Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2015
Hierbij zend ik u de resultaten van het onderzoek Flexibele arbeid in primair en voortgezet onderwijs1. Het rapport is opgesteld door het onderzoeksbureau Ecorys. Ik heb dit onderzoek
uit laten voeren omdat ik inzicht wil krijgen in het gebruik van flexibele contracten
in het onderwijs.
Uitkomst onderzoek
Het onderzoek laat zien dat zowel in po als in vo ongeveer 90% van de werknemers een
vast contract heeft.2 Voor de markt en publieke sector samen wordt dit percentage door het CBS geschat
op 85%.3 De flexibele schil in po en vo is dus kleiner dan in de marktsector.
Scholen gebruiken de flexibele schil om de continuïteit van het onderwijs te waarborgen.
Het kabinetsbeleid om het aantal flexibele arbeidscontracten terug te dringen doet
mogelijk een beroep op scholen om dat in de toekomst op een andere wijze te gaan doen.
Daarvoor zijn al diverse mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld arbeidspools en samenwerking
tussen scholen, in het leven geroepen.
Het onderzoek is uitgevoerd terwijl de huidige wetgeving nog van kracht is. Deze biedt
meer ruimte voor flexibele arbeidscontracten dan de nieuwe Wet werk en zekerheid (Wwz).4
Het beoogde doel van het Sociaal Akkoord en de daaruit voorgekomen Wet werk en zekerheid
(Wwz) was een betere balans tussen vaste- en flexibele contracten. Daaronder zijn
ook de payrollconstructie’s begrepen. In de recent afgesloten onderwijs-cao’s is daarop
bepaald dat de cao-partijen gaan bezien welke cao-bepalingen aangepast moeten worden
aan de Wwz.
Als gevolg daarvan zal de balans tussen vaste-en flexibele contracten in het onderwijs
evenwichtiger worden. Tegelijk moeten onderwijsinstellingen kunnen beschikken over
een hoeveelheid tijdelijk personeel voor opvang van schommelingen, bijvoorbeeld in
verband met ziekte.
Motie Van Dijk/Ypma
Omdat de uitkomsten van het onderzoek ook relevant zijn voor de motie Van Dijk/Ypma
beantwoord ik die eveneens in deze brief.5 De motie waarin de Kamer de regering verzoekt flexibele contracten en payrolling
op scholen zo veel mogelijk terug te dringen, is ondersteuning van het beleid.
Destijds heb ik bij de indiening van de motie al aangegeven dat na de inwerkingtreding
van de Wwz het aantal flexibele krachten in het onderwijs zal afnemen net als in andere
publieke- en private sectoren. De sociale partners zijn daarbij nu aan zet om de Wwz
te vertalen in de verschillende cao-bepalingen. Dit rapport geeft mij geen aanleiding
om aanvullende maatregelen te treffen.
Voor zover dat noodzakelijk is blijven er voldoende mogelijkheden voor schoolbesturen
om noodzakelijke vervanging te kunnen realiseren. Scholen kunnen op ad-hoc basis gaan
samenwerken en gebruik maken van elkaars capaciteit in geval van ziekte. Een andere
mogelijkheid is dat een aantal scholen gezamenlijk een arbeidspool in het leven roept.
Daar kan dan bij onverwachte omstandigheden een beroep op worden gedaan. Ook denkbaar
is dat scholen docenten aanstellen voor iets meer uren dan noodzakelijk voor de functie.
De extra tijd kan ingezet worden voor vervanging.
Tot slot is relevant dat de Wwz de mogelijkheid kent van tijdelijke contracten, 0-uren
contracten of min/max contracten om een plotselinge vraag naar arbeid op te kunnen
vangen. Overleg tussen sociale partners is daarvoor wel nodig.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker