8 Preventie radicalisering

Aan de orde is het VAO Preventie radicalisering (AO d.d. 20/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Preventie radicalisering. Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik heet ook de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Er heeft zich een zestal sprekers aangemeld. Zij hebben ieder twee minuten de tijd. En er is ook een aantal mensen die zich hebben ingeschreven voor nul minuten.

Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Becker van de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. En ook dank aan de minister voor het goede debat dat we met hem hebben gevoerd over het belangrijke onderwerp van het voorkomen van radicalisering. Want we mogen niet naïef zijn; jihadistische netwerken reiken ook tot Nederland en ook hier worden jongeren geronseld voor een zogenaamde heilige strijd. Het is cruciaal om te voorkomen dat mensen überhaupt radicaliseren. Het zijn vaak jonge mensen.

Vanaf 2016 krijgen gemeenten versterkingsgelden voor die preventie. In 2018 was dat zo'n 6 miljoen. Maar nog niet de helft van de gemeenten blijkt überhaupt beleid te hebben ontwikkeld. Met name de middelgrote en kleine gemeenten blijven achter.

In het regeerakkoord staat dat het beleid voor het voorkomen van radicalisering meer evidencebased moet worden. Ik heb de minister in het debat gevraagd of hij een deel van het huidige budget misschien landelijk zou kunnen inzetten voor het ontwikkelen van een meer gevalideerde aanpak, gericht op het versterken van democratische vrije waarden binnen moslimgemeenschappen. Het is een aanpak die wat de VVD betreft niet slechts vrijblijvend is en een meer landelijke regie kent. Ik heb hierover de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten sinds 2016 geld van het Rijk ontvangen voor het voorkomen van radicalisering, maar slechts 47% van de gemeenten beleid heeft ontwikkeld;

overwegende dat er onvoldoende inzicht is in een effectieve, gevalideerde en dekkende aanpak;

van mening dat het voorkomen van radicalisering een prioriteit dient te zijn van Rijk én gemeenten;

verzoekt de regering de middelen voor het voorkomen van radicalisering meer te koppelen aan een landelijk gevalideerde aanpak waarin de vrije waarden van de democratische rechtsstaat centraal staan;

verzoekt de regering tevens daartoe ook in overleg te treden met radicaliseringsexperts uit binnen- en buitenland, en met religieuze en maatschappelijke organisaties die de vrije waarden van de democratische rechtsstaat actief bij hun achterban willen uitdragen;

verzoekt de regering voorts in gesprek te gaan met gemeenten en de verdere behoefte aan ondersteuning bij de vormgeving van radicaliseringsbeleid te inventariseren;

verzoekt de regering verder de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Becker, Pieter Heerma, Paternotte en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 451 (29754).

Dit roept een interruptie op van de heer Özdil. Ga uw gang.

De heer Özdil (GroenLinks):

Dit klinkt als een heel sympathieke en goede motie. Ik heb er een informerende vraag over. U had het ook over religieuze organisaties die de waarde van vrijheid en democratie uitstralen; ik hoop dat ik het goed zeg. Hoe wordt getoetst welke organisaties daaraan voldoen en wie gaat dat doen? Hoe ziet u dat voor zich?

Mevrouw Becker (VVD):

We hebben het hier ook in het debat uitgebreid over gehad omdat verschillende partijen, waaronder ook de mijne, ervan overtuigd zijn dat je niet de hele moslimgemeenschap kan wegzetten als een onderdeel van het probleem. Er zijn ook veel moslims die de vrije democratische waarden onderschrijven en die ook willen strijden tegen radicalisering in eigen kring. Het erbij betrekken van hen is volgens ons een groot goed. Wie je dan precies aan tafel zou moeten hebben en wie daar geschikt voor is? Met deze motie vraag ik nou juist aan de minister om dat te gaan onderzoeken. Het probleem is nu dat sommige gemeenten daar zelf een koers in varen die niet landelijk gevalideerd is, wat mogelijk juist een averechts effect kan hebben, zoals we bijvoorbeeld gezien hebben in een gemeente als Amsterdam.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik sta hier namens collega Gijs van Dijk, die het debat heeft gevoerd. Daarom dien ik even namens ons de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat radicalisering een bedreiging vormt voor ons ideaal van een open en vrije samenleving waarin iedereen zichzelf mag zijn;

constaterende dat er verschillende vormen van radicalisering zijn en dat het voorkomt onder extreemrechtse en extreemlinkse groepen en onder gelovigen en niet-gelovigen;

verzoekt de regering met de radicaliseringsagenda maatregelen te nemen tegen alle vormen van radicalisering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 452 (29754).

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de heer De Graaf van de PVV.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het was een levendig overleg, vorige week. Ik heb daar drie moties uit weten te destilleren. De eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inzicht in de verschillende grondslagenstelsels waarin mensen kunnen radicaliseren noodzakelijk is om beleid aangaande preventie van radicalisering vorm te geven;

overwegende dat er in de Nederlandse wijken meer dan vierduizend mensen actief zijn die vanuit hun betrokkenheid radicaliseringsgedrag signaleren en rapporteren;

verzoekt de regering de signalen aangaande de diverse grondslagen van radicalisering vast te leggen en twee keer per jaar aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 453 (29754).

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Een onderdeel van preventie bij radicalisering ...

De voorzitter:

Als u nog even wacht. Ik zie dat dat een vraag oproept. Gaat uw gang.

De heer Kuzu (DENK):

Wanneer dat lijstje bekend is en tweemaal per jaar gerapporteerd wordt, wat gaat de heer De Graaf daar dan mee doen?

De heer De Graaf (PVV):

Dat staat in de allereerste overweging, die meneer Kuzu misschien niet heeft gehoord, want hij stond heel ver weg achterin. Daar staat letterlijk in: als je beleid rond preventie van radicalisering vorm wilt geven, dan zul je eerst toch moeten weten waar die radicalisering vandaan komt. Dan kun je met een ouderwets Nederlands woord spreken van grondslagenstelsels, waar de regering dan beleid op kan maken, want dat doet de regering graag.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Kuzu afrondend.

De heer Kuzu (DENK):

De reden van de ingeving van deze vraag was natuurlijk de de-islamiseringsagenda van de PVV. Ik vraag me af hoe het opvragen van informatie zich verhoudt tot die agenda.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer De Graaf.

De heer De Graaf (PVV):

Ja, voorzitter. Elke vraag die de heer Kuzu hier in elk debat stelt, kan ik in het kader stellen van zijn achterliggende agenda die hij aan ons allemaal niet wil vertellen.

De voorzitter:

Dank u wel. U gaat verder met uw tweede motie.

De heer De Graaf (PVV):

Zo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.

Voorzitter. Ik wil vooraf nog iets zeggen over mijn tweede motie. Een onderdeel van de beleidsagenda is resocialisatie van terugkeerders of mensen die juist uit wilden reizen en dergelijke. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse gemeenten werken aan deradicalisering en resocialisatie van teruggekeerde, tegengehouden en potentiële jihadisten;

overwegende dat beleid aangaande resocialisatie en deradicalisering veel geld kost en impact kan hebben op de veiligheid van onze maatschappij;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar het effect van in Nederland gebruikte resocialisatie- en deradicaliseringsprogramma's en de Kamer daar voor het eind van 2018 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 454 (29754).

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Mijn laatste motie slaat terug op het begin van mijn betoog van vorige week. Het is mijn mooiste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende de inhoud van en voorschriften uit koran, sira en ahadith;

constaterende de inhoud van de sharia;

constaterende de doodstraf op uittreding uit de islam;

verzoekt de regering te erkennen dat de islam inherent gewelddadig, radicaal en extremistisch is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 455 (29754).

Ik dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben volgens mij een over het algemeen goed algemeen overleg gehad op een onderwerp waarbij vrijwel alle partijen de ernst van het probleem en het belang van een goede aanpak daarvan onderkennen. Waar de heer Jasper van Dijk nog tevergeefs zocht naar splijtzwammen tussen de verschillende woordvoerders, maar waar je eigenlijk zag dat we het er allemaal over eens zijn dat van grote steden tot kleine kernen, van Amsterdam tot Sittard-Geleen, radicalisering zo goed mogelijk voorkomen moet worden. Dat is niet alleen een kwestie van de knoet erover, maar van een aanpak met ogen en oren in de buurt, erop af, van moskee tot buurthuis tot centrum van rechts-extremisme. We waren het er ook over eens dat dat wel betekent dat er minder spielerei moet zijn en dat er een landelijk bewezen aanpak moet zijn, waar gemeenten op terug kunnen vallen. Daarom heb ik ook met volle steun samen met collega's Becker, Heerma en Segers een motie ingediend die hierom vraagt. We zien uit naar de uitkomsten van de gesprekken met de gemeenten.

Ik zou de minister graag nog één concrete vraag willen stellen. Wij hebben eerder ook gesproken over de buitenlandse financiering van moskeeën. We zien dat er een aantal gemeenten zijn die specifiek met het thema "voorkomen van radicaliseren" worstelen of hebben geworsteld. De gemeente Amsterdam is daar zeker ook een voorbeeld van, dus mijn vraag aan de minister is: wil hij in eerste instantie juist met deze gemeenten in gesprek gaan om te kijken hoe zij geholpen kunnen worden?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. We hebben afgelopen week inderdaad een goed algemeen overleg gehad over het belang van het voorkomen van radicalisering. Het doet me in ieder geval deugd dat de minister en een groot deel van de politieke partijen in de Tweede Kamer daar constructieve voorstellen voor hebben. Ik overweeg ook om het voorstel van mevrouw Becker te steunen.

Voorzitter. Een deel van de oplossing ligt ook in de volgende motie. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat de aanpak van radicalisering als een gedeelde verantwoordelijkheid wordt gevoeld waaraan alle maatschappelijke geledingen een bijdrage leveren;

overwegende dat het ontwikkelen en stimuleren van democratisch burgerschap een kernelement van die aanpak zou moeten zijn;

constaterende dat het leertraject "moslims en democratische rechtsstaat" een proactieve insteek kiest die de maatschappelijke verantwoordelijkheid van moskeeën en hun koepels aanspreekt;

constaterende dat dit project de receptoren voor democratie en rechtsstaat binnen de moslimgemeenschap beoogt te activeren en de competenties op dit terrein door middel van coaching en burgerschapsonderwijs wenst te versterken;

constaterende dat dit project jongeren door middel van training en onderwijs leert om hun ambities en dromen binnen het kader van de democratische rechtsstaat te realiseren en hun bezwaren en klachten daarbinnen te uiten;

verzoekt de regering een pilot te laten uitvoeren met het leertraject "moslims en democratische rechtsstaat" om de bruikbaarheid ervan te toetsen voor beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 456 (29754).

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Het laatste NCTV-rapport duidt op een toename van extreemrechts. In Frankrijk hebben we afgelopen week nog kunnen zien dat de veiligheidsdiensten een aanslag op moslims hebben weten te verijdelen. Daarover gaat mijn volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het NCTV-rapport "Barometer van de dreiging. Tien jaar Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 2005-2015" meerdere malen wordt gewezen op de te eenzijdige focus op jihadisme;

constaterende dat in de conclusie van het rapport staat dat "met name rechts-extremisme soms wat lijkt te worden gebagatelliseerd";

overwegende dat alle vormen van radicalisering bestreden moeten worden en dat een eenzijdige aanpak alleen niet werkt;

verzoekt de regering om ook met een actieprogramma "integrale aanpak rechts-extremisme" te komen, zodat beide uitersten worden bestreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 457 (29754).

Dan ga ik naar de laatste spreker. Dat is de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Radicalisering kun je bestrijden door segregatie te bestrijden op scholen en in wijken. Daarom heb ik twee moties, die aanscherpingen zijn van toezeggingen die de minister heeft gedaan. Ik hoop dat de minister het eens is met die aanscherpingen, zodat we goed zicht krijgen op wat scholen doen tegen segregatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholen en gemeenten conform artikel 167a van de Wet op het primair onderwijs moeten overleggen over maatregelen tegen segregatie, onder andere "om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen";

verzoekt de regering een overzicht te geven van maatregelen die scholen en gemeenten hebben genomen, dan wel kunnen nemen, ter bestrijding van de segregatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 458 (29754).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het zeer onwenselijk is dat scholen basiswaarden ondermijnen, zoals de gelijkheid tussen man en vrouw, dan wel homo en hetero;

van mening dat onvoldoende duidelijk is in hoeverre de inspectie hiertegen kan optreden;

verzoekt de regering de Kamer te informeren over maatregelen die de inspectie genomen heeft, dan wel kan nemen tegen scholen die basiswaarden ondermijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 459 (29754).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor alle helderheid: het is dus net even wat scherper gesteld in de motie dan reeds was toegezegd door de minister, waar ik hem zeer dankbaar voor was.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister heeft enkele minuten nodig voor de voorbereiding van zijn antwoord.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister is zover om een aantal vragen te beantwoorden en een appreciatie te geven van de moties. De minister.

Minister Koolmees:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dank aan de leden van de Kamer. Het was inderdaad een interessant debat vorige week. Er zijn negen moties ingediend. Ik loop ze even snel langs.

De motie op stuk nr. 451 is van mevrouw Becker en de heren Heerma, Paternotte en Segers en gaat over een aantal verzoeken over evidencebased beleid. We hebben het vorige week uitgebreid gehad over de toolkit die nu wordt ontwikkeld om te zien wat wetenschappelijk bewezen effectief beleid is. Die komt voor het einde van het jaar. Het is ontzettend belangrijk dat Rijk en gemeenten er samen in optrekken om dit beleid uit te rollen op een effectieve manier. Ik geef deze motie graag oordeel Kamer.

Dan de motie van mevrouw Kuiken en de heer Gijs van Dijk op stuk nr. 452. Hier hebben we vorige week uitgebreid over gesproken. In het debat is al naar voren gekomen dat het kabinet oog heeft voor alle vormen van radicalisering en extremisme, zowel links- als rechts-extremisme. Ik wil deze motie samen behandelen met de motie-Kuzu op stuk nr. 457, omdat deze moties gaan over dezelfde thematiek. De motie-Kuiken/Gijs van Dijk op stuk nr. 452 wil ik graag oordeel Kamer geven, zoals ik vorige ook in het debat heb gezegd. Wat betreft de motie-Kuzu op stuk nr. 457 wil ik graag uitleggen dat de aanpak van links- en rechts-extremisme volgens de bestaande structuren en instrumenten plaatsvindt. Dat is een onderdeel van de DTN, het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, waarin beide vormen van extremisme een plek kennen. De Kamer wordt daar regelmatig over geïnformeerd. Om daar nu weer een aparte structuur naast te zetten lijkt mij niet dienstig omdat dit weer extra bureaucratie en extra onderzoek is en omdat we al die informatie al in beeld brengen. De monitor wordt gemaakt door de NCTV en aan uw Kamer ter beschikking gesteld. Daarnaast hebben we nog het Landelijk Steunpunt Extremisme, dat ouders ondersteunt bij alle vormen van extremisme. Dat is ook een extra ondersteuningsstructuur. Ik zou graag de motie op stuk nr. 452 oordeel Kamer willen geven. De motie op stuk nr. 457 zou ik willen ontraden omdat deze expliciet vraagt om een aparte structuur ernaast, en die lijkt mij niet nodig.

De voorzitter:

Dank u wel. Hierover heeft de heer Kuzu een vraag.

De heer Kuzu (DENK):

De minister noemt twee voorbeelden uit een aanpak. Het eerste gaat over het dreigingsbeeld. Ik vraag niet om een aparte structuur naast het dreigingsbeeld. Ik vraag om een integrale aanpak. Bij extremisme hebben wij het ook zo gedaan. Naar aanleiding van aanslagen in Europa hebben we honderd maatregelen en allerlei verschillende acties bedacht. Daartegenover staat dat de minister één actie noemt die betrekking heeft op rechts-extremisme; dat is ook een wezenlijk gevaar voor onze samenleving.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Koolmees:

Dit is onderdeel van het bestaande beleid, links-extremisme en rechts-extremisme. Hetzelfde geldt voor omgaan met extreme idealen. De Expertise-unit Sociale Stabiliteit gaat ook over alle extremistische uitingen. Daarom zeg ik dat het al bestaand beleid is. In het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland maken we een onderscheid tussen verschillende vormen van extremistisch gedrag. Omdat het eigenlijk al onderdeel is van het beleid, vind ik deze motie overbodig. Dat was mijn betoog in het kort.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 453 van de heer De Graaf. Hij verzoekt de regering om de signalen aangaande de diverse grondslagen van radicalisering vast te leggen en hierover twee keer per jaar aan de Kamer te rapporteren. Deze motie wil ik ontraden omdat het eigenlijk een verwijzing is naar het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland dat al door de NCTV wordt opgesteld. We gaan niet in detail op het individuele niveau van dreigingen in, maar wel op het dreigingsbeeld in algemene zin. Dat verschijnt drie à vier keer per jaar. Dat is dus nog vaker dan het aantal keren waarom de heer De Graaf in zijn motie vraagt.

De heer De Graaf (PVV):

Nou breekt mij de klomp. Ik zie de motie op stuk nr. 451; dat is een motie van de coalitie. Het oordeel daarover laat de minister over aan de Kamer. "Wat daarin in staat, komt toch al in het najaar", zegt hij. Wat in de door mij ingediende motie op stuk nr. 453 staat, is precies het begin om het beleid dat wordt genoemd in de motie op stuk nr. 451, dat nog aan de Kamer kenbaar wordt gemaakt, vorm te kunnen geven. Dat staat daarin. Hoe kan de minister de motie op stuk nr. 453 ontraden, terwijl hij het oordeel over de motie op stuk nr. 451 aan de Kamer laat met de mededeling dat het aan het eind van het jaar toch al naar de Kamer komt? Dat kan niet zonder de inhoud van de motie op stuk nr. 453. Het is dus gewoon technisch onmogelijk om deze motie te ontraden.

Minister Koolmees:

De motie op stuk nr. 451 is de motie van mevrouw Becker c.s. In deze motie wordt de regering gevraagd om in gesprek te gaan met gemeenten en het Rijk om te leren van het beleid dat wij voeren — de toolkit waar wij het vorige week over hebben gehad, over evidencebased beleid — en dat evidencebased uit te rollen over de gemeenten. Dit gaat over het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, dat drie à vier keer per jaar wordt uitgebracht door de NCTV. De motie van de heer De Graaf vraagt daarnaast om nog meer detailinformatie. Ik zeg dat de Kamer die informatie al krijgt. Die motie is dus overbodig. De motie op stuk nr. 451 van mevrouw Becker c.s. gaat juist in op het uitrollen van het beleid bij gemeenten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer De Graaf, afrondend.

De heer De Graaf (PVV):

Als je het beleid wilt uitrollen over de gemeenten ... In de tweede overweging van de motie op stuk nr. 451 staat letterlijk: "overwegende dat er onvoldoende inzicht is in een effectieve, gevalideerde en dekkende aanpak". Het begin van die aanpak is het weten van de aantallen, van de grondslagen van radicalisering. In de DTN worden die aantallen en percentages niet genoemd. Die worden daarin niet in percentages weergegeven. Het is handig en goed als de Kamer die wel weet zodat zij haar taak om de regering te controleren kan uitvoeren. Hoeveel daarvan is boeddhistisch? Hoeveel daarvan is christelijk? Hoeveel daarvan komen misschien wel uit een rechts-extremistische wijk of uit een islamitische wijk?

Minister Koolmees:

Mijn stelling is ... Sorry.

De heer De Graaf (PVV):

De minister heeft gezegd dat er in de wijken 4.000 mensen zijn — dat zijn dus 8.000 oren en ogen — die dat allemaal rapporteren vanuit betrokkenheid. Dan is het toch een heel simpel dingetje om dat mee te nemen in de DTN? Ik zie het probleem niet.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer De Graaf (PVV):

Nogmaals, de basis onder het te voeren beleid wordt hiermee steviger.

Minister Koolmees:

Ik begrijp oprecht de relatie niet die de heer De Graaf legt tussen de motie op stuk nr. 451 van mevrouw Becker c.s. en dit punt. Ik heb het aangegeven: het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland wordt drie à vier keer per jaar door de NCTV uitgebracht. Dat verschijnt juist om aan de Kamer de cijfers beschikbaar te stellen waaruit blijkt waardoor extremisme ontstaat en waar radicalisering dreigt, niet alleen maar islamitisch en jihadistisch, maar ook links-extremistisch en rechts-extremistisch. Dat geeft juist een rijk beeld. De motie op stuk nr. 451 van mevrouw Becker c.s. gaat meer in op de vraag wat in de praktijk werkt en op het beleid. Dus ik zie die relatie niet. Ik blijf bij mijn oordeel: ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de motie op stuk nr. 454.

Minister Koolmees:

In de motie op stuk nr. 454 wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar het effect van in Nederland gebruikte resocialisatie- en deradicaliseringsprogramma's en de Kamer daar voor het eind van 2018 over te informeren. Ik kan richting de heer De Graaf wel zeggen dat de evaluatie en het onderzoek naar deze programma's loopt. Dus dat wordt inderdaad gedaan, niet door mijn departement maar door de NCTV. Dus in die zin kan ik de motie ondersteunen. Ik kan alleen niet beloven dat die informatie al voor eind 2018 beschikbaar is. Die onderzoeken lopen en die hebben enige tijd nodig om de effectiviteit vast te kunnen stellen. Dus dat deel kan ik niet toezeggen. Bovendien ligt het echt op het terrein van mijn collega Grapperhaus. Ik kan het onder zijn aandacht brengen en u vragen om de motie even aan te houden.

De heer De Graaf (PVV):

Of dat zal ik doen of ik zal inderdaad die termijn eruit halen. Dat zou natuurlijk ook kunnen.

Minister Koolmees:

Als dat gebeurt, het is lopend beleid dat wij dit soort soort programma's op effectiviteit beschouwen.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de heer De Graaf. U denkt er nog even over na of u de motie wijzigt of aanhoudt. Dank u wel.

Minister Koolmees:

De motie op stuk nr. 455 van de heer De Graaf ontraad ik. Deze motie van de heer De Graaf komt regelmatig in de debatten terug.

De motie op stuk nr. 456 van de heer Kuzu verzoekt de regering een pilot te laten uitvoeren met het Leertraject moslims en democratische rechtsstaat. Daar hebben we het vorige week in het debat ook over gehad. Op dit moment is mijn departement in gesprek. Sterker nog, mijn ambtenaren zijn afgelopen weekend nog in gesprek geweest met de initiatiefnemers hiertoe. Ik kan nog niet beloven of het tot een pilot leidt. Maar we zijn wel in gesprek met de initiatiefnemers om dit te verkennen. Maar voor nu moet ik de motie even ontraden. Ik doe wederom de suggestie om de motie even aan te houden totdat ik daar meer over kan melden. Ik heb vorige week wel al beloofd dat ik uw Kamer zou informeren als er meer duidelijkheid over is.

De voorzitter:

De heer Kuzu komt naar de interruptiemicrofoon.

De heer Kuzu (DENK):

Dan houden we de motie even aan. Wellicht brengen we haar dan op een later moment in stemming als dat nodig mocht zijn.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor zijn motie (29754, nr. 456) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:

Dank u. Ik heb de motie op stuk nr. 457 al gehad.

Dan de motie op stuk nr. 458 van de heren Jasper van Dijk en Kwint. Het is inderdaad een verbijzondering van een eerder verzoek, dat ik weer heb overgebracht aan mijn collega Arie Slob. Volgens mij heeft hij per brief de Kamer geïnformeerd dat hij met gemeenten in gesprek is over dit punt. Ik heb nu in alle hectiek niet met de heer Slob kunnen bellen over deze moties. Ik verzoek de heer Jasper van Dijk om de motie aan te houden en om met de heer Slob hierover in gesprek te gaan. Anders moet ik de motie ontraden. Ik verzoek de indieners om te wachten op de brief waar de heer Slob mee komt als gevolg van de eerdere toezegging die ik richting de heer Jasper van Dijk heb gedaan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik had eigenlijk begrepen dat de toezegging van de heer Slob al is gerealiseerd in een antwoord op een vraag van de heer Kwint.

Minister Koolmees:

Nu bestaat het gevaar dat wij langs elkaar heen praten terwijl iets al gebeurd is.

De voorzitter:

Maar we laten even de heer Jasper van Dijk zijn verhaal vertellen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat klopt. Ik wilde namelijk een compromis voorstellen. De stemmingen over de moties zijn waarschijnlijk volgende week. Wellicht is het mogelijk om dit nog even af te stemmen voordat die stemmingen plaatsvinden, zodat we kunnen weten of deze motie zinvol is. Ik wil best even helpen bij het nagaan daarvan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dus u vraagt om een brief voor de stemmingen. Ik kijk naar de minister of dat gaat lukken.

Minister Koolmees:

Ja, dat wil ik graag toezeggen. Ik denk dat het vanwege de orde goed is als ik dat doe. Ik zal voor de stemmingen van dinsdag samen met de heer Slob een brief naar de Kamer sturen. Dat wil ik wel toezeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. En dan laat de heer Jasper van Dijk nog weten wat dat betekent voor de motie op stuk nr. 457.

Minister Koolmees:

Nee, de motie op stuk nr. 458.

De voorzitter:

Excuus, het was de motie op stuk nr. 458.

Minister Koolmees:

Dan ben ik toe aan de motie op stuk nr. 459. In de schorsing van drie minuten is het wel gelukt om met het ministerie van OCW over dit punt te spreken. Dit is staand beleid. Daarmee laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

Voorzitter. Dat was het. O nee, sorry. De heer Paternotte.

De voorzitter:

Er waren inderdaad nog wat vragen gesteld door de heer Paternotte.

Minister Koolmees:

De heer Paternotte heeft nog een vraag gesteld over de gemeenten naar aanleiding van het debat over financiering van moskeeën vanuit het buitenland. Het contact met deze gemeenten is al intensief. ESS, de Expertise-unit Sociale Stabiliteit, heeft al uitgebreid contact met deze gemeenten, die bijvoorbeeld ook op de lijsten zijn voorgekomen die in het debat over moskeefinanciering aan de orde zijn geweest. Dus dat gebeurt al, zeg ik in de richting van de heer Paternotte.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats.

Ik wil de minister, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune bedanken.

De vergadering wordt van 13.57 uur tot 14.03 uur geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Naar boven