33 911 Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 mei 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel II, onderdeel G, artikel 2.3.1, tweede lid, wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij ministeriële regeling.

B

In artikel II, onderdeel H, artikel 2.3.1, tweede lid, wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij ministeriële regeling.

C

Na artikel III wordt een nieuw artikel opgenomen, luidend:

ARTIKEL IIIA. UITKERING EDUCATIE VOOR HET JAAR 2015

1. Voor het kalenderjaar 2015 wordt de uitkering educatie die aan een college van burgemeester en wethouders van een contactgemeente van een regio wordt verstrekt, berekend volgens de formule:

{bi : bl} x bm

waarbij wordt verstaan onder:

bi: de som van de bedragen die de gemeenten binnen deze regio voor het jaar 2014 hebben ontvangen op grond van artikel 4 van het Besluit participatiebudget zoals dat luidde op 31 december 2014;

bl: het landelijk budget educatie in het jaar 2014 ingevolge de Wet participatiebudget zoals die luidde op 31 december 2014;

bm: het totale bedrag dat door Onze Minister beschikbaar is gesteld voor uitkeringen educatie voor alle regio’s educatie voor het kalenderjaar 2015.

2. Indien de uitkering educatie voor het kalenderjaar 2015 niet volledig is besteed, kan het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente het niet bestede bedrag tot maximaal 25% van de voor dat jaar toegekende uitkering educatie reserveren voor opleidingen educatie in het kalenderjaar 2016.

3. Indien in het kalenderjaar 2015 meer dan de uitkering educatie is besteed aan opleidingen educatie, kan het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente het meer bestede bedrag tot maximaal 25% van de voor dat jaar toegekende uitkering educatie ten laste brengen van de uitkering educatie voor het kalenderjaar 2016.

D

Artikel IV, eerste lid, onder a, wordt «artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door: artikel IIIA.

Toelichting

Onderdelen A en B

Op grond van deze onderdelen worden de regio’s educatie vastgesteld bij ministeriële regeling. De regio’s educatie zullen samenvallen met de arbeidsmarktregio’s die door de gemeenten zelf zijn ingericht (zie voor de huidige indeling in arbeidsmarktregio’s bijlage 3 bij het Besluit werkgebieden UWV 2014 zoals ter informatie opgenomen in de bijlage bij de toelichting op deze nota van wijziging)1. Voor de duidelijkheid en om te kunnen waarborgen dat wijzigingen van de regio’s educatie per kalenderjaar plaatsvinden, is erin voorzien dat de regio’s educatie worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Onderdeel A regelt de situatie waarin nog sprake is van specifieke uitkeringen en aanwijzing van contactgemeenten die die uitkeringen ontvangen en coördinerende taken vervullen. Onderdeel B regelt de situatie waarin de specifieke uitkeringen en de aanwijzing van contactgemeenten zijn vervallen.

Onderdeel C

Op grond van onderdeel C wordt de specifieke uitkering educatie van een contactgemeente in het kalenderjaar 2015 bepaald aan de hand van de verhouding tussen de som van de uitkeringen educatie van de gemeenten in de desbetreffende regio en het landelijk budget educatie in 2014 (zie {bi: bl} in de formule). Het exacte bedrag van de specifieke uitkering educatie hangt ook af van het totale bedrag dat door de Minister beschikbaar is gesteld voor uitkeringen educatie voor alle regio’s educatie voor het kalenderjaar 2015 (zie «bm» in de formule). Dat bedrag is weer mede afhankelijk van het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel. Als dat later is dan 1 januari 2015, wordt dat totale bedrag namelijk vastgesteld naar rato van het aantal maanden dat na de inwerkingtreding nog resteert in 2015.

Het voorgaande betekent niet dat er geen uitkering educatie is over de periode tussen 1 januari 2015 en inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel (als dat later is dan 1 januari 2015). Op grond van artikel 15, eerste lid, onder a, van het wetsvoorstel Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein (Kamerstukken II 2013/14, 33 935) ontvangen alle gemeenten namelijk vanaf de inwerkingtreding van dat wetsvoorstel (beoogde datum: 1 januari 2015) tot de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel maandelijks een twaalfde deel van de uitkering educatie die zij in 2014 ontvingen. Zolang geen van voornoemde wetsvoorstellen in werking is getreden, ontvangen alle gemeenten een uitkering educatie op grond van de huidige regelgeving.

Onderdeel D vervangt een verwijzing naar artikel 2.3.2, eerste lid, WEB (uitkering educatie) door een verwijzing naar artikel IIIA (uitkering educatie voor het jaar 2015).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven