23 Begroting Binnenlandse Zaken

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2016 ( 34300-VII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2016 ( 34300-B );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2016 ( 34300-C ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Europa is in rouw. Afgelopen vrijdag werden in Parijs onschuldige mensen onder vuur genomen door gewetenloze barbaren. Vele doden, vele gewonden zijn het gevolg. Er zijn ook slachtoffers afkomstig uit ons land. De aanslagen leiden overal tot angst en onzekerheid. Zojuist werd de voetbalwedstrijd Duitsland-Nederland nog afgelast. Het zijn aanslagen op onze democratie, aanslagen op onze vrijheid, aanvallen op onze beschaving. Wij hebben geen andere keuze dan deze aanvallen af te slaan en de strijd te winnen. 

Daarin heeft deze minister een belangrijke rol als politiek verantwoordelijke voor de AIVD. De oppositie heeft met succes de bezuiniging op de AIVD ongedaan gemaakt en nieuwe investeringen mede mogelijk gemaakt. Laten wij hier vandaag afspreken dat geld geen rol speelt, dat onze veiligheid altijd prioriteit heeft. Dan kan de minister rekenen op onze steun. 

De aanslagen in Parijs lijken geen incidenten, maar doelbewuste acties door internationale netwerken van georganiseerde jihadisten. Een goede samenwerking tussen geheime diensten is onmisbaar om dit soort aanslagen te voorkomen. Politiek lijkt dit besef ondertussen in alle landen doorgedrongen, maar ik denk niet dat dit ook bij alle geheime diensten praktijk is. Kan de minister verzekeren dat recente dreigingen ook zullen leiden tot veranderingen bij geheime diensten in Europa, dat het voldoende delen en uitwisselen van informatie overal standaard wordt, dat het volgen en verstoren van potentiële aanslagplegers niet wordt gefrustreerd door cultuurverschillen tussen geheime diensten? 

Ook ons land is kwetsbaar voor eenlingen die radicaliseren en voor netwerken van jihadisten. Ik heb het kabinet al veel vaker gevraagd om die netwerken in kaart te brengen en aan te geven welke salafistische organisaties in ons land mogelijk betrokken zijn bij het heimelijk prediken en organiseren van geweld. Ik vraag het de minister opnieuw. Is hij bereid een lijst met dit soort organisaties op te stellen en openbaar te maken? 

Het lijkt erop dat in ieder geval een deel van de terroristen in Parijs in beeld was bij de geheime diensten, de politie of de ggz. Steeds meer extremisten keren terug uit het Midden-Oosten. Sommigen vormen een direct gevaar en kunnen direct worden aangepakt. Anderen lijken ook ideologisch teruggekeerd en vormen geen gevaar meer. Van een andere groep weten wij het gewoon niet. Het is onmogelijk om ze te vervolgen, maar onverantwoord om ze te laten gaan. Wij kunnen verwarde personen preventief verplichten tot behandeling als zij een gevaar vormen voor zichzelf en voor anderen. Ik vraag de minister of hij bereid is te onderzoeken of deze groep terugkeerders preventief kan worden gederadicaliseerd. 

Burgemeesters, wethouders, raadsleden en ambtenaren, ook zij krijgen steeds vaker te maken met agressie. Discussies over de opvang van vluchtelingen hebben die dreiging vergroot. Kunnen wij hier afspreken dat als mensen met een publieke functie onze hulp en bescherming nodig hebben, zij die ook krijgen, en dat ook hier geldt dat geld geen rol speelt? 

Ook op een heel ander gebied luiden de gemeenten de noodklok. Thuiszorg, jeugdzorg, bestrijding van armoede, mensen aan het werk helpen, het kan niet meer. Sommige wethouders hebben een noodfonds waarmee zij nu nog klappen kunnen opvangen, maar de meeste gemeenten teren in op hun reserves, als zij die al hebben. Het enige antwoord dat de minister heeft voor gemeenten die dankzij het kabinetsbeleid in financiële problemen komen is: dan moet u maar opschalen, dan moet u maar herindelen. Terwijl de minister goed weet dat herindelen geen geld oplevert, maar gemeenten de eerste jaren alleen maar geld kost. 

Speciale aandacht vraag ik vanavond voor de zogenoemde opschalingskorting. Het beleid van het kabinet om gemeenten te dwingen om te vergroten naar 100.000 inwoners is van tafel, maar de bezuiniging die de minister had ingeboekt en die op termijn oploopt tot 1 miljard euro, staat nog gewoon in de boeken. Dat kan natuurlijk niet. Ik vraag de minister dan ook om deze idiote bezuiniging van tafel te halen. Anders overweeg ik om hierover een motie in te dienen. 

Het is in het algemeen zeer goed dat zaken dicht bij mensen worden georganiseerd, maar juist doordat gemeenten zo veel nieuwe taken krijgen, staat die lokale democratie juist onder druk. Op dit moment zijn er meer dan 500 bovenlokale samenwerkingsverbanden. Die vormen een nieuwe, ondoorzichtige bestuurslaag, waar lokale bestuurders veel compromissen sluiten over de zorg en ondersteuning van hun eigen bewoners, compromissen die die lokale bestuurders daarna moeten verdedigen in hun eigen gemeenteraad, die aan diezelfde afspraken meestal niets meer kan veranderen. Dan wordt de lokale democratie een farce. Dan wordt de volksvertegenwoordiger een volksambtenaar die nog één keer door de papieren gaat. 

Nogmaals, de oplossing van de minister, dat herindelen, is geen oplossing, niet voor de financiële problemen, maar ook niet voor het democratisch tekort. Het lokale bestuur moet een politieke vertaling zijn van de lokale gemeenschap. Hoe groot die gemeenschap is, is verschillend; Den Haag is anders dan Hilvarenbeek. Maar die gemeenschap moet vertegenwoordigd worden. Dat kan niet in gemeenten die almaar groter worden. Nu hebben sommige gemeenten al tientallen kernen. Dan is er gewoon geen lokale democratie meer. Ik weet dat veel mensen graag actief willen worden in hun dorp of stad om concrete problemen op te lossen, maar zij willen niet avond aan avond zinloos papieren doorschuiven over zaken waarover ze toch niks te zeggen hebben. 

Het lokale bestuur wordt steeds meer een uitvoeringsorganisatie van landelijk beleid; ik noemde al de zorgtaken en de sociale zekerheid. Dat geldt zeker ook voor de opvang van vluchtelingen. Veel burgers maar ook veel lokale politici voelen zich overvallen als van bovenaf plannen worden aangekondigd voor de opvang van grote groepen vluchtelingen. Als het nodig is, en als het kan, moet dat kleinschalig, moeten voorzieningen, waarop nu al zo veel is bezuinigd, worden verzekerd en moeten vluchtelingen eerlijk worden verdeeld. Maar bovenal moeten mensen inspraak kunnen hebben. Hun zorgen moeten serieus genomen worden. Hoe gaat de minister die gemeenten helpen met deze moeilijke problemen? 

Wat het lokale bestuur bijzonder kwetsbaar maakt, is de dreiging van de georganiseerde criminaliteit. Dubieuze figuren uit de bouwwereld, de financiële sector en de drugswereld kunnen grote belangen hebben bij bepaalde besluiten die worden genomen of die juist niet worden genomen. Hoe verklaart de minister de toename van de maffioze praktijken in onze democratie? Kan hij verzekeren dat van elke bedreiging aangifte wordt gedaan en dat bij elke aangifte actie wordt ondernomen? 

Nog iets anders: in 2010 heeft deze Kamer de Roemernorm aangenomen. Niet meer dan 10% van alle personeelskosten mag worden uitgegeven aan dure consultants. Zes ministeries voldoen niet. Ook het ministerie van de minister voldoet hieraan niet; daar loopt het op tot bijna 25%. Welke aanvullende maatregelen gaat deze minister nemen om ervoor te zorgen dat volgend jaar alle ministeries, waaronder het ministerie van Binnenlandse Zaken, onder de Roemernorm zit? 

Ten slotte vraag ik de minister het volgende. Wij krijgen nu een nieuw Europees referendum. In april krijgen de burgers opnieuw de kans om hun stem te laten horen. Kan de minister beloven dat er voldoende geld komt om dit referendum eerlijk en fatsoenlijk te organiseren? Ik heb dat eerder gevraagd. Vandaag heeft de minister een brief gestuurd, waarin hij iets zegt in de trant van: ja, maar, ik ben nog in overleg, misschien moeten de gemeenten dan toch maar minder stemlokalen inrichten, en het kan allemaal wel wat zuiniger. Nee, het moet goed georganiseerd worden. Kan de minister ook beloven dat het kabinet de uitkomst van dit referendum serieus zal nemen? Hoe gaat hij de uitkomst van dit referendum wegen? 

De heer Veldman (VVD):

Voorzitter. De aanslagen afgelopen vrijdag in Parijs hebben ons allemaal geschokt: een brute en laffe aanslag op onschuldige mensen die niets meer deden dan genieten van onze vrijheid, de vrijheid om een concert te bezoeken, de vrijheid om een terrasje te pakken of de vrijheid om naar een sportwedstrijd te gaan. Wij zullen met elkaar voor onze vrijheid blijven opkomen en met elkaar deze vrijheid verdedigen. Wij kunnen aanslagen zoals in Parijs helaas niet uitsluiten, maar wij moeten wel alles doen om die te voorkomen. Deze week nog voeren wij hier een apart debat over, toch wil ik nu al ingaan op de inzet van de veiligheidsdiensten. Onze minister-president heeft afgelopen zaterdag in zijn persconferentie aangegeven dat de diensten op hun taak berekend zijn, dat zij de middelen hebben die nodig zijn en dat er voortdurend wordt gemonitord of dit nog steeds het geval is. Het kabinet heeft dit vandaag in een brief bevestigd. Een herbevestiging hoef ik daarom nu niet aan de minister te vragen. Ik wil hem echter wel meegeven om scherp te blijven monitoren of er meer inzet nodig is. Als de veiligheidssituatie daarom vraagt, moet er geleverd kunnen worden. Ik vraag de minister dan ook namens de VVD-fractie: als die situatie zich voordoet en er meer budget nodig is, komt er dan ook meer budget? 

Ook vraag ik de minister of de informatie-uitwisseling tussen de diensten in binnen- en buitenland al verbeterd is. Eerder hebben wij hierover gesproken en heeft de minister mede op verzoek van de VVD een toezegging gedaan. Wat is nu de stand van zaken? Als de informatie-uitwisseling verbeterd is, wat is er dan veranderd? 

Wij zullen moeten doen wat nodig is zonder dat wij daarbij in angst leven. Naast het feit dat angst een slechte raadgever is, is het juist de kern van onze samenleving dat wij zonder angst in vrijheid kunnen leven. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij hebben onlangs aan de minister gevraagd of hij kon toezeggen dat als de Kamer zou vragen om een analyse van de budgetten van de AIVD door de Algemene Rekenkamer, dit ook zou gebeuren. De minister antwoordde: "als de Kamer het wil"; het was een wat vaag antwoord van het kabinet. Mag ik vandaag van de heer Veldman die toezegging wel krijgen? Het is misschien ongebruikelijk als Kamerleden elkaar om een toezegging vragen, maar mogen wij dat vandaag toch doen? Kunnen wij de toezegging van de VVD-fractie krijgen dat als wij graag willen dat de Rekenkamer kijkt naar het budget van de AIVD, de Rekenkamer dat dan ook mag doen? 

De heer Veldman (VVD):

Ik kan mevrouw Van Toorenburg toezeggen dat als het kabinet zegt dat er meer geld nodig is, er dan ook meer geld komt. Wij mogen niet terughoudend zijn als het om onze veiligheid gaat. Als er meer geld nodig is, moet er meer geld bij. Tot op heden heb ik van het kabinet begrepen — eerder heb ik dat van de minister begrepen en afgelopen zaterdag van onze minister-president — dat de diensten hun taak aankunnen, dat zij berekend zijn op hetgeen zij moeten doen en dat zij uitkomen met de middelen die nu beschikbaar zijn. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik snap deze reactie. Ik denk dat die voor een belangrijk deel terecht is. Wij lezen echter dat er extra waakzaamheid nodig is; in de brief van de minister wordt duidelijk gezegd dat er bij de AIVD misschien taken bij moeten. Kan de heer Veldman toezeggen dat mocht het moment komen — ik realiseer mij goed dat ik spreek in als-danbewoordingen — dat wij toch serieus betwijfelen of de AIVD zijn taken wel aankan, de VVD dan niet de hakken in het zand zal zetten, maar er dan mee instemt dat wij aan de onafhankelijke Rekenkamer vragen: kijk hier eens naar, zijn wij nu abuis, of moet er geld bij? 

De heer Veldman (VVD):

Als ik vandaag de brief van het kabinet lees en als ik kijk naar de persconferentie van onze minister-president afgelopen zaterdag, dan is mijn indruk dat het kabinet op een goede en serieuze manier bezig is met het veilig houden en veilig maken van ons land. Dat vertrouwen heb ik. Als zich de situatie voordoet dat er toch extra middelen bij moeten, omdat er toch extra acties nodig zijn waar financieel niet in voorzien is, dan moet dat kunnen. De VVD-fractie zegt: als er extra geld bij moet, dan moeten wij daar met elkaar geen probleem van maken en dan moeten wij dat met elkaar regelen, want voor die veiligheid staat de VVD. Die vraag leg ik vandaag nog eens bij de minister neer. Als het nodig is, meld het dan, kom dan bij de Kamer terug en zorg dat er budget komt; de VVD zal daar haar steun voor uitspreken. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

De VVD geeft zojuist aan dat de veiligheidsdiensten op orde zijn. Hoe rijmt de VVD dat met het gegeven dat de AIVD in het afgelopen jaar mensen moest lenen van de politie omdat hij niet in staat was jihadverdachten te volgen? 

De heer Veldman (VVD):

Ik vind dit een heel gedetailleerde vraag. Ik kan die vraag niet beantwoorden en ik denk dat ook de heer Van Klaveren dat niet kan, want wij gaan beiden niet over het personeelsbeleid van onze veiligheidsdiensten. Hoe zij met hun mensen omgaan en waar zij mensen vandaan halen, is niet aan mij. Het is aan mij om de vraag te stellen of de diensten kunnen doen wat zij moeten doen. Ik heb de indruk dat dit kan. Dat is afgelopen zaterdag door de minister-president gezegd en het kabinet heeft dat vandaag nog eens bevestigd in een brief. Als het nodig is dat er meer moet gebeuren, dan moet er ook meer gebeuren. Ik vraag de minister of hij dat kan bevestigen. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat is natuurlijk een absurde reactie van de VVD. Het heeft niets te maken met gedetailleerd zijn in vragen. Hoe rijmt de VVD het feit dat hier wordt gesteld dat de AIVD zijn zaakjes op orde heeft en genoeg mankracht heeft met het feit dat diezelfde AIVD vorig jaar nog mensen moest lenen bij de politie? Wat mij en mijn fractie betreft, betekent dit dat de AIVD veel meer geld nodig heeft om veel meer mensen aan te nemen. Anders hoef je geen mensen te lenen bij de politie. 

De heer Veldman (VVD):

Nogmaals, ik ga niet over het personeelsbeleid van onze veiligheidsdiensten. Wanneer zij deskundigheid nodig hebben, is het aan de directie van de verschillende veiligheidsdiensten om daaraan invulling te geven. Dat moeten wij hier niet willen doen, want wij hebben daar geen zicht op en geen verstand van. Wij moeten hier afspreken dat als er meer geld bij moet komen zoals dit jaar is gebeurd, wij dat met elkaar regelen. Volgens mij kunnen wij elkaar daarin vinden. Als deze minister op enig moment, morgen, volgende week, volgende maand of volgend jaar, aangeeft dat er toch geld bij zal moeten, kunnen wij met elkaar zeggen: dat leveren we dan ook. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak? Ik weet niet of u van plan bent om te interrumperen. 

De heer Van Raak (SP):

Ja, want ik vind het ontzettend goed dat de VVD deze ommekeer heeft gemaakt. Het is nog niet zo lang geleden dat de VVD bijna 40% wilde bezuinigen op de AIVD. Ons vermoeden is bevestigd door de Algemene Rekenkamer en de CTIVD. Alleen al de aankondiging van die bezuiniging heeft ertoe geleid dat er capaciteit is verdwenen en dat er kennis en kunde is verdwenen, ook specifiek gericht op het volgen van geradicaliseerde personen, jihadisten. Ik ben blij dat de VVD op dat punt om is. 

De heer Veldman moet hebben gezien, misschien ook bij deze aanslagen, maar in ieder geval eerder, dat aanslagplegers altijd in het vizier waren van een geheime dienst. Wij kunnen nu niet vaststellen dat geheime diensten in Europa al voldoende samenwerken. Dat laten de aanslagen helaas zien. Ziet de heer Veldman een rol voor de Nederlandse regering in Europa om ervoor te zorgen dat die veiligheidsdiensten eindelijk wel beter gaan samenwerken? 

De heer Veldman (VVD):

Volgens mij heb ik ook de heer Van Raak net bediend door aan de minister te vragen hoe het nu staat met de informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten in binnen- en buitenland. Wij hebben er eerder over gesproken en zeker de heer Van Raak heeft er eerder over gesproken; vandaar mijn vraag. Die uitwisseling moet op orde zijn. Wat is er veranderd, wat is er verbeterd en welke stappen zijn er gezet? 

De heer Van Raak (SP):

Het uitwisselen van informatie is altijd een probleem. Bij Theo van Gogh was dat al een probleem. Wij hebben heel vaak aan de minister gevraagd om er iets aan te doen. Telkens zie je dat op het niveau van de geheime diensten door directeuren en managers gesprekken worden gevoerd, maar dat het er toch niet van komt. Misschien vindt die cultuurverandering bij onze eigen AIVD wel plaats. Bij andere geheime diensten, bijvoorbeeld in Frankrijk, zie ik die echter nog niet zo. Is de heer Veldman het met mij eens dat het nu een verantwoordelijkheid is voor de politiek, misschien wel voor premiers, om in Europees verband ervoor te zorgen dat die cultuurverandering bij geheime diensten eindelijk plaatsvindt? 

De heer Veldman (VVD):

Volgens mij hebben wij hier met elkaar een taak om Nederland zo veilig mogelijk te houden. Daarvoor hebben wij verschillende veiligheidsdiensten en ook andere instrumenten. Het is aan ons gezamenlijk om met de Europese partners ervoor te zorgen dat er informatie-uitwisseling plaatsvindt wanneer die moet plaatsvinden. Terroristen stoppen niet bij de grens, dus wij moeten ervoor zorgen dat die uitwisseling op orde is. Wij vinden elkaar in de vragen die ik zojuist aan de minister heb gesteld. Ik proef daaruit dat ook de heer Van Raak zich bij die vragen kan aansluiten. 

Ik kom bij de reguliere punten uit de begroting van Binnenlandse Zaken, bijvoorbeeld de financiële uitdagingen waarvoor gemeenten staan. Vorige week heeft een aantal wethouders van Financiën namens 234 van hun collega's een open brief aangeboden over hun financiële huishouding. De wethouders doen een drietal verzoeken: het schrappen van de opschalingskorting, het aanbrengen van meer stabiliteit en voorspelbaarheid in de gemeentelijke budgetten en een verzoek over de financiële verhoudingen. Ik zal op alle drie ingaan. 

Wat de opschalingskorting betreft, kan ik de wethouders helaas geen goed nieuws brengen. Ik zie geen ruimte om de korting ergens anders op te vangen. En ja, het klopt dat het voornemen uit het regeerakkoord om op te schalen naar 100.000+-gemeenten niet zal worden afgedwongen. En ja, de korting is daarmee een op zichzelf staande bezuiniging geworden. Ik snap dat dit vervelend is. Dat laat onverlet dat gemeenten zelf kunnen blijven zoeken naar schaalvoordelen. Het niet afgdwongen opschalen naar 100.000+-gemeenten hoeft gemeenten er niet van te weerhouden zelf financiële voordelen te zoeken door samenwerking of samengaan. 

