11 Wet langdurige zorg (Wlz)

Aan de orde is het VAO Wet langdurige zorg (Wlz) (AO d.d. 03/03). 

De voorzitter:

De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie, inclusief het indienen van eventuele moties. 

Het woord is aan de heer Van Gerven. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Op 5 maart zagen we het voorbeeld van Sander in het televisieprogramma Kassa. Ik noem Sander omdat hij publiek zijn zaak heeft aangekaart. Sander is geherindiceerd terwijl hij vanuit de AWBZ in de overgangsperiode zat. De herindicatie leidt ertoe dat de Wet langdurige zorg (Wlz) niet meer op hem van toepassing is. Dit heeft heel veel vragen opgeroepen. In het debat dat wij hebben gevoerd, kwam Sander uitgebreid aan bod. Hij is een man die 25 uur zorg en ondersteuning per week nodig heeft. Zijn zorg- en ondersteuningbehoeften zijn dynamisch, levenslang en levensbreed. Zijn aanvraag werd afgewezen met het argument dat hij geen beperkingen heeft in zijn regievermogen en in staat is om adequaat te alarmeren en hulp af te wachten. Zijn aanvraag is dus afgewezen omdat hij op een knop kan drukken. Het verhaal van Sander is helaas het verhaal van een potentiële groep van 14.000 mensen, voor wie de toegang tot de Wlz op ingrijpende wijze kan worden beperkt, terwijl zij hun hele leven op zorg zijn aangewezen. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) bij een indicatie de toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) geweigerd heeft met het argument "u bent in staat, adequaat te alarmeren en hulp af te wachten"; 

van mening dat dit een te beperkte opvatting is van levenslange en levensbrede zorgbehoefte van mensen; 

verzoekt de regering, de toegang tot de Wlz te verruimen en hierover zowel het CIZ als de Kamer voor de zomer te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven, Leijten en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 112 (34104). 

Wij hebben de afkortingen die in de motie genoemd worden, voluit geschreven. Bent u het daarmee eens? 

De heer Van Gerven (SP):

Zeker, voorzitter. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. We hebben tijdens algemeen overleg over de Wet langdurige zorg uitgebreid gesproken over het toegangskader voor kinderen ten opzichte van volwassenen. D66 vindt het belangrijk om te onderzoeken of het toegangskader zoals we dat nu kennen voor volwassenen, ook geschikt is voor kinderen. D66 vindt het ook belangrijk dat er specifiek wordt gekeken naar bijvoorbeeld leeftijd. Nu kan een kind tot 5 jaar niet onder de Wet langdurige zorg vallen. De vraag is of dat logisch is. Dat is de reden waarom ik een motie steun die de heer Van Dijk van de PvdA zo meteen zal indienen. 

In meerdere debatten hebben we gesproken over het maken van een maatwerkprofiel. Dat is zeer belangrijk. We zijn blij dat er een adviesaanvraag wordt uitgezet, maar we hebben daar nog wel een aantal opmerkingen over. Die aandachtspunten willen we graag meegeven. Daarom zullen wij een motie van mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie steunen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat jongeren met een beperking tussen de 18 en 23 jaar mogelijk met vijf verschillende stelsels te maken hebben: de Jeugdwet, passend onderwijs, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Participatiewet en de Wet langdurige zorg (Wlz); 

overwegende dat jongeren met een licht verstandelijke beperking tussen de 18 en 23 volop in ontwikkeling zijn; 

van mening dat jongeren niet de dupe mogen worden van onzorgvuldige overgangen tussen de verschillende wetten; 

verzoekt de regering, aanvullend onderzoek te doen naar de inhoudelijke aansluiting tussen de verschillende wetgeving waar de groep jongeren van 18 tot 23 met een beperking mee te maken heeft, waarbij het volgende wordt meegenomen: 

  • -het functioneren van de uitzonderingsregel in de Wlz voor tijdelijke behandelzorg met verblijf aan jongeren met een licht verstandelijke beperking; 

  • -inzicht in de aard en het gebruik van de doorloopregeling in de Jeugdwet; 

  • -de mogelijkheden binnen de Wmo voor 18-plus om zich te ontwikkelen; 

  • -hoe de overgang van de Jeugdwet en Passend onderwijs naar Wmo 2015, Wlz en Participatiewet in de praktijk verloopt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 113 (34104). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er nader onderzoek gedaan wordt door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Zorginstituut Nederland naar de huidige mogelijkheden en knelpunten om meerzorg en maatwerk te leveren binnen de Wet langdurige zorg (Wlz); 

overwegende dat er een breed gedeelde wens is om te komen tot een maatwerkprofiel en de Kamer hier meermalen om heeft verzocht; 

verzoekt de regering, bij het onderzoek ook de problematiek van meervoudige grondslagen te betrekken; 

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het maatwerkprofiel breed in te zetten, voor zowel zorg thuis als in een ouderinitiatief of instelling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 114 (34104). 

