19 Creëren tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma, Asscher, Van Otterloo, Van Wijngaarden en Van Ojik houdende regels inzake het creëren van tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rijkswet inperking gevolgen Brexit) ( 35130 -(R2119)).

(Zie vergadering van 9 oktober 2019.)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma, Asscher, Van Otterloo, Van Wijngaarden en Van Ojik houdende regels inzake het creëren van tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap, oftewel de Rijkswet inperking gevolgen Brexit. Ik heet de initiatiefnemers van harte welkom. Zij worden in vak-K ondersteund door mevrouw Floor van der Zee, beleidsmedewerker van D66, en de heer Laurens Brouwer, die werkzaam is bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Tevens heet ik de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Zij treedt bij de behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel op als adviseur van de Kamer en zal na de initiatiefnemers ook het woord tot de Kamer richten. Op 9 oktober jongstleden vond de eerste termijn van de zijde van de Kamer plaats. Vandaag is de beantwoording in eerste termijn en de gehele tweede termijn aan de orde.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef namens de indieners het woord aan de heer Sjoerdsma. Gaat uw gang.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, dank u wel. Het is bijzonder om als Kamerlid vanuit vak-K te mogen spreken. Het is ook een grote eer om dat te mogen doen mede namens de mede-indieners, de heer Asscher, de heer Van Ojik, de heer Van Otterloo en de heer Van Wijngaarden, die zich helaas laat afmelden wegens ziekte. Het is een eer, en het is wellicht iets om trots op te zijn, maar ik denk dat ik voor ons allemaal spreek als ik zeg dat wij hier vandaag liever niet waren geweest, dat wij dit debat liever niet hadden gevoerd, dat we deze noodwet liever niet nodig hadden gehad en dat we allemaal liever hadden gezien dat de brexit überhaupt niet had plaatsgevonden. Maar nu dat wel zo is en nu de kans op een no-dealbrexit nog steeds urgent is en boven de markt hangt, is onze wet nodig, broodnodig zelfs, om Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk te helpen. Dat is ook waarom wij hier vandaag met volle overtuiging zitten.

We zijn als initiatiefnemers veel dank verschuldigd aan een aantal mensen, die ik voorafgaand aan onze beantwoording graag kort zou willen noemen. Dat zijn onder andere de belangenvereniging van Europeanen in het Verenigd Koninkrijk, the3million, met bijzondere dank aan Monique Hawkins, Hedwig Hegtermans, Nicole Wevers en alle anderen die ons hebben geholpen. Uiteraard ook dank aan Laurens Brouwer en Edwin Brijder van het ministerie van Justitie en Veiligheid, die ons hebben ondersteund met waardevol advies, ons eigen Bureau Wetgeving en tot slot natuurlijk Floor van der Zee en Carsten Zwaaneveld voor al het werk achter de schermen.

Voorzitter. Ik dank uiteraard ook alle collega's in de Kamer voor hun inbreng. Bij sommige partijen, PvdA, GroenLinks, VVD, 50PLUS en D66, proefde ik al volledige steun. Dat verbaast wellicht niet heel erg, gezien de indieners van dit wetsvoorstel. Een aantal partijen heeft buiten deze Kamer reeds steun toegezegd, waarvoor ik hun dankbaar ben. Ik proefde bijvoorbeeld bij de SP een constructieve houding. Ook daar ben ik zeer erkentelijk voor. Anderen maakten ons deelgenoot van hun persoonlijke worsteling. Ik snap dat heel goed. Maar bovenal had iedereen terechte vragen. Vandaag ga ik proberen deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden om eventuele zorgen weg te nemen en de laatste twijfelaars nog over de streep te trekken. We hebben ervoor gekozen dat ik namens de mede-indieners het woord zal voeren. Om de Kamer van dienst te zijn zal ik de beantwoording in blokjes afwerken. Allereerst wil ik u graag meenemen in het belang en het doel van deze noodwet en de keuze die we hebben gemaakt voor de dubbele nationaliteit als oplossing. Daarna zal ik ingaan op de evenredigheid, de inwerkingtreding, de verhouding met het regeerakkoord, de informatievoorziening naar aanleiding van deze wet, en tot slot enkele overige vragen.

Voorzitter. Ik begin met mijn eerste blokje, over het belang van deze wet. Misschien moet ik allereerst ook nog de aanleiding voor deze initiatiefwet noemen. Op 23 juni 2016 stemden de Britten in een referendum voor de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Dat was een kantelpunt in de geschiedenis, met op dat moment nog onduidelijke gevolgen. Het hele brexitproces bracht chaos. Twee Britse premiers hebben het veld moeten ruimen. Je zou het bijna een soap noemen met een dagelijkse cliffhanger, ware het niet dat de gevolgen zo dramatisch zijn voor zovelen. Nadat het VK bekendmaakte de Europese Unie te willen verlaten, volgden langdurige onderhandelingen over het uittredingsakkoord om ervoor te zorgen dat de brexit zo ordelijk mogelijk zou zijn en om te regelen dat rechten en plichten goed verankerd zouden zijn. In november 2018 leverden die onderhandelingen ook daadwerkelijk een uittredingsakkoord op, maar dat werd helaas verworpen door het Britse parlement op 15 januari van dit jaar. Daardoor moesten Nederland en andere Europese lidstaten zich voorbereiden op het steeds groter wordende risico van een no-dealbrexit. Van douanebemensing tot medicijnvoorraden, van de sociale zekerheid tot de Zorgverzekeringswet: vrijwel alle noodmaatregelen zijn reeds tussen het kabinet en de Kamer besproken. Maar de Verzamelwet Brexit bood geen soelaas voor bijvoorbeeld het verblijfsrecht, het kiesrecht, het recht op terugkeer en gezinshereniging en zaken als studiekosten voor Nederlanders in het VK. Daarmee vallen de 100.000 Nederlanders in het VK tussen wal en schip, ondanks de belofte van het kabinet in het regeerakkoord om speciale aandacht voor hen te hebben. De toekomst van deze mensen die daar hun leven op bouwden, staat bij een no-dealbrexit op losse schroeven. De onzekerheid knaagt aan velen. De wanhoop groeit. Zij zien zich voor de keuze gesteld om ofwel de Britse nationaliteit aan te nemen om hun verblijf in het VK zeker te stellen, en daarmee hun Nederlandse nationaliteit te verliezen met alle gevolgen van dien, ofwel hun Nederlandse nationaliteit te behouden, waarmee hun toekomst in het VK allerminst zeker is. De heer Verhoeven noemde dat kiezen tussen hoofdpijn en buikpijn. Dat is een keuze die je mensen niet wilt aandoen.

Als Nederlandse politieke partijen nemen wij daarom verantwoordelijkheid, waar Britse politieke partijen dat helaas nalaten. Dat is bijzonder omdat wij, als toch wel bonte verzameling van partijen, verschillend denken over de hier geboden oplossing: de dubbele nationaliteit. De heer Mulder van de VVD zei het mooi. Hij zei: in plaats van te gaan worstelen, zijn wij ons gaan engageren met de initiatiefnemers. Ik kom daar zo nog op terug. Wat ons bindt is onze overtuiging, van links tot rechts, dat wij een oplossing moeten bieden voor de onzekerheid en de problemen waar Nederlanders in het VK mee te maken krijgen bij een no-deal. Dat willen we doen door hen onder duidelijke voorwaarden de mogelijkheid te bieden de Britse nationaliteit aan te nemen zonder de Nederlandse nationaliteit te verliezen. Zo bieden wij hun zekerheid en bieden wij hun ook perspectief. Voor Nederlanders die na het brexitreferendum reeds de Britse nationaliteit hebben verkregen en daarvoor de Nederlandse hebben moeten opgeven, geldt een optierecht waarmee zij het Nederlanderschap kunnen herkrijgen.

We doen dat omdat dit een unieke situatie is en omdat het gaat om een sterk afgebakende groep. Mevrouw Leijten zegt terecht dat burgerrechten in de onderhandeling over de brexit inzet zijn van een politiek spel. Zij noemde de burgers de kinderen in een vechtscheiding. Ik vind dat een treffende vergelijking. Ik zie deze wet dan ook als een voortzetting van de goede samenwerking binnen de hele Kamer om de burgerrechten zeker te stellen. Ik hoop dan ook dat wij aan het eind van dit debat de SP aan onze zijde kunnen vinden.

Voorzitter. Er is nog steeds geen zekerheid dat de no-dealbrexit van tafel is. Natuurlijk, de Britse regering heeft tussen het moment van de inbreng van de Kamer van enkele weken geleden en deze beantwoording opnieuw een deal gesloten met de Europese Unie. Dat is goed nieuws. Datzelfde geldt voor het feit dat het Lagerhuis in principe met een meerderheid heeft gestemd voor een serieuze behandeling van deze deal. Maar iedereen die het debat in het Lagerhuis de afgelopen dagen en ook vandaag heeft gevolgd, weet dat het te voorbarig is om opgelucht adem te halen. Het is nog steeds onduidelijk of, wanneer en op welke wijze het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zal verlaten. Bepalend zullen de verkiezingen van december zijn. Inmiddels is duidelijk dat het Lagerhuis heeft besloten dat we op vrijdag 13 december weten wie de nieuwe premier in het VK zal zijn. Ik hoop dat dat geen omineus teken is. Het vangnet dat onze brexitnoodwet biedt, is daarom nog steeds noodzakelijk.

Voorzitter, dan het tweede blokje. Ik stond net al even stil bij de bijzondere samenwerking tussen deze partijen en het unieke karakter van deze wet. Dat licht ik graag nog wat verder toe. De initiatiefnemers verschillen van mening over de wenselijkheid van het hebben van dubbele nationaliteiten. Sommigen van ons zijn voorstander van de mogelijkheid voor iedereen om een dubbele nationaliteit te hebben, anderen zien juist enkelvoudige nationaliteit als ijkpunt. Toch hebben we voor Nederlanders in het VK de oplossing gezocht in het nationaliteitsrecht. Dat laat zich verklaren uit het simpele feit dat er geen andere oplossing voorhanden was om op unilaterale wijze Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de brexit. We hebben lang naar een andere oplossing gezocht, maar die niet gevonden. Is dat dan opportunistisch, zoals mevrouw Van Toorenburg zei? Ik zou zeggen van niet, want het is noodzakelijk. Het gaat verder dan partijpolitiek, want wij willen voorkomen dat Nederlanders vermorzeld dreigen te worden. En dan geldt, denk ik: nood breekt wet. Mevrouw Leijten zei dat heel mooi in het afgelopen debat. De brexit is uniek, omdat die de leef- en woonomstandigheden van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk onverwacht, zwaarwegend en negatief verandert, zonder dat deze Nederlanders invloed hebben gehad op deze beslissing. Deze unieke situatie vraagt om een unieke behandeling. Het is dus een uitzondering voor een heel specifieke, scherp afgebakende groep mensen. Daarom hebben we deze wet strak ingekaderd. De wet geldt alleen voor Nederlanders die al voor het brexitreferendum in het Verenigd Koninkrijk woonden en die in de periode tussen 23 juni 2016 tot het tijdstip van verkrijging van de Britse nationaliteit onafgebroken hoofdverblijf hadden in het VK.

Mevrouw Leijten vroeg hier of deze wet een opmaat naar meer is. Ik hoop dat zij net impliciet heeft gehoord — en ik zal het nu expliciet zeggen — dat het antwoord daarop is: nee, dit is niet een opmaat naar meer. Deze situatie is uniek. Deze samenwerking is in die zin ook uniek. Ik sta daar niet alleen in. Ook de Raad van State ziet geen precedentwerking uitgaan van deze wet. Enkel wanneer een ander Europees land de Europese Unie plots zou willen verlaten, kan ik me dat voorstellen. Als bijvoorbeeld — hypothetisch — Spanje plotseling zou willen uittreden op een zodanige manier dat Nederlanders ter plekke eronder lijden op een manier zoals nu ook in Groot-Brittannië gebeurt, dus dat ze geen invloed hebben gehad op de beslissing, kan ik me voorstellen dat deze wet een precedentwerking heeft. Ik denk ook dat alle initiatiefnemers zich dan opnieuw en met enig enthousiasme achter een soortgelijke wet zouden scharen om ook dan te proberen om een uitzondering te creëren. Ik zeg dat ook in de richting van mevrouw Kuiken die misschien liever wel had gezien dat we met deze wet een opmaat naar verruiming van de dubbele nationaliteit zouden creëren. Vanuit partijpolitiek opzicht snap ik dat, maar dat is in dit geval niet zo.

Mevrouw Kuiken heeft ook gevraagd hoe andere lidstaten die met dezelfde problematiek kampen, dit oplossen. Duitsland was het eerste land dat besloot om de dubbele nationaliteit toe te staan voor Duitsers in het Verenigd Koninkrijk ten tijde van de brexitonderhandeling. Het Duitse voorbeeld was dan ook een belangrijke inspiratiebron voor ons bij deze wet. Overigens volgden meer landen. Zo besloten zelfs het oerconservatieve Oostenrijk en Slowakije om de dubbele nationaliteit toe te staan in het geval van een no-dealbrexit. Dat staat natuurlijk los van het feit dat verscheidene Europese lidstaten, eigenlijk verreweg de meerderheid, inmiddels de mogelijkheid van een dubbele nationaliteit kennen en dit probleem dus überhaupt niet ondervinden.

Voorzitter. Het derde blokje raakt aan het tweede, het commentaar van de Raad van State. Mevrouw Van Toorenburg ging mee in de opvatting van de Raad van State, namelijk dat de geboden oplossing niet evenredig zou zijn. Ik begrijp die redenering ten dele. We hadden de oplossing ook liever niet in het nationaliteitsrecht gezocht. Zoals wij in onze reactie op de Raad van State zeiden en overigens ook op de vele vragen van het CDA in de schriftelijke ronde, hadden we niets liever gewild dan een oplossing te vinden die minder verstrekkend was geweest. Maar noch het CDA, noch de Raad van State, noch andere experts hebben een alternatieve oplossing aangedragen die wij over het hoofd hebben gezien. In dat licht uitte mevrouw Van Toorenburg rake woorden, denk ik. Zij stelde dat wij "niet lijdzaam moeten toekijken hoe mensen vermalen worden". Dat maakt dat wij onverminderd inzetten op deze weg. Dat maakt ook dat ik de hoop koester dat mevrouw Van Toorenburg, ook al is zij vandaag niet hier, ondanks haar worsteling met de gekozen oplossing bereid is om zich bij ons aan te sluiten omwille van de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. Want het alternatief is dat je ervoor kiest om niets voor hen te doen. Mevrouw ... Excuus. Mijnheer de voorzitter, dat zou dood- en doodzonde zijn.

Voorzitter. Het vierde blokje gaat over de vragen over de inwerkingtreding van de wet. Mevrouw Kuiken vroeg of de wet in werking treedt als er toch geen brexit plaatsvindt. Dat zal niet het geval zijn. Deze wet ziet expliciet toe op een brexit met een no-dealscenario. Iets specifieker: "Een inwerkingtredingsbesluit wordt genomen op het moment dat het VK de Europese Unie verlaat en er geen akkoord is bereikt waarin de rechten van Nederlanders in het VK voldoende zijn gewaarborgd." Mevrouw Van Toorenburg vroeg in dit geval naar het begrip "voldoende" en wie dat zou bepalen. Zij stelde dat de term "voldoende" enige beoordelingsruimte laat. Dat relateert ook aan de vraag van mevrouw Leijten. Zij vroeg wat er gebeurt als er een akkoord komt waarin de gemaakte afspraken over de burgerrechten niet overeenkomen met wat in dit wetsvoorstel wordt geregeld. Wij hebben gesteld dat de maatstaf voor voldoende of niet het uittredingsakkoord is zoals het destijds is gesloten door de voormalige premier van het Verenigd Koninkrijk, mevrouw May. Wat daarin is geregeld aan burgerrechten is de ondergrens voor wat voldoende waarborging is. Als het daar onder komt — die beoordeling zal te zijner tijd bij het kabinet liggen — dan zal deze wet gelden.

Gerelateerd hieraan vroeg mevrouw Leijten naar de snelheid waarmee deze wet in werking kan treden. Hoewel de harde deadline van 31 oktober niet meer als een zwaar van Damocles boven ons hoofd hangt — dat is op zich gelukkig — en de deadline door de Europese Unie is verschoven naar eind januari van volgend jaar, moeten we wel constateren dat ook met het besluit van het Lagerhuis van vandaag, er eerst verkiezingen zullen plaatsvinden en dat dan ook de periode tussen die verkiezingen en de deadline van de Europese Unie weer heel kort zal zijn en dat het akkoord dat is gesloten tussen de inbreng van de Kamer en deze beantwoording slechts op hoofdlijnen door het Lagerhuis is goedgekeurd ter navolgende behandeling. Dus dat betekent dat het ons iets meer lucht geeft maar een no-deal, een deal of uitstel, alles is nog mogelijk. Dus wij zullen als indieners alles op alles zetten om zo spoedig mogelijk een meerderheid voor deze wet te vinden in deze Kamer en hopelijk ook in de Eerste Kamer.

Mevrouw Leijten (SP):

Dank aan de heer Sjoerdsma voor de antwoorden waar het gaat over het uittredingsakkoord, dat eigenlijk de deal van May is met de Europese Unie. Nu heeft Johnson een nieuwe deal onderhandeld. Die is voor 95% hetzelfde. Wat is precies de inschatting van de heer Sjoerdsma over die burgerrechten? Is dat punt een-op-een overgenomen en gaat het sec over de Ierse grens of zitten daar nog wel wat haken en ogen aan? Bijvoorbeeld ten aanzien van arbeidsomstandigheden en dat soort zaken zijn natuurlijk wel wat dingen gewijzigd wat betreft het gelijk speelveld als je dat vergelijkt met het akkoord van May.

De heer Sjoerdsma (D66):

Klopt. Er zijn inderdaad zaken veranderd die zien op de Noord-Ierse grens en op de backstop. Er zijn ook zaken uit de wettekst gehaald en verplaatst naar de politieke verklaring als het gaat om arbeidsrechten in het Verenigd Koninkrijk. Dat geldt overigens niet alleen Nederlanders in het VK maar eigenlijk alle Britten. Ik weet niet of ik er namens alle initiatiefnemers over kan spreken maar ik kan mij voorstellen dat bijvoorbeeld de partij van mevrouw Leijten het betreurenswaardig vindt dat dit is gebeurd. Kijkend naar de burgerrechten moet ik constateren dat de deal van premier Johnson nagenoeg gelijkwaardig is aan die van mevrouw May. Dus als deze deal ongewijzigd goedgekeurd zou worden door het Lagerhuis en uiteindelijk door de House of Lords, dan zou dat afdoende moeten zijn. Maar goed, uiteindelijk ligt die beoordeling natuurlijk wel bij het kabinet in een dergelijke situatie. Er zijn ook nog wel een aantal serieuze zorgpunten. Ik noem bijvoorbeeld het feit dat deportatie dreigt voor EU-burgers op het moment dat hun registratie niet op tijd of niet afdoende is behandeld. Dat is niet geregeld in het uittredingsakkoord dat mevrouw May heeft gesloten met de Europese Unie, maar ook niet in het akkoord van de heer Johnson en dat blijft een groot punt van zorg.

Het vijfde blokje is de verhouding met het regeerakkoord. De heer Verhoeven en mevrouw Van Toorenburg spraken over de passage in het regeerakkoord over de modernisering van het nationaliteitsrecht. Mevrouw Van Toorenburg sprak expliciet over het tweede deel daarvan, namelijk een keuzemoment voor mensen met een dubbele nationaliteit in de tweede generatie. Maar als goed verstaander van het regeerakkoord zou ik mevrouw Van Toorenburg ook willen wijzen op het eerste deel van die passage over het nationaliteitsrecht waarin staat dat juist de mogelijkheid voor de eerste generatie immigranten en emigranten om een dubbele nationaliteit aan te nemen, wordt verruimd. Dat is in lijn met het voorstel van deze initiatiefnemers. Ik ben het daarom ook eens met de opmerking van de heer Verhoeven die stelt dat wanneer deze eerste passage al zou zijn uitgevoerd door het kabinet, dit voorstel niet nodig zou zijn geweest, wat overigens ook een boel werk had bespaard. Mevrouw Kuiken geleidde daarover een vraag door naar de staatssecretaris. Ik ben vanzelfsprekend zeer benieuwd hoe zij daarover denkt.

He zesde blokje is de informatievoorziening naar aanleiding van deze wet. Mevrouw Özütok vroeg ook naar de capaciteit bij ambassades en consulaten voor de inwerkingtreding van deze wet. De verwachting is bij ons niet dat er voor de invoering van deze wet bij de Nederlandse ambassades of consulaten in het Verenigd Koninkrijk extra capaciteit nodig zal zijn of behoeft te worden vrijgemaakt, want wij verwachten immers dat Nederlanders de Britse nationaliteit zullen aanvragen en dat dus ook de Britse autoriteiten wellicht extra capaciteit nodig zullen hebben om die aanvragen te verwerken. Iets anders ligt het bij degenen die gebruik zouden willen maken van de optieregeling om alsnog de Nederlandse nationaliteit terug te krijgen. Dat zijn de mensen die na het referendum en voor de inwerkingtreding van deze wet al de Britse nationaliteit hebben aangevraagd en daarvoor de Nederlandse hebben opgegeven. Dat vereist uiteraard wel werkzaamheden van de Nederlandse ambassade maar onze verwachting is dat aangezien dit zo veel mogelijk aansluit bij de bestaande procedure, dit zal leiden tot geen of misschien slechts geringe capaciteit om dat te verwerken. Dat moet dus geen probleem zijn. Het is natuurlijk wel erg belangrijk dat er informatievoorziening plaatsvindt over deze wet. De heer Mulder van de VVD stelde deze vraag ook aan de staatssecretaris. Ik weet dat de behandeling van deze initiatiefwet door veel Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk wordt gevolgd, maar ik ben het met hem eens dat het zeer belangrijk is dat alle Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk te zijner tijd kennis moeten kunnen nemen van de mogelijkheid die deze noodwet hen biedt. We hebben in het verleden eerder meegemaakt dat Nederlanders in den vreemde geconfronteerd werden met zeer verstrekkende en negatieve gevolgen met betrekking tot hun nationaliteit, als gevolg van gebrekkige overheidscommunicatie. Een herhaling daarvan moeten we voorkomen. Maar goed, dat kunnen we niet bij wet regelen. Ik hoop dat de staatssecretaris dat te zijner tijd op zich wil nemen.

Voorzitter. Tot slot nog twee resterende vragen. Mevrouw Van Toorenburg bracht in haar worsteling nog ter sprake dat met deze wet "30.000 Somaliërs gewoon weer naar Nederland kunnen komen". Ik hoop haar te helpen door te zeggen dat dit mensen zijn die de Nederlandse nationaliteit al hebben. Zij kunnen dus op dit moment en eigenlijk op elk moment dat zij wensen terugkeren naar Nederland. Dat gebeurt ook al vanwege de brexitchaos. Het doel is juist dat Nederlanders die in het VK wonen en daar willen blijven, dat ook kunnen, door hen naast de Nederlandse nationaliteit ook de Britse nationaliteit toe te staan. Voor zover de zorgen van mevrouw Van Toorenburg dus gerechtvaardigd zijn, geldt wat ons betreft eerder het omgekeerde: mét deze wet zullen Nederlanders juist in het Verenigd Koninkrijk willen blijven, ook Somalische Nederlanders.

In dit verband vroeg mevrouw Özütok of wij verwachten dat meer mensen door de brexit terug naar Nederland zullen verhuizen. Door de brexit? Ja. Maar wij hopen dat met deze wet Nederlanders er juist voor zullen kiezen om niet terug te verhuizen naar Nederland, omdat ze dat dan niet meer hoeven. Ze krijgen de mogelijkheid om het daar opgebouwde leven voort te zetten. Ze zijn niet meer afhankelijk van de grilligheid van de Britse politiek en het risico op een no-dealbrexit.

Voorzitter. De heer Verhoeven vroeg ten slotte wat wij nog meer kunnen doen voor Britten in Nederland. Dat is volgens mij een terechte vraag, want ook deze groep mensen verkeert nog altijd in onzekerheid. De regering is gelukkig al coulant geweest in de richting van deze mensen, onder andere met een overgangsregeling van vijftien maanden. Verder is er een regeling getroffen voor Britten onder vrijwel gelijke voorwaarden als die nu al gelden in het Unierecht. Wel is het zo dat in Nederland een Brit na een periode van slechts zes maanden zijn of haar recht op terugkeer verliest. Dat is in sommige gevallen problematisch. Het is namelijk goed voor te stellen dat Britten nog familie hebben in het Verenigd Koninkrijk, en dat ze daarom bijvoorbeeld bij ziekte of andere persoonlijke gevallen willen zorgen voor die familieleden en dan dus ook langer dan zes maanden in het VK zouden willen verblijven. Het zou ook kunnen dat ze bijvoorbeeld voor studie of werk een tijd buiten Nederland moeten verblijven. Dat is zorgelijk. Ik ben het zeer met de heer Verhoeven eens dat dit geen wenselijke situatie is. Ik ben dan ook benieuwd wat de staatssecretaris hierover zegt, maar mocht de Kamer het initiatief nemen om deze groep nog verder tegemoet te komen, dan moedig ik dat zeker aan.

Voorzitter. Ik kom hiermee aan het eind van mijn beantwoording. Ik hoop ieders inbreng recht te hebben gedaan.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik nu gelijk het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank u wel, voorzitter. Ik spreek niet in blokjes. Ik heb een korte algemene inleiding, en vervolgens behandel ik de vragen zoals die aan mij gesteld zijn.

In juni 2016 hebben de Britten in meerderheid gestemd voor uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Velen van u betreuren met mij deze uitkomst, maar tegelijkertijd is het een gegeven waar we niet omheen kunnen. Sindsdien is de route naar een daadwerkelijke brexit zeer moeizaam verlopen, met talrijke bizarre plotwendingen. Geen scriptschrijver had dit vooraf kunnen bedenken, is mijn inschatting. Nog steeds, tot op de dag van vandaag, is er geen definitieve duidelijkheid over het tijdstip waarop en de voorwaarden waaronder het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zal verlaten. Ik heb daarom begrip voor alle onrust en onzekerheid waartoe de brexit leidt onder onze landgenoten die in het Verenigd Koninkrijk wonen en werken. Ik heb dan ook waardering voor het feit dat de initiatiefnemers zich ervoor hebben ingespannen om een wetsvoorstel voor te bereiden dat beoogt aan deze onzekerheid een einde te maken. Mijn oprechte complimenten daarvoor, want een initiatiefwetsvoorstel is beslist geen gemakkelijk karwei. Mijn waardering voor de inspanning van de initiatiefnemers om dit initiatiefwetsvoorstel voor te bereiden, betekent echter nog niet dat het kabinet het initiatief ook inhoudelijk steunt. Ik kom daarop terug.

Het wetsvoorstel regelt, kort gezegd, dat Nederlanders die ten tijde van het brexitreferendum woonachtig waren in het Verenigd Koninkrijk de Britse nationaliteit kunnen verwerven met behoud van het Nederlanderschap in het geval van een harde brexit. Ook wordt het voor deze groep mogelijk gemaakt het Nederlanderschap te herkrijgen als dat eerder verloren is gegaan vanwege het vrijwillig verkrijgen van de Britse nationaliteit.

De Raad van State had bezwaren tegen het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel leidt ertoe dat een specifieke groep burgers definitief een dubbele nationaliteit kan verkrijgen waar dat anderen in beginsel niet is toegestaan. Daarmee refereert de Raad van State aan het gelijkheidsbeginsel. Het tweede punt dat de Raad van State naar voren brengt, is dat de problematiek van de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk in de kern een probleem is van verblijfsrechtelijke aard. De onomkeerbare oplossing voor deze groep vindt de Raad van State in dat licht dan niet evenredig. Het kabinet onderschrijft die kritiek van de Raad van State, met alle begrip voor de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk die worden getroffen door de brexit. Het voorstel staat op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel. Dat is een belangrijk bezwaar dat het kabinet heeft. Bovendien is het nationaliteitsrecht niet het juiste instrument om een verblijfsrechtelijk vraagstuk op te lossen. Ik voeg daar nog aan toe dat er ook vóór de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot toen nog de Europese Economische Gemeenschap, in 1973, vele Nederlanders woonden en werkten in het Verenigd Koninkrijk onder de toenmalige regelgeving.

We moeten de problematiek ook niet overschatten. Er wonen ongeveer 100.000 Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. Een flink deel daarvan kan echter op grond van de huidige wetgeving al een dubbele nationaliteit verkrijgen, namelijk de Nederlanders die getrouwd zijn met een Brit of een Britse en de Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren. Voor de resterende groep is het van belang dat er inmiddels zicht lijkt te zijn — lijkt te zijn, zeg ik — op een uittredingsovereenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie waarin de verblijfsrechten van de burgers over en weer zijn gewaarborgd. Daar is zojuist ook al aan gerefereerd door de heer Sjoerdsma. Dat is het voorstel dat geaccepteerd is, het voorstel van de oud-premier van Engeland, May; het huidige voorstel is daar voor 98% of 99% gelijk aan.

Voor het geval er onverhoopt toch sprake zal zijn van een no-dealbrexit — dat valt niet uit te sluiten — heeft de Britse regering een regeling getroffen voor het verblijfsrecht van in het Verenigd Koninkrijk wonende Unieburgers en hun gezinsleden. Ze komen in dat geval in aanmerking voor de zogenaamde pre-settled status als ze nog geen vijf jaar in het Verenigd Koninkrijk verblijven, of voor de settled status als ze vijf jaar of langer in het Verenigd Koninkrijk verblijven.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik ben altijd heel gevoelig voor mensen die het vermogen hebben om empathisch te zijn, vooral in de politiek. Ik hoor de staatssecretaris beginnen met heel veel empathie voor die honderdduizend Nederlanders die in knel komen. Zij komen in de knel door iets waar ze zelf niet schuldig aan zijn of verantwoordelijk voor zijn, omdat ze ooit besloten er te gaan werken of verliefd te worden of misschien omdat ze simpelweg nog niet willen of kunnen trouwen of er hele vrijzinnige ideeën op nahouden. En ik hoorde de staatssecretaris net zeggen: er zijn mensen die wel die mogelijkheid hebben en het gaat om een kleinere groep waarbij dat wellicht niet aan de orde is. Ik vind het bevreemdend dat de staatssecretaris zegt: wellicht is het voor tienduizenden Nederlanders eigenlijk een kwestie van pech. Dat vind ik een rare uitspraak, hoewel die vriendelijk klinkt van de staatssecretaris. Dus ik vraag me af: als de staatssecretaris niet hiervoor is, wat geeft ze die mensen dan wel om een gevoel van zekerheid te hebben en te kunnen leunen op een Nederlandse overheid die er is om goed voor hen te zorgen? Wat heeft u zelf eigenlijk gedaan om die empathie invulling te geven?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Laat ik allereerst zeggen: ik heb niet gezegd dat het pech is. Dat klinkt heel onaangenaam en ik vind het ook onaangenaam om dat zo te betitelen. Dat is niet het geval. Er is door de Europese Unie onderhandeld met de Engelse regering. Daarbij is een uittredingsovereenkomst tot stand gekomen. Die is overigens niet aanvaard door het Britse parlement. Daar zijn we het over eens. Dat is zojuist ook genoemd. Maar er is een uittredingsovereenkomst tot stand gekomen en ook Nederland zelf heeft bilateraal heel veel contact met de Engelse regering om ervoor te zorgen dat de rechten van de Nederlanders die in Engeland wonen en werken, zo veel mogelijk gewaarborgd zijn. En dat is die pre-settled status en de settled status. Op grond daarvan kan ik niet zeggen: het is pech. Wij zeggen: er is heel goed onderhandeld met de Engelse regering om ervoor te zorgen dat de Nederlandse burgers zo goed mogelijk geholpen zijn in het geval van een brexit. Ik heb het niet over de no-dealbrexit; ik heb het over de brexit.

Mevrouw Belhaj (D66):

Als je besluit om empathisch te zijn om er vervolgens zelf geen invulling aan te geven, dan zeg je tegen mensen: u heeft pech gehad; ik ga niets voor u doen. Ik ga niet het maximale doen, zelfs niet met het regeerakkoord in de hand. Op grond van dat regeerakkoord heeft u de mogelijkheid om uiting te geven aan het nationaliteitenrecht, om te komen tot een verruiming van de mogelijkheid van het bezit van meerdere nationaliteiten voor de aankomende eerstegeneratie-emigranten en -immigranten. Dat staat in het regeerakkoord. Dus u heeft een mogelijkheid om dit voorstel aan te grijpen om tegen al die Nederlanders te zeggen: ik ben een staatssecretaris die niet alleen begrip heeft voor uw situatie, maar die ook nog een keer zegt "u heeft geen pech; sterker nog, ik heb hier een regeerakkoord in mijn handen en ik ga aan de slag". Dus als u niets doet, dan zegt u feitelijk onderaan de streep: pech gehad, beste mensen: verkeerde beslissing gemaakt, naar het verkeerde land vertrokken, verkeerde baan gekozen, op de verkeerde man of vrouw verliefd geworden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik wijs nogmaals het woord "pech" van de hand. Dat woord heb ik niet gebruikt en dat ga ik ook niet gebruiken. Ik moet wel zeggen dat het wetsvoorstel dat gemaakt had kunnen worden op basis van het regeerakkoord — dat net door mevrouw Belhaj werd aangehaald — twee kanten heeft. De ene kant van dat wetsvoorstel zou geweest zijn dat een dubbele nationaliteit mogelijk is voor de eerstegeneratie-immigranten en -emigranten. Maar daaraan is gekoppeld — en dat had in hetzelfde wetsvoorstel gemoeten — dat de tweede generatie dan de keuze moet maken. Het is niet zo dat je de ene helft wel had kunnen doen en de andere helft niet. En dat is iets wat een heel ingewikkeld geheel is als je gaat bedenken dat je de tweede generatie een nationaliteit gaat afnemen.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ingewikkelde dingen zijn er om opgelost te worden. Dit is nou zo'n situatie waarin je moet denken: dat had je nooit met elkaar bedacht; wat een toeval dat er twee opmerkingen in het regeerakkoord staan. Maar u als staatssecretaris houdt van complexe dossiers en denkt: hoe ga ik dat nou regelen voor die Nederlanders? Dus dan heb ik de volgende vraag. U kunt zeggen dat u hier en daar de dingen niet precies goed ziet lopen, maar ik denk dan: de 100.000 mensen die nu naar u luisteren, snappen er echt helemaal niets van. Is het echt niet mogelijk dat de staatssecretaris het volgende zegt? "Ja, ik snap wat de Raad van State heeft gezegd, maar ik snap ook wat de Kamer vindt. Weet je wat? Ik vind het belangrijk dat deze mensen geen pech hebben. Ik vind het belangrijk dat deze mensen gehoord worden door de Nederlandse overheid." Waar ziet u nou wel een mogelijkheid om die mensen gewoon hun nationaliteit te laten behouden, niet zo in de knel te laten komen en zo bezorgd te laten zijn als ze nu zijn?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nogmaals, ik heb inderdaad empathie voor die mensen. Maar tegelijkertijd is het de taak van het kabinet om in de gaten te houden voor wie we wet- en regelgeving maken. We maken wet- en regelgeving voor alle burgers, voor het algemeen belang. Dat betekent dat we ook het gelijkheidsbeginsel goed in de gaten moeten houden. Het gelijkheidsbeginsel is een ongelofelijk belangrijk beginsel. Er zijn heel veel meer Nederlanders die in den vreemde wonen en werken en die ook heel graag een dubbele nationaliteit zouden willen hebben, dus een andere nationaliteit met behoud van de Nederlandse nationaliteit. Die mogelijkheid biedt de Rijkswet op het Nederlanderschap niet. In dit geval zegt het kabinet dat het gelijkheidsbeginsel ook met zich meebrengt dat we voor alle Nederlanders wetgeving maken. Je kunt niet zomaar zeggen: die groep is misschien iets zieliger dan de andere en daar moeten we dan een afwijking in maken. Dit is de keuze die het kabinet maakt. Het gelijkheidsbeginsel is echt leidend in dezen.

De voorzitter:

U mag nog één keer, mevrouw Belhaj, maar ik had al "afrondend" gezegd. Dit is echt de allerlaatste keer.

Mevrouw Belhaj (D66):

Het gelijkheidsbeginsel is uiteraard belangrijk. Voor mij had die hele beperking van de nationaliteit er niet in gehoeven, maar voor bepaalde partijen is dat belangrijk. Maar het is tegelijkertijd zuur dat nu een groep slachtoffer wordt van iets wat helemaal niet noodzakelijk is, vooral niet omdat u verwijst naar een zogenaamde precedentwerking. U zei in het begin van uw verhaal dat u veel dingen van de Raad van State onderschrijft. Maar u onderschrijft dan net weer niet dat de Raad van State heeft aangegeven hier geen precedentwerking te zien. Dit is een unieke situatie die erom vraagt en mogelijkheden biedt om hiervoor maatregelen te nemen, zoals de indieners zeggen. Dus het zou fijn zijn als de staatssecretaris de precedentwerking en het gelijkheidsbeginsel waar zij nu naar verwijst, uitlegt, want dat is niet wat de Raad van State heeft gezegd. Ik ben benieuwd waar u dat dan eigenlijk vandaan haalt, want u hoeft zich daar helemaal geen zorgen over te maken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Tot slot. Voor zover ik het zie, behandelen we vandaag een initiatiefwetsvoorstel van de heer Sjoerdsma en zijn collega's om een probleem op te lossen voor de 100.000 Nederlanders die in Engeland wonen en werken in het geval van een harde brexit. Dat wetsvoorstel ligt hier. Het lijkt mij dan niet zo heel erg zinvol om verder te speculeren over "als-dan" en "waarom heeft u dat niet gedaan?" Ik heb uitgelegd hoe een en ander in elkaar steekt. De precedentwerking van de Raad van State is niet zozeer gericht op het gelijkheidsbeginsel, als wel op het feit dat de Raad van State erop wijst dat, mocht het wetsvoorstel aangenomen worden, dat niet kan betekenen dat het een precedent is voor allerlei andere situaties waarin Nederlanders in het buitenland wonen en werken en derhalve recht zouden hebben op een tweede nationaliteit met behoud van de Nederlandse nationaliteit.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Mulder.

De heer Anne Mulder (VVD):

De staatssecretaris had het over het zogeheten settled scheme.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Status.

De heer Anne Mulder (VVD):

Wat zegt u?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Settled status.

De heer Anne Mulder (VVD):

Ja, exact: de settled status. Ik neem aan dat ze ook heeft gesproken met vertegenwoordigers van de zogeheten "the3million". Zij maken zich ernstig zorgen over die status. In het Verenigd Koninkrijk heeft men het zogeheten Windrush scandal gehad, waarbij Britten met een Caribische achtergrond onterecht werden gedeporteerd, zoals wordt gezegd. Daarvoor is er een minister afgetreden in het Verenigd Koninkrijk. Ze maken zich zorgen over paspoorten die verloren raken zodat ze geen fysiek bewijs hebben. Hoe kwalificeert de staatssecretaris deze regeling in het Verenigd Koninkrijk? Hoe ziet zij de ongerustheid van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk over deze regeling, gegeven datgene wat ik net heb genoemd?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De contacten die wij met het Verenigd Koninkrijk hebben over de pre-settled status en de settled status geven ons het vertrouwen dat die regeling goed werkt. Dat je hem niet meteen morgen in je zak hebt zitten, dat klopt. Maar dat geldt ook voor het verwerven van de Britse nationaliteit. Die heb je ook niet morgen in je zak, want daarvoor moet ook in Engeland nog inburgering plaatsvinden.

De heer Anne Mulder (VVD):

De staatssecretaris vindt de regeling voldoende. Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk zouden daarmee uit de voeten kunnen. Dat is wat zij zegt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Settled status en pre-settled status, ja.

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik vrees dat ze het niet met de staatssecretaris eens zijn, maar het is goed om dat hier even te wisselen.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank u wel, voorzitter. Ik was gebleven bij de pre-settled status en de settled status. Daarmee kunnen Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk wonen en werken, hun verblijf voortzetten onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de Europese richtlijn inzake vrij verkeer en verblijf (2004/38). Daarmee zijn de verblijfsrechtelijke problemen waar de initiatiefnemers op wijzen ondervangen.

Bovendien staat het Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk ook vrij om de Britse nationaliteit aan te vragen. Dat kan na een jaar verblijf op basis van de settled status. Na minimaal vijf jaar settled status plus één jaar kan de Britse nationaliteit aangevraagd worden. De mensen die dat doen, verliezen hun Nederlanderschap conform de Rijkswet op het Nederlanderschap, zoals dat geldt voor alle Nederlanders die een andere nationaliteit wensen te verkrijgen, behoudens de uitzonderingen die de wet mogelijk maakt.

Het is niet onbelangrijk dat het initiatiefwetsvoorstel voor een hele specifieke groep Nederlanders een nieuwe uitzondering maakt op de hoofdregel van de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap. Dat ligt in het verlengde van wat ik zojuist gezegd heb. Er komt een nieuwe uitzondering bij. De Rijkswet op het Nederlanderschap gaat uit van een enkelvoudige nationaliteit. Die enkelvoudige nationaliteit staat voor het kabinet niet ter discussie, ook niet in het regeerakkoord, waarin alleen een uitzondering wordt gemaakt voor immigranten en emigranten van de eerste generatie. Voor alle anderen worden de regels juist aangescherpt. Mevrouw Kuiken sprak in haar eerste termijn de wens uit dat dit initiatiefwetsvoorstel een opmaat is naar de dubbele nationaliteit als norm. Misschien bedoelde ze dat juist niet en sprak ze daar haar vrees voor uit. Ik zeg tegen haar: als deze wet wordt aangenomen, is dat niet aan de orde.

Mevrouw Leijten (SP):

Dit wetsvoorstel zal worden aangenomen, zeg ik maar vast tegen de staatssecretaris. Er zit namelijk gewoon een Kamermeerderheid naast u. Uw eigen partij heeft deze uitzondering ondertekend. Het zou ook nog weleens zo kunnen zijn dat de SP en het CDA ook meegaan. Dan kijken we tegen een grote meerderheid in de Tweede Kamer aan. Dan kijken de indieners ook aan tegen een zekere meerderheid in de Eerste Kamer. Daarmee kom ik tot de vraag: wat gaat deze staatssecretaris dan doen? Gaat zij het contraseign zetten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zal u zeggen dat de regering zich op het standpunt stelt dat het initiatiefwetsvoorstel geen evenredig middel is om de verblijfsrechtelijke problematiek van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk op te lossen en dat overigens de noodzaak ook niet is aangetoond. Dat betekent dat het kabinet het initiatiefwetsvoorstel ontraadt.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat was mij al duidelijk geworden uit datgene wat de staatssecretaris al heeft gezegd. Maar als de indieners een wet door de Tweede en de Eerste Kamer weten te krijgen, dan moet de regering tekenen. Dat is het contraseign.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja.

Mevrouw Leijten (SP):

Daar vroeg ik naar. Gaat de staatssecretaris dat dan zetten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Ik zit staatsrechtelijk zo in elkaar dat als beide Kamers der Staten-Generaal een wet aannemen, dat ik dan vind dat ik dat contraseign inderdaad moet verlenen. Dan ga ik niet een of andere actie voeren om ergens aan te gaan hangen en te zeggen: dat gaan we niet doen, want dat zou ik heel extreem vinden. Maar ik wil in het debat dat wij vandaag hier voeren wel naar voren brengen — en dat zal ik, als de wet wordt aangenomen en wordt behandeld in de Eerste Kamer, daar ook doen — dat het standpunt van het kabinet op dit moment is dat dit initiatiefwetsvoorstel geen evenredig middel is om de verblijfsrechtelijke problematiek van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk op te lossen. Dat standpunt heb ik en zal ik hebben, maar staatsrechtelijk gezien: als beide Kamers der Staten-Generaal een wet aannemen, dan is dat zo.

Mevrouw Leijten (SP):

Dank voor dat antwoord. Het is inderdaad ook zo staatsrechtelijk. Het staat de staatssecretaris vrij om het standpunt van het kabinet over te brengen, maar ik wil haar er ook op wijzen dat zij in dezen adviseur is en dat het eigenlijk voor de Kamer niet zo ter zake doet wat het kabinet vindt. Ze moet adviseren of het uitvoerbaar is. Ze zegt: het regelt iets verblijfsrechtelijk en het gaat misschien te ver. Dat mag allemaal, maar het feit dat de regering het ontraadt, daar heeft de Kamer over het algemeen bij een initiatiefwet niet zo veel boodschap aan. Dat wou ik toch even gezegd hebben.