De heer Van Raak (SP):

Ja, wat moet ik hier nu weer mee? Normaal gesproken gaat het in ons land, in ons parlement, als volgt: je neemt een besluit, je maakt een wet, je maakt beleid en dat heeft vervolgens financiële gevolgen. Wat hier gebeurt, is dat beleid helemaal niet doorgaat, wordt geschrapt — er is geen verplichting meer voor gemeenten om op te schalen naar 100.000 — maar dat de bezuiniging gewoon blijft staan. Met alle respect: zo kan iedereen natuurlijk het land besturen, door dit soort zaken over de schutting te gooien bij de gemeenten. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Van Raak (SP):

Is de heer Veldman het met mij eens dat investeringen en bezuinigingen te maken hebben met beleid en niet andersom? 

De heer Veldman (VVD):

Ik zei net dat dit in eerste instantie was gekoppeld aan de gedachte dat wij verplicht zouden gaan opschalen naar 100.000+. Die verplichting is eraf. Het staat gemeenten echter volgens mij nog steeds vrij om te zoeken naar schaalvoordelen en naar samenwerking, zodanig dat zij goedkoper uit zijn. Dat kan ook. Wat mij betreft is het dus de uitdaging bij gemeenten om te zoeken naar waar zij schaalvoordelen kunnen halen en naar waar zij kunnen samenwerken en zo mogelijk ook samengaan, zoals gelukkig gemeenten in dit land nog steeds doen. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Raak. 

De heer Van Raak (SP):

Die gemeenten zitten helemaal klem. Zij zitten klem tussen het beleid van het kabinet, dat allerlei dure taken over de schutting gooit zonder de juiste investeringen. Als zij vervolgens in de financiële problemen komen, zegt de minister dat zij maar moeten opschalen. De VVD zegt dat zij dan maar aan schaalvergroting moeten doen. Iedereen weet echter dat herindeling en schaalvergroting geen geld opleveren, maar geld kosten, in elk geval de eerste tien jaar. Ik kan niet anders dan zeggen dat dit eigenlijk onbehoorlijk beleid is en in elk geval onbehoorlijk omgaan met onze medeoverheden, de gemeenten. Bij de VVD vind ik dus geen steun. Ik hoop dat de minister ons gerust kan stellen en dat die rare korting, die bezuiniging, eraf gaat. Anders zal ik daar morgen een voorstel toe indienen. 

De heer Veldman (VVD):

Ik hoor geen vraag, voorzitter. 

De voorzitter:

Nee, ik ook niet. 

De heer Veldman (VVD):

De kwalificaties laat ik verder voor rekening van de heer Van Raak. Ik ben heel benieuwd waar hij morgen in zijn motie de dekking vandaan zal halen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Veldman zegt dat gemeenten moeten kijken naar mogelijkheden om toch op te schalen, mogelijkheden om schaalvoordelen te behalen. Die korting is echter verdeeld over alle gemeenten. Hoe moeten gemeenten die al 100.000+ inwoners hebben nu zoeken naar nog meer schaalvoordelen? 

De heer Veldman (VVD):

Ook 100.000+-gemeenten kunnen — dat zien wij op allerlei vlakken gebeuren — samenwerking zoeken en kunnen nog verder kijken naar waar zij samen met anderen hun voordelen kunnen halen. Je kunt op heel veel terreinen samenwerken, waarmee het goedkoper is. Er zijn heel veel gemeenten die hebben besloten, vaak geïnitieerd vanuit grote gemeenten, om bijvoorbeeld op het vlak van ICT samen te gaan werken, om samen met elkaar stappen te zetten, dingen aan te schaffen en dingen te ontwikkelen in plaats van dat iedereen dat voor zichzelf doet. Ook grote gemeenten kunnen met hun omringende gemeenten verdergaande stappen zetten in het zorgen voor schaalvergroting en het goedkoper te doen met elkaar. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Denkt de heer Veldman dat gemeenten dat niet al doen? Een stad als Utrecht bijvoorbeeld werkt al op allerlei terreinen samen met pakweg vijftien of twintig gemeenten die om de stad heen liggen. Waar baseert de heer Veldman op dat gemeenten nog meer kunnen samenwerken dan zij al doen en dat dat dan ook nog eens tot een bezuiniging leidt van in totaal 1 miljard? Waar baseert hij dat op, op welke feiten? 

De heer Veldman (VVD):

Ik constateer dat wij nog steeds 393 gemeenten hebben in dit land. Je kunt je afvragen of dat niet een tandje minder kan. De VVD denkt dat dat een tandje minder kan, dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor gemeenten om samen te gaan en samen te werken, zodat er schaalvoordelen optreden en zij goedkoper uit zijn. Ik heb daarnaast ook gewoon eerlijk gezegd dat die opschalingsverplichting ervan af is, dat het niet meer verplicht is om naar 100.000+ te gaan. Als je het dan zo wilt zien, is het dus ook gewoon een bezuiniging geworden. Dat is vervelend, maar zij staat wel gewoon in de boeken. Het kabinet heeft de afgelopen jaren geloof ik 52 miljard omgebogen. Daar is dit een onderdeel van en dat valt terug bij gemeenten. Dat is waar. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Het is of opschalen en korten, of niet. Je kunt niet het een laten en het ander doen. Mijn vraag is heel simpel: hoe betrouwbaar vindt mijn VVD-collega dit beleid van de overheid? 

De heer Veldman (VVD):

Ik zou haast een wedervraag willen stellen. Kan ik uit deze interruptie van mevrouw Koser Kaya nu afleiden dat D66 vindt dat we verplicht moeten gaan opschalen? Ik heb namelijk ook niet gezien hoe door D66 de ingeboekte bezuiniging wordt gerepareerd. Wil D66 dus verplicht gaan opschalen? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Het gaat om consistentie. Ik hoor niets over consistentie in het verhaal van mijn collega. 

De heer Klein (Klein):

De heer Veldman zegt terecht dat het regeerakkoord op dit punt onderuitgehaald is. De verplichte opschaling voor 100.000+-gemeenten is er niet meer. Er is van dat voornemen nog een rudiment overgebleven in de vorm van die opschalingskorting. De heer Veldman zegt dat die korting eigenlijk iets raars is, maar dat zij financieel gezien noodzakelijk is. Als we nu wél een dekking kunnen vinden voor het schappen van die korting, is de heer Veldman dan bereid om met dat schrappen akkoord te gaan? 

De heer Veldman (VVD):

Als mensen voorstellen willen doen om deze opschalingskorting van tafel te halen, dan zal het moeten beginnen met het noemen van een dekking. Die heb ik nog niemand horen noemen. Vervolgens gaan we het dan over de weging van die dekking hebben. Want stel nu dat de heer Klein zegt: weet je wat, we halen het geld daarvoor weg bij de veiligheidsdiensten, dus bij het punt waarmee ik begon. Als de heer Klein dat voorstelt, zal hij van de VVD horen: nee, dat lijkt me geen goede dekking. 

De heer Klein (Klein):

Ik geef de heer Veldman in overweging, eens te kijken naar de motie die ik vanmiddag bij het debat over het Belastingplan heb ingediend. Daarin wordt voorgesteld om die opschalingskorting te schrappen en dat schrappen vervolgens keurig te dekken uit de 5 miljard die overblijft doordat we met elkaar toch niet uit de voorstellen rond dat Belastingplan komen. Op die manier hebben we het schrappen van die korting keurig gedekt en komt niemand iets tekort. Wil de heer Veldman die motie in overweging nemen, om zo die ridicule opschalingskorting te kunnen schrappen? 

De heer Veldman (VVD):

Ik denk dat we er bij het Belastingplan gewoon wel uitkomen. We hebben in de afgelopen jaren veel van mensen gevraagd. De belastingen zijn gestegen. Volgens mij is het daarom goed als we de belastingen nu ook weer verlagen. Daar staat de VVD voor, dus wat mij betreft gaan we dat gewoon doen. Wat de heer Klein voorstelt, lijkt me dus geen valide dekking te vormen. 

Ik kom bij het punt van de schommelingen in het Gemeentefonds. Die zijn er altijd al wel geweest. Ook plussen en minnen per jaar bij specifieke uitkeringen zijn niet nieuw. Maar met de wethouders constateert ook ik dat de schommelingen de laatste tijd groter zijn dan eerder. Ik snap het signaal van de wethouders. Die schommelingen zijn voor hen lastig als zij hun begroting willen opstellen. Ondanks het feit dat enige beweging in budgetten hoort bij het samen de trap op en de trap af gaan, vraag ik de minister om de huidige schommelingen goed te bestuderen, en te bekijken of dit toch beter beheersbaar te maken valt. 

Na enkele rondes groot onderhoud van het Gemeentefonds moeten we volgens mij naar de conclusie toe dat de huidige grondslagen uit de Financiële-verhoudingswet hun langste tijd hebben gehad. De rek is er wel een beetje uit, zou je kunnen zeggen. Ik zie dit ook terug in adviezen van de Raad voor de financiële verhoudingen en de VNG. Ik wil de minister dan ook oproepen om te starten met een herziening van de grondslagen, gericht op een vereenvoudiging van het systeem en ook op het beter kunnen faciliteren van bestaande groeiverschillen. Want groeiverschillen tussen regio's zijn onvermijdelijk, zo heeft de minister recentelijk ook aangegeven. We hebben daarbij samen geconcludeerd dat bij die onvermijdelijke groeiverschillen ook een verschil in faciliteren kan horen. De meeste groei vindt op dit moment plaats in stedelijke regio's. Daarbij heb ik het niet alleen over de stedelijke regio's in de Randstad, maar ook over bijvoorbeeld de stedelijke regio Zwolle. 

Het goed vormgeven van die groei vraagt iets van stedelijke regio's zelf. Men moet afstappen van de onderlinge concurrentie binnen de regio. Men moet meer en beter samenwerken, en opschalen waar dat nodig is. Een herziening van de Financiële-verhoudingswet, mede gericht op het beter dan nu faciliteren van regio's die binnen de eigen regio sturen op samenwerking, kan daarbij helpen. Ik zeg dit, indachtig de opdracht van de Studiegroep Openbaar Bestuur. In de opdracht van die studiegroep zit een sterke focus op economische ontwikkeling, met daarbij de kernvraag: hoe kan het openbaar bestuur economische groei faciliteren? Ik wil de minister dan ook vragen of hij met een dergelijke herziening van de grondslagen van het Gemeentefonds en het Provinciefonds aan de slag wil gaan. 

De heer Bisschop (SGP):

De heer Veldman houdt een boeiend betoog met een zeer interessant perspectief. 

De heer Veldman (VVD):

Dank u. 

De heer Bisschop (SGP):

Wil hij bij het doordenken van de grondslagen van de financiële verhoudingen ook betrekken een verschuiving van belastingen geheven door het Rijk, in de richting van belastingen geheven door lokale overheden? 

De heer Veldman (VVD):

Ook de heer Bisschop weet dat dit het derde onderdeel was van het totale belastingpakket dat eerder is besproken tussen verschillende partijen. Dat is niet verder gekomen dan het eerste. Bij het tweede en derde haakten diverse partijen af en dan wordt het lastig om daar met elkaar concreet invulling aan te geven. Met het feit dat erover gesproken is, zeg ik niet dat we daar nooit meer over zullen spreken, alleen liggen er geen verhalen voor op tafel en zie ik geen meerderheden in de Kamer, waarmee we tot een eenduidig verhaal kunnen komen. 

De voorzitter:

Tot slot de heer Bisschop. 

De heer Bisschop (SGP):

Maar is de heer Veldman het niet met mij eens dat het, als we dan toch kijken naar de herziening van de grondslagen en de financiële verhoudingen tussen de verschillende overheden, juist in de rede ligt om dit opnieuw tegen het licht te houden? 

De voorzitter:

De heer Veldman, een korte reactie graag. 

De heer Veldman (VVD):

Ik kan me voorstellen dat we dat breder bekijken, maar ik vlieg het nu even aan langs het systeem dat we nu hebben. Ik constateer dat het huidige systeem wel 90 grondslagen kent met allerlei ingewikkelde constructies, dat het groot onderhoud ons wel wat heeft opgeleverd, maar dat volgens elke deskundige de rek er eigenlijk wel uit is en dat we opnieuw moeten beginnen. Dat is mijn vraag aan de minister. Laat hij aan een herziening werken van het huidige systeem van de Financiële-verhoudingswet. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik kan het betoog van de heer Veldman goed volgen, net als de argumentatie naar het Gemeentefonds en de ijking daarvan, maar dezelfde argumentatie geldt voor het Provinciefonds. Daar hoor ik de heer Veldman aan het einde wel heel even iets over zeggen, maar kan hij daarover wat meer vertellen? Denkt hij niet dat we met ongeveer dezelfde argumentatie aan die herijking toe moeten komen? 

De heer Veldman (VVD):

Ja, daarom sloot ik mijn blokje ook af met een herziening van zowel het Gemeente- als het Provinciefonds, dus het totaal van de Financiële-verhoudingswet. Ook in het Provinciefonds liggen namelijk wel wat uitdagingen. Deze zijn volgens mij minder groot en minder complex dan bij het Gemeentefonds, maar dat moet dan wel in de volle breedte gebeuren. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat vind ik fijn om te horen. Dat zal het evenwicht alleen maar ten goede komen. 

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de heer Veldman verder gaat. 

De heer Veldman (VVD):

Een van de punten uit het regeerakkoord was het samenvoegen van de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland. In de begroting voor 2016 wordt hier echter met geen woord over gesproken. Bij de begrotingsbehandeling vorig jaar is het niet doorgaan van de samenvoeging al uitgebreid besproken. Mijn collega Van Oosten heeft toen de suggestie gedaan het initiatief tot herinrichting van het middenbestuur bij de provincies zelf neer te leggen, juist ook omdat dit jaar nieuwe colleges zijn aangetreden. De minister heeft toen aangegeven deze suggestie mee te nemen in zijn volgende bestuurlijke overleg. Wat is er uit deze overleggen gekomen? Zijn er vervolgstappen gezet? Hoe staat het met de zojuist door mij al genoemde studiegroep openbaar bestuur? Mogen we de resultaten van die studiegroep misschien eerder dan de zomer van 2016 verwachten? 

Ik kom op het vraagstuk rond de grote instroom van migranten, asielzoekers en vluchtelingen. Het is al vaak en op veel plekken besproken. Dat moet ook. Ook hier, bij de bespreking van de begroting voor Binnenlandse Zaken, wil ik namens de VVD stilstaan bij de werkelijkheid waar we in verkeren en een aantal vragen stellen aan de minister. 

Gezien de enorme omvang van de aantallen asielzoekers die zich hier melden, ontstaan aanzienlijke uitdagingen voor de samenleving in de volle breedte en voor gemeenten in het bijzonder. Dit geldt zowel voor de opvang van asielzoekers nu alsook voor de opname van statushouders nu en in de toekomst. Wat te denken van het beroep dat gedaan zal worden op zorg- en welzijnsvoorzieningen, onderwijs, armoedebeleid en noem maar op? Dit zal nog een forse inzet van gemeenten vragen. De vraag die we daarbij moeten stellen, is of gemeenten en met name de gemeenschappen dit wel kunnen verwerken. Zowel organisatorisch als financieel vraagt het nogal wat als er wekelijks een gemiddelde woonwijk ons land binnenkomt. Ik vraag de minister hoe hij tegen de opvang aankijkt die nodig is voor iedereen die zich hier nu meldt. Wat doet de minister na zijn brief aan de provincies met een verzoek om grootschalige opvang, nu hij daar geen positieve reactie op heeft gehad? In hoeverre heeft de minister in beeld welke neveneffecten zullen optreden en zo ja, kan hij deze delen met de Kamer? Wat vraagt dit van de samenleving? Zijn gemeenten hierop voorbereid? Kunnen gemeenten dit aan? Of vraagt dit om verdergaande stappen in het versoberen van voorzieningen waar statushouders gebruik van kunnen maken? Wat hoort de minister voor geluiden van bestuurders en wat vindt hij hiervan? 

De heer Bosma (PVV):

De vraag van de heer Veldman wordt beantwoord door menig VVD-burgemeester, bijvoorbeeld door mijnheer Van Aartsen, VVD-burgemeester van Den Haag. Hij zegt: "Het gaat allemaal prima en het komt allemaal goed. Gaat u rustig slapen, want dit is een fantastische bijdrage voor de stad. Ja, de Transvaalbuurt lijkt op Ankara, maar dat vind ik alleen maar geweldig". Die VVD-burgemeesters staan dus te juichen bij de toestroom. 

De voorzitter:

En de vraag is? 

De heer Bosma (PVV):

Wat vindt de heer Veldman van die VVD-burgemeesters en -bestuurders die zo staan te juichen en die een antwoord hebben op de vraag die hij stelt? 

De heer Veldman (VVD):

De heer Bosma geeft een heel vrije vertaling van wat hij blijkbaar her en der in het land hoort. Ik zie veel VVD-bestuurders hun verantwoordelijkheid nemen, en dat hoort ook zo. Als er nu mensen het land binnenkomen, zich hier melden en asiel aanvragen, en er dus ook noodopvang, crisisopvang en gestructureerde opvang nodig is, staan ook VVD-bestuurders gewoon hun mannetje. Dan gaan ze dat ook doen, omdat we dat met elkaar zo afgesproken hebben en je dat dan fatsoenlijk hoort te regelen. Juist daarom vraag ik aan de minister: wat betekent dit nu en in de toekomst voor gemeenten? 

De voorzitter:

Tot slot, de heer Bosma. 

De heer Bosma (PVV):

Het is leuk dat de heer Veldman allemaal vragen stelt, maar hij heeft hopelijk zelf ook een mening. Ik stel vast dat de VVD helemaal niet "haar verantwoordelijkheid neemt", wat heel stoer klinkt in bestuurderstaal. Ik stel vast dat al die VVD-burgemeesters gewoon buigen voor het COA, uitvoeren wat het COA eist, meegaan in de hele asieltsunami en niet kiezen voor de burgers maar voor politiek correct Nederland. Ze buigen gewoon mee. Waarom geeft de heer Veldman dat niet gewoon toe? 

De heer Veldman (VVD):

In tegenstelling tot de PVV maakt de VVD een onderscheid. Er is datgene wat zij wil realiseren om ervoor te zorgen dat mensen niet meer hierheen komen. Wij hebben in maart het voorstel gelanceerd over opvang in de regio zelf en het daar doorlopen van de asielprocedure. In oktober hebben we het verhaal gepresenteerd over het versoberen van de opvang en het bekorten van de statusperiode. Dat zijn concrete ideeën waaraan gewerkt wordt. Dat laat echter onverlet dat er nu mensen het land binnenkomen en dat je opvang voor hen zult moeten realiseren. Daar staan ook de VVD-bestuurders in het land voor. Als die vragen er zijn, als die mensen er zijn, gaan we dat gewoon regelen. Dat is een kwestie van fatsoen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Veldman (VVD):

Ik kom op de decentralisaties: een grote overheveling van verantwoordelijkheden naar gemeenten en een uitdagende klus. Op veel plekken gaat het goed en soms gaat het wat minder goed. Dat is vervelend en daar moeten we dus werk van blijven maken. We moeten vragen stellen en zorgen uiten. Zo wil ik hier en nu de minister vragen hoe het staat met de omgang van gemeenten met privacy. Ik zie voorbeelden voorbijkomen waarvan ik niet gelukkig word. Hiervoor is eerder nadrukkelijk aandacht gevraagd. Ik ben benieuwd hoe het ervoor staat. Zijn de diverse garanties die gevraagd zijn, ook door de gemeenten in uitvoering genomen? En zijn er knelpunten aanwezig of te verwachten? Welke acties zijn er verricht, van privacyimpactassessments tot versterking van de positie van de zorggebruiker zelf? Kortom, gaat het volgens de minister goed of is hij nu bezig met aanvullende acties? 

Een onderwerp waarover we ons zeker zorgen moeten maken, is de voortgang van de Digitale Agenda 2017 en de voortgang in open data. We hebben afgesproken dat uiterlijk in 2017 bedrijven en bewoners digitaal zaken kunnen doen met de overheid. Kijkend naar de voortgang van diverse projecten, van de Basisregistratie Personen tot de eID tot de generieke digitale informatiestructuur, maak ik me grote zorgen. De minister maakt onvoldoende meters op deze dossiers. Zouden eerst alle gemeenten in 2016 zijn aangesloten op de Basisregistratie Personen, nu kunnen gemeenten pas vanaf 2017 stapsgewijs worden aangesloten. Voor het programma eID moet de pilotfase nog beginnen, terwijl de implementatie in 2017 gereed moet zijn. Voor de implementatie van eID is bovendien in de begroting geen post terug te vinden, terwijl deze implementatie vanaf de tweede helft van 2016 invulling moet krijgen. In de begroting ontbreekt informatie over de samenhang tussen de verschillende trajecten, de concreet te bereiken doelen en het tijdpad. Ik ben daar zeer ontevreden over. Ik wil dat de minister concrete verbeteringen gaat aanbrengen en ervoor zorgt dat de boel op orde komt. Wat zijn nu de geaggregeerde doelen voor de digitale overheid? Hoe en waar is de controle op de samenhang van al deze projecten binnen het ministerie belegd? Ik wil dat de minister een beleidsdoorlichting op hoofdlijnen maakt over de gehele Digitale Agenda. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Dat een aantal projecten minder snel lopen, is een vraag die vanuit de Kamer is gekomen. Ik begrijp dat we voortgang willen maken met de Digitale Agenda 2017, maar ik hecht ook veel waarde aan een goede manier van omgaan met eID en BRP. Hoe denkt de VVD daarover? Moet het echt over snelheid gaan of gaan we ervoor zorgen dat we straks een goed product afleveren? 

De heer Veldman (VVD):

Uiteraard begint het met het afleveren van een goed product. De zorgvuldigheid staat voorop, juist ook als het gaat om onze digitale veiligheid. Door meerderen zijn eerder in de Kamer vragen gesteld, zijn er criteria vastgesteld en zijn er gesprekken gevoerd met deze minister over de voortgang en de kwaliteit van de producten waaraan wordt gewerkt. Dit laat onverlet dat ik constateer dat de voortgang onvoldoende is. Dit laat onverlet dat ik in de begroting te weinig terugzie van de samenhang tussen de verschillende projecten. Ik zie ook te weinig terug wanneer een en ander wordt opgeleverd en met welk resultaat. Ik zie vooral vertraging en daarover ben ik niet tevreden. 

De voorzitter:

Mevrouw Oosenbrug. De antwoorden moeten ook kort zijn, mijnheer Veldman. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

De vertraging is juist iets wat wij vanuit deze Kamer hebben gevraagd. Ik probeer dat bij de VVD helder te krijgen. De heer Veldman kan de minister daar wel op aanspreken, maar het is ook iets waarvoor wij eigenlijk de hand in eigen boezem moeten steken. Is de VVD dat met mij eens? 

De heer Veldman (VVD):

Wij hebben niet zozeer om vertraging gevraagd, maar hebben in de afgelopen debatten de vragen gesteld of het kwalitatief op orde is, of het deugt, of de doelen goed zijn, of het financieel in orde is en of alle criteria juist geformuleerd zijn. Dit zijn allemaal zorgelijke vragen, die gesteld zijn, juist omdat wij het overzicht niet hebben, de voortgang niet zien en niet zien dat deze minister meters maakt. Hij zou dit echter op dit dossier wel moeten doen, al was het maar omdat wij met elkaar afspraken hebben gemaakt dat wij in 2017 willen dat bewoners en bedrijven digitaal kunnen communiceren met de overheid. Al was het maar omdat wij willen dat datgene wat wij digitaal geregeld hebben, ook veilig is. Er ligt verantwoordelijkheid bij deze minister en die zal hij ook moeten waarmaken. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Dat zijn flinke woorden. Wat koppelt de heer Veldman hier aan? 

De heer Veldman (VVD):

Ik heb van mijn ouders geleerd dat als je een vraag stelt, je eerst op het antwoord wacht. Ik stel een aantal vragen, stevige vragen, want ik wil dat deze minister meters gaat maken. Ik wacht op de antwoorden die de minister morgen gaat geven. Ik hoop — ik ga hiervan uit — dat de minister mij morgen goede antwoorden zal geven, echt in de benen komt en meters gaat maken. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

En zit er anders iets in de zakken van de heer Veldman wat eruit gaat komen? Waar gaat de heer Veldman minister Plasterk op afrekenen? 

De heer Veldman (VVD):

Het is altijd zo jammer dat D66 het dan meteen over afrekenen heeft. Dit doet D66 wel vaker. Ik sta hier namens de VVD-fractie om deze minister en deze begroting te beoordelen. Ik stel vragen, omdat ik in de begroting dingen niet zie en omdat ik in de praktijk dingen niet zie gebeuren. Het begint met vragen en antwoorden en daarna vellen wij met elkaar een oordeel over hoe het gaat. Als D66 zich bezig wil houden met afrekenen, moet mevrouw Koser Kaya in de supermarkt voor de kassa gaan staan, want daar reken je af. 

De voorzitter:

Gaat u verder. Nee, nee, mevrouw Koser Kaya, nee. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Voorzitter, dit vind ik flauw. Hierop moet ik echt reageren. 

De voorzitter:

Nee, nee. U mag geen verdere vragen stellen. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Ik vind dat de heer Veldman buitengewoon kritische vragen heeft gesteld. Ik vraag hem vervolgens of daar ook consequenties aan worden verbonden. Binnen welke termijn wil hij bijvoorbeeld dat zijn vragen uitgewerkt moeten worden, want alleen met antwoorden kom je er niet? Hij hoort daar gewoon antwoord op te geven. 

De heer Veldman (VVD):

Ik ben het gewoon om eerst vragen te stellen en dan antwoord te krijgen. Daarna kan ik pas een oordeel vellen. Ik ga ervan uit dat de minister in eerste termijn een fatsoenlijk antwoord zal geven. Als hij dat niet doet, zal ik hem met een motie dwingen om binnen een bepaalde termijn stappen te zetten. Wij moeten elkaar op inhoud blijven sturen, in plaats van rond te lopen met een volle achterzak met loze briefjes en papiertjes. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Veldman (VVD):

Dat is niet mijn stijl van politiek bedrijven. 

De voorzitter:

Gaat u verder 

De heer Veldman (VVD):

We hebben er in het kader van de Wet hergebruik van overheidsinformatie al uitgebreid over gesproken: open data kan economisch en maatschappelijk van grote betekenis zijn. Het is zaak om dit met beide handen aan te pakken en vaart te maken. Het was de afspraak dat kort na de zomer de Nationale Open Data Agenda beschikbaar zou zijn. Waarom is deze er niet? Waarop wordt gewacht? Ja, het is nog warm buiten, maar als ik op de kalender kijk, is de zomer allang voorbij en had de Nationale Open Data Agenda er gewoon moeten liggen. Door gebrek aan sturing gebeurt er nu niks of her en der vindt iedereen zijn eigen wil. De kunst van het gebruik van data is juist dat metadata goed te koppelen moet zijn. 

Het begint dus met ervoor zorg te dragen dat data daadwerkelijk beschikbaar komen. Daarover heeft de Kamer zich dit voorjaar al in moties uitgesproken. Er ligt dus al een taak en opdracht bij deze minister. Daarnaast betekent dit dat overheden bijvoorbeeld met eenzelfde normenkader moeten werken. Als straks ieder zijn eigen ding heeft, is er wel wat gebeurd, maar schieten we er niets mee op. Ook hierin verwacht ik meer actie van de minister. Er moeten nu stappen gezet worden. 

Het gebrek aan samenhang, aan sturing en aan een eenduidig beeld van wat we nu willen, zou weleens een aantal oorzaken kunnen hebben. Een oorzaak zou onder andere een versnippering in verantwoordelijkheden en middelen kunnen zijn. Op rijksniveau lijkt het erop dat elk departement zijn eigen ding doet met zijn eigen middelen. Van een gezamenlijke prioritering is daardoor geen sprake. De VVD denkt daarom dat het bundelen van beschikbare middelen een goede stap zou kunnen zijn. Bundeling van de beschikbare middelen kan zorgen voor een betere samenhang en sturing. Ik wil de minister dan ook vragen hoe hij aankijkt tegen het bundelen van de financiële middelen voor de digitale infrastructuur van de overheid. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik was het net zeer eens met wat de heer Veldman over de Digitale Agenda zei. Ik ben het nu weer met hem eens wat betreft open data. Mij valt vooral op dat er wel plannen zijn — die agenda komt nog, net als een nieuw actieplan voor de open overheid — maar dat je geen concrete posten in de begroting kunt vinden waarmee die plannen worden uitgevoerd. Ik vroeg mij af wat de VVD van die observatie vindt. Deelt de heer Veldman die? 

De voorzitter:

Dat kan kort, mijnheer Veldman. 

De heer Veldman (VVD):

Daarom vraag ik om een bundeling van middelen. Nu staan er waarschijnlijk links en rechts bij verschillende departementen potjes die u en ik niet zien, maar die er wel zijn. Iedereen maakt waarschijnlijk zijn eigen afweging. Daarom stelde ik die vraag. Ik zou de stap willen zetten naar het bundelen van middelen. Dat kan op verschillende manieren. Ik hoor graag van de minister hoe hij daartegen aankijkt. Het bundelen van middelen kan juist zorgen voor samenhang en sturing. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik denk dat een brede pot voor open data een heel goed idee zou zijn. Wie zou er volgens de VVD de lead moeten hebben in de coördinatie van open data? Welke minister is daar volgens de VVD verantwoordelijk voor? 

De heer Veldman (VVD):

Volgens mij hebben wij daar nu de minister van Binnenlandse Zaken voor aangewezen. Vandaar dat wij nu met hem het debat voeren. Ik ga ervan uit dat we dit nog even zo houden, tenzij we met elkaar tot de conclusie komen dat we het beter op een andere manier kunnen organiseren. Wellicht dat dit uit de bundeling komt, maar daar ga ik niet van uit. Volgens mij is die taak nu goed belegd. Het betekent alleen wel dat de minister die de verantwoordelijkheid heeft om dat centraal aan te sturen, ook de stappen moet zetten die nodig zijn, en dat hij meters gaat maken. 

Ik wil nog twee zaken benoemen. Ik begin met een punt dat veel partijen in deze Kamer al jarenlang een doorn in het oog is. Gemeenten weten een gunstiger plek op ranglijstjes van lokale lasten te veroveren door hun toevlucht te zoeken in een onzichtbare belasting, te weten de precariobelasting voor nutsbedrijven. Dit is een belasting op de netwerken van de nutsbedrijven. Zij berekenen deze belasting vervolgens door aan hun klanten. Bijna niemand weet ervan terwijl het in sommige gemeenten kan oplopen tot €50 per huishouden per jaar. Precariobelasting op netwerken vertroebelt het zicht op de gemeentelijke belastingen. De Kamer heeft hiervoor sinds 2004 in diverse moties aandacht gevraagd. Ik wil de minister vragen het wetvoorstel waaraan hij werkt, met spoed af te ronden en aan de Kamer te sturen. De minister kan dit niet voor zich uit blijven schuiven, zeker niet gezien het aantal moties dat over dit onderwerp al door de Kamer is aangenomen. 

Mijn laatste punt betreft een oproep tot aanpak van misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur. Dit voorjaar hebben we gesproken over het wetsvoorstel om de dwangsom van de Wet openbaarheid van bestuur af te halen. Met instemming van de minister zijn we na zijn eerste termijn gestopt met de bespreking. Ik wil de minister vragen zijn instemming voor het stoppen van die bespreking in te trekken. Het wetsvoorstel moet weer terug op de agenda. Week op week vindt er misbruik plaats. Week op week zijn mensen met niets anders bezig dan met het innen van de dwangsom. Is de minister bereid dit te doen? Zo niet, wat gaat hij dan wel doen om misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur aan te pakken? 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik had nog een vraag. De VVD heeft ongeveer anderhalve minuut van de spreektijd besteed aan de inlichtingendiensten. Dat vind ik redelijk teleurstellend in een tijd van terreur. Ik hoor ook graag iets meer over de visie van de VVD op de AIVD. De VVD sprak onder andere over de instrumenten van de inlichtingendiensten. Is de VVD van mening dat de AIVD meer instrumenten moet hebben om het terrorisme te bestrijden? 

De heer Veldman (VVD):

Ik heb vandaag de brief van het kabinet gelezen. Uiteraard hebben wij gevolgd wat er tot nu toe allemaal beschikbaar is. Daarvan kennen wij een deel en over een ander deel spreken wij publiekelijk niet met elkaar. Ik ga ervan uit dat de diensten een instrumentenbox hebben waarmee zij uit de voeten kunnen. Kunnen zij dat niet, dan hoor ik dat van deze minister. Dat heb ik hem namelijk net gevraagd. Als de diensten er niet mee uit de voeten kunnen, meld u zich dan, minister — zo zei ik — want dan moeten wij het daar met elkaar over hebben, zowel over de instrumenten als over de financiën. Ik ga naar aanleiding van hetgeen de minister-president afgelopen zaterdag en het kabinet vandaag hebben gezegd — dat zal de minister morgen vast nog weleens bevestigen — ervan uit dat de instrumentenbox van de diensten op orde is, ook voor de stappen die men nog wil gaan zetten, zoals vandaag in de brief gemeld. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Een gewoon antwoord zou ook wel prettig zijn. Er lopen meer dan 40 teruggekeerde jihadisten rond in Nederland. Die mensen kunnen niet allemaal constant in de gaten worden gehouden. Er zullen meer mensen terugkomen uit jihadgebieden. Is de heer Veldman voorstander van het idee dat mijn fractie al meer dan een jaar bepleit, namelijk het invoeren van administratieve detentie? Dan wordt iedere teruggekeerde jihadist opgepakt. 

De voorzitter:

Een korte reactie, mijnheer Veldman. 

De heer Veldman (VVD):

Volgens mij leven wij in een rechtsstaat waarin je dit niet zomaar kunt doen. Dit betekent eigenlijk dat je willekeurig mensen aanwijst en zegt: wij gaan u in detentie plaatsen. Volgens mij moeten wij doen wat nodig is, namelijk die mensen volgen en in de gaten houden wat ze wel en niet uitspoken. Als ze iets uitspoken wat niet door de beugel kan, moeten wij stappen zetten. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. De dramatische gebeurtenissen in Parijs hebben ons allen diep geraakt. Wij leven intens mee met alle slachtoffers en nabestaanden. Aanstaande donderdag volgt hierover natuurlijk een fatsoenlijk debat. Omdat deze minister over de veiligheidsdiensten gaat, stellen wij hem echter ook een aantal vragen, met name over het budget en de bevoegdheden. 

Wij willen elkaar echt goed recht in de ogen kunnen aankijken. Dat doe ik via u, voorzitter, dus het is een beetje gekunsteld. Wij willen weten of de gebeurtenissen op dit moment extra investeringen in de AIVD noodzakelijk maken. De CDA-fractie heeft een amendement ingediend op de begroting van Veiligheid en Justitie om meer te investeren in de veiligheidsketen. De vraag is of dit ook noodzakelijk is voor de AIVD. Wij vragen dit juist omdat het kabinet zelf spreekt over verhoogde paraatheid en een versterkte capaciteit. Wat betekent dit financieel? Als de minister denkt dat er geld bij moet, hoeveel moet er dan bij? Wat hebben wij te doen? 

Daarnaast wil ik spreken over de bevoegdheden van de AIVD. Wanneer komt de minister met zijn wetsvoorstel over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten? De bevoegdheden van de diensten zullen moeten worden uitgebreid, ook ten aanzien van de kabelgebonden communicatie. Ze zullen echter ook omkleed moeten zijn met waarborgen en adequaat toezicht. Dat geldt voor alle bevoegdheden. Verder weten wij dat de informatie van de veiligheidsdiensten op dit moment nauwelijks in strafzaken gebruikt kan worden. Vorig jaar heeft de PVV bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend waarin verzocht werd om die informatie wel te mogen gebruiken. Wij hebben die motie gesteund, maar ze is niet aangenomen. Frankrijk gebruikt de informatie wel. Wat kan de minister hierin alsnog betekenen? Moet dit niet worden heroverwogen? 

De heer Bosma (PVV):

Ik was die motie alweer bijna vergeten. Het is goed dat mevrouw Van Toorenburg zich nog daaraan herinnert. Kan ik haar een aanzoek doen in die zin dat wij de motie morgen met ons beider namen eronder nog een keer indienen? Dan kunnen wij bezien hoever wij dit jaar komen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat zou een heel goed idee kunnen zijn. Laten we dat even bezien, want het was eigenlijk nog een heel voorzichtige motie. Het ging er alleen om dat er een analyse werd gemaakt van de voor- en nadelen en zelfs dat wilde deze Kamer niet. Laten we inderdaad hopen dat de minister dit zelf toezegt. Doet hij dat niet, dan komen wij weer bij elkaar terug, want een aanzoek van de PVV, dat is me nog nooit gebeurd. 

De heer Bosma (PVV):

Als u de motie nog wat ruiger wilt, dan valt er met me te praten, hoor. 

De voorzitter:

Kijk eens aan. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik had niet anders verwacht. 

Een ander heikel punt is de samenwerking van de diensten, waar in Europa ook erg over wordt nagedacht. Op dit punt moeten echt stappen worden gezet. Het is eveneens zorgelijk dat er nog niet voldoende kan op het gebied van het bewaren van reisgegevens. Wat mogen wij op deze punten van dit kabinet verwachten? Hier zal ik dieper op ingaan tijdens het speciale debat over de dramatische gebeurtenissen in Parijs. 

Dan ga ik nu nog in op een aantal punten die direct deze minister betreffen. Allereerst wil ik het hebben over de veilige publieke taak. Vorige week hebben we deze minister indringend aangesproken over de versterking van de veiligheid van de publieke taak. De minister is op de goede weg. Laat dat direct gezegd zijn. Telkens gaat er een schok door de samenleving wanneer er weer geweld wordt gepleegd tegen hulpverleners of bestuurders en deze minister wil naast hen gaan staan. Effectieve aanpak van al die ellende is essentieel, maar ook belangrijk is dat deskundigheid en inzichten worden gedeeld. Laat daarvoor nu net het expertisecentrum Veilige Publieke Taak zijn opgericht, dat ineens zelfvoorzienend zou moeten worden. Alle beschikbare kennis, instrumenten en goede voorbeelden zouden nog beschikbaar zijn als het expertisecentrum vervalt, maar de vraag blijft toch wie dat dan gaat betalen. Eigenlijk begrijpt de CDA-fractie niet dat de minister zijn verantwoordelijkheid voor de publieke taak op dit punt ineens laat varen, juist in dit heel gure klimaat. De VNG, de vakbonden, het Ambtenarencentrum en CNV Connectief hebben hun zorgen hierover ook uitgesproken. Het CDA wil niet dat de expertise verdwijnt. We zijn niet overtuigd door de brief van dit kabinet, dus we hebben samen met D66 een amendement ingediend om een en ander overeind te houden. Voor de komende tijd is het belangrijk om de expertise, deskundigheid en training op een goede manier te borgen. 

In het algemeen overleg hebben we ook gesproken over het verstoren van raadsvergaderingen. Dat zijn ernstige misdrijven, maar het lijkt alsof niemand zich dat realiseert. De minister heeft beloofd dat hij daar een analyse van maakt en daarmee naar de Kamer komt. Dat is belangrijk, want de democratie staat onder druk. 

Dan kom ik op de decentralisaties en de bezuinigingen. Ons was maatwerk in het sociale domein beloofd en "ondersteuning die aansluit bij de behoefte van mensen om zelf de regie te voeren over hun leven". De gemeenten zelf kunnen echter niet eens regie voeren. De gemeenten hebben taken toebedeeld gekregen op terreinen waarop bezuinigd wordt. Hier en daar zie je dat het piept en kraakt. Het gebeurt niet elke dag dat 234 wethouders van diverse pluimage hier in de Kamer een brandbrief aanbieden. Zij zien een opeenstapeling van kortingen. Deze kortingen zijn niet of nauwelijks onderbouwd. De opschalingskorting is heel zorgelijk. Hoe gaat de minister het vertrouwen herstellen? Gemeenten vragen om stabiliteit en voorspelbaarheid. Ik vind dit zorgelijk en ik sluit mij op dit punt aan bij de vragen van de VVD-fractie. 

Dan kom ik op het punt van digitale communicatie. Wij hebben met deze minister afspraken gemaakt dat niet alle informatievoorziening digitaal zou verlopen. Op een of andere manier gebeurt dat toch. Kijk maar naar de blauwe envelop. Het CDA is ertegen dat die straks verdwijnt en dat alles alleen nog maar digitaal kan. Burgers kunnen daar niet in meegaan en het vertrouwen in de digitale communicatie van de overheid is erbarmelijk. Wat gaat deze minister doen om dat op te lossen? 

Dan kom ik op de kleine kernen. De leefbaarheid in dorpen en steden is belangrijk en bewonersinitiatieven zijn daarin onmisbaar. De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen doet daarin onmisbaar werk. Vorig jaar hebben wij in de Kamer nog een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat zij budget houdt. CDA, PvdA, SP en SGP hebben die subsidie overeind gehouden, maar dit keer klopten ze tevergeefs op de deur. Wat mogen we van deze minister verwachten? Anders ligt ook hiervoor weer een amendement klaar. 

Tot slot kom ik op de publiek-private samenwerking. In het veiligheidsdomein zien we vooral zorgelijke ontwikkelingen. Daar komen we nog over te spreken. Bepaalde belangrijke voorzieningen kunnen niet overeind worden gehouden. Kijk bijvoorbeeld naar een gemeente als Mierlo. De brandweer richt daar samen met een veiligheidsadviesbureau een gebouw op een industrieterrein in. Doel van de samenwerking is om een dergelijke voorziening voor een kleine gemeenschap overeind te houden. Ze lopen echter tegen van alles aan. De ene regeling past niet bij de andere regeling. Privaat en publiek kunnen op de een of andere manier niet samenwerken. Je ziet het ook bij de btw. Ineens wordt alles duurder omdat er wordt samengewerkt. Wat mogen wij ook op dit punt van dit kabinet verwachten? 

Er zijn dus veel verwachtingen. O, wat zullen wij mooie antwoorden krijgen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Misschien is het goed dat ik voordat ik begin, zeg dat ik mijn collega Manon Fokke vervang. Zij is eigenlijk de vaste woordvoerder van de Partij van de Arbeid voor Binnenlandse Zaken. Ik ben hoofdzakelijk zorgwoordvoerder. De fractie van de Partij van de Arbeid doet deze inbreng met twee vrouwen. Astrid Oosenbrug zal het onderdeel digitalisering voor haar rekening nemen. 

Voorzitter. Deze begrotingsbespreking van Binnenlandse Zaken valt in de week waarin de ontzetting over de aanslagen in Parijs nog haast fysiek voelbaar is. Tegelijk onderstrepen de terroristische aanslagen het belang van een goed functionerende en integere democratie, die ook de heftigste schokken te boven komt. Daarom zal het grootste deel van de bijdrage van de PvdA-fractie gaan over de vraag hoe onze democratie in de harten van de mensen blijft, hoe die beter kan functioneren en hoe de betrokkenheid van burgers bij hun eigen bestuur kan verbeteren. 

Een van de eerste zaken die ik wil aankaarten, is de positie van gemeenteraadsleden. Hun takenpakket is door de decentralisaties enorm verzwaard en je ziet de werkdruk bij raadsleden dan ook fors oplopen. Wethouders halen onderhand in bijna de helft van de gevallen de eindstreep niet meer en alle politieke partijen herkennen het fenomeen dat kieslijsten moeilijk te vullen zijn. Het maatschappelijk aanzien is de afgelopen jaren gekelderd. Vorige week liet een actualiteitenrubriek zien dat een derde van de raadsleden niet goed toekomt aan de doorgronding van een wet of van de voorstellen van het college. Als wij niet oppassen belanden wij in een neerwaartse spiraal en daarom vindt de PvdA dat er niet passief moet worden vastgesteld dat dit gebeurt of dat er verwezen wordt naar de VNG die cursussen heeft, de informatieplicht van gemeenten of een pilot die ergens loopt. Wij vragen de minister het voortouw te nemen en werk te maken van een betere positionering van gemeenteraadsleden, te beginnen met het doen van onderzoek naar de positie, de werkdruk, de informatievoorziening en de beloning van gemeenteraadsleden. Het laatste onderzoek daarover dateert van vijf jaar geleden, voor de decentralisaties. Dat is door alle veranderingen hopeloos verouderd. 

Een thermometer steken in de positie van raadsleden is echter niet genoeg. Er moeten ook acties volgen. Het is naar mijn overtuiging ook nodig dat in een samenleving een cultuuromslag plaatsvindt. Zoals in een paar jaar tijd een grote maatschappelijke waardering voor mantelzorgers op gang is gekomen, zo zou dat ook moeten voor gemeenteraadsleden, die zich vijftien tot twintig uur per week inzetten om onze democratie daadwerkelijk te laten functioneren. Voor mantelzorgers is er al jaren een heel succesvolle campagne voor mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid. Budgettair neutraal omdat het onder andere het ziekteverzuim fors terugdringt, maar vooral effectief voor de combinatie werk en mantelzorg. Ik vraag mij af waarom wij nog steeds geen raadsledenvriendelijk personeelsbeleid hebben afgesproken dat algemene bekendheid heeft en iets verder gaat dan een cao waarin iets is afgesproken. Ook zouden raadsleden bijvoorbeeld enorm geholpen zijn met flexibele werktijden of met inspraak in hun inroostering, zodat zij om hun raadswerk heen ingeroosterd kunnen worden. Ik weet dat raadsleden hun werk doen uit passie voor de politiek en vanuit betrokkenheid bij het lokaal bestuur, maar ik weet ook zeker dat zij hun werk anders doen als hun werkgevers zich openlijk positief waarderend voor hun inzet zouden uitspreken en daarmee een beginnetje zouden maken met raadsledenvriendelijk personeelsbeleid. Ik vraag de minister om te inventariseren wat er nu al door werkgevers in de aanbieding wordt gedaan ten faveure van het raadswerk. Ik verwacht actie op dit punt en hoor graag hoe de minister zich voor deze zaak kan inzetten. 

De heer Veldman (VVD):

Ik hoor mevrouw Wolbert uitspreken dat zij zich zorgen maakt over raadsleden, in het bijzonder in kleine gemeenten, die een enorme taak hebben gekregen die zij wellicht niet aankunnen. Ik deel met haar dat het goed is om te zorgen voor een goede informatievoorziening. Volgens mij ligt dat primair bij een college van burgemeester en wethouders. Ook de VNG kan daarin een rol spelen. Volgens mij kun je ook nog iets anders vragen van die raadsleden. Ik wil even aftasten hoe mevrouw Wolbert daarover denkt. Volgens mij mag je ook van raadsleden vragen om goed in de spiegel te kijken en zich af te vragen of zij hun taak als volksvertegenwoordiger in die kleine gemeente nog op een goede manier kunnen vervullen. Als je tot de conclusie komt dat dat niet kan, zou dan de gemeenteraad niet de stap moeten zetten om met buurgemeenten te kijken of zij samen kunnen gaan in plaats van samen te werken? Dan kom je terecht in een grotere gemeenteraad met meestal grotere fracties en kan het werk over meer raadsleden worden verdeeld. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb niet over kleine gemeenten gesproken. Ik stel vast dat ook in grote en middelgrote gemeenten veel wordt samengewerkt met andere gemeenten. Dat moet ook. Ik ben daar een groot voorstander van. Dat betekent echter voor gemeenteraadsleden in de deelnemende gemeenten dat zij veel meer moeten afstemmen, voorbereiden en bespreken. In het hier en nu waar ik over praat, constateer ik dat ze erg veel op hun bord hebben. Voordat we in heel Nederland alle gemeenten tot een fusie hebben weten te bewegen, stel ik voor dat we die gemeenteraadsleden die al die tijd hun werk doen, netjes gaan ondersteunen. 

De heer Veldman (VVD):

Ik proef daaruit dat ook mevrouw Wolbert zegt dat het weliswaar nog wel even duurt voordat gemeenten gaan opschalen en op een andere manier gaan samenwerken en ook samengaan, maar dat dit voor haar wel een begaanbare route is en een oplossing kan zijn in het ervoor zorgen dat raadsleden op een goede manier toegerust zijn om hun taak te vervullen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Het is niet een of-ofverhaal wat mij betreft. Elke dag staan in elke gemeente in Nederland die raadsleden met de voeten in de klei. Ik vind dat we al jaren hun werk niet voldoende onderkennen. Ik zou dus niet willen wachten totdat we overal 100.000+-gemeenten hebben voordat we hier deze discussie handen en voeten geven. 

De heer Van Raak (SP):

Voordat mevrouw Wolbert allemaal thermometers in raadsleden wil gaan steken, denk ik dat we toch al heel veel weten over de reden dat het onmogelijk is om raadslid te zijn. Dat heeft namelijk gewoon met het kabinetsbeleid te maken. Ik noem de decentralisaties en de moeilijke taken die met veel te weinig geld door gemeenten moeten worden uitgevoerd. Ik noem ook het feit dat gemeenten in meer dan 500 samenwerkingsverbanden beleid maken waar raadsleden helemaal niets meer over te vertellen hebben. En dan moeten ze van mijnheer Veldman ook nog allemaal opschalen naar reusachtige gemeenten, zodat je niet meer met je eigen buurt, je eigen dorp of je eigen stad bezig bent maar op een heel abstract niveau, waar je geen mens meer tegenkomt. Is mevrouw Wolbert namens de PvdA bereid om de thermometer eens in de minister te steken om te kijken in welke mate het regeringsbeleid ertoe heeft geleid dat raadsleden nu hun werk niet meer kunnen doen? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voordat ik nu antwoord ga geven op allerlei onsmakelijke voorstellen van de SP, zou ik willen zeggen dat mijn vraag vooral gericht is op twee zaken. Ten eerste moet er gekeken worden naar de huidige situatie van raadsleden. Het laatste onderzoek is van vijf jaar geleden, dus nog van voor de decentralisaties, en ook toen al is geconstateerd dat er grote verschillen waren in de posities van gemeenteraadsleden. Ik kan ook zeggen dat die in de tussentijd niet minder groot zijn geworden. Ten tweede gaat het ook om een cultuuromslag. Het gaat ook om maatschappelijke waardering voor de mensen die zich inzetten voor onze lokale democratie. Het feit dat de maatschappelijke waardering voor hun werk zo aan het afkalven is, heeft er voor een deel ook mee te maken dat hun bord overvol is. Het is dan ook van belang dat het raadswerk veel meer vanuit de samenleving gewaardeerd wordt. Ik heb niet voor niets de analogie gemaakt naar de mantelzorgondersteuning. Daar is ooit een minister op een departement mee begonnen. Ze is maatschappelijke allianties aangegaan en vervolgens weet iedereen inmiddels wat mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid is, waar mantelzorgers ontzettend mee geholpen zijn. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Wolbert. U moet kort zijn, echt waar, anders zitten we hier tot heel laat. 

De heer Van Raak (SP):

Gebrek aan waardering voor raadsleden begint bij de regering, begint bij de PvdA, begint bij de VVD, omdat ze onmogelijke taken aan gemeentes hebben gegeven met veel te weinig geld, met grote samenwerkingsverbanden, met grote herindelingen, met grote kortingen van 1 miljard voor beleid dat niet is uitgevoerd. Ik denk dat raadsleden vooral geminacht worden en niet serieus worden genomen door de regering zelf. Deze minister zou de minister van het lokale bestuur moeten zijn en worden. Voordat er onderzoek wordt gedaan en er weer allerlei commissies en toestanden in het leven worden geroepen, zou mevrouw Wolbert gewoon eens moeten gaan nadenken over de gevolgen van haar beleid voor al die mensen die het bestuur dicht bij de mensen willen brengen. 

De voorzitter:

Dit was geen interruptie en het was ook geen vraag. Het was gewoon een statement. 

De heer Van Raak (SP):

Een punt van orde, voorzitter. We zijn een debat aan het voeren. Dat kan vragenderwijs. Het kan een reactie zijn. Het kan op allerlei manieren. Ik voer netjes een debat. Ik doe mijn bijdrage in tweeën. Soms is dat vragenderwijs, soms is dat gebiedenderwijs, soms is dat samenvattend en soms is dat op een andere manier een bijdrage leverend, maar daar ga ik zelf over. 

De voorzitter:

En ik ga over de orde van de vergadering. Mevrouw Wolbert, u kunt daarop reageren als u wilt. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb inderdaad geen vraag gehoord, maar laat ik hier dan ook een statement tegenover zetten. Ik denk dat ook SP-raadsleden dolblij zouden zijn als een deel van deze aanbevelingen binnenkort zou worden ingevoerd. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan hebben ze geluk, want dankzij het CDA en GroenLinks worden die binnenkort ingevoerd. Per 1 januari 2016 treedt namelijk de Wet flexibel werken in werking. Ook raadsleden krijgen dan meer mogelijkheden om bijvoorbeeld hun werk flexibeler in te delen. Wat voegt het voorstel van de PvdA voor raadslidvriendelijk personeelsbeleid dan nog toe? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

In sommige cao's is al het een en al geregeld, in andere cao's niet. Ik vind het ontzettend belangrijk dat er maatschappelijke waardering en erkenning vanuit de samenleving zijn voor het feit dat het raadswerk zo veel betekent, ook voor de samenleving. Dat is op dit moment helemaal niet meer het geval. Er zijn werkgevers die niet eens weten welke mensen uit hun eigen organisatie politiek actief zijn; ik zou ze niet graag de kost geven. Ik vind dat deze mensen, die altijd via wet- en regelgeving moeten pleiten voor flexibiliteit, erkenning moeten krijgen en in hun werk gefaciliteerd moeten worden, meer dan nu het geval is. De wet waarvan mevrouw Voortman mede-initiatiefneemster is, helpt erg bij flexibilisering; dat ben ik zeer met haar eens. Het gaat echter niet alleen om arbeidstijden, maar ook om bijvoorbeeld inspraak in de inroostering en om raadsleden die vrije dagen moeten opnemen als zij de gemeentebegroting moeten behandelen. Daar heb ik moeite mee. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ook. Dat regelen we met de initiatiefwet van het CDA en GroenLinks nu juist voor alle werknemers in Nederland en niet alleen voor de raadsleden. Nogmaals: wat betekent het voorstel van de PvdA nu concreet voor de raadsleden? De PvdA geeft aan dat zij meer erkenning wil, maar dat moet wel budgetneutraal gerealiseerd worden, begrijp ik. Wat schiet een raadslid nu concreet op met dit voorstel? Dat is mij nog steeds niet helemaal helder. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb de minister gevraagd om opnieuw te kijken naar de werkomstandigheden van raadsleden. Dat aspect is heel verouderd en moet opnieuw bekeken worden. Daarnaast vind ik dat raadsleden veel actiever ondersteund moeten worden in deskundigheidsbevordering en bij- en nascholing. Ik vind dat raadsleden via raadsledenvriendelijk personeelsbeleid veel meer erkenning moeten krijgen voor het werk dat zij doen. Ik spreek dus over een heel pakket. Dan schiet je er volgens mij lokaal wel degelijk iets mee op. 

De heer Klein (Klein):

Ik ben blij verrast door het warme pleidooi van mevrouw Wolbert voor de ondersteuning van raadsleden. Raadsleden zijn per slot van rekening onze onafhankelijke democratische volksvertegenwoordigers in de vele gemeenten, die inhoud geven aan de democratie. Vervolgens wil zij twee dingen. Ten eerste wil zij erkenning, wat betekent dat we een soort raadslidcompliment gaan invoeren. Ten tweede wil zij raadsleden in hun werk faciliteren. Faciliteren kan enerzijds door bijvoorbeeld een verhoging van de vergoeding voor raadsleden, anderzijds door deskundigheidsbevordering dan wel fractieondersteuning in de gemeenteraadsfracties. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Klein (Klein):

Doet mevrouw Wolbert boter bij de vis? Verhoogt zij het Gemeentefonds om de gemeenten extra mogelijkheden te geven om dit te realiseren? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik zou graag verdergaan met mijn betoog, want ik kom straks op het Gemeentefonds. Ik zou in ieder geval willen dat de minister een actieplan opstelt waarbij hij al die elementen betrekt, zodat wij in de Kamer weten wat er nodig is om dit vanuit het Rijk verder te versterken. 

De heer Klein (Klein):

Een actieplan zou heel mooi zijn, maar daar hoort geld bij. Ik weet van verschillende gemeenten dat er actieplannen zijn om raadsleden te ondersteunen; kijk naar de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, de Wethoudersvereniging of de VNG. Dat actieplan ligt er dus al bij een heleboel gemeenten, bij de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, bij de VNG, bij de diverse politieke partijen. Is het dan niet veel verstandiger dat mevrouw Wolbert boter bij de vis geeft en zegt "minister, stel een actieplan op en daar hebben wij zoveel miljoen voor over"? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Als je met goede plannen komt, zijn er altijd mensen die zeggen: dat hebben wij allang. Seen that, done that. Mijn constatering is dat er ongelofelijk veel ondersteuning nodig is en dat gemeenteraadsleden vooral ondersteuning in facilitering en flexibilisering willen. Een pot geld is lang niet altijd onmiddellijk de eerste oplossing. 

De voorzitter:

Ik zie dat mijnheer Klein nog een keer wil interrumperen, maar ik stel voor dat mevrouw Wolbert verdergaat. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Er is nog nooit een maatschappelijke cultuuromslag veroorzaakt door ergens een pot geld in het midden te zetten. 

De heer Klein (Klein):

Punt van orde. Ik constateer dat er geen antwoord wordt gegeven op mijn vraag. 

De voorzitter:

Mijnheer Klein, u stelt een vraag en een vervolgvraag. Mevrouw Wolbert zei dat zij op uw vraag terugkomt in haar betoog. Als dat niet gebeurt, mag u daar straks naar vragen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voor een stevige democratie is het nodig dat mensen zich gehoord en verstaan weten. Het SCP heeft vorige maand nog een studie naar buiten gebracht waaruit blijkt dat burgers wel veel vertrouwen in de democratie hebben, maar minder in de politieke praktijk: politici luisteren niet naar gewone mensen, gaan hun eigen gang, zijn uit op eigen belang of praten te veel en doen te weinig. Gelukkig kennen wij inmiddels vele andere vormen van het uitwisselen van opinies, belangen en vragen, die zeer succesvol lijken en die mooi op maat lokaal vorm krijgen. Ze komen in ieder geval tegemoet aan de wens tot meer wederzijdse betrokkenheid tussen politiek en burger. De Partij van de Arbeid is daar enthousiast over, omdat het de burgers daadwerkelijk dichterbij het lokaal bestuur kan brengen en besluitvorming meer passend en gedragen kan maken. Wij zijn dan ook blij dat de minister dit onderdeel heeft meegenomen in zijn actieplan lokaal bestuur, maar het lijkt er toch een beetje op alsof het van toeval afhankelijk is of deze verrijking van de klassieke manier van werken echt ingezet wordt. De Partij van de Arbeid wil voorkomen dat het organiseren van G1000-achtige werkvormen bij een kleine voorhoede blijft steken en uiteindelijk in schoonheid sterft. Hoe zorgt de minister ervoor dat het steviger wordt en dat al die kleine druppels in de Nederlandse gemeenten aanzwellen tot een grote golf die de burgers en het lokaal bestuur optilt naar een nog steviger en meer herkenbaar openbaar bestuur? 

De minister toont zich een groot pleitbezorger van de doe-democratie, waarin initiatieven van burgers worden ondersteund en verder gebracht en waarin de overheid voor de uitdaging staat zich dienstbaar en faciliterend op te stellen, wat vaak nog een hele onderneming is. De voorbeelden zijn stuk voor stuk heel inspirerend en de Partij van de Arbeid-fractie waardeert zeer de inzet van de minister op dit vlak en de erkenning dat bijvoorbeeld het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners van waarde is. Ik zou op deze plaats dan ook een lans willen breken voor de Vereniging Kleine Kernen, die de minister ook spontaan helpt bij de uitvoering van het beleid rond de doe-democratie door al jaren te laten zien hoe innovatie in lokale samenwerking tot mooie resultaten kan leiden. Kan de minister toezeggen dat hij het werk van deze organisatie laat doorlopen door te voorzien in een meerjarige subsidie, te beginnen met die voor 2016? 

Ik wil niet over de begroting van Binnenlandse Zaken praten zonder stil te staan bij de financiële positie van gemeenten. Vorige week hebben zo'n 230 gemeenten hier in de Kamer hun zorgen over hun slechte financiële positie kenbaar gemaakt. Door een optelsom van factoren van heel verschillende aard staat deze gemeenten het water aan de lippen. Een van de grieven is onhelderheid over de gemeentebegroting en de voortdurende fluctuaties. Je zou toch zeggen dat daar wat aan te doen is. De wethouders zelf stellen voor om de werkwijze zo te veranderen dat er bij de voorjaarsnota al helderheid is over de begroting. Is dat nu echt een oplossing? Zou het wijzigen van de afspraken meer helderheid kunnen opleveren? Zou het niet goed zijn om ook andere ontwikkelingen beter tegen het licht te houden? 

Ik ben woordvoerder zorg en op dat terrein praten wij over shared savings: met een gezamenlijke preventieve inzet kun je geld besparen, dat vervolgens door gemeenten opnieuw ingezet kan worden om de resultaten te bestendigen. Daar hebben de gemeenten op dit moment geen titel voor. Ik noem dit als een voorbeeld waaruit herbezinning op de gemeentefinanciën blijkt. Collega Veldman van de VVD sprak er daarnet ook over. Hoe ziet de minister dit? Is hij het met de Partij van de Arbeid-fractie eens dat er nagedacht moet worden over de vraag hoe tot een meer stabiele en toekomstbestendige gemeentebegroting kan worden gekomen? Zou de minister daartoe het initiatief willen nemen? 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Zou het niet vooral logisch zijn dat het Rijk zich van zijn kant wat betrouwbaarder toont? Het is dit jaar voorgekomen dat er in het lopende begrotingsjaar nog wijzigingen optraden. Wat betreft 2016 zijn er in oktober nog wijzigingen gekomen. Voor een stad als Apeldoorn betekent dit een verschil van, naar ik meen, 11 miljoen. Dat is enorm veel op een gemeentebegroting. Wethouders pleiten ervoor dat bij de Voorjaarsnota de budgetten bekend zijn. Vindt mevrouw Wolbert niet dat dit een heel goede ijkdatum is en dat je daarna geen wijzigingen meer moet doorvoeren? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat is precies wat ik bedoel. Als het de oplossing voor alle vraagstukken is om dat bij Voorjaarsnota te doen, stel ik me voor dat dat wordt ingevoerd. Dit is echter precies de reden waarom ik de minister vraag om daarop te reageren. Het is bij de trap-op-trap-afsystematiek immers ook een feit dat in het najaar, in september/oktober, duidelijk wordt of er ook sprake kan zijn van trap op. Dat mis je dan. Ik heb op voorhand geen opvatting over de wijze waarop dit precies zou moeten, maar ik vraag de minister om hiernaar te kijken en erop te reageren. Wil de minister deze systematiek niet überhaupt beter tegen het licht houden? Er zijn immers nog een aantal andere redenen waarom je überhaupt de systematiek rond de opbouw van het Gemeentefonds en de begroting zou moeten willen herijken. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik denk dat het vooral belangrijk is dat gemeenten denken dat zij ermee geholpen zijn. Dit is een van de drie punten waarvan gemeenten zeggen: alsjeblieft, voer dat nou gewoon in. Dat is toch wat het zwaarst moet wegen, en niet de vraag of de minister er zin in heeft? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik zou ook groot belang willen hechten aan wat gemeentes zelf vinden. Ik vind sowieso dat je de onduidelijkheid en de instabiliteit in de gemeentebegroting zonder meer zou moeten willen aanpakken. Ik heb de minister dan ook gevraagd om daarover iets te zeggen. Maar ik zou het veel breder willen trekken. Ik zou de minister willen vragen, zoals ik ook heb gedaan, om ook in het licht van een aantal andere ontwikkelingen toe te werken naar een allereerst meer stabiele maar ook toekomstbestendige gemeentebegroting. Dat kan wel iets breder zijn dan alleen het punt dat mevrouw Voortman nu inbrengt. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Met name naar dat andere deel ben ik nieuwsgierig. Ik ben op zich heel blij dat collega Wolbert vraagt om duidelijkheid te geven en om een vast moment te hebben, zodat de gemeentes weten waaraan zij toe zijn. Vraagt mevrouw Wolbert minister Plasterk nu om als coördinator van de decentralisaties die rol eens op te pakken? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb het nu niet zozeer over decentralisaties als wel over het feit dat de minister van Binnenlandse Zaken met de gemeentes in gesprek is. Ik heb de minister gevraagd om het initiatief te nemen om te kijken naar een stabielere en meer toekomstbestendige gemeentebegroting. Dat is naar mijn mening van belang omdat wij eigenlijk in de basis nog werken met een gemeentebegroting waarvan althans de opbouw nog stamt uit de tijd dat gemeenten, om het maar even heel gechargeerd te zeggen, vooral over de rioleringen en over ruimtelijke ordening gingen. Dat is, zoals wij allemaal weten, gelukkig allang niet meer het geval. 

De voorzitter:

Mevrouw Koser Kaya, tot slot. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Omdat mevrouw Wolbert het ook over de zorg had, moest ik natuurlijk aan de Wmo, aan de Jeugdzorg en aan de Participatiewet denken. Dat is allemaal onderdeel van de decentralisatie. Omdat mevrouw Wolbert heel duidelijk aangaf dat wij ook voor de zorg meer grip zouden willen krijgen van de minister — zo leg ik het althans uit — vraag ik haar of zij het met mij eens is dat de coördinerende rol van de minister, die op dit moment onduidelijk is, zichtbaar zou moeten zijn. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ben bang dat wij langs elkaar heen praten. Ik heb het niet over de decentralisaties, maar over de gemeentebegroting. Ik stel vast dat daarin ... 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Dan ben ik heel nieuwsgierig wat mevrouw Wolbert bedoelt met "zorg". 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat wilde ik net toelichten. Ik heb de minister gevraagd of hij het initiatief wil nemen om überhaupt na te denken over een meer stabiele en toekomstbestendige gemeentebegroting. Dat ligt in het verlengde van wat de heer Veldman schetste over de herijking van het Gemeentefonds. Ik vraag dit onder meer omdat de gemeenten op dit moment bezig zijn met heel andere beleidsterreinen dan een aantal jaren geleden, voordat de decentralisaties aan de orde waren. Ik gaf het voorbeeld dat er geen titel is in het Gemeentefonds op basis waarvan wij daarin shared savings zouden kunnen onderbrengen. Ik zou dat willen meenemen in een herijking. Dat is toevallig het voorbeeld waar ik vanuit VWS tegen aanloop, maar ik kan nog vele andere voorbeelden noemen. 

Niet alleen de decentralisaties stellen de gemeenten op de proef, ook de vraagstukken rond de opvang van vluchtelingen vormen een echte stresstest voor het lokaal bestuur. De PvdA-fractie waardeert het initiatief van de minister om tegemoet te komen aan de gestegen kosten van beveiliging en escalatie, maar de vraag is of wij het kunnen laten bij enkel materiële steun. Is op dit moment ook een normstellende houding in het publieke domein niet van belang? Is het niet van belang om krachtig te veroordelen dat normoverschrijdend gedrag van burgers onderling niet wordt getolereerd? Graag ontvang ik op dit punt een reactie van de minister. 

In dit kader van het onderwerp gemeenten en financiën nog een laatste vraag over de nadeelgemeenten. Ik begrijp dat er nog wordt gepraat over hun extra moeilijke positie. Mijn vraag aan de minister is of er mogelijkheden zijn tot temporiseren. Wat zouden daarvan de consequenties zijn voor de gemeenten die niet tot de nadeelgemeenten behoren? 

De heer Van Raak (SP):

Stel dat ik kom met het voorstel om de PvdA met een miljard euro te korten. Dat voorstel komt in discussie. Niemand is het ermee eens — misschien alleen de heer Bosma — en op grond van goede argumenten trek ik mijn voorstel uiteindelijk in. Vervolgens moet de PvdA toch een miljard euro inleveren. Is dat logisch volgens mevrouw Wolbert? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Mij ontgaat volledig het verband met de discussie over binnenlandse zaken, maar ik zou het niet logisch vinden als de heer Van Raak de PvdA zou korten met een miljard euro. Daar zou de PvdA het niet mee eens zijn. Mij ontgaat echter de logica van het voorbeeld dat de heer Van Raak geeft. 

De heer Van Raak (SP):

Dat is precies wat wij met de gemeenten doen. De regering is gekomen met een voorstel inzake herindeling en een opschalingskorting van een miljard euro. Allerlei mensen zeiden echter: dat moeten wij niet doen. Zelfs de heer Bosma zei dat wij het niet moesten doen. De regering heeft dat voorstel toen teruggetrokken en gezegd: oké, dan doen wij het niet, wij praten er niet meer over, maar de gemeenten moeten wel een miljard bezuinigen. Zojuist vond mevrouw Wolbert dat niet logisch toen het over de PvdA ging. Zij mag uitleggen waarom het wel logisch is als het gaat over de gemeenten in Nederland. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Natuurlijk snap ik de analogie wel. Wat mij betreft verdient die figuur niet de schoonheidsprijs. Tegelijkertijd heeft het kabinet die bezuiniging moeten doorvoeren als onderdeel van het totale pakket aan bezuinigingen dat moest worden doorgevoerd om de bankencrisis het hoofd te kunnen bieden. Om die reden is die bezuiniging in het regeerakkoord opgenomen. Daar houdt de coalitie elke minister aan, ook de minister van Binnenlandse Zaken. Mijn antwoord is zoals het is; mooier kan ik het niet maken. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. Mijn voorliefde voor openheid en transparantie is inmiddels geen geheim meer in de Kamer. Mede daardoor kreeg ik onlangs het boek The Open Organization cadeau. Dat boek lezende, realiseerde ik mij eens te meer dat Red Hat bestaat omdat Linus Torvalds een van de meest bekende en meest gebruikte opensourcebesturingssystemen creëerde, dat voor iedereen toegankelijk is: Linux. 

Waarom vertel ik dit, vraagt u zich wellicht vertwijfeld af. Naast dat ik mijn exemplaar van dit boek graag via de bode aan de minister wil overhandigen in het kader van "delen is het nieuwe hebben", wil ik dat ook graag doen om via het boek de uitdrukkelijke boodschap mee te geven hoe belangrijk open source en open standaarden zijn voor de digitale toegankelijkheid. Ik roep de minister dan ook op om met zijn collega's in overleg te gaan en een plan te bedenken hoe eenieder vanuit de eigen rol ervoor gaat zorgen dat iedereen in Nederland kan meedoen. Wij moeten niet alleen in het echte leven scherp zijn op de toegankelijkheid, maar ook in het digitale leven. In iedere portefeuille, op ieder departement, zijn elementen te vinden die meedoen voor iedereen mogelijk kunnen maken. Naast de problemen met goed snel internet in de diverse buitengebieden, waardoor scholieren, startende bedrijven en mensen met een hulpvraag op achterstand worden gezet en een aanzienlijk deel van de gemeentewebsites niet of nauwelijks voldoet aan de webrichtlijnen, waardoor digitale informatie onder andere voor mensen met een beperking slecht beschikbaar is, ligt er ook nog steeds een enorme uitdaging door het gebrekkige gebruikmaken van open standaarden door de overheid en de semioverheid. 

Samen met collega Gesthuizen van de SP heb ik eerder een motie ingediend die hierin voorziet, maar het lijkt erop dat alleen de rijksoverheid deze motie actief oppakt en de gemeenten, de provincies en de semioverheid, bijvoorbeeld het UWV, deze motie links laten liggen. De vraag over gebruik van echte open standaarden bij het UWV kreeg als antwoord dat ze het digitale formulier uitprinten en opsturen naar de cliënt via de post, en dat ze dat liever doen dan gebruikmaken van open standaarden waardoor de cliënt het digitale formulier gewoon online kan invullen. Dit kan toch niet waar zijn? Bij een overheid die vanaf 2017 vooral digitaal wil communiceren met de burger hoort ook de verantwoordelijkheid om iedereen mee te laten doen. Een eerste, simpele stap is gebruikmaken van open standaarden, al was het maar om de gemeenten te ondersteunen in hun strijd tegen de duopolisten. Wat gaat de minister doen om ook de provincies, de gemeenten en de semioverheden te laten meewerken aan de uitvoering van de eerder genoemde motie? 

De grip op ICT lijkt niet sterker geworden. Daarom vraag ik bij dezen om ook in het kader van de transparantie de rapporten die voorheen naar de Kamer werden gestuurd met een volledig overzicht van licentiekosten, onderhoud, aanschaf van hardware, inhuur externen en verdere relevante informatie weer standaard naar de Kamer te sturen, zodat deze Kamer haar controlerende taak weer naar behoren kan uitvoeren. Graag krijg ik een reactie van de minister. 

Een goed evenwicht tussen openbaarheid en privacy is van belang. De overheid beschikt over veel privacygevoelige gegevens die niet voor iedereen beschikbaar mogen zijn. Actueel in mijn eigen gemeente is bijvoorbeeld de vraag of adresgegevens van door inwoners aan de raad gestuurde brieven, bijvoorbeeld een reactie op een bestemmingsplan, wel op internet gezet mogen worden. Dat geldt ook voor de inhoud van de brieven voor zover ze herleidbaar zijn naar personen. 

Het grensgebied tussen de openbaarheid die internet biedt en de bescherming van de privacy van de burger die informatie aan de overheid aanbiedt, verdient meer aandacht. Anders heeft die burger levenslang op internet. Een handreiking van de kant van de minister aan de gemeenten is zeker welkom. Ik hoor graag van de minister hoe hij dit kan doen. 

Tot slot. Deze minister is de coördinerend minister van "open, tenzij", van de overheid dichter bij de burger, maar de Kamer heeft daar zelf ook een taak liggen. Wat zou het goed zijn als onze eigen Kamer zorgt voor een transparante omgeving, voor iedere burger bereikbaar. Dat zou kunnen door het systeem Parlis zo snel mogelijk open te stellen voor iedereen. Dan kan ook het Nederlandse parlement in 2016 zeggen dat het volwaardig meegaat in het digitale tijdperk. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw Oosenbrug is altijd zeer deskundig op het terrein van digitalisering. Af en toe overvraagt zij bijna de Kamer als zij vanuit haar deskundigheid hierover spreekt. Ik zou echter ook graag de andere kant van de Partij van de Arbeid willen horen. Vindt zij het nu echt gepast dat de overheid op onderdelen — kijk naar de Belastingdienst — alleen nog maar digitaal met de burger communiceert? Moeten wij niet echt met elkaar overeind houden, zoals de Ombudsman ook zegt, dat er altijd een gewoon loket blijft? 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik heb al in eerdere bijdragen al aangegeven dat ik enorm voorstander ben van techniek en van digitalisering, maar dat iedereen mee moet kunnen doen. Ik vraag de minister ook hoe hij ervoor gaat zorgen dat iedereen mee kan blijven doen. Het verdwijnen van de blauwe envelop — mevrouw Van Toorenburg noemde het eerder al — lijkt heel mooi. De Belastingdienst stond te juichen, zag ik op tv. Ondertussen vroeg mijn vader: hoe kan ik nu nog mijn belasting invullen? Mijn vader heeft namelijk helemaal geen computer of wat dan ook. Als je dan de Belastingtelefoon belt, krijg je als antwoord: dan moet u dat voor hem doen. Dat is niet de samenleving waar ik heen wil. Ik deel met het CDA dat we ervoor moeten zorgen dat er altijd een manier blijft voor mensen die niet mee kunnen op de digitale snelweg om mee te blijven doen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan is het toch jammer dat de Kamer, en volgens mij ook de Partij voor de Arbeid, ons niet heeft gesteund om te voorkomen dat die blauwe envelop verdween. Dat hadden wij namelijk echt willen voorkomen. Ik begrijp echter dat de Partij van de Arbeid — misschien moeten wij daar een motie over indienen — echt naast ons wil staan. Er moet altijd een gewone, fysieke toegang voor de burger blijven. De overheid kan niet alleen digitaal communiceren met haar burgers. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik ben het helemaal eens met het CDA in dezen. Ik denk dat we hier ook een beetje een punt raken waardoor veel dingen niet helemaal goed gaan in deze Kamer: op elke portefeuille zit een digitaliseringsslag. Die kunnen wij als bijvoorbeeld woordvoerders digitalisering eigenlijk niet allemaal bijhouden. Ik zou toch, misschien ook met het CDA, willen nadenken over de vraag hoe wij daar een betere rapportage over kunnen krijgen of in elk geval beter de vinger aan de pols kunnen houden, zodat wij niet bijvoorbeeld aan het binnenlands bestuur vragen om ervoor te zorgen dat er altijd ruimte blijft voor mensen die niet via de digitale weg kunnen communiceren en er vervolgens via een andere weg alsnog iets verdwijnt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Oosenbrug heeft er net voor gepleit om Parlis ook openbaar toegankelijk te maken. Een geweldig plan. Technisch is het volgens mij meteen al mogelijk. Mijn vraag aan mevrouw Oosenbrug is per wanneer dat wat haar betreft gerealiseerd moet worden. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik ben de afgelopen tijd al heel erg aan het uitzoeken geweest wie hier nu eigenlijk over gaat. Het blijkt dat wij als Kamer hier zelf over gaan. De Kamervoorzitter, mevrouw Van Miltenburg, heeft het ook in een speech benoemd. Het is voor mij heel lastig om nu uit te zoeken hoe wij dit kunnen organiseren. Schijnbaar gaan wij hier als Kamer over, dus ik vind dat wij dat ook als Kamer moeten gaan regelen. Misschien moeten wij gewoon een gesprek aangaan met de Kamervoorzitter en bekijken hoe snel wij dit voor elkaar kunnen krijgen. Er staat al een betaversie online, maar die is echt verschrikkelijk. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Daar heeft mevrouw Oosenbrug wel een punt, denk ik. Het lijkt mee een prima idee om samen dat gesprek aan te gaan, want hoe sneller Parlis openbaar is, hoe beter. 

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Het woord is natuurlijk onwerkelijk. Net als je een beetje Parijs geïnternaliseerd hebt, komt daar vanavond weer zo'n Hannoververhaal overheen. Dat lijkt goed afgelopen te zijn. Er zijn elkaar tegensprekende berichten over of er nu echt iets aan de hand was of niet. Er schijnen dingen gevonden te zijn en toch weer niet. En dan zo'n minister, de collega van deze minister, die zegt: de minister begrijpt de vragen, maar de antwoorden zouden de bevolking kunnen verontrusten. Dat is dan een persconferentie. Desondanks gaan wij het over onder andere wat meer triviale zaken hebben. 

Voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken mag in zijn ambtsperiode een referendum organiseren. Dat is heel wat. Het referendum is uiteindelijk de zuiverste vorm van democratie. Het volk spreekt daarbij, zonder een filter en zonder vertraging. De huidige minister van Binnenlandse Zaken mag dat bovendien doen terwijl Nederland voorzitter is van de EU. Ik feliciteer hem daarmee. Maar toch zit de duivel weer in de details. Want waar gaan we precies stemmen op 6 april? De VNG en gemeenten wijzen naar elkaar als het gaat om de extra kosten. In de Staten van Overijssel heeft de PVV een motie ingediend om ervoor te zorgen dat er voldoende stemlokalen zijn op 6 april. Die motie is breed verworpen. De gemeente Lelystad heeft al gezegd het aantal stembussen te zullen beperken omdat een lage opkomst wordt verwacht. Dat is een vreemd en gevaarlijk argument. Misschien ben ik iets te achterdochtig, maar het riekt voor mij een beetje naar sabotage. Heeft men geen zin? Probeert men het initiatief via een achterdeurtje af te serveren? Immers, er is een opkomst van 30% nodig om het referendum geldig te laten zijn. Als bij het referendum die grens niet wordt gehaald, is het allemaal voor niets geweest. 

Referenda zijn populair bij burgers. Bij het referendum dat het laatst is gehouden, kwam twee derde van de stemgerechtigden opdagen. Dat is veel meer dan bij de laatste EU-verkiezingen, bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten en bij de gemeenteraadsverkiezingen. Daarbij waren er wel voldoende stemhokjes. Wil de minister toezeggen dat er voldoende middelen zullen zijn om dat referendum daadwerkelijk en op een volwassen manier te houden? Democratie kost geld; dat klopt. Het kan echter niet zo zijn dat we hier in de Kamer wetten maken, maar dat er vervolgens geen geld is om ze uit te voeren. 

Wat gaat het kabinet verder doen met de uitslag van de referenda? Zal die worden gerespecteerd en worden overgenomen? Zal, als men zich in meerderheid tegen het verdrag met Oekraïne uitspreekt, dat verdrag niet doorgaan? Paul Tang, de EU-chef van de PvdA, zegt dat inmiddels. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister op deze vraag. 

Het blijkt weer eens dat referenda werken. De inkt van de referendumwet, in deze Kamer geschreven, is nog niet droog of het eerste referendum is al een feit. Dat smaakt naar meer. Er komen wellicht meer referenda op basis van de zojuist genoemde wet, maar straks is er hopelijk ook veel meer invloed op het beleid via veel verder gaande referenda, dus bindende referenda. Daarbij kan niet alleen worden gereageerd op bestaande wetten, maar kan ook rechtstreeks het beleid worden beïnvloed. Dat zou het allermooiste zijn. 

Veel gemeenten worden nu geconfronteerd met de gevolgen van het opengrenzenbeleid. Veel gemeenten zien zich onder druk gezet door het COA, dat de asielzoekers verdeelt. Gemeenten spreken van een overvaltechniek. Dat geldt voor dorpen en dat geldt voor steden. Maandagmiddag om vijf uur krijgt een wethouder van Arnhem een telefoontje waarin hem wordt verteld dat er de volgende dag bussen met vluchtelingen in zijn gemeente zullen arriveren. Als de gemeente geen onderdak heeft, moeten ze allemaal op straat slapen, wordt erbij verteld. Dit is eigenlijk een vorm van morele chantage. Het COA zet altijd hoog in. Men wil grote aantallen tegelijk huisvesten. Die aantallen dalen soms na onderhandelen. Bestemmingsplannen worden genegeerd en zijn volslagen onbelangrijk als het om het huisvesten van vluchtelingen gaat. Geld lijkt hierbij ook geen rol te spelen. De 234 wethouders financiën waarschuwen nu al dat er geen geld meer is voor kwetsbare wijken, maar voor de asielzoekers kan blijkbaar alles. 

Niet alleen het gemeentebestuur wordt geschoffeerd, maar ook de lokale democratie. De gemeenteraad staat voor een voldongen feit. De bewoners mogen nog wat napruttelen op een inspreekavond waar vooral duidelijk wordt dat ze geen inspraak hebben. Dat azc komt er toch wel, wat de bevolking daarvan ook vindt. Berlijn en Brussel regeren, niet de burger. Dit zorgt ervoor dat steeds meer mensen hun vertrouwen verliezen in de lokale democratie. Veelal is een zeer groot deel van de gemeenteraad voor de komst van een azc terwijl een zeer groot deel van de burgers van zo'n gemeente tegen is. Wat vindt de minister van die ontwikkeling? Vindt hij dit bevorderlijk voor de democratie en het geloof daarin? 

Wat we overigens vooral nodig hebben, is een gekozen burgemeester. Hij zou zo'n asielstroom aan de gemeentegrens tegenhouden, zoals nu meer dan 30 gouverneurs in de Verenigde Staten doen. Zij weigeren de zogenaamde vluchtelingen uit Syrië. Dat komt doordat die gouverneurs verantwoording afleggen aan de kiezers. Zij hoeven niet, zoals onze burgemeesters, correcte taal uit te slaan om zich populair te maken bij de elites met het oog op hun volgende standplaats. Daardoor ontstaat een totaal andere dynamiek. Democratie werkt! 

Ik kom op de veiligheidsdiensten. Dit is een zeer belangrijk onderwerp. De gebeurtenissen in Hannover wijzen daar weer eens op. Wat staat er namelijk tussen ons en de barbarij? Dat zijn de geheime diensten. Voor het naakte overleven zijn wij van die diensten afhankelijk. We hoeven daar niet meer aan te twijfelen. Het is heel simpel: die diensten zijn meer dan ooit nodig. We zijn in oorlog, deelt de minister-president mee. Prima. Wat betekent dat in de praktijk? Minder dan een halfjaar geleden wilde de minister-president die woorden nog niet in de mond nemen, maar nu wel. Van de Syrische asielzoekers staat 13% positief tegenover ISIS. We zien nu al wat die vluchtelingenstroom betekent voor onze veiligheid. Er zijn berichten die stellen dat twee van de aanslagplegers in Parijs vluchtelingen waren. Het was dus vluchtelingenwerk en het werk van Syriëgangers. De afgelopen negen maanden arriveerden er 21.000 Syriërs. Omgerekend, zijn dat 2.700 fans van ISIS, Syrische fans van ISIS erbij van januari tot september. Dat zijn er 300 per maand. Onze media vertellen dat het allemaal vluchtelingen zijn en nog heel erg zielig ook, maar vrijdag werden die theorieën aan de praktijk getoetst. Ahmed Al-Mohamed was een vluchteling. Hij arriveerde met een wankel bootje op Leros, waar barmhartigen klaarstonden om hem aan wal te helpen. Vrijdag blies hij zich op in Parijs. Het is duidelijk wat er nu moet gebeuren. Grenzen dicht en Syriëgangers achter de tralies. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ondertussen blijkt ook dat het bij een groot deel van die terroristen gaat om mensen die hier geboren zijn of die hier in ieder geval al heel erg lang woonden. Waar baseert de heer Bosma het op dat elke vluchteling ook per definitie een ISIS-strijder is? 

De heer Bosma (PVV):

Nee, nee, nee, ik heb niet gezegd "elke vluchteling". Mevrouw Voortman, ik houd niet van deze … 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Gelukkig! 

De heer Bosma (PVV):

… ik houd niet van deze manier van discussiëren. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben heel erg blij dat de heer Bosma zijn eigen stelling gelukkig wat nuanceert, maar tegelijkertijd … 

De heer Bosma (PVV):

Maar dat is nooit mijn stelling geweest, mevrouw Voortman. Laten we het gezellig houden! 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

... maar tegelijkertijd suggereert de heer Bosma wel … 

De heer Bosma (PVV):

Ik suggereer ook niet! 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

… dat we door de grenzen te sluiten aanslagen zoals die in Parijs kunnen voorkomen. Dat is natuurlijk bezijden de waarheid als wij weten dat een groot deel van de terroristen mensen zijn die hier geboren zijn. Ik zou graag van de heer Bosma willen weten hoe hij daarop reageert. 

De voorzitter:

Misschien kan de heer Bosma toelichten wat hij precies bedoelt. 

De heer Bosma (PVV):

Met alle soorten van plezier. De kreet "de terroristen" is wel heel breed, want dan gaat het ook over de goeie ouwe Rote Armee Fraktion of de Rode Brigades. "Terroristen" is een heel brede term. Jihadisten zijn per definitie moslims en wat betreft de groep jihadisten die afgelopen vrijdag de aanslagen heeft gepleegd — hoewel zich dat nog uitkristalliseert — meldt Elsevier vandaag dat er vijf Syriëgangers bij zitten. Twee van de aanslagplegers en in ieder geval één is een vluchteling die erkend is als vluchteling. Hij is erkend door Griekenland en door Servië, de heer Al-Mohamed. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Bosma (PVV):

Het is duidelijk wat er nu moet gebeuren. De grenzen dicht en Syriëgangers achter de tralies. Dan hoeven de diensten wellicht niet eens extra personeel te krijgen. Maar nu gekozen is voor het kamikazebeleid van open grenzen, is het de vraag of de AIVD dat allemaal wel aankan. Om maar wat te noemen, als je één persoon goed in de gaten wilt houden, heb je 30 medewerkers nodig. De premier geeft in zijn brief eigenlijk toe dat wij zijn doorgegaan met toelaten terwijl de screening summier was. Een week en een dag geleden zei de heer Schoof van de NCTV dat er geen bewijzen zijn dat terroristen met vluchtelingen naar Europa komen. Dat lijkt nu toch heel anders te zijn. Mijn vraag aan de minister is wat die ontwikkelingen van de afgelopen dagen betekenen voor onze veiligheid, in Parijs, maar ook nu weer, "as we speak", in Hannover? Wat betekent het als dit doorgaat met deze vaart, deze intensiteit en in ieder geval een groeiend gevoel van onveiligheid? Wat betekent het voor de diensten en wat betekent het voor de veiligheid van de burger? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Voorzitter. Liberté, égalité, fraternité. Het is mooi hoe deze woorden ons al eeuwen inspireren en de waarden van onze samenleving uitdrukken. Met aanslagen in Parijs proberen extremisten ons uiteen te spelen en angst te zaaien. Maar als samenleving zijn wij weerbaar, moedig. "Nous sommes unis"; wij zijn één. De democratie krijg je er niet zomaar onder. Dat is mede een verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken, de zelfverklaarde hoeder van de democratie. Over die vrije en open democratie spreek ik vandaag, eerst over de AIVD, dan over de toegang van mensen en tot slot over de positie van gemeenten. 

Ik begin met de AIVD. Deze regering van VVD en PvdA bezuinigde tot een derde op de AIVD. Gelukkig heeft de oppositie weten bij te sturen, maar nog steeds staat er een vraag over het laatste restje bezuiniging. Co-locatie van AIVD en MIVD zou uiterlijk in 2018 11 miljoen euro opleveren. Vrijdag kwam er een brief: het samenwonen is uitgesteld tot 2022. Dat is een paar jaar later. Hoe wordt dat verschil gedekt? Garandeert de minister dat de AIVD-capaciteit hier niet onder zal lijden? 

De heer Veldman (VVD):

Mevrouw Koser Kaya doet een aardige constatering over de veiligheidsdiensten en de middelen, maar misschien kan zij nog even nagaan wat er in het verkiezingsprogramma van D66 stond. Ik wist het niet meer precies, dus het was heel goed dat er vanochtend in NRC een mooi commentaar over stond. In het verkiezingsprogramma van D66 werd meer en forser bezuinigd op de veiligheidsdiensten en de politie dan er de afgelopen jaren gebeurd is. Het is dus wat kort door de bocht dat D66 hier tamboereert op haar eigen prestaties. Misschien is het achteraf bezien goed dat D66 niet heeft meegedaan met de onderhandelingen in 2012. Dan waren we misschien wel verder van huis geweest. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Wij hebben heel snel gehandeld en vervolgens samen met de oppositie ervoor gezorgd dat dit beeld — ik laat nu een afbeelding zien — met de coalitie helemaal onderaan, helemaal naar boven werd gehaald, tot aan het groene streepje. 

De heer Veldman (VVD):

Mevrouw Koser Kaya gaat niet in op mijn waarneming. Ik roep haar op om toch nog eens goed te kijken naar haar eigen verkiezingsprogramma, en naar de boodschap waarmee zij in 2012 wilde beginnen. Het lijkt mij verstandig dat zij dat nog even op het netvlies krijgt. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Op het moment dat wij zagen dat dit niet goed ging, kwamen wij als eerste hiermee en zeiden we: we moeten dit oplossen. Samen met de oppositie hebben we ervoor gezorgd dat de financiële problemen bij de AIVD werden rechtgetrokken. En terecht, want onze veiligheid is heel belangrijk. 

De aanslagen in Parijs lieten wederom zien dat terrorisme grensoverschrijdend is. Toch hapert de samenwerking tussen de Europese diensten. Wat is er echt verbeterd in de afgelopen maanden? Wanneer nemen we de stap naar een volwaardige INTCEN als Europese inlichtingen- en veiligheidsdienst? 

Democratie is niet alleen het bewaken van liberté. Het gaat ook om fraternité en égalité. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij hebben begrepen dat D66 heel erg de hakken in het zand zet wat betreft samenwerking van de veiligheidsdiensten binnen Europa. Mag ik D66 hier in de Kamer zo verstaan dat zij druk zal uitoefenen dat er wel wordt samengewerkt? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Wij willen heel graag dat er wordt samengewerkt. Wij willen zelfs dat INTCEN versterkt wordt. Het punt is dat het toezicht op INTCEN erg tekortschiet. Dat willen wij ook aanpakken, naast dat we ervoor willen zorgen dat het een echte, volwaardige Europese inlichtingendienst wordt. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Maar ik constateer dat de diensten op dit moment niet mogen samenwerken. Er wordt geduwd en getrokken vanuit de CDA-fractie, ook in Europa, om die samenwerking vorm te geven. Ze zitten het nu stiekem te doen in Griekenland, omdat daar samenwerkingsverbanden zitten. Maar als de D66-fractie de hakken uit het Griekse zand haalt, kunnen we er echt voor zorgen dat er wordt samengewerkt. Dat kan niet met de huidige inzet. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Ik denk dat mevrouw Van Toorenburg en ik heel snel tot elkaar kunnen komen als we ervoor zorgen dat er een INTCEN komt dat eigen onderzoeken kan doen en niet alleen analyses verzorgt voor de buitenlandcoördinator. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben geroerd door het feit dat mevrouw Koser Kaya zo veel blijk geeft van historisch besef. Ze begint zelfs met de leus van de Franse revolutie: liberté, égalité, fraternité. Maar ik heb toch vraag. Realiseert mevrouw Koser Kaya zich dat deze leus ook de leus was van de periode van de terreur? De adel werd naar het schavot gevoerd, de guillotine werd uitgevonden en er waren aan de lopende band moordpartijen. Misschien moeten we wat voorzichtiger zijn met het klakkeloos citeren van dit soort roemruchte slogans. Dat zou ik mevrouw Koser Kaya in overweging willen geven. Ik heb overigens waardering voor het groeiende historische besef bij D66, maar D66 is dan ook al bijna 50 jaar. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Wij vechten in Nederland ook elke dag voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. 

Ik was gekomen bij de democratie. Het gaat niet alleen om liberté, maar ook om fraternité en egalité. Burgerschap, participatie en gelijkheid, deze begrippen vormen één van de weinige zaken waar zijn ministerie van — ik zeg het maar — lege dozen over gaat. Vandaag presenteer ik daarom zeven punten om bureaucratie en regels terug te dringen. Deze maken de democratie toegankelijk voor eenieder en ze geven de minister weer wat om handen. Hij is namelijk degene die een cultuuromslag in gang moet gaan zetten. Het begint met loslaten in vertrouwen en ambtenaren de ruimte bieden om oplossingen te vinden. Er zijn namelijk te vaak verstikkende regels. Een ambtenaar die maatwerk biedt, staat in contact met die inwoner. De keukentafel levert begrip op, bureaucratie niet. Een project als de methode Overijssel resulteerde in 50% minder bezwaar- en beroepzaken in vijf jaar tijd. Dat is nogal wat. 

Ook de minister is bezig met een informele aanpak. Wat zijn de resultaten? Het regent nog steeds klachten over onbegrijpelijke besluiten van onbereikbare bestuursorganen. Procederen blijkt vaak nodig te zijn. De Ombudsman houdt werk. Zet de minister voor de rest van de overheid ook in op een halvering van het aantal bezwaar- en beroepzaken? Hoe gaat hij resultaat boeken? Dat is een hele uitdaging, want de Nationale ombudsman moest laatst nog uitleggen dat behoorlijk bestuur vereist dat de overheid de naam van haar medewerkers, behoudens bijzondere gevallen, noemt als een persoon daarnaar vraagt. Dit maakt mij benieuwd. Is de telefooninstructie nu overal aangepast? Als ik morgen de proef op de som neem, krijg ik dan een naam te horen? 

Ik ga het nu hebben over wiekrijgtmijngegevens.nl. Wanneer is de verstrekking van persoonsgegevens uit de basisregistratie eindelijk gekoppeld aan mijnoverheid.nl? Daar hoort dan bij informatie over wat er verstrekt is, de motivatie van de opvraag en contactgegevens van de opvragende instantie. Bij een toegankelijke overheid past ook een andere omgang met de Wet openbaarheid van bestuur. Te vaak wordt die door de overheid misbruikt. De adjunct-hoofdredacteur van RTL Nieuws somde laatst de tactieken op. Ik geef een selectie: te laat antwoorden, zonder deugdelijke motivering termijnen rekken, stukken achterhouden, "oh, wij wisten niet dat dat de bedoeling was". Goedwillende ambtenaren worden overruled door hun bazen en politieke bestuurders. Deze minister is verantwoordelijk voor de Wob. Hij moet staan voor het recht op informatie. Hij zou moeten beginnen met het opengooien van het eigen ministerie en tonen dat dit niet eng is, maar voordelig voor overheid en burger. Het moet toch te doen zijn om binnen vijf jaar 50% minder bezwaar- en beroepprocedures over de Wob te hebben? 

Publieke betrokkenheid vindt plaats als het ontwerp af is en dat heet dan "internetconsultatie". Tot die tijd is de wet van ambtenaren en lobbyisten. In een digitaal tijdperk met hoogopgeleide inwoners is dat achterhaald. Er is buiten de overheid ook kennis en expertise aanwezig, misschien wel meer. Maak daar gebruik van! Ik noem IJsland als voorbeeld, want daar zijn mensen zelf een nieuwe grondwet gaan schrijven. Ik vraag de minister een stap vooruit te zetten. Is hij bereid om een proefproject te starten en enkele voorgenomen wetsvoorstellen digitaal open te stellen voor eenieder die wil meeschrijven? Kunnen wij voor de zomer een projectvoorstel verwachten? 

Er is onrust. Het Gemeentefonds wijzigt zo vaak dat de gemeenten het amper bijhouden; een plusje hier, een minnetje daar en dat vele malen. Kan de minister rust toezeggen? Kan de minister wijzigingen beter laten aansluiten bij beslismomenten van gemeenten over hun begroting? De minister weigert ook de gemeentelijke kosten voor het Oekraïne-referendum volledig te compenseren. Ik snap de boosheid van gemeenten over hun noodgedwongen bezuinigingen op zaken als de stemlokalen. Ik wil dat voorkomen en heb daarom samen met de heer Van Raak een amendement ingediend om dit alsnog te compenseren. 

Tot slot. De minister heeft nog anderhalf jaar. Ik heb de lege dozen gevuld, ingepakt en van een mooie strik voorzien. Nu wil ik dat de minister die uitpakt en uitwerkt: aan de slag. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

D66 heeft zich in het debat over de veilige publieke taak ook hard gemaakt voor het expertisecentrum. Er liggen nu twee amendementen. Ik denk dat het goed is als mevrouw Koser Kaya even uitlegt wat de beweegreden is voor het tweede amendement, zodat we ook aan de Griffie duidelijk kunnen maken welke volgorde ze hebben. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor deze vraag. Het is heel erg belangrijk dat het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak blijft, zeker omdat het zo veel expertise heeft. Dat moet het in deze tijd ook houden. Ik heb met mevrouw Van Toorenburg een amendement ingediend om het budget volledig te dekken. Ik heb daarnaast een amendement ingediend, ook met mevrouw Van Toorenbug, om ervoor te zorgen dat in ieder geval de helft door de minister verzorgd wordt. Wat betreft de andere helft wijs ik op de verplichting die hij is aangegaan met het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak om te kijken naar betaling door anderen. In dit geval is het een mogelijkheid dat de werkgevers dit samen met het expertisecentrum oppakken. Ik wil dat de minister de verplichting die hij is aangegaan ook oppakt. Daarom is dat amendement door mevrouw Van Toorenburg en mij ingediend. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. GroenLinks maakt zich zorgen over de decentralisaties van zorg- en participatietaken die per 1 januari zijn doorgevoerd. Signalen over wachtlijsten en bureaucratie stapelen zich op. Daarbovenop komt nu de brandbrief van 234 wethouders die aangeven dat de grens is bereikt wat betreft bezuinigingen die hun burgers kunnen dragen. De minister van BZK is verantwoordelijk voor het lokale bestuur en de verhoudingen binnen de bestuurslagen in dit land. Daarmee is hij ook stelselverantwoordelijk voor het slagen van deze decentralisaties. Dat betekent dat GroenLinks actie van hem verwacht, en wel op vijf punten. 

Ten eerste moet er voor zowel de lokale bestuurders als de Tweede Kamer één aanspreekpunt zijn vanuit de regering voor de decentralisaties. Is de minister bereid de regie te nemen in het contact tussen het Rijk en de gemeenten? Wil hij inventariseren waar de knelpunten zitten, die oplossen met wetgeving en gaan ingrijpen bij gemeenten waar het mis dreigt te gaan? 

Ten tweede. Is de minister bereid om binnen het kabinet te bekijken waar geld gevonden kan worden om verdere bezuinigingen die op de decentralisaties gepland staan, te schrappen? Bij de jeugdzorg gaat het bijvoorbeeld om een bezuiniging van 4%in dit jaar, maar om 12% in 2016. Als we nu al weten dat 4% niet te dragen is, dan is 12% dat zeker niet. 

Ten derde moet de rijksoverheid een betrouwbare partner worden voor gemeenten bij het uitvoeren van zorgtaken. Schommelingen in budgetten maken het voor gemeenten onmogelijk om begrotingen op te stellen. Daarom willen wij dat de budgetten voor gemeenten op één moment in het jaar worden vastgesteld en daarna niet meer omlaag kunnen worden geschroefd. Is de minister bereid om de coördinatie binnen het kabinet op zich te nemen om ervoor te zorgen dat alle bedragen voor gemeenten bij de meicirculaire bekend zijn, en daarna dus niet meer naar beneden bijgesteld kunnen worden? 

Ten vierde noem ik het democratisch tekort. Sinds de decentralisaties zijn veel gemeenten met elkaar gaan samenwerken in regioverbanden om de zorgverlening beter in te kopen. Het gevolg daarvan is wel dat gemeenteraden steeds minder te zeggen hebben over de manier waarop de zorg voor hun gemeente wordt ingekocht. Is de minister bereid om te onderzoeken hoe dit democratisch tekort kan worden opgelost? Graag krijg ik daarvoor een oplossing die minder zwart-wit is dan wel of niet opschalen. Ik nodig de minister uit om ook buiten de box te denken. Kan hij bijvoorbeeld kijken naar meer mogelijkheden om raadsleden bij hun werk te ondersteunen? Kan hij ook kijken naar een mogelijkheid om verenigde vergaderingen te houden met gemeenteraden van samenwerkingsverbanden? Ik heb op dit punt een amendement ingediend. 

Ten vijfde merk ik op dat de zorg verbureaucratiseerd als zorgaanbieders aan tien verschillende gemeenten tien verschillende sets verantwoordingen moeten leveren. Dit wordt ook door de Algemene Rekenkamer geconstateerd. Kan de minister aangeven hoe de regering hier nu de regie op voert, in lijn met de motie-Voortman die daarover vlak voor de zomer is aangenomen? 

De participatiesamenleving waarvoor dit kabinet pleit, is nog niet echt van de grond gekomen. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het gebrek aan wil om daar dan ook in te investeren. Het uitvoeringsprogramma doe-democratie is gestopt. Alle activiteiten en kennis over een maatschappelijk perspectief op democratie en participatieve democratie verdwijnen. Dat vind ik onverkoopbaar voor een kabinet dat hoog opgeeft over de participatiesamenleving. Is de minister bereid om hier alsnog budget voor vrij te maken? Ook hierover heb ik een amendement ingediend. Het kan ten slotte niet zo zijn dat de oproep tot meer burgerparticipatie blijft bij een paar holle woorden en een reeks bezuinigingen op de verzorgingsstaat. 

Ook over open data maken wij ons zorgen. Er liggen wel plannen, maar waar is het geld om die plannen ook uit te voeren? Hoe kan ik als Tweede Kamerlid zeker weten dat de ambities met betrekking tot de open overheid worden uitgevoerd, als daarvoor geen duidelijk geoormerkte budgetten zijn? Ik sluit me aan bij wat de heer Veldman over de digitale agenda heeft gezegd. Zijn woorden zijn mij uit het hart gegrepen. 

Tot slot kom ik nog op de AIVD en het tappen door deze veiligheidsdienst van communicatie tussen advocaten en hun cliënten. Inmiddels is door het Hof bevestigd dat deze praktijk illegaal is zolang niet is voorzien in adequate toetsing vooraf. Ik verzoek de minister om het vonnis onverkort uit te voeren en in afwachting van de nieuwe tapwet waarmee hij gaat komen, nu alvast taps op advocaten vooraf te laten toetsen door een rechter. Is hij daartoe bereid? Graag ontvang ik hierop zijn reactie. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik meen dat ik acht minuten heb aangevraagd, maar ik zie hier staan dat ik er zes heb. 

De voorzitter:

Volgens mij hebt u een eerste en een tweede termijn. Als u acht minuten voor uw eerste termijn wilt, is dat ook goed. 

De heer Bisschop (SGP):

Dat zal een misverstand zijn. Ik heb de tekst ongeveer op acht minuten spreektijd afgestemd. Ik zie wel hoever ik kom. 

De voorzitter:

Dat is prima. 

De heer Bisschop (SGP):

Kunt u dan opnieuw starten, want anders word ik nog verder afgepingeld. 

De voorzitter:

Ik heb het net gecorrigeerd, maar u hebt gelijk en de griffier ook. Straks krijgt u nog ruzie met mijnheer Van der Staaij en dat willen we niet. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dank u wel. Ik richt mijn bijdrage in langs drie thema's, veiligheid, staatkundige vernieuwingen en lokaal bestuur. 

Ik kom eerst op het thema veiligheid. In de afgelopen week zijn we opnieuw opgeschrikt door terroristische aanslagen. De situatie in Parijs beangstigt mensen en zorgt voor onzekerheid. Het idee van een veilige, open samenleving verandert ineens door gevoelens van grote onzekerheid. De veiligheid in onze samenleving is geen vanzelfsprekendheid, realiseren we ons opeens. Kwade krachten werpen zich in de naam van Allah en ISIS in een jihadistische guerrillaoorlog. 

De AIVD heeft de belangrijke rol om de bedreigingen tijdig te traceren. Dat moet dan wel mogelijk zijn. In het voorjaar heeft de Algemene Rekenkamer kritisch gekeken naar de grote bezuinigingen op deze dienst in de achterliggende jaren en heeft stevige conclusies getrokken. Die discussie hoeven we niet over te doen. De sterke wisselingen in het budget zorgden voor instabiliteit en problemen bij de uitvoering van de kerntaak ter bescherming van onze samenleving. De SGP hoort graag van de minister hoe de restauratie van de AIVD er nu voorstaat. Heeft de versterking van de slagkracht intussen geleid tot een stabielere organisatie? Ik ga nog een stap verder. Is de AIVD met het huidige budget wél in staat om het terrorisme zo veel mogelijk voor te zijn? Is hij voldoende berekend op het tegengaan van terroristische guerrilla-acties? Ik denk dat de minister-president gelijk had toen hij zei dat wij in oorlog zijn. Wij zijn in oorlog met terroristische guerrilla. 

Eerder vorige week was er het nodige te doen naar aanleiding van het onderzoek bij het Openbaar Ministerie naar het lek in de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, de commissie-stiekem. Een van onze conclusies is dat het lijkt alsof er niets is gedaan met de aanbeveling van de commissie-De Wijkerslooth uit 2010 dat de wet- en regelgeving rond de vervolging van ambtsmisdrijven vernieuwing behoeft. Dat is geconstateerd, maar vervolgens is dit ergens onder op een stapel gekomen. Zo lijkt het. Die wet- en regelgeving is meer dan anderhalve eeuw oud. We zijn daar indringend mee geconfronteerd. Wat ons betreft ligt hier ook een taak voor onze minister als hoeder van de Grondwet. Welke stappen hebben hij en zijn collega van Veiligheid en Justitie gezet om die aanbeveling uit te voeren of welke stappen gaat hij nog zetten om die aanbeveling uit te voeren? 

Daarnaast is de rol van de politie belangrijk. De SGP heeft bij de behandeling van de Politiewet een amendement ingediend om wijkagenten te verplichten. Wijkagenten zijn de voelhorens en bevinden zich in de haarvaten van de samenleving; ik geef toe dat dit niet zo'n goed beeld is. Zij kunnen ook het inlichtingenwerk voeden. Wil de minister zich er bij zijn collega van Veiligheid en Justitie voor inzetten om er nu eindelijk voor te zorgen dat de wet ook op dit punt wordt uitgevoerd? De regel is 1 wijkagent op 5.000 inwoners. Wij horen al te vaak berichten dat, als er al een wijkagent is, het er 1 op 10.000 inwoners is. Het is wezenlijk om hier serieus werk van te maken, om zo tijdig en voldoende inlichtingen te verzamelen om geweld en aanslagen te voorkomen. Ik hoor graag de plannen van de minister daaromtrent. 

Mijn volgende punt is staatkundige vernieuwing. Intussen zijn er diverse vernieuwingen op staatkundig terrein. De precieze stand van zaken rond de staatscommissie parlementair stelsel is onduidelijk. Wij horen graag een toelichting. Het kan goed zijn om te kijken welke problemen zich binnen ons staatkundig bestel voordoen. Natuurlijk is het voor de regering op dit moment niet altijd eenvoudig om beide Kamers van het parlement mee te krijgen, maar wij moeten de structuur niet op zijn kop zetten omdat wij een keer tegen wat problemen aanlopen. De werking van de parlementaire democratie mag niet afhankelijk zijn van toevalligheden. De Eerste Kamer is te belangrijk om ten prooi te laten vallen aan vermeende rampenbestrijding. Wij vertrouwen erop dat de minister deze waan van de dag weet te overstijgen en zien dat vertrouwen gaarne bevestigd. 

De Europese Unie probeert met wat kunstgrepen de touwtjes strakker te trekken. Ze lijdt aan de EU-paradox, zoals ik die zou willen noemen. Aan de ene kant neemt in veel landen het vertrouwen in de EU als oplossing voor problemen stevig af. Aan de andere kant blijven de EU-instellingen als een soort reactie alles proberen om dit geloof krampachtig te voeden, waardoor vervolgens het vertrouwen nog verder afneemt. Zo erodeert de basis onder de EU gestaag verder. Recente voorbeelden van de Europese Verkiezingsakte en de regeling omtrent de Europese politieke partijen maken dit duidelijk. De SGP zou graag zien dat zulke voorstellen om de Europese gedachte te promoten snel van tafel gaan. Is de minister bereid om zich daarvoor krachtig in te zetten? 

Ik kom bij mijn laatste punt: het lokale bestuur. De SGP kiest juist voor versterking van de lokale zeggenschap. De regering kiest daarbij voor de stad, met de agenda voor de stad. Dat is begrijpelijk, maar wij tekenen daarbij aan dat dit niet ten koste mag gaan van het platteland. De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen heeft de afgelopen jaren hierin een prachtige rol vervuld. Onze vraag aan de minister is in lijn met een vraag van een van de collega's. Is de minister bereid om hieraan een vervolg te geven? 

Vanuit de kring van wethouders is aandacht gevraagd voor het lokale domein. Toen de plannen voor schaalvergroting van gemeenten vervielen — diverse collega's hebben daarnaar verwezen — is de bijbehorende budgetkorting blijven bestaan. De SGP vindt dat hier terecht een punt wordt genoemd. Schaalvergroting zou goedkoper zijn. Dan moeten wij niet doen alsof dat bij het in stand houden van de huidige schaalgrootte ook het geval is. Welke mogelijkheden ziet de minister om dit recht te trekken, met andere woorden om de bezuiniging te verminderen of van tafel te vegen? 

Datzelfde geldt voor de versterking van het lokale belastinggebied. Worden hier nu substantiële stappen in gezet? De minister staat voor de keus. Wordt 2016 het jaar waarin de vernieuwde basis wordt gelegd voor de inlichtingendiensten, de integrale veiligheidsdiensten en de staatkundige verhoudingen, zowel de relatie Rijk ten opzichte van Europa als de relatie Rijk ten opzichte van bestuur? Of wordt 2016 een in deze opzichten verloren jaar? 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Allereerst wil ook ik kort stilstaan bij de vreselijke terreurdaden in Parijs afgelopen vrijdag en de actuele onduidelijke ontwikkelingen in Hannover vanavond. Iedereen heeft vragen en vragen zijn zelden ongepast, maar ik hoop wel dat de discussie hierover met respect door iedereen gevoerd zal worden. De middelen voor de AIVD zijn reeds opgevoerd omdat het dreigingsbeeld voor de langere termijn hiertoe aanleiding geeft. 50PLUS vraagt aan de minister of de gebeurtenissen in Parijs aanleiding zijn voor een bijstelling. Zijn de financiële middelen voldoende? Is er voldoende menskracht? Voor een optimale nationale veiligheid is een goed werkende inlichtingendienst noodzakelijk maar niet voldoende. Een goed werkend politieapparaat is net zo zinvol, maar op de politie wordt flink bezuinigd. Wat zijn de gedachten daarover van deze minister? 

Dan mijn tweede punt. Vorige week trokken ruim 200 wethouders aan de bel. De rek is er uit. Als het Rijk nog meer kortingen doorvoert, gaat dit onvermijdelijk ernstige gevolgen hebben voor de inwoners van deze en andere gemeenten. Het gaat dan om wegenonderhoud, sluiting van buurtcentra, onderhoud van groen in de wijk et cetera. Dat komt de leefbaarheid in gemeenten niet ten goede. Hoe denkt de minister hierover? 

50PLUS is verder niet enthousiast over de beleidsvrijheid die veel gemeenten hebben. Die leidt tot grote verschillen in voorzieningen, in hoogte van eigen bijdragen en in het al dan niet toekennen van huishoudelijke hulp. Wat vindt deze minister van die genoemde beleidsvrijheid? Gemeenten zijn belangrijke partners in het hele decentralisatietraject, waar wij niet zo enthousiast over waren. Hoe beoordeelt de minister de petitie van de 234 wethouders die zijn plannen moeten uitvoeren? 

50PLUS heeft nog meer vragen. Hoe kunnen gemeenten hun taken op korte en lange termijn goed invullen met het wispelturige financiële beleid van het kabinet? Vindt de minister het normaal dat hierdoor gemeenten gedwongen worden de lokale belastingen te verhogen, wat op dit moment op grote schaal gebeurt? Hoe beoordeelt hij de stelling van wethouders dat een deel van de kortingen op het Gemeentefonds slecht onderbouwd is? Kunnen gemeentelijke herindelingen — ook dat leeft bij meerdere collega's —bijdragen aan een efficiënter gebruik van financiële middelen of juist niet? Hoe is de situatie bij de zestien gemeenten die zich in de financiële gevarenzone bevinden, zoals bleek uit de antwoorden op de schriftelijke vragen? We zijn benieuwd naar de antwoorden van de minister. 

Ten derde. 50PLUS wil deze begroting aangrijpen om nogmaals aandacht te vragen voor mantelzorgers en hun ondersteuning. Bij de behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben we een amendement ingediend om extra budget toe te voegen aan het Gemeentefonds ter versterking van respijtzorg en dagbesteding voor thuiswonenden. Bij deze begroting is het corresponderende amendement ingediend. 

Ten vierde. Twee jaar geleden heeft 50PLUS al eens vragen gesteld over leeftijdsdiscriminatie bij autoverzekeringen. Uit een onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat dit nog steeds voorkomt. Er zijn weliswaar minder verzekeraars die ouderen weigeren op grond van leeftijd, maar het zijn er nog steeds vier. En dat zijn er vier te veel. De meeste andere berekenen fikse premietoeslagen voor senioren, tot wel 129%. Dan bedoel ik niet 29% extra, maar ze berekenen echt meer dan het dubbele, te weten 129%. En dat terwijl volgens het Centrum voor Verzekeringsstatistiek ouderen tussen de 66 en 76 jaar geen groter risico vormen dan jongere automobilisten. Baseren de verzekeraars hun acceptatienormen daadwerkelijk op de verzamelde statistische gegevens of is hier sprake van leeftijdsdiscriminatie? Graag een reactie. 

Discriminatie op geslacht, geaardheid of afkomst valt onder de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Leeftijdsdiscriminatie daarentegen valt onder de portefeuille van deze minister, de minister van Binnenlandse Zaken. Hoe terecht is dit onderscheid? 

Voor de digitalisering sluit ik mij aan bij het CDA. Die partij stemde tegen. Naar nu blijkt, is dat niet onverstandig. Wij stemden voor omdat wij uiteindelijk niet tegen digitalisering zijn, maar die moet wel onder voorwaarden plaatsvinden. We moeten ervoor zorgen dat we de burger niet kwijtraken. Hierop krijg ik graag een reactie. 

Ten vijfde. Morgen kunnen de inwoners van verschillende gemeenten naar de stembus in verband met de gemeentelijke herindeling, onder meer in de nieuwe gemeente Gooise Meren. Deze verkiezingen kregen nauwelijks aandacht in de landelijke media. Dat is goed. Het gaat immers om lokale kwesties. Bij reguliere gemeenteraadsverkiezingen is dat wel anders. Die lijken vooral op tussenpeilingen voor zittende kabinetten. 50PLUS heeft al eens voorgesteld om gemeentelijke verkiezingen te spreiden over een termijn van vier jaar, zodat lokale verkiezingen echt lokale verkiezingen zijn. Wat vindt de minister hiervan? 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Een spook waart door Europa, zo schreef Karl Marx in zijn manifest over het communisme. Decennialang hebben daarna volkeren geleden onder dat spook. Ook nu waart er een spook rond, niet alleen door Europa, maar door de hele wereld, van het Midden-Oosten tot Afrika, van het Verre Oosten tot de Verenigde Staten. Ik heb het over het spook van de jihad, de islam in zijn meest gewelddadige vorm. De walgelijke massaslachting in Parijs door zelfmoordterroristen en door vuur van kalasjnikovs is het voorlopig dieptepunt van een oorlog die gaande is. Het is een oorlog van gestoorde islamitische extremisten die hun virulente haat tegen het Westen hebben omgezet in puur kwaad. Zij voeren een oorlog tegen onze manier van leven, tegen onze openheid en bovenal tegen onze vrijheid. De wereld is geschokt, maar kan niet verbaasd zijn. Door de enorme immigratiestromen van de afgelopen decennia zien we in het Westen, in onze eigen steden, steeds vaker de botsende beschavingen waar professor Huntington het twintig jaar geleden al over had. De vrijheid van meningsuiting, de scheiding van Kerk en Staat, de gelijkwaardigheid van man en vrouw en homo en hetero zijn waarden die binnen de islam niet of slechts gemankeerd voorkomen. 

Gelukkig verenigen veel moslims de Westerse vrijheidsideeën met hun levensbeschouwing door bepaalde passages in de Koran naast zich neer te leggen of anders te interpreteren. Het verband tussen de slachtingen in Parijs en de bron waaruit zij voortkomen, valt echter niet te ontkennen. Het spook van de jihad is onderdeel van de islam. Spoken zijn gegrond op waanvoorstellingen. Het zijn schrikbeelden. In angst wegkijken is dan het slechtste wat je kunt doen. Wij moeten de waanvoorstelling van IS en andere islamitische extremisten totaal vernietigen, met alle middelen die we voorhanden hebben. Dat moet nu een topprioriteit zijn. Veiligheid is immers dé kerntaak van de Staat. Forse investeringen zijn dan ook nodig. 

Hier, bij de begrotingsbehandeling van BZK pleit ik voor twee concrete maatregelen: 100 miljoen extra voor de AIVD, waarvoor we ook een amendement hebben ingediend, en de invoering van administratieve detentie voor terreurverdachten, zoals mijn fractie al vanaf het begin stelt. De AIVD, onze inlichtingendienst, is de afgelopen jaren verzwakt geraakt, zelfs zo erg dat eind vorig jaar bekend werd gemaakt dat de dienst medewerkers moest lenen van de politie om jihadverdachten in de gaten te houden. De Algemene Rekenkamer gaf aan dat eerdere bezuinigingen diepe sporen hebben nagelaten bij de AIVD. De gevolgen zullen nog vele jaren voelbaar zijn. Voormalig inlichtingenanalisten geven aan dat Nederland niet is voorbereid op terreur; en dat in een tijd van oorlog. De AIVD moet op oorlogssterkte zijn, maar de informatiepositie van de AIVD lijkt niet op orde. Volgens de veiligheidsdienst was er geen signaal dat IS-terroristen via de asielinstroom Europa binnenkwamen. Alles wijst er echter op dat de vreselijke aanslag in Parijs het tegendeel bewijst. 

Met de groeiende terreurdreiging, het nog steeds stijgende aantal jihadgangers en inmiddels al 40 teruggekeerde extremisten moet de dienst op maximale sterkte zijn. Is de minister bereid om zich hard te maken om jihadgangers per definitie de toegang tot ons land te ontzeggen? Zo neen, kan hij dan garanderen dat de huidige capaciteit van de dienst daadwerkelijk voldoende is om iedereen te volgen en concreet in beeld te houden, zonder hulp van de politie in de zin dat daar manschappen weg worden gehaald of worden geleend? 

Ik hoop dat de ietwat naïeve VVD-fractie oplet als ik het heb over administratieve detentie. Bevriende democratische rechtsstaten als de Verenigde Staten, Australië en het Verenigd Koninkrijk kennen reeds de mogelijkheid om terreurverdachten preventief vast te zetten op zware aanwijzingen van inlichtingendiensten. Na een halfjaar toetst een bestuursrechter of er verlengd moet worden. Zeker met het oog op homegrown terroristen en de grote groep terugkeerders is dit een middel dat nodig is. Enkel het sluiten van de grenzen is niet voldoende. Is de minister bereid om hierop in te zetten? 

De minister-president heeft terecht aangegeven dat wij in oorlog zijn met IS. In dat kader zou het oorlogsrecht van toepassing kunnen zijn. Dit betekent dat jihadisten op grond van artikel 4 van het Wet op het oorlogsstrafrecht naast denaturalisatie ook levenslang zouden kunnen krijgen. Graag de visie van de minister hierop. 

Ik sluit af. Nederland is in oorlog met Islamitische Staat, maar de inlichtingendiensten zijn niet op oorlogssterkte. Wij zijn in oorlog met een vijand die onze manier van leven wil vernietigen, maar Nederland lijkt niet alles in te zetten om die vijand te vernietigen. Karl Popper wees al op de tolerantieparadox van de open samenleving: intolerantie kan niet worden getolereerd. Laten wij daarom beginnen met een extra investering van 100 miljoen voor de AIVD en de invoering van administratieve detentie. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Graag grijpt mijn fractie de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken aan om een aantal vraagstukken rond het binnenlands bestuur aan de orde te stellen. Gemeenten staan dicht bij de burger en geven mensen de kans om invloed te hebben op hun eigen leefomgeving. Dat is een belangrijk vrijzinnig politiek uitgangspunt. 

Allereerst wil ik het graag hebben over de penibele financiële situatie van veel gemeenten, waar veel mensen direct de dupe van worden. Mooi weer bij het kabinet, herfststormen bij de gemeenten. De oorzaken zijn veelzijdig. Ten eerste hebben wij te maken met ongewenste stapelingen en kortingen. Die kortingen zijn onder andere het gevolg van de decentralisatieplannen en de uitvoering daarvan door dit kabinet. Zoals iedereen weet, liggen sinds januari van dit jaar drie grote beleidsterreinen op het bordje van de gemeenten. Deze overheveling van taken ging gepaard met stevige bezuinigingen. Voor 2015 betekende het een korting op het totale budget van 2,4 miljard euro. Met andere woorden, gemeenten moesten zelf de taken voor beduidend minder geld gaan uitvoeren. 

Aanvankelijk hebben de gemeenten de handschoen enthousiast opgepakt. Gemeenten steunen de aan hen toegekende beleidsvrijheid, en terecht, want het is dicht bij de burger. Ze zijn ook de aangewezen bestuurslaag om die taken uit te voeren. Zeker, lokale partijen hebben als veruit de grootste politieke partij in gemeenteland de kracht en het draagvlak om aan de slag te gaan en maatwerk te gaan leveren. Echter, vanuit het Rijk wordt er steeds een hoger bezuinigingstempo opgelegd. De budgetten voor de verschillende gedecentraliseerde taken worden steeds verder naar beneden bijgesteld. En dat terwijl de gemeenten bij de uitvoering van deze taken eigenlijk niet mogen verzaken. Immers, ze zijn wettelijk verplicht om deze taken uit te voeren. 

Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de minister met de decentralisaties in toenemende mate een hoop financiële problemen van het Rijk bij de gemeenten over de schutting kiepert, ondanks dat hij herhaaldelijk het tegendeel heeft beweerd. Mijn fractie vraagt dan ook aan de minister of hij nog steeds volhoudt dat dit niet het geval is. Is de minister nog steeds van mening dat hij een rechtvaardig, oprecht en eerlijk decentralisatiebeleid voert? 

Bovendien zien gemeenten zich vanwege de bepaald ongunstige herverdeeleffecten ook nog eens regelmatig geconfronteerd met aanvullende budgetkortingen. Als gevolg van zogenaamd objectieve verdeelmodellen, die geen rekening houden met de realiteit in veel gemeenten, kunnen deze kortingen wel oplopen tot maar liefst 30%. Het gevolg hiervan is dat veel gemeenten in een negatieve spiraal dreigen terecht te komen. Bij gemeenten die het al moeilijk hebben, worden de duimschroeven nog wat harder aangedraaid. De vraag aan de minister is: hoe verwacht hij dat de gemeenten deze negatieve spiraal kunnen doorbreken? 

De minister is wellicht van mening dat het allemaal wel meevalt. Immers, in de begrotingsstaat van het Gemeentefonds voor 2016, koketteert hij nog met het lage aantal artikel 12-gemeenten dat er momenteel zou zijn. Echter, dat aantal zal volgende VNG en de provinciale toezichthouders weleens snel kunnen veranderen. Wat is de reactie van de minister op deze sombere voorspelling? Hoe gaat hij voorkomen dat steeds meer gemeenten op dit strafbankje moeten plaatsnemen, en is hiermee wel budgettair rekening gehouden? 

Het zou trouwens nog weleens druk kunnen worden op dit strafbankje door de weigering van het kabinet om de opschalingskorting te schrappen, een uitermate onrechtvaardige korting, omdat gemeenten voorlopig überhaupt niet opgeschaald worden. Dat is nog eens gemakkelijk weghalen: bijna 1 miljard euro in de komende jaren met niks doen. Een motie van mij om de opschalingskorting af te schaffen, heb ik dan ook, met een solide dekking, vanmiddag al bij de behandeling van het Belastingplan ingediend. Ik ga ervan uit, gelet op de inbreng vanavond, dat zeker ook de SP, D66, het CDA en GroenLinks deze motie op stuk nr. 88 zullen steunen. 

Als reactie op de vraag waarom het kabinet toch zo graag wil vasthouden aan deze onzinnige korting, antwoordt het kabinet dat, ik citeer, "deze korting nu eenmaal in het regeerakkoord is vastgelegd en dat de bedragen in het regeerakkoord leidend zijn voor de uitvoering van het kabinetsbeleid". Zo lust ik er nog wel een paar. Betekent dit dat het kabinet beweert dat het zelf nog nooit van het regeerakkoord is afgeweken? Eén blik op het verleden laat een heel ander beeld zien. Sterker, de inkt van dit leidende akkoord was nog niet opgedroogd of er werd al veel gesleuteld. Deze cumulatie van kortingen, zogenaamde efficiencywinsten en budgetverlagingen moet een halt worden toegeroepen. Niet de gemeenten worden de dupe, zoals vanmiddag staatssecretaris Wiebes van Financiën ten onrechte meende, maar de mensen in de gemeenten: uitgeklede voorzieningen, minder huishoudelijke hulp, en dat met hogere belastingen. 

De Kamer heeft vorige week — collega's hebben er al naar verwezen — de brandbrief van de 238 gemeenten in ontvangst mogen nemen. De grenzen zijn bereikt. Het wordt tijd dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid gaat nemen in plaats dat men taken afschuift zonder er een fatsoenlijk budget aan vast te koppelen. Kan de minister toezeggen dat hij voortaan bereid is om gemeenten te voorzien van een fatsoenlijk, realistisch budget voor het uitvoeren van hun wettelijke verplichtingen? 

Mijn fractie is daarom van mening dat het niet zo mag zijn dat het kabinet gemeenten, de mensen in de gemeenten dus, iedereen dus, laat opdraaien voor het eigen onvermogen om de rijksfinanciën op orde te krijgen. Wij lezen in de pers ook over de grote reserves bij de provincies. Laten wij het idee afwijzen om de provincies te gaan leegplunderen. Het kabinet moet nu niet met begerige ogen kijken naar wat het Provinciefonds zou kunnen opleveren, loerend op een kans om daar wat van af te snoepen en dat dan als aalmoes naar de gemeenten te werpen. Nee, het kabinet moet de eigen boontjes doppen. Kan de minister toezeggen dat hij verschuivingen ten behoeve van gemeenten door Provinciefondskortingen uitsluit? Die zouden dan immers eventueel weer opgevangen moeten worden via die reserves. 

Volgens mijn fractie is het overigens heel goed mogelijk om dat op te vangen, want wij hebben die 5 miljard extra beschikbaar, zoals wij al vele uren weten. De voorzitter heeft ook een deel mogen meemaken van het debat over de vraag hoe wij die 5 miljard gaan verdelen. In dat kader zou het ook fair zijn om de gemeenten, dus de mensen, te laten meedelen in deze mogelijkheden. Het is volgens mij absoluut niet wenselijk dat gemeenten gedwongen worden om dit gat in de begroting te gaan opvullen door het verhogen van bijvoorbeeld de gemeentebelastingen. Zo wordt de door het kabinet beloofde lastenverlichting voor de burger een losse flodder. Immers, het kabinet kan mooi weer spelen, terwijl de mensen via de gemeente toch de kosten voor hun kiezen krijgen door hogere gemeentelijke belastingen. Weg met de ideeën van de VVD en de PvdA. 

Los van deze onrechtvaardige cumulatie van kortingen worden gemeenten ook nog eens om de haverklap geconfronteerd met onverwachte tussentijdse bijstellingen. Die bijstellingen hebben overigens de neiging — het zal geen verbazing wekken — om eerder negatief dan positief uit te pakken. Meer trap-af dan trap-op. Het is geen uitzondering dat gemeenten drie maal per jaar gevraagd wordt hun begroting aan te passen aan de grillen van het kabinet. Van lokale overheden wordt zonder meer verwacht dat zij schommelingen opvangen, zowel qua tijd als qua geld. Deze fluctuaties leiden tot een hoge mate van onvoorspelbaarheid en tot instabiliteit van de gemeenten. Dat is de gemeenten een doorn in het oog. De traditionele normeringssystematiek werkt niet meer naar behoren. Mijn fractie vraagt zich dan ook hardop af wanneer de minister dit verouderde principe overboord zal gooien en een stabiele, voorspelbare methode gaat toepassen voor de toekenning van uitkeringen uit het Gemeentefonds. 

Wij blijven nog even op het lokale belastinggebied. Het is bekend dat ook de precariobelasting op nutsbedrijven mijn fractie een doorn in het oog is. Het gaat hier om verborgen belastingen die de gemeenten heffen op de elektriciteits- en waterleidingnetwerken die door hun grondgebied lopen. Het is een heffing die tot aanzienlijke lastenverzwaring leidt bij de burgers, daar de nutsbedrijven zich genoodzaakt zien om deze belasting aan iedereen door te berekenen. In het verleden hebben wij dan ook voorgesteld, met steun van de Kamer, om te gaan werken aan het afschaffen van deze ridicule belasting. Dat voorstel is door de meerderheid aangenomen, vanuit het idee dat de gemeenten vervolgens via het Gemeentefonds gecompenseerd zouden worden. Met enige regelmaat heeft de Kamer slappe beloftes gehoord, in de trant: wij gaan hier binnenkort wel eens met de VNG over praten. Vervolgens was het echter heel lang akelig stil. De laatste jaren hebben maar liefst 98 gemeenten drinkwaterbedrijven benaderd met plannen voor het heffen van precariobelasting. Men kan zich voorstellen dat hoe meer gemeenten een dergelijke belasting gaan heffen, hoe lastiger het wordt om die belasting weer af te schaffen en te compenseren. Daar komt bij dat niet alleen het aantal gemeenten dat precariobelasting heft, toeneemt, maar dat ook de mate waarin gemeenten dat doen, drastisch toeneemt. Een blik op de begroting van het Gemeentefonds laat zien dat deze heffing in het afgelopen jaar gemiddeld met maar liefst 22% is gestegen. Het wordt rap tijd dat hier iets aan gedaan wordt. Mijn fractie verzoekt de minister dan ook om snel met een wetswijziging te komen. 

Nog twee andere onderwerpen. Allereerst een kwestie van een geheel andere orde, maar van grote betekenis voor mijn fractie, te weten de constitutionele toetsing op grond van artikel 120 van de Grondwet. In maart van dit jaar is in de Kamer het initiatiefvoorstel van GroenLinks behandeld waarin wordt voorgesteld dat naast de wetgevende macht ook de rechterlijke macht aan de Grondwet mag toetsen. Mijn fractie heeft altijd positief ten opzichte van dit voorstel gestaan. Vrijzinnige politiek hanteert het basisprincipe van de trias politica. Vanuit dat perspectief is mijn fractie voorstander van de constitutionele toetsing door de rechter. Dit redelijke voorstel van GroenLinks lijkt evenwel — maar wij zijn pas in de eerste termijn bezig — getorpedeerd te worden door de VVD. De tegenwerping is dat de Kamer, de wetgever zelf, moet toetsen. De praktijk laat echter zien dat de Kamer dat helemaal niet doet. Een voorbeeldje. Onlangs is de Mediawet gewijzigd, een wet die volgens mij conflicteert met artikel 7.2 van de Grondwet — het artikel over de vrijheid van meningsuiting — waardoor censuur op radio en tv kan plaatsvinden. Niemand in deze Kamer die destijds iets gezegd heeft; noch vanuit de Kamer, noch vanuit het kabinet werd iets gezegd. Iedereen zat kennelijk te slapen. Het was ook erg laat, maar dat hoeft niet te betekenen dat men de grondwettelijke toetsing achterwege zou moeten laten. Inmiddels heb ik de Kamer in een motie het voorstel voorgelegd om het kabinet hierover een schriftelijke reflectie te laten geven. Deze motie zal waarschijnlijk binnenkort in stemming komen. 

Aanvullend op het voorgaande stelt mijn fractie voor om niet alleen maar te werken aan een idee over een constitutionele toetsingscommissie vanuit de Kamer — wat in mijn ogen een heel raar model is — maar ook om als Kamer zelf iets te doen, door in de memorie van toelichting van ieder wetsvoorstel of initiatiefwetsvoorstel naast de uitvoeringstoets en de juridische toets ook een constitutionele toetsing te laten opnemen. Graag horen wij de reactie van de minister op het voorstel om een constitutionele toetsing in te voeren. 

Tot slot kom ik op de Kieswet, een wet die wel wat aanpassingen kan gebruiken. Mijn fractie heeft al wat ideeën daarvoor. Twee wetsvoorstellen heb ik al ingediend. Daar komen wij op een later moment wel op terug. 

Nog onduidelijk is de stand van zaken omtrent het elektronisch stemmen. Dat is beter voor mensen, beter voor de gemeenten en beter voor onze democratie. 

Een ander idee is de motie die ik al heb ingediend bij de Raming voor de Tweede Kamer. Ik heb die toen aangehouden om van de minister nog een oordeel te horen. In deze motie (34123, nr. 27) wordt voorgesteld de Kieswet te wijzigen op het punt van het opnieuw innemen van een Kamerzetel nadat men juist eerder gedurende dezelfde zittingsperiode uit eigen beweging de Kamer heeft verlaten. Met uitzondering van een switch naar een bewindspositie vindt mijn fractie het volkomen onzinnig dat ex-Kamerleden, terwijl zij zelf aanvankelijk de deur achter zich dichtgetrokken hebben, binnen dezelfde zittingsperiode doodleuk weer binnen kunnen komen lopen. Het Kamerlidmaatschap is een serieuze aangelegenheid. Kamerleden zitten op deze blauwe stoeltjes, omdat zij daartoe verkozen zijn. Mijn fractie is van mening dat onder het motto "opgestaan is plaats vergaan" vertrekkende Kamerleden niet zomaar kunnen terugkeren, maar bij de volgende verkiezingen hun kansen wederom, net als ieder ander, moeten beproeven. Ik zie graag de reactie van de minister op de reeds ingediende motie tegemoet. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Morgen rond 15.30 uur zal de behandeling van deze begroting worden voortgezet. De minister zal dan namens de regering antwoord geven. 

Naar boven