In beide moties hebben we de afkortingen voluit geschreven. Bent u daarmee akkoord? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat is uitstekend, voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat aan de hand van cliëntkenmerken en de zorgbehoefte wordt bepaald of er mogelijke aanleiding is voor meerzorg of de "extra kosten thuis"-regeling (EKT); 

constaterende dat het op grond van de meeste zorgprofielen niet mogelijk is om meerjarige indicaties voor meerzorg en EKT af te geven; 

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat, wanneer er sprake is van een meervoudige grondslag, het wel mogelijk wordt om bij de EKT en meerzorgregeling meerjarig te indiceren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 115 (34104). 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben we gesproken over het ontbreken van een apart toegangskader voor kinderen tot de Wet langdurige zorg. Mevrouw Bergkamp heeft er al een mooie introductie voor gegeven. Die ga ik niet herhalen, maar daar sluit ik mij bij aan. Zij had ook al aangekondigd dat wij samen een motie zouden indienen. Die lees ik bij dezen dan ook voor. De afkortingen zijn daarbij overigens uitgeschreven, dus dat is wel service, ook richting de voorzitter. 

De voorzitter:

Echt vooraf al of naar aanleiding van mijn sermoen? 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Nee, echt vooraf al. 

De voorzitter:

Heel goed. 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

De motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er voor kinderen geen apart toegangskader is tot de Wet langdurige zorg; 

constaterende dat dit in de praktijk tot problemen leidt voor de toegang tot passende zorg voor kinderen met een ernstige, complexe, meervoudige handicap omdat onder andere de grondslag voor hun aandoening moeilijk te bepalen is; 

van mening dat gezien de ernst en zwaarte van de zorgvraag van deze kinderen toegang tot de Wet langdurige zorg gewenst is en hiervoor mogelijk andere toelatingscriteria dienen te gelden dan bij volwassenen; 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de ontwikkeling van een apart afwegingskader voor kinderen voor de toegang tot de Wet langdurige zorg, dat te ontwikkelen en daarbij in ieder geval de leeftijdsgrens mee te nemen, en de Kamer hierover voor 1 september 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Otwin van Dijk en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 116 (34104). 

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Hier staat inderdaad niet mevrouw Keijzer, die ik vandaag vervang, maar de heer Amhaouch. 

Het is goed dat het Rijk kwaliteitseisen stelt bij de Wet langdurige zorg. Wij constateren dat de zorgkantoren er nog een schepje bovenop doen bij de contractering, met alle rompslomp van dien. Daarom dienen wij de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat zorginstellingen moeten voldoen aan kwaliteitseisen opgenomen in bestaande wet- en regelgeving; 

overwegende dat zorgkantoren in hun Wlz-contractering daarnaast nog aanvullende eisen stellen aan de kwaliteit van zorg die leiden tot onnodige administratieve lasten; 

constaterende dat deze aanvullende eisen niet aantoonbaar bijdragen aan meer cliëntgerichte zorg of de kwaliteit van leven van cliënten; 

constaterende dat het kabinet een Algemene Maatregel van Bestuur voorbereidt over de Wlz-zorginkoop; 

verzoekt de regering, in voornoemde AMvB zorgkantoren expliciet te verbieden extra kwaliteitseisen op te leggen, anders dan de op basis van bestaande wet- en regelgeving geldende regels, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 117 (34104). 