De voorzitter:

Als voorzitter kan ik dat in die zin bevestigen dat het niet gebruikelijk is dat het kabinet een oordeel geeft over een initiatiefwet in termen van al dan niet ontraden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, maar ... Voorzitter, ook dat ben ik met u eens, maar ik wil wel even helderheid scheppen over de positie hier. Ik ben inderdaad adviseur van de initiatiefnemers, maar het is wel helder om te laten zien hoe het kabinet hier in staat. Ik vind het erg lastig om met wollige teksten te laten merken dat we het er eigenlijk niet mee eens zijn. Dat heb ik nu heel duidelijk uitgesproken. Het lijkt mij ook nuttig voor iedereen om te weten waar wij aan toe zijn.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik ben toch nog nieuwsgierig naar één ding. Wat gaat de staatssecretaris wel doen voor deze mensen? Ik vroeg daar eerder naar. Zij zegt: ik adviseer hier niet positief over. Het is uiteindelijk een politieke beslissing of je het wel redelijk genoeg vindt om 100.000 mensen niet zomaar te laten stikken. Maar mijn vraag is dit. De staatssecretaris moet toch iets in haar hoofd hebben, een soort list, hoe zij deze mensen op haar eigen manier tegemoet gaat komen? Wat is dan het plan van de staatssecretaris als zij zegt hier niet positief over te adviseren?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik meen dat ik dat ook zojuist al beantwoord heb. Wij hebben op bilateraal niveau heel intensief contact met de Engelsen om ervoor te zorgen dat er goede regels zijn voor Nederlanders die wonen en werken in het Verenigd Koninkrijk, namelijk de pre-settled and settled status. Daar hebben wij heel goede contacten over en daar hebben wij vertrouwen in.

Mevrouw Belhaj (D66):

Dan even een toets van beleid aan de realiteit: iemand wil bijvoorbeeld een ziek iemand verzorgen voor negen maanden in het Verenigd Koninkrijk en is hier dan langer dan zes maanden niet aanwezig. Daarom verliest die persoon zijn verblijfsvergunning. Wat zegt de staatssecretaris dan tegen de mensen die nu kijken en die willen weten wat die staatssecretaris in zo'n situatie voor zo iemand gaat doen? Kunt u er iets duidelijker over zijn wat dat voor die mensen betekent?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan kom ik toch weer ook bij al die andere Nederlanders, die geen dubbele nationaliteit kunnen hebben en die misschien in een ander land ook een familielid hebben waar ze langere tijd voor zouden willen zorgen of andersom, die ook niet meer dan zes maanden weg kunnen blijven, omdat het anders een probleem is voor hun verblijfsstatus. Wat dat betreft moeten we voortdurend in de gaten houden of de rechten van de ene groep Nederlanders gelijk zijn aan de rechten van de andere groep Nederlanders.

De voorzitter:

Afrondend mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

Dus omdat die andere mensen zo veel pech hebben, moeten deze 100.000 mensen dat ook hebben. Dit is toch een unieke situatie? Je gaat toch niet twee groepen met elkaar vergelijken, terwijl de situatie zo uniek is, terwijl mensen gewoon heel abrupt, in één keer geconfronteerd werden met een politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk? U zegt toch niet dat een Nederlander die in het Verenigd Koninkrijk met de brexit geconfronteerd wordt, gelijk is aan een Nederlander ergens in Brazilië? Dat is toch niet empathisch? Dat is toch niet constructief? Het is toch pas sociaal om tegen die 100.000 mensen te zeggen: ik ben er ook voor u, u heeft gewoon pech gehad en ik ga zorgen dat ik dat oplos?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat ik dit al voldoende beantwoord heb, maar tot slot nog één keer: wij hebben enorm goede bilaterale contacten met de Engelse regering, juist ten behoeve van deze groep mensen.

Dan kom ik op de specifieke vragen die hier gesteld zijn. Voor een deel heb ik daar al een antwoord op gegeven, maar ik zal ze toch keurig aflopen.

Mevrouw Kuiken heeft gevraagd waarom het kabinet dit wetsvoorstel zelf niet gemaakt heeft. Met name vindt het kabinet dat een verblijfsrechtelijk onderwerp niet via nationaliteitsrecht moet worden opgelost. De settled status en de pre-settled status die geïntroduceerd zijn voor Unieburgers in het Verenigd Koninkrijk, acht het kabinet een goede oplossing voor de Nederlanders die wonen en werken in het Verenigd Koninkrijk. Veel andere lidstaten van de Europese Unie staan, in tegenstelling tot Nederland, een dubbele nationaliteit zonder meer op soepele voorwaarden toe. De indiener heeft zojuist het voorbeeld van Duitsland genoemd. Duitsland is in zoverre niet te vergelijken met Nederland dat Duitsland de dubbele nationaliteit toekent voor Unieburgers in alle landen van de Europese Unie inclusief Zwitserland. Dat is dus toch niet helemaal vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Ik ga daar nu niet verder op in, maar wel is het zo dat nogal veel lidstaten van de Europese Unie een dubbele nationaliteit zonder meer op soepele voorwaarden toestaan. Die hebben ingeval van een harde brexit vanzelfsprekend niet te maken met een probleem met hun inwoners in het Verenigd Koninkrijk. Natuurlijk kan Nederland via wetswijzigingen dubbele nationaliteit voor iedereen mogelijk maken. Dat betekent echter een principiële wijzigingen van de grondslagen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en dat is wat het kabinet betreft niet aan de orde. Nederland is ook nog steeds gebonden aan hoofdstuk 1 van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit, het Verdrag van Straatsburg van 1963. Het kabinet is niet van plan om daarin verandering te brengen.

Mevrouw Özütok heeft ook nog gevraagd — daaraan is ook al gerefereerd door de heer Sjoerdsma — of er voldoende capaciteit is op de ambassade en de consulaten. Het antwoord is ja. In de paspoortprocedure wordt ook nu al beoordeeld of de Britse nationaliteit is verkregen. Daar komt straks bij dat ook wordt getoetst of die verkrijging het gevolg is van een aanvraag, gedaan tussen 23 juni 2016 en achttien maanden na het verkrijgen van de settled status, en of de betrokken persoon hoofdverblijf heeft in het Verenigd Koninkrijk. Deze beoordeling kan meegenomen worden in het reguliere proces. Wat zijn de uitvoeringsgevolgen voor degenen die vallen onder artikel 2 van het wetsvoorstel, het optierecht? Het gaat om iets van 300 Nederlanders die daarvan gebruikgemaakt hebben. Wij voorzien daar geen problemen mee wat betreft de capaciteit op de ambassades en de consulaten.

Mevrouw Özütok en de heer Mulder hebben ook gevraagd hoe de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk geïnformeerd worden over deze wet. De heer Sjoerdsma heeft daar zojuist ook al aan gerefereerd. De informatievoorziening zal plaatsvinden op de gebruikelijke wijze via Rijksoverheid.nl en op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor Nederlanders in het buitenland, Nederlandwereldwijd.nl. Ik zie eerlijk gezegd geen reden om in aanvulling hierop een specifieke overheidscampagne te starten voor Nederlanders die thans in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn. Ik ga ervan uit dat zij zichzelf goed op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Ook de belangenorganisaties van Nederlanders in het buitenland zijn op dit gebied zeer actief.

Mevrouw Özütok heeft ook nog een vraag gesteld ...

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik zei het al in de eerste termijn van dit debat: we waren onlangs met de Tweede Kamer in Londen en hebben toen op de Nederlandse ambassade aldaar gesproken met medewerkers en de ambassadeur. Zij zeiden zelf dat het heel moeilijk was om vooral ook ouderen te bereiken. Nu zegt de staatssecretaris dat dat allemaal wel goed gaat. Volgens mij gaat het dus niet goed, want dat horen we ter plekke in het Verenigd Koninkrijk. Wil deze staatssecretaris, als deze wet wordt aangenomen, ook ervoor zorgdragen dat deze wet bekend wordt bij ouderen in het Verenigd Koninkrijk?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Als de wet wordt aangenomen in beide Kamers der Staten-Generaal, dan zal ik kijken of daar nog nadere informatie voor nodig is. Maar er zijn duidelijke kanalen en ik heb die zojuist genoemd.

Mevrouw Özütok heeft gevraagd wat er wordt gedaan op het gebied van de informatievoorziening voor Nederlanders die buiten de Europese Unie woonachtig zijn en na tien jaar hun Nederlandse nationaliteit dreigen kwijt te raken zonder dat ze zich daarvan bewust zijn. In de tweede helft van 2017 is er een heel intensieve voorlichtingscampagne gehouden over verlies van het Nederlanderschap. Ik verwijs naar de brief van staatssecretaris Dijkhoff van 8 februari 2017 aan de Tweede Kamer (33852, nr. 52). Sinds de afloop van deze voorlichtingscampagne is op de gebruikelijke wijze sprake van overheidsvoorlichting, namelijk via Rijksoverheid.nl. Informatie over de Nederlandse nationaliteit is te vinden op die website. Daar kunnen bijvoorbeeld de volgende folders worden gedownload: "Kan ik mijn Nederlandse nationaliteit automatisch verliezen? En hoe voorkom ik dat?" en "Minderjarigen en verlies Nederlandse nationaliteit". Daarnaast zijn ook de belangenorganisaties van Nederlanders in het buitenland actief met voorlichting.

Mevrouw Özütok heeft ook gevraagd of ik kan reageren op de hernieuwde oproep van Nederlanders in het buitenland in de NRC van 8 oktober jongstleden om het beleid omtrent dubbele nationaliteit te versoepelen. In de oproep wordt als argument genoemd dat het heel handig is om in onvoorziene omstandigheden een dubbele nationaliteit te hebben. Dat staat in dat artikel in de NRC. Ik geloof zo dat die dubbele nationaliteit handig is, maar dat is voor het kabinet geen reden om de uitgangspunten van de Rijkswet op het Nederlanderschap aan te passen. Ik moet toch wel benadrukken dat het niet zomaar een plannetje is; het is de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het staat iedere Nederlander vrij om de nationaliteit van zijn nieuwe thuisland aan te nemen. Maar als dat vrijwillig is, dan verliest men in de regel het Nederlanderschap.

Door de heer Verhoeven, die er helaas vandaag niet is — mevrouw Belhaj vervangt hem — en mevrouw Van Toorenburg is gevraagd hoe de regering omgaat met Britse onderdanen in Nederland. De heer Verhoeven heeft daar nog de vraag aan toegevoegd of de Britse onderdanen in Nederland bijvoorbeeld nog voor langere tijd naar het Verenigd Koninkrijk kunnen om voor een ziek familielid te zorgen zonder hun verblijfsrecht in Nederland kwijt te raken. Dit is zojuist ook aan de orde gekomen. Voor Britse onderdanen en hun familieleden in Nederland geldt een overgangsperiode van vijftien maanden vanaf de datum van de brexit in het geval van een no-deal. Daartoe is aan hen reeds een tijdelijke verblijfsvergunning verleend. Ik heb van de IND meegekregen dat zij helemaal op orde zijn met deze tijdelijke verblijfsvergunningen voor de Britten die in Nederland woonachtig zijn. Gedurende die periode van vijftien maanden kunnen zij een definitieve verblijfsvergunning aanvragen. De hieraan verbonden rechten komen grotendeels overeen met de rechten die Unieburgers in Nederland hebben. Britten die hier langer dan vijf jaar lang hebben verbleven, komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden ingetrokken bij verplaatsing van het hoofdverblijf, maar dit wordt uitgelegd als verblijf voor een periode langer dan zes maanden buiten Nederland. Het valt naar mijn mening niet te rechtvaardigen om voor Britse onderdanen een termijn te hanteren die afwijkt van de termijn zoals die geldt voor andere derdelanders met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Ook hier is dus weer het gelijkheidsbeginsel in het geding.

Mevrouw Leijten heeft gevraagd waarom in het geval van een no-dealbrexit wel afspraken worden gemaakt over de continuïteit van de financiële producten, maar niet over burgerrechten. Eerlijk gezegd had ik liever helemaal geen brexit meegemaakt. Hopelijk valt een no-dealbrexit nog te voorkomen, maar dat is niet in onze handen. Zoals ik al eerder gezegd heb, is er al enkele jaren een interessante democratische procedure aan de gang in het Verenigd Koninkrijk. Maar nu het Verenigd Koninkrijk een definitieve keuze heeft gemaakt voor een brexit, heeft een brexit met goede afspraken over niet alleen handel maar ook burgerrechten vanzelfsprekend onze sterke voorkeur. Er ligt zo'n deal voor in het Britse parlement en het Britse parlement heeft hiermee in beginsel ingestemd, al wordt over de procedure verder nog volop gesteggeld; u heeft dat allemaal uitgebreid kunnen volgen. Ik hoop dat er uiteindelijk ook een deal uit komt, en ik ben niet de enige die dat hoopt. Er zijn meer mensen die hopen dat er een deal uit komt waarmee het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zal verlaten, hoezeer ik ook die brexit zelf betreur. Als die deal er is, zijn er duidelijke afspraken in die deal over de burgerrechten.

Mevrouw Leijten (SP):

Het was niet geheel een antwoord op mijn vraag, dus ik zal proberen hem nog een keer te stellen. Voor het geval de Britten eruit klappen zonder afspraken, heeft Nederland en heeft de Europese Commissie een continuïteitsplanning gemaakt. "Contingency planning" heet dat dan weer; nou ja, goed. Maar ze zorgen dat voor bepaalde sectoren er geen schok is, dus voor financiële producten en noem het allemaal maar op. Maar als het nou aankomt op medicijnen voor mensen of de burgerrechten van mensen? Daar maken ze geen afspraken over. Mijn vraag was eigenlijk: wat vindt de staatssecretaris daar nou van?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik herhaal daarvoor toch wat ik al eerder heb gezegd. Het kabinet heeft uitvoerig contact gehad met de Engelse regering om te zorgen voor een goede status voor Nederlanders die wonen en werken in het Verenigd Koninkrijk. Dat zijn die pre-settled status en de settled status. Dus daar is wel degelijk aan gewerkt en wel degelijk is er van beide kanten voor gezorgd dat er een goede situatie kan ontstaan na een no-dealbrexit. En over de medicijnen kan ik niks zeggen.

Mevrouw Leijten (SP):

De staatssecretaris komt maar terug op dat settled status. Gelukkig gaan wij in Nederland beter om met de Britten die hier zijn en met hun verblijfsrechten, dan de Britten omgaan met de Nederlanders daar. Er zit gewoon een verschil in. Een meerderheid in de Kamer hier heeft minister Blok ertoe gedwongen. Wij hebben gezegd: regel nou iets voor die mensen hier en laat mensen in ieder geval in Nederland hiervan niet de dupe worden. Maar het is gewoon niet waar dat de Britten hetzelfde regelen als wat wij hier doen voor inwoners van het Verenigd Koninkrijk die hier nog verblijven na een mogelijke klap zonder afspraken. We hadden zo'n lijstje moeten vragen: kunt u dat eens vergelijken? Daar zou u van schrikken, zeg ik tegen de staatssecretaris. Er is bij dit project heel veel schade, voor handel, voor inderdaad de financiële sector en zeker voor mensen. Mij stuit tegen de borst dat we het altijd wel weer regelen voor die financiële sector, en dat we mensen gewoon het kind van de rekening laten zijn. En ik had nou juist verwacht dat de staatssecretaris begrip zou hebben voor die irritatie en wat meer naar dit voorstel zou bewegen. Want als je die vieze financiële producten van de city een-op-een kan accepteren, dan kan je ook gewoon zeggen: mensen die daar verblijven, geven we rechten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan die vergelijking niet trekken tussen die financiële producten en de burgerrechten, want de situatie daarvan ken ik niet. Wat ik wel weet, is dat de Europese Unie hard gewerkt heeft om ervoor te zorgen dat er een uittredingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk tot stand zou kunnen komen. En het Verenigd Koninkrijk heeft die overeenkomst niet geaccepteerd. Dus er is van de kant van de Europese Unie alles aan gedaan wat eraan gedaan kon worden. Daar heeft Nederland ook hard aan meegewerkt. En daarnaast heeft Nederland er hard aan meegewerkt om te zorgen dat er een status is voor de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk.

Mevrouw Leijten had nog een andere vage vraag. Kan het wetsvoorstel met terugwerkende kracht inwerkingtreden? Ik hoop, voorzitter, dat ik de vraag van mevrouw Leijten goed begrepen heb.

Mevrouw Leijten (SP):

Ja, ja.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Oké. Het wetsvoorstel treedt niet met terugwerkende kracht in werking en dat is ook niet nodig. Het wetsvoorstel is van toepassing op Nederlanders die ten tijde van het brexitreferendum, dat was op 23 juni 2016, in het Verenigd Koninkrijk het hoofdverblijf hadden. Zij kunnen gebruikmaken van de mogelijkheden die het wetsvoorstel biedt, ongeacht de datum van inwerkingtreding.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg mij of het wetsvoorstel alleen in werking treedt indien er geen akkoord is bereikt waarin de rechten van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk voldoende zijn gewaarborgd. Wat betekent "voldoende" en wie bepaalt dat? De heer Sjoerdsma heeft daar ook al over gesproken. Voor de inwerkingtreding van de wet als deze door beide Kamers der Staten-Generaal is aangenomen — daar heb ik met mevrouw Leijten al even een debatje over gehad — is een koninklijk besluit vereist. Een regeling die overeenkomt met hetgeen over de verblijfsrechten over en weer is afgesproken in de uittredingsovereenkomst waarmee het Britse Lagerhuis vorige week in beginsel heeft ingestemd, is naar mijn mening in ieder geval voldoende. Een ieder ander akkoord over de verblijfsrechten zal op zijn eigen merites moeten worden beoordeeld.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Van Toorenburg. Ook daar hebben we het al over gehad. Hoe beoordeelt u dit wetsvoorstel in het licht van het regeerakkoord dat ervan uitgaat dat Nederlanders in de toekomst nog maar over één nationaliteit kunnen beschikken? In het regeerakkoord is afgesproken dat twee maatregelen in samenhang zullen worden getroffen. Ik heb dit al gezegd. Eerstegeneratie-immigranten en -emigranten mogen over een meervoudige nationaliteit beschikken, maar de generaties daarna mogen nog slechts over één nationaliteit beschikken. Voor hen komt er een keuzemoment, maar die twee maatregelen moeten dus in samenhang in een wetsvoorstel worden behandeld. Dit initiatiefwetsvoorstel regelt voor een specifieke groep Nederlanders dat zij blijvend over een dubbele nationaliteit mogen beschikken, zonder onderscheid te maken tussen de eerstegeneratie-emigranten enerzijds en de volgende generaties anderzijds. Het wetsvoorstel past in dat opzicht dus niet binnen de afspraken uit het regeerakkoord.

Ik denk dat ik daarmee alle vragen die mij in eerste termijn door de Kamer gesteld waren, heb beantwoord.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw advies aan de Kamer en nogmaals dank aan de initiatiefnemers voor de verdediging. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik stel voor dat we direct doorgaan met de tweede termijn. Als eerste is het woord aan mevrouw Özütok namens de GroenLinksfractie.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Als eerste wil ik de heer Sjoerdsma van harte danken voor de uiteenzetting van de bedoeling van dit initiatiefwetsvoorstel en voor de uitvoerige beantwoording van al onze vragen en reactie op al onze opmerkingen.

Voorzitter. We weten nog steeds niet hoelang deze groeiend onzekere situatie voor Nederlanders die op dit moment in het VK verblijven, zal voortduren. De initiatiefnemers willen met deze wet in een uitzonderlijke situatie, die ontstaat door de grillige politieke situatie in het VK, een oplossing bieden aan 100.000 Nederlanders die in grote en groeiende onzekerheid leven. Het is een klein puzzelstukje in het geheel; dat weten wij vanavond allemaal. Daarom is het ook zo waardevol dat de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel zijn gekomen. Des te harder klinkt dan de opstelling van de staatssecretaris, die aan de ene kant zegt de situatie van de mensen te begrijpen maar aan de andere kant geen enkele handreiking doet om een passende oplossing voor deze mensen te bereiken.

Voorzitter. Ik zeg nogmaals tegen de staatssecretaris dat wij hier echt met een uitzonderlijke situatie te maken hebben. We willen haar dit meegeven voor de verdere behandeling van het wetsvoorstel hier maar ook straks in de Eerste Kamer.

Voorzitter. Mij rest nogmaals de initiatiefnemers van harte te bedanken voor dit wetsvoorstel. Mijn fractie ondersteunt dit wetsvoorstel. Wij hebben een aantal zorgpunten, die ik in eerste termijn heb geuit, over het informeren van de doelgroep waar het om gaat. Daartoe zal mevrouw Belhaj ook namens mij twee moties indienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Belhaj namens D66.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter, dank. Dank aan de initiatiefnemers en in het bijzonder natuurlijk de heer Sjoerdsma, niet omdat ik toevallig tot dezelfde partij behoor, maar omdat hij de eer heeft gekregen om namens Van Ojik, Asscher, Van Otterloo en Van Wijngaarden te mogen spreken. Het feit dat hem dat gegund is, is natuurlijk ook een extra compliment waard aan de mensen die naast hem hebben gezeten en het hebben aanschouwd.

Voorzitter. Zoals uit mijn interrupties met de staatssecretaris bleek, was ik een beetje verbaasd. Het gebeurt natuurlijk vaker in de Kamer dat er gewichtige redenen zijn waarom je een bepaald wetsvoorstel niet kunt steunen of waarom je inderdaad kunt spreken over het gelijkheidsbeginsel, waarover discussie kan zijn in deze zaal. Maar in dit geval vind ik het gewoon heel jammer wat de beantwoording van de staatssecretaris is geweest, omdat ze zo empathisch is voor al die mensen die onderhand ook niet meer weten waar zij aan toe zijn. Empathie is in politieke zin iets waard als je bereid bent om daar ook een vertaling aan te geven, zeg ik zelf altijd. Dat is niet gebeurd. Dat is niet gebeurd door te zeggen: bij nader inzien vind ik het toch eigenlijk best wel een goed wetsvoorstel. Dat kan, maar misschien komt dat later nog. En het is ook niet gebeurd door te zeggen "sterker nog, ik vind dat het beter kan en ik kom met een ander plan", maar misschien komt dat ook nog. Voor nu ben ik blij om te zien dat er breed draagvlak is om dit zo te doen voor deze bijzondere groep, voor die 100.000 mensen die allemaal een persoonlijk verhaal en een persoonlijke situatie hebben waarbij zij zeer veel baat hebben bij deze wet.

Voorzitter. In aanvulling daarop heb ik toch nog twee moties. De eerste gaat over de voorlichting voor Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk inzake de inwerkingtreding van deze wet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gezien de huidige politieke ontwikkelingen in het VK een no-dealbrexit nog steeds een realistisch scenario is en daarmee de noodzaak van de Rijkswet inperking gevolgen Brexit aanblijft;

overwegende dat in het verleden Nederlanders zijn geconfronteerd met verstrekkende gevolgen voor hun nationaliteit als gevolg van gebrekkige overheidscommunicatie;

overwegende dat Nederlanders in het VK actief geïnformeerd moeten zijn over de inwerkingtreding van deze wet wanneer een no-dealbrexit plaatsvindt, zodat zij direct kunnen handelen;

verzoekt de regering zorg te dragen dat na aanname van de Rijkswet inperking gevolgen Brexit in beide Kamers per direct de voorlichting over deze wetswijziging voor Nederlanders in het VK gestart kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Özütok en Anne Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35130-(R2119)).

Dat is exact het geval, want we zijn nog met vijf leden. Mevrouw Leijten wijst er nu op dat er ook nog leden in vak-K zitten, maar die zitten daar eigenlijk in een andere hoedanigheid.

Gaat u door.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over Britten in Nederland.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland reeds veel voorzieningen heeft getroffen om de brexitgevolgen voor Britten in Nederland te beperken;

constaterende dat de "officiële" vertegenwoordigers van Britten in Nederland verzoeken nadere voorzieningen voor hen te treffen;

verzoekt de regering met deze vertegenwoordigers in gesprek te gaan over hun wensen en de mogelijkheden om de gevolgen van de brexit in zo goed mogelijke banen te leiden, en hierover te rapporteren aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Özütok en Anne Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35130-(R2119)).

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Dan rest mij alleen nog te zeggen: op naar de Eerste Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Leijten namens de Socialistische Partij.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Toen ik de heer Sjoerdsma vorige week eigenlijk feliciteerde met zijn aanwaswet, met iedere keer een partij erbij en op een gegeven moment een meerderheid in vak-K, zei ik al dat ik er wel van uitging dat hij het initiatief hier recht zou doen met een goede behandeling. Ik moet zeggen dat ik dat vandaag ook echt vond. Hij is serieus ingegaan op de vragen. Dat we terugvallen op de uittredingsdeal van May is denk ik ook terecht. Dat we die bij Johnson terugzien is denk ik ook waar, maar ik zou hier toch nog maar willen zeggen dat de mogelijkheid van een no-deal nog helemaal niet weg is. We weten immers niet hoe de wind waait bij nieuwe verkiezingen. We hopen er allemaal het beste van, maar we weten dat helemaal niet. Dus als de hardliners winnen, om het maar even zo te zeggen, en zeggen "we gaan foetsie zonder afspraken", dan zitten we met een groot probleem. Er is weer tijd gekocht, tot 31 januari. Dat is ook fijn voor de behandeling van dit wetsvoorstel, denk ik. Er is nu gezegd: we gaan die uittredingsdeal goed behandelen. Hij is niet weggestemd. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat hij overeind blijft. Dit wetsvoorstel blijft dus actueel en het blijft volgens mij ook duidelijk — dat is wat mij betreft ook wel goed — dat ...

Nee, ik ga eerst even in op iets wat de staatssecretaris zei. Zij heeft het over de rechtsgelijkheid van mensen. Ze zegt zelf: er zijn 100.000 Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk, en 50.000 daarvan hebben de dubbele nationaliteit. Daar ga je al met je rechtsgelijkheid. Het geldt voor 50.000 mensen wel en voor 50.000 mensen niet. Het gaat om mensen die daar wellicht al ontzettend lang wonen. Wij hebben veel mails en veel casuïstiek gekregen over indrukwekkende verhalen, bijvoorbeeld van mensen die gescheiden zijn in het verleden, maar wel hun kinderen daar hebben wonen en ook hun ouders hier hebben. Die zijn gewoon ontzettend onzeker. Ik vind dat overtuigend. Zij zeggen: "Als ik nou nog getrouwd was geweest met een Brit, dan had ik dat nog kunnen doen, maar dat is niet meer zo. Maar mijn kinderen en mijn kleinkinderen wonen hier wel, en misschien moet ik ook nog wel voor mijn bejaarde moeder gaan zorgen." Dus weet u, ik vind het eigenlijk niet zo sterk. Ik vind het niet zo sterk.

Voorzitter. Laat ik het maar zeggen: ik weet dat de vertegenwoordiger van het CDA waarschijnlijk om persoonlijke redenen afwezig is, maar ik vind het wel jammer dat het CDA er vandaag niet is, want ik had graag gehoord hoe zij waren bekomen van de worsteling. Dat zullen we dan in de wandelgangen proberen te doen, maar het is ergens jammer dat we dat hier niet parlementair kunnen vastleggen. Ik zal mijn fractie adviseren om positief naar dit wetsvoorstel te kijken, maar niet dan nadat ik, ondanks de goede beantwoording, de volgende motie heb ingediend. Ik zou eigenlijk ook graag willen voorstellen om eerst deze motie in stemming te brengen en dan over het wetsvoorstel te gaan stemmen. Maar dat is meer een soort van ordevoorstel aan de Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wetsvoorstel beoogt een grote groep Nederlanders die in de knel dreigt te komen als gevolg van de brexit, die zij niet konden voorzien, coulance te bieden door een tijdelijke en voorwaardelijke uitzondering te creëren in de Rijkswet op het Nederlanderschap;

overwegende dat het wetsvoorstel absoluut niet bedoeld is om de werking van de Rijkswet in zijn algemeenheid onderuit te halen, ook niet als het gaat om de bepalingen die daarin zijn opgenomen over de dubbele nationaliteit;

spreekt uit dat deze tijdelijke en voorwaardelijke wet slechts tot doel heeft deze hoogst uitzonderlijke situatie het hoofd te bieden en op geen enkele wijze bedoeld is om een precedent te scheppen en ook niet zo mag worden uitgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (35130-(R2119)).

Mevrouw Leijten (SP):

Volgens mij heb ik hiermee alles gezegd wat ik zou willen zeggen. Veel succes aan de indieners aan de overkant van ons mooie Binnenhof.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Mulder namens de VVD.

De heer Anne Mulder (VVD):

Voorzitter, dank. Dank aan de heer Sjoerdsma en aan de staatssecretaris voor de uitvoerige beantwoording van alle vragen en opmerkingen. Het is al gezegd: de toestand in het Verenigd Koninkrijk is bestendig onvoorspelbaar. Dat betekent dat deze wet onverminderd noodzakelijk blijft. Van die onvoorspelbaarheid en onzekerheid in de Britse politiek mogen Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk niet de dupe worden. Ze zijn ongerust, ook over de zogeheten settled status, zoals we drie weken geleden hebben kunnen horen in Londen. Ik heb het in mijn eerste termijn al gezegd: mijn fractie gaat niet licht om met deze wet. De brexit is hoogst uitzonderlijk. Deze wet betreft ook een afgebakende groep. De wet is ook tijdelijk. Als er toch een deal komt of een andere fatsoenlijke oplossing voor de mensen, dan vervalt deze wet weer. Deze wet is dus een totale uitzondering. Wij hebben ook het liefst dat hij niet in werking hoeft te treden, maar voor het geval dat hebben we hem dan toch achter de hand. Nogmaals dank aan alle initiatiefnemers. Hoewel we nog moeten stemmen — mijn politieke rekenvermogen zegt dat dat zou moeten lukken — wens ik ze veel succes in de Eerste Kamer.

Dank.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik heb begrepen dat de indieners gelijk in staat zijn om te reageren op de tweede termijn en op de daarin ingediende moties. Meneer Sjoerdsma, ga uw gang.

De heer Sjoerdsma (D66):

Absoluut. Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank aan alle partijen voor hun inbreng en hun vragen. In de tweede termijn van de Kamer proefde ik vooral, als ik dat zo mag samenvatten, de angst dat de no-deal nog steeds niet van tafel is. Ik denk dat die angst terecht is. De noodzaak dat er een vangnet moet zijn, werd onderstreept en er is ongerustheid vanwege het feit dat dat vangnet er nu niet is. Ik proef steun bij velen. Ik ben daar zeer dankbaar voor, mede namens de mede-initiatiefnemers. Ik weet niet of ik het ook namens hen mag zeggen, maar ik zeg het in ieder geval namens mezelf: ik ben uiteraard bijzonder verguld met de steun van de SP van vanavond.

Dank ook aan de staatssecretaris voor haar adviezen. Ik proefde bij haar empathie voor de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk, maar af en toe had ik ook het idee dat niet helemaal scherp was dat deze wet ziet op de situatie van een no-dealbrexit. Ik begrijp dat er vaak wordt verwezen naar het uittredingsakkoord. Dat biedt natuurlijk ook hoop, maar wij moeten wel constateren dat een uittredingsakkoord eerder drie keer werd afgewezen door het Britse Lagerhuis. Wat betreft dit nieuwe uittredingsakkoord is weliswaar in meerderheid gestemd dat het gedetailleerd behandeld moet worden, maar gezien de nieuwe verkiezingen is het uitermate onzeker dat het uittredingsakkoord standhoudt. Als het al behandeld zou worden, zou het doorgaan naar de commissiefase. Daar zouden Britse parlementariërs opnieuw de gelegenheid hebben het te amenderen. Vervolgens zou het de vraag zijn of die amendementen überhaupt acceptabel zouden zijn voor de regering van Boris Johnson als daar een meerderheid voor was. Het zou ook nog kunnen dat deze deal van tafel zou gaan. Met andere woorden, de onzekerheid is echt aanzienlijk.

Ik zou nog even kort willen ingaan op het gelijkheidsbeginsel. Ik proefde daarover net enige bezwaren. Ik hecht eraan te benadrukken dat de Raad van State dit beginsel niet noemt. Ik hecht er ook aan te benadrukken dat er in dit wetsvoorstel geen sprake is van de schending van het gelijkheidsbeginsel. Pas wanneer in eenzelfde situatie onder dezelfde omstandigheden individuen anders behandeld zijn of worden behandeld dan nu het geval is, kan er sprake zijn van de schending van het gelijkheidsbeginsel of van discriminatoir handelen. Het unieke karakter en de gevolgen die een no-dealbrexit heeft voor één specifiek afgebakende groep rechtvaardigen dat er onderscheid en dus ook een speciale regeling voor deze groep wordt gemaakt. Schending van het gelijkheidsbeginsel gaat hier dus niet op omdat er geen andere situatie is om deze groep mee te vergelijken, waarin anders gehandeld is. De initiatiefnemers hebben al aangegeven dat als zich een soortgelijke situatie zou voordoen, zij het gerechtigd vinden om daarvoor eenzelfde soort oplossing te kiezen.

Het gaat dus om een scherp afgebakende groep. Anders dan bij andere Nederlanders in het buitenland, waarnaar ook werd verwezen, gaat het hier om Nederlanders die al voor het brexitreferendum woonachtig waren in het Verenigd Koninkrijk en in de tussentijd daar hoofdverblijf hebben gehad. Zij verkeren door een mogelijke no-dealbrexit in voortdurende onzekerheid. De enige wijze waarop de Nederlandse regering, of in dit geval het Nederlandse parlement, die zekerheid wel kan bieden, is door de dubbele nationaliteit te bieden. Het advies van de Raad van State zag wel op de evenredigheid. Daar heb ik zowel in mijn eerste termijn als in mijn tweede termijn op geantwoord.

Voorzitter. Ik moet zeggen dat het mij moeilijk valt om te zeggen dat het wel acceptabel is voor een deel van de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk om de dubbele nationaliteit te hebben en vervolgens te stellen dat het voor het andere deel van het Verenigd Koninkrijk, dat daar dan niet voor in aanmerking komt, acceptabel is, gelet op de effecten van een no-dealbrexit. Ook in internationaal perspectief vraag ik mij af waarom in andere landen, zeker in conservatieve landen als Oostenrijk en Slowakije, die eenzelfde soort wet hebben aangenomen als de initiatiefnemers vandaag voorstellen, niet het juridisch advies zou gelden dat het gelijkheidsbeginsel geschonden is. Zijn al deze landen dan — laat ik het populair zeggen — gek? Of hebben zij een methode gevonden die lijkt op de onze om deze problemen te ondervangen? Ik denk eerlijk gezegd dat laatste.

Het argument dat andere Nederlanders in den vreemde dit ook zouden willen, snap ik. Ik heb online ook gezien dat andere Nederlanders dit ook graag zouden willen. Ik heb ook sympathie voor dat argument. Je ziet in de onlinepeiling onder Nederlanders in het buitenland ook terug dat het overgrote merendeel van hen, ondanks hun eigen wens voor een dubbele nationaliteit, goed ziet dat het hier een unieke situatie betreft. Het is een situatie van Nederlanders die zich bevinden in een Europese lidstaat die besloten heeft zich af te scheiden zonder dat deze Nederlanders daar invloed op hebben gehad, en die grote negatieve invloed kan hebben op het leven van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. Ik citeer ook: het is dus niet zo dat deze groep net iets zieliger is dan de anderen. Nee, het is gewoon noodzakelijk.

Ik zeg dat maar even, omdat het Verenigd Koninkrijk begon met het garanderen van de rechten van Europese burgers. Dat werd daarna: u moet zich actief registreren. Daarna werd het: als u zich niet goed heeft geregistreerd, dan wordt u gedeporteerd. Dat is deze week nog herbevestigd door een Britse minister. Gedeporteerd, dus met kracht verwijderd uit het Verenigd Koninkrijk! Dan kunnen we wel zeggen dat het settled-statussysteem eigenlijk best goed is, maar je loopt het risico om gedeporteerd te worden. Als ik even kijk naar het percentage mensen dat in het systeem niet is geaccepteerd, dan is dat zeer zorgwekkend. Als ik dan kijk naar het aantal mensen dat niet in staat is gebleken om in dat systeem de juiste status te verkrijgen, dan is dat zeer zorgwekkend, gelet op de consequenties die daarop kunnen volgen. Als ik vervolgens ook nog zie dat dit in secundaire regelgeving is vervat, met andere woorden niet in een wet of Rijkswet als deze, maar in secundaire regelgeving die gewoon zonder input van het Britse Lagerhuis weer veranderd kan worden, dan hebben we te maken met serieuze onzekerheid.

Ik zeg dat tegen de context van een situatie waarin Europese burgers in het Verenigd Koninkrijk al te maken hebben met het feit dat zij, bijvoorbeeld bij de Europese verkiezingen, niet hebben kunnen stemmen of dat hun stem niet is geteld. De context van de situatie — de heer Mulder noemde dat treffend — is ook dat het Verenigd Koninkrijk al eerder een schandaal heeft gehad, het zogenaamde Windrush-schandaal, waarin mensen met Caribische afkomst ook zijn gedeporteerd. Ik zeg dat in een context waarin een Britse minister aankondigde de vrijheid van beweging radicaal te stoppen op 31 oktober. Ze lachte daar heel plezierig bij, maar het was natuurlijk geen plezierige boodschap. Ze heeft het later ingetrokken, maar dat is de context. Ik zeg dat ook in de context waarin het aantal aanvallen van en de tolerantie voor Europese burgers in het Verenigd Koninkrijk afneemt. Dat is de politieke context waarin de Britse politiek straks gaat beslissen over het lot van Nederlandse burgers. Ik zeg u dat ik groot vertrouwen heb in onze Britse vrienden. Het zijn trouwe partners van ons. Maar ik denk dat dit vangnet belangrijk is. Ik zeg dat ook — tot slot op dit punt — omdat het alternatief is dat we niets doen voor deze mensen. En nietsdoen, dat kan niet.

Voorzitter. Er werd ook nog gerefereerd aan het verdrag betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit, het zogenaamde Straatsburgverdrag. Dat zou verhinderen dat we deze wet zouden kunnen aangaan. De initiatiefnemers zijn het daar niet mee eens, omdat dit verdrag niet volledig van toepassing is, aangezien het Verenigd Koninkrijk een voorbehoud heeft gemaakt, waardoor alleen hoofdstuk 2 geldt.

Voorzitter. Meerdere Kamerleden hebben, volgens mij terecht, opmerkingen gemaakt over het belang van goede voorlichting. Ik denk dat de heer Mulder dat terecht aanstipt. Hoewel veel mensen tegenwoordig op social media zitten en hoewel veel mensen actief dit soort debatten volgen, is het niet verstandig om ervan uit te gaan dat je daarmee alle Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk bereikt. We hebben in het verleden reeds gezien dat gebrekkige overheidscommunicatie ertoe heeft geleid dat Nederlanders zeer negatieve gevolgen ondervonden hebben met betrekking tot hun nationaliteit. Die zijn hun nationaliteit gewoon kwijtgeraakt. Nou kan gesteld worden dat je die nationaliteit inmiddels terug kan krijgen. Daar is inderdaad een optieregeling voor. Maar daar moet ook bij vermeld worden dat de voorwaarde daarvoor is dat je weer een jaar in Nederland woont. Voor mensen die in het buitenland hun leven hebben opgebouwd, die daar wonen en werken, is dat een voorwaarde waar ze niet aan kunnen voldoen zonder hun hele leven op de schop te nemen.

Voorzitter, tot slot. Er zijn twee uittredingsakkoorden gesloten. Dat biedt hoop. Een uittredingsakkoord is weggestemd. Het ander hangt nog in de lucht. Maar het debat in het Lagerhuis van vandaag en ook eerder is niet geruststellend. De vraag die op tafel ligt, is of dit huidige gesloten uittredingsakkoord overeind blijft. Met de verkiezingen die op stapel staan en die op 12 december zullen plaatsvinden, is het gewoon onduidelijk wat er gaat gebeuren. Dan ligt alles open.

Ik hoop dat ik met deze inbreng in de tweede termijn de bezwaren die er mogelijkerwijs nog waren, heb kunnen wegnemen. Ik hoop ook dat alle partijen die overwegen of misschien al hebben aangekondigd dit wetsvoorstel te willen steunen, wellicht mede-initiatiefnemer zouden willen worden. Ik zeg dat niet omdat het rijtje namen onder deze wet nou van groot belang is. Het is niet een aanwaswet, in de zin dat ik het liefst zo veel mogelijk namen eronder zou willen zien maar wel in de zin dat ik vind dat het een belangrijk signaal zou zijn naar Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk dat dit is iets wat de partijpolitiek overstijgt en dat de Kamer hier breed het belang van inziet.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Ik zit nog wel even met het oordeel over de "spreekt uit"- motie.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, ik kan daar geen oordeel over hebben. De Kamer gaat over haar eigen moties en ik wens de fracties een goede afweging daarbij.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid die in dit geval wel een oordeel mag geven over de ingediende moties, waarin een verzoek is gericht aan de regering.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Ik ben begonnen te zeggen dat ik begrip heb voor de gevoelens van onrust die bij de Nederlanders leven die in het Verenigd Koninkrijk wonen en werken. Die gevoelens heb ik nog steeds. Dat doet niets af aan de opvatting die ik naar voren heb gebracht die het kabinet heeft over het initiatiefwetsvoorstel. Het kabinet heeft daar een eigen afweging in gemaakt en heeft ook heus alles van wat hier naar voren is gebracht van alle kanten bekeken. Het oordeel is toch dat we een vestigingsprobleem niet moeten oplossen met de nationaliteit. Het gelijkheidsbeginsel is van groot belang voor het kabinet als wetgever voor alle Nederlanders.

Het gelijkheidsbeginsel is ook nadrukkelijk door de Raad van State naar voren gebracht. Die heeft met zo veel woorden gezegd: het voorstel leidt ertoe dat een specifieke groep burgers definitief een dubbele nationaliteit kan verkrijgen waar dat anderen in beginsel niet is toegestaan; en dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Mevrouw Özütok zei dat de staatsecretaris geen enkele handreiking doet. Ik denk dat ik daar voldoende op heb geantwoord in eerste termijn. Er is uitgebreid onderhandeld door de Europese Unie. Dat dat akkoord nog niet door het Britse parlement is aangenomen, is heel vervelend — dat ben ik met mevrouw Özütok eens — maar de Nederlandse regering heeft ook heel hard gewerkt om samen met de Engelse regering te zorgen dat er gekeken wordt naar de pre-settled status en de settled status. Er is echt hard aan gewerkt om te zorgen dat er zo goed mogelijke regelingen zijn.

Mevrouw Belhaj heeft mij gevraagd of ik met een ander plan kom. Ik zou bijna zeggen: laat alsjeblieft het Britse parlement even de hersens bij elkaar houden en bedenken hoe goed het akkoord is waar ze nu ja tegen gezegd hebben en dat we dus geen harde brexit krijgen. Die wens kan ik uitspreken. Ik denk dat iedereen die wens heeft maar op dit moment is het nog allemaal heel ongewis hoe de situatie is.

Ik zal vervolgens ingaan op de moties. Er zijn drie moties ingediend, waarvan vooral de eerste en de tweede aan mij zijn gericht.

De motie op stuk nr. 14 gaat over de voorlichting. Ik zou die oordeel Kamer willen geven, als ik de motie tenminste zo mag begrijpen dat ik die voorlichting via de reguliere kanalen laat verlopen.

Dan de motie op stuk nr. 15, over het in gesprek gaan met de vertegenwoordigers van de Britten in Nederland. Als ik de motie zo mag begrijpen dat ik deze vertegenwoordigers te woord sta als ze daar om verzoeken, dan graag oordeel Kamer. Maar dat verandert mijn oordeel niet over het wetsvoorstel, moet ik erbij zeggen.

Dan nog de motie op stuk nr. 16. Die is ook door de heer Sjoerdsma beantwoord. Ik begrijp dat het doel van de indieners is dat het alleen maar voor deze bijzondere situatie geldt.

De voorzitter:

U hoeft daar geen oordeel over te geven.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik vrees toch wel dat het voorstel een precedent kan vormen, maar ik geef wel oordeel Kamer voor zover ik daarover zou kunnen gaan, maar ik ga daar dus niet over.

De voorzitter:

Nee, u gaat er niet over.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee.

Mevrouw Belhaj (D66):

De staatssecretaris verzocht om de motie op stuk nr. 15 zo te mogen interpreteren dat de mensen háár benaderen. Maar dat vind ik eigenlijk niet, dus ik denk dat ik de motie gewoon zo hou. Ik zou graag willen dat als die wet aangenomen wordt, de staatssecretaris daar dan voor openstaat en dat ze de koffie klaarzet en zegt: wees welkom, ik wil graag met jullie in gesprek. Dus ik hou de motie zo.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik hoor wat mevrouw Belhaj zegt, maar dan moet ik de motie helaas ontraden, want we hebben al heel veel gesprekken gevoerd met de Britten in Nederland. Alle voorzieningen die we kónden treffen, zijn getroffen.

De voorzitter:

Daarmee wordt de motie op stuk nr. 15 ontraden. Bent u aan het einde gekomen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Heel veel dank nogmaals aan de indieners. Veel succes, na de stemmingen, die volgende week dinsdag gaan plaatsvinden, met de verdere verdediging van het wetsvoorstel.

Misschien is het goed om al in te gaan op het verzoek van mevrouw Leijten. Zij heeft gevraagd om de "spreekt uit"-motie als eerste in stemming te brengen, voorafgaand aan het wetsvoorstel. Ik wil even kijken of u daarmee kunt instemmen, want dan kunnen we dat gelijk afspreken. Anders moet het weer apart bij een regeling gebeuren. Vindt iedereen het goed om als eerste de "spreekt uit"-motie in stemming te brengen? Ik begrijp dat dat het geval is. Dan geven we dat alvast door. Dan kunnen we daar op die manier over stemmen dinsdag.

Dank aan iedereen, ook aan de ondersteuning van de initiatiefnemers en de staf van de Kamer.

Naar boven