9 Hybride markt regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet financiering sociale verzekeringen en enkele andere wetten in verband met verbetering van de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wet verbetering hybride markt WGA) ( 34336 ).

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; hij was er al. Ik geef als eerste het woord aan de heer Ulenbelt van de fractie van de SP. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Werkgevers kunnen zich verzekeren voor de kosten van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Standaard doen ze dat bij het UWV, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, maar ze kunnen dat ook doen bij particuliere verzekeringsmaatschappijen. Dat wordt een hybride stelsel genoemd. Het staat ook in de titel van de wet. "Hybride", voorzitter — want deze voorzitter wil altijd precies weten waar het allemaal over gaat — is een nauwe vermenging van ongelijksoortige zaken. Nou, dat is bijzonder. 

De voorzitter:

Het gaat niet om de voorzitter. Het gaat erom dat deze voorzitter vindt dat de mensen op de publieke tribune en de mensen thuis ons ook moeten kunnen volgen. Wij zijn namelijk de volksvertegenwoordiging. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat ben ik helemaal eens met de voorzitter, daarom wilde ik hem dit ook even kunnen laten zeggen. Dat is gelukt. 

Het wordt een hybride stelsel genoemd. Het doel daarvan was dat de verzekeraars de werkgever kunnen prikkelen tot een optimale inzet van preventie en re-integratie. Het UWV en de private verzekeraars zouden elkaar scherp moeten houden in de concurrentie. Het is nu tien jaar na de invoering en het systeem werkt niet. Werkgevers kiezen helemaal niet voor wie hen het beste helpt bij preventie en re-integratie. Nee, ze kiezen voor de prijs op korte termijn. Het werkt niet. Dat staat niet zo in het wetsvoorstel, want daarin staat: de effectiviteit van de activering door de publieke of de private verzekeraar wegen werkgevers niet mee bij hun keuze. Dat is Haags voor: het werkt niet. Dat is ook wel te begrijpen, want het UWV werkt met een heel ander systeem dan de verzekeraars. Daarom wordt het ook hybride genoemd: een nauwe vermenging van ongelijksoortige zaken. In een auto werkt dat wel. Hoewel, daar werkt het ook niet, want dan heb je twee motoren en dan doet óf de ene óf de andere het. Dat is dus altijd voor de helft van de tijd een beetje verspilling, zou je kunnen zeggen. 

Er moesten dus de afgelopen tien jaar allerlei kunstgrepen worden toegepast om een beetje gelijkheid in die concurrentie tussen het UWV en de verzekeraars voor elkaar te krijgen. Zo werd de Nederlandse taal verrijkt met het woord "rentehobbelopslag". Ondanks dat prachtige woord werkt het nog niet. Tot overmaat van ramp hebben de verzekeraars, die behoorlijk op deze markt zijn ingesprongen, een verlies geleden van 1,6 miljard. Dat is niet leuk. 

Wat doet deze wet nu? Deze wet zet de particuliere verzekeraars weer op een voordeel. Het begint er steeds meer op te lijken dat niet een fatsoenlijke verzekering van kosten van arbeidsongeschiktheid het doel is, maar de instandhouding van dat hybride stelsel. Politiek is dat te begrijpen. De VVD wil privaat. De PvdA wilde publiek. Ik weet niet wat zij nu wil, maar ze wilde altijd publiek. Dus blijft het hybride en hebben we iets wat niet goed werkt. 

Dit was de kern van de zaak in de afgelopen tien jaar: eerst lokten de verzekeraars met te lage premies werkgevers weg uit de publieke verzekering, toen leden ze verlies, toen verhoogden ze de premies, toen gingen de werkgevers weer naar publiek en nu komt de regering met een wet om de verzekeraars weer te helpen. De dure les van de afgelopen tien jaar is dat privaat duurder is dan publiek bij dit soort verzekeringen. Daarom is het ook wijs om de arbeidsongeschiktheidsverzekering publiek te organiseren. Dan hoeven we niet allemaal ingewikkelde kunstgrepen toe te passen. Dan is het helder. Dus in tien jaar tijd is die verwachte marktwerking niet uitgekomen. Mijn vraag, ach, eigenlijk is het een verzuchting, is hoelang het nog zal duren voordat de regering inziet dat doorgaan op deze weg niet voordelig is en dat zou moeten worden gekozen voor de richting van de publieke verzekering. In het antwoord op vragen schrijft de regering dat zij het te vroeg acht om de hybride markt los te laten. Mijn enige vraag in dit debat is wanneer het volgens haar wel tijd is om die hybride markt los te laten en publiek te gaan. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De heer Ulenbelt concludeert dat het UWV goedkoper is dan de private verzekeraars. Waar baseert hij die stelling op? 

De heer Ulenbelt (SP):

Op de wijze keuze van werkgevers die in het begin voor de laagste prijs gingen bij de private verzekeraars, maar die zaten toen onder de kostprijs. Toen die prijs omhoog ging, gingen de werkgevers naar het UWV, want toen was het UWV goedkoper. Grosso modo is publiek goedkoper. Bovendien, wij kunnen er wel een heel ideologisch debat over voeren, maar publieke verzekeraars hoeven geen winst te maken en private verzekeraars wel, liefst veel. Dat zijn kosten die de werkgevers moeten betalen en daarom is publiek goedkoper dan privaat. 

De voorzitter:

Ik heb niets tegen ideologische debatten in deze Kamer. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Met diezelfde argumenten kun je concluderen dat private verzekeraars, omdat zij een prikkel hebben om het beter te doen, zorgen voor betere re-integratie. Los daarvan, de heer Ulenbelt zegt dat omdat publieke premies lager zijn, het goedkoper is en dus minder kost. Nee, als iemand eenmaal arbeidsongeschikt is, betaalt een werkgever bij het UWV twee of meer keer zijn schade terug. Het is dus niet voor iedereen zo goedkoop en wij staan hier juist om dat te verbeteren. 

De heer Ulenbelt (SP):

De werking van deze markt, die helemaal geen markt is, is in 2011 uitvoerig geëvalueerd. Toen bleek dat de inzet van het UWV en verzekeraars voor re-integratie en dat soort dingen, helemaal niet zo verschilde. In 2005 is ons voorgehouden dat die marktwerking het helemaal zou doen. Dat is ons trouwens wel op meer vlakken voorgehouden en een hoop mensen hebben daar intussen spijt van. Wij zouden daar ook spijt van moeten hebben. Ik weet dat de VVD voor de verzekeraars is, de mensen weten ook dat de SP voor de publieke zaak is, dus het is niet raar dat ik hier voor de publieke zaak pleit en mevrouw Schut van de VVD voor de private zaak. 

De voorzitter:

U wordt aangesproken, mevrouw Schut, u mag iets terug zeggen. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik houd het bij mijn eigen termijn. 

De voorzitter:

Die eigen termijn is nu aan de orde. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voorzitter. De VVD is tevreden dat wij vandaag spreken over verbetervoorstellen voor de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten, de WGA. Dit is het voorstel waarom ik drie jaar geleden bij het eerste overleg in deze kabinetsperiode heb gevraagd: een gelijk speelveld. 

Lekker gemaakt door de lage instappremies stapten veel werkgevers de laatste jaren over van een private verzekering naar het UWV. De heer Ulenbelt sprak er ook al over. Als zij echter eenmaal één arbeidsongeschikte werknemer hadden, verdubbelde de premie soms en konden zij geen kant meer op; zij waren locked-in. Een private verzekeraar wilde de schadelast van de inmiddels arbeidsongeschikte werknemers niet meer verzekeren. Immers, een brandend huis kun je niet verzekeren. Als de werkgever dan toch een private verzekering wilde, moesten de toekomstige uitkeringslasten cash worden afgerekend bij de verzekeraar. Dit kostte per arbeidsongeschikte werknemer al snel meer dan een ton in één keer en dat bovenop de jaarlijkse premie. Dat konden de meeste werkgevers helemaal niet aan. Gelukkig komen we met dit wetsvoorstel af van dit locked-insyndroom. Deze verbetering bepleit de VVD dus al lang. 

De voorzitter:

Wat moeten wij verstaan onder "locked-in"? 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

"Ingesloten", dus dat je geen kant meer op kunt. Dank u wel, voorzitter. 

Het publieke omslagstelsel krijgt iets meer trekken van het private stelsel, dat met kapitaaldekkende premies wordt gefinancierd. Een werkgever die wil overstappen naar een private verzekeraar kan zijn schadelast aan arbeidsongeschikte werknemers achterlaten bij de publieke voorziening. Het idee achter het hybride stelsel is dat private verzekeraars en het publieke UWV met elkaar concurreren om een verzekering van de werkgever, zodat uiteindelijk de werkgeverslasten dalen en mensen sneller aan een baan worden geholpen. 

Helaas — dat ben ik met de heer Ulenbelt eens — heeft het stelsel deze verwachtingen niet waargemaakt, omdat het tot nu toe slecht functioneert. Private verzekeraars hebben 1,6 miljard verlies geleden in de laatste tien jaar. Het was eerst onduidelijk welke risico's verzekeraars liepen. Om marktaandeel te kopen, boden ze te lage premies om de toekomstige schadelast te dekken. Ook konden ze de schadelast veel minder beïnvloeden dan ze vooraf hadden verwacht. Er was in de WGA een veel grotere instroom dan verwacht, met vrijwel geen uitstroom. Verzekeraars werden geconfronteerd met naheffingen van het UWV, omdat dat de uitkeringen uitbetaalde. Re-integratie-inspanningen waren niet optimaal en leidden ook niet tot lagere uitkeringen, omdat het UWV nauwelijks arbeidsongeschikten herbeoordeelde. 

Met die mooie zogenaamde "rentehobbelopslag" op de premie probeerde het UWV de private markt te simuleren, na te doen. Het idee was dat de private en de publieke premie zo langzamerhand naar elkaar toe zouden groeien. Feitelijk dreven ze uiteen. Daar heeft het UWV dan ook 1,5 miljard euro mee verdiend. Dit is nu eindelijk een structurele verbetering van het stelsel. Het bevordert het gelijke speelveld tussen de private en publieke verzekering in de WGA. De VVD is daarvan een warm voorstander. Met deze wetswijziging en het gewijzigde beleid van het UWV om te herbeoordelen, zal de uitstroom ook op gang komen. Dan is het aan verzekeraars om met preventie- en re-integratiebeleid te laten zien wat ze écht waard zijn, zodat mensen sneller aan het werk komen na een tijd van arbeidsongeschiktheid. 

Als een werkgever die een private verzekering heeft afgesloten, een eigenrisicodrager noemen we dat, failliet gaat, gaan de verantwoordelijkheid en uitvoering van de re-integratie over naar het UWV. De minister zei in de schriftelijke ronde dat dit logisch is, want een verzekering bij het UWV is de defaultoptie, de standaardoptie waarop je terugvalt. Die redenering gaat wat de VVD betreft niet op. Dat zou alleen zo zijn als het UWV dan ook de lasten zou overnemen, maar de verzekeraar blijft betalen voor de lopende uitkering. Als we één ding hebben geleerd uit het tot nu toe falende systeem, is het dat je de partij die betaalt ook de kans moet geven om de schadelast te beheersen. Dan zou je de verzekeraar, als de belanghebbende, de re-integratie ook moeten laten uitvoeren. 

De VVD wil dat gewoon geregeld zien en heeft daar ook al vaker voor gepleit, laatstelijk bij de behandeling van mijn initiatiefnota Activering uit Arbeidsongeschiktheid. We zijn er voorstander van als de Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten, de IVA, voor nieuwe gevallen onder het hybride stelsel zou vallen. Er wordt nu, bij de initiële WIA-beoordeling, bepaald of iemand duurzaam of niet-duurzaam arbeidsongeschikt is, waarbij ook wordt bepaald of iemand onder het hybride of het publieke stelsel valt. Een werkgever die ervoor kiest om zich niet via het UWV te verzekeren, is dus voor zijn volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemers toch aan het UWV gebonden. Hierdoor worden binnen één bedrijf de uitkeringen van sommige werknemers via collectieve premies betaald, terwijl de uitkeringen van andere werknemers gefinancierd worden uit individuele premies. Dat maakt het systeem echt extra complex. En het is al zo complex! Het kan ertoe leiden dat werkgevers en het UWV de kosten op elkaar proberen af te wentelen. 

Tegelijkertijd is de IVA heel goed privaat verzekerbaar, want het verschil in uitkering is 5% van het minimumloon als iemand daar lang in blijft zitten. Dat zien we nu ook in de WGA. Het lijkt de VVD daarom een goed idee om de IVA onder het hybride stelsel te brengen. Zij vindt het jammer dat de IVA in dit wetsvoorstel ontbreekt. Wat is de reden daarvoor? 

Wat verwacht de minister dat de interactie is van dit wetsvoorstel met het risicodragend maken van de arbeidsongeschiktheidslasten van de flexwerkers? Dat is immers ook een maatregel die per 2017 ingaat. Wat is op dit moment nu eigenlijk de schadelast die het UWV heeft en wat is de schadelast voor de vangnetters? Stel nu — in het voor de overheid worstcasescenario — dat alle verzekerden bij het UWV per 2018 in één keer het publieke stelsel zouden verlaten. Is die schadelast dan groter dan de 1,5 miljard reserve die er op dit moment is? Zo ja, wat gebeurt er in dat geval? Hoe wordt die klap opgevangen door het UWV? 

Wij krijgen brieven van werkgevers die voor 1 juli 2015 zijn overgestapt naar het UWV en denken dat ze nu tot 2018 vastzitten bij het UWV. Er is natuurlijk lopende het proces een en ander veranderd in die overgangsregeling. De kernvraag is of voor alle UWV-verzekerden de minimumtermijn van drie jaar geldt dat iemand bij het UWV verzekerd moet blijven. Kan de minister helderheid bieden over de gevolgen van de overgangsregeling voor de werkgevers die al voor juli 2015 bij het UWV verzekerd waren en voor de werkgevers die na juli 2015 zijn overgestapt naar het UWV? 

De voorzitter:

Dank u wel. We maken van "worstcasescenario" "beroerdste situatie". Oké? 

De heer Ulenbelt (SP):

Mevrouw Schut sprak over een falend systeem tot nog toe. Ik ben dat helemaal met haar eens. Onze woordvoerder bij de behandeling van de wet in die tijd, Jan de Wit, voorspelde dat ook al. Hij zei: dit wordt een hybride monster. Destijds sprak de VVD-vertegenwoordiger dezelfde woorden als mevrouw Schut nu, namelijk "het komt allemaal goed". Ik heb nog een vraag. Als het nu binnen vijf jaar niet goed komt, is zij er dan van overtuigd dat ze de SP-koers maar eens moet gaan varen om het publiek te gaan doen? 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De vooronderstelling van de heer Ulenbelt is dat publiek het goed doet, maar dat vind ik helemaal niet. Ik vind dat het UWV niet goed re-integreert bij arbeidsongeschiktheid. Ik vind dat er niet genoeg herbeoordeeld wordt. Ik vind dat er onvoldoende verantwoordelijkheid wordt genomen. De VVD is er altijd voorstander van geweest om uiteindelijk naar een privaat systeem te gaan. Dat is de eenvoud die we uiteindelijk willen. Maar zolang we het huidige systeem hebben, moeten we daar gewoon het beste van maken. Ik denk dat dit een heel goede stap in die richting is. 

De heer Ulenbelt (SP):

In 2011 is het geëvalueerd. Toen bleek dat het UWV en de verzekeraars het even goed of even slecht doen. Dat ligt in de aard van de materie. Waarom wil de VVD dan het geld voor premies naar de verzekeraars brengen, terwijl dat bij de publieke voorziening niet hoeft? Daar wordt het echt goedkoper van. We hebben het over een systeem dat de VVD tien jaar geleden bepleitte, maar wat zij nu zelf een falend systeem noemt. Wanneer ziet zij in dat je niet moet doorgaan met dat falende systeem met een paar kleine verbeteringen? Daar moet je toch een keer een socialist van worden! 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik vind dus dat het UWV ook niet goed functioneert. Ik ben het dus niet met de heer Ulenbelt eens dat ze hetzelfde doen. Dat zal in 2011 misschien de conclusie zijn geweest, maar de tijden zijn inmiddels veranderd. Er is veel meer schadelast bij gekomen. Verzekeraars doen nu veel meer aan re-integratie, maar krijgen daar gewoon helemaal niets voor terug. Met deze wetswijziging kunnen ze wel een boterham daaraan verdienen. Ik vind dat dat een heel goede kans moet krijgen. 

De voorzitter:

U was al aan het einde van uw betoog gekomen. Dank u zeer. 

Mevrouw Tanamal (PvdA):

Voorzitter. Al geruime tijd heeft de Partij van de Arbeid het achterlaten van staartlasten aan de orde gesteld, zowel in AO's als door het stellen van een aantal sets schriftelijke vragen. Calculerende werkgevers hebben het principe van "de vervuiler betaalt" volkomen aan hun laars gelapt en gebruikgemaakt van de mogelijkheid om te hoppen tussen publieke en private verzekeringen met achterlating van de staartlasten, dus achterlating van de schade. Het doel van het hybride stelsel was om van meerwaarde te zijn met betrekking tot preventie en re-integratie. Jammer genoeg is daarvan tot nog toe niets gebleken. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt deze reparatie een verbetering en verwacht dan ook dat er meer aandacht komt voor zieke werknemers en hun herstel en dat de focus niet langer gericht zal zijn op de financiële voordelen die er te behalen zijn. We hebben nog wel een aantal vragen. 

Hoe gaat de minister erop toezien dat de meerwaarde van het hybride stelsel op het gebied van integratie, re-integratie en preventie nu wel wordt waargemaakt? Hieraan wordt geen bijdrage geleverd door de staartlasten in de publieke verzekering te houden, omdat werkgevers bij een overstap naar de private verzekering niet meer verantwoordelijk zijn voor de staartlasten. Waarom kiest de minister ervoor om ongelijkheid te laten ontstaan in de premiestelling in de publieke verzekering? Werkgevers die na 1 juli 2015 overstappen van privaat naar publiek, betalen een opslag voor de financiering van de publieke staartlasten. Werkgevers die voor die datum al onder de publieke verzekering vielen, betalen die opslag niet. Ook nieuwe werkgevers betalen de opslag niet. Hier wordt uitgegaan van het toetreden tot de publieke verzekering, terwijl de kosten juist ontstaan door het verlaten van de publieke verzekering. Wat is de redenatie hierachter? 

Wij vinden het belangrijk dat het beoogde doel wordt bereikt en dat de gewenste effecten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. We horen wel uit het veld dat er toch nog praktische problemen ontstaan bij de uitvoering van de wet. Ik krijg dan ook graag de toezegging van de minister dat hij dit zeer secuur zal monitoren, het tijdig evalueert en ons daarvan tussentijds op de hoogte stelt. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de termijn van de Kamer. 

De vergadering wordt van 14.50 uur tot 14.58 uur geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter, ik loop de inbrengen langs, want het lijkt mij niet het goede moment voor een heel groot algemeen betoog, tenzij u daarop staat. 

De voorzitter:

We gaan bekijken of we het op uw manier naar tevredenheid van de Kamer kunnen doen. 

Minister Asscher:

We gaan het samen toetsen en dan kijken we in de tweede termijn verder. 

De SP geeft aan dat het hybride stelsel eigenlijk weinig meerwaarde heeft getoond. Dat ben ik eens met de SP. Daarvoor zijn redenen te geven en die hebben deels te maken met slechte risico-inschattingen van de private verzekeraars en deels met de ongelijkheid die in de markt zit. De afgelopen jaren zijn de randvoorwaarden voor verzekeraars om een betere risico-inschatting te maken verbeterd. Met dit wetsvoorstel verbeteren we de gelijkheid in de markt. Intussen blijkt uit contacten met verzekeraars dat zij hard aan het werk zijn om nieuwe verzekeringsproducten te ontwikkelen, waarin veel meer de nadruk ligt op preventie en re-integratie. En dat is wat we willen! 

Er zijn een hele hoop techniek en een hele hoop lastige woorden en afkortingen mee gemoeid, maar wat we willen, is dat men zich inzet om mensen weer aan het werk te krijgen en vooral om te voorkomen dat mensen ziek worden. Om die reden neem ik de conclusie niet over dat het nu definitief mislukt is. Het is helder dat het tot nu toe niet goed genoeg is gegaan, maar daarom doen we deze aanpassingen. Wanneer is het dan wel definitief mislukt? De heer Ulenbelt vroeg hoeveel tijd we ervoor nemen om dat te bepalen. Zo'n nieuwe wet moet je goed evalueren en om goed te kunnen evalueren moet je kunnen zien wat de effecten geweest zijn. Daar hebben we termijnen voor, maar als na die termijnen uit de evaluatie blijkt dat het niet werkt dan moeten we links of rechts kiezen. We zullen dan het hele stelsel van een hybride markt moeten loslaten en hetzij voor publiek hetzij voor privaat moeten kiezen. Daar ben ik nu nog niet aan toe. Het eerstvolgende moment voor die keuze lijkt mij de evaluatie van de wet. 

De heer Ulenbelt vroeg of het wel zo is dat de partijen elkaar scherp houden. Dat is wel het doel. Dat kunnen ze ook doen door juist beter te zijn in preventie en re-integratie. Dat is een manier om de prijs laag te houden en om een bijdrage te leveren aan de doelen die we hebben gesteld voor het stelsel: minder ziekte, sneller re-integreren het voorkomen van ziekte. 

Mevrouw Schut-Welkzijn verdient een compliment voor het feit dat zij er niet aflatend voor heeft gepleit dat het onderwerp op de agenda moet worden gezet en gehouden. Verder heeft zij er al eerder voor gepleit om de IVA, de Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten, in ditzelfde hybride stelsel onder te brengen. Zij spreekt er haar teleurstelling over uit dat dat niet in dit wetsvoorstel is gedaan. Ik begrijp de wens van mevrouw Schut om het onderdeel te laten worden van dit stelsel, omdat je op die manier één arbeidsongeschiktheidsverzekering kunt creëren en het risico van afwenteling kunt voorkomen. Ik ben dan ook bereid om met werkgevers, verzekeraars, UWV en de Belastingdienst de mogelijkheden te bekijken om de IVA toe te voegen aan het hybride stelsel. Ik zeg er wel bij dat het niet in één keer kan. Als je ziet — mevrouw Tanamal vroeg ernaar — hoe complex het is om deze verandering door te voeren en dat het veld er begrijpelijke zorgen over uit, dan hoop ik dat mevrouw Schut er begrip voor heeft dat wij nu deze noodzakelijke stap zetten ter verbetering van het vigerende stelsel. Intussen kunnen we natuurlijk blijven nadenken over de vraag wat een toekomstige stap zou kunnen zijn. Dat zou inderdaad de door mevrouw Schut gesuggereerde toevoeging van de IVA kunnen zijn. 

Mevrouw Schut sprak haar verbazing uit over de argumentatie dat het logisch is om bij een faillissement de kosten nog steeds bij de verzekeraar te leggen, aangezien UWV de risico's dan overneemt. Op dit moment gaat de re-integratieverplichting van de werkgever over naar UWV als er een einde komt aan het werkgeverschap van de eigenrisicodrager, zoals bij een faillissement. UWV verhaalt de kosten van de WGA-uitkering en de re-integratie op de verzekeraar. Ik snap en deel de wens van mevrouw Schut om de re-integratieverplichting bij een faillissement van de werkgever te leggen bij de private verzekeraar die ook de WGA-lasten draagt. Dat is logisch. Ik ben in gesprek over de vraag of dat kan, maar ook dit is technisch buitengewoon complex, want je moet dan eigenlijk een beëindigd werkgeverschap fictief zien over te dragen om ervoor te zorgen dat je die rol kunt blijven spelen. Over hoe we dat precies zouden moeten doen, moeten we heel goed nadenken en goed moeten spreken met alle betrokken partijen, maar ik snap het pleidooi. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Een van de argumenten die eerder zijn gewisseld, is dat de verzekeraar in dezen geen belanghebbende zou zijn. Is de minister het niet met de VVD eens dat je, als je die uitkering en de re-integratie betaalt, logischerwijs wel belanghebbende bent? 

Minister Asscher:

Dat is een afgeleid belang. Dat is evident. 

Ik kom zo nog op een aantal andere vragen van mevrouw Schut, maar ik wil beginnen bij de vraag van mevrouw Tanamal. Zij vroeg namens de Partij van de Arbeid hoe we de meerwaarde gaan bekijken van het verbeterde hybride stelsel. Belangrijk is om te zien wat er daadwerkelijk op de markt gebeurt. Daar hebben we de afgelopen jaren steeds met elkaar naar gekeken. Dat is waar het om gaat. Je wilt met name de doelen van de wet werkelijkheid zien worden. Dat betekent dat het onderdeel van de evaluatie moet zijn wat de effecten zijn op uitstroom, op preventie en op re-integratie. Die effecten willen we zien. Daar is het hele stelsel om bedacht. Als daarop goed gescoord wordt in de evaluatie, kun je zeggen: het heeft effect gehad, er is nu een verbeterde hybride markt. We gaan natuurlijk bijhouden wat er met de cijfers et cetera gebeurt, maar tussentijds is het waarschijnlijk moeilijk om daar echt conclusies uit te trekken — tenzij het mis zou gaan — over de werking van de wet. De evaluatie is daarvoor het belangrijkste punt. 

Mevrouw Tanamal wijst ook op het feit dat de financiering door UWV van de zaaklasten de prikkel vermindert voor werkgevers om zich juist voor die werknemers in te zetten op re-integratie. Dat is waar. De werkgevers ervaren daarin een mindere prikkel, maar werkgevers die vanuit de private markt naar UWV overstappen, hebben die prikkel ook niet en hoeven bij vertrek vanuit de private markt de zaaklasten niet zelf af te financieren. Ik trek juist die ongelijkheid nu recht. Het doel daarbij is dat werkgevers niet vastzitten bij UWV. Ook vanuit het perspectief van de werknemer is dat positief. De werknemer wordt bij een wisseling van publiek naar privaat niet geconfronteerd met een nieuwe uitvoerder van de re-integratie, maar kan met het vertrouwde gezicht doorwerken aan zijn re-integratie. Dat betekent dat de opsluiting — mevrouw Schut noemde het een lock-in — bij UWV verdwijnt en dat de werknemer in hetzelfde re-integratietrajecten kan doorwerken aan zijn re-integratie. 

Mevrouw Tanamal wijst erop dat ook vanuit het veld praktische bezwaren worden geopperd. Ik zei daar net al iets over. Hoe moet de overgang plaatsvinden? Hoe moet dat qua techniek, hoe moet de implementatie? Hier en daar voorziet men problemen. Het is inderdaad een hele dobber. Wat er nodig is, is zeker niet gering. Wij hebben daar zeer regelmatig contact over met het veld, met de bond, met iedereen die daarbij betrokken is. Ik verwacht nu geen onoverkomelijke problemen en ik durf dat ook te zeggen, omdat het gestaafd wordt door wat we weer terug horen uit het veld. Ook na implementatie zijn er afspraken gemaakt over het bijhouden van wat we zien, de cijfers en de effecten, maar voor een echte evaluatie zal wat meer tijd nodig zijn, anders weet je nog niet wat je meet. 

Dan kom ik op de flexers. We hebben in het kader van de Wet Bezava al op verzoek van de Kamer geregeld dat werkgevers die al privaat verzekerd waren voor de WGA-vast, zonder zaaklasten voor de WGA-flex bij UWV weg zouden kunnen. Dat werd het Asscher-pardon genoemd. Daar was ik het volstrekt niet mee eens, maar de luisteraars die dit dossier volgen, herkennen dat. Dat leidt dan dus niet tot nieuwe financiële effecten. Dat is daarmee in feite toen op verzoek van de Kamer al afgedekt. 

Dan kom ik op een echte als-danvraag. Hoe zit het als tegelijkertijd iedereen zou overstappen van publiek naar privaat? In de eerste plaats verwachten we dat niet. In de tweede plaats, als het al zou gebeuren, blijkt daaruit dat de hybride markt nog steeds niet werkt en zullen we opnieuw moeten ingrijpen. In de derde plaats zou dat een groter bedrag vergen dan de opgenomen 1,5 miljard en dat betekent dat er dan een tekort ontstaat. Je zult nog steeds aan je verplichting moeten voldoen en dan ontstaat er een probleem voor de rijksoverheid. Maar nogmaals, dit is een wat-alsvraag. Normaal is het veilig om daar niet op in te gaan. Omdat mevrouw Schut het zo indringend vroeg, leek het me goed om daar maar gewoon op te antwoorden. 

De voorzitter:

Juist als het indringend wordt gevraagd wordt er doorgaans niet op wat-alsvragen ingegaan. Mevrouw Schut. 

Minister Asscher:

Ja, maar ik ben de uitzondering op die regel. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Dank voor deze toelichting. Ik had de combinatie van WGA-vast, WGA-flex en het zogenaamde Asscher-pardon nog niet op deze manier genoemd gezien, dus dank voor deze duiding. Juist als je het hebt over het slechtste scenario en over gevolgen voor het UWV als verzekeraar en dus voor de overheid, wil je weten wat de omvang van het probleem is. De minister zegt dat die groter is dan de 1,5 miljard reserve, maar duidt dat niet. Stel dat dit zou gebeuren, gaan dan de premies omhoog? Hoe ga je dat dan dekken? Je hebt dan geen verzekerden meer op wie je het kunt afwentelen. 

Minister Asscher:

Nu moeten we oppassen. Als je zo'n steeg inloopt, moet je wel weten waar je uitkomt. Mevrouw Schut stelt dat de omvang van het probleem dús groter is dan 1,5 miljard, maar het was een fictief probleem: stel dat per 1 januari 2018 iedereen — dat geeft een nogal grote mate van absoluutheid aan — zou overstappen van publiek naar privaat, wat zou dat dan betekenen? Ten eerste betekent dit dat het stelsel niet werkt en dat je moet ingrijpen. Ten tweede betekent het een groot financieel beslag. Ik weet nu niet precies hoe groot dat beslag is. Ik bied wel aan om de Kamer voordat er over deze wet gestemd wordt, schriftelijk informatie toe te zenden over de omvang van de schadelasten rondom WGA-flex tot nu toe. Dat is veilig voor mevrouw Schut en voor mij. Dan kunnen wij ons baseren op cijfers die even zijn nagerekend. Wij moeten wel oppassen dat wij een fictief probleem nu niet een reëel probleem maken, want ik vertrouw erop — volgens mij doet mevrouw Schut dat ook — dat wij die prikkels nu zo hebben vormgegeven dat er op een logische manier kan worden overgestapt, maar dat massaal overstappen niet meer beloond wordt. Dat was een risico in het oude systeem. Dat was slecht voor verzekeraars, maar ook voor werknemers en voor de doelen die wij met de wet hebben, namelijk effectieve re-integratie en preventie. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Eens. Dank voor deze toelichting. Ik geloof in dit systeem, zoals ik duidelijk heb uitgesproken, maar blijf ook een behoudende VVD'er. Als het over een risico van meer dan 1,5 miljard gaat dat ook een effect heeft op een EMU-saldo, lijkt het mij heel goed dat de omvang daarvan in kaart wordt gebracht. Ik dacht eigenlijk dat dat al gebeurd was, maar het lijkt mij heel goed dat dat alsnog gebeurt. Volgens mij moet dit duidelijk af te meten zijn aan de omvang van alle verzekerden en alle schadelasten. 

Minister Asscher:

Ik heb net toegezegd dat ik voor de stemmingen nog even op papier zal zetten wat wij weten van die cijfers. 

De voorzitter:

Die stemmingen zijn voorzien voor aanstaande dinsdag; ik loop even vooruit op wat ik anders aan het eind zou zeggen. De Kamer krijgt deze informatie dus voor die tijd. 

Minister Asscher:

Ja. 

De heer Ulenbelt (SP):

De minister liet zich door mevrouw Schut een beetje verleiden om in te gaan op gigarisico's in de toekomst. Mevrouw Schut wil vervolgens dat de minister daaraan conclusies verbindt. Dat wil ik ook. De VVD wil duidelijk dat de hele handel overgaat naar verzekeraars in verband met de overheidsschuld en dergelijke. Waarom trekt de minister dit wetsvoorstel niet gewoon in om het toekomstige risico dat mevrouw Schut hier schetst, te voorkomen? 

Minister Asscher:

Omdat het een verstandig wetsvoorstel is. Je kunt zeggen dat je het beter weet en dat het per se helemaal publiek moet. Dat zegt de SP hier, maar dit heeft ook grote nadelen. Zo briljant zijn de re-integratie en de preventie daar ook niet geborgd. Je kunt ook zeggen dat je nu al weet dat het niet gaat werken en dat het dus helemaal privaat moet, met een kleine overheid et cetera. Overigens hoor ik de VVD dat hier niet betogen. Je kunt ook proberen om het idee uit 2006, dat toen niet gelukt is, beter bereikbaar te maken door ervoor te zorgen dat je niet makkelijk kunt profiteren door over te stappen, en door de aandacht te richten op effectieve preventie en re-integratie. Daartoe strekt dit wetsvoorstel. Daarom trek ik het dus ook niet in, maar hoop ik dat het dinsdag wordt aangenomen. 

De heer Ulenbelt (SP):

De minister is er tegelijkertijd niet zeker van dat dat nu allemaal wel goed uit gaat pakken. Ik zou hem graag verleiden om te zeggen: als het over vijf jaar niet gaat zoals we willen, gaan we het doen zoals de Partij van de Arbeid en de SP dat in 2005 wilden. Hij gaat er dan niet meer over, dus dat kan hij nu wel zeggen. 

Minister Asscher:

Over vijf jaar — dat is een normale evaluatietermijn — weten we of het werkt. Als het dan niet werkt, moet de Kamer kiezen: publiek of privaat. Dan kun je het niet meer hybride doen. Dan zullen we kijken wat de Kamer beslist. 

De voorzitter:

U hebt nog een tweede termijn, mijnheer Ulenbelt. 

Minister Asscher:

De VVD vroeg om duidelijkheid voor publiek verzekerden over de vraag hoe lang zij vastzitten bij het UWV. Publiek verzekerden moeten minimaal drie jaar verzekerd zijn voordat ze weer mogen kiezen voor eigenrisicodragerschap. Dat betekent dus dat als iemand tot 1 januari 2014 eigenrisicodrager was en op dat moment naar het UWV is gegaan, diegene pas ten vroegste op 1 januari 2017 weer kan overstappen. Dat telt gewoon door. Dat werkt onmiddellijk. Daar zit dus geen verandering en geen verschil in. Je moet gewoon drie jaar bij het UWV gezeten hebben voordat je weer eigenrisicodrager mag zijn. Dat is ook nodig, juist ter beperking van risico's. 

Mevrouw Tanamal vraagt om een verklaring waarom er ongelijkheid in premiestellingen kan ontstaan. Het is ongewenst om zomaar alle reeds publiek verzekerde werkgevers te confronteren met een hogere premie. Daarom heb ik ervoor gekozen om de nieuwe premiestelling alleen te laten gelden voor werkgevers die instromen in de publieke verzekering van het UWV. Werkgevers hebben zelf de keuze voor een publieke of private verzekering. Zij kunnen die hogere premie, die door het wetsvoorstel gaat gelden, zelf meenemen in hun afweging. Werkgevers die nu publiek verzekerd zijn, kunnen niet meer de vrije afweging maken of zij wel of niet voor die hogere premie kiezen. Die hebben daarvoor gekozen. Voor de instromers geldt dat zij weten waar ze aan toe zijn en hoe lang ze daar dan aan vastzitten. Zij kunnen hun eigen rekensom maken. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Ulenbelt afziet van zijn tweede termijn. Ik geef het woord aan mevrouw Schut namens de fractie van de VVD. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. We zijn het inhoudelijk heel erg met elkaar eens. Ik ben het ook eens met de conclusie van de minister in het interruptiedebatje met de heer Ulenbelt dat het stelsel nu moet gaan werken en dat je dat over vijf jaar moet evalueren. Als het dan nog niet werkt, moet je een duidelijke keuze maken. Dat lijkt de VVD ook een heel goed idee. 

Ik dank de minister ook voor de toezegging dat hij gaat bekijken hoe hij de IVA in de toekomst onder het hybride stelsel kan brengen. Ik heb nog een motie om hem daar wat richting in te geven. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het verzekeringsstelsel in de arbeidsongeschiktheid een complexe mix is van de publieke Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA) en de hybride Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA); 

overwegende dat een vereenvoudiging van dit systeem het gelijke speelveld tussen publieke en private verzekering ten goede komt; 

overwegende dat het Koninklijk Actuarieel Genootschap in januari 2015 heeft geadviseerd om de IVA onder het hybride stelsel te brengen; 

overwegende dat een werkgever dan een duidelijke keuze krijgt of hij kiest voor een private dan wel publieke verzekering van arbeidsongeschiktheid; 

verzoekt de regering, in een uitvoeringstoets te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het brengen van de IVA onder het hybride stelsel, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schut-Welkzijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34336). 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik heb nog een tweede motie over het organiseren dat een verzekeraar bij faillissement nog steeds mensen kan re-integreren. Daar hebben wij het net al over gehad. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een eigenrisicodrager in de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) via kapitaaldekkende premies toekomstige re-integratietrajecten voor zijn (voormalig) werknemers heeft verzekerd; 

constaterende dat als een werkgever failliet gaat, de re-integratieverplichtingen worden uitgevoerd door het UWV; 

constaterende dat de verzekeraar dan nog steeds de uitvoering en de uitkering blijft betalen maar de re-integratietrajecten niet kan uitvoeren; 

verzoekt de regering om in overleg met verzekeraars, UWV en Belastingdienst te regelen dat bij faillissement van een eigenrisicodrager de uitvoering van de re-integratie door verzekeraars wordt gecontinueerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schut-Welkzijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 8 (34336). 

Mevrouw Tanamal ziet af van haar spreekrecht. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. De eerste motie is die op stuk nr. 7 van mevrouw Schut. Ik begrijp haar wens om de IVA (Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten) onderdeel te maken van het hybride stelsel heel goed. Ik ben dus ook bereid om te onderzoeken of dat zou kunnen en de Kamer daar voor de zomer een beeld van te schetsen. In die zin wil ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Ik moet daar wel bij zeggen dat een uitvoeringstoets pas aan de orde is bij voldragen wet- en regelgeving. Die kun je dan voor een uitvoeringstoets in aanmerking laten komen. Ik wil in beeld brengen of dit kan. Zo beschouw ik de motie. Van een echte uitvoeringstoets in formele zin kan pas sprake zijn als het weer tot wetgeving heeft geleid. Dat is een, twee, drie fases later. Dat hoeft op zichzelf niet tot problemen te leiden, dus het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. 

De motie-Schut-Welkzijn op stuk nr. 8, die verzoekt om in overleg met verzekeraars, UWV en Belastingdienst te regelen dat de uitvoering van de re-integratie door verzekeraars bij faillissement wordt gecontinueerd. Ook hier geldt dat ik reeds in gesprek ben met het UWV en het Verbond van Verzekeraars. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer. De termijn zal ook afhangen van de tijd en capaciteit die men beschikbaar kan stellen, zowel bij UWV als bij verzekeraars, terwijl men nu ook die nieuwe wetgeving aan het voorbereiden en implementeren is. Als de Kamer deze motie aanneemt, zal ik een poging doen spoedig met een antwoord te komen dat tegemoetkomt aan de wens. Dus het oordeel over deze motie laat ik ook aan de Kamer. 

De voorzitter:

Ik heb nu toch een klein probleem. U geeft allerlei interpretaties aan de motie en geeft dan een kwalificatie, maar dan moeten die kwalificaties de indienster wel bevallen. Dat moet ik horen, anders kan de Kamer er misschien niet mee uit de voeten. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Van de eerste motie begrijp ik de minister zo dat hij dit gaat onderzoeken. In de schriftelijke beantwoording heeft hij ook al gezegd dat hij dat idee op zich ondersteunt, maar dat het nu te snel is en dat, als dat onderzoek uiteindelijk leidt tot een voldragen voorstel, hij dan kan komen tot een uitvoeringstoets. Als ik het zo begrijp, dan houd ik de motie zoals zij is, maar dan kan de minister daar uitdrukking aan geven zoals hij dat wenst. 

De voorzitter:

Dat was één. 

Minister Asscher:

De tweede ging alleen over de termijn. 

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De tweede ging inderdaad over de termijn. 

De voorzitter:

Prima. Ik wil niet dat er later wordt gezegd dat het niet duidelijk was in het debat. Dat was het nu dus wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de termijn van de minister en dus ook aan het eind van dit debat. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De vergadering wordt van 15.24 uur tot 18.00 uur geschorst. 

Naar boven