Ik schors de vergadering voor vier minuten, zodat de staatssecretaris zijn papieren kan ordenen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik ga in op de moties. De eerste motie, op stuk nr. 112, is van de heer Van Gerven en gaat over een indicatie door het Centrum indicatiestelling zorg. De heer Van Gerven sprak over de casus die in Kassa aan de orde is geweest, de casus van Sander. Ik heb Sander ook gesproken. Ik ontmoette hem namelijk op het congres van het European Disability Forum, waar hij sprak voor een internationaal gezelschap. Overigens hield hij daar een goed verhaal. Ik heb mij een beetje verdiept in de zaak. Ik denk niet dat het ging om de vraag of er op een knopje kan worden gedrukt en of dat bepaalt of je zorg nodig hebt of niet. Het ging om een andere zaak: in hoeverre kun je levensbreed en misschien wel levenslang zorg krijgen en kun je die alleen op basis van de Wlz krijgen of ook op basis van de Zorgverzekeringswet? 

Laten wij hier even vaststellen dat een levenslange zorg, als je die nodig hebt, niet alleen maar gegeven kan worden op basis van de Wet langdurige zorg. Die kan natuurlijk ook worden verleend — en dat moet in sommige gevallen ook — op basis van de Zorgverzekeringswet. Ik heb de Kamer in het debat van 3 maart al beloofd haar een aparte brief toe te zenden over de vragen die zijn toen zijn gesteld over de indicatiestelling door het Centrum indicatiestelling zorg: hoe gaat dit nu precies en hoe wordt daarmee omgegaan? Dat zal ik zeker doen. De druk op een knopje behoort niet tot de toegangscriteria van de Wlz. Het is ook geen wettelijk criterium, noch een passage in de uitwerking van criteria. Het is ook in dit geval niet het doorslaggevende criterium geweest. Ik stel daarom voor dat de Kamer de brief afwacht. Ik ontraad de motie. 

De voorzitter:

Wanneer kan de Kamer deze brief verwachten, mijnheer de staatssecretaris? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik had hem volgens mij in maart beloofd. 

De voorzitter:

U hebt beloofd om hem in maart toe te zenden? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Beide. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik baseer mij op de uitzending en op het debat. Ik ben natuurlijk niet bij het gesprek geweest dat de staatssecretaris nog met Sander — laten wij hem zo maar noemen — heeft gehad. Uit de uitzending bleek mij hoe ingewikkeld wij het maken. Die man heeft een uitstekende voorziening. Die beantwoordt eigenlijk aan hetgeen wij willen. Er is geen discussie over de vraag of hij zorg nodig heeft. Hij heeft een en ander uitstekend geregeld via zijn pgb en de huidige voorzieningen. Waarom dan nieuwe bureaucratie optuigen? Hij moet nu bij de gemeenten aankloppen en hij moet bij de zorgverzekeraars te biecht en het zou zo maar kunnen dat de indicaties niet levenslang gelden maar herhaaldelijk vastgesteld moeten worden. Waarom zou je het voor die categorie niet gewoon laten zoals het is? Dat was mijn indruk. 

De staatssecretaris gaat daar niet in mee, want hij ontkent, zo begrijp ik, dat het Centrum indicatiestelling zorg een verkeerde indicatie heeft afgegeven door een Wlz-indicatie af te wijzen. Is de staatssecretaris dan bereid om in de brief die hij naar de Kamer stuurt, de criteria die het CIZ hanteert nog eens goed weer te geven? Mijn indruk is dat de druk op dat knopje wel degelijk een rol speelde. Ik wil weten hoe het precies zit en wat precies de criteria zijn op basis waarvan afwegingen plaatsvinden en deze afweging heeft plaatsgevonden. Het gaat toch om een groep van 14.000 mensen. Dit is dus buitengewoon belangrijk. 

Staatssecretaris Van Rijn:

De toezegging waarom de heer Van Gerven vraagt, heb ik bijna letterlijk gedaan in het debat. Daar heb ik toegezegd een brief te sturen over de afwegingscriteria die het CIZ hanteert, in deze casus en in het algemeen. Dus ja, die brief zal daarover gaan. 

De heer Van Gerven (SP):

Alle criteria die worden gehanteerd: kan dat nog een verruiming inhouden? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Wij hebben in deze Kamer met elkaar wetten vastgesteld en wij hebben de criteria die bij deze wetten gelden vastgesteld. Die worden toegepast. Het is heel goed dat hier vragen over zijn, want ook ik vind dat wij heel goed moeten bekijken hoe het zit met grensgevallen en overgangsgevallen. Als daar vragen over zijn, kunnen wij daar elke keer opnieuw naar kijken. Dat vind ik heel goed, maar laten wij nou niet op grond van beelden de discussie voeren. In het debat is gevraagd hoe deze criteria luiden en hoe deze zijn toegepast, en niet alleen in deze casus, maar in het algemeen. Ik heb de Kamer daarover een brief beloofd en die ga ik haar ook sturen. Dan kan zij samen met mij afwegen of er aanleiding tot verandering is. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik houd de motie aan, want ik begrijp dat de brief snel komt. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (34104, nr. 112) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik kom op de motie op stuk nr. 113, waarin de regering wordt verzocht om een aantal punten mee te nemen in het onderzoek "naar de inhoudelijke aansluiting tussen de verschillende wetgeving" voor de groep jongeren tussen de 18 en 23 jaar met een beperking. Ik zal niet ingaan op de verschillende onderdelen van de motie, maar ik ben bereid om die punten in het onderzoek mee te nemen. Ik laat het oordeel aan de Kamer. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 114, waarin de regering wordt gevraagd om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het maatwerkprofiel breed in te zetten, zowel voor de zorg thuis als in een ouderinitiatief of instelling. Ik denk dat heel veel van die vraagstukken en knelpunten lokaal opgelost kunnen worden door gemeenten en hun partners. Als er landelijke knelpunten naar voren komen, ben ik bereid om die op te lossen samen met de VNG en andere landelijke partners. Ik heb dat overigens al toegezegd tijdens het Jeugddebat, naar aanleiding van de moties van de leden Bergkamp, Koşer Kaya en Ypma. Ik had al beloofd dat ik daarop terug zou komen in de voortgangsrapportage over de decentralisatie van de jeugdzorg, die de Kamer dit voorjaar zal ontvangen. Ik kan mij voorstellen dat men genoegen neemt met de toezegging dat ik er dit voorjaar nader over bericht in die voortgangsrapportage. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De motie op stuk nr. 114 gaat over het onderzoek dat door de NZa en het Zorginstituut Nederland wordt uitgevoerd naar het maatwerkprofiel in relatie tot meerzorg en extra kosten thuis. Er staan twee verzoeken in. Wij verzoeken de regering om bij het onderzoek ook de problematiek van meervoudige grondslagen te betrekken. Het tweede verzoek is reeds voorgelezen door de staatssecretaris. Ik kon zijn reactie echter niet heel goed duiden. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Laten we dat oplossen. Wij doen al onderzoek naar de maatwerkprofielen om te bekijken hoe die zich verhouden tot het huidige systeem van extra kosten thuis of het meerzorgprofiel. Ik heb er dan ook geen bezwaar tegen om dit punt mee te nemen, maar ik maak daarbij wel één kanttekening. Er zijn grenzen aan hoe breed je dat maatwerkprofiel inzet. Je wilt maatwerk leveren voor de thuissituatie, maar je wilt ook een instelling en de bewoner of cliënt daarvan de ruimte geven om met elkaar afspraken te maken over het type zorg dat men daar elke dag moet krijgen. Zo'n maatwerkprofiel zal sowieso niet over de gehele linie voor alles kunnen gelden. Dat neemt niet weg dat ik er geen enkel bezwaar tegen heb om te bekijken hoe dat maatwerkprofiel gaat werken en hoe de aansluiting zal zijn. Als ik de motie op die manier mag duiden laat ik het oordeel aan de Kamer, maar dus wel met de kanttekening dat maatwerk niet in alle gevallen op dezelfde manier kan worden toegepast omdat er een verschil is tussen zorg thuis en zorg in een instelling. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik snap dat de staatssecretaris wat aarzelingen heeft bij het breed inzetten van het maatwerkprofiel. Mevrouw Bergkamp en ik vragen in onze motie om de voors en tegens nog eens goed op een rijtje te zetten, zodat de Kamer daar nog een keer over kan spreken. Ik zit er wel iets anders in dan de staatssecretaris maar als we alle argumenten op papier hebben en die meenemen in het onderzoek, dan kunnen we daar nog over spreken. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Met die wederzijdse kanttekeningen kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. 

Ik ga verder met de vijfde motie, die van de leden Otwin van Dijk en Bergkamp op stuk nr. 116. In het debat hebben we uitgebreid gesproken over de vraag of het gehanteerde afwegingskader ook geschikt is voor jongeren. Ik verwacht in het najaar een rapport van het Zorginstituut en de Zorgautoriteit te ontvangen. Ik geef hierbij mee dat ik onder andere in overleg met het CIZ zal bekijken of er aanleiding is voor aparte toegangscriteria. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten als ik hierbij kan aantekenen dat naar mijn inschatting 1 september wel heel vroeg is. Als ik de motie zo mag lezen dat wij hier nog dit jaar mee zouden kunnen komen, wil ik het oordeel aan de Kamer laten. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ook namens de heer Van Dijk zeg ik de staatssecretaris dat wij daarmee kunnen leven. 

De voorzitter:

Dus ...? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dus is het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

Oké. Dus met het verzoek om de Kamer hierover nog dit jaar te informeren, is het oordeel over deze motie aan de Kamer. Dat oordeel komt bij de stemming en die gaan we afwachten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de motie op stuk nr. 117 wordt de regering gevraagd om zorgkantoren expliciet te verbieden om kwaliteitseisen anders dan die in de bestaande wet- en regelgeving op te leggen. In het debat hebben wij gediscussieerd over de vraag hoe goed het zou zijn als we tot een hernieuwde invulling van het kwaliteitsbegrip konden komen; dus dat we niet alleen zouden kijken naar medicatieveiligheid of hygiëne, maar ook kwaliteit van leven steeds belangrijker zouden gaan vinden. We zouden dat doen door middel van een aantal maatregelen: een nieuw kwaliteitskader, waaraan instellingen moeten voldoen; nieuwe financiële prikkels via persoonsvolgende bekostiging; bij inkoop ook rekening houden met wat kwaliteit in de ogen van de patiënt is. Een en ander kan leiden tot extra kwaliteitseisen, zeker als de kwaliteit niet goed is. Ik zou zeker geen motie willen die de gang naar extra kwaliteit die we nu hebben ingezet, expliciet verbiedt. Ik ben het er zeer mee eens dat we moeten vermijden dat die tot grote administratieve lasten leidt. Sterker nog, voor de extra middelen die zijn uitgetrokken voor dagbesteding geldt een zeer lichte procedure, namelijk goedkeuring door de cliëntenraad en het personeel. Dat is de manier waarop ik zou willen werken. Om die reden ontraad ik de motie. 

De heer Amhaouch (CDA):

Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt, maar de kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de wet. De staatssecretaris geeft nu ruimte aan zorgkantoren om willekeur toe te passen door allerlei eigen kwaliteitseisen te stapelen. Vandaag de dag hebben we de kwaliteitseisen in de wet staan. De staatssecretaris zegt dat er nog een aantal kwaliteitseisen bij moeten. Wij zijn er geen voorstander van om er te veel te maken, maar moeten we ze dan niet vastleggen en geen willekeur aan de zorgkantoren overlaten? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Daar ben ik het zeer mee eens. Dat is precies de reden dat wij in samenspraak met het Zorginstituut Nederland aan het veld gevraagd hebben om tot een hernieuwd kwaliteitskader te komen, waarin meer rekening wordt gehouden met kwaliteit door de ogen van de patiënt/bewoner, anders dan alleen maar de technische kwaliteit. Dat is juist zo van belang voor de toekomst van de verpleeghuizen. Dat zal te zijner tijd leiden tot een nieuw kwaliteitskader, dat bij de inkoop wordt gebruikt. Tot die tijd zou ik de discussie over de kwaliteit niet willen stilleggen maar juist willen bevorderen dat alle partijen nadenken over wat die nieuwe kwaliteit zou moeten zijn. Om die reden blijf ik bij mijn oordeel. 

De heer Amhaouch (CDA):

Wij vinden het jammer dat de ... 

De voorzitter:

Dat u het jammer vindt dat de staatssecretaris een motie ontraad die u belangrijk vindt, begrijpt iedereen. 

Daarmee zouden wij zijn gekomen aan het einde van de beraadslagingen, als er geen onduidelijkheid zou zijn geweest over de moties op stukken nrs. 114 en 115. U hebt de motie op stuk nr. 115 over de Extra Kosten Thuis-regeling nog niet behandeld. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik geloof dat ik delen van de motivatie een beetje heen-en-weer ging pingpongen. Mijn oordeel over de motie op stuk nr. 114 van mevrouw Dik-Faber blijft hetzelfde. 

Ik wil over de motie op stuk nr. 115 bevestigen dat ik het gevraagde zal meenemen bij het onderzoek naar het maatwerkprofiel. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beantwoording door de staatssecretaris. Ik dank u zeer. Ik stel voor om aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, maar ook niet veel meer dan dat. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven