Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2014
In het Algemeen Overleg over Emancipatiebeleid op 13 maart 2014 heb ik toegezegd u
te informeren over de coördinatie van het ouderenbeleid. Dit naar aanleiding van vragen
van de heer Klein van 50 plus.
De verantwoordelijkheid voor de coördinatie van het ouderenbeleid is in de loop der
tijd veranderd. De verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS als coördinerend
bewindspersoon voor het ouderenbeleid kreeg in het verleden vorm door onder andere
het organiseren van interdepartementaal overleg, het verlenen van steun aan de ouderenorganisaties
en het laten verrichten van onderzoek naar de positie van ouderen. De Staatssecretaris
van VWS was ook het aanspreekpunt voor relevante (ouderen)organisaties, andere overheden
en bij Europese en internationale samenwerking. De vorm van de coördinatie is in de
loop der jaren veranderd.
Al in 2004 werd in de kabinetsnota «64, ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing»
geconstateerd dat de aandacht voor ouderen op alle beleidsdomeinen zodanig inclusief
en integraal is dat specifiek en stimulerend beleid niet meer nodig is. In een (voortgezet)
debat op 6 maart 2008 over onder andere het rapport «Lang zullen we leven» van de
themacommissie Ouderenbeleid gaf ik, als toenmalig Staatssecretaris van VWS, aan dat
een lichte vorm van coördinatie de beste manier is om ervoor te zorgen dat het ouderenbeleid
ook echt geïntegreerd wordt. Daarbij blijven Ministers en Staatssecretarissen verantwoordelijk
voor hun eigen beleidsterrein.
Deze ontwikkeling sluit ook aan bij het inzicht dat de bevolking boven een bepaalde
leeftijdsgrens (bijvoorbeeld 55, 65 of 75 jaar) inmiddels te weinig homogeen is om
als aparte doelgroep van algemene beleidscoördinatie te dienen. Oud staat immers gelukkig
niet meer synoniem voor arm, laag opgeleid en ongezond. Afstemming van beleid richt
zich vaker op overstijgende thema’s die in het bijzonder – maar niet uitsluitend –
voor ouderen relevant zijn. Denk aan de veranderende samenstelling van de bevolking,
het (actief) ouder worden en het voorzien in complexe zorgbehoefte. Ook bepaalde onderwerpen
op agenda’s van Europese of internationale organisaties, zoals ouderenrechten, vragen
om één aanspreekpunt. Per thema wordt bezien welke bewindspersoon hierin het voortouw
dient te nemen. Het Europees Jaar van actieve ouderen en intergenerationele solidariteit
in 2012 bijvoorbeeld werd uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Minister van
SZW.
Ik ga ervanuit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd over de wijze waarop het
ouderenbeleid wordt gecoördineerd.
Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker