29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Nr. 73 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2014

In het Algemeen Overleg over Emancipatiebeleid op 13 maart 2014 heb ik toegezegd u te informeren over de coördinatie van het ouderenbeleid. Dit naar aanleiding van vragen van de heer Klein van 50 plus.

De verantwoordelijkheid voor de coördinatie van het ouderenbeleid is in de loop der tijd veranderd. De verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS als coördinerend bewindspersoon voor het ouderenbeleid kreeg in het verleden vorm door onder andere het organiseren van interdepartementaal overleg, het verlenen van steun aan de ouderenorganisaties en het laten verrichten van onderzoek naar de positie van ouderen. De Staatssecretaris van VWS was ook het aanspreekpunt voor relevante (ouderen)organisaties, andere overheden en bij Europese en internationale samenwerking. De vorm van de coördinatie is in de loop der jaren veranderd.

Al in 2004 werd in de kabinetsnota «64, ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing» geconstateerd dat de aandacht voor ouderen op alle beleidsdomeinen zodanig inclusief en integraal is dat specifiek en stimulerend beleid niet meer nodig is. In een (voortgezet) debat op 6 maart 2008 over onder andere het rapport «Lang zullen we leven» van de themacommissie Ouderenbeleid gaf ik, als toenmalig Staatssecretaris van VWS, aan dat een lichte vorm van coördinatie de beste manier is om ervoor te zorgen dat het ouderenbeleid ook echt geïntegreerd wordt. Daarbij blijven Ministers en Staatssecretarissen verantwoordelijk voor hun eigen beleidsterrein.

Deze ontwikkeling sluit ook aan bij het inzicht dat de bevolking boven een bepaalde leeftijdsgrens (bijvoorbeeld 55, 65 of 75 jaar) inmiddels te weinig homogeen is om als aparte doelgroep van algemene beleidscoördinatie te dienen. Oud staat immers gelukkig niet meer synoniem voor arm, laag opgeleid en ongezond. Afstemming van beleid richt zich vaker op overstijgende thema’s die in het bijzonder – maar niet uitsluitend – voor ouderen relevant zijn. Denk aan de veranderende samenstelling van de bevolking, het (actief) ouder worden en het voorzien in complexe zorgbehoefte. Ook bepaalde onderwerpen op agenda’s van Europese of internationale organisaties, zoals ouderenrechten, vragen om één aanspreekpunt. Per thema wordt bezien welke bewindspersoon hierin het voortouw dient te nemen. Het Europees Jaar van actieve ouderen en intergenerationele solidariteit in 2012 bijvoorbeeld werd uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Minister van SZW.

Ik ga ervanuit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd over de wijze waarop het ouderenbeleid wordt gecoördineerd.

Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven