
7.5 miljoen |
7,5 miljoen (2016) |
Eigen inkomsten
• Basiswaarde: 76 procent of 69 procent van de BIS instellingen met een eigen inkomstennorm behaalde een gemiddelde eigen inkomstenpercentage in 2010 en 2011 van 21,5 procent of 25,5 procent of meer.
• Streefwaarde: De instapnorm voor de subsidieperiode 2013–2016 bedroeg 17,5 procent. Er wordt uitgegaan van 1 procent groei per jaar. De instapnorm voor de volgende subsidieperiode (2017–2020) is 19,5 procent voor alle cultuurproducerende instellingen en 23,5 procent voor podiumkunstinstellingen en filmfestivals. Rekening houdend met deze groei en fluctuaties per jaar, is de streefwaarde voor 2016 dat 100 procent van de instellingen minimaal 19,5 procent of 23,5 procent eigen inkomsten behaalt ten opzichte van de totale structurele overheidssubsidies.
Aantal bezoeken:
• Het verwachte aantal bezoeken voor 2016 is gebaseerd op de realisatie van het jaar 2014 (2,1 miljoen voor podiumkunstinstellingen en 10 miljoen voor musea). Hierbij is rekening gehouden met uitschieters in 2014, zoals het Mauritshuis en het Rijksmuseum Amsterdam.
Meer indicatoren rondom de doelen en functies van het cultuurstelsel worden in woord, beeld en cijfers gepresenteerd op OCW in cijfers en Cultuur in Beeld.
Beleidswijzigingen
1 januari 2016 is de beoogde datum van inwerkingtreding van de Erfgoedwet. De sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de behoefte aan duidelijkheid zijn de aanleiding om één integrale Erfgoedwet op te stellen voor het beheer en behoud van ons cultureel erfgoed.
De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed zoveel mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Daarmee spreekt OCW het vertrouwen uit dat de sector voldoende kennis, deskundigheid en betrokkenheid heeft om de zorg voor het cultureel erfgoed in de praktijk waar te maken.
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van de Bibliotheekwet en de extra investering op het terrein van muziekonderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Een aanvulling hierop is de bekendmaking van de functies in de culturele basisinfrastructuur 2017–2020. Deze culturele basisinfrastructuur bestaat uit een aantal duidelijk omschreven functies, zoals theatergezelschappen, symfonieorkesten en rijksmusea.
Na afronding van de evaluatie van het internationale cultuurbeleid zal in 2016 een gezamenlijke beleidsbrief met de bewindspersonen van BuZa worden opgesteld. In deze brief zullen wij onder andere ingaan op het huidige instrumentarium, de verdeling tussen de departementen en het culturele veld en de geografische en thematische benadering van het internationaal cultuurbeleid.
Het Actieplan Kunst van Lezen is begin 2015 positief geëvalueerd. Zo bieden inmiddels bijna alle bibliotheken BoekStart voor baby's aan en maakt 32 procent van de ouders in Nederland gebruik van BoekStart. De Bibliotheek op School is inmiddels op 40 procent van de basisscholen aanwezig. Het programma Kunst van Lezen wordt voortgezet als onderdeel van het Actieprogramma Tel mee met Taal 2016–2018, dat in maart 2015 naar de Kamer is verstuurd. Kunst van Lezen zal in deze periode verder gaan met de landelijke uitrol van BoekStart en de Bibliotheek op School en daarnaast extra inzetten op het bereiken van laagtaalvaardige ouders en hun kinderen.
Tot slot zijn naar aanleiding van de Beleidsdoorlichting Cultuur 2009–2014 twee quick scans uitgevoerd en met de Uitgangspuntenbrief 2017–2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
766.072 |
857.208 |
2.773.796 |
901.159 |
869.028 |
887.427 |
888.793 |
||
Waarvan garantieverplichtingen |
473.197 |
629.000 |
653.100 |
629.000 |
629.000 |
629.000 |
629.000 |
||
Totale uitgaven |
709.466 |
717.839 |
747.563 |
759.441 |
746.410 |
744.809 |
743.725 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
98,2% |
||||||||
Bekostiging |
608.412 |
622.998 |
651.718 |
676.036 |
661.684 |
661.684 |
661.684 |
||
– |
Culturele basisinfrastructuur |
487.566 |
470.410 |
510.334 |
507.278 |
506.838 |
506.838 |
506.838 |
|
Vierjaarlijkse instellingen |
333.074 |
317.157 |
357.643 |
355.387 |
355.276 |
355.276 |
355.276 |
||
Vierjaarlijkse fondsen |
154.492 |
153.253 |
152.691 |
151.891 |
151.562 |
151.562 |
151.562 |
||
– |
Monumentenzorg |
79.792 |
81.691 |
83.011 |
83.011 |
83.011 |
83.011 |
83.011 |
|
– |
Archieven incl. Regionale Historische Centra |
25.577 |
25.011 |
25.011 |
25.011 |
25.011 |
25.011 |
25.011 |
|
– |
Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea |
4.189 |
34.549 |
14.800 |
31.374 |
17.262 |
17.262 |
17.262 |
|
– |
Cultuureducatie met Kwaliteit |
10.000 |
10.000 |
17.500 |
28.000 |
28.000 |
28.000 |
28.000 |
|
– |
Archeologie |
1.288 |
1.337 |
1.062 |
1.362 |
1.562 |
1.562 |
1.562 |
|
Subsidies |
58.127 |
43.193 |
48.998 |
55.107 |
57.673 |
56.072 |
56.238 |
||
– |
Verbreden inzet cultuur |
7.670 |
9.077 |
9.470 |
9.451 |
9.451 |
9.951 |
9.951 |
|
– |
Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS) |
6.715 |
7.355 |
7.775 |
7.971 |
8.471 |
6.471 |
6.471 |
|
– |
Programma bibliotheekvernieuwing |
17.963 |
48 |
1.248 |
2.648 |
4.248 |
4.248 |
4.248 |
|
– |
Programma leesbevordering |
2.900 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
|
– |
Programma CRISP |
2.940 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Programma erfgoed en ruimte |
2.016 |
5.897 |
6.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
|
– |
Programma ondernemerschap |
1.475 |
1.737 |
1.737 |
500 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Specifiek cultuurbeleid |
16.448 |
16.229 |
19.918 |
23.687 |
24.653 |
24.552 |
24.718 |
|
Opdrachten |
4.411 |
4.576 |
4.202 |
3.402 |
2.501 |
2.501 |
2.501 |
||
– |
Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis |
4.411 |
4.576 |
4.202 |
3.402 |
2.501 |
2.501 |
2.501 |
|
Bijdragen aan agentschappen |
34.793 |
43.705 |
39.278 |
21.529 |
21.185 |
21.185 |
19.935 |
||
– |
Nationaal Archief |
34.793 |
43.705 |
39.278 |
21.529 |
21.185 |
21.185 |
19.935 |
|
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties |
3.723 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
||
– |
Uitvoering internationale verdragen |
1.384 |
2.366 |
2.366 |
2.366 |
2.366 |
2.366 |
2.366 |
|
– |
Uitvoering internationale contributies |
2.285 |
941 |
941 |
941 |
941 |
941 |
941 |
|
– |
Europese samenwerking |
54 |
60 |
60 |
60 |
60 |
60 |
60 |
|
Ontvangsten |
13.380 |
2.721 |
494 |
494 |
494 |
494 |
494 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 14 is voor 2016 98,2 procent juridisch verplicht.
Bekostiging
Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Aan de juridische verplichting ligt de regeling en Wet op het specifiek cultuurbeleid ten grondslag op basis waarvan voor 4 jaar aan de instellingen in de basisinfrastructuur is beschikt. Daarnaast betreffen het verplichtingen op basis van de monumentenwet en de archiefwet. Tot slot zijn ook de middelen voor cultuuronderwijs meerjarig verplicht.
De kosten voor instandhouding huisvesting van de musea zijn beleidsmatig verplicht op grond van de programmering van de Rijksgebouwendienst. Met de brief van 13 december 2013 over huisvesting musea is het voornemen geuit om uiterlijk 1 januari 2017 de beschikbare begrotingsmiddelen voor huisvesting en investeringen toe te voegen aan de langjarige bekostiging van de musea.
Subsidies
Van het beschikbare budget is in 2016 77,1 procent juridisch verplicht. Dit is een deel van verschillende programma’s, zoals Verbreden inzet Cultuur, het Programma Bibliotheekvernieuwing en Internationaal Cultuurbeleid, die ingezet zijn in het kader van het cultuurbeleid.
Het resterende deel van het budget is voor een belangrijk deel beleidsmatig verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage en de toelichting op de instrumenten.
Opdrachten
40,5 procent van het beschikbare budget is verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar dit budget volledig wordt verplicht.
Bijdrage aan agentschappen
Betreft de rijksbijdrage aan Nationaal Archief. Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Dit betreft contributies aan verdragen en lidmaatschappen waaraan Nederland deelneemt. Contributies lopen door zolang Nederland lid is van de desbetreffende verdragen en dragen bij aan de uitvoering van internationale afspraken. Het budget voor 2016 is 98,2 procent juridisch verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de instrumenten.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Culturele basisinfrastructuur
De culturele basisinfrastructuur wordt voor een periode van vier jaar bekostigd. Het cultuurstelsel voor de periode 2013–2016 is beschreven in de brief besluiten over de culturele basisinfrastructuur van 18 september 2012. De culturele basisinfrastructuur bestaat uit instellingen op het gebied van de podiumkunsten (toneel, dans, opera en orkesten), de beeldende kunsten, film, musea, letteren en bibliotheken, architectuur, vormgeving, nieuwe media, cultuureducatie en een aantal bovensectorale instellingen. Daarnaast zijn er zes cultuurfondsen, die sectoraal zijn georganiseerd. De cultuurfondsen spelen een belangrijke rol in het cultuurstelsel. Door middel van flexibele en kortlopende subsidieregelingen kunnen zij de dynamiek en vernieuwing in de cultuur op de voet volgen en zijn zij in staat snel op sectorale ontwikkelingen te reageren.
Monumentenzorg
Het wetsvoorstel Modernisering Monumentenzorg is in 2012 van kracht geworden. De brief van 16 september 2011geeft informatie over de wijze waarop subsidie voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten vanaf 2012 ingezet zal worden, en in de Beleidsbrief inzake wijzigingen in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten per 2013 is uiteengezet hoe het vernieuwde Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) vorm heeft gekregen. De subsidieregeling instandhouding monumenten zal in 2016 voor grote monumenten een extra mogelijkheid bieden subsidie te krijgen. In 2016 wordt voor grote gebouwde monumenten € 20 miljoen aan extra verplichtingen vervroegd aangaan.
Archieven inclusief Regionale Historische Centra
OCW draagt bij aan de kosten van bewaring en presentatie van de rijksarchieven uit de provincie door de Regionaal Historische Centra, die in elke provinciehoofdstad, behalve in Zuid-Holland, zijn gevestigd. Ook in 2016 wordt in samenwerking met VNG, IPO en UvW en vertegenwoordigers uit de archiefsector uitvoering gegeven aan het Archiefconvenant 2012–2016 met het programma Archief 2020. Hiermee wordt beoogd overheidsinformatie duurzaam te beheren en invulling te geven aan het begrip openbaarheid. Archief 2020 wordt gecoördineerd door het Nationaal Archief.
Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea
Deze middelen zijn beoogd om de huisvesting van collecties van rijksgesubsidieerde musea geschikt en toegankelijk te maken voor het publiek. Te denken valt hierbij aan de zorg voor binnenklimaat, daarbij vereiste kwaliteit van de aanwezige installaties en investeringen in veiligheid zoals brand-, inbraak- als arbo-voorzieningen.
Cultuureducatie met kwaliteit
Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit wordt voortgezet. Over de voortgang van het programma is de Tweede Kamer met brief van 20 juni 2014 geïnformeerd. Door inzet van drie parallelle trajecten waaraan zowel het onderwijs, de culturele instellingen als de gemeenten en provincies deelnemen wordt de kwaliteit van cultuureducatie bevorderd. De reeds lopende acties in het kader van het programma worden voortgezet. In aanvulling hierop zet OCW samen met private partijen tot en met 2020 extra in op muziekonderwijs in het primair onderwijs. OCW investeert hier tot en met 2020 € 25 miljoen in. De regeling is gericht op het versterken van kennis en vaardigheden van de mensen die voor de klas staan. Vanaf oktober 2015 kunnen scholen een beroep doen op de regeling Impuls Muziekonderwijs via het Fonds Cultuurparticipatie.
Archeologie
Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van de verbetervoorstellen naar aanleiding van de evaluatie op de archeologiewetgeving die met de brief van 7 februari 2012 aan de Tweede Kamer is gestuurd. Daarnaast besteedt de rijksoverheid middelen aan het beheer en onderhoud van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).
Verbreden inzet cultuur
Voor de financiering van de cultuurkaart is meerjarig een budget opgenomen van € 4,9 miljoen per jaar. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor digitaliseringprojecten in de cultuursector.
Internationaal cultuurbeleid
Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van OCW en BuZa. Het doel is een bijdrage te leveren aan het internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen, een vooraanstaande internationale marktpositie van kunstenaars en cultuur, het Nederlands economisch belang en de culturele diplomatie. Voor creatieve industrie, één van de negen topsectoren, is de internationale marktpositie prioriteit. Het gaat hier om de ontwerpsectoren architectuur, vormgeving en e-cultuur. OCW en BuZa financieren samen een internationaliseringsprogramma voor de periode 2013–2016.
Programma bibliotheekvernieuwing
Per 1 januari 2015 is de Wet stelsel van openbare bibliotheken ingevoerd. De wet organiseert het openbare bibliotheekwerk als een netwerk van met elkaar samenwerkende lokale en regionale voorzieningen. In het netwerk speelt de Koninklijke Bibliotheek een centrale rol als nationale bibliotheek van Nederland. De Koninklijke Bibliotheek verricht taken voor het stelsel als geheel, waaronder het beheer en de ontwikkeling van de digitale openbare bibliotheek. Activiteiten in 2016 concentreren zich op het vergroten van het bereik van de digitale bibliotheek en op de rol van openbare bibliotheken bij leesbevordering en bestrijding van laaggeletterdheid.
Programma leesbevordering
Het programma Kunst van Lezen wordt voortgezet als onderdeel van het Actieprogramma Tel mee met Taal 2016–2018, dat in maart 2015 naar de Kamer is verstuurd.
Programma Erfgoed en Ruimte
Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van het programma Visie Erfgoed en Ruimte vanaf 2013. Hierin geeft het rijk aan welke cultuurhistorische gebieden en opgaven van (inter)nationaal belang worden geacht en waar het rijk een rol ziet in het gebiedsgerichte erfgoedmanagement.
Programma Ondernemerschap Cultuur
Het programma Ondernemerschap Cultuur heeft als doel het versterken van ondernemerschap in de culturele sector. Zowel bij instellingen als bij makers. Het programma bestaat uit drie onderdelen; het programma Leiderschap in Cultuur; ondersteuning van individuele makers en instellingen bij het opbouwen van de beroepspraktijk en als laatste onderdeel fondsenwerving Wijzer Werven. De branche is betrokken bij ondersteuning van ondernemerschap.
Specifiek cultuurbeleid
Onder specifiek cultuurbeleid zijn verschillende kleinere subsidiebudgetten opgenomen.
De Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016 is een interdepartementaal werkprogramma. De middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken.
Onder deze post vallen daarnaast het budget voor de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog en de bijdrage aan het Jheronimus Bosch jaar. Ten slotte gaat het om de middelen die in de Museumbrief beschikbaar zijn gesteld voor het stimuleren van samenwerkingsinitiatieven, digitalisering, bescherming en zichtbaarheid van de collecties. Vanaf 2016 zijn middelen gereserveerd voor een bijdrage aan de Europese Culturele Hoofdstad 2018.
Opdrachten
Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis
Dit budget is bestemd voor opdrachten die bestaan uit het inhuren van bureaus voor beleidsonderzoek, evaluaties, visitatie/monitoring en versterking van de kennisbasis in de cultuursector.
Bijdrage aan agentschappen: Nationaal Archief
Deze middelen betreffen de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief. De baten en lasten van deze dienst worden apart in de begroting opgenomen.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Naast de prioriteiten die onder internationaal cultuurbeleid zijn genoemd, is Nederland aan een aantal verplichtingen gebonden en draagt Nederland bij aan de uitvoering van internationale verdragen. Dit geldt voor de UNESCO erfgoedverdragen voor werelderfgoed, immaterieel erfgoed, de bescherming van cultureel erfgoed bij gewapend conflict en de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen. Ook wordt in dit kader bijgedragen aan het Europees filmprogramma (Eurimages) en de Nederlandse Taal Unie.
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod, dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking
Rol en verantwoordelijkheid
Media hebben een prominente rol in onze democratie en cultuur. Wat we zien, horen en lezen, beïnvloedt ons beeld van de wereld en onze opvattingen. Daarom borgt de Minister vier publieke belangen in het mediabeleid, waar zij verantwoordelijk voor is: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. De Minister heeft specifieke zorg voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de daarvoor relevante wet- en regelgeving. De Minister heeft naast een financierende rol, vooral ook een regisserende rol.
Financieren: De Minister financiert de landelijke en regionale publieke omroep, en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen. De taakopdracht is wettelijk bepaald en het budget van de publieke omroep is vastgesteld met behoud van afstand tot de uitvoering en inhoud. Op basis van het concessiebeleidsplan sluit de Minister elke vijf jaar een prestatieovereenkomst met de publieke omroep. Verder is de Minister verantwoordelijk voor instrumenten ter bevordering van culturele producties, documentaires, drama, kunst- en kinderprogramma’s, het steunen en stimuleren van een onafhankelijke en kwalitatief goede journalistieke infrastructuur (Stichting Stimuleringsfonds voor de Journalistiek) en voor het bevorderen van mediawijsheid (NICAM en Mediawijzer.net).
Regisseren: Als regisseur is de Minister verantwoordelijk voor de wetgeving ten aanzien van de taak en organisatie van de publieke omroep en voor wetgeving voor commerciële media. De regels voor commerciële omroepen vloeien voornamelijk voort uit Europese richtlijnen over audiovisuele mediadiensten. Verder is de Minister als regisseur verantwoordelijk voor wetgeving met betrekking tot omroepdistributie. Het doel daarvan is de toegang tot een gevarieerd media-aanbod te bevorderen en te verzekeren.
De OCW-begroting wordt in het najaar nader uitgewerkt in de mediabegrotingsbrief, die als basis dient voor de begrotingsbehandeling van dit artikel 15 door de Tweede Kamer. Deze brief geeft een gedetailleerde vooruitblik op het nieuwe jaar, een uitwerking van de maatregelen op het gebied van media alsmede een terugblik op de realisatie van voorgaand jaar.
Op basis van het vijfjaarlijkse concessiebeleidsplan zal de Minister voor de erkenningperiode die loopt van 2016 tot en met 2020, een prestatieovereenkomst afsluiten met de landelijke publieke omroep. Over de uitvoering van deze prestatieovereenkomst rapporteert de landelijke publieke omroep jaarlijks aan de Minister. Deze verantwoording wordt gevalideerd door het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat voor de Media kan ook een boete opleggen als de publieke omroep de prestatieovereenkomst niet naleeft. Zowel de verantwoording als de validatie wordt als bijlage bij de mediabegrotingsbrief aan de Tweede Kamer verzonden.
Indicatoren/kengetallen
1. |
Waarborgen dat alle lagen van de bevolking toegang hebben tot een kwalitatief hoogstaand media-aanbod |
||||||||
• |
de NPO wordt gewaardeerd door de Nederlandse bevolking |
||||||||
– waardering Nederlandse Publieke Omroep |
7,1 |
||||||||
– waardering commerciële omroepen |
6,8 |
||||||||
Bron: Ipsos |
|||||||||
• |
de NPO bereikt met zijn programmering een groot deel van de Nederlandse bevolking |
||||||||
– gemiddeld weekbereik, 15 minuten aaneengesloten voor de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder |
82,4% |
||||||||
Bron: Terugblik NPO |
|||||||||
2. |
Het waarborgen van een kwalitatief hoogstaande journalistieke informatievoorziening met voldoende onafhankelijk media-aanbod |
||||||||
• |
Nederland handhaaft een hoge positie op de World Press Freedom Index |
#2/180 |
Bron: Reporters without borders
Toelichting:
• In het najaar zal voor de periode 2016–2020 een nieuwe prestatieovereenkomst met de NPO worden afgesloten. Omdat de gesprekken over de prestatieafspraken (waaronder de specifieke formuleringen en de streefwaarden) nog in volle gang zijn, worden in de rijksbegroting 2016 geen indicatoren media opgenomen.
• Wel worden in deze begroting nieuwe kengetallen geïntroduceerd. Deze kengetallen hebben betrekking op belangrijke onderwerpen uit de huidige prestatieafspraken en zullen – mogelijkerwijs in een andere vorm – terugkomen in de nieuwe prestatieovereenkomst en in de rijksbegroting van 2017. Een uitgebreidere duiding van de kengetallen is te vinden op de website OCW in Cijfers.
• Het gemiddelde streefcijfer voor het bereik van de NPO bedraagt voor de jaren 2010–2015 85 procent. Bij de nieuw af te sluiten prestatieovereenkomst zullen opnieuw worden afspraken gemaakt over het beoogde bereik.
Beleidswijzigingen
In 2016 start de nieuwe concessie- en erkenningsperiode van de landelijke publieke omroep. Het streven is om de voorgestelde wijziging van de Mediawet gelijktijdig in werking te laten treden (per 1 januari 2016). In het Concessiebeleidsplan 2016–2020 (hierna: CBP) omschrijft de NPO hoe hij zijn opdracht in de komende concessieperiode uitvoert, rekening houdend met deze voorgenomen wetswijzigingen. Mede op basis van het CBP wordt een nieuwe prestatieovereenkomst afgesloten met de NPO voor de periode 2016–2020. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving ervan.
Een ander onderdeel van het genoemde wetsvoorstel is een versterking van de regionale publieke omroepen door invoering van een eenduidige en sterke bestuursstructuur. Er komt een wettelijke bestuurlijke organisatie voor de regionale omroepen: de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO).
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de beleidsagenda.
Binnen de bekostiging van de landelijke publieke omroep eindigt per 1 januari 2016 de bekostiging van de 2.42-omroepen (kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag).
In het najaar van 2015 vindt een evaluatieonderzoek plaats om een oplossing te vinden voor de structurele kosten van de digitale opslag bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
De Boston Consulting Group doet in 2015 een onderzoek naar de omvang van de wettelijke taken en de daarbij passende bekostiging van het Commissariaat voor de Media.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.180.980 |
1.007.133 |
1.005.154 |
963.230 |
966.953 |
964.113 |
977.030 |
||
Totale uitgaven |
1.149.484 |
864.627 |
1.005.485 |
956.230 |
966.953 |
964.113 |
977.030 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,9% |
||||||||
Bekostiging |
1.143.398 |
859.926 |
1.000.856 |
951.902 |
962.764 |
959.924 |
972.841 |
||
– |
Publieke Omroep (omroepinstellingen) |
1.012.687 |
776.519 |
912.191 |
876.862 |
876.761 |
876.761 |
876.761 |
|
Landelijke publieke omroep |
836.974 |
648.768 |
756.397 |
738.625 |
738.524 |
738.524 |
738.524 |
||
Regionale omroep |
174.413 |
127.751 |
155.794 |
138.237 |
138.237 |
138.237 |
138.237 |
||
Minderhedenprogrammering |
1.300 |
||||||||
– |
Beheertaken landelijke publieke omroep |
72.858 |
49.924 |
61.383 |
61.383 |
61.383 |
61.383 |
61.383 |
|
Stichting Omroep Muziek |
18.097 |
12.358 |
15.571 |
15.571 |
15.571 |
15.571 |
15.571 |
||
Uitzenden en uitzendgereedmaken |
29.713 |
20.725 |
25.274 |
25.274 |
25.274 |
25.274 |
25.274 |
||
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) |
25.048 |
16.841 |
20.538 |
20.538 |
20.538 |
20.538 |
20.538 |
||
– |
Dotaties, bijdragen publieke omroep |
32.542 |
28.666 |
30.345 |
13.106 |
13.092 |
13.092 |
13.092 |
|
Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) |
18.646 |
17.202 |
17.202 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek |
2.101 |
2.185 |
2.156 |
2.119 |
2.105 |
2.105 |
2.105 |
||
Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO) |
9.156 |
6.535 |
7.969 |
7.969 |
7.969 |
7.969 |
7.969 |
||
Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik) |
1.859 |
1.498 |
1.498 |
1.498 |
1.498 |
1.498 |
1.498 |
||
Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) |
780 |
1.246 |
1.520 |
1.520 |
1.520 |
1.520 |
1.520 |
||
– |
Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve |
24.736 |
3.991 |
– 3.889 |
– 275 |
10.702 |
7.862 |
20.779 |
|
– |
Overige bekostiging media (uit rente AMR) |
250 |
500 |
500 |
500 |
500 |
500 |
500 |
|
– |
Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016 |
325 |
326 |
326 |
326 |
326 |
326 |
326 |
|
Vierjaarlijkse instellingen |
325 |
326 |
326 |
326 |
326 |
326 |
326 |
||
Subsidies |
498 |
920 |
919 |
919 |
919 |
919 |
919 |
||
– |
Subsidies |
498 |
920 |
919 |
919 |
919 |
919 |
919 |
|
Opdrachten |
7 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
Opdrachten |
7 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
5.519 |
3.746 |
3.675 |
3.374 |
3.235 |
3.235 |
3.235 |
||
– |
Commissariaat voor de Media |
5.519 |
3.746 |
3.675 |
3.374 |
3.235 |
3.235 |
3.235 |
|
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties |
62 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
||
– |
Uitvoering internationale verdragen en contributies |
62 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
|
Ontvangsten |
196.571 |
191.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 15 is in 2016 99,9 procent juridisch verplicht.
Bekostiging. Het beschikbare budget voor 2016 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de landelijke en de regionale publieke omroep. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.
Subsidies. Subsidies worden in de regel juridisch verplicht in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Op dit moment is er voor 2016 nog geen juridische verplichting vastgelegd.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Het beschikbare budget voor 2016 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op het CvdM. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.
Bijdragen aan internationale organisaties. Het beschikbare budget voor 2016 is volledig juridisch verplicht. Het betreft een jaarlijkse contributie.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Landelijke en regionale publieke omroep
De publieke omroep waarborgt een hoogstaand en pluriform media-aanbod, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Daarom bekostigt de Minister van OCW de landelijke en regionale publieke omroep. Mede vanwege Europese regels op het gebied van staatssteun, houdt de overheid greep op de aard en omvang van het takenpakket van de landelijke en regionale publieke omroep en bepaalt de overheid het budget van de publieke omroep.
Stichting Omroep Muziek (SOM)
Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren.
Uitzenden en uitzendgereedmaken
Deze beheertaken bestaan uit het gereedmaken van programma’s voor uitzending en het uitzenden van programma’s van de landelijke publieke omroep.
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)
Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief.
Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)
Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) is het instrument binnen het mediabeleid om de vervaardiging van hoogwaardige culturele producties binnen het media-aanbod te stimuleren. De bijdrage is bestemd voor het verstrekken van financiële bijdragen voor de ontwikkeling en productie van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke media-instellingen. Per 1 januari 2017 eindigt de bekostiging van het Mediafonds.
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is binnen het mediabeleid het instrument om de pluriformiteit van het journalistieke media-aanbod te stimuleren, zowel binnen pers en omroep als via het internet. De activiteiten van het fonds dragen bij aan innovatie van de journalistiek en aan stimulering van de journalistieke functie van de media in onze samenleving.
Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO)
Het CoBO-fonds ondersteunt de documentairesector en participeert in audiovisuele coproductieprojecten waarin wordt deelgenomen door een of meer van de publieke instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep en de Vlaamse publieke omroep (VRT) en/of Duitse publieke omroepen en/of onafhankelijke filmproducenten en/of instellingen werkzaam op het gebied van de podiumkunsten.
Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)
Het Mediawijsheid Expertisecentrum (Mediawijzer.net) bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de samenleving waar media alom zijn. Bij het huidige programma zijn het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, ECP-EPN, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG betrokken.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
De kerntaak van het Commissariaat voor de Media (hierna: CvdM) bestaat uit het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op het handelen van de media-instellingen in Nederland en uit handhavend optreden ingeval de toepasselijke regelgeving niet in acht wordt genomen. De bevoegdheid om toezicht en handhaving uit te oefenen heeft betrekking op alle media-instellingen: publieke media-instellingen op landelijk, regionaal en lokaal niveau en commerciële media-instellingen op landelijk en niet-landelijk niveau. Het CvdM is tevens verantwoordelijk voor het metatoezicht op het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Daarnaast heeft het CvdM tot taak erop toe te zien dat kabelexploitanten hun wettelijke verplichtingen nakomen tot doorgifte van de must carry-zenders.
Ontvangsten
Dit betreffen de ramingen van de reclameopbrengsten van de STER en van de renteontvangsten op de Algemene Mediareserve.
Artikel
Artikel
Algemene doelstelling
De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.
Financieren: De Minister bekostigt het onderzoeks- en wetenschapsbestel.
Stimuleren: De Minister stimuleert in het wetenschappelijk onderzoek:
• kwaliteit en excellentie;
• zwaartepuntvorming en profilering. De afspraken die hierover gemaakt zijn met de universiteiten staan vermeld in het hoofdlijnenakkoord;
• samenwerking in de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheid. In het topsectorenbeleid zijn hiervoor innovatiecontracten ontwikkeld;
• aansluiting op het maatschappelijk belang.
Regisseren: De Minister schept voorwaarden voor:
• een klimaat voor universiteiten en kennisinstellingen voor het doen van excellent onderzoek;
• borging van het vernieuwend vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek;
• het doelmatig functioneren van wetenschappelijke instellingen die, zowel zelfstandig als in relatie tot universiteiten en bedrijven, een belangrijke plaats innemen;
• de Nederlandse onderzoeksfaciliteiten;
• de coördinatie en positionering van het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau.
De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen en op voldoende verspreiding van kennis naar de maatschappij.
Indicatoren/kengetallen
Indicatoren en overige informatie over de toerusting en de prestaties voor het onderzoekstelsel worden beschreven in Trends in Beeld. De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en op basis hiervan de kwaliteit van het wetenschapssysteem kan onder meer bezien worden op basis van citaties naar wetenschappelijke publicaties. De wetenschappelijke artikelen die in de periode 2009–2012 in Nederland zijn geproduceerd worden in de jaren daarna 52 procent vaker geciteerd dan het mondiale gemiddelde. Nederland neemt op basis hiervan mondiaal een vooraanstaande (tweede) positie in wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek.
De kwaliteit van de Nederlandse wetenschap blijkt ook uit het hoge aandeel van Nederlandse wetenschappers over de volle breedte van het Europese programma voor onderzoek en innovatie, zowel als het gaat om de maatschappelijke uitdagingen als bijvoorbeeld de European Research Council.
Doelstelling/Indicator |
Basiswaarde |
2015 |
Streefwaarde |
|
---|---|---|---|---|
Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap |
2 (2009–2012) |
2 (2009–2012) |
kleiner of gelijk 5 (2010–2013)». |
WTI2 (Thomson Reuters/CWTS Web of Science. Bewerking CWTS/NIFU) |
Wetenschapsagenda
Beleidswijzigingen
Strategische keuzes en samenwerking zijn nodig om de toppositie van de Nederlandse wetenschap verder te versterken. Het kabinet wil middelen gerichter gaan inzetten, met oog voor wetenschappelijke sterktes, maatschappelijke vraagstukken en economische kansen. Het kabinet stelt daartoe samen met kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid in 2015 De Nationale Wetenschapsagenda op.
De Nationale Wetenschapsagenda zal een inspiratiebron zijn voor de Nederlandse wetenschap. Op de korte en middellange termijn zal De Nationale Wetenschapsagenda doorwerken in de profilering van de universiteiten en hogescholen, de programmering van de partners van de kenniscoalitie, de ontwikkelingsrichting van de nationale onderzoeksinstituten en in investeringen in grote onderzoeksfaciliteiten.
De agenda zal uitdagende thema’s benoemen waar de wetenschap zich op gaat richten, met een actieve betrokkenheid van bedrijven en maatschappelijke organisaties. De agenda stimuleert samenwerking, creativiteit en vernieuwing. In de Nationale Wetenschapsagenda zal worden aangesloten bij bestaande internationale onderzoeksagenda’s zoals het Europese Horizon2020.
Het kabinet heeft aan de Kenniscoalitie de opdracht gegeven om De Nationale Wetenschapsagenda te ontwikkelen. De stuurgroep bestaat uit de universiteiten (VSNU), de hogescholen (VH), de Universitair Medische Centra (NFU), KNAW, NWO, VNO-NCW, MKB-Nederland en de instituten voor toegepast onderzoek (TNO/TO2).
Via www.wetenschapsagenda.nl heeft iedereen in Nederland tot 1 mei 2015 zijn of haar vragen aan de wetenschap kunnen stellen. Deze vragen leveren input voor het opstellen van De Nationale Wetenschapsagenda. In totaal zijn meer dan 11.000 vragen ingediend en ter beoordeling aan wetenschappelijke jury’s voorgelegd. Eind 2015 zal het kabinet de nationale wetenschapsagenda vaststellen en haar naar de Kamer zenden.
Onderzoek houdt niet op bij de grens: onderzoekers werken grensoverschrijdend samen en gebruiken elkaars kennis en technologieën. Om dit optimaal te faciliteren wordt in de EU nauw samengewerkt op het terrein van onderzoek en innovatie. Nederland is tijdens de eerste helft van 2016 Voorzitter van de Raad van de Europese Unie. Centraal daarbij staat open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksdata, die alleen gerealiseerd kan worden via Europese samenwerking. Een andere prioriteit is de nieuwe ESFRI-Roadmap voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten, waarvoor geldt dat via Europese bundeling van krachten grote meerwaarde kan worden bereikt voor de wetenschap, economie en samenleving.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.342.276 |
967.620 |
934.735 |
930.902 |
929.176 |
928.892 |
928.584 |
||
Totale uitgaven |
926.503 |
1.025.759 |
953.579 |
934.716 |
930.395 |
929.176 |
928.892 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
99,8% |
||||||||
Bekostiging |
756.167 |
901.486 |
836.922 |
819.354 |
816.363 |
814.913 |
814.621 |
||
• |
Hoofdbekostiging |
504.082 |
652.035 |
590.395 |
574.852 |
571.869 |
571.269 |
571.069 |
|
NWO-wet en WHW |
|||||||||
– |
NWO |
365.891 |
476.705 |
457.552 |
443.971 |
442.091 |
441.491 |
441.291 |
|
– |
KNAW |
91.331 |
88.220 |
87.193 |
86.034 |
85.359 |
85.359 |
85.359 |
|
– |
KB |
46.860 |
87.110 |
45.650 |
44.847 |
44.419 |
44.419 |
44.419 |
|
• |
Aanvullende bekostiging |
252.085 |
249.451 |
246.527 |
244.502 |
244.494 |
243.644 |
243.552 |
|
– |
NWO Talentenontwikkeling |
165.865 |
162.318 |
161.409 |
161.246 |
160.885 |
160.885 |
160.885 |
|
– |
NWO STW |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
|
– |
NWO Grootschalige researchinfrastructuur |
61.963 |
54.243 |
55.295 |
55.382 |
55.380 |
55.380 |
55.380 |
|
– |
Nationaal RG onderwijsonderzoek |
16.257 |
19.448 |
17.823 |
15.874 |
16.229 |
15.379 |
15.287 |
|
– |
Poolonderzoek |
0 |
2.942 |
1.500 |
1.500 |
1.500 |
1.500 |
1.500 |
|
– |
Kust- en Zeeonderzoek |
0 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
2.500 |
|
Subsidies |
83.131 |
27.986 |
27.783 |
26.507 |
25.184 |
25.415 |
25.423 |
||
• |
Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap |
26.494 |
18.100 |
18.100 |
18.100 |
18.100 |
18.100 |
18.100 |
|
– |
CPG |
261 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Montesquieu Instituut |
559 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
NBC/Nationaal Herbarium |
10.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
|
– |
BPRC |
8.635 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
|
– |
NCWT/NEMO |
3.520 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
|
– |
STT |
231 |
219 |
219 |
219 |
219 |
219 |
219 |
|
– |
NTU/INL |
3.053 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
• |
Subsidieregeling St.AAP |
1.027 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
|
• |
Kaderregeling subsidiëring projecten t.b.v. onderzoek en wetenschap |
55.610 |
8.858 |
8.655 |
7.379 |
6.056 |
6.287 |
6.295 |
|
– |
Kust en zeeonderzoek |
2.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Poolonderzoek |
2.942 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Genomics |
40.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Nationale coördinatie |
6.098 |
6.108 |
5.905 |
6.129 |
6.056 |
6.287 |
6.295 |
|
– |
Bilaterale samenwerking |
3.570 |
2.750 |
2.750 |
1.250 |
0 |
0 |
0 |
|
Opdrachten |
676 |
835 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
||
– |
opdrachten |
676 |
835 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
|
Bijdrage aan agentschappen |
303 |
301 |
286 |
267 |
260 |
260 |
260 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
303 |
301 |
286 |
267 |
260 |
260 |
260 |
|
Bijdrage aan medeoverheden |
480 |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
||
– |
Nationaal contactpunt Kaderprogramma |
480 |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
|
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties |
85.746 |
94.663 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
||
– |
EMBC |
775 |
812 |
812 |
812 |
812 |
812 |
812 |
|
– |
EMBL |
4.732 |
4.846 |
4.851 |
4.851 |
4.851 |
4.851 |
4.851 |
|
– |
ESA |
30.362 |
30.950 |
31.065 |
31.065 |
31.065 |
31.065 |
31.065 |
|
– |
CERN |
41.363 |
46.868 |
40.000 |
40.000 |
40.000 |
40.000 |
40.000 |
|
– |
ESO |
8.514 |
8.615 |
8.500 |
8.500 |
8.500 |
8.500 |
8.500 |
|
– |
NTU/INL |
0 |
2.572 |
2.572 |
2.572 |
2.572 |
2.572 |
2.572 |
|
Ontvangsten |
117 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 16 is in 2016 99,8 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB alsmede een aantal bijdragen met een structureel karakter. De wettelijke grondslag van de bekostiging is vastgelegd in de NWO-wet en de WHW. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2016 98 procent juridisch verplicht. Het betreft hier subsidies aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur zoals NBC Nationaal Herbarium, BPRC en NCWT/NEMO.
Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2016 20 procent juridisch verplicht op grond van in 2015 of eerder gesloten overeenkomsten.
Bijdrage aan agentschappen, aan medeoverheden en aan (inter)nationale organisaties: Het beschikbare budget is voor 100 procent juridisch verplicht.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Het Ministerie van OCW bekostigt de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB. Hiermee stelt de Minister deze organisaties in staat om binnen de wettelijke kaders en in lijn met de vierjaarlijkse strategische agenda en strategische plannen van de instellingen hun missies en doelstellingen te realiseren. Die zijn gericht op het bevorderen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen daarin.
OCW draagt met een structureel karakter bij aan:
• NWO voor grote infrastructurele onderzoeksvoorzieningen voor de uitvoering van projecten die geselecteerd zijn op grond van de resultaten van de nationale roadmap commissie grootschalige researchinfrastructuur. Met de inzet van deze middelen worden onze onderzoekers in de gelegenheid gesteld om te kunnen werken met onderzoeksfaciliteiten van wereldniveau;
• NWO voor het uitvoeren van een integraal persoonsgebonden talentprogramma waarin naast de «Vernieuwingsimpuls» ook de voormalige middelen voor de specifieke doelgroepen zijn opgegaan. Doelen zijn om via competitie op basis van wetenschappelijke kwaliteit voldoende ruimte te geven aan (jonge) veelbelovende onderzoekers, excellentie in het onderzoek te bevorderen en te zorgen voor een adequate in- en doorstroom van onderzoekers zodat er verbetering optreedt in hun loopbaanperspectieven;
• Vanaf 2014 is er een aanvullende bekostiging voor NWO bijgekomen voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijs Onderzoek.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van de centrale doelstelling van het Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB) worden subsidies verstrekt.
Diverse subsidies voor stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur, het gaat hier o.a. om bijdragen aan:
• Naturalis voor de totstandkoming van het Naturalis Biodiversity Center (NBC);
• het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenonderzoek en de huisvesting van primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor het verzorgen van de opvang van de BPRC-chimpansees;
• Stichting Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie (NCWT) voor het ontwikkelen van Science Museum NEMO, het organiseren van het Weekend van de Wetenschap, het faciliteren van andere regionale science centra en wetenschapsmusea en overige gerelateerde landelijke wetenschaps- en techniekcommunicatie-activiteiten.
Bijdrage aan baten/lastendienst
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Bijdrage internationale organisaties
Contributies aan de grote internationale onderzoeksorganisaties EMBC, EMBL, ESA, CERN en ESO. Door deelname van Nederland aan deze intergouvernementele organisaties krijgen onze wetenschappelijke onderzoekers toegang tot unieke grootschalige onderzoeksfaciliteiten en internationale netwerken van toponderzoekers. Deze deelname is mede van groot belang voor het functioneren van ons nationale onderzoeksbestel.
Bijdrage aan mede overheden
Opdracht aan Expertisecentrum Internationaal Onderzoek en Innovatie (EIOI, voorheen EG-Liaison) voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke Nederlandse participatie in het EU-Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het programma voor Onderzoek en Innovatie «Horizon 2020» alsmede voor de ondersteuning van het Europese voorzitterschap. De medewerkers van EIOI blijven hierdoor het Nationaal contactpunt Kaderprogramma in Nederland.
Artikel
Artikel
Het bevorderen van emancipatie
Algemene doelstelling
Het kabinet wil emancipatie bevorderen: de emancipatie van meisjes en vrouwen en de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT). Doel is de veiligheid van vrouwen, homoseksuelen en transgenders te vergroten en de participatie van vrouwen in alle lagen en sectoren van de arbeidsmarkt te bevorderen. Een positieve houding en beeldvorming over homoseksuele relaties en vrouwen met ambitie dienen vanzelfsprekend te worden.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor het bevorderen van de emancipatie van meisjes en vrouwen en voor de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT).
Stimuleren:
Het instrument, dat de Minister ter beschikking heeft, is wet- en regelgeving, zoals de Subsidieregeling emancipatie 2011. Deze regeling voorziet in het verstrekken van subsidies aan instellingen voor vrouwenemancipatie en emancipatie van LHBT en projectsubsidies aan het maatschappelijk middenveld. Tevens maakt de Minister gebruik van communicatie naar het beleidsveld onder andere naar belangenorganisaties.
Regisseren:
Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale emancipatiebeleid.
Indicatoren/kengetallen
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking |
92% |
≥90% |
≥90% |
≥90% |
≥90% |
≥90% |
Bron: SCP Wel trouwen, niet zoenen. De houding van de Nederlandse bevolking tegenover lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderpersonen 2015.
Beleidswijzigingen
De midterm review en beleidsdoorlichting in 2014 geven geen aanleiding tot grote aanpassingen in het emancipatiebeleid. De lijn, zoals weergegeven in de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016, wordt daarom grotendeels voortgezet. Wel zullen er nieuwe accenten worden gelegd.
• Voortzetting van de aandacht voor economische zelfstandigheid;
• Extra focus op groepen waar de sociale acceptatie van LHBT’s lager is dan gemiddeld: jongeren en migranten- en religieuze gemeenschappen;
• Meer nadruk op sekse- en genderdiversiteit binnen het LHBT-beleid;
• Meer aandacht voor mannen bij gendergelijkheid.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
15.444 |
7.283 |
10.609 |
12.628 |
15.154 |
15.463 |
15.463 |
||
Uitgaven |
13.124 |
15.284 |
13.474 |
14.625 |
15.581 |
15.463 |
15.463 |
||
Waarvan juridisch verplicht (%) |
52,6% |
||||||||
Bekostiging |
4.148 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
||
• |
Kennisinfrastructuur |
4.148 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
|
– |
Vrouwenemancipatie |
2.948 |
2.952 |
2.952 |
2.952 |
2.952 |
2.952 |
2.952 |
|
– |
LHBT |
1.200 |
1.201 |
1.201 |
1.201 |
1.201 |
1.201 |
1.201 |
|
Subsidies |
7.370 |
7.693 |
7.194 |
7.194 |
7.204 |
7.234 |
7.234 |
||
• |
Subsidieregeling emancipatie |
2.590 |
343 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
Vrouwenemancipatie |
2.590 |
286 |
||||||
– |
LHBT |
57 |
|||||||
• |
Subsidieregeling emancipatie 2011 |
4.780 |
7.350 |
7.194 |
7.194 |
7.204 |
7.234 |
7.234 |
|
– |
Vrouwenemancipatie |
2.568 |
5.037 |
5.129 |
4.879 |
4.879 |
4.879 |
4.879 |
|
– |
LHBT |
2.212 |
2.313 |
2.065 |
2.315 |
2.325 |
2.355 |
2.355 |
|
Opdrachten |
1.455 |
1.257 |
1.021 |
1.043 |
1.043 |
1.043 |
1.043 |
||
– |
Vrouwenemancipatie |
852 |
683 |
542 |
564 |
564 |
564 |
564 |
|
– |
LHBT |
603 |
574 |
479 |
479 |
479 |
479 |
479 |
|
Bijdrage aan agentschappen |
151 |
150 |
143 |
133 |
129 |
129 |
129 |
||
– |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
151 |
150 |
143 |
133 |
129 |
129 |
129 |
|
Bijdrage aan medeoverheden |
0 |
1.886 |
923 |
2.062 |
3.022 |
2.904 |
2.904 |
||
• |
Gemeentefonds BZK |
0 |
1.886 |
923 |
2.062 |
3.022 |
2.904 |
2.904 |
|
– |
Vrouwenemancipatie |
1.049 |
789 |
2.003 |
2.003 |
2.003 |
2.003 |
||
– |
LHBT |
837 |
134 |
59 |
1.019 |
901 |
901 |
||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties |
145 |
40 |
40 |
30 |
|||||
– |
LHBT |
145 |
40 |
40 |
30 |
||||
Ontvangsten |
89 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 25 is voor 2016 52,6 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: Juridische verplicht 100 procent. De aanvragen van de kennisinfrastructuur voor de jaren 2016 en 2017 moeten vóór 1 oktober 2015 zijn ingediend.
Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 53,9 procent juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2015 26,6 procent juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van de jaren het resterende deel van het budget wordt verplicht.
Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan mede-overheden: Juridisch verplicht 0 procent.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Juridisch verplicht 100 procent.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Met deze middelen worden zes instituten voor de Kennisinfrastructuur bekostigd.
Subsidies
Voor het uitvoeren van de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013- 2016 worden subsidies verleend voor activiteiten die passen bij deze brief.
Opdrachten
De middelen voor opdrachten voor zowel vrouwenemancipatie als LHBT-emancipatie worden besteed aan onderzoeken en symposia.
Bijdrage aan agentschappen
Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Bijdrage aan mede-overheden
Actieve gemeenten op het gebied van vrouwen- en LHBT- emancipatiebeleid ontvangen via een decentralisatie-uitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties:
Bijdrage aan het Europese project «Rights, Equality and Citizenship Programme» van Transgender Europe (TGEU).
Artikel
Artikel
Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sector overschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen naar deze artikelen overgeboekt. Het betreft:
• Loonbijstelling;
• Prijsbijstelling;
• Nader te verdelen.
Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
0 |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
|
Uitgaven |
0 |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
|
• |
Loonbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
• |
Prijsbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
• |
Nader te verdelen |
0 |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
Ontvangsten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Toelichting:
Op het onderdeel Nader te verdelen staan onder andere middelen die een budgettair effect hebben op meer dan één beleidsartikel en waarvan de verdeling over deze artikelen nog niet bekend is. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om ombuigingen. Dit onderdeel bevat een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen voor de jaren 2017 tot en met 2020 welke bij de begroting 2017 zal worden verdeeld over de verschillende beleidsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2016.
Artikel
Artikel
Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven van het kerndepartement, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en adviesraden geraamd.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
256.178 |
260.366 |
239.161 |
221.189 |
213.060 |
213.508 |
212.669 |
|
Uitgaven |
256.178 |
260.366 |
239.161 |
221.189 |
213.060 |
213.508 |
212.669 |
|
Personele uitgaven |
176.907 |
179.687 |
166.545 |
154.045 |
148.566 |
148.908 |
148.023 |
|
Waarvan |
||||||||
– |
eigen personeel |
164.778 |
167.990 |
155.495 |
143.858 |
138.740 |
139.061 |
138.129 |
– |
externe inhuur |
8.612 |
8.305 |
7.846 |
7.233 |
6.977 |
6.992 |
7.025 |
– |
overige personele uitgaven |
3.517 |
3.392 |
3.204 |
2.954 |
2.849 |
2.855 |
2.869 |
Materiële uitgaven |
79.271 |
80.679 |
72.616 |
67.144 |
64.494 |
64.600 |
64.646 |
|
Waarvan |
||||||||
– |
ICT |
30.133 |
31.439 |
27.427 |
25.378 |
24.503 |
24.555 |
24.570 |
– |
bijdrage aan SSO's |
31.330 |
30.398 |
28.404 |
26.292 |
25.036 |
25.051 |
24.963 |
– |
overige materiële uitgaven |
17.808 |
18.842 |
16.785 |
15.474 |
14.955 |
14.994 |
15.113 |
Begrotingsreserve schatkistbankieren |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Ontvangsten |
10.194 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
Toelichting:
Op het artikel Apparaatsuitgaven staan de apparaatsuitgaven van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en de adviesraden van het ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en bijdragen aan SSO’s geraamd.
Op dit artikel worden tevens de mutaties op de begrotingsreserve schatkistbankieren geraamd. OCW staat garant voor het in gebreke blijven van aan OCW verbonden instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Gegeven de omvang van het budget is er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om niet per relevant beleidsartikel een reeks op te nemen, maar dit te doen op het artikel 95 Apparaatsuitgaven. De van aan OCW verbonden instellingen ontvangen premies worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan OCW overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging premie aan gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt. De geraamde uitgaven vanuit deze reserve zijn als onderdeel van de materiële uitgaven gespecificeerd in tabel 95.1.
In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven OCW onderverdeeld naar kerndepartement, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Inspectie van het Onderwijs, Erfgoedinspectie, Onderwijsraad, Raad voor Cultuur en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Daarnaast zijn ter informatie de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en ZBO’s weergegeven.
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal ministerie |
256,2 |
260,4 |
239,2 |
221,2 |
213,1 |
213,5 |
212,7 |
Kerndepartement |
132,3 |
147,1 |
134,2 |
121,0 |
117,1 |
117,6 |
116,8 |
Rijksdienst Cultureel Erfgoed |
47,5 |
37,3 |
33,9 |
32,9 |
32,0 |
31,9 |
31,9 |
Inspectie van het Onderwijs |
67,8 |
67,3 |
63,5 |
60,1 |
57,2 |
57,2 |
57,2 |
Erfgoedinspectie |
2,4 |
2,4 |
2,3 |
2,2 |
2,1 |
2,1 |
2,1 |
Onderwijsraad |
2,4 |
2,4 |
2,4 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
Raad voor Cultuur |
2,4 |
2,5 |
2,2 |
2,0 |
1,8 |
1,8 |
1,8 |
Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie |
1,4 |
1,4 |
0,7 |
0,7 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
Totaal apparaatskosten agentschappen |
307,2 |
298,7 |
294,1 |
245,2 |
236,1 |
236,3 |
234,9 |
Dienst Uitvoering Onderwijs |
278,9 |
257,9 |
253,9 |
225,3 |
216,3 |
216,4 |
216,2 |
Nationaal Archief |
28,3 |
40,8 |
40,2 |
19,9 |
19,8 |
19,9 |
18,7 |
Totaal apparaatskosten ZBO's |
92,8 |
90 |
98,5 |
95,6 |
94,8 |
94,7 |
94,7 |
Stichting fonds voor de Podiumkunsten |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie |
1,9 |
1,9 |
1,9 |
1,9 |
1,9 |
1,9 |
1,9 |
Stichting Mondriaanfonds |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
Stichting Nederlands Filmfonds |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
Stichting Nederlands Letterenfonds |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
1,1 |
Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) |
1,6 |
1,7 |
1,7 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Commissariaat voor de Media (CvdM) |
5,5 |
3,7 |
3,7 |
3,4 |
3,2 |
3,2 |
3,2 |
Nederlandse Publieke Omroep (NPO) |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) |
3,8 |
3,8 |
3,5 |
3,2 |
3,1 |
3,1 |
3,1 |
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) |
15 |
13 |
13 |
13 |
13 |
13 |
13 |
Koninklijke Bibliotheek (KB) |
12 |
15,3 |
26,5 |
26,5 |
26,5 |
26,5 |
26,5 |
Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) |
32,3 |
30,4 |
28,4 |
28,2 |
28 |
27,9 |
27,9 |
Stichting Participatiefonds |
3,3 |
3,2 |
3,0 |
2,8 |
2,7 |
2,7 |
2,7 |
Stichting Vervangingsfonds |
2,8 |
2,5 |
2,3 |
2,1 |
1,9 |
1,9 |
1,9 |
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek |
0,6 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
De cijfers in bovenstaande tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.
De apparaatskosten bij de baten-lastendiensten en ZBO's en RWT's betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uitgevoerd.
Toelichting:
In bovenstaande tabel zijn niet alle RWT’s opgenomen. Niet opgenomen zijn RWT’s waarbij een individuele uitvraag in het veld nodig is. Dit betreft ondermeer alle onderwijsinstellingen, academische ziekenhuizen en musea. Opgenomen zijn die ZBO’s waarbij de gegevens met betrekking tot de apparaatsuitgaven uit hoofde van reguliere bestaande informatiestromen beschikbaar zijn. Creatie van een extra informatielast wordt niet wenselijk geacht.
In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven van het kerndepartement weergegeven zoals deze direct toe te rekenen zijn aan de verschillende beleidsterreinen.
Beleidsartikel |
Bedrag |
---|---|
Primair onderwijs |
5,8 |
Voortgezet onderwijs |
6,7 |
Middelbaar Beroepsonderwijs |
5,8 |
Hoger onderwijs en Studiefinanciering |
6,5 |
Internationaal beleid |
2,3 |
Cultuur |
8,6 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
2,7 |
Emancipatie |
2,0 |
In onderstaande tabel staat de verdeling van de taakstelling op de Apparaatsuitgaven/-kosten uit het Regeerakkoord weergegeven. Deze taakstelling is verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.
2016 |
2017 |
2018 |
Struct |
|
---|---|---|---|---|
Departementale taakstelling (totaal) |
24,0 |
54,0 |
67,0 |
67,0 |
Kerndepartement |
6,9 |
20,0 |
26,5 |
26,5 |
Agentschappen |
||||
DUO |
12,1 |
23,5 |
27,9 |
27,9 |
NA |
0,8 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
Totaal Agentschappen |
12,9 |
24,5 |
28,9 |
28,9 |
ZBO’s |
||||
Cultuurfondsen |
0,5 |
1,1 |
1,4 |
1,4 |
Commissariaat voor de Media |
0,2 |
0,5 |
0,6 |
0,6 |
Nederlandse Publieke Omroep |
0,1 |
0,3 |
0,4 |
0,4 |
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) |
0,2 |
0,4 |
0,5 |
0,5 |
Kon.Ned.Academie van Wetenschappen (KNAW) |
0,7 |
1,6 |
2,0 |
2,0 |
Kon.Bibliotheek (KB) |
0,6 |
1,3 |
1,6 |
1,6 |
Ned.organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) |
1,5 |
3,5 |
4,3 |
4,3 |
Participatiefonds |
0,1 |
0,3 |
0,4 |
0,4 |
Vervangingsfonds |
0,2 |
0,4 |
0,5 |
0,5 |
Stimuleringsfonds voor de Pers |
0,0 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
Totaal ZBO's |
4,2 |
9,5 |
11,6 |
11,6 |
Nog in te vullen |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
In deze paragraaf is de begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.
In het onderstaande tabel 1 is een meerjarige raming van de baten en lasten voor de DUO begroting opgenomen.
Slotwet 2014 |
Vastgestelde begroting 2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten |
|||||||
Omzet moederdepartement |
257.007 |
236.953 |
227.015 |
198.823 |
189.810 |
189.924 |
189.767 |
Omzet overige departementen |
21.304 |
18.980 |
23.107 |
22.713 |
22.713 |
22.713 |
22.713 |
Omzet derden |
11.137 |
8.050 |
10.745 |
10.745 |
10.745 |
10.745 |
10.745 |
Rentebaten |
77 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Bijzondere baten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal baten |
289.525 |
263.983 |
260.867 |
232.281 |
223.268 |
223.382 |
223.225 |
Lasten |
|||||||
Apparaatskosten |
278.896 |
257.938 |
253.852 |
225.281 |
216.268 |
216.382 |
216.225 |
– personele kosten |
152.745 |
147.173 |
144.433 |
135.412 |
129.589 |
125.311 |
125.311 |
– waarvan eigen personeel |
122.833 |
131.092 |
119.163 |
116.127 |
112.194 |
107.916 |
107.916 |
– waarvan externe inhuur |
23.116 |
16.081 |
18.270 |
12.285 |
10.395 |
10.395 |
10.395 |
– waarvan overige personele kosten |
6.796 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
|
– materiële kosten |
126.151 |
110.765 |
109.419 |
89.869 |
86.679 |
91.071 |
90.914 |
– waarvan apparaat ICT |
19.787 |
18.000 |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
– waarvan bijdrage aan SSO’s |
12.554 |
0 |
12.500 |
12.500 |
12.500 |
12.500 |
12.500 |
Rentelasten |
36 |
45 |
15 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Afschrijvingskosten |
7.008 |
6.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
– materieel |
7.008 |
6.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
– waarvan apparaat ICT |
5.313 |
5.000 |
5.500 |
5.500 |
5.500 |
5.500 |
5.500 |
– immaterieel |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige kosten |
3.074 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
– dotaties voorzieningen |
3.074 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
– bijzondere lasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal lasten |
289.014 |
263.983 |
260.867 |
232.281 |
223.268 |
223.382 |
223.225 |
Saldo van baten en lasten |
511 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Toelichting op de begroting van baten en lasten:
Slotwet 2014
DUO heeft een positief resultaat van € 0,5 miljoen gerealiseerd. Dit resultaat is toegevoegd aan het eigen vermogen.
Baten
Omzet moederdepartement
De opbrengst moederdepartement betreft de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan de opdrachtgever OCW. Van de omzet moederdepartement 2016 is € 189,4 miljoen gerelateerd aan de vijf hoofdproducten, te weten Bekostiging (€ 34,4 miljoen, zijnde 18 procent), Studiefinanciering (€ 97,4 miljoen, zijnde 51 procent), Examens (€ 20,4 miljoen, zijnde 11 procent), Registers (€ 31,7 miljoen, zijnde 17 procent), Informatiediensten (€ 5,4 miljoen, zijnde 3 procent).
Daarnaast is in de begroting € 23,4 miljoen opgenomen voor de implementatie van beleidswijzigingen en € 14,2 miljoen voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De dalende lijn in de opbrengst moederdepartement is veroorzaakt door de ingeboekte taakstellingen over de periode 2015 tot en met 2018 (€ 16,4 miljoen in 2016 oplopend naar € 44,1 miljoen in 2018).
Deze jaren tekenen zich door aanzienlijke taakstellingen welke zullen moeten worden doorgevoerd. De aanpak wordt gedomineerd door de thema's «efficiency waar het nog kan» en «vereenvoudiging en versobering waar het moet». In de meerjarenbegroting zijn maatregelen op het gebied van efficiency (€ 12,7 miljoen) en baten Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 13,0 miljoen), de Hervormingsagenda en Compacte Rijksdienst (€ 3,0 miljoen) en vereenvoudiging van regels en taken (€ 15,4 miljoen) verwerkt. Voor de maatregelen vallend onder deregulering is DUO voor de realisatie afhankelijk van vereenvoudiging van wet- en regelgeving.
In 2016 wordt op aanwijzing van het Ministerie van Financiën de wijze van begroten van baten-lastenagentschappen geüniformeerd. Onderzocht wordt of de financiële instrument «Bijdrage aan agentschappen» in lijn met de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Regeling agentschappen wordt toegepast. Zo nodig moet de agentschapsbijdrage, bestaande uit de bovenstaande vijf hoofdproducten, worden geschoond van eventuele onterecht hieronder vallende programmamiddelen. De uitkomst hiervan wordt opgenomen in de voorjaarsnota 2016.
Randvoorwaarden exploitatie DUO
De digitale infrastructuur onderwijs bij DUO is van essentieel belang voor de dienstverlening en communicatie aan studenten, instellingen en ouders/burgers. De druk op het gebruik van deze voorzieningen is de afgelopen jaren toegenomen. Dit heeft gevolgen voor de instandhouding (onderhoud en beheer), doorontwikkeling en het volume in gebruik. Kosten voor meerjarig onderhoud, beheer en doorontwikkeling worden niet systematisch in het beleid- en begrotingsproces meegenomen. Naar aanleiding daarvan worden de volgende ontwikkelingen besproken met het bestuursdepartement en maken nog geen onderdeel uit de begroting.
• De investeringen die benodigd zijn voor het doorontwikkelen van de basisregistratie Onderwijs Nummer, waarmee mede de Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur Onderwijs (GDI-O) wordt vormgegeven.
• Het ontwikkelen van de internetportalen voor studenten, ouders en onderwijsinstellingen (100 procent digitaal) conform de visiebrief digitale overheid 2017. Daarnaast worden maatregelen ontwikkeld om invulling te geven aan de toegenomen eisen rond Informatiebeveiliging en privacy.
Omzet overige departementen
De omzet Overige departementen betreft opbrengsten in verband met uitvoering inburgeringstaken (€ 10,0 miljoen) en uitvoering landelijk register kinderopvang (€ 6,5 miljoen) voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werkzaamheden ten behoeve van het examen Wet financieel toezicht (€ 1,3 miljoen) en werkzaamheden ten behoeve van Belastingdienst (€ 0,1 miljoen) in opdracht van het Ministerie van Financiën, print- en couverteerwerkzaamheden ten behoeve van het CJIB van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 1,2 miljoen), compensatie van loonkosten voor gedetacheerde medewerkers (€ 0,8 miljoen) en werkzaamheden in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (€ 0,2 miljoen). Daarnaast is € 3,0 miljoen aan omzet opgenomen in verband met werkzaamheden uitgevoerd voor meerdere overheidsinstellingen binnen de Shared Service Organisatie welke onder DUO valt.
In deze begroting is nog geen bijdrage opgenomen voor de voorbereidingen voor de beoogde uitvoering van de directe financiering kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 277).
Omzet derden
Bij omzet derden gaat om met name te innen leges voor inburgeringsexamens (€ 5,9 miljoen) en OCW examens (€ 2,5 miljoen). Leges voortvloeiende uit diverse overige OCW taken (€ 0,8 miljoen) en opbrengsten voor het uitvoeren van (bekostigingsgerelateerde) werkzaamheden voor het Participatiefonds (€ 0,8 miljoen) alsmede werkzaamheden uitgevoerd binnen de Shared Service Organisatie (€ 0,7 miljoen).
Lasten
Personele kosten
De personele kosten betreffen de kosten van eigen personeel (€ 119,2 miljoen) op basis van de gemiddelde loonkosten, de begrote kosten voor externe inhuur (€ 18,2 miljoen) en een reële inschatting van de overige personele kosten (€ 7,0 miljoen). De daling ten opzichte van de begroting 2015 is gerelateerd aan de opgelegde apparaatstaakstelling en interne verwachting ten aanzien van het personeelsverloop.
Materiële kosten
De materiële kosten bestaan ondermeer uit vaste lasten, zoals kosten informatievoorziening en automatisering (€ 20,0 miljoen), externe diensten en communicatiemiddelen (€ 24,8 miljoen) en € 37,5 miljoen ten behoeve van de implementatie van beleidswijzigingen in de geautomatiseerde systemen en het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De bijdrage aan de Shared Service Organisatie heeft met name betrekking op de huisvestingskosten.
Rentelasten
Dit betreft de te betalen rente in 2016 als gevolg van het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van investeringen in materiële vaste activa.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten betreffen uitsluitend materiële vaste activa.
Omschrijving |
Slotwet 2014 |
Vastgestelde begroting 2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + depositorekeningen |
37.688 |
47.069 |
47.755 |
46.440 |
46.440 |
46.440 |
46.440 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
17.022 |
6.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
7.000 |
– /- totaal investeringen |
– 5.019 |
– 6.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
|
+/+totaal boekwaarde desinvesteringen |
64 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 4.955 |
– 6.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– 7.000 |
– /- eenmalige uitkering aan moederdepartement |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
+/+ eenmalige storting door het moederdepartement |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– /- aflossingen op leningen |
– 314 |
– 314 |
– 315 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
+/+ beroep op leenfaciliteit |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 314 |
– 314 |
– 315 |
0 |
0 |
0 |
0 |
5. |
Rekening courant RHB 31 december 2016 = stand depositorekeningen (+1+2+3+4) |
49.441 |
46.755 |
46.440 |
46.440 |
46.440 |
46.440 |
46.440 |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
De operationele kasstroom is gelijk aan het totaal van de begrote afschrijvingskosten en de mutatie voorzieningen en kortlopende schulden en overlopende transitorische posten. Het totaal van investeringen (onder andere apparatuur voor het rekencentrum: aanschaf servers en storageapparatuur) is gelijk aan de zogenoemde vervangingsinvesteringen voor de materiële vaste activa en zijn gelijk aan de bruto afschrijvingskosten van deze activa.
Doelmatigheid
Basisindicatoren zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Stijging in de doelmatigheid kan meerjarig worden bereikt door een lagere kostprijs (bij gelijke kwaliteit) of een hogere kwaliteit (bij gelijke kostprijs).
In de gepresenteerde reeks voor DUO (tabel 3) geldt een sterke focus op kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering van dienstverlening. Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) is hier een belangrijk voorbeeld van. Door deze vernieuwing is het tevens mogelijk deels de efficiencytaakstelling van het kabinet te realiseren. De indexgetallen van de onderscheiden producten laten dit zien.
Slotwet 2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Generiek Deel |
|||||||
Omzet Bekostiging1 |
18% |
100,0 |
98,2 |
98,2 |
98,2 |
98,2 |
98,2 |
Omzet Studiefinanciering1 |
54% |
100,0 |
87,9 |
82,7 |
82,6 |
82,6 |
82,6 |
Omzet Examens1 |
10% |
100,0 |
98,3 |
98,3 |
98,3 |
98,3 |
98,3 |
Omzet Registers1 |
15% |
100,0 |
98,7 |
98,7 |
95,3 |
95,3 |
98,7 |
Omzet Informatiediensten1 |
3% |
100,0 |
98,8 |
98,8 |
98,8 |
98,8 |
98,8 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
1.773 |
1.683 |
1.626 |
1.564 |
1.564 |
1.564 |
1.564 |
Tarieven/uur |
|||||||
ICT gerelateerd |
104 |
104 |
104 |
104 |
104 |
104 |
104 |
Overige uren |
74 |
74 |
74 |
74 |
74 |
74 |
74 |
Saldo baten en lasten (%) |
0,2% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
Kwaliteitsindicatoren |
|||||||
Klantcontact digitaal |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
Klantcontact traditioneel |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
Toelichting Doelmatigheidsindicatoren
Omzet/kostprijs per product: DUO aggregeert haar werkzaamheden in de going concern (basiscontract) naar vijf producten, te weten Bekostiging, Studiefinanciering, Examens, Registers en Informatiediensten. De doelmatigheidsindicatoren geven inzicht in de ontwikkeling van de prijsefficiency per product, exclusief volumina ontwikkelingen. Op basis van het taakstellingsplan DUO 2014–2018 zijn de effecten geraamd op het gebied van efficiency maatregelen, effecten Compacte Rijksdienst en baten PVS. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van bovenstaande generieke doelmatigheidsindicatoren. De dereguleringsmaatregelen zijn buiten beschouwing gelaten. Deze maatregelen vallen buiten de scope van de doelmatigheid. Met de ingegeven prijsefficiency en de samenhangende doelmatigheidsontwikkeling wordt gestreefd om budgetneutraal te realiseren waarbij de gemaakte kosten vanuit de omzet gedekt worden.
FTE totaal: De bezetting van ARAR laat ten opzichte van 2015 een daling zien in lijn met de opgelegde taakstellingen.
Projecttarief per uur: Het projecttarief per uur (€ 104) is een gemiddeld uurtarief in- en externe inzet ten behoeve van systeem- en procesaanpassingen.
Meerwerktarief per uur: Voor niet ICT-gerelateerde inzet geldt een lager tarief van € 74 per uur.
De efficiency c.q. doelmatigheidstaakstellingen zijn financieel ingeboekt op de budgetten van DUO. De ingeboekte taakstelling wordt ingevuld door efficiency te behalen. Hierdoor kunnen de tarieven op gelijk niveau worden gehouden. DUO begroot en verwacht te realiseren met een exploitatiesaldo van nul.
Indicatoren: Klanttevredenheid Klantcontact digitaal norm 6 en Klanttevredenheid klantcontact traditioneel norm 7. Het betreft hier respectievelijk de tevredenheid van individuele klanten op de kanalen Mijn DUO en de website (digitaal) en tevredenheid op de kanalen telefonie, email en balie (traditioneel), op een schaal van 1 tot en met 10.
Het Nationaal Archief beheert de archieven van de rijksoverheid en archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). In de depots ligt bijna duizend jaar geschiedenis van Nederland opgeslagen in archieven en in duizenden kaarten, tekeningen en foto’s.
De missie van het Nationaal Archief is het dienen van ieders recht op informatie en het geven van inzicht in het verleden van ons land door:
inzet voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie en optimale zorg voor alle rijksarchieven en de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en onsite en online te presenteren.
Nationaal Archief en Regionale Historische Centra
Op basis van de Archiefwet 1995 heeft de Minister van OCW een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchiefbewaarplaatsen, zijnde het Nationaal Archief in Den Haag en elf rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. De archiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van de Regionale Historische Centra (RHC’s). De RHC’s zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een financiële bijdrage ontvangen. Deze begroting handelt alleen om de baten en lasten van het Nationaal Archief. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s zijn onderdeel van artikel 14 van de begroting van OCW.
2014 Slotwet |
2015 Vastgestelde begroting |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten |
|||||||||
Omzet moederdepartement |
34.966 |
39.355 |
39.400 |
19.905 |
19.561 |
19.561 |
18.311 |
||
Omzet mede overheden |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
||
Omzet derden |
1.851 |
1.300 |
414 |
414 |
414 |
414 |
414 |
||
Rentebaten |
66 |
15 |
10 |
10 |
10 |
10 |
10 |
||
Vrijval voorzieningen |
– 7.256 |
2.168 |
848 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Bijzondere baten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Totaal baten |
30.027 |
43.238 |
41.072 |
20.729 |
20.385 |
20.385 |
19.135 |
||
Lasten |
|||||||||
• |
Apparaatskosten |
28.274 |
40.753 |
40.167 |
19.944 |
19.785 |
19.908 |
18.678 |
|
– |
personele kosten |
14.118 |
17.400 |
16.500 |
13.000 |
13.000 |
13.000 |
11.750 |
|
waarvan eigen personeel |
11.009 |
13.400 |
13.200 |
11.000 |
11.000 |
11.000 |
9.750 |
||
waarvan externe inhuur |
2.526 |
4.000 |
3.300 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
||
waarvan overige personele kosten |
583 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
– |
materiele kosten |
14.156 |
23.353 |
23.667 |
6.944 |
6.785 |
6.908 |
6.928 |
|
waarvan apparaat ICT |
624 |
591 |
600 |
600 |
600 |
600 |
600 |
||
waarvan bijdrage aan SSO’s |
55 |
200 |
300 |
400 |
400 |
400 |
400 |
||
waarvan overige materiële kosten |
13.477 |
22.562 |
22.767 |
5.944 |
5.785 |
5.908 |
5.928 |
||
• |
Rentelasten |
26 |
25 |
17 |
12 |
9 |
7 |
5 |
|
• |
Afschrijvingskosten |
945 |
2.460 |
888 |
773 |
591 |
470 |
452 |
|
– |
materieel |
945 |
2.460 |
888 |
773 |
591 |
470 |
452 |
|
waarvan apparaat ICT |
0 |
160 |
150 |
130 |
100 |
80 |
75 |
||
– |
immaterieel |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
• |
Overige kosten |
200 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
dotaties voorzieningen |
200 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
– |
bijzondere lasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Totaal lasten |
29.445 |
43.238 |
41.072 |
20.729 |
20.385 |
20.385 |
19.135 |
||
Saldo van baten en lasten |
582 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Baten
Omzet moederdepartement
De omzet van het moederdepartement betreft de inkomsten van het Nationaal Archief voor de geleverde producten en diensten. Deze bestaat uit structurele middelen voor de primaire activiteiten (1e geldstroom) en incidentele middelen voor projectmatige activiteiten (2e geldstroom).
Voor 2013 tot en met 2016 heeft het Nationaal Archief incidenteel een bedrag van € 31,3 miljoen beschikbaar voor de investeringen rond de digitalisering van het Rijksarchief (digitale taken rijksarchieven). Van deze € 31,3 miljoen is € 3,0 miljoen beschikbaar gesteld in 2013 en € 28,3 miljoen is verdeeld over de jaren 2014, 2015 en 2016. Voor de werkzaamheden rond de digitalisering van het Rijksarchief is voor 2016 € 17,2 miljoen beschikbaar gesteld. Vanwege het structurele karakter van de digitale taken rijksarchieven is continuering van deze taken na 2016 het uitgangspunt.
Met ingang van 2017 nemen de personele en de materiële kosten af als gevolg van met name het feit dat drie grote veranderingsprogramma’s in 2015 en 2016 aflopen (programma DWR-Archief in 2015; programma DTR in 2016; programma Archief 2020 in 2016). Voor 2017 e.v. zal nog niet voorzien kunnen worden in dekking van de exploitatiekosten van DTR. In de voorbereidingen voor de digitale taken rijksarchieven is in 2013 en 2014 de organisatiestructuur van het Nationaal Archief aangepast om de digitale taken uit te voeren.
Vanaf 2012 is de subsidie aan het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) opgenomen, die namens het moederdepartement wordt verstrekt. Het Nationaal Archief vervult hierin alleen de kasfunctie. De subsidie voor 2016 bedraagt € 1,77 miljoen.
Omzet mede overheden
Het Nationaal Archief fungeert als rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Zuid Holland en ontvangt daarvoor een jaarlijkse bijdrage.
Omzet derden
De omzet derden bestaat hoofdzakelijk uit projectmatige inkomsten van derde partijen (o.a. de Europese Unie) voor specifieke producten en diensten (projecten).
Mutatie vooruit ontvangen middelen
Dit betreft projectgelden die zijn vooruit ontvangen voor de ontwikkeling van specifieke eenmalige producten en diensten (kosten uitvoering en kosten investeringen voor programma’s en projecten) voor verschillende opdrachtgevers.
Lasten
Apparaatskosten
– Personele kosten
De personele kosten zijn gebaseerd op een bezetting van 185,2 FTE eind 2015. In 2016 tot en met 2020 dalen de personele kosten en de post externe inhuur als gevolg van afloop van projecten en taakstellingen.
- Materiële kosten
Dit betreft onder andere de huisvestingskosten zoals de huurkosten en servicekosten samenhangend met de huisvesting en kantoorautomatisering. Tevens zijn onder deze post de materiële uitgaven verantwoord die worden gedaan in het primaire proces, voor de digitale taken rijksarchieven en in de projecten.
In 2016 wordt op aanwijzing van het Ministerie van Financiën de wijze van begroten van baten-lastenagentschappen geüniformeerd. Onderzocht wordt of het financieel instrument «Bijdrage aan agentschappen» in lijn met de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Regeling agentschappen wordt toegepast. Zo nodig moet de agentschapsbijdrage worden geschoond van eventuele onterecht hieronder vallende programmamiddelen. De uitkomst hiervan wordt opgenomen in de voorjaarsnota 2016.
Rentelasten
De rentelasten vloeien voort uit het beroep op de leenfaciliteit in 2013.
Afschrijvingskosten
De stabiele lijn van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door instandhoudingsinvesteringen in het fysieke depot en de ICT hardware.
2014 Slotwet |
2015 Vastgestelde begroting |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Rekening courant RHB 1 januari 20 ... + deposito-rekeningen |
16.128 |
7.464 |
12.698 |
10.479 |
10.392 |
10.884 |
11.254 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
8.637 |
292 |
41 |
13 |
592 |
470 |
452 |
–/– totaal investeringen |
– 1.353 |
– 3.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 1.353 |
– 3.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
+/+ eenmalige storting door moederdepartement |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
–/– aflossingen op leningen |
– 360 |
– 410 |
– 360 |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
|
+/+ beroep op leenfaciliteit |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 360 |
– 410 |
– 360 |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
5. |
Rekening courant RHB 31 december 20 .. + stand depositorekeningen |
23.052 |
4.346 |
12.379 |
10.392 |
10.884 |
11.254 |
11.606 |
Toelichting:
De operationele kasstroom blijft positief. Er wordt uitgegaan van een begroting met een nihil resultaat en er zijn naar verwachting geen forse fluctuaties in de afschrijvingen en de vooruit ontvangen projectmiddelen die invloed hebben op de operationele kasstroom.
De investeringskasstroom betreft de investeringen in ICT hardware en investeringen in het fysieke depot. De financieringskasstroom betreft de aflossing van de leenfaciliteit welke is aangegaan ten behoeve van de verbouwing van de publieke ruimte.
Generiek deel |
Slotwet 2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddeld gewogen kosten per productgroep |
|||||||
(gem) prijs per km fysiek archief (capaciteit) |
15.670 |
14.350 |
13.350 |
12.960 |
12.960 |
12.960 |
12.960 |
(gem) prijs per Terabyte digitaal archief |
– |
– |
1.311 |
1.297 |
1.278 |
1.253 |
1.219 |
Gemiddeld gewogen uurtarief intern personeel |
|||||||
primaire taken – activiteiten |
47,8 |
47,8 |
47,8 |
47,8 |
47,8 |
47,8 |
47,8 |
programma's en projecten 2e en 3e geldstromen |
49,8 |
49,8 |
49,8 |
49,8 |
49,8 |
49,8 |
49,8 |
Aantal fte |
|||||||
formatie op lumpsum en projecten |
141,5 |
151,5 |
151,5 |
151,5 |
151,5 |
151,5 |
151,5 |
formatie Programma Digitale Taken rijksarchieven |
42,7 |
45,3 |
46,7 |
||||
Saldo baten en lasten |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
|
Ontwikkeling aantallen bezoekers |
|||||||
bezoekers |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
22.500 |
25.000 |
25.000 |
onderwijs |
5.000 |
5.000 |
7.500 |
10.000 |
15.000 |
15.000 |
15.000 |
studiezaal – bezoekers |
12.000 |
13.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
studiezaal – raadplegingen archiefstukken |
90.000 |
100.000 |
105.000 |
105.000 |
100.000 |
100.000 |
90.000 |
Website GaHetNa |
1.200.000 |
1.200.000 |
1.300.000 |
1.400.000 |
1.500.000 |
1.600.000 |
1.600.000 |
Cijfer bezoeker tevredenheid |
7,2 |
7,3 |
7,4 |
||||
Voldoen aan webrichtlijnen Rijk |
*** |
*** |
*** |
*** |
*** |
*** |
*** |
Beschikbaarheid – bereikbaarheid organisatie |
|||||||
fysieke dienstverlening; geopend: |
|||||||
– informatiecentrum en studiezaal |
di t/m vr |
di t/m vr |
di t/m vr |
di t/m vr |
di t/m vr |
di t/m vr |
di t/m vr |
– tentoonstelling |
di t/m zo |
di t/m zo |
di t/m zo |
di t/m zo |
di t/m zo |
di t/m zo |
di t/m zo |
ontvangst schoolgroepen |
ma |
ma |
ma |
ma |
ma |
ma |
ma |
Digitale dienstverlening eDepot (basisdienstverlening) |
|||||||
helpdesk openingstijden op werkdagen |
nvt |
nvt |
8:30–17:00 |
8:30–17:00 |
8:30–17:00 |
8:30–17:00 |
8:30–17:00 |
Toelichting:
In de berekening van de gemiddelde kosten per kilometer fysiek archief is rekening gehouden met de capaciteitsuitbreiding van het depot door indikking van de archiefopslag. De consequenties van de uitbreiding van de depotcapaciteit door de nieuwe opslaglocatie in Emmen zijn niet doorgerekend vanwege het ontbreken van voldoende kerncijfers.
Het Nationaal Archief biedt een landelijke infrastructuur aan voor producten en diensten voor digitale archivering aan RHC’s, departementen en andere instellingen met een publieke taak. In de eerste fase richt de Serviceorganisatie zich op dienstverlening aan RHC’s voor overgebracht archiefmateriaal. Deze dienstverlening start met ingang van 2016. Aan de dienstverlening is een kostprijsmodel verbonden die inzichtelijk maakt tegen welke kosten producten en diensten kunnen worden afgenomen.
De gemiddeld gewogen uurtarieven zijn gebaseerd op de begroting van het Nationaal Archief van 2015.
Bezoekerstevredenheid: Om de twee jaren wordt door de branchevereniging BRAIN een landelijk onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de dienstverlening. De laatste onderzoeksresultaten zijn in 2013 door BRAIN gepubliceerd.
Webrichtijnen: Het Waarmerk drempelvrij.nl is het Nederlandse kwaliteitsmerk voor toegankelijke websites. Als een website toegankelijk is, kan deze door alle bezoekers goed worden gebruikt. Ook is de website dan beter vindbaar in zoekmachines. De toekenning geschiedt op basis van een jaarlijks onderzoek en wordt toegekend in de vorm van een certificaat. De score wordt toegekend in aantal sterren (*) met als maximaal toe te kennen score drie sterren (***).
RWT |
ZBO |
Functie2 |
Artikel(en) |
Ramingen |
Verwijzing naar website |
|
---|---|---|---|---|---|---|
ZBO’s |
||||||
Stichting Fonds voor de Podiumkunsten |
X |
14 |
44,9 |
|||
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie |
X |
14 |
12,3 |
|||
Stichting Nederlands Filmfonds |
X |
14 |
49,3 |
|||
Stichting Mondriaan Fonds |
X |
14 |
26 |
|||
Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie |
X |
14 |
11,3 |
|||
Stichting Nederlands Letterenfonds |
X |
14 |
10,1 |
|||
Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) |
X |
15 |
17,2 |
Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties |
||
Commissariaat voor de Media (CvdM) |
X |
15 |
3.7 |
|||
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) |
X |
6 |
3,5 |
|||
Koninklijke Bibliotheek (KB) |
X |
16 |
45,7 |
|||
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) |
X |
6, 16 |
735,5 |
|||
Stichting Participatiefonds |
X |
1 |
2,3 |
|||
Stichting Vervangingsfonds |
X |
1 |
11,1 |
|||
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek |
X |
15 |
2,2 |
|||
College voor Toetsen en Examens |
X |
3 |
5,6 |
|||
Nederlandse Publieke Omroep (NPO) |
X3 |
15 |
84,9 |
|||
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) |
X3 |
16 |
87,1 |
|||
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) |
X3 |
4 |
49,3 |
|||
RWT’s |
||||||
Landelijk Omroepbestel |
X |
15 |
688,0 |
|||
Regionale Omroepen |
X |
15 |
155,8 |
|||
Rijksmusea |
X |
14 |
132,1 |
|||
Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs |
X |
1 |
9.941,7 |
|||
Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs |
X |
3 |
7159,7 |
|||
Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen |
X |
4 |
3243,3 |
|||
Instellingsbesturen hogescholen |
X |
6 |
2.770,7 |
|||
Instellingsbesturen universiteiten |
X |
7 |
3.513,8 |
|||
Academische Ziekenhuizen |
X |
7 |
618,0 |
|||
Cito |
X |
3 |
23,0 |
|||
SLO |
X |
3 |
11,2 |
De volgorde van de opsomming in dit overzicht is aangepast aan het besturingsmodel van OCW. Zie hiervoor ook de toelichting op deze tabel.
Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:
Algemeen
OCW hanteert het volgende model om zicht te houden op de instellingen rond het kerndepartement en de bestuurlijke relaties die daarmee worden onderhouden.
De schillen representeren de bestuurlijke verhouding tot de bestuurskern: hoe dichter bij de bestuurskern hoe groter de politieke verantwoordelijkheid, hoe nauwer de sturingsrelaties en hoe beter verantwoording moet worden afgelegd over de financieringsstromen. De volgorde van presentatie van ZBO’s en RWT’s in de tabel is aangepast op dit model. Om het onderscheidend vermogen van de tabel, het schillenmodel en de daaraan gerelateerde sturing en verantwoording te behouden zijn de organisaties die al als zbo’s zijn aangemerkt omdat zij taken uitvoeren die gepaard gaan met de uitoefening van openbaar gezag niet tevens als RWT aangemerkt omdat zij ook nog andere wettelijke taken uitvoeren.
Hieronder volgt de toelichting op de functie van de zbo’s.
ZBO’s:
Cultuurfondsen
In 2016 worden bijdragen verstrekt aan de volgende fondsen:
Het fonds ondersteunt alle vormen van professionele podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie
Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.
Stichting Nederlands Filmfonds
Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.
Het fonds bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars en instellingen die van belang zijn voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. Het doel is hiermee de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.
Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, vormgeving en e-culture.
Stichting Nederlands Letterenfonds
Het fonds bevordert de kwaliteit, diversiteit, productie en de vertaling van de Nederlandse- en Friestalige literatuur. Ook verzorgt het Letterenfonds de promotie en zichtbaarheid van de Nederlandse en Friese literatuur in het buitenland.
Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties
Het Mediafonds bevordert de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, documentaires, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de publieke landelijke en regionale omroep.
Commissariaat voor de Media(CvdM)
Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regels. Het garandeert daarmee een eerlijke toegang tot de media en bewaakt de kwaliteit, de diversiteit en de onafhankelijkheid van de informatievoorziening.
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie(NVAO)
De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.
De KB brengt als de nationale bibliotheek van Nederland mensen en informatie samen. De KB speelt voorts een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatie-structuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
De NWO heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek.
Stichting Participatiefonds (PF)
Het PF is verantwoordelijk voor het beheren en terugdringen van de werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF betaalt de uitkeringskosten van ontslagen personeel. Daarnaast ondersteunt het PF schoolbesturen bij het opzetten van hun personeels- en mobiliteitsbeleid en individuele medewerkers die werkloos zijn met trainingen en cursussen.
Stichting Vervangingsfonds (VF)
Het VF betaalt de kosten voor vervangers die schoolbesturen moeten inzetten bij ziekte of afwezigheid van personeel en heeft als taak het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van onderwijspersoneel in het primair onderwijs door de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en het personeelsbeleid te verbeteren.
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
Het fonds heeft ten doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming.
College voor Toetsen en Examens(CvTE)
Het College is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.
Nederlandse Publieke Omroep(NPO)
De NPO is het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de landelijke publieke omroep.
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)
De KNAW bevordert als forum, geweten en stem van de wetenschap de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
SBB ontwikkelt kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven.
RWT’s:
Landelijk Omroepbestel
Het betreft middelen die aan de landelijke publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.
Regionale Omroepen
Het betreft middelen die aan de regionale publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.
Rijksmusea
Het betreft 17 musea die vallen onder de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten.
Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs
Het betreft 1.117 bevoegde gezagsorganen van 7.168 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.
Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs
Het betreft 350 bevoegde gezagsorganen van 645 onderwijsinstellingen. Binnen deze aantallen zitten ook gemeentelijke bevoegde gezagen/onderwijsinstellingen die eigenlijk niet aan te merken zijn als RWT.
Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen
Het betreft ruim 50 roc’s en vakinstellingen.
Instellingsbesturen hogescholen
Het betreft middelen die rechtstreeks aan 35 bekostigde hogescholen beschikbaar zijn gesteld.
Instellingsbesturen universiteiten
Het betreft middelen die rechtstreeks aan 18 bekostigde universiteiten beschikbaar worden gesteld.
Academische Ziekenhuizen
Het betreft middelen voor de 8 ziekenhuizen die verbonden zijn aan een universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.
Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.
Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling heeft tot taak:
– het ontwikkelen van de centrale eindtoets in het primair onderwijs;
– het ontwikkelen van de diagnostische tussentijdse toets en de rekentoets in het voortgezet onderwijs;
– het ontwikkelen van de centrale examens/ en rekentoetsen in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs.
Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.
Stichting leerplanontwikkeling heeft tot taak het ontwikkelen en onderhouden van landelijke leerplankaders en het ondersteunen en adviseren van onze Minister met betrekking tot leerplanontwikkeling.
RWT |
ZBO |
Artikel(en) |
Ramingen |
|
---|---|---|---|---|
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) |
X |
1 |
2,3 |
Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)
Het UWV voert de regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten uit voor OCW.
Algemeen
In dit hoofdstuk worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2015 en de stand ontwerpbegroting 2016. Alleen de nieuwe mutaties die groter zijn dan € 2,2 miljoen worden toegelicht. De mutaties uit de 1ste suppletoire begroting zijn reeds toegelicht in de memorie van toelichting op de 1ste suppletoire begroting. Deze mutaties worden daarom niet in dit verdiepingshoofdstuk toegelicht.
Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen met de specificatie van de nieuwe mutaties alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden.
Mutaties die op meer dan één beleidsartikel betrekking hebben, worden hieronder toegelicht. Het betreft de budgettaire verwerking van de:
1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2015;
2. Loonbijstelling, tranche 2015;
3. Prijsbijstelling, tranche 2015;
4. Regeerakkoord 2012: D32 Intensivering onderwijs en onderzoek – tranche 2016.
In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2015 wijst uit dat in het primair onderwijs het aantal leerlingen per saldo hoger is dan in de referentieraming 2014, terwijl het aantal leerlingen en studenten in het middelbaar beroepsonderwijs lager is.
In het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs is het aantal leerlingen en studenten in de eerste jaren per saldo hoger, maar op termijn wordt dit lager. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2014. In onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per sector weergegeven.
Art. |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven: |
|||||||
1 |
Primair onderwijs |
5.987 |
11.282 |
21.148 |
15.631 |
26.983 |
43.567 |
3 |
Voortgezet onderwijs |
28.286 |
24.778 |
9.326 |
– 4.194 |
– 15.758 |
– 21.983 |
4 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
1.200 |
– 82.907 |
– 122.047 |
– 133.128 |
– 128.015 |
– 118.429 |
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
18.880 |
13.179 |
1.645 |
– 15.940 |
– 25.628 |
– 40.816 |
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
30.439 |
11.390 |
– 984 |
– 11.866 |
– 22.654 |
– 33.084 |
11 |
Studiefinanciering |
– 10.816 |
– 27.359 |
– 33.718 |
– 39.666 |
– 52.006 |
– 64.632 |
12 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
1.108 |
1.420 |
1.438 |
945 |
312 |
– 430 |
13 |
Lesgelden |
– 17 |
– 54 |
– 64 |
– 55 |
– 56 |
– 56 |
Subtotaal uitgaven |
75.067 |
– 48.271 |
– 123.256 |
– 188.273 |
– 216.822 |
– 235.863 |
|
Ontvangsten: |
|||||||
12 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
50 |
64 |
65 |
43 |
14 |
– 20 |
13 |
Lesgeldontvangsten |
– 6.497 |
– 16.908 |
– 18.830 |
– 17.560 |
– 17.932 |
– 17.196 |
Subtotaal ontvangsten |
– 6.447 |
– 16.844 |
– 18.765 |
– 17.517 |
– 17.918 |
– 17.216 |
|
Totaal (uitgaven minus ontvangsten) |
81.514 |
– 31.427 |
– 104.491 |
– 170.756 |
– 198.904 |
– 218.647 |
De loonbijstelling tranche 2015 is uitgekeerd aan de departementen. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per begrotingsartikel weergegeven.
Art. |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Primair onderwijs |
38.063 |
37.501 |
37.362 |
37.406 |
37.173 |
37.012 |
3 |
Voortgezet onderwijs |
27.775 |
27.746 |
27.876 |
27.824 |
27.615 |
27.188 |
4 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
12.538 |
12.332 |
12.214 |
12.276 |
12.184 |
12.082 |
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
9.052 |
9.105 |
9.227 |
9.201 |
9.254 |
9.358 |
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
10.344 |
10.306 |
10.294 |
10.221 |
10.249 |
10.323 |
8 |
Internationaal beleid |
21 |
21 |
21 |
21 |
20 |
20 |
9 |
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid |
929 |
958 |
1.210 |
608 |
518 |
518 |
14 |
Cultuur |
397 |
405 |
399 |
398 |
397 |
397 |
16 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
2.597 |
2.535 |
2.479 |
2.467 |
2.467 |
2.467 |
25 |
Emancipatie |
6 |
6 |
7 |
7 |
7 |
7 |
95 |
Apparaatsuitgaven |
1.723 |
1.560 |
1.434 |
1.396 |
1.394 |
1.393 |
Totaal |
103.445 |
102.475 |
102.523 |
101.825 |
101.278 |
100.765 |
De prijsbijstelling tranche 2015 is uitgekeerd aan de departementen. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per begrotingsartikel weergegeven.
Art. |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Primair onderwijs |
3.848 |
3.811 |
3.777 |
3.757 |
3.734 |
3.715 |
3 |
Voortgezet onderwijs |
3.368 |
3.327 |
3.283 |
3.268 |
3.184 |
3.127 |
4 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
3.846 |
3.830 |
3.854 |
3.900 |
3.883 |
3.856 |
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
2.009 |
2.022 |
2.050 |
2.045 |
2.056 |
2.080 |
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
4.101 |
4.087 |
4.085 |
4.061 |
4.072 |
4.098 |
8 |
Internationaal beleid |
15 |
14 |
14 |
14 |
14 |
14 |
9 |
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid |
96 |
79 |
56 |
62 |
46 |
46 |
11 |
Studiefinanciering |
9.110 |
9.260 |
9.540 |
9.632 |
9.768 |
9.913 |
12 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
289 |
288 |
290 |
290 |
290 |
286 |
14 |
Cultuur |
1.081 |
1.093 |
1.232 |
1.123 |
1.123 |
1.123 |
15 |
Media |
3.299 |
3.294 |
3.122 |
3.136 |
3.153 |
3.178 |
16 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
1.108 |
1.088 |
1.070 |
1.066 |
1.066 |
1.066 |
25 |
Emancipatie |
14 |
14 |
14 |
14 |
14 |
14 |
95 |
Apparaatsuitgaven |
820 |
762 |
645 |
622 |
625 |
627 |
Totaal |
33.004 |
32.969 |
33.032 |
32.990 |
33.028 |
33.143 |
De tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II is overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting. Deze middelen zijn bedoeld voor het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA). In onderstaande tabel wordt de verdeling per sector weergegeven.
Art. |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Primair onderwijs |
0 |
93.000 |
93.000 |
93.000 |
93.000 |
93.000 |
3 |
Voortgezet onderwijs |
0 |
53.000 |
53.000 |
53.000 |
53.000 |
53.000 |
4 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
0 |
119.000 |
119.000 |
119.000 |
119.000 |
119.000 |
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
0 |
8.897 |
7.258 |
7.258 |
7.258 |
7.258 |
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
0 |
1.103 |
2.742 |
2.742 |
2.742 |
2.742 |
9 |
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid |
0 |
17.000 |
17.000 |
17.000 |
17.000 |
17.000 |
Totaal |
0 |
292.000 |
292.000 |
292.000 |
292.000 |
292.000 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
9.963.954 |
9.822.141 |
9.779.266 |
9.781.858 |
9.721.254 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 27.978 |
14.751 |
22.827 |
14.140 |
25.434 |
|
Nieuwe mutaties |
30.527 |
120.503 |
96.144 |
67.697 |
47.760 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
9.966.503 |
9.957.395 |
9.898.237 |
9.863.695 |
9.794.448 |
9.747.953 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Regeerakkoord 2012 |
0 |
93.000 |
93.000 |
93.000 |
93.000 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
5.016 |
– 4.205 |
– 3.397 |
– 1.772 |
– 1.485 |
3. |
Ramingsbijstelling gewichtenregeling |
0 |
– 10.000 |
– 20.000 |
– 30.000 |
– 40.000 |
4. |
Ramingsbijstelling onderwijsachterstanden gemeenten |
0 |
0 |
– 10.000 |
– 30.000 |
– 40.000 |
5. |
Ramingsbijstelling subsidies |
0 |
– 3.812 |
– 4.361 |
– 4.418 |
– 4.415 |
6. |
Lerarenfonds |
– 4.500 |
4.500 |
0 |
0 |
0 |
7. |
Overboekingen (intern) |
– 382 |
– 292 |
– 237 |
– 276 |
– 247 |
8. |
Overboekingen met andere departementen |
– 11.518 |
0 |
0 |
0 |
0 |
9. |
Loon- en prijsbijstelling |
41.911 |
41.312 |
41.139 |
41.163 |
40.907 |
Totaal |
30.527 |
120.503 |
96.144 |
67.697 |
47.760 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2.
Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
3.
Op basis van de lagere raming van gewichtenleerlingen wordt het budget voor de gewichtenregeling structureel met € 50,0 miljoen neerwaarts bijgesteld.
4.
Op basis van de lagere raming van gewichtenleerlingen wordt het budget voor het onderwijsachterstandenbeleid structureel met € 50,0 miljoen neerwaarts bijgesteld.
5.
De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.
Mede naar aanleiding van de motie Ypma/Straus (34 000-VIII, nr 26) is de regeling Lerarenfonds in het leven geroepen. De inschrijving daarvoor wordt in oktober 2015 opengesteld. Een groot deel van de uitgaven zal daarom in 2016 plaatsvinden. Met deze mutaties worden middelen uit 2015 doorgeschoven naar 2016.
8.
Deze mutatie betreft grotendeels een overboeking naar het Gemeentefonds ten behoeve van de Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties).
9.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
7.480.508 |
7.457.444 |
7.471.144 |
7.453.846 |
7.376.868 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
53.452 |
23.264 |
6.290 |
– 8.124 |
– 19.075 |
|
Nieuwe mutaties |
44.267 |
93.744 |
94.398 |
95.492 |
95.410 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
7.578.227 |
7.574.452 |
7.571.832 |
7.541.214 |
7.453.203 |
7.349.007 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Regeerakkoord 2012 |
0 |
53.000 |
53.000 |
53.000 |
53.000 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
8.671 |
– 3.152 |
– 2.531 |
– 1.337 |
– 1.120 |
3. |
Ramingsbijstelling subsidies |
0 |
– 1.781 |
– 1.548 |
– 1.637 |
– 1.636 |
4. |
Overboekingen (intern) |
4.492 |
17.259 |
17.149 |
17.166 |
17.126 |
5. |
Overboekingen met andere departementen |
– 39 |
– 2.655 |
– 2.831 |
– 2.792 |
– 2.759 |
6. |
Loon- en prijsbijstelling |
31.143 |
31.073 |
31.159 |
31.092 |
30.799 |
Totaal |
44.267 |
93.744 |
94.398 |
95.492 |
95.410 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2.
Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
3.
De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.
4.
Het gaat om een overboeking van MBO in verband met de overheveling van de middelen voor de convenanten met RMC-regio's.
5.
Het betreft hier overboekingen van en naar andere ministeries, zoals de bijdrage van het Ministerie van VWS voor de «Rookvrije Schoolpleinen» en het aandeel van groen onderwijs (op de begroting van EZ) in de tranches intensivering onderwijs.
6.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.361 |
4.661 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
1.361 |
4.661 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
4.107.238 |
4.049.047 |
4.025.945 |
4.052.092 |
4.024.944 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 39.362 |
– 88.820 |
– 112.687 |
– 110.184 |
– 123.134 |
|
Nieuwe mutaties |
18.881 |
104.486 |
111.071 |
111.240 |
108.046 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
4.086.757 |
4.064.713 |
4.024.329 |
4.053.148 |
4.009.856 |
3.986.080 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Regeerakkoord 2012 |
0 |
119.000 |
119.000 |
119.000 |
119.000 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
6.588 |
– 1.698 |
– 1.355 |
– 723 |
– 603 |
3. |
Ramingsbijstelling subsidies |
– 7.707 |
– 8.918 |
– 8.933 |
– 8.935 |
|
4. |
Overboekingen (intern) |
– 4.091 |
– 17.145 |
– 17.155 |
– 17.161 |
– 17.164 |
5. |
Overboekingen met andere departementen |
0 |
– 4.126 |
3.431 |
2.881 |
– 319 |
6. |
Loon- en prijsbijstelling |
16.384 |
16.162 |
16.068 |
16.176 |
16.067 |
Totaal |
18.881 |
104.486 |
111.071 |
111.240 |
108.046 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2.
Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
3.
De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.
4.
Het betreft hier interne overboekingen. Het gaat hier onder andere om een overboeking naar artikel 3 (VO) ten behoeve van CVTE.
5.
Het betreft hier overboekingen van en naar andere ministeries. Het gaat hier onder andere om een overboeking van het Ministerie van SZW in het kader van Tel mee met Taal.
6.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
6.500 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
6.500 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
2.774.109 |
2.787.344 |
2.824.041 |
2.816.582 |
2.832.458 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
– 4.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
17.286 |
18.976 |
– 1.143 |
– 17.893 |
– 27.268 |
|
Nieuwe mutaties |
9.049 |
17.474 |
16.141 |
16.485 |
16.627 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
2.796.444 |
2.823.794 |
2.839.039 |
2.815.174 |
2.821.817 |
2.838.628 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Regeerakkoord 2012 |
0 |
8.897 |
7.258 |
7.258 |
7.258 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
219 |
– 1.118 |
– 876 |
– 493 |
– 412 |
3. |
Ramingsbijstelling subsidies |
0 |
– 106 |
– 123 |
– 6 |
– 6 |
4. |
Overboekingen (intern) |
– 2.231 |
– 1.326 |
– 1.395 |
– 1.520 |
– 1.523 |
5. |
Loon- en prijsbijstelling |
11.061 |
11.127 |
11.277 |
11.246 |
11.310 |
Totaal |
9.049 |
17.474 |
16.141 |
16.485 |
16.627 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Het betreft de middelen afkomstig uit de reeks RA Rutte II om onbedoelde effecten van de maatregel collegegeld tweede studie op te vangen. Deze middelen worden ook deels ingezet voor het bieden van experimenteerruimte voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
4.
Het betreft hier met name een herverdeling van een aantal budgetten (NVAO, SKI123 en EP-NUFFIC) onder de instrumenten ZBO's/RWT's en Bijdragen aan (inter)nationale organisaties die betrekking hebben op zowel hbo als wo, zodat alle ZBO's/RWT's op artikel 6 zijn ondergebracht en alle (inter)nationale organisaties op artikel 7.
5.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
4.145.632 |
4.132.599 |
4.125.211 |
4.100.882 |
4.111.653 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
– 6.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
29.942 |
12.234 |
– 1.720 |
– 12.602 |
– 23.690 |
|
Nieuwe mutaties |
17.015 |
15.376 |
17.290 |
18.086 |
18.031 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
4.186.589 |
4.160.209 |
4.140.781 |
4.106.366 |
4.105.994 |
4.123.050 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Regeerakkoord 2012 |
0 |
1.103 |
2.742 |
2.742 |
2.742 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
0 |
– 1.796 |
– 1.505 |
– 723 |
– 612 |
3. |
Ramingsbijstelling subsidies |
0 |
– 66 |
– 114 |
– 123 |
– 128 |
4. |
Overboekingen (intern) |
2.312 |
1.484 |
1.548 |
1.668 |
1.468 |
5. |
Loon- en prijsbijstelling |
14.445 |
14.393 |
14.379 |
14.282 |
14.321 |
6. |
HGIS |
258 |
258 |
240 |
240 |
240 |
Totaal |
17.015 |
15.376 |
17.290 |
18.086 |
18.031 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Het betreft de middelen afkomstig uit de reeks RA Rutte II om onbedoelde effecten van de maatregel collegegeld tweede studie op te vangen. Deze middelen worden ook deels ingezet voor het bieden van experimenteerruimte voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
4.
Het betreft hier met name een herverdeling van een aantal budgetten (NVAO, SKI123 en EP-NUFFIC) onder de instrumenten ZBO's/RWT's en Bijdragen aan (inter)nationale organisaties die betrekking hebben op zowel hbo als wo, zodat alle ZBO's/RWT's op artikel 6 zijn ondergebracht en alle (inter)nationale organisaties op artikel 7.
5.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
11.235 |
11.099 |
11.120 |
11.120 |
10.520 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
923 |
70 |
70 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
348 |
2.493 |
179 |
35 |
34 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
12.506 |
13.662 |
11.369 |
11.155 |
10.554 |
10.554 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Kasschuif Nederlandse Taalunie (NTU) |
– 288 |
144 |
144 |
0 |
0 |
2. |
Nederlands voorzitterschap EU |
600 |
2.314 |
0 |
0 |
0 |
3. |
Loon- en prijsbijstelling |
36 |
35 |
35 |
35 |
34 |
Totaal |
348 |
2.493 |
179 |
35 |
34 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
2.
Dit betreft middelen voor de voorbereiding en uitvoering van het Nederlandse EU voorzitterschap in het eerste half jaar van 2016.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
249.541 |
249.496 |
298.177 |
164.364 |
138.683 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
18.717 |
– 2.292 |
– 875 |
– 849 |
– 849 |
|
Nieuwe mutaties |
831 |
3.711 |
– 114.329 |
17.882 |
38.202 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
269.089 |
250.915 |
182.973 |
181.397 |
176.036 |
231.933 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Kasschuif dekkingspakket actieplan LeerKracht 2008 |
0 |
– 6.914 |
– 126.793 |
6.012 |
26.428 |
2. |
Regeerakkoord 2012 |
0 |
17.000 |
17.000 |
17.000 |
17.000 |
3. |
Beleidsmatige herschikkingen |
90 |
39 |
62 |
0 |
0 |
4. |
Ramingsbijstelling subsidies |
0 |
– 6.528 |
– 4.936 |
– 4.883 |
– 4.880 |
5. |
Overboekingen (intern) |
0 |
– 17 |
– 21 |
– 23 |
– 24 |
6. |
Overboekingen met andere departementen |
– 284 |
– 906 |
– 907 |
– 894 |
– 886 |
7. |
Loon- en prijsbijstelling |
1.025 |
1.037 |
1.266 |
670 |
564 |
Totaal |
831 |
3.711 |
– 114.329 |
17.882 |
38.202 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Bij nota van wijziging op de begroting 2008 is het dekkingspakket voor Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Voor saldoverschillen in de maatregelen versus de dekking is verevening over de jaren heen afgesproken. Dit wordt nu tot en met 2020 verwerkt.
2.
Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
4.
De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
4.246.402 |
4.654.404 |
4.797.345 |
4.863.739 |
4.927.007 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 28.912 |
– 142.880 |
– 189.551 |
– 209.149 |
– 258.351 |
|
Nieuwe mutaties |
47.793 |
442.085 |
– 206.673 |
– 109.908 |
40.541 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
4.265.283 |
4.953.609 |
4.401.121 |
4.544.682 |
4.709.197 |
4.785.102 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Kasschuif OV-studentenkaart |
0 |
400.000 |
– 250.000 |
– 150.000 |
0 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
8.800 |
4.107 |
4.306 |
200 |
200 |
3. |
Overboekingen (intern) |
0 |
– 697 |
– 883 |
– 533 |
– 354 |
4. |
Prijsbijstelling |
9.110 |
9.260 |
9.540 |
9.632 |
9.768 |
5. |
Prijsbijstelling niet-relevant |
29.883 |
29.415 |
30.364 |
30.793 |
30.927 |
Totaal |
47.793 |
442.085 |
– 206.673 |
– 109.908 |
40.541 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft een kasschuif van 2017 en 2018 naar 2016 inzake betalingen aan OV-vervoerders.
2.
Het betreft het saldo van mutaties in relatie tot het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS): meerkosten vanwege langere doorlooptijd programma door het politieke akkoord rondom het studievoorschot, niet geaccordeerd dereguleringsvoorstel en vertraging van de baten PVS.
4.
Dit betreft de verdeling van de prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
5.
Dit betreft de verdeling van de prijsbijstelling over de niet-kaderrelevante uitgaven studiefinanciering.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
804.481 |
850.159 |
907.617 |
969.427 |
1.033.623 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
12.503 |
19.552 |
18.296 |
16.304 |
13.106 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
816.984 |
869.711 |
925.913 |
985.731 |
1.046.729 |
1.112.501 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
89.214 |
88.963 |
89.435 |
89.426 |
89.550 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
5.524 |
– 1.003 |
– 2.476 |
– 3.333 |
– 3.958 |
|
Nieuwe mutaties |
532 |
347 |
399 |
223 |
220 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
95.270 |
88.307 |
87.358 |
86.316 |
85.812 |
83.959 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Beleidsmatige herschikkingen |
243 |
107 |
169 |
0 |
0 |
2. |
Overboekingen (intern) |
0 |
– 48 |
– 60 |
– 67 |
– 70 |
3. |
Prijsbijstelling |
289 |
288 |
290 |
290 |
290 |
Totaal |
532 |
347 |
399 |
223 |
220 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
3.709 |
3.706 |
3.726 |
3.725 |
3.731 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 421 |
– 672 |
– 692 |
– 712 |
– 741 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
3.288 |
3.034 |
3.034 |
3.013 |
2.990 |
2.906 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
7.515 |
7.510 |
7.504 |
7.464 |
7.438 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 63 |
– 467 |
– 936 |
– 1.104 |
– 1.105 |
|
Nieuwe mutaties |
111 |
28 |
51 |
– 28 |
– 30 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Beleidsmatige herschikkingen |
111 |
49 |
77 |
0 |
0 |
2. |
Overboekingen (intern) |
0 |
– 21 |
– 26 |
– 28 |
– 30 |
Totaal |
111 |
28 |
51 |
– 28 |
– 30 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
246.227 |
254.566 |
268.725 |
276.790 |
278.215 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 3.627 |
– 5.431 |
– 21.064 |
– 27.359 |
– 24.212 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
242.600 |
249.135 |
247.661 |
249.431 |
254.003 |
257.933 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
733.744 |
747.018 |
759.042 |
738.182 |
736.175 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 17.680 |
– 1.500 |
– 555 |
6.393 |
6.750 |
|
Nieuwe mutaties |
1.775 |
2.045 |
954 |
1.835 |
1.884 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
717.839 |
747.563 |
759.441 |
746.410 |
744.809 |
743.725 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Beleidsmatige herschikkingen |
0 |
– 756 |
– 633 |
– 306 |
– 256 |
2. |
Kasschuif investeringen huisvesting |
0 |
664 |
– 664 |
0 |
0 |
3. |
Desalderingen |
34 |
0 |
0 |
0 |
0 |
5. |
Overboekingen (intern) |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
6. |
Overboekingen met andere departementen |
– 37 |
339 |
320 |
320 |
320 |
7. |
Loon- en prijsbijstelling |
1.478 |
1.498 |
1.631 |
1.521 |
1.520 |
Totaal |
1.775 |
2.045 |
954 |
1.835 |
1.884 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
780 |
494 |
494 |
494 |
494 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
1.907 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
34 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
2.721 |
494 |
494 |
494 |
494 |
494 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Desalderingen |
34 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal |
34 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
996.406 |
1.002.191 |
953.108 |
963.817 |
960.960 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 141.837 |
0 |
0 |
0 |
||
Nieuwe mutaties |
10.058 |
3.294 |
3.122 |
3.136 |
3.153 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
864.627 |
1.005.485 |
956.230 |
966.953 |
964.113 |
977.030 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Beleidsmatige herschikkingen |
6.759 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2. |
Loon- en prijsbijstelling |
3.299 |
3.294 |
3.122 |
3.136 |
3.153 |
Totaal |
10.058 |
3.294 |
3.122 |
3.136 |
3.153 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen.
2.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
190.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
190.500 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
1.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
191.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
973.046 |
951.909 |
933.063 |
928.728 |
928.928 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
39.465 |
– 2.922 |
– 2.841 |
– 2.493 |
– 3.343 |
|
Nieuwe mutaties |
13.248 |
4.592 |
4.494 |
4.160 |
3.591 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
1.025.759 |
953.579 |
934.716 |
930.395 |
929.176 |
928.892 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Beleidsmatige herschikkingen |
8.923 |
– 426 |
– 355 |
– 173 |
– 142 |
2. |
Overboekingen (intern) |
20 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3. |
Overboekingen met andere departementen |
600 |
1.395 |
1.300 |
800 |
200 |
4. |
Loon- en prijsbijstelling |
3.705 |
3.623 |
3.549 |
3.533 |
3.533 |
Totaal |
13.248 |
4.592 |
4.494 |
4.160 |
3.591 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
4.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
15.172 |
15.132 |
15.464 |
15.464 |
15.464 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
66 |
– 901 |
– 338 |
– 22 |
– 22 |
|
Nieuwe mutaties |
46 |
– 757 |
– 501 |
139 |
21 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
15.284 |
13.474 |
14.625 |
15.581 |
15.463 |
15.463 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Overboekingen (intern) |
– 50 |
– 25 |
0 |
0 |
0 |
2. |
Overboekingen met andere departementen |
76 |
– 752 |
– 522 |
118 |
0 |
3. |
Loon- en prijsbijstelling |
20 |
20 |
21 |
21 |
21 |
Totaal |
46 |
– 757 |
– 501 |
139 |
21 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.355 |
680 |
816 |
797 |
832 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
229.452 |
164.859 |
165.919 |
165.608 |
165.233 |
|
Nieuwe mutaties |
– 230.807 |
– 165.539 |
– 261.053 |
– 260.723 |
– 260.383 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Ramingsbijstelling 2017–2020 |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
– 64.475 |
– 2.318 |
– 2.454 |
– 2.435 |
– 2.470 |
3. |
Loon- en prijsbijstelling |
– 166.332 |
– 163.221 |
– 164.281 |
– 163.970 |
– 163.595 |
Totaal |
– 230.807 |
– 165.539 |
– 261.053 |
– 260.723 |
– 260.383 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen voor de jaren 2017 tot en met 2020 welke bij de begroting 2017 zal worden verdeeld over de verschillende beleidsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2016.
2.
Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Het restant van de eindejaarsmarge 2014/2015 van € 63,1 miljoen wordt ingezet ter dekking van incidentele OCW-brede problematiek. Het betreft onder meer extra uitgaven voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) als gevolg van de invoering van het studievoorschot, tegenvallers bij de contributie aan het CERN en het onderwijs op Caribisch Nederland als gevolg van koersverschillen en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
3.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2015. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
Artikel
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
247.052 |
233.400 |
215.150 |
207.537 |
207.984 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
– 2.481 |
– 6.406 |
– 5.904 |
– 5.174 |
– 4.272 |
|
Nieuwe mutaties |
15.795 |
12.167 |
11.943 |
10.697 |
9.796 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
260.366 |
239.161 |
221.189 |
213.060 |
213.508 |
212.669 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
1. |
Kasschuif |
– 5.278 |
939 |
1.253 |
1.543 |
1.543 |
2. |
Beleidsmatige herschikkingen |
18.455 |
8.853 |
8.492 |
7.762 |
6.900 |
3. |
Overboekingen (intern) |
– 370 |
528 |
780 |
474 |
518 |
4. |
Overboekingen met andere departementen |
445 |
– 475 |
– 661 |
– 1.100 |
– 1.184 |
5. |
Loon- en prijsbijstelling |
2.543 |
2.322 |
2.079 |
2.018 |
2.019 |
Totaal |
15.795 |
12.167 |
11.943 |
10.697 |
9.796 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
1.
Dit betreft een kasschuif 2015–2019 waarmee de budgetten worden aangepast aan het verwachte ritme van de realisatie binnen het apk-artikel.
2.
Dit betreft de dekking van OCW-brede problematiek. De incidentele problematiek betreft onder meer extra uitgaven als gevolg van de migratie naar een nieuwe ICT-ondersteuner, herhuisvestingskosten in verband met de inkrimping van de huisvesting Hoftoren en RCE en de overgang naar een nieuw financieel systeem. De structurele problematiek betreft met name de structurele ICT-beheerskosten als gevolg van de digitalisering van de werkprocessen en het programma Informatiebeveiliging en de dekking van de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).
5.
Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
|
Mutatie Nota van Wijziging |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie amendementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Mutatie 1e suppletoire begroting |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Nieuwe mutaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Stand ontwerpbegroting 2016 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
Onderstaand tref u een overzicht aan van de standen ontwerpbegroting 2016 per artikelonderdeel.
Artikel |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
TOTAAL |
36.610.667 |
38.828.987 |
36.045.573 |
35.980.685 |
36.054.413 |
36.048.962 |
||
1 |
Primair onderwijs |
9.966.503 |
9.957.395 |
9.898.237 |
9.863.695 |
9.794.448 |
9.747.953 |
|
70 |
Bekostiging |
9.449.795 |
9.413.102 |
9.372.757 |
9.361.372 |
9.301.951 |
9.265.394 |
|
71 |
Subsidies |
101.148 |
119.427 |
112.248 |
109.859 |
110.004 |
110.004 |
|
72 |
Opdrachten |
9.200 |
11.413 |
11.805 |
12.179 |
12.213 |
12.282 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
28.727 |
25.082 |
23.517 |
22.608 |
22.603 |
22.596 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
16.060 |
15.698 |
15.237 |
15.004 |
15.004 |
15.004 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
361.550 |
361.750 |
351.750 |
331.750 |
321.750 |
311.750 |
|
78 |
Bijdragen aan sociale fondsen |
23 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
|
3 |
Voortgezet onderwijs |
7.720.600 |
7.579.547 |
7.542.207 |
7.450.629 |
7.465.553 |
7.349.007 |
|
70 |
Bekostiging |
7.549.409 |
7.458.184 |
7.429.590 |
7.341.000 |
7.355.343 |
7.238.699 |
|
71 |
Subsidies |
70.687 |
47.090 |
39.514 |
38.916 |
39.539 |
39.639 |
|
72 |
Opdrachten |
1.888 |
1.788 |
2.070 |
2.381 |
2.347 |
2.353 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
30.339 |
27.241 |
25.877 |
25.084 |
25.078 |
25.070 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
65.189 |
45.006 |
44.908 |
43.000 |
42.998 |
42.998 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
238 |
238 |
248 |
248 |
248 |
248 |
|
79 |
Garanties |
2.850 |
||||||
4 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
4.115.057 |
4.026.058 |
4.058.428 |
4.010.137 |
3.990.053 |
3.945.374 |
|
70 |
Bekostiging |
3.639.314 |
3.579.542 |
3.617.472 |
3.594.306 |
3.586.803 |
3.554.637 |
|
71 |
Subsidies |
256.180 |
252.140 |
250.658 |
227.641 |
216.072 |
216.064 |
|
72 |
Opdrachten |
4.312 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
21.116 |
19.699 |
18.893 |
17.269 |
17.266 |
17.261 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
71.812 |
63.151 |
63.666 |
63.466 |
63.466 |
63.466 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
103.493 |
109.215 |
105.428 |
105.144 |
104.135 |
91.635 |
|
78 |
Bijdragen aan sociale fondsen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
79 |
Garanties |
18.830 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
2.855.915 |
2.848.076 |
2.817.116 |
2.821.507 |
2.806.786 |
2.838.628 |
|
70 |
Bekostiging |
2.780.336 |
2.794.090 |
2.763.727 |
2.770.228 |
2.754.710 |
2.786.556 |
|
71 |
Subsidies |
4.182 |
2.568 |
1.892 |
146 |
146 |
146 |
|
72 |
Opdrachten |
265 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
17.520 |
15.195 |
12.260 |
11.796 |
11.793 |
11.789 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
36.220 |
36.223 |
39.237 |
39.337 |
40.137 |
40.137 |
|
76 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties |
9 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
79 |
Garanties |
17.383 |
||||||
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
4.198.381 |
4.142.227 |
4.106.165 |
4.106.380 |
4.094.582 |
4.121.930 |
|
70 |
Bekostiging |
4.170.612 |
4.115.999 |
4.080.045 |
4.080.059 |
4.068.344 |
4.095.692 |
|
71 |
Subsidies |
2.301 |
2.930 |
2.822 |
3.023 |
3.140 |
3.140 |
|
72 |
Opdrachten |
1.300 |
1.667 |
1.667 |
1.667 |
1.467 |
1.467 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
163 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
24.005 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
|
8 |
Internationaal beleid |
10.081 |
12.327 |
10.555 |
10.555 |
10.554 |
10.554 |
|
71 |
Subsidies |
1.206 |
1.555 |
1.626 |
1.626 |
1.025 |
1.025 |
|
72 |
Opdrachten |
805 |
2.500 |
207 |
207 |
207 |
207 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
8.070 |
8.272 |
8.272 |
8.272 |
8.872 |
8.872 |
|
77 |
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken |
0 |
0 |
450 |
450 |
450 |
450 |
|
9 |
Arbeidsmarkt en personeelsbeleid |
276.404 |
250.915 |
182.977 |
181.399 |
176.040 |
231.933 |
|
70 |
Bekostiging |
30.602 |
28.460 |
32.546 |
31.679 |
31.326 |
92.613 |
|
71 |
Subsidies |
218.309 |
201.918 |
134.765 |
132.186 |
132.195 |
126.803 |
|
72 |
Opdrachten |
21.281 |
14.819 |
10.306 |
12.382 |
7.368 |
7.368 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
6.212 |
5.718 |
5.360 |
5.152 |
5.151 |
5.149 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
11 |
Studiefinanciering |
4.265.283 |
4.953.609 |
4.401.121 |
4.544.682 |
4.709.197 |
4.785.102 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
131.502 |
108.439 |
101.954 |
97.185 |
97.558 |
97.534 |
|
80 |
Inkomensoverdrachten |
2.266.168 |
2.730.556 |
1.910.403 |
1.884.197 |
1.925.246 |
1.943.122 |
|
81 |
Leningen |
1.867.613 |
2.114.614 |
2.388.764 |
2.563.300 |
2.686.393 |
2.744.446 |
|
12 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
95.270 |
88.307 |
87.358 |
86.316 |
85.812 |
83.959 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
17.745 |
16.621 |
15.671 |
15.096 |
15.084 |
15.079 |
|
80 |
Inkomensoverdrachten |
77.525 |
71.686 |
71.687 |
71.220 |
70.728 |
68.880 |
|
13 |
Lesgelden |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
|
14 |
Cultuur |
857.208 |
2.773.796 |
901.159 |
869.028 |
887.427 |
888.793 |
|
70 |
Bekostiging |
141.492 |
2.032.976 |
194.554 |
160.202 |
180.202 |
180.202 |
|
71 |
Subsidies |
37.668 |
43.473 |
51.107 |
52.773 |
51.172 |
53.788 |
|
72 |
Opdrachten |
1.976 |
1.602 |
1.602 |
2.501 |
2.501 |
2.501 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
43.705 |
39.278 |
21.529 |
21.185 |
21.185 |
19.935 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
|
79 |
Garanties |
629.000 |
653.100 |
629.000 |
629.000 |
629.000 |
629.000 |
|
15 |
Media |
1.007.133 |
1.005.154 |
963.230 |
966.953 |
964.113 |
977.030 |
|
70 |
Bekostiging |
1.001.608 |
1.000.525 |
958.902 |
962.764 |
959.924 |
972.841 |
|
71 |
Subsidies |
920 |
919 |
919 |
919 |
919 |
919 |
|
72 |
Opdrachten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
4.570 |
3.675 |
3.374 |
3.235 |
3.235 |
3.235 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
|
16 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
967.620 |
934.735 |
930.902 |
929.176 |
928.892 |
928.584 |
|
70 |
Bekostiging |
850.317 |
819.354 |
816.403 |
814.913 |
814.621 |
814.313 |
|
71 |
Subsidies |
21.491 |
26.507 |
25.644 |
25.415 |
25.423 |
25.423 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
360 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
301 |
286 |
267 |
260 |
260 |
260 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
|
77 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken |
94.663 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
|
25 |
Emancipatie |
7.283 |
10.609 |
12.628 |
15.154 |
15.463 |
15.463 |
|
70 |
Bekostiging |
5 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
|
71 |
Subsidies |
4.548 |
4.423 |
5.237 |
6.807 |
7.234 |
7.234 |
|
72 |
Opdrachten |
544 |
967 |
1.043 |
1.043 |
1.043 |
1.043 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
150 |
143 |
133 |
129 |
129 |
129 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
1.886 |
923 |
2.062 |
3.022 |
2.904 |
2.904 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
150 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
91 |
Nominaal en onvoorzien |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
|
1 |
Loonbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
2 |
Prijsbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
3 |
Nader te verdelen |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
|
95 |
Apparaatsuitgaven |
260.366 |
239.161 |
221.189 |
213.060 |
213.508 |
212.669 |
|
1 |
Personeel |
179.687 |
166.545 |
154.045 |
148.566 |
148.908 |
148.023 |
|
2 |
Materieel |
80.679 |
72.616 |
67.144 |
64.494 |
64.600 |
64.646 |
|
95 |
Begrotingsreserve schatkistbankieren |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Artikel |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
TOTAAL |
36.148.106 |
36.853.389 |
35.955.541 |
35.987.560 |
35.945.971 |
35.946.028 |
||
1 |
Primair onderwijs |
9.966.503 |
9.957.395 |
9.898.237 |
9.863.695 |
9.794.448 |
9.747.953 |
|
70 |
Bekostiging |
9.449.795 |
9.413.102 |
9.372.757 |
9.361.372 |
9.301.951 |
9.265.394 |
|
71 |
Subsidies |
101.148 |
119.427 |
112.248 |
109.859 |
110.004 |
110.004 |
|
72 |
Opdrachten |
9.200 |
11.413 |
11.805 |
12.179 |
12.213 |
12.282 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
28.727 |
25.082 |
23.517 |
22.608 |
22.603 |
22.596 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
16.060 |
15.698 |
15.237 |
15.004 |
15.004 |
15.004 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
361.550 |
361.750 |
351.750 |
331.750 |
321.750 |
311.750 |
|
78 |
Bijdragen aan sociale fondsen |
23 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
10.923 |
|
3 |
Voortgezet onderwijs |
7.578.227 |
7.574.452 |
7.571.832 |
7.541.214 |
7.453.203 |
7.349.007 |
|
70 |
Bekostiging |
7.409.386 |
7.445.589 |
7.459.222 |
7.431.590 |
7.343.000 |
7.238.699 |
|
71 |
Subsidies |
71.187 |
54.590 |
39.507 |
38.911 |
39.532 |
39.639 |
|
72 |
Opdrachten |
1.888 |
1.788 |
2.070 |
2.381 |
2.347 |
2.353 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
30.339 |
27.241 |
25.877 |
25.084 |
25.078 |
25.070 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
65.189 |
45.006 |
44.908 |
43.000 |
42.998 |
42.998 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
238 |
238 |
248 |
248 |
248 |
248 |
|
4 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
4.086.757 |
4.064.713 |
4.024.329 |
4.053.148 |
4.009.856 |
3.986.080 |
|
70 |
Bekostiging |
3.677.623 |
3.618.097 |
3.583.173 |
3.637.117 |
3.606.606 |
3.595.343 |
|
71 |
Subsidies |
256.180 |
252.140 |
250.658 |
227.641 |
216.072 |
216.064 |
|
72 |
Opdrachten |
4.312 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
2.311 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
22.635 |
19.699 |
18.893 |
17.269 |
17.266 |
17.261 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
22.514 |
63.251 |
63.866 |
63.666 |
63.466 |
63.466 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
103.493 |
109.215 |
105.428 |
105.144 |
104.135 |
91.635 |
|
78 |
Bijdragen aan sociale fondsen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
2.796.444 |
2.823.794 |
2.839.039 |
2.815.174 |
2.821.817 |
2.838.628 |
|
70 |
Bekostiging |
2.741.946 |
2.770.700 |
2.788.403 |
2.763.995 |
2.770.541 |
2.786.556 |
|
71 |
Subsidies |
3.619 |
3.044 |
2.153 |
146 |
146 |
146 |
|
72 |
Opdrachten |
265 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
17.520 |
15.195 |
12.260 |
11.796 |
11.793 |
11.789 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
30.894 |
34.855 |
36.223 |
39.237 |
39.337 |
40.137 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
2.200 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
4.186.589 |
4.160.209 |
4.140.781 |
4.106.366 |
4.105.994 |
4.123.050 |
|
70 |
Bekostiging |
4.154.933 |
4.131.818 |
4.114.661 |
4.080.045 |
4.079.756 |
4.096.812 |
|
71 |
Subsidies |
4.973 |
2.930 |
2.822 |
3.023 |
3.140 |
3.140 |
|
72 |
Opdrachten |
1.300 |
1.667 |
1.667 |
1.667 |
1.467 |
1.467 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
3.836 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
21.547 |
23.794 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
21.631 |
|
8 |
Internationaal beleid |
12.506 |
13.662 |
11.369 |
11.155 |
10.554 |
10.554 |
|
71 |
Subsidies |
1.814 |
1.696 |
1.696 |
1.626 |
1.025 |
1.025 |
|
72 |
Opdrachten |
805 |
2.500 |
207 |
207 |
207 |
207 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
9.437 |
9.016 |
9.016 |
8.872 |
8.872 |
8.872 |
|
77 |
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
450 |
|
9 |
Arbeidsmarkt en personeelsbeleid |
269.089 |
250.915 |
182.973 |
181.397 |
176.036 |
231.933 |
|
70 |
Bekostiging |
23.287 |
28.460 |
32.542 |
31.677 |
31.322 |
92.613 |
|
71 |
Subsidies |
218.309 |
201.918 |
134.765 |
132.186 |
132.195 |
126.803 |
|
72 |
Opdrachten |
21.281 |
14.819 |
10.306 |
12.382 |
7.368 |
7.368 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
6.212 |
5.718 |
5.360 |
5.152 |
5.151 |
5.149 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
11 |
Studiefinanciering |
4.265.283 |
4.953.609 |
4.401.121 |
4.544.682 |
4.709.197 |
4.785.102 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
131.502 |
108.439 |
101.954 |
97.185 |
97.558 |
97.534 |
|
80 |
Inkomensoverdrachten |
2.266.168 |
2.730.556 |
1.910.403 |
1.884.197 |
1.925.246 |
1.943.122 |
|
81 |
Leningen |
1.867.613 |
2.114.614 |
2.388.764 |
2.563.300 |
2.686.393 |
2.744.446 |
|
12 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
95.270 |
88.307 |
87.358 |
86.316 |
85.812 |
83.959 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
17.745 |
16.621 |
15.671 |
15.096 |
15.084 |
15.079 |
|
80 |
Inkomensoverdrachten |
77.525 |
71.686 |
71.687 |
71.220 |
70.728 |
68.880 |
|
13 |
Lesgelden |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
7.563 |
7.071 |
6.619 |
6.332 |
6.303 |
6.301 |
|
14 |
Cultuur |
717.839 |
747.563 |
759.441 |
746.410 |
744.809 |
743.725 |
|
70 |
Bekostiging |
622.998 |
651.718 |
676.036 |
661.684 |
661.684 |
661.684 |
|
71 |
Subsidies |
43.193 |
48.998 |
55.107 |
57.673 |
56.072 |
56.238 |
|
72 |
Opdrachten |
4.576 |
4.202 |
3.402 |
2.501 |
2.501 |
2.501 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
43.705 |
39.278 |
21.529 |
21.185 |
21.185 |
19.935 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
3.367 |
|
15 |
Media |
864.627 |
1.005.485 |
956.230 |
966.953 |
964.113 |
977.030 |
|
70 |
Bekostiging |
859.926 |
1.000.856 |
951.902 |
962.764 |
959.924 |
972.841 |
|
71 |
Subsidies |
920 |
919 |
919 |
919 |
919 |
919 |
|
72 |
Opdrachten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
74 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
3.746 |
3.675 |
3.374 |
3.235 |
3.235 |
3.235 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
|
16 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
1.025.759 |
953.579 |
934.716 |
930.395 |
929.176 |
928.892 |
|
70 |
Bekostiging |
901.486 |
836.922 |
819.354 |
816.363 |
814.913 |
814.621 |
|
71 |
Subsidies |
27.986 |
27.783 |
26.507 |
25.184 |
25.415 |
25.423 |
|
72 |
Opdrachten |
835 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
301 |
286 |
267 |
260 |
260 |
260 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
488 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
94.663 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
87.800 |
|
25 |
Emancipatie |
15.284 |
13.474 |
14.625 |
15.581 |
15.463 |
15.463 |
|
70 |
Bekostiging |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
4.153 |
|
71 |
Subsidies |
7.693 |
7.194 |
7.194 |
7.204 |
7.234 |
7.234 |
|
72 |
Opdrachten |
1.257 |
1.021 |
1.043 |
1.043 |
1.043 |
1.043 |
|
73 |
Bijdragen aan agentschappen |
150 |
143 |
133 |
129 |
129 |
129 |
|
75 |
Bijdrage aan medeoverheden |
1.886 |
923 |
2.062 |
3.022 |
2.904 |
2.904 |
|
76 |
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties |
145 |
40 |
40 |
30 |
0 |
0 |
|
91 |
Nominaal en onvoorzien |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
|
1 |
Loonbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
2 |
Prijsbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
3 |
Nader te verdelen |
0 |
0 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
– 94.318 |
|
95 |
Apparaatsuitgaven |
260.366 |
239.161 |
221.189 |
213.060 |
213.508 |
212.669 |
|
1 |
Personeel |
179.687 |
166.545 |
154.045 |
148.566 |
148.908 |
148.023 |
|
2 |
Materieel |
80.679 |
72.616 |
67.144 |
64.494 |
64.600 |
64.646 |
|
95 |
Begrotingsreserve schatkistbankieren |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Artikel |
Omschrijving |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
TOTAAL |
1.274.611 |
1.337.192 |
1.381.620 |
1.450.187 |
1.508.734 |
1.585.352 |
||
1 |
Primair onderwijs |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
|
90 |
Ontvangsten |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
1.661 |
|
3 |
Voortgezet onderwijs |
1.361 |
4.661 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
|
90 |
Ontvangsten |
1.361 |
4.661 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
1.361 |
|
4 |
Beroepsonderwijs en volwassenen-educatie |
6.500 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
|
90 |
Ontvangsten |
6.500 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
3.000 |
|
6 |
Hoger beroepsonderwijs |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
|
90 |
Ontvangsten |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
1.213 |
|
7 |
Wetenschappelijk onderwijs |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
|
90 |
Ontvangsten |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
16 |
|
8 |
Internationaal beleid |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
|
90 |
Ontvangsten |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
99 |
|
9 |
Arbeidsmarkt en personeelsbeleid |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
|
90 |
Ontvangsten |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
6.000 |
|
11 |
Studiefinanciering |
816.984 |
869.711 |
925.913 |
985.731 |
1.046.729 |
1.112.501 |
|
90 |
Studiefinanciering relevant |
293.579 |
296.243 |
299.767 |
304.254 |
307.229 |
312.244 |
|
91 |
Studiefinanciering niet relevant |
523.405 |
573.468 |
626.146 |
681.477 |
739.500 |
800.257 |
|
12 |
Tegemoetkoming studiekosten |
3.288 |
3.034 |
3.034 |
3.013 |
2.990 |
2.906 |
|
90 |
TS 17- |
288 |
22 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
91 |
Vo 18+ |
3.000 |
3.012 |
3.034 |
3.013 |
2.990 |
2.906 |
|
13 |
Lesgelden |
242.600 |
249.135 |
247.661 |
249.431 |
254.003 |
257.933 |
|
90 |
Ontvangsten |
242.600 |
249.135 |
247.661 |
249.431 |
254.003 |
257.933 |
|
14 |
Cultuur |
2.721 |
494 |
494 |
494 |
494 |
494 |
|
90 |
Ontvangsten Kunsten |
2.053 |
136 |
136 |
136 |
136 |
136 |
|
91 |
Ontvangsten Letteren en bibliotheken |
36 |
36 |
36 |
36 |
36 |
36 |
|
92 |
Ontvangsten Cultureel erfgoed |
632 |
322 |
322 |
322 |
322 |
322 |
|
15 |
Media |
191.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
|
90 |
Ontvangsten |
191.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
190.500 |
197.500 |
|
16 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
|
90 |
Ontvangsten |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
101 |
|
25 |
Emancipatie |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
90 |
Ontvangsten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
91 |
Nominaal en onvoorzien |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
90 |
Ontvangsten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
95 |
Apparaatsuitgaven |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
|
90 |
Ontvangsten |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
567 |
|
95 |
Begrotingsreserve schatkistbankieren |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Omschrijving |
Vindplaats |
Stand van Zaken |
---|---|---|
DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het aantoonbaar hebben van een verbetercultuur een voorwaarde wordt voor gedifferentieerd toezicht boven basiskwaliteit van de inspectie voor het onderwijs |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
Op 12 juni 2015 is in de brief aan de Tweede Kamer Eerste bevindingen pilots stimulerend en gedifferentieerd toezicht gemeld dat effecten nog niet meetbaar zijn. Ook is aangekondigd dat de volgende evaluatie, tevens de eindevaluatie, in de zomer van 2016 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de tussenrapportage inhoudelijk verslag te doen aan de Kamer hoe de verbetercultuur is ingericht bij die scholen die het predicaat «goed» ontvangen. |
Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht |
De inrichting van de verbetercultuur is aantoonbaar onderdeel van de pilots stimulerend en gedifferentieerd toezicht. In de zomer van 2016 wordt de eindevaluatie van de pilots toegezonden aan de Tweede Kamer. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanpak van taalachterstanden als thematisch toezicht voor te dragen aan de Inspectie van het Onderwijs en de Tweede Kamer daarover te informeren. |
Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013 |
Er is aandacht gevraagd voor het meenemen van de aanpak van taalachterstanden in het reguliere toezicht van de Inspectie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering met onmiddellijke ingang het initiatief Topvrouwen.nl te beëindigen en werving en selectie over te laten aan de markt. |
Debat [2-4-2015] VAO Emancipatie |
In eerste instantie is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie in de brief van 13 april 2015. Vervolgens is in het plenair debat Topvrouwen op 21 mei 2015 besproken dat dit initiatief wordt afgerond in oktober 2015. Het beheer van de databank wordt overgedragen aan een stichting. Daarbij wordt duidelijk gemaakt dat de Minister van OCW niet doet aan werving en selectie van topvrouwen. |
DIRECTIE EMANCIPATIE |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VNG en lokale overheden met als doel om naar mogelijkheden te zoeken om vanuit educatie- en re-integratiemiddelen naar het idee van de vroegere moedermavo's educatievormen aan te bieden die vrouwen en mannen kunnen leiden naar arbeidsmarktparticipatie en daarmee financiële onafhankelijkheid. |
Debat [2-7-2013] Stemming over aangehouden motie ingediend bij het VAO Emancipatiebeleid Motie-Yücel |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Beleidsconclusies midterm review en beleidsdoorlichting Emancipatie van 19 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te voorzien in een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven. |
Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bedrijvenmonitor / vrouwen op de arbeidsmarkt van 6 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bloedbank Sanquin op te dragen de regels rondom bloeddonatie zodanig te wijzigen dat seksueel risicogedrag als criterium voor donatie wordt ingesteld en dat het als man seksueel contact hebben met een andere man niet langer zonder meer leidt tot levenslange uitsluiting van het bloeddonorschap. |
Debat [29-3-2012] Emancipatie |
De Minister van VWS heeft op 6 maart 2015 het onderzoekrapport MSM & Bloeddonatie van Sanquin bloedvoorziening en Universiteit Maastricht aan de Tweede Kamer aangeboden. Een brief met standpunt van de Minister van VWS wordt in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering gehoor te geven aan de aanbeveling van de Commissie Gelijke Behandeling uit 2008 om met een wettelijke regeling een einde te maken aan het fenomeen van de weigerambtenaar en de Tweede Kamer daarover voor 1 januari 2012 te informeren. |
Debat [23-6-2011] Hoofdlijnen emancipatiebeleid 2011–2015 |
De motie is uitgevoerd met de inwerkingtreding van de Wet van 4 juli 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling. |
DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de actualisering, uitbreiding en digitale ontsluiting van het register voor mobiel erfgoed te laten ondersteunen door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en op basis daarvan een lijst toonbeelden van mobiel erfgoed te maken die binnen een jaar gepresenteerd kan worden; verzoekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorts om knelpunten in regelgeving die het bezit en onderhoud van mobiel erfgoed belemmeren, actief onder de aandacht van haar collega's te brengen, en daar waar mogelijk op te lossen, te bevorderen dat de belangen van bezitters van mobiel erfgoed in de toekomst meegewogen worden bij kabinetsbeslissingen en de Tweede Kamer hierover voor 1 januari 2016 te rapporteren. |
Debat [16-6-2015] Stemmingen over moties ingediend bij de Erfgoedwet |
De uitvoering van de motie wordt ter hand genomen. De Tweede Kamer wordt voor het eind van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om pal te staan voor het Nederlandse mobiele erfgoed en de Minister van OCW de coördinatie te laten nemen om de belangen van het mobiel erfgoed op structurele basis te verdedigen bij andere ministeries, proactief op zoek te gaan naar mogelijkheden om mobiel erfgoed te behouden en daarbij ook te pleiten voor uitzonderingsposities in het geval dat wetten evident onredelijk uitwerken voor mobiel erfgoed. |
Debat [2-6-2015] Plenaire behandeling erfgoedwet (bundeling en aanpassing op het terrein van cultureel erfgoed, Erfgoedwet) |
De uitvoering van de motie wordt ter hand genomen. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om een onderzoek uit te voeren naar de (financiële) inzet en waardering van vrijwilligers op het terrein van de monumentenzorg in relatie tot andere sectoren, en de Tweede Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling in het najaar van 2015 te informeren. |
Debat [16-6-2015] Stemmingen over moties ingediend bij de Erfgoedwet |
De uitvoering van de motie wordt ter hand genomen. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer, overwegende dat grote monumenten zoals grote kerken en kastelen vanwege hun aard groot en kostbaar onderhoud vergen; constaterende dat er sterke vraagtekens zijn gerezen of dit onderhoud tijdig onder het huidige Brim kan plaatsvinden; verzoekt de regering, bij haar onderzoek hiernaar uiterlijk in juni 2015 uitsluitsel te bieden of dit binnen het huidige Brim mogelijk is en, indien nodig, tegelijkertijd binnen de financiële kaders met een oplossing te komen waardoor dit onderhoud alsnog mogelijk is. |
Debat [3-11-2014] Wetgevingsoverleg OCW-begroting, onderdeel Cultuur |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten (Brim) van 29 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de molen Windlust te Burum niet af te voeren van de rijksmonumentenlijst. |
Debat [8-9-2014] Verzameloverleg Cultuuronderwerpen |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op de gewijzigde motie van het lid Rutte c.s. van 23 september 2014 (over het niet afvoeren van de molen Windlust te Burum van de rijksmonumentenlijst) van 6 oktober 2014. |
De Tweede Kamer constaterende dat er nog veel discussie bestaat over de besteding van het extra budget voor talentontwikkeling verzoekt de regering over de uitwerking in overleg te treden met de fondsen, de bestaande expertisecentra, ook regionaal, en nieuwe makers om te kijken naar de meest effectieve besteding van de extra middelen die voor talentontwikkeling zijn vrijgemaakt, deze middelen vooralsnog niet te alloceren bij de Stichting Cultuur-Ondernemen en de Tweede Kamer daarover te informeren vóór het Wetgevingsoverleg Cultuur. |
Debat [19-09-2014] Notaoverleg Cultuuronderwerpen |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Uitwerking brief talentontwikkeling van 23 oktober 2014. |
De Tweede Kamer constaterende dat er binnen de BIS-periode wordt voorgesorteerd op een volgende BIS-periode door vanuit het OCW-budget ondersteuning te bieden aan instellingen die niet in de BIS opgenomen waren; constaterende dat er daarnaast ook instellingen zijn die binnen de BIS vallen, maar ook deels subsidie krijgen van de gemeenten, waardoor er soms sprake is van een stapeling van bezuinigingen; verzoekt de regering advies te vragen aan de Raad voor Cultuur over een gelijk speelveld voor culturele instellingen en om eventuele willekeur in de subsidiesystematiek en -voorwaarden te voorkomen. |
Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Cultuuronderwerpen |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Adviesaanvraag aan Raad voor Cultuur van 27 januari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met de musea, commerciële verzekeraars en het Rijk een voorstel te ontwikkelen voor een zodanige aanpassing van de indemniteitsregeling dat musea minder kosten hoeven te maken voor aanvullende commerciële verzekeringen en dit voorstel zo snel als mogelijk na de evaluatie naar de Tweede Kamer te zenden. |
Debat [30-6-2011] Dertigledendebat over het stopzetten van de subsidie aan het Nationaal Historisch Museum per 1 januari 2012 |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Subsidieregeling indemniteit bruiklenen van 29 september 2014. |
DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering om een krachtig signaal af te geven aan de besturen van universiteiten en hogescholen over de wenselijkheid van stabiele carrièrepaden en in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om afspraken te maken over het herstellen van de balans tussen het aantal vaste en flexibele contracten. |
Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Aanbieding Strategische Agenda Hoger onderwijs en Onderzoek van 7 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te zorgen dat scholen hun jaarverslagen en inspectierapporten op hun website publiceren. |
Debat [11-11-2014] Stemmingen over plenaire behandelingen en AO die gehouden zijn in week 45 |
Met alle brancheorganisaties is vorig jaar afgesproken dat zij de actieve openbaarmaking van de jaarstukken zelf regelen en in hun branchecodes «goed bestuur» als bepaling opnemen. De jaarverslagen over het jaar 2014 zijn inmiddels ingediend. Op dit moment wordt nagegaan in hoeverre de scholen zich houden aan de afspraak en hun volledige jaarverslag op de website hebben geplaatst. De Tweede Kamer wordt daar in november 2015 nader over geïnformeerd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering flexibele contracten en payrolling op scholen zo veel mogelijk terug te dringen. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De motie is uitgevoerd met de brief over het rapport Flexibele arbeid in primair en voorgezet onderwijs van 2 februari 2015. |
De Tweede Kamer, constaterende dat in de bestuurders-cao vo geregeld is dat bestuurders met een tijdelijke aanstelling 5 procent opslag krijgen; verzoekt de regering zich in te spannen om deze passage in een toekomstige cao te schrappen. |
Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's |
Sinds de decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming is het aan werkgevers en werknemer om een cao vast te stellen. De contractvrijheid die hier bij hoort, biedt geen ruimte voor het afdwingen van maatregelen maar wel voor suggesties. De VTOI is gewezen op de onwenselijkheid zoals verwoord in de motie. Daarmee is de motie uitgevoerd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de nulmeting van de monitor inzake de bestuurders-cao's in het onderwijs eind 2014 aan de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij haar afweging rond de inpassing van de bestuurderssalarissen bij invoering van de Wet Normering Topinkomens 2 (WNT-2). |
Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over monitoring beloningscodes/cao's bij WNT 2012 van 9 september 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanscherping van de maximumnorm van de WNT van 130 procent naar 100 procent van een ministersalaris wederom een verlaagd maximum voor onderwijsbestuurders aan te houden, zoals nu ook het geval is; verzoekt de regering om bij de aanscherping van de WNT de salarisklassen voor het onderwijs, nadat hiervoor door de sector een voorstel is gedaan, per ministeriële regeling vast te leggen. |
Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's |
OCW is het overleg met de onderwijssectoren over de verlaagde WNT-norm in september vorig jaar gestart. Dit voorjaar heeft OCW de onderwijssectoren gevraagd om een voorstel te doen t.a.v. salarisklassen onder het WNT-maximum van € 178.000; het is zeker niet de bedoeling dat alle onderwijsbestuurders dit maximum kunnen bereiken. De reacties van de sectoren zijn recentelijk ontvangen. Bestuurdersbeloningen moeten zich verhouden tot de arbeidsvoorwaarden van het eigen personeel. In dat kader heeft OCW ook gesproken met de werknemersorganisaties. OCW zal toewerken naar een systeem van beloningsdifferentiatie dat redelijk, transparant en controleerbaar is. Dit systeem zal worden verankerd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2016. Het ontwikkelen hiervan is complex, op dit moment nog in volle gang en vereist een grote mate van zorgvuldigheid. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel zoals leraren, conciërges en klassenassistenten. |
Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's |
Jaarlijks, in november, wordt de ministeriële Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren vastgesteld waarin de bezoldingsbedragen na indexering worden opgenomen voor het daaropvolgende jaar. Vanwege de inwerkingtreding van de WNT2 (verlaging bezoldigingsmaximum) was voor 2015 indexering niet aan de orde. Bij het ontwerpen van de Regeling voor 2016 zal worden onderzocht of en hoe de nieuw vast te stellen bedragen geïndexeerd kunnen worden. Deadline: 15 december 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met de sectoren en sociale partners waaronder VTOI en OBV, te komen tot een oplossing waardoor arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel geldt. |
Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bezoldiging topfunctionarissen in verband met Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (WNT2) van 3 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met de sectoren en sociale partners waaronder VTOI en OBV, te komen tot een oplossing waardoor arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel geldt. |
Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bezoldiging topfunctionarissen in verband met Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (WNT2) van 3 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt het kabinet een notitie voor te bereiden om de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs te bevorderen. |
Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties Begroting Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Onderwijsakkoorden: samen werken aan het onderwijs van morgen van 27 augustus 2014. |
DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de sectorraden en studentenorganisaties tot een plan te komen om studenten en docenten te betrekken bij de benoeming van bestuurders en om hierbij ook de uitkomsten van de onderzoekscommissie van de UvA te betrekken. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschap-pen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat alle medezeggenschapsleden, ook zij die een deeltijdfunctie hebben, een gepaste vergoeding krijgen voor hun verdiensten; verzoekt de regering tevens in samenspraak met studentenorganisaties verschillende mogelijkheden te verkennen en knelpunten aan te pakken en de Tweede Kamer hierover te informeren. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer constaterende dat studenten en anderen het Bungehuis en Maagdenhuis hebben bezet en daar na lang verblijf door politie en ME zijn verwijderd; roept de Minister van OCW op om met de UvA in gesprek te gaan en binnen de juridische mogelijkheden, de geleden schade, nu betaald uit publieke middelen, maximaal te verhalen op de bezetters, en de Tweede Kamer hierover te informeren. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt in september 2015 via een brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met besturen en medezeggenschapsorganisaties te onderzoeken of de WHW aangepast kan worden zodat opleidingscommissies beter gefaciliteerd worden door in ieder geval voldoende scholing, organisatorische ondersteuning en een financiële beloning; verzoekt de regering tevens in overleg met besturen en medezeggenschapsorganisaties te onderzoeken hoe in de WHW opgenomen kan worden dat de opleidingscommissie geacht wordt jaarlijks een gemotiveerd standpunt in te nemen over de kwaliteit van het onderwijs en dit oordeel op te nemen in de studiebijsluiter van de opleiding. En voorts te onderzoeken hoe bij een negatief oordeel tot verbetering van de onderwijskwaliteit kan worden gekomen. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering aan de Tweede Kamer een overzicht te verschaffen van de vastgoedlasten en financiële risico's van afzonderlijke instellingen in het hoger onderwijs. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt voor eind 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in het wetsvoorstel voor versterking van de medezeggenschap op te nemen dat majeure investeringen in huisvesting op voorspraak van de medezeggenschap vooraf getoetst kunnen worden aan de hand van een risico-analyse door een deskundig en ongebonden instituut, dat een uitspraak doet over de haalbaarheid van de voorgenomen investering. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt voor eind 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de voorschotfaciliteit uit te breiden naar (deeltijd)studenten ouder dan 30 jaar, en de Tweede Kamer hierover voor de begroting 2016 te informeren. |
Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren |
Voor de behandeling van de OCW-begroting 2016 ontvangt de Kamer de resultaten van een onderzoek naar de behoefte en mogelijkheden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering instellingen te verplichten om transparant te zijn over hoogte en onderbouwing van het instellingscollegegeld en dit via de websites van de instellingen te communiceren naar (aankomende) studenten of in het uiterste geval regelgeving over transparantie van het instellingscollegegeld aan te scherpen. |
Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren |
De motie is uitgevoerd met de brief Monitor studie- en leengedrag van 4 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of de experimenten vraagfinanciering verbreed kunnen worden met deeltijdopleidingen gericht op de sector ICT, en de Tweede Kamer hierover voor de zomer 2015 te informeren. |
Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Leven lang leren, voortgang pilots flexibilisering en experimenten vraagfinanciering van 26 juni 2015. |
De Tweede Kamer constaterende dat de komende jaren de effecten van het studievoorschot zullen worden gemonitord, onder andere op de gevolgen van de maatregelen voor studenten; verzoekt de regering, in overleg met scholieren- en studentenorganisaties, studenten een rol te geven in het vaststellen van de opzet en wijze van uitvoering van de monitoring. |
Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer Monitoring Wet studievoorschot hoger onderwijs van 3 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om na vier jaar een tussentijdse monitoring uit te voeren die kijkt naar instroom en doorstroom van studenten in het hoger onderwijs en hierbij onder andere te kijken naar: – de instroom van studenten in tweejarige mastertrajecten; – de doorstroom van mbo-studenten naar het hbo; – de doorstroom van bachelor naar master; – de invloed op de instroom van studenten met een functiebeperking; verzoekt de regering tevens om bij de tussentijdse monitoring de onderwijsinstellingen en studentenbonden actief te betrekken. |
Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer Monitoring Wet studievoorschot hoger onderwijs van 3 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de sectorraden en de studentenbonden te onderzoeken of een kader voor de bedragen die vanuit het profileringsfonds kunnen worden uitgekeerd, kan helpen om jongeren die buiten hun schuld om of door extracurriculaire activiteiten langer doen over hun studie, op een inzichtelijkere manier te compenseren. |
Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting |
De Tweede en Eerste Kamer worden in oktober 2015 geïnformeerd over uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer constaterende dat de invoering van het collegegeldkrediet voor volwassenen nu gepland staat voor 2017 vanwege de uitvoeringshaalbaarheid volgens DUO; constaterende dat met halfautomatische oplossingen in die uitvoeringstoets nog ruimte geboden wordt voor mogelijk eerdere implementatie; verzoekt de regering daartoe een onderzoek te doen naar de consequenties van het tijdelijk halfautomatisch oplossen in 2015 en tevens te onderzoeken of de volledige implementatie naar eind 2015 of eind 2016 kan worden gehaald en onder welke voorwaarden. |
Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Resultaat onderzoek naar versneld invoeren van het collegegeldkrediet voor volwassenen van 3 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering het levenlanglerenkrediet ook van toepassing te laten zijn op modules van niet-bekostigd geaccrediteerd onderwijs en op modules van opleidingen die deel uitmaken van de te starten experimenten vraagfinanciering in het deeltijd hoger onderwijs. |
Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Leven lang leren, voortgang pilots flexibilisering en experimenten vraagfinanciering van 26 juni 2015. |
De Tweede Kamer constaterende dat er reeds een succesvol model is voor zulke verantwoording in het primair en voortgezet onderwijs, namelijk «Scholen op de kaart»; verzoekt de regering zorg te dragen voor een vergelijkbare vorm van publieke verantwoording in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De Tweede Kamer wordt voor november 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de lerarenopleidingen en pabo's te versterken door de mogelijkheid te creëren om studenten streng te bevragen op kennis, vaardigheden en motivatie voordat toelating tot de lerarenopleiding plaatsvindt. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) Motie-Straus/ Ypma |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Verhoging kwaliteit instroom in de lerarenopleiding van 28 april 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering voortvarend met uitvoering van het rapport-Rinnooy Kan aan de slag te gaan en voorstellen te doen om een leven lang leren in te bedden in het arbeidsmarktbeleid en op de werkvloer, voorafgaand aan de behandeling van de begroting van OCW. |
Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie Motie-Pechtold c.s. |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Leven Lang Leren van 31 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de studentenassessoren een plaats binnen het gehele hoger onderwijs te geven en dus ook een rol toe te bedelen in het hbo en wanneer er sprake is van een eenkoppig bestuur. |
Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk |
In het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht, van 10 juli 2015, is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer constaterende dat het nu voor bestuurders mogelijk is om de medezeggenschap informatie te onthouden omdat zij op grond van de WHW 9.32, lid 6 en de WHW 10.19, lid 6 enkel informatie hoeven te verstrekken die de medezeggenschap objectief nodig heeft; verzoekt de regering die twee artikelen zodanig te wijzigen dat er in plaats van «nodig heeft» komt te staan «nodig acht». |
Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk |
Het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht is 10 juli 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te verkennen hoe het bereik van de educatieve minor kan worden vergroot en het belang van verdergaande scholing na de educatieve minor kan worden verankerd. |
Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord |
Het bereik van de educatieve minor wordt vergroot door – vooralsnog bij experiment naar aanleiding van het advies van de commissie flexibel hoger onderwijs – de mogelijkheid te openen die minor ook na het behalen van het getuigschrift te volgen. Dat sluit aan bij het actieplan over lerarenopleidingen van de VSNU. Gestreefd wordt naar invoering in 2016. Het belang van verdergaande scholing is niet specifiek voor leraren die beschikken over een beperkte tweedegraads bevoegdheid. De huidige regelgeving bevat al bepalingen over onderhoud en verdere ontwikkeling van de bekwaamheid van leraren. Met het wetsvoorstel over invoering van het beroepsregister wordt dat verder van instrumenten voorzien. Het wetsvoorstel over het lerarenregister wordt in september 2015 ingediend, zodat het wetgevingstraject uiterlijk in 2016 kan worden afgerond. De wet kan dan op 1 januari 2017 in werking treden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met onderwijsinstellingen en landelijke studentenorganisaties (ISO, LSVB en JOB) te komen tot betere voorlichting over de klachtenregeling, zodat studenten exact weten waar zij terecht kunnen met hun klachten binnen de eigen onderwijsinstelling. |
Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW |
Met de Strategische Agenda Hoger Onderwijs van 7 juli 2015 is de Tweede Kamer over de uitvoering van de motie geïnformeerd. Begin 2016 wordt de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met de NVAO te bezien hoe de opleidingscommissies explicieter een plaats kunnen krijgen in zowel de instellingstoets als in het kader voor de opleidingsaccreditatie. |
Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (HO) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Voorhang accreditatiekader NVAO en verbeteringen in het accreditatieproces van 18 september 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe de administratieve lasten van het accreditatiestelsel substantieel kunnen worden verlaagd en pilots te starten die erop gericht zijn concrete vermindering van deze lastendruk te kunnen realiseren en de Tweede Kamer hierover te informeren. |
Debat [15-10-2013] Heropening Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (33 472) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Accreditatie op maat van 1 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met instellingen en studentenorganisaties om te bevorderen dat schakelprogramma's bij voorkeur geïntegreerd worden in de bacheloropleiding en studenten goed voor te lichten over de aanwezigheid van een (ingebed) schakelprogramma; verzoekt de regering tevens in het komende jaar te onderzoeken in welke mate schakelprogramma's ingebed in de bacheloropleiding voorkomen en wat op dit gebied goede praktijken zijn, en de resultaten van dat onderzoek onder de aandacht te brengen bij de instellingen, en hierover in het najaar van 2014 te rapporteren aan de Tweede Kamer. |
Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Aanbieding rapport Schakelen van HBO-bachelor naar universitaire master van 15 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering een verkenning te starten naar de mogelijkheden van extra bekostiging dan wel differentiatie binnen de bekostiging van opleidingen met een excellent keurmerk, in samenhang met het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Lucas, 31 288, nr. 211. |
Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid |
Deze verkenning zal worden meegenomen bij de evaluatie van het experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs. De evaluatie vindt plaats uiterlijk in 2017. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de inwerkingtreding van het wetsartikel dat collegegelddifferentiatie bij excellente opleidingen regelt pas te effectueren op het moment dat er meer duidelijkheid is over de effecten die een sociaal leenstelsel heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. |
Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn |
De Tweede Kamer ontvangt het beleidskader voor het einde van 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering het experiment (Bindend Studieadvies) in samenspraak met de koepelorganisaties in het hoger onderwijs qua omvang en deelname van het aantal instellingen nadrukkelijk te beperken; verzoekt de regering voorts het aantal bij het experiment betrokken studenten van de deelnemende instellingen te maximeren tot 10 procent van de totale studentenpopulatie in Nederland; verzoekt de regering tot slot te zorgen voor voldoende studiekeuzemogelijkheden voor studenten om een opleiding te volgen zonder deel te nemen aan het experiment en over de exacte uitwerking van deze randvoorwaarden tijdig terug te rapporteren aan de Tweede Kamer. |
Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering van de motie van het Kamerlid Van Meenen met betrekking tot het experiment met een bindend studieadvies van 15 september 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering voor deze opleidingen uiterlijk augustus 2014 inzichtelijk te maken welke kwaliteitsverbeteringen voor onderwijs en begeleiding zij hebben doorgevoerd om zich voor dit experiment te kwalificeren. |
Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering van de motie van het Kamerlid Van Meenen met betrekking tot het experiment met een bindend studieadvies van 15 september 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor verheldering dan wel aanpassing van verordening 492/2011, in eerste instantie door een inbreng bij de OJCS Raad van 13 februari 2013, in die zin dat lidstaten de vrijheid hebben om redelijke eisen te stellen aan kinderen van migrerend werknemers. |
Debat [22-1-2013] Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer van 12 maart 2015 met Verslag OJCS-Raden 25 november en 12 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de Tweede Kamer na invoering van het bursalenstelsel op de hoogte te houden van de effecten van het toelaten van bursalen, waarin aantallen promotieplaatsen van de verschillende vormen opgenomen worden en de beschikbaarheid van universitair docenten. |
Debat [26-9-2011] Strategische agenda Hoger Onderwijs |
De AMvB is op 10 februari 2015 in de Eerste Kamer en Tweede Kamer voorgehangen. De AMvB voorziet erin dat het experiment wordt gevolgd en geëvalueerd op de in de motie genoemde punten. De AMvB ligt ter advisering bij de Raad van State. Beoogd wordt dat universiteiten op 1 januari 2016 met de experimenten kunnen starten. |
DIRECTIE INTERNATIONAAL BELEID |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in ieder geval de in de grensregio's gelegen roc's actief te wijzen op de mogelijkheid tot kosteloze verstrekking van het Europass-certificaatsupplement bij diploma's. |
Debat [2-4-2015] Afstemming van erkenning beroepskwalificatie buurlanden |
SBB heeft in overleg met de MBO-Raad de ROC's nogmaals gewezen op het nut van het instrument Europass-certificaat suplement. De motie is hiermee uitgevoerd (in samenhang met motie-Straus/Jadnanansing). |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met de grensprovincies in bilateraal overleg met de aangrenzende Duitse deelstaten tot erkenning van Nederlandse (mbo)-beroepsdiploma's te komen, in het bijzonder voor bovengenoemde sectoren, en de Tweede Kamer hierover voor het zomerreces te informeren. |
Debat [2-4-2015] Afstemming van erkenning beroepskwalificatie buurlanden |
Inmiddels is gesproken met de relevante ministeries in Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen om dit probleem te agenderen. Met de Euregio’s is overlegd op welke punten het goed gaat met die erkenning, en welke niet. Uit eerste overleg met de Euregio’s blijkt dat er veel goed gaat in de erkenning van de Nederlandse diploma’s in Duitsland. Met name in het mbo is echter wel degelijk sprake van een – beperkt – aantal opleidingen waar problemen worden ervaren. De gesprekken gaan verder, ook met de Duitse ambassade in Nederland. Aan Duitse en Nederlandse kant is er bereidheid te kijken waar verbetering mogelijk is. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om: – in overleg te treden met de buurlanden om de implementatie van de herziene Richtlijn erkenning beroepskwalificaties zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen; – de informatievoorziening rondom diploma-erkenning met de buurlanden te stroomlijnen; – de Tweede Kamer uiteindelijk uiterlijk eind 2014 over de voortgang te informeren. |
Debat [25-6-2014] VSO OJCS-Raad op 20 en 21 mei 2014 (21501–34, nr. 227) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op Commissiebrief met informatie over de uitwerking van de motie van de leden Straus en Jadnanansing inzake afstemming met buurlanden betreffende de erkenning van beroepskwalificaties van 25 november 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met lokale eilandsbestuurders en schoolbesturen realistische tijdstippen van inwerkingtreding van nieuwe onderwijswetgeving op de BES-eilanden te hanteren. |
Debat [3-11-2011] Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32 640) |
De motie wordt uitgevoerd. Bij het invoeren van nieuwe onderwijswetgeving is een realistische inwerkingtreding een vast punt van aandacht. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om tot aan de eerste evaluatie van de nieuwe verhoudingen jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden en de voortgang van de te realiseren verbeteringen op deze terreinen. |
Debat [4-3-2010] BES-wetten |
De Tweede Kamer is via de brief van 20 juni 2014 geïnformeerd over de voortgang van te realiseren verbeteringen van het onderwijs in Caribisch Nederland. In deze brief heeft de Staatssecretaris toegezegd om de inspectie in 2016 opnieuw een overkoepelende rapportage over de kwaliteit van het onderwijs op Caribisch Nederland te laten maken, en deze rapportage aan de Tweede Kamer toe te sturen. |
DIRECTIE JEUGD, ONDERWIJS EN ZORG |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering op zo kort mogelijk termijn te komen tot de verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen. |
Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Antwoord op Commissiebrief met informatie over de Uitvoering van de motie-Van Meenen over een verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten van 15 juli 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering per direct het maximale te doen om de geschillencommissie publiek bekend, toegankelijk en ontvankelijk te maken en de uitspraken van de commissie opgevolgd te doen worden. |
Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actualiteiten passend onderwijs van 14 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering een pilot op te starten, waarbij scholen die vooroplopen in het hoogbegaafdenonderwijs de gelegenheid krijgen dit onderwijs verder te ontwikkelen, de werkwijze en effecten daarvan te onderzoeken en hun bevindingen en expertise ter beschikking te stellen aan andere scholen die geïnteresseerd zijn om deze over te nemen. |
Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zesde voortgangsrapportage passend onderwijs van 2 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de Staatssecretaris in overleg met de Minister van VWS te verkennen in hoeverre de ondersteuning van onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes uitgezonderd kan worden van de «medische handelingen» in navolging van andere landen; verzoekt het kabinet de verkenning in samenspraak met scholen, leraren en ouders van kinderen met diabetes op te stellen en de Tweede Kamer voorafgaand aan het nieuwe schooljaar over de verkenning te informeren. |
Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Antwoord op Commissiebrief met informatie over de Uitvoering van de motie-Van Meenen over een verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten van 15 juli 2014. |
DIRECTIE KENNIS |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering om het CBP en de Inspectie voor het Onderwijs te vragen samen de privacy van leerlingen te bewaken en in te grijpen bij mogelijke misstanden. |
Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015. De Inspectie van het Onderwijs zal in haar eigen jaarwerkplan ook een passage over de afspraken met CBP opnemen. Dit jaarwerkplan zal in oktober 2015 ook aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
De Tweede Kamer overwegende dat gewerkt wordt aan pseudonimisering van deze gegevens zodat er geen enkele reden resteert voor uitgevers om te beschikken over de persoonlijke gegevens; verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de persoonlijke gegevens van leerlingen in handen van commerciële bedrijven worden vernietigd. |
Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015. De Tweede Kamer wordt voorts in oktober 2015 nader geïnformeerd over de invoering en de planning van de pseudonimisering. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering samen met het onderwijsveld, waaronder ook de ouderorganisaties, afspraken te maken op welke wijze, op de kortst mogelijke termijn, geborgd gaat worden dat persoonsgegevens van leerlingen alleen nog maar gepseudonimiseerd worden verstrekt aan leveranciers en ontwikkelaars van digitaal lesmateriaal en de Tweede Kamer over de voortgang van deze afspraken uiterlijk in april 2015 te informeren. |
Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015. De Tweede Kamer wordt voorts in oktober 2015 nader geïnformeerd over de invoering en de planning van de pseudonimisering. |
De Tweede Kamer constaterende dat het Nationaal Cyber Security Centrum concludeert dat de potentiële impact van cyberaanvallen en verstoringen toeneemt door verdergaande digitalisering; verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat digitale hulpmiddelen in het onderwijs volgens de principes van privacy en security by design gemaakt worden. |
Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering waar op initiatief van de regio gewerkt wordt aan structurele versterkingen van de economie, daar waar mogelijk bij te dragen aan actieplannen om innovaties te stimuleren met behulp van rijksbeleid. |
Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie |
De uitvoering van de motie ligt primair bij de Minister van Economische Zaken. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in kaart te brengen wat de mogelijke effecten van toenemende automatisering zijn op de arbeidsmarkt en de Kamer hierover uiterlijk 2014 te informeren. |
Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Effect van technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van 19 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheden te verkennen voor een Nederlandse oplossing voor het ongelijke BTW-speelveld voor digitale leermiddelen, en deze ook te betrekken bij haar overwegingen over een nieuw belastingstelsel; verzoekt de regering parallel hieraan, conform de motie-Peters, dit ongelijke BTW-speelveld ook in EU-verband te blijven agenderen en een oplossing te vinden. |
Debat [3-7-2014] VAO Onderwijs en digitalisering |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Doorbraakproject Onderwijs en ict van 17 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met het veld te komen met een aanpak voor outcome criteria voor het onderwijs. |
Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013 |
Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen over de voortgang op de moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die relateert aan deze motie, naar aanleiding van een toezegging hierover in het wetgevingsoverleg verantwoordingsonderzoek OCW 2014. |
De Tweede Kamer overwegende dat de governance in het onderwijs zich niet beperkt tot het scheppen van de randvoorwaarden waarin onderwijzers, leraren en docenten hun werk kunnen doen, maar met regelmaat direct ingrijpt in de vormgeving van het primaire proces; professionele onderwijzers, leraren en docenten; verzoekt de regering onderwijsteams instemmingsrecht te verlenen op de vormgeving van het onderwijsleerproces. |
Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance |
De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd. |
DIRECTIE MIDDELBAAR ONDERWIJS |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met het onderwijsveld, waaronder de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer, en de wenselijkheid en mogelijkheid te onderzoeken of: – aan docenten die het vak burgerschapsvorming geven bevoegd-heidseisen dienen te worden gesteld, analoog aan het voortgezet onderwijs; – het vak burgerschapsvorming een minder vrijblijvend karakter kan krijgen, en de Kamer hierover te informeren vóór de begrotingsbehandeling van 2015. |
Debat [10-6-2015] VAO Radicalisering |
Er is overleg met partijen en de MBO Raad. Er wordt naar gestreefd om de motie uit te voeren nog vóór de begrotingsbehandeling in najaar 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering meer ambitie te tonen en zich maximaal in te spannen om de voorgenomen wetswijziging en de daaruit voortvloeiende oplossing in werking te laten treden per studiejaar 2016–2017. |
Debat [9-6-2015] Stemming over motie ingediend bij het VSO over de Nederlandse taaleis aan buitenlandse studenten bij Engelstalige mbo-opleidingen |
De motie wordt uitgevoerd. Het wetgevingstraject is ter hand genomen. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering flexibiliteit in het lesprogramma te bieden en de mogelijkheid te onderzoeken van een lespakket op maat voor herintreders en bijscholers. |
Debat [23-4-2015] VAO Stages en subsidieregeling praktijkleren |
De uitvoering van de motie wordt meegenomen in de voortgangsbrief Leven Lang Leren die in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer wordt gezonden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de sociale partners via de Stichting van de Arbeid te verzoeken om met elkaar in gesprek te gaan en te bezien of er, in het belang van de leerlingen, nieuwe afspraken gemaakt kunnen worden die leiden tot meer kans voor jongeren op een BBL-plek en daarmee een baan. |
Debat [23-4-2015] VAO Stages en subsidieregeling praktijkleren |
Er zal nog in 2015 contact worden opgenomen met de Stichting van de Arbeid en de Tweede Kamer zal dan worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering ook bij het experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl het mogelijk te maken af te wijken van de urennorm, mits op grond van de behaalde resultaten en de tevredenheid daarover van studenten en hun toekomstige werkgevers kan worden vastgesteld dat de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is en dat dit geborgd is in het kwaliteitszorgsysteem van de instelling en de studenten- of deelnemersraad heeft ingestemd, zoals vastgelegd in de wet. |
Debat [12-2-2015] VSO Ontwerpbesluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl |
De motie is verwerkt in het besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl. Het is nu mogelijk om af te wijken van de urennormen onder dezelfde voorwaarde als bij de reguliere bol en bbl. Het besluit is op 23 februari 2015 verzonden aan de Raad van State ter advisering. Nadat het advies is verwerkt, wordt in het nader rapport aangegeven wat er met het advies is gedaan. Het besluit en het nader rapport met advies wordt dan openbaar gemaakt. Het besluit wordt dan gepubliceerd in het staatsblad. Het nader rapport en advies in een bijvoegsel van de Staatscourant. Ook de Tweede Kamer heeft hier toegang toe. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering expliciet ruimte te geven aan initiatieven die het makersonderwijs ontwikkelen en uitbreiden; verzoekt de regering tevens onderzoek te doen naar het opzetten van een samenwerkingsverband dat in het pionierskarakter dat hoort bij deze makersbeweging, de sterke lokale initiatieven verbindt en makersonderwijs op de kaart zet van Nederland. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehande-ling OCW (onderwijsdeel) |
De stand van zaken naar aanleiding van het rondetafelgesprek wordt meegenomen in de brief over de flexibilisering in het mbo die de Tweede Kamer in september 2015 ontvangt. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de herziening van de kwalificatiedossiers extra goed toe te zien op de eisen aan burgerschap en in een goede samenwerking met veldpartijen ervoor te zorgen dat er samenwerking en uitwisseling ontstaat op het gebied van materialen en methoden om burgerschapsvorming onderdeel van het onderwijs te maken, bijvoorbeeld door het opzetten van een (online) platform; verzoekt de regering tevens om hierbij nadrukkelijk aandacht te besteden aan burgerschapsvorming in het beroepsonderwijs en bij het vernieuwen van de curricula dit thema nadrukkelijk mee te nemen. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehande-ling OCW (onderwijsdeel) |
In het voorjaar is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie met de brief Tel mee met taal van 6 maart 2015. De motie is uitgevoerd met de brief Voortgang versterking burgerschapsvorming in het onderwijs van 29 april 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met het onderwijs en werkgevers de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren, de huidige knelpunten voor jongeren te definiëren, oplossingen aan te dragen en deze uit te voeren. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De motie is verwerkt in de wet Macrodoelmatigheid in het mbo. De wet is aangenomen en is op 1 augustus 2015 inwerking getreden. Daarmee is de motie uitgevoerd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met betrokken partijen te verkennen op welke manier jongeren die wel over de praktische vaardigheden beschikken om de arbeidsmarkt te betreden maar nu niet in staat zijn een startkwalificatie te behalen vanwege de generieke taal- en rekeneisen, toch uitzicht kan worden gegeven op een diploma op mbo-niveau 2; verzoekt de regering tevens bij dit plan de suggestie van een onderscheid tussen een arbeidsmarktdiploma (dat jongeren afdoende voorbereidt op een baan) en een doorstroomdiploma (dat jongeren ook in staat stelt om door te studeren) nadrukkelijk in overweging te nemen. |
Debat [30-9-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de Visienota beroepsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Stand van zaken invoering referentieniveaus taal en rekenen in vo en mbo van 17 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de in haar reactie op de initiatiefnota «Elke mbo'er een goede stage» genoemde verdere analyse over de aard van deze stageproblematiek op korte termijn uit te voeren; verzoekt de regering tevens te onderzoeken welke barrières werkgevers ervaren bij het aanbieden van stageplaatsen en leerwerkplekken en hierover voor 1 maart 2015 de Tweede Kamer te informeren. |
Debat [30-9-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de Visienota beroepsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op de moties van de leden Jadnansing (PvdA)/Lucas (VVD) en Van Meenen (D66) naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota «Elke mbo'er een goede stage» over de aard van de stageproblematiek van 2 maart 2015. |
De Tweede Kamer constaterende dat de Rotterdamse roc's Albeda en Zadkine een plan hebben om zich op te splitsen in vijf zelfstandige mbo-colleges zonder overkoepelend bestuur; verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken hoe dit plan versneld kan worden doorgezet. |
Debat [22-9-2014] Notaoverleg Visienota Beroepsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bestuursmodellen middelbaar onderwijs Rotterdam van 3 november 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering, ten behoeve van goede opleidingen en baankansen voor jong en oud, bij de uitwerking van de brief over Leven Lang Leren ook het huidige mbo-bestel kritisch te bezien en de vraag van de toekomstige arbeidsmarkt daarbij leidend te laten zijn, en voor de zomer van 2015 deze visie te vertalen in voorstellen voor versterking van de flexibiliteit van het beroepsonderwijsbestel. |
Debat [22-9-2014] Notaoverleg Visienota Beroepsonderwijs |
De brief wordt in september 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin zal onder andere het pamflet van het Tweede Kamerlid Lucas worden meegenomen. |
De Tweede Kamer constaterende dat, anders dan in het primair- en voortgezet onderwijs, er geen instemmingsrecht is van de medezeggenschap op fusies in het middelbaar beroepsonderwijs; verzoekt de regering, een voorstel uit te werken voor een wettelijk instemmingsrecht op fusies voor medezeggenschapsraden in het mbo. |
Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders |
Om de motie uit te voeren is een wetswijziging noodzakelijk. Nagegaan wordt of deze kan worden meegenomen in een lopend wetgevingstraject. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering met gemeenten in gesprek te gaan, daarbij eventueel gebruikmakend van de VNG, zodat deze gemeenten hun opdrachtnemers stageplekken kunnen laten aanbieden bij uitbesteding van opdrachten. |
Debat [30-9-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de Visienota beroepsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op de moties van de leden Jadnansing (PvdA)/Lucas (VVD) en Van Meenen (D66) naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota «Elke mbo'er een goede stage» over de aard van de stageproblematiek van 2 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering, gelijktijdig met de overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs en bedrijfsleven, te komen tot de inrichting van landelijke vakinstellingen voor kleinschalig uniek vakmanschap, waarin onder andere de Dutch HealthTec Academy wordt opgenomen. |
Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013 |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen van 26 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering, gezamenlijk met de betrokken ministeries – OCW, VWS en SZW – gemeenten en de aanbieders van educatietrajecten tot een plan te komen waarmee zij zich inspannen, de beoogde doelgroep te bereiken en meer laaggeletterden aan trajecten deel te laten nemen en hierover de Tweede Kamer te informeren. |
Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actieprogramma Tel mee met Taal van 6 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke termijn ook leerlingen van 16 en 17 jaar met een startkwalificatie, die hun vakkenpakket willen verbreden ten behoeve van hun vervolgopleiding, toegang kunnen krijgen tot het vavo en de Tweede Kamer hierover dit najaar te informeren. |
Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Motie inzake vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) van 6 januari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering met een nationale aanpak te komen voor de bestrijding van laaggeletterdheid bij ouderen, met inbegrip van een intensievere samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), bibliotheken, zorginstellingen en zorgaanbieders, en daarbij aansluiting te zoeken bij initiatieven als Nederland Leest, de Boekenweek en De Nationale Voorleesdagen. |
Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actieprogramma Tel mee met Taal van 6 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om: 1.in overleg te treden met de ambassade van Duitsland om te kijken hoe het belang van het beheersen van de Duitse taal in Nederland beter onder de aandacht kan worden gebracht; 2.het «Mach mit!»-programma bij scholen onder de aandacht te brengen en op die manier studenten te enthousiasmeren voor het vak Duits. |
Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers |
Gesprekken zijn gehouden met medewerkers van de Duitse ambassade en «Mach Mit!» om verder uitvoering te kunnen geven aan deze motie. De Tweede Kamer wordt naar verwachting in 2016 nader geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de Kamer op korte termijn te berichten hoe in het onderwijs de ruimte voor vakmanschap wordt vergroot door concrete maatregelen die de tijd en capaciteit die besteed worden aan controle en verantwoording te beperken, zonder tekort te doen aan de kwaliteit van het onderwijs. |
Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW |
De motie is uitgevoerd met de brieven aan de Tweede Kamer Aanbieding Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017 van 18 december 2014 en de Voortgangsrapportage Aanpak regeldruk onderwijs 2013–2014 van 17 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in de evaluatie van het Actieplan laaggeletterdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren. |
Debat [3-7-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actieprogramma Tel mee met Taal van 6 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij uitvoering van de pilots voor unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen in het mbo ook het aspect van extra bekostiging mee te nemen, onder de erkenning van een medeverantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor deze bekostiging. |
Debat [12-6-2013] VAO Macro-doelmatigheid in het onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen van 26 februari 2015. |
DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering te bezien welke mogelijkheden er zijn om de combinatieverkoop te verruimen voor individuele boekhandelaren zodat ondernemerschap kan worden bevorderd en het boek kan worden gepromoot. |
Debat [23-4-2015] VAO Boeken |
De Tweede Kamer wordt voor het eind van 2015 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer overwegende dat niet alleen jongeren, ouders, scholen en mediaproducenten een eigen verantwoordelijkheid hebben, maar ook de overheid een rol heeft bij het bevorderen van mediawijsheid; verzoekt de regering in gesprek te gaan met de ondertekenaars van het manifest «Recht op mediawijsheid» over de aanbevelingen en de Tweede Kamer hierover voor maart 2015 te informeren. |
Debat [24-11-2014] Mediabegroting |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Manifest Recht op Mediawijsheid van 29 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in het voorstel om maximaal 50 procent van het budget open te stellen, de omroepen altijd als co-producent te laten fungeren. |
Debat [24-11-2014] Mediabegroting |
De motie is uitgevoerd met de brief Reactie op moties en het amendement bij de OCW-begroting aan de Tweede Kamer van 19 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering met de VNG, de VOB en de Oogvereniging in gesprek te gaan over de toegankelijkheid van informatie voor blinden en slechtzienden, eventuele knelpunten in kaart te brengen en de Kamer hierover najaar 2014 te informeren. |
Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over Bibliotheekvoorziening Leesgehandicapten (motie-Dik-Faber 33 846, nr. 39) van 15 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering zich met de bibliotheekbranche en de Koninklijke Bibliotheek in te spannen voor een landelijke bibliotheekpas die de gebruiker toegang verleent tot de fysieke en digitale collectie en diensten van alle openbare bibliotheken en van de Koninklijke Bibliotheek, en de Tweede Kamer medio 2015 over de voortgang te informeren. |
Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846) |
Na de zomer volgt een bestuurlijk overleg met de bibliotheekbranche, de KB, de VNG en het IPO. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het bestuurlijk overleg vóór het einde van het jaar 2015. |
De Tweede Kamer roept de regering op om in de op te stellen algemene maatregel van bestuur in te gaan op de mogelijkheid van het regelen van: – welke eisen gelden voor het door ingezetenen en maatschappelijke initiatieven laten uitvoeren van taken van het college; – op welke wijze en aan de hand van welke criteria de effecten worden geëvalueerd. |
Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846) |
De VNG heeft in april 2015 de handreiking over de openbare bibliotheek in het digitale tijdperk gepubliceerd. In 2016 zal een monitor verschijnen over de stand van zaken in 2015, het eerste jaar na invoering van de bibliotheekwet. In de monitor wordt aandacht gegeven aan de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de mate waarin het netwerk dekkend is. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering deze aanbeveling (dat de bibliotheek meer zou kunnen doen om laaggeletterden te bereiken en daarvoor de verbinding zou moeten -aangaan met partners op het gebied van zorg en welzijn en werk en inkomen die laaggeletterdheid kunnen signaleren, waarbij gedacht kan worden aan het UWV en sociale werkvoorzieningsbedrijven, maar bijvoorbeeld ook aan vluchtelingenwerk, inburgeringsloketten en gezondheidscentra) uit het rapport van de commissie-Cohen over te nemen en in gesprek te gaan met bibliotheken en sociale partners die laaggeletterdheid kunnen signaleren, om te bezien op welke wijze deze instellingen elkaar kunnen versterken in de bestrijding van laaggeletterdheid. |
Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Tel mee met Taal van 6 maart 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de VNG te bezien of in de handreiking van de VNG voor bibliotheken aanwijzingen kunnen worden opgenomen voor het overleg tussen de gemeente en de bibliotheek over de invulling van de vijf functies. |
Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846) |
De VNG heeft in april 2015 de handreiking over de openbare bibliotheek in het digitale tijdperk gepubliceerd. In 2016 zal een monitor verschijnen over de stand van zaken in 2015, het eerste jaar na invoering van de bibliotheekwet. In de monitor wordt aandacht gegeven aan de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de mate waarin het netwerk dekkend is. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering met voorstellen te komen hoe de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op internet op vergelijkbare wijze in de wet kunnen worden vormgegeven als de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op radio en tv. |
Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om naast de voorgenomen samenwerking en integratie van taken parallel aan het ingezette traject tussen de regionale omroepen met de landelijke publieke omroep ook, in overleg met OLON en ROOS, nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot meer horizontale regionale integratie en verticale samenwerking van regionale omroepen met de lokale omroepen en voor 1 juli 2014 de Tweede Kamer hierover te berichten. |
Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om – indien de uitkomsten van rechtszaken en beroepsprocedures in het voordeel van de regionale omroep uitvallen – het bedrag van deze uitkomsten te onttrekken aan het Provinciefonds en structureel toe te voegen aan de mediabegroting ten gunste van de regionale omroep. |
Debat [17-10-2013] Heropening Wijz. van o.m. de Mediawet 2008 i.v.m. o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage |
De Tweede Kamer wordt in de Mediabegrotingsbrief 2016 geïnformeerd. Deze zal omstreeks november 2015 naar de Tweede Kamer worden verstuurd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de invulling van de bezuiniging de voorgenomen bezuiniging op de regionale omroepen van 25 miljoen euro te verlagen met 8 miljoen euro; verzoekt de regering tevens de overige 42 miljoen euro op te nemen als vermindering van de bezuiniging op de landelijke publieke omroep, onder de voorwaarde dat 16,6 miljoen euro wordt geoormerkt voor ontwikkeling en vervaardiging van – nu door het Mediafonds gerealiseerd – media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard (zijnde Nederlandse documentaires, drama en andere culturele mediaproducties) volgens een door de Nederlandse Publieke Omroep en Raad voor Cultuur overeen te komen regeling, eventueel door dit te garanderen in de prestatieafspraken en indien nodig via wettelijke verankering. |
Debat [17-10-2013] Heropening Wijz. van o.m. de Mediawet 2008 i.v.m. o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in elk geval de volgende zaken uit te werken: – bezuinigingsmogelijkheden op distributie zoals de «free to air»-distributie door de ether en de «free to view»-distributie via de satelliet; – besparingsmogelijkheden op de auteursrechtelijke vergoedingen die de publieke omroep moet afdragen, gelet op de dalende programmabudgetten; – verschillende varianten voor het verhogen van de distributievergoeding die de publieke omroep ontvangt van pakketaanbieders, waaronder het zo veel als mogelijk versterken van de onderhandelingspositie van de publieke omroep; – een plan om eventuele wettelijke en organisatorische belemmeringen weg te nemen voor de exploitatie van Video-On-Demand en abonnementsdiensten, sponsoring voor zover die past bij het publieke karakter van de publieke omroep, merchandise, de verkoop van content en formats en alle andere nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten uit het rapport van BCG; – mogelijkheden om de verdiencapaciteit van de Ster te vergroten, waarbij gekeken kan worden naar onder meer opties uit het BCG-rapport met uitzondering van de opties «commercieel programmeren» en «programma-onderbrekende reclame op TV» zodanig dat de hoeveelheid reclame blijft passen bij het publieke karakter van de publieke omroep en het uitgangspunt blijft dat de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep leidend is en de Ster-inkomsten daaruit volgend; verzoekt de regering tevens om ervoor zorg te dragen dat deze opties waar mogelijk al in 2014 worden geïmplementeerd en de Kamer in elk geval voor de behandeling van de mediabegrotingen voor 2016 en 2017 een evaluatie te doen toekomen van het resultaat van deze inspanningen. |
Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet 2008 – Regionale Omroepen i.v.m. onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak NPO over verhoging eigen inkomsten publieke omroep van 24 september 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering af te zien van programmaonderbrekende reclame op de publieke omroep. |
Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet 2008 – Regionale Omroepen i.v.m. onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over de Mediabegroting 2015 van 12 november 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de uitwerking van haar voornemens te overleggen met regionale gesprekspartners en rekening te houden met bovenstaande voorwaarden die van belang zijn voor het behoud van de bijzondere positie van de regionale omroep. |
Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet 2008 – Regionale Omroepen i.v.m. onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheid voor het afnemen van kleinere pakketten dan wel van individuele zenders, het zogeheten à-la-carte-menu, expliciet mee te nemen in de toekomstverkenning. |
Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 |
De motie is uitgevoerd met de brief Uitvoering motie «à-la-carte-menu» aan de Tweede Kamer van 22 juni 2015. |
De Tweede Kamer overwegende dat de publieke omroep een extra taakstelling krijgt die verzacht kan worden door het genereren van extra eigen inkomsten; overwegende dat de regering het aantrekken van externe financiering ziet als een coproductie waarmee het een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van zowel de publieke omroep als de regering; overwegende dat de regering heeft toegezegd te streven naar minimaal 45 miljoen euro extra eigen inkomsten voor de publieke omroep verzoekt de regering, de verantwoordelijkheid hiervoor niet eenzijdig neer te leggen bij de publieke omroep. |
Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008» |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak NPO over verhoging eigen inkomsten publieke omroep van 24 september 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met werkgevers bij de omroep, met als inzet een substantiële vermindering van het aantal tijdelijke contracten. |
Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 ivm de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen dmv omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over de Mediabegroting 2015 van 12 november 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering alle salarissen bij de publieke omroep zo snel mogelijk onder de premiernorm te brengen. |
Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008» |
Op 1 januari 2017 zou het lagere maximum normbedrag moeten gelden voor alle werknemers in de (semi)publieke sector. Het is noodzakelijk dat eerst duidelijkheid wordt verkregen op juridische, economische en arbeidsmarktaspecten. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering voorts om in het bijzonder de positie van Omrop Fryslân te waarborgen. |
Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg Media |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014. |
DIRECTIE ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering te bevorderen dat de geesteswetenschappen in verband met het belang voor de grote maatschappelijke uitdagingen voldoende aan bod komen in de Nationale Wetenschapsagenda. |
Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschap-pen (debat Maagdenhuis) |
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitvoering van de motie bij de presentatie van de Wetenschapsagenda in november 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van de Wetenschapsvisie te kijken naar de mogelijkheden om deze acquisitiedruk te verminderen of efficiënter in te richten. |
Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid |
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft dit onderwerp opgenomen in de NWO Strategie 2015–2018. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van de structuur van de NWO als uitgangspunt te nemen dat wetenschappers het primaire mandaat houden bij de inhoudelijke afweging en beoordeling van onderzoeksvoorstellen. |
Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Rapportage nadere uitwerking contouren NWO organisatie van 14 april 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om door het Rathenau Instituut de kansen, risico's en strategische keuzes voor ons wetenschapsbestel voor alle vier de scenario's (Nationale vertrouwdheid, Regionale kracht, Europese variatie, Internationale selectie) in kaart te laten brengen; verzoekt de Kamer tevens om de Wetenschapsvisie op haar kansen en risico's te laten toetsen in elk van de scenario's. |
Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid |
Het Rathenau Instituut voert de motie uit. De Tweede Kamer ontvangt in september 2015 een definitief rapport van het Rathenau Instituut. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de promotievorm «industrial doctorates» gezamenlijk door overheid en bedrijfsleven te ontwikkelen en voor wat betreft de overheid tijdelijk dekking te reserveren in het onderbenutte ho/wo-deel van de subsidieregeling praktijkleren en voor de lange termijn de thematiek en facilitering van «industrial doctorates» mee te nemen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en de uitwerking van de Wetenschapsvisie van het kabinet om een structurele oplossing te realiseren. |
Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid |
Dit punt is opgenomen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die op 7 juli 2015 naar de Tweede Kamer is gestuurd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om een samenhangende toekomststrategie te ontwikkelen op basis van het WRR-rapport Naar een lerende economie; verzoekt de regering tevens om uiterlijk op Prinsjesdag 2014 een voorstel te doen voor een Toekomstfonds, gericht op duurzame economische groei, mede gevoed door een deel van de gasbaten, dat zonder aantasting van de hoofdsom afkomstig uit gasbaten wordt ingezet voor de financiering van innovatieve mkb-ondernemingen en waarvan het rendement bestemd wordt voor (fundamenteel) onderzoek. |
Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over het Toekomstfonds van de Minister van Economische Zaken van 16 september 2014. |
DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering de herindicatie Wlz versneld mogelijk te maken voor ouders die dat wenselijk vinden, zodat er extra ruimte komt voor ouders van kinderen die veel zorg thuis en op school nodig hebben; verzoekt de regering tevens met het CIZ te gaan verkennen of het mogelijk is voor deze kinderen proactief dagbesteding toe te voegen aan hun profiel; verzoekt de regering voorts ervoor te zorgen dat het maatwerkprofiel in de Wlz voor kinderen met een ernstige meervoudige beperking zo snel mogelijk gereed is. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de garantie te geven dat emb-kinderen tot hun 20ste levensjaar onderwijs kunnen blijven volgen, indien ouders dit wenselijk vinden voor de ontwikkeling van hun kind. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering één loket op te richten dat ouders van chronisch zieke kinderen en kinderen met ernstige meervoudige beperkingen, indien zij dat wensen, kan helpen de praktische bureaucratische zaken. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer overwegende dat de Staatssecretarissen van OCW en VWS nu samen gaan werken aan een oplossing; verzoekt de regering in het vervolg in de voortgangsrapportages over passend onderwijs apart aandacht te besteden aan het onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de Staatssecretaris de handreiking niet alleen te schrijven voor leerlingen met een Wlz-indicatie, maar ook voor leerlingen met een Zvw-indicatie of individuele voorziening uit de Jeugdwet. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat het CIZ deze negen dagdelen automatisch toevoegt aan de indicatie zonder tussenkomst van een herindicatieproces. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering het maatwerkprofiel binnen de WLZ zo spoedig mogelijk gereed te hebben; verzoekt de regering tevens in de tussenliggende periode pragmatische maatregelen te treffen, teneinde te voorkomen dat kinderen met een meervoudige beperking niet naar school kunnen gaan. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking Debat [7-4-2015] Stemmingen over moties ingediend bij: – VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te zorgen voor één loket voor ondersteuningsvragen en klachten van ouders en scholen en de Tweede Kamer hierover voor de zomer van 2015 te informeren. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering, tot het moment waarop de individuele Wlz-indicatie verloopt, het budget voor zorg op school aan de huidige Wlz-indicatie van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen toe te voegen, zodat het overgangsrecht in de Wlz wordt gerespecteerd. |
Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking |
De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om een vraagbaak pesten in samenwerking met ervaringsdeskundigen op te starten. |
Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School |
De motie wordt uitgevoerd in het 4de kwartaal van 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de effecten op de beheersing van de Nederlandse taal op scholen waar gedeeltelijk les in een vreemde taal gegeven wordt, nadrukkelijk te monitoren en de Kamer over de uitkomsten in 2018 te informeren. |
Debat [24-3-2015] Wetsvoorstel Onderwijs in Engelse/Duitse/Franse taal |
De Tweede Kamer zal over de effecten op de beheersing van de Nederlandse taal op scholen waar gedeeltelijk les in een vreemde taal wordt gegeven, in 2018 geïnformeerd worden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met onderwijsinstellingen in de grensregio die reeds actief zijn op het gebied van buurtaalonderwijs en samen met hen een plan van aanpak te ontwikkelen om buurtaalonderwijs in Nederland een impuls te geven, en de Tweede Kamer hierover nog voor de zomer van 2015 te informeren. |
Debat [24-3-2015] Wetsvoorstel Onderwijs in Engelse/Duitse/Franse taal |
De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om nadrukkelijk te communiceren naar basisscholen dat zij altijd het recht hebben om gecombineerde schooladviezen te geven en dat het schooladvies bindend is voor de toelating tot het voortgezet onderwijs. |
Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies Debat [3-3-2015] Stemmingen over moties ingediend bij het debat over het omzeilen van het schooladvies |
Het verzoek om communicatie is uitgevoerd door onder andere brieven aan alle scholen en besturen in het Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs, verstuurd op 5 maart 2015. Het verzoek om snellere evaluatie krijgt vorm via een kleinschalig onderzoek van de inspectie. De Tweede Kamer wordt hierover in oktober 2015 geïnformeerd. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering voortgezet onderwijsscholen te sanctioneren die het toelaten van leerlingen niet baseren op het schooladvies van de leerkracht. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op verzoek van het lid Ypma over de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, naleving wet-en regelgeving van 11 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of het niet langer verstrekken van eindtoetsresultaten aan de inspectie en DUO, maar het slechts ter inzage te geven, ervoor zorgt dat deze resultaten niet meer onder de Wet openbaarheid van bestuur vallen. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op verzoek van het lid Ypma over de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, naleving wet-en regelgeving van 11 februari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de voorgenomen peiling de inspectie specifiek te laten rapporteren welk percentage van de lessen bewegingsonderwijs door bevoegde (vak)leerkrachten wordt gegeven en hoeveel scholen onder de norm van twee lesuren blijven, en de Tweede Kamer hierover te informeren. |
Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs Debat [7-10-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Bewegingsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak bewegingsonderwijs van 27 januari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de vraag en het aanbod van vakleraren bewegingsonderwijs beter te matchen en zo het aantal onbevoegde leraren bewegingsonderwijs voor de klas te verminderen en de Tweede Kamer over de voortgang voor 1 januari 2015 te informeren. |
Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs Debat [7-10-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Bewegingsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak bewegingsonderwijs van 27 januari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de Inspectie van het Onderwijs als onderdeel van het risicogericht toezicht erop toeziet dat er minimaal twee uur bewegingsonderwijs wordt gegeven op de basisscholen en dat deze informatie door de scholen voor ouders inzichtelijk wordt gemaakt; verzoekt de regering de Tweede Kamer hier vóór 1 januari 2015 over te informeren. |
Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak bewegingsonderwijs van 27 januari 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering een brief te sturen over de ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs en daarin een voorstel te doen om deze ongelijkheid voor zover mogelijk weg te nemen en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor de zomer van 2015. |
Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Wegnemen ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs van 2 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering advies te vragen aan de Onderwijsraad over hoe de zorgplicht van scholen in het kader van passend onderwijs zich verhoudt tot de mogelijkheid van bijzondere scholen om een toelatingsbeleid te voeren; verzoekt de regering tevens advies te vragen aan de Onderwijsraad over in hoeverre artikel 23 GW in overeenstemming is met artikel 2 van het protocol EVRM (recht op onderwijs). |
Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs Debat [7-10-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Bewegingsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op advies Onderwijsraad «Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan» van 17 december 2014. |
De Tweede Kamer constaterende dat vanwege het verbod in artikel 48 WPO het openbaar onderwijs niet formeel opgenomen kan worden in de statuten en geen samenwerkingsschool in stand kan houden; verzoekt de regering ook te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het versoepelen van artikel 48 WPO, met inachtneming van artikel 23 van de Grondwet, om op deze wijze een gelijkwaardige uitgangspositie te creëren voor het openbaar onderwijs. |
Debat [3-7-2014] Stemmingen over: moties ingediend tijdens het notaoverleg over de Initiatiefnota-Ypma over samenwerkingsscholen |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer van Wegnemen ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs van 2 juli 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering zich maximaal in te spannen zodat het geld door scholen wordt aangewend om minimaal 3.000 extra arbeidsplaatsen te behouden of te creëren en niet via de lumpsum wordt gespendeerd aan andere posten dan de personeelslasten; verzoekt de regering tevens, hierover bij de jaarlijkse terugkerende Lerarenagenda te rapporteren over het gerealiseerde aantal vaste aanstellingen voor jonge docenten. |
Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord |
In de arbeidsmarktbrief die op 28 oktober 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is aandacht besteed aan de arbeidsmarktpositie van jonge leraren. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat dit onderwerp wederom aan de orde komt in de nieuwe arbeidsmarktbrief, die in oktober 2015 verschijnt. Daar zullen de resultaten van diverse onderzoeken bij betrokken worden. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering haar inspanning te vergroten om de doelstelling voor de functiemix in het vmbo te halen om zo beter betaalde arbeids-plaatsen voor vmbo-leraren in te stellen; verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer voor de behandeling van de Onderwijsbegroting voor het jaar 2015 te informeren over de voortgang hiervan. |
Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Onderwijsarbeidsmarkt van 28 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering met maatregelen te komen die ertoe leiden dat talentvolle afgestudeerde leerkrachten basisonderwijs voor het onderwijs kunnen worden behouden; en verzoekt de regering deze maatregelen toe te spitsen op regio's daar waar lerarentekorten optreden vanaf 2015. |
Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs |
In de arbeidsmarktbrief die op 28 oktober 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is aandacht besteed aan de arbeidsmarktpositie van jonge leraren. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat dit onderwerp wederom aan de orde komt in de nieuwe arbeidsmarktbrief, die in oktober 2015 verschijnt. Daar zullen de resultaten van diverse onderzoeken bij betrokken worden. |
DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS |
||
De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de terugkoppeling van rendementscijfers in de onderbouw richting basisscholen verbeterd wordt; verzoekt de regering om binnen 5 maanden een voorstel aan de Tweede Kamer te sturen met een nieuwe wijze voor het beoordelen van opbrengsten in het voortgezet onderwijs, met enerzijds positieve prikkels voor scholen in geval van dubbeladvies om hoge verwachtingen van kinderen zo veel mogelijk waar te maken en ze op het hoogste niveau te krijgen of te houden door het bieden van goed onderwijs, maar anderzijds scholen niet worden bestraft als zij kinderen het voordeel van de twijfel hebben gegeven; verzoekt de regering scholen voor voortgezet onderwijs duidelijk te maken dat bij gecombineerde schooladviezen zij in hun procedure kinderen dienen te accepteren op het hoogst geadviseerde niveau. |
Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies Debat [3-3-2015] Stemmingen over moties ingediend bij het debat over het omzeilen van het schooladvies |
De motie is uitgevoerd met de brief Nieuw model leerresultaten voortgezet onderwijs aan de Tweede Kamer van 25 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering duidelijk te communiceren naar ouders, basisscholen en het voortgezet onderwijs dat toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs niet gebaseerd mag worden op toetsen uit eerdere jaren of toelatingstoetsen en dat behoudens de wettelijke uitzonderingen vo-scholen kinderen enkel en alleen moeten toelaten op basis van het schooladvies, tenzij de eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies; verzoekt de regering tevens met een snellere evaluatie te komen, kort na de zomer van 2015, van deze nieuwe wetgeving, zodat ook snel duidelijk wordt of er dingen misgaan en, zo ja, wat dit dan is en er volgend schooljaar niet langer dezelfde onzekerheid bestaat; verzoekt de regering voorts in deze evaluatie dan ook te laten meenemen hoe de plaatsingswijzers functioneren. |
Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies Debat [25-2-2015] VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs |
In maart 2015 zijn alle scholen per brief geïnformeerd. Kort na de zomer van 2015 is een quick scan uitgevoerd waarin het in de motie gevraagde thema wordt meegenomen. Nadat de quick scan is afgerond, wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten ervan geïnformeerd. |
De Tweede Kamer (constaterende dat loopbaanoriëntatie – LOB – een vast onderdeel wordt van de beroepsgerichte examenprogramma's in het vmbo) verzoekt de regering het project «VMBO On Stage» als programma op te nemen in het LOB-voorbeeldmateriaal, zodat meer scholen ermee in aanraking komen en dit project in meerdere regio's kan worden uitgerold. |
Debat [25-2-2015] VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomstroom LOB, een stroompunt loopbaangericht onderwijs van 19 juni 2015. |
De Tweede Kamer van mening dat het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs toegankelijk moeten zijn en dat er selectief en terughoudend moet worden omgegaan met het stellen van aanvullende diploma-eisen voor vervolgopleidingen; verzoekt de regering niet akkoord te gaan met het stellen van extra toelatingseisen, uitgezonderd de pabo en lerarenopleiding, om zo het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs toegankelijk te houden. |
Debat [10-2-2015] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Rekentoets voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs |
De Tweede Kamer wordt voor het herfstreces van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. Dit is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus rekenen 2015 van 25 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de definitie van leerplicht, rekening houdend met de situatie van leerbare thuiszitters, te versoepelen; verzoekt de regering tevens te voorkomen dat scholen worden afgerekend op schoolverzuim in relatie tot leerbare thuiszitters die onderwijs deels (of geheel) thuis moeten volgen; verzoekt de regering voorts mogelijk te maken dat het budget dat de school krijgt voor kinderen die niet fulltime op school onderwijs kunnen volgen, naar rato van aanwezigheid verdeeld kan worden over de school en de maatwerkoplossing voor onderwijs buiten de school. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De Tweede Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om te zorgen dat het lerarenregister echt voor én door docenten is en het instemmingsrecht van werkgevers om te zetten in adviesrecht; verzoekt de regering tevens om in gesprek te gaan met de vakbonden om erop aan te dringen dat het recht op persoonlijk budget voor bijscholing enkel toegankelijk wordt gemaakt voor docenten die ingeschreven staan in het lerarenregister. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind september 2015 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in 2015 5 miljoen euro in te zetten voor een innovatiefonds dat ambitieuze leerkrachten die het onderwijs willen vernieuwen in staat stelt om dit te doen; verzoekt de regering voorts om hiervoor vanaf 2016 met structurele dekking te komen. |
Debat [11-11-2014] Stemmingen over plenaire behandelingen en AO die gehouden zijn in week 45 |
De voorbereidingen voor het Lerarenfonds zijn in volle gang. Op 7 oktober 2015 wordt op het Lerarencongres een aftrap voor het fonds gegeven. Voorts wordt een regeling voorbereid waarmee voor verdere jaren structurele bekostiging voor het fonds wordt ingericht. De voorbereidingen voor de regeling worden naar verwachting najaar 2015 afgerond. |
De Tweede Kamer constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat het lerarenregister in 2017 formeel wordt; roept de regering op ervoor te zorgen dat het register gaat functioneren naar het voorbeeld van het register in de zorg en dat ook leraren die niet bij vakorganisaties zijn aangesloten, zich herkennen in het lerarenregister en zich eigenaar voelen van het register. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
Bij de vormgeving van het wettelijke lerarenregister is het register in de zorg een belangrijk voorbeeld. Hierbij wordt wel een «vertaling» gemaakt om het lerarenregister goed te laten aansluiten bij het onderwijs. Een belangrijke voorwaarde is dat álle geregistreerde leraren gelijkwaardig invloed op het register kunnen uitoefenen, of ze nu lid zijn van een vakorganisatie of niet. De Staatssecretaris is in nauw overleg met de Onderwijscoöperatie over de manier waarop het register en de zeggenschap vorm krijgen. De Tweede Kamer ontvangt het wetsvoorstel in de tweede helft van 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning (arrangement) van een instelling cluster 1 of 2 op het beleid van deze instelling in te stellen en dit binnen de Wet medezeggenschap school te borgen. |
Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs |
De motie is uitgevoerd met de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs passend onderwijs van 12 juni 2015, waarin een voorstel wordt gedaan tot uitwerking van de motie. Op basis daarvan spreekt de Staatssecretaris verder met de Tweede Kamer over de uitvoering. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering de PO-raad en VO-raad dringend aan te sporen om voor 1 oktober aanstaande samen met scholen te komen tot een aanpak voor de verbetering van de veilige omgeving op scholen en een effectievere bestrijding van pesten. |
Debat [3-7-2014] VSO Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later |
De motie is uitgevoerd met brief aan de Tweede Kamer Plan van Aanpak tegen pesten en uitvoering van de motie Bergkamp/Van der Burg van 3 oktober 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de Onderwijsinspectie een uitdrukkelijke rol te geven bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens en dit aspect voortaan ook aan bod te laten komen in het Onderwijsverslag. |
Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht |
De uitvoering van de motie wordt in 2015 in gang gezet. Er wordt overleg gevoerd met de Inspectie van het Onderwijs over haar rol bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens. Eind 2016 zal over de uitvoering van de motie worden gerapporteerd aan de Tweede Kamer. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om aan de externe experts die zich zullen buigen over de uitwerking van aanbeveling 4 (leg de referentiecesuur voorlopig niet vast) van de commissie Bosker: – een open opdracht te geven, waarbij in ieder geval rekening gehouden dient te worden met de verschillen tussen de prestaties in de onderwijsniveaus, met daarbij specifieke aandacht voor de onderkant van het vmbo en mbo en – om ook inzichtelijk te maken hoe op een verantwoorde manier toegegroeid kan worden naar de beoogde eindsituatie. |
Debat [3-7-2014] VAO Rekentoets en Referentieniveau's Taal en Rekenen |
De motie is uitgevoerd met brief aan de Tweede Kamer Stand van zaken invoering referentieniveaus taal en rekenen in vo en mbo van 17 december 2014. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor 1 januari 2015 de Kamer te hebben geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur en om de Kamer voor 1 juni 2015 te informeren over de implementatie van de adviezen van de commissie Bosker met betrekking tot de vorm en inhoud van de toets. |
Debat [3-7-2014] VAO Rekentoets en Referentieniveau's Taal en Rekenen |
De Tweede Kamer is geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur met de brief Stand van zaken invoering referentieniveaus taal en rekenen in vo en mbo van 17 december 2014. Deel twee van de motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus rekenen van 25 juni 2015. |
De Tweede Kamer verzoekt de regering om de kennisbasis science voor aanvang van het schooljaar 2014–2015 beschikbaar te stellen en te bevorderen dat deze door scholen gebruikt wordt als richtinggevend kader voor science-onderwijs in de onderbouw; de Tweede Kamer verzoekt de regering tevens om in december 2014 de Kamer te informeren over de ondersteuningsvragen die de SLO gekregen heeft bij de voortgang van de implementatie van de leerlijn science in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. |
Debat [4-2-2014] Wijziging van de WVO en WBES in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur en het schrappen van het verplichte vak ANW |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Informatie over ondersteuningsvragen SLO aangaande kennisbasis natuurwetenschappen en technologie van 15 december 2014. |
De Tweede Kamer overwegende, dat in samenhang met het wetsvoorstel Passend Onderwijs het uitgangspunt van het speciaal onderwijs moet zijn wat de leerling kan in plaats van wat hij of zij niet kan; verzoekt de regering de Inspectie voor het Onderwijs te laten toezien op het percentage leerlingen per uitstroomprofiel per school, het percentage leerlingen van de school dat na uitstroom een Wajong-uitkering ontvangt en deze gegevens op te nemen in het Onderwijsjaarverslag. |
Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs |
De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op schriftelijke vragen alsmede beleidsreactie op Onderwijsverslag Inspectie van 4 juni 2015. |
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Omschrijving |
Vindplaats |
Stand van Zaken |
---|---|---|
De Eerste Kamer overwegende dat het in wetsvoorstel 33 519 voorgestelde artikel 6.8, vijfde lid het mogelijk maakt dat collegegeld voor door NVAO aangewezen excellente opleidingen maximaal vijf maal het wettelijk collegegeld mag bedragen; overwegende dat een hoog collegegeld voor veel studenten een barrière kan vormen om vorenbedoelde excellente opleidingen te volgen; roept de Minister op om voor de toestemming van een hoger collegegeld als vorenbedoeld niet alleen te toetsen aan de in het voorgestelde artikel 6.8, tweede lid gestelde voorwaarden maar ook aan de voorwaarde dat het instellingsbestuur aannemelijk dient te maken dat de verhoging van het collegegeld noodzakelijk is ter bestrijding van de kosten die zijn of worden gemaakt voor het verkrijgen of behouden van het specifieke eindoordeel excellent. |
Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid |
De Minister heeft in het debat deze motie zo geïnterpreteerd dat ze een marginale toets op de extra kosten heeft toegezegd. Dit wordt opgenomen in het eveneens toegezegde beleidskader dat aan het einde van 2015 naar de Eerste Kamer wordt gezonden. |
B. Door de Staten-Generaal gedane toezeggingen
Omschrijving |
Vindplaats |
Stand van Zaken |
---|---|---|
DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES |
||
Om de aandacht in het mbo voor burgerschapsonderwijs te vergroten, wordt de wet wat betreft kritische denkvaardigheden en het kunnen voeren van een dialoog over complexe thema’s als radicalisering, racisme, discriminatie, democratische waarden, vrijheid van meningsuiting en religie aangescherpt. |
Debat [3-6-2015] De rol van het onderwijs in de aanpak van radicalisering |
Het Examen- en kwalificatiebesluit wordt hiertoe aangepast met ingang van 1 augustus 2016. |
In de veiligheidsmonitor, die periodiek uitkomt, wordt ook het cyberpesten (inclusief meldknop.nl) meegenomen. |
Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School |
De volgende veiligheidsmonitor wordt in 2016 uitgevoerd en zal in het najaar van 2016 naar de Tweede Kamer worden gezonden. |
Vanaf 2015 ontvangt de Tweede Kamer steeds aan het begin van het jaar de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting. |
Debat [30-10-2014] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek OCW 2015 |
Aan de toezegging is voor de eerste keer uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer Invulling motie Harbers beleidsdoorlichtingen 2015 van 3 maart 2015. |
De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van het overleg over het betrekken van de opleidingscommissies bij de medezeggenschapsmonitor. |
Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk |
De Tweede Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging tijdens de nog te plannen behandeling van het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht. Dit overleg wordt naar verwachting in het najaar van 2015 door de Tweede Kamer geagendeerd. |
DIRECTIE EMANCIPATIE |
||
De Staatssecretaris zegt toe het stimuleren van de aandacht voor seksualiteit in de voortgangsrapportage mee te nemen. |
Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School |
In de volgende monitor Sociale Veiligheid in het najaar van 2016 wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd over dit thema. |
In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over de voorlichting seksuele diversiteit op scholen. |
Debat [13-3-2014] Emancipatie |
In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over de voorlichting seksuele diversiteit op scholen. |
In december 2015 komen de resultaten van het thematisch onderzoek lhbt-ouderenbeleid. |
Debat [13-3-2014] Emancipatie |
Met de brief van 20 juni 2014 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid is de Tweede Kamer geïnformeerd over de coördinatie van het ouderenbeleid. In december 2015 komen de resultaten van het thematisch onderzoek naar lhbt-ouderenbeleid. Daarna wordt de Tweede Kamer over de resultaten geïnformeerd. |
Met betrekking tot de voortgang van de evaluatie Vrouwen aan de top worden de resultaten van een panel in dit kader gepresenteerd. De evaluatie wordt in 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd. |
Debat [13-6-2013] Emancipatie |
De tweede bedrijvenmonitor wordt in oktober 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd. |
Voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief over het bloeddonorschap van homoseksuelen. |
Debat [15-3-2012] AO Emancipatiebeleid |
De Minister van VWS heeft op 6 maart 2015 het onderzoekrapport MSM & Bloeddonatie van Sanquin bloedvoorziening en Universiteit Maastricht aan de Tweede Kamer aangeboden. Een brief met standpunt van de Minister van VWS wordt in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. |
De Tweede Kamer ontvangt voor het eind van het jaar, na ontvangst van de aanbevelingen van het Europees hof, voorstellen inzake bloeddonatie door homoseksuele mannen. |
Debat [9-6-2011] Tweede termijn AO Emancipatiebeleid |
De Minister van VWS heeft op 6 maart 2015 het onderzoekrapport MSM & Bloeddonatie van Sanquin bloedvoorziening en Universiteit Maastricht aan de Tweede Kamer aangeboden. Een brief met standpunt van de Minister van VWS wordt in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. |
DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN |
||
Ratificatie van het waterverdrag. Daarvoor worden voorbereidingen getroffen. De betekenis van het verdrag voor Nederland en de Caribische delen wordt onderzocht. Als de ratificatie is afgerond, kan besloten worden tot toetreding. De Minister verwacht na deze zomer in overleg met Buitenlandse Zaken de conclusies daarover aan de Tweede Kamer te kunnen voorleggen. |
Debat [2-6-2015] Plenaire behandeling erfgoedwet (bundeling en aanpassing op het terrein van cultureel erfgoed, Erfgoedwet) |
De Tweede Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
In de zomer ontvangt de Tweede Kamer de kabinetsreactie inzake de relatie in de wet tussen auteurs en archieven en over de status van onderzoek. De erfgoedinstellingen en de Federatie Auteursrechthebbenden hebben twee jaar geleden al aan de Staatssecretaris van V en J en de Minister van OCW aangegeven dat voor grote projecten het ondernemen van een zorgvuldige zoektocht naar alle rechthebbenden veelal onhaalbaar is en dat er dus echt een probleem is. Er is een onderzoeksrapport over geschreven. Dat is onlangs aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en aan de Minister van EZ aangeboden. Er is ook een seminar over gehouden, samen met het departement van OCW, om de uitkomsten van het onderzoek te bespreken met genoemde partijen. De uitkomsten van het onderzoek en het seminar worden meegenomen in de kabinetsreactie. Die krijgt de Tweede Kamer ergens in de zomer. |
Debat [2-6-2015] Plenaire behandeling erfgoedwet (bundeling en aanpassing op het terrein van cultureel erfgoed, Erfgoedwet) |
In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer de kabinetsreactie inzake de relatie in de wet tussen auteurs en archieven en over de status van het onderzoek. |
In 2015 ontvangt de Tweede Kamer een gecombineerde analyse van de Raad voor Cultuur en de SER van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in de cultuursector. |
Debat [15-1-2015] Cultuur in Beeld + BIS |
Eind december 2015 ontvangt de Tweede Kamer een gecombineerde analyse van de Raad van Cultuur en de SER inzake de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in de cultuursector. |
Een onderzoek naar inkomens- en arbeidsmarktpositie naar aanleiding van de cultuurbezuinigingen in 2014 wordt opgenomen in de volgende editie van Cultuur in Beeld. |
Debat [15-1-2015] Cultuur in Beeld + BIS |
Begin november 2015 ontvangt de Tweede Kamer de publicatie van Cultuur in Beeld 2015, opdat deze betrokken kan worden bij het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting van eind november. |
De Tweede Kamer ontvangt Cultuur in beeld mogelijk in de loop van november 2015, opdat deze betrokken kan worden bij het WGO over de Cultuurbegroting, eind november. |
Debat [15-1-2015] Cultuur in Beeld + BIS |
Begin november 2015 ontvangt de Tweede Kamer de publicatie van Cultuur in Beeld 2015, opdat deze betrokken kan worden bij het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting van eind november. |
Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer het vervolg op het CBS-onderzoek naar de arbeidspositie van kunstenaars. |
Debat [3-11-2014] Wetgevingsoverleg OCW-begroting, onderdeel Cultuur |
In het najaar van 2015, vóór het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting eind november, ontvangt de Tweede Kamer het vervolg op het CBS-onderzoek naar de arbeidspositie van kunstenaars. |
De Minister zal de Tweede Kamer informeren over de resultaten van haar overleg met de Museumvereniging over aandacht voor «de beste regionale/lokale verankering» bij de toekenning van de museumprijs. |
Debat [3-11-2014] Wetgevingsoverleg OCW-begroting, onderdeel Cultuur |
De Tweede Kamer is met de brief Goede voorbeelden regionale en lokale samenwerking musea en scholen van 2 april 2015 verzocht om uitstel voor de invulling van de toezegging tot eind 2015. |
De Inspectie van het Onderwijs is gevraagd om in 2015 een rapportage cultuureducatie te maken. |
Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013 |
De planning is een jaar opgeschoven. In de brief aan de Tweede Kamer Voortgangsrapportage cultuuronderwijs van 20 juni 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over deze aangepaste planning. De Inspectie van het Onderwijs zal in 2016 rapporteren over het cultuuronderwijs in het primair onderwijs. Basis voor deze rapportage is een in het najaar van 2015 uit te voeren periodieke peiling onderwijs niveau (PPON) van het leergebied Kunstzinnige Oriëntatie. Deze peiling geeft meer inzicht in hoe het is gesteld met de kennis en vaardigheden van leerlingen. De Tweede Kamer zal voor 1 mei 2016 verder worden geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
De Staatssecretaris zegt toe in het kader van de reguliere monitoring de Tweede Kamer te informeren of het doel van een «landelijke kaart betreffende archeologisch erfgoed» daadwerkelijk wordt bereikt. |
Debat [23-5-2012] Erfgoed en Monumenten |
De toezegging komt aan bod in de Erfgoedbalans. Deze verschijnt eind 2016. |
DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN |
||
De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over alle stappen die binnen de onderwijssector worden genomen in relatie tot de WNT (Wet normering topinkomens). Dit betreft onder meer de ministeriële regeling gericht op de afstemming van salarissen van leraren en bestuurders (deze regeling bevat ook de Sectorale beloningsmaxima, de indexering en bonussen). |
Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders |
OCW is het overleg met de onderwijssectoren over de verlaagde WNT-norm in september vorig jaar gestart. In voorjaar 2015 heeft OCW de onderwijssectoren gevraagd om een voorstel te doen t.a.v. salarisklassen onder het WNT-maximum van € 178.000; het is zeker niet de bedoeling dat alle onderwijsbestuurders dit maximum kunnen bereiken. De reacties van de sectoren zijn recentelijk ontvangen. Bestuurdersbeloningen moeten zich verhouden tot de arbeidsvoorwaarden van het eigen personeel. In dat kader heeft OCW ook gesproken met de werknemersorganisaties. OCW zal toewerken naar een systeem van beloningsdifferentiatie dat redelijk, transparant en controleerbaar is. Dit systeem zal worden verankerd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2016. Het ontwikkelen hiervan is complex, op dit moment nog in volle gang en vereist een grote mate van zorgvuldigheid. De Minister van BZK stuurt in zomer 2015 een brief aan de Tweede Kamer met daarin ook de stand van zaken van de staffels van Wonen, Onderwijs en Zorg. |
Na de zomer van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief inzake de complexe taken binnen het werkgeverschap. |
Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag |
In het najaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief inzake de complexe taken binnen het werkgeverschap. |
Voor het AO lerarenagenda ontvangt de Tweede Kamer een voortgangsrapportage over de uitvoering van afspraken in de sectorakkoorden. In de voortgangsrapportage Lerarenopleiding zal de Minister de lessen die zij trekt uit haar «tour» langs de lerarenopleidingen opnemen. |
Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag |
In oktober 2015 ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsrapportage over de uitvoering van afspraken in de sectorakkoorden. |
Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer de drie beleidsdoorlichtingen: – Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders; – Doelmatigheid en focus op onderwijs; – Prestaties leerlingen en studenten omhoog; in 1 document aangeboden. |
Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag |
Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer de drie beleidsdoorlichtingen tezamen in één document. |
DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING |
||
In het hoger onderwijs is burgerschapsvorming vastgelegd als de wettelijk taak tot brede vorming en bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Er is een wetswijziging in voorbereiding waarmee ook niet-bekostigde universiteiten en hogescholen deze wettelijke taak krijgen. Nu geldt deze taak alleen nog voor bekostigde instellingen. |
Debat [3-6-2015] De rol van het onderwijs in de aanpak van radicalisering |
Met het wetsvoorstel Bescherming namen en graden hoger onderwijs wordt de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef weer als opdracht opgenomen voor niet-bekostigde instellingen. Het streven is dit wetsvoorstel aan het eind van 2015 naar de Tweede Kamer te sturen. |
In de volgende voortgangsrapportage wordt aandacht besteed aan de effecten van opleiding in de school en ervaringen van voorlopersgroepen. |
Debat [13-11-2014] AO Lerarenbeleid |
In de voortgangsrapportage Lerarenagenda wordt de Tweede Kamer hierover op 5 oktober 2015 geïnformeerd. |
De Minister zal in de eerstkomende brief ter zake de Tweede Kamer informeren over de nascholing van docenten. Tevens wordt in de brief meegenomen hoe informatie over pesten en pestmethodes in de lerarenopleiding is opgenomen. |
Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School |
In de voortgangsrapportage Lerarenagenda wordt de Kamer hierover eind oktober 2015 geïnformeerd. |
De Minister is bereid te onderzoeken wat de kosten zijn van het gebruik van het studievoorschot door studenten van boven de dertig jaar oud. |
Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren |
Als antwoord op de motie-Van Meenen c.s. over dezelfde kwestie ontvangt de Tweede Kamer voor de behandeling van de OCW- begroting 2016 de resultaten van onderzoek naar de behoefte en mogelijkheden. |
Na de zomer van 2015 ontvangt de Tweede Kamer de toekomstvisie van de VSNU, decanen en het Regieorgaan Geesteswetenschappen inzake de bachelor en masters in relatie tot de ontwikkeling van «bredere opleidingen' |
Debat [11-2-2015] Wetenschapsbeleid |
Deze visie wordt opgesteld en de Tweede Kamer zal daarover in oktober 2015 worden geïnformeerd. |
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van gesprekken tussen de Minister en betrokkenen over welke opleidingen in ieder geval aangeboden moeten worden en de procesafspraken over het al dan niet stopzetten van unieke opleidingen. |
Debat [11-2-2015] Wetenschapsbeleid |
Deze vraag is gesteld in de motie-Rog, bij het debat over geesteswetenschappen op 21 mei 2015. De motie is aangehouden omdat dit onderwerp zal terugkomen in een brief over talenopleidingen die de Minister in oktober 2015 aan de Tweede Kamer zal sturen. |
De Minister van OCW zegt toe dat in de loop van het voorjaar 2015 de regeling rond de «experimenten vraagfinanciering LLL» gereed is, waarna de uitwerking in de «experimenteer-amvb» aan de Tweede Kamer zal worden voorgehangen. |
Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren |
De Tweede Kamer wordt in oktober 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
De Minister van OCW komt rond de OCW-begroting 2016 met een voortgangsrapportage inzake de experimenten Leven Lang Leren met vraagfinanciering en zal daarin ook ingaan op de verkenning van andere sectoren dan zorg en techniek. |
Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren |
Voor de behandeling van de OCW-begroting 2016, in het najaar van 2015 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. |
Inzake strengere eisen en de kennisbasis betreffende lerarenopleidingen: de instroomcijfers 2015 kunnen goed weergegeven worden in januari 2016. De Minister zegt de Tweede Kamer daarom toe dat zij in januari 2016 een rapportage krijgt en dat de Minister daarbij ook de ervaringen met de studiekeuzecheck bij de lerarenopleidingen betrekt. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
De Tweede Kamer ontvangt in januari 2016 een brief over de uitvoering van de toezegging samen met de toegezegde rapportage. |
Eind 2015 zal de eindrapportage van de Taskforce reisvoorziening studenten naar de Tweede Kamer gezonden worden. |
Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting |
Hierover wordt de Tweede Kamer in het voorjaar van 2016 geïnformeerd. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat zij de Tweede Kamer zal informeren over de resultaten van haar overleg met de koepels hoger onderwijs en de aanjager van regionale initiatieven over de effecten van de capaciteitsnumerus-fixus en het stimuleren dat alle techniekstudenten worden toegelaten. De Tweede Kamer wordt vóór 1 april 2015 geïnformeerd over de aanvragen voor de numerus fixi. |
Debat [1-10-2014] AO Voortgangsrapportage Nationaal Techniekpact 2020 |
Het bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden. De Tweede Kamer wordt hierover in het najaar 2015 geïnformeerd. |
De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer eind 2014 een wetsvoorstel kan verwachten inzake de wettelijke bescherming van de titel «universiteit». |
Debat [22-1-2014] Islam en imam opleidingen |
Het Wetsvoorstel bescherming naam universiteit zal in het najaar 2015 naar de Tweede Kamer worden verstuurd. Over de planning is de Tweede Kamer geïnformeerd met de brief van 26 januari 2015. |
De Minister zegt toe dat een experiment met de honours tracks wordt aangehouden. Zij zal het niet sturen naar de Raad van State zolang er met de Tweede Kamer gesproken wordt over het sociaal leenstelsel. De Minister geeft aan dus eigenlijk hetzelfde te zullen doen als met de algemene collegegelddifferentiatie. |
Debat [11-12-2013] 1e termijn wetsvoorstel Sociaal leenstelsel |
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die 7 juli 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is aangekondigd dat wordt afgezien van het experiment. |
Het wetsartikel dat betrekking heeft op de aanwijzingsbevoegdheid wordt binnen drie jaar geëvalueerd. |
Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (HO) |
Na inwerkingtreding op 1 januari 2014 wordt na drie jaar het wetsartikel geëvalueerd (2017). |
De Tweede Kamer zal naar verwachting medio 2014 worden geïnformeerd over zowel de herordening van het opleidingenaanbod als het traject om het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen via strenge selectie te reduceren (blz. 60). |
Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (33 750 VIII, nr. 2) |
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die op 7 juli 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is de herordening van het opleidingenaanbod behandeld in het kader van het macrodoelmatigheidsbeleid. De reducties in het aantal bachelorplaatsen in de kunstopleidingen valt onder de sectorafspraken met het kunstvakonderwijs. Er zijn vanaf 2012 twee voortgangsrapportages verschenen en het beeld is dat de instellingen goed op koers liggen. De afspraken lopen in 2016 af en aansluitend daaraan zal de eindrapportage begin 2017 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. |
Een AMvB over flexibilisering van deeltijdstudies is in ontwikkeling en zal rond de zomer van 2013 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
Brief [6-12-2012] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2013 OCW |
De Tweede Kamer ontvangt de AMvB eind oktober 2015. |
DIRECTIE KENNIS |
||
Dit voorjaar komt de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies «Een onderwijsstelsel met veerkracht», alsmede op de rapporten van WRR en SCP (Gescheiden werelden). De Minister zal ingaan op het ontwikkelen van lesmateriaal en verslag doen van een gesprek met mbo-scholen over burgerschap, tevens zal zij ingaan op de Wet integratie uit 2005. |
Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs |
De Tweede Kamer ontvangt in het vierde kwartaal van 2015 een kabinetsreactie op het Onderwijsraadadvies. |
De Staatssecretaris zegt toe de planning van de pseudonimisering van leerlinggegevens naar de Tweede Kamer te sturen en daarbij voor elke fase aan te geven waarom deze de betreffende lengte in tijd heeft. |
Debat [15-1-2015] Toekomstgericht funderend onderwijs |
Met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015 is aan de toezegging voldaan. De Tweede Kamer wordt in oktober 2015 nader geïnformeerd over de invoering en de planning van de pseudonimisering. |
13-1-2015 Na de jaarwisseling 2014/2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief van de bewindslieden inzake de overweging om de OESO te vragen om in internationaal perspectief eens wat dieper naar het onderwijsstelsel te kijken. Wellicht kan onderwijstijd als aandachtspunt worden meegegeven aan de onderzoekers van de OESO. |
Debat [10-12-2014] Plenair debat Onderwijstijd (34 010) |
Na de jaarwisseling 2015/2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief. In juli 2015 zijn de reviewers in Nederland geweest voor een voorbereidend gesprek. Eind september 2015 zal de daadwerkelijke review plaatsvinden. De reviewers zullen dan ook spreken met de Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer. |
In het voorjaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een goede representatieve set outcome indicatoren (betreffende het primair en voortgezet onderwijs). |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen over de voortgang van de moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die relateert aan de motie, naar aanleiding van een toezegging hierover in het wetgevingsoverleg verantwoordingsonderzoek OCW 2014. |
In het voorjaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief met een voorstel voor de uitwerking van de motie Straus/Ypma over «outcome-criteria». |
Debat [30-10-2014] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek OCW 2015 |
Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen met de voortgang van de uitvoering van de moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die relateert aan deze motie, n.a.v. een toezegging hierover in het wetgevingsoverleg verantwoordingsonderzoek OCW 2014. |
Het eindrapport van het onderzoek naar de effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt eind 2014. De Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd. |
Debat [28-5-2013] Pesten |
Het eindrapport van het onderzoek naar de effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt het vierde kwartaal van 2015. Daarna wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd. |
In het kader van actieprogramma «onderwijs bewijs» zijn meerdere onderzoeken uitgezet naar effectieve en efficiënte onderwijsverbindingen tussen onderwijsveld en wetenschappelijk onderzoek (p.36). |
Debat [21-9-2011] Algemene Politieke Beschouwingen APB |
Na afloop van het actieprogramma Onderwijs Bewijs, in de loop van 2016, zal de Tweede Kamer via een verslag geïnformeerd worden. |
DIRECTIE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS |
||
Betreffende de informatievoorziening voor ouders over passend onderwijs in het mbo wordt de Tweeede Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage òf in een brief van de Minister. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015. |
Op 15 oktober a.s. verschijnt het eindrapport van de commissie Meurs inzake huisvestingbekostiging en bestuurders, mede als gevolg van «lessons learned» n.a.v. de casus ROC Leiden. Dit wordt zo snel mogelijk daarna naar de Tweede Kamer gestuurd. |
Debat [11-6-2015] AO ROC Leiden |
Na oplevering van het rapport van de Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden zal de Tweede Kamer zo snel mogelijk geïnformeerd worden. Het streven van de commissie is nog steeds om het rapport uiterlijk 15 oktober 2015 uit te brengen. |
De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2015 een brief over de vorming van gemeenschappen van mbo-colleges, gericht op samenwerking en ter voorkoming van onderlinge concurrentie. Toegezegd is daarbij ook een advies van de commissie fusietoets bij te betrekken i.v.m. keuzevrijheid voor studenten en «too big to fail» principe. |
Debat [11-6-2015] AO ROC Leiden |
In het najaar van 2015 wordt de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de uitvoering. |
De brief over de motie-Lucas/Jadnanansing inzake voorstellen betreffende de flexibilisering van het beroepsonderwijs, zal de Tweede Kamer nog voor het zomerreces ontvangen. |
Debat [10-6-2015] Wetsvoorstel Educatie & Beroepsonderwijs in verband met regelen keuzedelen waar op beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (34 160) |
De Minister treft op dit moment voorbereidingen voor de uitvoering van de toezegging. De beleidsreactie komt in het najaar van 2015 naar de Tweede Kamer. |
De Tweede Kamer ontvangt een wetsvoorstel dat toelatingsrecht in het mbo regelt met een verwachte inwerkingtreding per 1 januari 2017. |
Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag |
Het streven is dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel in het voorjaar van 2016 ontvangt. |
In de zomer van 2015 komt een plan van aanpak rond LOB. Hierin wordt ook aandacht besteed aan coaches en rolmodellen. |
Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs |
De evaluatie wordt in het najaar of uiterlijk eind van 2015 afgerond, zodat de evaluatie van het huidige lob-programma en de verkenningen meegenomen kunnen worden in het nieuwe lob-plan. In de brief aan de Tweede Kamer over voortijdig schoolverlaten van 3 maart 2015 is de aangepaste planning van de evaluatie aangekondigd. |
Het wetsvoorstel inzake recht op toelating zal in 2016 bij de Tweede Kamer worden ingediend. |
Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs |
Het wetsvoorstel «1 april-aanmelding en toelatingsrecht in het mbo» wordt voor het zomerreces 2016 bij de Tweede Kamer ingediend. |
De Tweede Kamer ontvangt na de zomer van 2015 de resultaten van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar effectieve leerroutes, inclusief een beleidsreactie. |
Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs |
De Tweede Kamer ontvangt na de zomer van 2015 de resultaten van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar effectieve leerroutes, inclusief een beleidsreactie. |
De Minister van OCW zegt toe dat zij met de MBO Raad over het Steunpunt Studerende Moeders zal spreken en de Tweede Kamer daarover rapporteren. |
Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren |
Er is inmiddels met de MBO raad gesproken. De Tweede Kamer wordt vroeg in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg. |
De Minister zegt toe met de SBB en in Benelux-verband in overleg te treden over de erkenning van buitenlandse leerbedrijven en zal hier bij de strategische agenda op terugkomen of het meenemen in de brief over internationalisering die voor de zomer van 2015 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. |
Debat [17-12-2014] AO Internationalisering |
De Tweede Kamer wordt over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd in de beleidsreactie op de motie-Lucas/Jadnanansing over de flexibilisering van het mbo-stelsel. De beleidsreactie komt in het najaar van 2015 naar de Tweede Kamer. Veel landen kennen geen criteria waaraan leerbedrijven moeten voldoen om erkend te worden. OCW en de Inspectie van het onderwijs hebben aangegeven dat de Nederlandse criteria in gelijke mate van toepassing moeten zijn en blijven op zowel binnenlandse als buitenlandse leerbedrijven. SBB heeft daarom de gevraagde internationale afstemming vooral gezocht in afspraken over samenwerking met soortgelijke organisaties in het buitenland en het online registreren van buitenlandse leerbedrijven, die vanaf 1 augustus 2015 ingaan. |
Over het opnemen van de bpv-monitor in de studiebijsluiter wordt de Tweede Kamer bij de evaluatie van de studiebijsluiter over twee jaar geïnformeerd. |
Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo |
Eerst wordt de bpv-monitor beproefd in de praktijk. Bij de evaluatie van de studiebijsluiter over twee jaar wordt bepaald of deze indicator erbij wordt opgenomen. |
In 2015 ontvangt de Tweede Kamer de uitwerking van mogelijkheden voor cross-over experimenten (zoals tussen bijvoorbeeld techniek en zorg). |
Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo |
Vanaf eind 2016 wil de Minister op experimentele basis meer ruimte bieden voor cross-overs, waarbij innovatieve opleidingen kunnen ontstaan buiten de gebaande paden door combinaties van onderdelen uit meerdere kwalificaties. In haar brief van september 2015 komt zij hier nader op terug naar aanleiding van haar reactie op onder andere de motie-Lucas/Jadnanansing over voorstellen voor de flexibilisering van het beroepsonderwijs. In de brief over de flexibilisering gaat de Minister nader in op het experiment cross-overs en hiermee komt zij tegemoet aan de toezegging. |
De Minister zegt toe mogelijke verstoringen in het publiek en private aanbod van middelbare beroepsopleidingen te gaan monitoren en de Tweede Kamer bij de evaluatie te informeren. |
Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo |
De evaluatie zal na twee jaar plaatsvinden. Daarbij zal ook gekeken worden naar mogelijke verstoringen in het publiek en private aanbod van middelbare beroepsopleidingen. |
De Tweede Kamer ontvangt voor de zomer 2015 de uitwerking van de motie-Lucas/Jadnanansing inzake een accreditatie-systeem in de context van het mbo. |
Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo |
De Minister treft op dit moment voorbereidingen voor de uitvoering van de motie. |
Naar analogie van een aanpak in het Verenigd Koninkrijk wil de Minister een experiment inrichten waarbij een school met steun van minimaal vijf werkgevers een nieuw kwalificatiedossier kan opstellen. Zij komt hier uitgebreider op terug naar aanleiding van haar reactie op de motie van de leden Lucas en Jadnanansing. |
Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel) |
Vanaf eind 2016 wil de Minister op experimentele basis meer ruimte bieden voor cross-overs, waarbij innovatieve opleidingen kunnen ontstaan buiten de gebaande paden door combinaties van onderdelen uit meerdere kwalificaties. In haar brief van september 2015 komt zij hier nader op terug naar aanleiding van haar reactie op onder andere de motie-Lucas/Jadnanansing over voorstellen voor de flexibilisering van het beroepsonderwijs. In de brief over flexibilisering gaat de Minister nader in op het experiment cross-overs en hiermee komt zij tegemoet aan de toezegging. |
De Tweede Kamer wordt actief op de hoogte gehouden van de implementatie van het wetsvoorstel. In zijn algemeenheid wordt de Tweede Kamer, als het relevant is, geïnformeerd over datgene wat bij roc's en gemeenten op dit terrein gebeurt en wat de consequenties van de implementatie van dit wetsvoorstel zullen zijn. |
Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911) |
De wet inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van verplichte besteding is aangenomen door de Tweede Kamer en door de Eerste Kamer. De wetswijziging is in werking getreden per 1 januari 2015. De Tweede Kamer wordt, als het relevant is, geïnformeerd over datgene wat bij roc's en gemeenten op dit terrein gebeurt en wat de consequenties van de implementatie van dit wetsvoorstel zullen zijn. |
De Minister zegt toe dat een reactie op het cijfermatig overzicht over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in het onderwijs (van Stamos, juli 2013), onderdeel mbo, wordt meegenomen in een van de volgende brieven over het mbo. |
Debat [12-3-2014] Algemeen overleg mbo kwalificatiedossiers gecombineerd met Macrodoelmatigheid in het MBO |
De reactie komt terug in de brief aan de Tweede Kamer over de onderwijsarbeidsmarkt, die naar verwachting in het najaar van 2015 wordt gestuurd. |
Inzake motie van het lid Jadnanansing (Kamerstuk 31 524, nr. 198): mocht de motie worden aangenomen, dan wil de Minister haar betrekken bij de brief die de Tweede Kamer in juni 2014 zal krijgen naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over overgangen in het onderwijs. Dat is eigenlijk het moment om meer structureel met elkaar te spreken over de overgang van vmbo naar mbo. Vaste VM2-trajecten zullen daar ook een plek in krijgen. Wij zullen dan ook nagaan hoe wij tegemoet kunnen komen aan de strekking van deze motie, namelijk zo min mogelijk belemmeringen in onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader bij doorlopende leerlijnen. |
Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers |
De uitwerking van de motie en de toezegging zal worden betrokken bij de uitwerking van de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo die zijn aangekondigd in de brief Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo. Bij de uitwerking van de experimenten zal onder meer worden gekeken in hoeverre onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader belemmeringen opwerpen bij het opzetten van doorlopende leerlingen vmbo-mbo. Het wetstraject (wijzigen huidige AMvB) is inmiddels in gang gezet en zal naar verwachting worden afgerond halverwege 2015 zodat de experimenten die van start gaan in schooljaar 2016–2017 hier gebruik van kunnen maken. Het conceptwetsvoorstel wijziging experimenten doorlopende leerlijnen is op vrijdag 29 mei 2015 aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer aangeboden voor voorhang. |
De Tweede Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de mogelijkheden voor één loket, met betrekking tot onderwijstoezicht, voor vmbo-mbo samenwerking. |
Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht |
De toezegging wordt betrokken bij de motie van het lid Jadnanansing (Kamerstuk 31 524, nr. 198) en de daarop terugslaande toezegging dat de motie zal worden betrokken bij de brief over het Onderwijsraadadvies over overgangen in het onderwijs. Bij de uitwerking van de experimenten zal onder meer worden gekeken in hoeverre onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader belemmeringen opwerpen bij het opzetten van doorlopende leerlingen vmbo-mbo. Het conceptwetsvoorstel wijziging experimenten doorlopende leerlijnen is op vrijdag 29 mei 2015 aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer aangeboden voor voorhang. |
In 2015 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de vervolgresultaten van de vsv-aanpak en de meest succesvolle instrumenten. |
Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht |
Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het CPB is gestart in 2013 en wordt in 2017 afgerond. |
Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau start in 2013 en wordt in 2015 afgerond. |
Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013 |
Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau is gestart in 2013. Het onderzoek wordt in 2017 afgerond; de eerdere planning om het eerder af te ronden blijkt niet haalbaar. |
De volgende evaluatie van de Regeling stagebox beroepsonderwijs over de periode 2010–2012 vindt in 2013 plaats. |
Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013 |
De regeling stagebox is eerder reeds geëvalueerd (de evaluatie van de innovatiebox- en stageboxregeling is op 4 oktober 2010 naar de Tweede Kamer gezonden. Mede op basis van deze evaluatie is besloten dat verschillende regelingen samengevoegd zouden worden. Dit wordt nu uitgewerkt in de kwaliteitsafspraken. Een van de doelen van de kwaliteitsafspraken is het verbeteren van de begeleiding van stagiaires door de mbo-instelling. Daarnaast zijn er twee nieuwe regelingen die moeten stimuleren dat het bedrijfsleven betrokken is bij het middelbaar beroepsonderwijs zodat er onder andere voldoende stages beschikbaar zijn. De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen. De regeling wordt jaarlijks gemonitord: ieder studiejaar wordt de besteding van het budget geanalyseerd, op basis van de subsidieaanvragen, de toekenningen en ontwikkeling van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Voor 1 januari 2019 zal een evaluatie van de regeling plaatsvinden. Met de subsidieregeling «Regionaal investeringsfonds mbo» stelt het Ministerie van OCW tussen 2014 tot en met 2017, 100 miljoen euro subsidie beschikbaar voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Hiermee wordt de betrokkenheid van het bedrijfsleven vergroot en dit moet ook een effect hebben op het aantal beschikbare stageplekken voor studenten. Inmiddels zijn er in 2014 en 2015 in totaal 47 aanvragen toegekend. Uiterlijk in 2016 wordt de regeling geëvalueerd. |
Het brede evaluatieonderzoek betreffende vsv (door een extern onderzoeksbureau) is in het voorjaar van 2012 gestart en wordt naar verwachting eind 2014 afgerond. |
Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013 |
Het evaluatieonderzoek is in juli 2015 opgeleverd. De resultaten worden gebruikt in de vormgeving van de vervolgaanpak voortijdig schoolverlaten (vsv) voor na afloop van de vsv-convenanten plus het verlengingsjaar. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 per brief over de resultaten van het evaluatieonderzoek geïnformeerd. |
Als de Minister in juli 2012 het inspectie onderzoek van het Arcus College te Heerlen ontvangt, zal zij de Tweede Kamer hierover informeren. |
Debat [31-5-2012] Debat over onderwijshuisvesting |
Er hebben zich tot op heden geen nieuwe problemen voorgedaan. |
Als de Staatssecretaris constateert dat er meer problemen zijn dan de vier genoemde problemen bij de financiële tekorten van mbo-instellingen, zal zij de Tweede Kamer daarover informeren. |
Debat [4-3-2009] Verzamel algemeen overleg over het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) |
Op het moment dat de Minister meer problemen constateert, wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd. |
DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE |
||
Voor de zomer van 2015 ontvangt de Tweede Kamer wetgeving die per 1 januari 2016 in zou moeten gaan over bijvoorbeeld het aanpassen van de taakopdracht en de opdracht om te komen tot meer publieksverantwoording. Dat is een taak voor de NPO. Het gaat om directe toegang tot externe makers en ook dat vraagt een wijziging van de Mediawet. Het gaat om het schrappen van de zendtijdgaranties en de plaatsingsgaranties, de introductie van de functie van genrecoördinatoren en het omdraaien van het erkenningsproces. |
Debat [24-11-2014] Mediabegroting |
De Tweede Kamer wordt in september 2015 per brief geïnformeerd over de toezegging. |
Een aantal wetswijzigingen gaat in vanaf 2017. Dat zijn wijzigingen die met name betrekking hebben op de regionale omroep. De voorstellen daartoe zullen later naar de Tweede Kamer komen. |
Debat [24-11-2014] Mediabegroting |
Tegelijk met het huidige wetsvoorstel Publieke Omroep (wet 2016 over o.a. landelijke publieke omroep) zal er een beleidsreactie worden verstuurd inclusief het plan van de regionale omroepen. De Tweede Kamer ontvangt het wetsvoorstel en de beleidsreactie in het najaar van 2015. Het wetsvoorstel inzake de regionale omroep zelf zal naar verwachting eind 2015 verstuurd worden. |
Bij de kabinetsreactie op het initiatief-wetsvoorstel van D66 over Open overheid zal worden meegenomen: de relatie met de Archiefregeling, het informatieregister en de rol voor het Nationaal Register, de reikwijdte van de wet, de kosten van het informatieregister en de bevoegdheden van de informatiecommissaris. |
Debat [29-1-2014] Archiefbeheer |
De toezegging hangt samen met de behandeling van de initiatiefwet Open Overheid van BZK. De datum van behandeling is nog niet bekend. |
De Staatssecretaris zegt toe de wet twee jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren, mede om de diversiteit in het media-aanbod te waarborgen. |
Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008» |
De Tweede Kamer wordt voor het verstrijken van de einddatum (1 januari 2017) geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS |
||
In de volgende voortgangsrapportage wordt ingegaan op de ontvlechting van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015. |
In de volgende voortgangsrapportage komt de Staatssecretaris terug op het verzoek van de leden Ypma en Siderius inzake leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015. |
De Staatssecretaris zal schriftelijk reageren op het rapport van de SP «het speciaal onderwijs aan het woord». |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
De Tweede Kamer zal in oktober 2015 worden geïnformeerd over de reactie op dit rapport. |
De eerder toegezegde brief met een inventarisatie van onderwijs buiten de school komt nà het zomerreces. Daarin wordt ook ingegaan op argumentatie en voor- en nadelen van de scheiding tussen reguliere en particuliere niet-bekostigde instellingen. Ook wordt aandacht besteed aan maatwerkoplossingen om via regulier onderwijs bij wijze van uitzondering particulier onderwijs in te kopen. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
De gevraagde onderwerpen zullen worden meegenomen in de brief over onderwijs buiten de school die naar verwachting in september 2015 aan de Tweede Kamer zal worden toegestuurd. |
In het kader van de motie medezeggenschap van het lid Ypma ontvangt de Tweede Kamer na de zomer een brief met voor- en nadelen van de varianten: – iedere school een zetel in de medezeggenschap, aangevuld met informele panels; – ondersteuningsgelden van leerlingen cluster 1 en 2 overhevelen naar samenwerkingsverbanden; – een laagdrempelige medezeggenschap i.v.m. de landelijke spreiding. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
De gevraagde informatie over de aangegeven varianten zal aan de Tweede Kamer worden gestuurd in oktober 2015. |
Zoals eerder toegezegd, ontvangt de Tweede Kamer een brief over de transparantie en openheid van scholen in relatie tot schoolkeuzeprocessen. |
Debat (10-6-2015) Wetgevingsoverleg jaarverslag/onderwijsverslag |
In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het primair en voortgezet onderwijs. |
Begin 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over de transparantie en openheid van scholen in relatie tot schoolkeuzeprocessen. |
Debat [30-10-2014] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek OCW 2015 |
In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het primair en voortgezet onderwijs. |
Eind 2015 vindt er een peiling plaats waarover de Tweede Kamer in 2016 wordt geïnformeerd. |
Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs |
Eind 2016 vindt er een peiling plaats waarover de Tweede Kamer in 2017 wordt geïnformeerd. |
Voor de zomer van 2015 zal de Kamer het wetsvoorstel inzake «van kleur verschieten» ontvangen. |
Debat [29-9-2014] Notaoverleg artikel 23 Grondwet |
Het wetsvoorstel is vertraagd en wordt naar verwachting wel nog in 2015 bij de Tweede Kamer ingediend. |
In de volgende monitor van bewegingsonderwijs (ppon) wordt ook aandacht besteed aan de kostenfactor van sportfaciliteiten. |
Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs |
Er zal in de volgende monitor van bewegingsonderwijs (Peil.), die in het najaar van 2015 uitkomt, aandacht besteed worden aan de kostenfactor van sportfaciliteiten. |
De Staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de stand van zaken betreffende de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord. Daarbij vormen ontwikkelingen rond het bewegingsonderwijs een expliciet onderdeel. |
Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs |
De Tweede Kamer ontvangt een voortgangsrapportage «stand van zaken bewegingsonderwijs» in het najaar van 2015. |
In 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie over cultuureducatie. |
Debat [2-7-2014] Cultuureducatie |
In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie over cultuureducatie. |
Het Wetsvoorstel inzake samenwerkingsscholen ontvangt de Tweede Kamer rond de zomer van 2015. |
Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art.23 Grondwet |
De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel inzake samenwerkingsscholen naar verwachting in november 2015. |
Het Wetsvoorstel inzake krimp ontvangt de Tweede Kamer in het tweede kwartaal van 2015. |
Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art.23 Grondwet |
De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel inzake krimp eind 2015 of begin 2016. |
In het voorjaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer de uitkomsten van gesprekken van de Staatssecretaris met de Algemene Rekenkamer over de mogelijkheden van open data ten behoeve van het inzichtelijk maken van de bekostiging van het primair onderwijs. Deze open data zouden in de plaats kunnen komen van de eerder toegezegde financiële monitor. Ook de mogelijkheid van open personele data wordt hierbij meegenomen. |
Debat [4-9-2013] Financiën Primair Onderwijs (Rekenkamer) |
In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het po en vo. Hierin wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
De evaluatie van deze wet zal plaatsvinden in het kader van het Onderwijsverslag 2015. |
Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812) |
De bevindingen van de evaluatie worden meegenomen in het Onderwijsverslag van 2015, dat zal worden gepubliceerd in april 2016. |
De Minister zegt toe dat bij de evaluatie van de wet op de samenwerkingsscholen over vijf jaar, indien dat tijdstip anders is hoort de Tweede Kamer dat nog, het functioneren van de opheffingsnorm wordt meegenomen. |
Debat [15-6-2011] Onderzoek naar de relatie tussen financiële prikkels, fusies en schaalgrootte in het onderwijs |
Op 30 juni 2014 is in de Tweede Kamer uitgebreid gesproken over de werking van artikel 17d samenwerkingsschool in het primair onderwijs. De afgesproken verruimingen van de mogelijkheden om een samenwerkingsschool te vormen, worden ter hand genomen. |
DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS |
||
In een latere voortgangsrapportage zal de Staatssecretaris reageren op NRO-onderzoek over verevening in lwoo/pro. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 9e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in juni 2016. |
De Staatssecretaris zal rapporteren over zijn bevindingen van het bezoek aan de onderwijsinstelling in Haren. |
Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs |
Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015. |
De Staatssecretaris zegt toe een verkenning uit te voeren naar de tijd die beschikbaar is voor leraren voor verbeteractiviteiten. |
Debat [13-11-2014] AO Lerarenbeleid |
De Tweede Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd. |
Voor de zomer van 2015 stuurt de Staatssecretaris een brief met voorstellen die de transparantie in het onderwijs moeten bevorderen. In deze brief wordt ook het mogelijke ongewenste effect meegenomen dat scholen gegevens inzake de veiligheid op school niet openbaar maken (het is namelijk vrijwillig om dit d.m.v. Vensters te rapporteren). Ook wordt in deze brief de gedachte meegenomen of die informatie ook via een moderne app beschikbaar kan worden gesteld. Ook de verantwoording aan ouders en leerlingen over veiligheid op school zal onderdeel uitmaken van de brief. |
Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School |
In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het primair en voortgezet onderwijs. |
Inzake het ingetrokken amendement van de leden Bergkamp c.s. zegt de Staatssecretaris toe dat bij veiligheidsbeleid niet alleen hoort wat je doet, maar ook hoe je in kaart brengt of het effectief is en dus wel degelijk hoe de school dat monitort. De Staatssecretaris zegt toe dit punt ook in de communicatie naar de scholen expliciet te maken. |
Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School |
De Tweede Kamer wordt over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd in de brief over transparantie, die de Tweede Kamer in september 2015 ontvangt. |
De Minister stuurt de Tweede Kamer een «procesbrief» om te informeren over de termijn waarop de AMvB vavo kan worden gewijzigd. |
Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs |
De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging in de brief over flexibilisering. |
In het najaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer het advies van het Platform Onderwijs 2032 plus de kabinetsreactie daarop. |
Debat [15-1-2015] Toekomstgericht funderend onderwijs |
In november 2015 adviseert het platform Onderwijs2032 over een toekomstgericht curriculum. De Staatssecretaris zal naar verwachting vóór het kerstreces 2015 een beleidsreactie naar de Tweede Kamer sturen. |
De Staatssecretaris zegt toe de pilotexamens vmbo mee te nemen in het wetsvoorstel over de examenbank. |
Debat [9-10-2014] Examens in het onderwijs VO/MBO |
De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
De Staatssecretaris bekijkt flexibilisering en differentiatie in de verkenning voor het voortgezet onderwijs. Het is de bedoeling om voor de zomer van 2015 fundamenteler op dit soort aspecten terug te komen. Gedifferentieerde doorstroom neemt de Staatssecretaris hierin mee, alsmede de manier waarop andere landen de kwalificatie voor het vervolgonderwijs hebben georganiseerd. |
Debat [9-10-2014] Examens in het onderwijs VO/MBO |
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging in de brief over transparantie, die de Tweede Kamer in september 2015 ontvangt. |
De Tweede Kamer ontvangt een themaonderzoek over hoogbegaafdheid in passend onderwijs naast de aandacht hiervoor in de reguliere voortgangsrapportages passend onderwijs. |
Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs |
De Tweede Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd. |
Het wetsvoorstel dat regelt dat ouders instemmingsrecht krijgen op het zorgdeel van het ontwikkelingsperspectief komt in de eerste helft van 2014 naar de Tweede Kamer. |
Debat [18-12-2013] Passend onderwijs |
De Tweede Kamer wordt in september of oktober 2015 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. |
Inzake wetsvoorstel versterking positie onderwijspersoneel (32 396): intentie is om het eerder ingediende wetsvoorstel in gewijzigde vorm voor de zomer van 2014 aan de Tweede Kamer te zenden (vooral als doel de wettelijke verankering van de professionele statuten). |
Brief [30-10-2013] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2014 OCW |
De professionele ruimte van leraren en de vertaling daarvan in professionele statuten op schoolniveau zullen onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel Lerarenregister dat naar verwachting eind 2015 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. |
WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN |
||
De Staatssecretaris stelt alle inhoudelijke informatie die in vervolg-AMvB's wordt verwerkt, aan de Tweede Kamer ter beschikking. |
Debat [9-12-2009] Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen |
Conform de toezegging is op 11 december 2014 een vervolg-AMvB toegestuurd aan de Tweede Kamer. |
De Minister zal de Tweede Kamer informeren zodra meer bekend is over het mogelijke strafbare feit inzake Amarantis, dat in handen is gesteld van het Openbaar Ministerie. |
Debat [20-3-2013] Amarantis |
Als daar aanleiding toe is, wordt de Tweede Kamer geïnformeerd door de Minister van Veiligheid en Justitie. |
B. Door de Staten-Generaal gedane toezeggingen
Omschrijving |
Vindplaats |
Stand van zaken |
---|---|---|
ERFGOED EN KUNSTEN |
||
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma (PvdA), toe om met alle betrokken partijen normen te ontwikkelen waaraan cultuurhistorisch onderzoek moet voldoen en dat hij deze normen een zodanige plaats in het bestel zal geven dat deze het meest effectief zijn. Zodra deze normen gereed zijn, zal de Staatssecretaris beide Kamers informeren. Tevens zegt de Staatssecretaris toe dat hij zal monitoren op welke wijze gemeenten omgaan met de cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Eerste Kamer zal drie jaar na het verschijnen van de nulmeting «Verantwoord moderniseren», worden geïnformeerd over het effect van het beleid en of er verbeteringen nodig zijn. |
Brief [27-5-2011] Reactie op de motie van het lid Meindertsma c.s. over normen en cultuurhistorisch onderzoek |
Aan één deel van de toezegging is voldaan. Het rapport over normen cultuurhistorisch onderzoek is op 31 januari 2013 aangeboden aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer. Het tweede deel van de toezegging (vervolg op nulmeting Verantwoord moderniseren) staat nog open. Deze rapportage komt terug in de Erfgoedbalans die uitkomt in 2016. |
HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING |
||
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe een ex ante raming van de macro-economische effecten van het wetsvoorstel en de effecten van de maatregelen op arbeid mee te nemen bij de wetsevaluatie. |
Debat [20-1-2015] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035) |
De effecten worden onderzocht bij de evaluatie van de wet Studievoorschot. Dit is een doorlopende toezegging. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe bij de uitvoering van de motie-Mohandis c.s. uit de Tweede Kamer te bezien of de aard en de omvang van het profileringsfonds van de instellingen voldoende zijn en de studenten daarbij te betrekken. Resultaten van de monitoring worden ook naar de Eerste Kamer gestuurd. |
Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035) |
De Tweede en Eerste Kamer worden hierover in oktober 2015 geïnformeerd. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA) en Ganzevoort (GroenLinks), toe dat zij in overleg met haar collega's van VWS nog eens zal kijken of er aanleiding is om extra aandacht te besteden aan de specifieke situatie van de coschappen van geneeskundestudenten. Zij zal de Eerste Kamer daarover informeren. |
Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035) |
De Eerste Kamer wordt hierover voor eind 2015 geïnformeerd. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe te borgen dat de extra investeringen inhoudelijk gestuurd worden en dat de studenten daarin een belangrijke stem hebben. De relevante concept-AMvB wordt, na overleg met VSNU, de Vereniging Hogescholen en de studentenorganisaties, naar beide Kamers gestuurd. |
Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035) |
De Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die op 7 juli 2015 naar de Tweede en Eerste Kamer is gezonden, bevat een investeringsagenda, gericht op de extra investeringen. De relevante concept-AMvB wordt in beide Kamers voorgehangen. Deze concept-AMvB verschijnt na de evaluatie van de prestatieafspraken die uiterlijk in 2017 plaatsvindt. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat bij de evaluatie in 2016 en bij de doorwerking van de prestatieafspraken de docent op de werkvloer wordt betrokken en dat zij tussendoor hierover met de VSNU en de Vereniging Hogescholen zal spreken. |
Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid |
De hogescholen en universiteiten zijn onder meer in het kader van de midterm review nadrukkelijk uitgenodigd docenten en studenten te betrekken bij het gesprek over de voortgang van de prestatieafspraken en de koers van de eigen instelling. Ook bij de evaluatie in 2016 zal de doorwerking naar en betrokkenheid van docenten en studenten bij de prestatieafspraken een thema zijn. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Engels (D66), toe over twee studiejaren te bezien of de voorlichting en communicatie over de gelijkschakeling van titulatuur voor hbo en wo helder genoeg zijn. Tevens zegt zij toe over dit onderwerp te praten met andere partijen, waaronder werkgevers, teneinde verwarring te voorkomen. |
Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid |
De invoeringsdatum van de ministeriële Regeling titulatuur hoger onderwijs is 1 januari 2014. De evaluatie van de invoering van de nieuwe titulatuur vindt na twee studiejaren (te weten 2014/2015 en 2015/2016) plaats. De Eerste Kamer zal in de tweede helft van 2016 worden geïnformeerd. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe over twee jaar te zullen rapporteren over opleidingen aan hogescholen en universiteiten die aanvullende eisen gaan stellen. |
Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid |
In de voortgangsrapportage Lerarenagenda wordt aan de Eerste Kamer op 5 oktober 2015 gerapporteerd over opleidingen die aanvullende eisen gaan stellen. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Essers (CDA), Engels (D66), Ganzevoort (GroenLinks), Gerkens (SP), Koole (PvdA) en Kuiper (ChristenUnie), met betrekking tot collegegelddifferentiatie voor excellente opleidingen toe: 1. een beleidskader voor excellente opleidingen te ontwikkelen en aan de Kamer toe te zenden; 2. in dat beleidskader een marginale toets op te nemen op de onderbouwing van de extra kosten; 3. als richtsnoer twee maal het wettelijk collegegeld te hanteren en dit met de sector te blijven bespreken en 4. geen toestemming te geven voor collegegelddifferentiatie voordat er parlementaire duidelijkheid is over het sociaal leenstelsel. |
Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid |
Het beleidskader wordt in aan het einde van 2015 aan de Eerste Kamer aangeboden. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de evaluatie van de loopbaanbegeleiding in het mbo naar de Eerste Kamer te sturen. |
Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035) |
De evaluatie wordt in het najaar of uiterlijk eind van 2015 afgerond, zodat de evaluatie van het huidige lob-programma en de verkenningen meegenomen kunnen worden in het nieuwe lob-plan. In de brief aan de Tweede Kamer over voortijdig schoolverlaten van 3 maart 2015 is de aangepaste planning van de evaluatie aangekondigd. |
MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS |
||
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Backer (D66) en Linthorst (PvdA), toe de aantallen inschrijvingen bij de entreeopleidingen te monitoren en te bezien of herijking van het budget noodzakelijk is. |
Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen |
In augustus 2014 is gestart met de entreeopleidingen en met het monitoren van de aantallen. De eerste gegevens over de inschrijvingen zijn in het voorjaar van 2015 bekend geworden. In augustus 2015 zijn deze gegevens definitief geworden. Op dit moment wordt op basis van deze gegevens bekeken of herijking van het budget noodzakelijk is. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ganzevoort (GroenLinks), Linthorst (PvdA) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe de veranderingen rond het extraneusexamen, met name de hoogte van de examengelden, mee te nemen in de evaluatie. Tevens zal zij met de mbo-sector en de MBO Raad praten om de zorgen van de Eerste Kamer over te brengen. Zo nodig komt zij eerder dan bij de evaluatie op de kwestie terug. De Minister neemt ook de vraag over het verlenen van vrijstellingen mee in de bespreking met de MBO Raad. |
Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen |
De genoemde onderwerpen worden meegenomen in de evaluatie van de wet. Deze evaluatie is gestart. Daarnaast worden deze onderwerpen besproken met de MBO Raad. De Eerste Kamer wordt geïnformeerd over de evaluatie zodra er meer gezegd kan worden over de resultaten. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de evaluatie van de wet, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de urennorm en de verkorting van de opleidingsduur, ook naar de Eerste Kamer te sturen. |
Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen |
De evaluatie wordt binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de Wet Doelmatige leerwegen aan de Eerste en Tweede Kamer gezonden. Augustus 2017 is uiterlijke termijn. |
MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE |
||
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe in de loop van het proces samen met de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), die een handreiking maakt over de invulling van de vijf functies, zal beoordelen of sprake is van een dekkend netwerk van bibliotheekvoorzieningen. |
Debat [18-11-2014] Stemmingen Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen |
De VNG heeft in april 2015 de handreiking over de openbare bibliotheek in het digitale tijdperk gepubliceerd. In 2016 zal een monitor verschijnen over de stand van zaken in 2015, het eerste jaar na invoering van de bibliotheekwet. In de monitor wordt aandacht gegeven aan de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de mate waarin het netwerk dekkend is. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe bij de koppeling van lidmaatschappen van de fysieke en de digitale bibliotheek en bij de inrichting van een gezamenlijke bibliotheekpas met de branche te bespreken hoe de privacy van leners gewaarborgd blijft met name ten aanzien van leengegevens die raken aan gevoelige persoonsgegevens. |
Debat [18-11-2014] Stemmingen Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen |
Dit onderwerp is besproken met de Koninklijke Bibliotheek als beheerder van de digitale bibliotheek en met de bibliotheekbranche. De inrichting van de gebruikersadministratie zal voldoen aan de geldende eisen ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens. |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sylvester (PvdA), toe na twee jaar een midterm review te houden waarin een duiding van bibliotheekmonitor word gegeven. |
Debat [18-11-2014] Stemmingen Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen |
In 2017 ontvangt het parlement een midterm review over het functioneren van de Bibliotheekwet. |
PRIMAIR ONDERWIJS |
||
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe dat hij het tweede deel van het plan van aanpak voor Engels ook aan de Eerste Kamer zal doen toekomen. |
Debat [3-12-2013] Plenair debat 33 157 centrale eindtoets en leerling- en onder-wijsvolgsysteem primair onderwijs |
De toezegging loopt mee in het traject van het toekomstgericht funderend onderwijs (curriculum). |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Backer (D66), toe de centrale eindtoets op zorgvuldige wijze in te voeren in het speciaal basisonderwijs, ná invoering van het passend onderwijs en pas als een adaptieve toets beschikbaar is. |
Debat [3-12-2013] Plenair debat 33 157 centrale eindtoets en leerling- en onder-wijsvolgsysteem primair onderwijs |
Op dit moment is invoering van de eindtoets in het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs nog niet aan de orde. Aan de Eerste Kamer is gemeld dat op zijn vroegst 2018 een «Centrale adaptieve eindtoets» beschikbaar is. Vooralsnog worden deze sectoren in de gelegenheid gesteld om op geheel vrijwillige basis bij (een deel van) hun leerlingen een eindtoets af te nemen. |
VOORTGEZET ONDERWIJS |
||
De Staatssecretaris zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ganzevoort (GroenLinks), Vlietstra (PvdA) en Bruijn (VVD), toe de inspectie de komende twee schooljaren te laten monitoren hoe door scholen invulling wordt gegeven aan de wettelijke burgerschapstaak. Daarbij wordt mede gekeken naar door de Eerste Kamer genoemde elementen als eventuele onderscheidende effecten, ontwikkelingen met betrekking tot de maatschappelijke stage, financiële ruimte en het behalen van de leerdoelen. |
Debat [10-6-2014] Plenair Debat Afschaffing Maatschappelijke Stage |
De Eerste Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd. |
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Regeling Onderwijsvoorzieningen jongeren met een handicap (UWV) |
23.000 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
23.862 |
4.653 |
geen |
2019 |
jaarlijks1 |
13.400 |
13.400 |
13.400 |
10.100 |
10.100 |
10.100 |
10.100 |
1 |
geen |
2019 |
jaarlijks1 |
|
7.098 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
geen2 |
2014 |
||
WOOS: Basis voor Presteren («School aan Zet» en «Bèta en Techniek») |
15.975 |
7.080 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
http://www.ru.nl/its/lopend- onderzoek/onderwijsbestuur/school-zet/ |
2016 |
2016 |
|
9.464 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
1 |
geen |
2019 |
2016 |
|
WPO: Academische ziekenhuizen en SBD’s voor onderwijs aan zieke leerlingen3 |
6.840 |
6.840 |
6.840 |
6.840 |
6.840 |
6.840 |
6.840 |
27 |
geen |
2019 |
jaarlijks1 |
0 |
2.020 |
1 |
geen |
geen4 |
2015 |
||||||
4.270 |
4.270 |
4.270 |
4.270 |
4.270 |
4.270 |
4.270 |
1 |
geen |
2019 |
2016 |
|
4.600 |
3.600 |
0 |
3.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2017 |
2016 |
||
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
1 |
2017 |
2015 |
||
525 |
916 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
geen5 |
2017 |
2015 |
|
487 |
487 |
487 |
487 |
487 |
487 |
487 |
1 |
geen |
2019 |
2016 |
|
WOOS: Ondersteuning combinatiefuncties en brede scholen (VBS) |
443 |
30 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
geen6 |
2014 |
|
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1 |
2019 |
2016 |
||
862 |
1.826 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3 |
geen |
geen6 |
2015 |
|
301 |
640 |
640 |
640 |
640 |
640 |
640 |
1 |
geen |
2015 |
2015 |
|
1.900 |
630 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
geen6 |
2015 |
||
WOOS: Onderwijsconsulenten (Stichting Ondersteuning Scholen en ouders) |
1.987 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
1.900 |
1.900 |
1.900 |
1 |
geen |
2018 |
2018 |
5.576 |
5.600 |
5.600 |
5.600 |
geen5 |
2017 |
2016 |
|||||
22.000 |
22.000 |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
2016 |
2017 |
|||||
Kaderregeling Subsidiëring onderzoek en wetenschap: Pre COOL-onderzoek (NWO) |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
0 |
http://www.nro.nl/de-voorschoolse- periode-onderzocht-pre-cool/ |
2019 |
2020 |
6.143 |
23.552 |
21.748 |
21.449 |
24.660 |
30.405 |
30.405 |
divers |
divers |
divers |
divers |
|
Totaal subsidie(regelingen) |
98.795 |
101.149 |
119.427 |
112.248 |
109.859 |
110.004 |
110.004 |
Geen volgende evaluatie. Middelen vanaf schooljaar 2014–2015 naar samenwerkingsverbanden VO.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
6.866 |
6.985 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
geen |
2015 |
||
17.500 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
12.000 |
1 |
2020 |
jaarlijks2 |
||
1.390 |
1.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 |
geen |
|||
0 |
2.600 |
3.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2016 |
2016 |
||
1.468 |
1.176 |
474 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2016 |
2016 |
||
Pilot zomerscholen |
0 |
9.000 |
9.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2015 |
2016 |
|
Overig totaal |
23.801 |
38.426 |
30.116 |
27.507 |
26.911 |
27.532 |
27.639 |
52 |
|||
Bestaande uit: |
|||||||||||
480 |
477 |
477 |
477 |
477 |
477 |
477 |
2 |
geen |
jaarlijks3 |
||
1.113 |
1.195 |
1.310 |
1.095 |
0 |
0 |
0 |
1 |
2017 |
jaarlijks2 |
||
948 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1 |
2020 |
jaarlijks2 |
||
708 |
706 |
650 |
650 |
650 |
650 |
650 |
1 |
jaarlijks aan DUO |
2020 |
jaarlijks2 |
|
1.073 |
1.375 |
1.290 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1 |
2020 |
jaarlijks2 |
||
762 |
1.010 |
590 |
590 |
590 |
590 |
590 |
1 |
2020 |
jaarlijks2 |
||
International Association for the Evaluation of Educational Achievement |
60 |
80 |
80 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
activiteitenoverzicht jaarlijks naar DUO |
2016 |
2016 |
overige subsidies4 |
18.657 |
32.583 |
24.719 |
22.695 |
23.194 |
23.815 |
23.922 |
44 |
Divers |
Divers |
Divers |
Totaal subsidieregelingen |
51.025 |
71.187 |
54.590 |
39.507 |
38.911 |
39.532 |
39.639 |
56 |
Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies zal per 1-1-2016 worden overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».
Regeling wordt jaarlijks verlengd (betreft jaarlijkse instellingssubsidie op basis van een bestuurlijke verplichting).
Onder meer subsidies voor excellente en zwakke scholen, loopbaanoriëntatie en -begeleiding en sport en bewegen.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
197.055 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
206.500 |
1 |
geen |
2018 |
2019 |
|
Subsidieregeling Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met taal |
3.715 |
4.000 |
11.300 |
10.750 |
10.200 |
7.000 |
7.000 |
2 |
2018 |
2018 |
|
5.000 |
5.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
2018 |
2018 |
||
700 |
2.100 |
1.300 |
1.300 |
1.300 |
1.300 |
1.300 |
1 |
2016 |
2015 |
||
ROC Leiden |
0 |
0 |
20.000 |
20.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|||
0 |
0 |
1.800 |
1.300 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2016 |
2017 |
||
Netwerkscholen1 |
3.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2015 |
geen |
2014 |
Overig totaal |
28.622 |
38.580 |
11.240 |
10.808 |
9.641 |
1.272 |
1.264 |
||||
Programmamanagement MBO15 |
2.900 |
1.095 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
geen |
2016 |
2015 |
Beoordeling kwaliteitsplannen/exellentieplannen |
0 |
0 |
1.500 |
1.500 |
1.500 |
400 |
0 |
0 |
geen |
2017 |
2019 |
LIS2 |
0 |
3.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
jaarlijks |
2016 |
|
Overig |
25.722 |
34.485 |
9.740 |
9.308 |
8.141 |
872 |
1.264 |
diversen |
divers |
divers |
divers |
Totaal subsidieregelingen |
238.592 |
256.180 |
252.140 |
250.658 |
227.641 |
216.072 |
216.064 |
De subsidie maakt onderdeel uit van het Techniekpact dat jaarlijks geëvalueerd wordt. Op 15 juni 2015 is de tweede voortgangsrapportage naar de kamer verstuurd.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2.758 |
2.524 |
1.851 |
1 |
Auditrapport 2012 Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap |
2017 |
2018 |
|||||
WOOS: Overige subsidies ⩽ € 1 miljoen1 |
752 |
861 |
520 |
302 |
146 |
146 |
146 |
11 |
|||
Totaal subsidieregelingen |
752 |
3.619 |
3.044 |
2.153 |
146 |
146 |
146 |
Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk.
Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
5.443 |
2.407 |
19 |
Geen |
2015 |
|||||||
605 |
265 |
Geen2 |
2015 |
||||||||
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
n.v.t. |
Geen |
2017 |
2019 |
||
WOOS: Subsidie 3TU’s samenwerking3 |
1.500 |
Geen |
2014 |
||||||||
WOOS: Overige subsidies < € 1 miljoen4 |
2.519 |
1.301 |
1.930 |
1.822 |
2.023 |
2.140 |
2.140 |
15 |
|||
Totaal subsidieregelingen |
10.067 |
4.973 |
2.930 |
2.822 |
3.023 |
3.140 |
3.140 |
Het Libertas Noodfonds betreft een financiële steun aan studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De middelen 2014 en 2015 hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen). Omdat het een noodfonds betreft is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet voorzien.
Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk.
Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
656 |
613 |
612 |
612 |
612 |
611 |
611 |
2010 |
2015 |
2015 |
||
117 |
117 |
1 |
2015 |
2015 |
|||||||
Subsidiebeschikking (WOOS) Neth-ER |
450 |
600 |
600 |
600 |
600 |
2014 |
2018 |
||||
Subsidiebeschikking (WOOS) Frans-Nederlandse academie |
20 |
2010 |
Geen evaluatie voorzien1 |
2013 |
|||||||
Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur (regeling op het specifiek cultuurbeleid) |
24 |
364 |
364 |
364 |
364 |
364 |
364 |
3 |
Geen evaluatie voorzien |
Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien2 |
Jaarlijks |
2015 |
|||||||||||
Nationale Unesco Commissie |
2016 |
||||||||||
2014 |
|||||||||||
Overige incidentele subsidies |
30 |
120 |
120 |
120 |
50 |
50 |
50 |
2 |
Geen evaluatie voorzien |
Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien2 |
Jaarlijks |
2016 |
|||||||||||
Presidentschap International Council Archives |
2014 |
||||||||||
Totaal subsidieregelingen |
1.297 |
1.814 |
1.696 |
1.696 |
1.626 |
1.025 |
1.025 |
Bij de Frans Nederlandse Academie volgt geen nieuwe evaluatie, daar de subsidie is gestopt per 2014 naar aanleiding van de evaluatie 2010. De uitgave in het jaar 2014 betreft een nabetaling naar aanleiding van de verantwoording over de jaren 2012 en 2013.
Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
81.474 |
143.850 |
131.883 |
128.883 |
128.892 |
128.898 |
124.906 |
10.845 |
2016 |
2017 |
||
WOOS: Impuls Lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo |
16.103 |
26.215 |
34.511 |
0 |
0 |
0 |
0 |
52 |
2015 |
2016 |
|
Regeling versterken samenwerking lerarenopleidingen en scholen |
17.942 |
17.100 |
17.100 |
0 |
0 |
0 |
0 |
61 |
2015 |
2017 |
|
2.665 |
2.640 |
1.590 |
0 |
0 |
0 |
0 |
35 |
2016 |
2016 |
||
2.726 |
1.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
300 |
2016 |
2015 |
||
2.230 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
Geen2 |
2014 |
||
2.900 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
2.945 |
1 |
2017 |
2014 |
||
1.937 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
2019 |
2014 |
||
7.874 |
7.625 |
3.375 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
2018/2019 |
2019 |
||
959 |
1.900 |
1.900 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
5 |
2019 |
2015 |
||
7.335 |
5.000 |
5.400 |
0 |
0 |
0 |
0 |
30 |
2018 |
2016 |
||
2.097 |
2.097 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
Jaarrekening 2016 |
2015 |
||
10.742 |
7.218 |
0 |
0 |
0 |
0 |
20 |
divers |
divers |
divers |
||
Totaal subsidieregelingen |
156.984 |
217.590 |
198.704 |
133.828 |
133.837 |
133.843 |
129.851 |
11.353 |
Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wet Specifiek Cultuurbeleid: |
|||||||||||
Verbreden inzet cultuur |
7.670 |
9.077 |
9.470 |
9.451 |
9.451 |
9.951 |
9.951 |
32 |
2013–2016 |
2021 |
|
Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS) |
6.715 |
7.355 |
7.775 |
7.971 |
8.471 |
6.471 |
6.471 |
23 |
2015 |
2021 |
|
17.963 |
48 |
1.248 |
2.648 |
4.248 |
4.248 |
4.248 |
1 |
2020 |
2021 |
||
2.900 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2.850 |
2 |
2018 |
2020 |
||
Programma CRISP |
2.940 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 |
1 |
2014 |
|
2.016 |
5.897 |
6.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
8.000 |
1 |
2017 (i.h.k.v. MoMo) |
2021 |
||
1.475 |
1.737 |
1.737 |
500 |
0 |
0 |
0 |
1 |
20152 |
2016–2017 |
||
Specifiek cultuurbeleid |
16.448 |
16.229 |
19.918 |
23.687 |
24.653 |
24.552 |
24.718 |
50 |
1 |
2021 |
|
Totaal subsidieregelingen |
58.127 |
43.193 |
48.998 |
55.107 |
57.673 |
56.072 |
56.238 |
112 |
Bovenstaande subsidies zijn veelal programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)».
De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.
Naast evaluatie is ook monitoring toegevoegd, omdat dit ook inzicht biedt in voortgang en effectiviteit van beleid.
De programma onderdelen van het Programma Ondernemerschap (Programma Cultuur Ondernemen, Programma Leiderschap in Cultuur, Programma Wijzer Werven) zijn in 2015 voor het laatst geëvalueerd.
De projectsubsidie voor het Programma Cultuur Ondernemen eindigt op 31 december 2016 en de projectsubsidie voor het Programma Leiderschap in Cultuur eindigt op 31 december 2017.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wet Specifiek Cultuurbeleid en Mediawet 2008 |
498 |
920 |
919 |
919 |
919 |
919 |
919 |
3 |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Totaal subsidieregelingen |
498 |
920 |
919 |
919 |
919 |
919 |
919 |
Bovenstaande subsidie bevat programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)».
De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid en de Mediawet 2008. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.
Naast evaluatie is ook monitoring toegevoegd, omdat dit ook inzicht biedt in voortgang en effectiviteit van beleid.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kaderregeling |
5 |
||||||||||
exploitatiesubsidies |
|||||||||||
onderzoek en wetenschap |
|||||||||||
CPG |
261 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
20141 |
Geen2 |
2014 |
|
Montesquieu Instituut |
559 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
20141 |
Geen2 |
2014 |
|
NBC/ Nationaal Herbarium |
10.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
6.235 |
20141 |
2021 |
Geen3 |
|
BPRC |
8.635 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
8.303 |
20141 |
2021 |
Geen3 |
|
NCWT/ NEMO |
3.520 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
3.343 |
20141 |
2021 |
Geen3 |
|
STT |
231 |
219 |
219 |
219 |
219 |
219 |
219 |
20141 |
2021 |
Geen3 |
|
NTU/INL |
3.053 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2014 |
Geen2 |
2014 |
|
Subsidieregeling St.AAP |
1.027 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1.028 |
1 |
Geen |
Geen4 |
20334 |
Kaderregeling subsidiering |
4 |
||||||||||
projecten t.b.v. onderzoek |
|||||||||||
en wetenschap |
|||||||||||
Kust- en zeeonderzoek |
2.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2016 |
2014 |
||
Poolonderzoek |
2.942 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Geen2 |
2014 |
||
Genomics |
40.500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
20102 |
2017 |
2017 |
|
Nationale Coördinatie |
6.098 |
6.108 |
5.905 |
6.129 |
6.056 |
6.287 |
6.295 |
20141 |
2021 |
Diverse |
|
Bilaterale samenwerking |
3.570 |
2.750 |
2.750 |
1.250 |
0 |
0 |
0 |
20141 |
2018 |
2018 |
|
Totaal subsidieregelingen |
83.131 |
27.986 |
27.783 |
26.507 |
25.184 |
25.415 |
25.423 |
Deze instellingen zijn onderdeel van het Nederlandse wetenschapsstelsstelsel en zijn vanuit die rol meegenomen in IBO het wetenschappelijk onderzoek. In 2021 vindt er een beleidsdoorlichting plaats.
Met stichting AAP is een in rechte afdwingbaar convenant gesloten over de opvang van alle geïnfecteerde chimpansees van het BPRC. Dit convenant heeft een looptijd van 30 jaar en loopt eind 2033 af.
Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Aantal verleningen in 2014 |
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats) |
Volgende evaluatie (jaartal) |
Einddatum subsidie (regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2.590 |
343 |
2011 |
|||||||||
4.780 |
7.350 |
7.194 |
7.194 |
7.204 |
7.234 |
7.234 |
21 |
||||
Totaal subsidieregelingen |
7.370 |
7.693 |
7.194 |
7.194 |
7.204 |
7.234 |
7.234 |
Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS (Subsidieregeling emancipatie 2011 vindt zijn grondslag in de WOOS) heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In 2014 hebben voor het emancipatiebeleid een beleidsdoorlichting en Midterm Review plaatsgevonden (zie link).
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 |
2015 |
2015 |
||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1 |
2015 |
2015 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Pre-cool onderzoek (NRO) |
2009 |
2020 |
||
Effectonderzoek OAB en excellentie (Onderwijsbewijs) |
2010 |
2016 |
||
Effectief taalonderwijs (NRO) |
2011 |
2016 |
||
Effectief rekenonderwijs (NRO) |
2011 |
2016 |
||
Excellente scholen (NRO) |
2013 |
2016 |
||
Effectieve ouderbetrokkenheid (NRO) |
2014 |
2017 |
||
Evaluatie Wet centrale eindtoets en verplicht leerlingvolgsysteem |
2014 |
2018 |
||
Effectstudie Pilot Tweetalig PO |
2014 |
2019 |
||
Bewegingsonderwijs: relatie sport, bewegen en leerprestaties (NRO) |
2015 |
2018 |
||
Evaluatieprogramma passend onderwijs (NRO) |
2015 |
2020 |
||
Beheersing Nederlandse taal op basisscholen met Engels/Duits/Frans |
2016 |
2018 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Monitor Techniekpact |
2012 |
2017 |
||
Monitor Leerlingvervoer |
2013 |
2018 |
||
Monitor Stimuleringsregeling Bewegingsonderwijs |
2014 |
2018 |
||
Evaluatie Actieplan Kiezen voor Techniek |
2015 |
2016 |
||
Monitor Sectorakkoorden PO en VO |
2016 |
2016 |
||
Monitor buurtaalonderwijs basisonderwijs |
2016 |
2017 |
||
OESO stelselreview |
2015 |
2016 |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 |
2015 |
2015 |
||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1 |
2015 |
2015 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Monitor leerwerktrajecten en assistentopleidingen |
2014 |
2017 |
||
Monitor inzet en aanbod voor toptalenten in po en vo |
2013 |
2016 |
||
Evaluatie project Boris brengt je bij ‘n baan |
2015 |
2016 |
||
Monitoring opting out lwoo |
2016 |
2018 |
||
Evaluatie Wet gratis schoolboeken |
2015 |
2016 |
||
Evaluatie van de eerste en tweede correctie examens |
2016 |
2016 |
||
Evaluatie nieuwe profielen vmbo |
2016 |
2021 |
||
Monitoring experiment regelluwe scholen PO en VO |
2015 |
2021 |
||
Monitor Techniekpact |
2015 |
2017 |
||
Evaluatie Actieplan Kiezen voor technologie po en vo |
2015 |
2017 |
||
Monitor diagnostische tussentijdse toets (dtt) |
2014 |
2016 |
||
Jaarlijks onderzoek groepsgrootte in het VO |
2015 |
2017 |
||
Evaluatie doorbraak ict |
2013 |
2017 |
||
Voortgang sectorakkoord |
2015 |
2017 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Monitoring opting out Iwoo |
2016 |
2018 |
||
Verevening Iwoo en pro |
2015 |
2016 |
||
PISA 2015 (internationaal vergelijkend onderzoek naar lezen, wiskunde en science) |
2013 |
2016 |
||
Digitale doorstroomatlas |
Jaarlijkse |
update |
||
OESO-stelselreview |
2015 |
2016 |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 |
2015 |
2015 |
||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1 Art. 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
2015 2019 |
2015 2019 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Analyse effectrapportage RMC |
Jaarlijks |
In april |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Project Onderwijs-Arbeidsmarkt (POA) |
2 Jaarlijks |
Dec 2016 |
||
Registratie en bestemming uitstroom schoolverlaters (SIS) |
Jaarlijks |
september |
||
Monitor Sociale Veiligheid |
2 jaarlijks |
2017 |
||
Arbeidsbarometer leraren MBO |
Jaarlijks |
April |
||
Monitor alfabetisering |
Jaarlijks |
voorjaar |
||
JOB-Monitor |
2 jaarlijks |
2017 |
||
Evaluatie Actieplan Laaggeletterdheid |
2014 |
2017 |
||
Monitor kwaliteitseffecten BPV Protocol |
2 jaarlijks |
2017 |
||
NLQF-EQF |
2016 |
2017 |
||
Monitor experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo |
2014 |
2020 |
||
Ontwikkeling/ monitoring toetsen taal en rekenen |
Jaarlijks |
voorjaar |
||
Midtermreview tbv Beleidsevaluatie kwaliteitsafspraken met startjaar 2015 en eindjaar 2018 |
2016 |
2018 |
||
Deelname Kennis» OESO Skills strategy |
2016 |
2016 |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 |
2015 |
2015 |
||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1 |
2015 |
2015 |
||
Art. 6 Hoger beroepsonderwijs |
2019 |
2019 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Studentenmonitor (jaarlijks) (artikel 6, 7, 11) |
2016 |
2016 |
||
Monitor studie- en leengedrag (beleidsmaatregelenmonitor, jaarlijks) (artikel 6, 7, 11) |
2015 |
2017 |
||
Evaluatie experiment prestatieafspraken (artikel 6, 7) |
2015 |
2017 |
||
Medezeggenschapsmonitor (artikel 6, 7) (periodiek t/m 2017) |
2015 |
2017 |
||
Lerarenagenda: effecten masteropgeleide leraren (artikel 1, 3, 4, 6, 7) |
2015 |
2017 |
||
Monitor studievoorschot (periodiek) (artikel 6, 7, 11) |
2015 |
2016 |
||
OESO-stelselreview |
2015 |
2016 |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 |
2015 |
2015 |
||
Doelmatigheid en focus op onderwijs1 |
2015 |
2015 |
||
Art. 7 Wetenschappelijk onderwijs |
2019 |
2019 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Zie bij artikel 6, hbo |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
N.v.t. |
||||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
N.v.t. |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1 |
2015 |
2015 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Ramingen onderwijsarbeidsmarkt po, vo en mbo |
2013 |
2016 |
||
Arbeidsmarktbarometer |
2014 |
2015 |
||
Loopbaanmonitor |
2013 |
2016 |
||
Monitoring en evaluatie opleiding leraren beroepsonderwijs |
2013 |
2017 |
||
Monitoring en evaluatie regeling versterking samenwerking |
2013 |
2017 |
||
Effecten van een masteropleiding op leraren (po, vo en mbo) en hun omgeving |
2014 |
2017 |
||
Integrale Personeelstelling VO (IPTO) |
2014 |
2015 |
||
Effect- en procesevaluatie Impuls leraren tekortvakken VO |
2013 |
2017 |
||
Monitoring van Lerarenagenda en bestuurs-/ sectorakkoord po, vo |
2012 |
2015 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Initial Teacher Education for Effective Practices (OECD) |
2015 |
2016 |
||
TALIS Initial Teacher Education Practices country reviews |
2015 |
2016 |
||
Vraag & aanbod masteropleidingen leraren po en vo |
2015 |
2015 |
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Studievoorschot hoger onderwijs |
2019 |
2020 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
2015 |
2019 |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
2017 |
2017 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Werking WTOS |
2016 |
2016 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
N.v.t. |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
N.v.t. |
||||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
N.v.t. |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
n.v.t. |
||||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Evaluatie regeling stimulering herbestemming monumenten (NRF) |
2016 |
2016 |
||
Evaluatie Geefwet (onderdeel Geven in Nederland, Vrije Universiteit) |
2013 |
2016 |
||
Beleidsdoorlichting Internationaal Cultuurbeleid (i.s.m. Ministerie BuZa) |
2015 |
2015 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Cultuur/mediaparticipatie bevolking (SCP, Het Culturele Draagvlak) |
2016 |
2016 |
||
Monitor economische ontwikkelingen culturele sector |
2016 |
2016 |
||
Inventarisatie onderzoek zorg en cultuur (ZonMW) |
2015 |
2016 |
||
Onderzoek werking vaste boekenprijs (kruissubsidiëring) |
2015 |
2016 |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Art. 15 media |
2019 |
2020 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Evaluatie stimuleringsfonds voor de journalistiek 2011–2015 |
2016 |
2017 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Inrichting van privaatrechtelijke entiteit naast de NPO |
2015 |
2016 |
||
Evaluatie financiering lokale omroepen 2013–2015 (Commissariaat vd Media) |
2016 |
2017 |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
N.v.t. |
||||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t |
||||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
2013–2014 |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
N.v.t. |
Titel/onderwerp |
Start |
Afronding |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
1a. |
Beleidsdoorlichtingen |
|||
Het bevorderen van emancipatie |
2018 |
2018 |
||
1b. |
Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
Follow up Genderscan |
2014 |
2016 |
||
Educatie voor vrouwen met ambitie (laaggeletterde vrouwen) |
2014 |
2017 |
||
2. |
Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
|||
2a. |
MKBA's |
|||
N.v.t. |
||||
2b. |
Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid |
|||
N.v.t. |
||||
3. |
Overig onderzoek |
|||
Emancipatiemonitor |
2015 |
2016 |
||
Bedrijvenmonitor |
2015 |
2016 |
||
Economische zelfstandigheid: Aansluiting onderwijs- en arbeidsmarkt jongeren |
2015 |
2017 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-VIII-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.