38 Windenergie op land

Aan de orde is het VAO Windenergie op land (AO d.d. 20 juni).

De voorzitter:

Ik heet de mensen op de publieke tribune en degenen die op een andere manier dit debat volgen van harte welkom, zo ook de minister van Economische Zaken en de minister van Infrastructuur en Milieu.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. We hebben alles geprobeerd — via een VAO en VSO, ambtelijk taalgebruik voor de tribune — in de commissie om het algemeen overleg waarover dit VAO gaat, uit te stellen. Wij hebben een CPB-rapport gezien waarin werd gepleit voor vijf jaar uitstel. Dat werd aan de ene kant omarmd door de VVD, die het aan de andere kant afwees en het uiteindelijk toch weer omarmde. Dus welke kant moeten we op? Volgens de PVV kunnen we maar één kant op als het gaat om windenergie in Nederland. Wind op land is er namelijk altijd al geweest maar windenergie van land en van zee hebben we in de toekomst niet nodig. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te stoppen met alle plannen om Nederland op land of op zee vol te zetten met windturbines,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33612).

De heer De Graaf (PVV):

Die motie moet worden ingediend maar wij zien natuurlijk ook dat deze Kamer denkt: we hebben getekend voor de afgrond, dus gaan we de afgrond ook maar in. Daarom dien ik nog een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gedupeerden van windturbines, ook wel omwonenden genoemd, tot nog toe amper of geen inspraak hebben gehad op de bouw van de windturbines in hun omgeving;

overwegende dat degenen die overlast kunnen ondervinden van in hun woonomgeving te bouwen windturbines, moeten kunnen meebeslissen met betrekking tot het al dan niet bouwen van de windturbines;

verzoekt de regering, nog dit jaar te komen met een wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat omwonenden van windturbines kunnen meebeslissen over het wel of niet bouwen van windturbines in hun omgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33612).

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de Nederlandse samenleving veel weerstand bestaat tegen het plaatsen van windmolens op land vanwege landschapsvervuiling, slagschaduw, geluidoverlast en mogelijke effecten op de volksgezondheid;

overwegende dat bezwaarprocedures, die ontstaan uit dergelijke weerstand, er mogelijk toe leiden dat de gefixeerde doelstelling van 6000 megawatt uit windenergie op land niet gehaald wordt;

constaterende dat dit niet (kosten)efficiënt is en het te verwachten rendement, aldus het CPB, op korte termijn laag is;

constaterende dat er een breed draagvlak bestaat voor duurzame energie uit zonne-energie en andere duurzame energieopwekkingstechnieken;

overwegende dat in het belang van generaties na ons, het behalen van de doelstelling van 16% duurzame energieopwekking in 2020 van belang is en dat Nederland daaraan vast dient te houden;

overwegende dat het eveneens van belang is om voldoende draagvlak te creëren voor het behalen van deze duurzaamheidsdoelstelling;

verzoekt de regering, rekening te houden met enerzijds een zorgvuldige, flexibeler mix van duurzame energieopwekking zoals windenergie op land, windenergie op zee, biomassa, zonne-energie, waterkrachtenergie en geothermie, en anderzijds een forse energiebesparing om de 16%-doelstelling te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in diverse provincies veel weerstand bestaat tegen het plaatsen van windmolenparken op land;

constaterende dat deze provincies zelf alternatieven aandragen voor deze windmolenparken waar meer draagvlak voor bestaat;

verzoekt de regering, het voor provincies mogelijk te maken flexibeler om te gaan met de in de structuurvisie vastgestelde taakstelling en het mogelijk te maken om naast het opwekken van windenergie op land, te kiezen voor het opwekken van een andere vorm van duurzame energie, mits daarbij de voor de provincie in de structuurvisie vastgestelde taakstelling in megawatt gehaald wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33612).

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid is tevreden met de inzet van beide ministers op dit dossier. Er komt binnenkort een structuurvisie, waarmee wordt geregeld dat er 6.000 MW wind op land wordt vastgelegd. Dat is goed, want initiatiefnemers en omwonenden hebben recht op duidelijkheid. Het is wel van belang dat samen met de provincies alternatieven worden voorbereid. De minister heeft toegezegd dat zij zelf zal kijken naar het Noordzeekanaalgebied en de Afsluitdijk, alsmede naar mogelijkheden op rijksgronden. Wij verwachten medio 2014 een voorstel over het totaalpakket, inclusief alternatieve locaties.

Samen met de VVD-fractie heb ik een motie voorbereid, die als volgt luidt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de beoordeling van ingediende projectplannen voor de plaatsing van windmolens de nodige zorgvuldigheid in acht genomen moet worden;

voorts overwegende dat met name ten aanzien van (laagfrequente) geluidseffecten maatwerk vereist is omdat de situatie ter plaatse mede van invloed kan zijn op het al dan niet ervaren van overlast;

van oordeel dat belanghebbenden en omwonenden nauw bij de planvorming betrokken dienen te worden en dat daarbij een goede afweging van belangen noodzakelijk is;

verzoekt de regering, in de milieueffectrapportages voor windparken (laagfrequent) geluid verplicht op te laten nemen;

verzoekt de regering voorts, onafhankelijke expertteams samen te stellen die bij projectprocedures ingeschakeld kunnen worden;

verzoekt de regering ten slotte, initiatiefnemers te verplichten om op hun kosten deze onafhankelijke expertteams beschikbaar te stellen tijdens de projectprocedure zodat deze aanspreekbaar zijn voor omwonenden en/of belanghebbenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries en Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33612).

De heer Smaling (SP):

Zou het niet zinnig zijn om dit beperken tot de grotere turbines, laten we zeggen van 3 MW of meer? Anders organiseer je wellicht toch weer een heleboel extra bureaucratie.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Het is de bedoeling dat in de projectprocedures een expertteam kan worden geraadpleegd. We stellen het niet verplicht. Als bewoners zich onzeker voelen, vinden wij dat ze recht hebben op goede informatie. Het alternatief is dat we doorgaan met allerlei onderzoeken waarmee we niet precies weten hoe de werkelijkheid nu echt in elkaar zit. Dat hangt namelijk heel vaak af van de situatie ter plaatse. Wij willen dat dus niet beperken. Als bewoners dat willen, willen we de experts beschikbaar stellen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Voor ons is het onderwerp participatie enorm belangrijk. Zo meteen zal de CDA-fractie mede namens ons een motie daarover indienen. Ik dien zelf een aantal andere moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Bosch en Van Rijn rapporteert dat 30% en mogelijk zelfs 50% van de locaties uit de structuurvisie Wind op land niet realistisch is in verband met concurrerende belangen;

overwegende dat in het gebied Noordzeekanaal ten minste 150 MW windenergie gerealiseerd kan worden, waarvoor ook lokaal draagvlak is;

verzoekt de regering, voor het gebied Noordzeekanaal een PlanMER uit te voeren, zodat deze locatie in 2014 indien wenselijk en zonder vertraging in de tweede tranche van de structuurvisie Wind op land kan worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Bosch & Van Rijn rapporteert dat 30% en mogelijk zelfs 50% van de locaties uit de structuurvisie Wind op land niet realistisch is in verband met concurrerende belangen;

overwegende dat in het noordelijke deel van Noord-Holland (de oude polders) 170 turbines verspreid over het landschap vervangen kunnen worden door 100 nieuwe turbines, die samen wel meer megawatts opleveren (350MW);

verzoekt de regering, voor de oude polders in het noordelijke deel van Noord-Holland een PlanMER uit te voeren, zodat deze locatie in 2014 indien wenselijk en zonder vertraging in de tweede tranche van de structuurvisie Wind op land kan worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Bosch & Van Rijn rapporteert dat 30% en mogelijk zelfs 50% van de locaties uit de structuurvisie Wind op land niet realistisch is in verband met concurrerende belangen;

overwegende dat aan de Kop van de Afsluitdijk zes Friese dorpen en agrariërs initiatieven voor windenergie willen ontwikkelen, die gezamenlijk optellen tot meer dan 100 MW, mits het zoekgebied verruimd wordt;

overwegende dat de zoeklocatie in het IJsselmeer uiterst onzeker is vanwege andere belangen op het gebied van natuur, visserij en recreatie;

verzoekt de regering, het zoekgebied Kop van de Afsluitdijk te verruimen en hiervoor een PlanMER uit te voeren, zodat deze locatie in 2014 indien wenselijk en zonder vertraging in de tweede tranche van de structuurvisie Wind op land kan worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33612).

De heer Houwers (VVD):

Voorzitter. Tijdens het AO heeft de VVD al aangegeven dat zij draagvlak en duidelijkheid erg belangrijk vindt. De VVD heeft ook aangegeven dat je niet per se een liefhebber hoeft te zijn van windmolens als je ze toch mogelijk wilt maken. Wij staan niet voor de keuze van de techniek. Er zijn dus meer mogelijkheden. Wind op land is een mogelijkheid. We vinden wel dat daarbij rekening moet worden gehouden met alle belangen. Ik denk met name aan de belangen van de omgeving, de omwonenden, maar er moet ook gekeken worden naar de belangen in het kader van bijvoorbeeld toerisme en recreatie.

We zijn blij met de toezeggingen die tijdens het AO zijn gedaan. Er is onder andere toegezegd dat ook wordt gekeken naar ervaringen elders. Dan moeten we met name denken aan Denemarken. Wat dat betreft, zijn wij tevreden. Maar op één punt willen wij de daad bij het woord voegen. Het gaat dan over het draagvlak. Daarom steunen wij de motie op stuk nr. 9, die de heer De Vries al heeft ingediend. Wij hebben daar ook onze handtekening onder gezet. Het doel daarvan is wat ons betreft, ervoor zorgen dat belanghebbenden en omwonenden, wanneer zij dat wensen, op kosten van de initiatiefnemers onafhankelijke informatie krijgen. Wij hopen dat daarmee de duidelijkheid komt die wij graag willen. Wij hopen ook op draagvlak, daar waar dat mogelijk is. Daarom steunen wij de indiening van deze motie.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven heeft een vraag. Sorry, ik bedoel mevrouw Van Tongeren. Het blijft moeilijk.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ziet de VVD het als een algemeen principe dat er op kosten van de initiatiefnemers expertise beschikbaar gesteld moet worden als er wat gebeurt in de buurt van bewoners? In Nederland zit je al snel in de buurt van bewoners. Geldt dit straks ook bij wegen en schaliegasboringen? Ik hoop natuurlijk dat we die boringen niet krijgen, maar stel dat het wel zover komt. Vindt de VVD dit dan een algemeen principe?

De heer Houwers (VVD):

Wij spreken op dit moment over windenergie op land. We weten dat daar heel veel zorgen en veel vragen over zijn. Dat is ook de reden om dit te doen. Op dit moment wil ik geen uitspraken doen over andere procedures waarbij je dit wel of niet zou kunnen doen. Wij concentreren ons op dit moment alleen op expertteams voor windenergie op land.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ken de VVD als een partij die over het algemeen vrij consequent is in haar opvatting. Ik vroeg mij af of dit nog niet besproken is in de fractie en of we dat we dat nog te horen krijgen. Wil de VVD niet ook consequent zijn op dit punt?

De heer Houwers (VVD):

Ik hoorde mevrouw Van Tongeren in het begin van haar betoog zeggen dat we heel consequent zijn. Dank voor dat compliment. Dat houden we graag vast. Op het moment dat we meer te melden hebben over andere situaties, zullen we dat zeker doen. Maar op dit moment is dit de weg die wij kiezen wat betreft windenergie op land.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Nog even los van de informatievraag: is draagvlak voor de VVD een voorwaarde voor dit soort zaken, die maatschappelijk gevoelig liggen?

De heer Houwers (VVD):

Draagvlak is heel belangrijk. Uiteindelijk is het een democratische weging van allerlei belangen en die weging zullen wij zien. Wij denken dat we het maximale moeten doen om draagvlak te krijgen. Wij denken dat we daar op deze manier een bijdrage aan leveren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Maar is het een voorwaarde?

De heer Houwers (VVD):

Het is een voorwaarde om het zo goed mogelijk in te vullen. 100% draagvlak zul je nooit vinden. We proberen echter wel om daar maximaal aan te werken en dat doen we op deze manier.

De heer De Graaf (PVV):

De heer Houwers heeft een aantal punten opgenoemd— en dat deed hij in het algemeen overleg ook al — waarbij ik, als ze goed worden gehanteerd en als ze goed in een motie tot uiting komen, hoop dat die doelstelling van 6.000 MW eigenlijk niet meer gehaald zal worden in Nederland. Gaat de heer Houwers ervan uit dat de 6.000 MW wordt gehaald?

De heer Houwers (VVD):

Het doel is om die 6.000 MW te halen. Ik kan niet in de toekomst kijken. Dat kunt u wellicht wel, dat weet ik niet. Wij hebben een aantal criteria aangegeven en daar zal aan gewerkt worden. Wij proberen ook met dit voorstel bij te dragen aan de totstandkoming van draagvlak voor de plannen, daar waar ze gerealiseerd kunnen worden. Vooropgesteld dat er inderdaad initiatiefnemers zijn die dat willen doen.

De heer De Graaf (PVV):

Nu zie ik de heer Houwers toch een beetje wegwandelen van het regeerakkoord. Dat is alleen maar mooi, hoor, maar ik zie nu toch dat de handtekening van de VVD onder het regeerakkoord een beetje waterig wordt. "We willen bijdragen aan" en "we willen meedenken met plannen", terwijl de heer Houwers eerder zei: we staan voor onze handtekening. Nu zwemt hij daar een beetje van weg. Ik zou hem graag aanmoedigen om in een motie die hij eventueel gaat indienen, zo ver mogelijk weg te zwemmen van het regeerakkoord. Misschien dat we hem dan zelfs kunnen steunen. We zullen zien wat er in een eventuele motie staat. Ik zie dat hij nu wegzwemt van het regeerakkoord en ik wil het nog een keer van hem horen, hier in de plenaire zaal: staat hij voor de handtekening onder het regeerakkoord of zwemt hij daar nu van weg?

De heer Houwers (VVD):

Nee. Wij staan voor de handtekening onder het regeerakkoord en we doen hier ons best om ervoor te zorgen dat er draagvlak is voor deze plannen op dit onderdeel. Van wegzwemmen is geen sprake. Dat heb ik in het algemeen overleg al gezegd en dat hoop ik hier nog een keer klip-en-klaar duidelijk te hebben gemaakt. Draagvlak vinden wij heel belangrijk. 100% zal niet lukken, maar wij gaan er wel maximaal aan werken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie maakt zich zorgen over de manier waarop de overheid inwoners van dit land betrekt bij de energietransitie. Al meerdere keren heeft mijn fractie aangedrongen op een visie van dit kabinet op de maatschappelijke kant van de energietransitie. Het gaat immers niet alleen om een technologische omslag van fossiele naar duurzame energie, maar ook om een verandering in de samenleving: van een top-downaanpak naar een aanpak van onderop, van een sterk regisserende overheid naar een dienende overheid, van passieve inwoners naar participerende inwoners.

Wij dienen samen met mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2020 6.000 megawatt windenergie op land gerealiseerd moet zijn;

constaterende dat inwoners van diverse gemeenten zich zorgen maken over de komst van windmolens in hun leefomgeving;

overwegende dat draagvlak voor de energietransitie van groot belang is en grote energieprojecten niet zonder vroegtijdige communicatie met en participatie van omwonenden gerealiseerd dienen te worden;

overwegende dat inwoners niet alleen geconfronteerd worden met de lasten van windenergie, maar ook van de lusten zouden moeten kunnen profiteren;

overwegende dat bewoners in een vroeg stadium duidelijkheid moeten krijgen over de mogelijkheid tot profijt, bijvoorbeeld in de vorm van winddelen of een gebiedsgebonden fonds (het Deense model);

overwegende dat de windenergiesector werkt aan een model voor participatie, waarbij lokaal maatwerk het uitgangspunt is;

verzoekt de regering, van initiatiefnemers te vragen dat zij dit participatiemodel hanteren door dit als eis in de uitgifte van vergunningen op te nemen, of alsnog wettelijk te verankeren als dit niet werkbaar blijkt te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33612).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vind het voorstel in deze motie op zich heel sympathiek, maar ik vraag mij af hoe mevrouw Mulder aankijkt tegen de aangenomen motie-Van Tongeren, die de regering vraagt om te onderzoeken hoe het zit in Denemarken, om daaruit lessen te trekken en om daarmee ook naar de Kamer te komen. Zou je niet eerst moeten wachten op de informatie voor de regering, voordat je gaat zeggen: breng het in de praktijk?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij willen graag dat het een stap verder gaat, dat het niet alleen een stimulans is, zoals nu aangegeven is. Wij willen het liefst dat het wettelijk wordt verankerd. Wij willen echter ook niet alles nu op slot gooien. Daarom hebben wij gezegd dat wij ervoor zorg willen dragen dat mensen de mogelijkheid krijgen om te participeren, als het kan door met de goede voorstellen van de producenten zelf aan de slag te gaan. Het zou goed zijn als die als eisen te formuleren zijn. Als dat niet blijkt te werken, dan gaan wij echt voor dat wettelijke kader. Zo belangrijk vinden wij dit. Dat gaat dus iets verder dan uw motie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De Kamer heeft in meerderheid gezegd en aan de regering gevraagd om er eens naar te kijken en in kaart te brengen wat mogelijk is. Voordat dat hier is, stelt u al voor om dit gewoon te gaan doen. Het is niet dat ik de richting niet sympathiek vind. Ik vraag mij echter af waarom wij anders de regering in meerderheid gevraagd hebben om wat uitzoekwerk te doen op dit punt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben ook heel benieuwd naar het antwoord van de ministers. Wie weet geven zij aan dat zij al heel ver zijn met die uitwerking. Laten wij dat hopen. Als wij daarop klip-en-klaar antwoord krijgen en het als eis kan worden meegenomen, dan is dat mooi. Als zij niet zo ver zijn, heb ik graag deze motie achter de hand. Inwoners krijgen op deze manier de instrumenten om daadwerkelijk invloed uit te oefenen. Wij merken dat er heel veel moeite en zorg is bij inwoners, zeker als zij dichtbij wonen. Zij hebben soms het idee dat alles over hun hoofden heen wordt besloten zonder dat zij daarop invloed kunnen uitoefenen. Ik wil niet te lang wachten op onderzoeken als ik al weet dat dit werkt in een ander land.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Mijn fractie vraagt zich af of mevrouw Mulder niet een beetje te vroeg is met deze motie. Alle initiatiefnemers denken na over financiële participatie. Als het aan de PvdA-fractie ligt, kan een en ander niet vroeg genoeg gebeuren. Mijn fractie is daarvan groot voorstander, zeker als mensen mede-eigenaar kunnen worden via corporaties en als mensen met kleine inkomens via de energierekening kunnen participeren. Dat zijn allemaal ideeën die op dit punt leven. Zouden wij die echter niet eerst laten uitwerken? Doet mevrouw Mulder niet de creativiteit tekort door nu al met wetgeving te komen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij erkennen dat initiatieven gaande zijn maar wij vinden het toch belangrijk om dat vast te leggen, in vergunningverlening of in wetgeving. Ik heb in het AO duidelijk aangegeven dat ik vind dat het echt aan de mensen in de samenleving is om aan te geven hoe dat moet gebeuren. Ik ondersteun hierbij het pleidooi van de PvdA-fractie. Het feit dát het gebeurt, kunnen wij hier met elkaar vastleggen. Ik zie graag dat die randvoorwaarde wordt vastgelegd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Afsluitdijk een windrijke locatie is waar de plaatsing van grootschalige windenergie civieltechnisch een mogelijkheid is;

constaterende dat zowel voor als na 2020 meer locaties beschouwd zullen worden voor de plaatsing van windturbines dan nu in de conceptstructuurvisie is opgenomen;

constaterende dat de Afsluitdijk binnenkort versterkt wordt en dit voor de komende jaren de gelegenheid is om kosteneffectief de civieltechnische keuzes te maken om grootschalige plaatsing van de grotere windturbines mogelijk te maken;

verzoekt de regering om bij de bouwwerkzaamheden voor de Afsluitdijk, de mogelijkheid voor de plaatsing van een groot aantal moderne windturbines civieltechnisch voor de toekomst open te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Agnes Mulder en Dik-Faber.

Zij krijgt nr. 14 (33612).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Zonder een groenegroeispurt halen wij de duurzame doelen van 2020 nooit. Er zijn na het overleg nog drie vragen blijven liggen. Daarover heb ik een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een belangrijk deel van de doelstelling voor 2020 uit windenergieprojecten kleiner dan 100 MW zal bestaan;

overwegende dat door toepassing van de rijkscoördinatieregeling de vergunningverleningsprocedures voor windenergieprojecten groter dan 100 MW sneller kunnen plaatsvinden;

verzoekt de regering,

- de doorlooptijd voor vergunningen en de daarmee samenhangende administratieve lasten bij windenergieprojecten en de verschillen tussen projecten groter dan 100 MW en kleinere projecten inzichtelijk te maken;

- in goed overleg met provincies en gemeenten na te streven dat de doorlooptijd voor vergunningen en de daarmee samenhangende administratieve lasten voor kleinere windenergieprojecten niet hoger komen te liggen dan bij grotere windenergieprojecten waarbij het Rijk het voortouw heeft via de rijkscoördinatieregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er volgens de minister van Infrastructuur en Milieu potentieel is om windmolens op rijksgronden te realiseren, in aanvulling op de locaties die nu al zijn voorzien als onderdeel van de zoeklocaties van de provincies;

verzoekt de regering, te borgen dat de eventuele plaatsing van deze extra windmolens op rijksgrond aanvullend is en niet in de plaats komt van de afspraken met de provincies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33612).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan kom ik bij mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een deel van de doelstelling voor 2020 uit windenergieprojecten voorzien is dicht bij gebieden met hoge natuurwaarde zoals het Waddengebied en de kust van het IJsselmeer;

overwegende dat er slechts een voorlopig advies van de Commissie voor de m.e.r. bestaat over de natuureffecten van de structuurvisie en dat er geen passende beoordeling en ADC-toetsen voor de individuele zoeklocaties bij het Waddengebied en de kust van het IJsselmeer zijn opgesteld;

verzoekt de regering, advies in te winnen over de vraag of het toetsen van de gevolgen voor de natuur van windmolens nodig is op de zoeklocaties in of dicht bij Natura 2000-gebieden met een hoge natuurwaarde en zo nodig voor de invulling van deze zoeklocaties in de provinciale ruimtelijke plannen in goed overleg met de betrokken provincies per gebied een passende beoordeling en een ADC-toets uit te laten voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33612).

Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. De bewindspersonen hebben aangegeven dat zij direct kunnen reageren op de ingediende moties.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik start alvast en ben in afwachting van de laatste motie, die net in sneltreinvaart is voorgelezen. Ik zal antwoord geven op de meeste moties, behalve op de moties van de heer Klein, de motie-Mulder/Dik-Faber en de motie-Van Veldhoven over de vergunningen. Die worden beantwoord door de minister van Economische Zaken. De laatste motie-Van Veldhoven ging zo snel dat wij ter plekke zullen bezien wie daar antwoord op geeft.

Ik begin met de motie-De Graaf op stuk nr. 5 waarin de regering wordt verzocht om te stoppen met alle plannen om Nederland op land of zee vol te zetten met windturbines. Even los van het feit dat wij vooral de ruimtelijke mogelijkheden scheppen en niet zozeer de plannen maken, lijkt het mij duidelijk dat ik hier "ontraden" op ga zeggen. Ik heb net een prachtige structuurvisie gemaakt om wind op land juist op een meer geordende manier mogelijk te maken dan in het verleden. Daartoe heeft een meerderheid van de Kamer mij in het verleden opgeroepen. Ik wilde dat zo laten en ontraad dus deze motie.

In de motie-De Graaf op stuk nr. 6 wordt de regering verzocht nog dit jaar te komen met een wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat omwonenden kunnen meebeslissen over het wel of niet bouwen van windturbines in hun omgeving. Ook deze motie ontraad ik, want zij is overbodig. Participatie is heel erg belangrijk. Daar hebben wij het ook in het algemeen overleg over gehad, maar in de huidige rijkscoördinatieprojecten is participatie ook verplicht. Het is een vereiste in de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingswet hebben wij ook participatietrajecten in de geest van "Sneller & Beter" van de commissie-Elverding wettelijk verankerd door projectbesluiten van Rijk en provincie. De branche zelf heeft aangegeven met een financiële participatiecode te komen. Daar zegt de minister van Economische Zaken straks nog wat over. Een nieuwe wettelijke regeling lijkt mij op dit punt dan ook volstrekt overbodig. Die leidt alleen maar tot administratieve lasten en extra regeldruk en gaat ten koste van maatwerk voor participatie. Ik acht de motie daarmee overbodig.

De heer De Graaf (PVV):

Die riedel krijgen wij natuurlijk altijd, het zal altijd tot meer ambtenaren leiden. Dat is natuurlijk een mooie manier om de PVV af te wimpelen. Overal waar die windturbines moeten komen, overal waar deze ministers, helaas gesteund door een groot deel van de Kamer, het mogelijk maken om windturbines neer te zetten, staan alle mensen die daar in de buurt wonen op hun achterste benen, behalve die paar boeren die er geld aan verdienen. Overal zijn er stichtingen die tekeergaan tegen de plaatsing. Hoe verklaart de minister dat? Zij zegt: ja, maar de inspraak is perfect geregeld. Dat is toch contrair aan elkaar?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat mensen tegen projecten zijn, komt op alle vlakken voor, of het nu gaat om wegprojecten — in dat geval zegt de PVV vaak: gewoon doorpakken, minister, en er niet te veel aan gelegen laten liggen — of om windmolens. Als er iets in jouw omgeving wordt gerealiseerd, is het complex om de gevolgen in te schatten. Soms ben je gewoon tegen. Dat kan ook, als individu. Ik probeer te zeggen dat wij daar wet- en regelgeving voor hebben. Wij hebben de Wet ruimtelijke ordening, die de participatie regelt. Wij hebben de Omgevingswet, Sneller en Beter en de Elverdingprojecten. Daarin is afgesproken hoe wij de participatie vormgeven. Ik heb net nog een code publieksparticipatie naar de Kamer gezonden. Ik probeer aan te geven dat wettelijk geregeld is dat inspraak en participatie mogelijk zijn. Dat mensen vervolgens alsnog niet voor zijn, kan gebeuren. Het is aan de initiatiefnemers van een individueel project om zo veel mogelijk mensen te overtuigen van nut en noodzaak. De mogelijkheid om te participeren is echter wettelijk geregeld. Die moet je niet nog eens in een aparte wet regelen.

De heer De Graaf (PVV):

Ik constateer alleen maar dat de bewoners in de kou blijven staan bij dit beleid.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ben het daar niet mee eens, maar dat heb ik net al aangegeven.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 9 van de heren De Vries en Houwers. Toen ik de inhoud hoorde, dacht ik: dat heb ik toch toegezegd in het algemeen overleg? Ik zal er wat specifieker op ingaan. De motie sluit goed aan bij wat ik tijdens het AO heb gezegd. Het is belangrijk om te regelen dat er rondom laagfrequent geluid een onafhankelijke commissie komt, een expertteam dat hierover kan adviseren. In de motie wordt gevraagd om dat te regelen. In het eerste deel van het dictum staat: zorg ervoor dat in de milieueffectrapportages laagfrequent geluid verplicht wordt opgenomen. Geluid is een vast onderdeel van elke MER. Ik zal in ieder geval bevorderen dat aan alle soorten geluid aandacht wordt besteed. Ik heb ook aangegeven een expertteam voor windturbinegeluid in te willen stellen. Maar ik wil nog wel de ruimte hebben om dit vorm te geven. Dat geldt ook voor de financiering. Daarom heb ik moeite met het tweede deel van het dictum waarin staat dat de regering de initiatiefnemers verplicht moet stellen om op hun kosten deze onafhankelijke expertteams ter beschikking te stellen. De initiatiefnemer zal altijd het Rijk of de provincie zijn. Ik wil ruimte houden om te bezien wanneer je het moet doen. De SP-fractie vroeg ook al: moet je dat bij elk project doen of alleen bij bepaalde projecten? Ik heb dus moeite met tweede deel van het dictum. Als ik de motie zo mag lezen dat het expertteam wordt ingezet bij de communicatie over de MER, dan lijkt mij dat goed. Ik hoorde de heer De Vries zelf ook al zeggen tijdens het debat: het is niet mijn bedoeling om het altijd verplicht te stellen. Misschien kunnen de indieners van de motie zelf nog even kijken naar het tweede deel van het dictum.

De heer Albert de Vries (PvdA):

De minister interpreteert "initiatiefnemers" als zijnde het Rijk en de provincie. Maar wij bedoelen daar de investeerders mee die de windmolens plaatsen. Dat lijkt ons ook terecht. Zij hebben immers baat bij die investering en dan is het ook logisch dat zij voor de kosten opdraaien.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nogmaals, ik zou graag de ruimte willen hebben om te bestuderen wat verstandig is. Ik ben zelf van plan om een expertteam in te stellen. Dat kan ook een rijksteam zijn dat je indien nodig inzet bij grote projecten. Hoe je dan vervolgens omgaat met de kostentoedeling, kun je nog bekijken. Bereken je de kosten door of houd je het in één hand? Het belangrijkste is dat je het niet altijd, bij ieder project, verplicht stelt. Je moet een afweging kunnen maken: waar is het wel verstandig en waar niet? Daarom zie ik de motie inhoudelijk als ondersteuning van het beleid. Dat heb ik ook aangegeven in het algemeen overleg. Ik vraag de indieners om nog even te kijken naar de formulering van het tweede dictum.

De heer Houwers (VVD):

Als de minister dat zo vriendelijk vraagt, gaan wij natuurlijk nog even samen bekijken of wij daar iets aan kunnen doen. Toch wil ik de minister het volgende vragen. Als je in gemeenteland iets vraagt, bijvoorbeeld in de oude situatie van artikel 19, dan is het heel gebruikelijk dat je de kosten draagt die voortvloeien uit datgene wat je vraagt. Wij willen hier graag dat er draagvlak komt. Eigenlijk leggen wij de kosten voor dat eventuele draagvlak nu bij de initiatiefnemer neer. Waarom heeft de minister daar zo veel moeite mee?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

In principe heb ik daar geen moeite mee. Ik denk alleen dat je, als je zo'n expertteam inzet, even moet bekijken wat het verstandigst is. Als je de motie zo leest, kan het zo zijn dat elke initiatiefnemer met zijn eigen expertteam komt, omdat hij daarmee zijn eigen kosten in de hand kan houden. Dat zou best weleens een averechts effect kunnen hebben. Er kan dan worden gezegd: dat is het team van de initiatiefnemer zelf; die geloven wij eigenlijk niet. Het gaat er echter juist om dat je een onafhankelijk team hebt. Ik kan mij voorstellen dat wij dat bijvoorbeeld in het leven roepen, maar dat wij de kosten vervolgens wel doorberekenen. Het gaat er dus echt om hoe je het dictum formuleert.

De heer Houwers (VVD):

Dat is ook onze insteek. De minister organiseert het expertteam. Zij moet er ook voor zorgen dat dit onafhankelijk en onomstreden is. Anders schiet het zijn doel voorbij. De minister kan ook de kosten doorberekenen. Ik zeg de minister toe dat wij er samen naar kijken. Dan komen wij er vast uit.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Graag. Ik wacht af hoe de aangepaste motie eruit zal zien.

Ik kom op de drie moties van het lid Dik-Faber op de stuk nrs. 10, 11 en 12. Zij hebben zo'n beetje dezelfde strekking. Daarin wordt verzocht een plan-m.e.r. uit te voeren voor het gebied Noordzeekanaal, voor het noordelijk deel van Noord-Holland en voor een breder gebied van de Kop van de Afsluitdijk, zodat die locaties in 2014 eventueel toegevoegd kunnen worden aan de structuurvisie. Ik ontraad deze moties. Ik heb met de provincies afgesproken dat zij aangeven in welke gebieden windenergie ontwikkeld gaat worden. Ik heb er ook vertrouwen in dat het in die gebieden gaat lukken. Wij hebben aangegeven dat wij dat goed gaan monitoren. Op het moment dat zij dat niet gaan halen, moeten zij zelf met nieuwe gebieden komen. Ik heb ook nadrukkelijk aangegeven in het algemeen overleg dat het inventariseren van reservegebieden leidt tot onrust en tot onduidelijkheid met betrekking tot de afspraak die de provincies en het Rijk nu gemaakt hebben. Ik denk dat dit het draagvlak niet zal bevorderen en dat het tot vertraging zal leiden. Daarom ontraad ik deze moties.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

In deze drie gebieden is juist wel draagvlak voor windenergie. Ik deel de mening van de minister niet dat dit tegengesteld zou werken voor het draagvlak. Ik constateer ook dat heel veel locaties die nu zijn aangedragen door de provincies onzeker zijn volgens het rapport van Bosch & Van Rijn. Het enige wat ik wil, is dat wij geen tijd verliezen en dat wij, als wij met elkaar in 2014 constateren dat locaties onzeker zijn, dan al voorgesorteerd staan en al een plan-m.e.r. hebben uitgevoerd om nieuwe locaties zonder vertraging te kunnen schuiven in de tweede tranche van de structuurvisie. Mijn ambitie is minder vertraging en het behouden van draagvlak. Volgens mij kan dat heel goed binnen deze moties.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Mevrouw Dik-Faber heeft het over draagvlak, maar in bijvoorbeeld Noordzeekanaal wil de gemeente wel, maar de provincie niet. De vraag is dus of er draagvlak is. Op dit moment is er bij de partij die wij aangewezen hebben als eerste partij om erover te besluiten, geen draagvlak. Dat laat onverlet dat het best kan zijn dat de provincie in de toekomst, als bepaalde locaties niet doorgaan, zelf alsnog hiermee komt. De afspraak die wij hebben gemaakt, is dat de provincies binnen de 6.000 MW met hun eigen terreinen komen. Als het hen niet lukt, moeten zij met alternatieve terreinen komen. Op het moment dat wij daarnaast een soort schaduwboekhouding voeren met terreinen die zij nu bewust niet hebben opgenomen, leidt dat enerzijds tot uitholling van de afspraak die de minister van EZ en ik gemaakt hebben — dat wil ik niet — en anderzijds tot onrust in de omgeving. Mensen weten niet of deze locaties wel of niet ontwikkeld worden en wat het betekent dat er alvast een plan-m.e.r. wordt gedaan. Ik blijf dus bij mijn standpunt en ontraad deze moties. Het zou best kunnen dat deze gebieden in de toekomst alsnog als kansrijk naar voren komen, maar zij moeten dan door de provincies zelf worden aangedragen. Als zij uiteindelijk die 6.000 MW niet gaan halen, dan komt, als last resort, het Rijk met de rijkscoördinatieregeling.

Ik kom op de motie van mevrouw Van Tongeren, mevrouw Mulder en mevrouw Dik-Faber, op stuk nr. 14, over de Afsluitdijk. Daarin wordt gevraagd om de optie van een windmolenpark op de Afsluitdijk civieltechnisch mogelijk te maken bij bouwwerkzaamheden voor de renovatie van de Afsluitdijk. Windenergie op de Afsluitdijk is heel ingewikkeld, omdat er heel veel zaken mee samenhangen, zoals veiligheidsaspecten en ruimtemogelijkheden, maar ook recreatiemogelijkheden die de omliggende provincies zelf ook willen. Daarbij zijn ook van belang de technische mogelijkheden van plaatsing van windturbines op de waterkering. Eveneens van belang zijn Natura 2000, de interferentie met het Windpark Fryslân, de externe werking van de Waddenzee en noem maar op. Ik heb aangegeven dat ik bereid ben om de Kamer hierover eind 2013 nader te informeren. Ik vind het dus te vroeg om op voorhand te zeggen dat ik het in de toekomst altijd civieltechnisch mogelijk maak. Technisch gezien kan ik daarop gewoon nog geen antwoord geven. Ik moet eerst weten wat de mogelijkheden zijn. Ik zeg niet dat ik erop tegen ben, want al eerder heb ik aan mevrouw Van Tongeren aangegeven dat ik ook zelf wil kijken naar de mogelijkheden daarvan. Ik moet de motie nu dus ontraden of mevrouw Van Tongeren vragen om haar aan te houden totdat ik eind 2013 met mijn bevindingen kom.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In de motie staat het verzoek om het open te houden, niet om het te doen. Neem in ieder geval niet zo'n civieltechnisch besluit dat het niet meer mogelijk is. Het is dus meer: neem niet zodanige stappen dat het sowieso niet kan.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is ook wat ik zeg. Ik kan nu niet technisch inschatten of ik dat open kan houden. Ik zou het mevrouw Van Tongeren graag toezeggen, omdat ik zelf ook wil bekijken wat de mogelijkheden zijn. Aan het eind van het jaar kan ik dat wel. Ik heb gezegd dat ik dan kan aangeven wat de mogelijkheden en de onmogelijkheden zijn. Ik moet de motie op dit moment dus ontraden of mevrouw Van Tongeren vragen of ze haar wil aanhouden tot het debat aan het eind van het jaar. Dan hebben we misschien de discussie dat ik het niet wil maar wel kan, en dan kan mevrouw Van Tongeren de motie opnieuw indienen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zie aan mijn mede-indieners dat we de motie gaan aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (33612, nr. 14) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De motie op stuk nr. 15 zal worden beantwoord door de minister van EZ.

De volgende voor mij bedoelde motie van mevrouw Van Veldhoven is de motie op stuk nr. 16, waarin de regering wordt gevraagd om te borgen dat de eventuele plaatsing van extra windmolens op rijksgrond aanvullend is en dus niet in de plaats komt van de afspraken met provincies. De afspraken met de provincies zijn voor ons leidend voor het behalen van de doelstelling van 6.000 MW. Indien er windmolens op rijksgrond kunnen worden gerealiseerd, dan moet dat passen binnen de afspraken met de provincies. Het vermogen van die windmolens komt dus ook ten goede aan de taakstelling van de provincies. In de commissiebehandeling heb ik ook gezegd dat het past in de discussie over de 6.000 MW. In zo'n geval is het Rijk, als eigenaar en beheerder van rijksgronden, dus eigenlijk extra behulpzaam voor de provincies, zoals de provincies op hun beurt behulpzaam zijn voor het Rijk bij RCR-projecten. We hebben elkaar hard nodig. Ik ontraad dus de motie omdat zij de bestuurlijke afspraken met de provincies aantast.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Die 6.000 MW stond al heel lang voor de provincies. In de tussentijd heeft het kabinet de doelstellingen verhoogd. Daarna kwam de inzet van windmolens op rijksgrond heel concreet uit de discussie. Betekent dit niet een verwatering van de afspraak voor de provincies omdat zij eerder, voordat er sprake was van die rijksgronden, toch al die 6.000 MW zouden realiseren, terwijl we anderzijds nationaal onze doelstellingen hebben verhoogd en de vraag dus eigenlijk groter is geworden?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik weet niet of mevrouw Van Veldhoven heeft gemerkt dat de laatste 285 MW ongeveer de dag voor het debat zijn aangeleverd. Dat geeft maar aan hoe complex het voor de provincies is om nog genoeg ruimte te vinden voor het realiseren van die megawatts. Daarnaast is er ook nog de discussie over de vraag wat er eventueel tussentijds van de wagen valt als iets slecht uit de m.e.r. komt. We hebben alles nodig, we moeten alles inzetten om die 6.000 MW te halen. Ik vind dat ik als medeverantwoordelijke — de provincies zijn niet als enige verantwoordelijk — namens het Rijk moet meehelpen om die 6.000 MW te halen. Ik wil het dus gelijk laten oplopen. De discussie over de vraag wat mogelijk is op rijksgronden, zal niet ontzettend veel opleveren, zo zeg ik ook om de verwachting te temperen. We hebben geen heel grote locaties waar we van en alles en nog wat kunnen gaan realiseren. De beetjes die we echter wel kunnen realiseren, zou ik graag laten meedraaien in die 6.000 MW. Het is al moeilijk genoeg.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Juist omdat het zo moeilijk is en we alles nodig hebben, en omdat we waarschijnlijk meer dan 6.000 MW nodig hebben — minister Kamp heeft wel eens gesproken over 8.000 MW tot 9.000 MW — moeten we niet beginnen met tegen provincies te zeggen dat ze niet het onderste uit de kan hoeven te halen en dat wij die laatste 300 MW wel invullen. Maar daarover verschil ik blijkbaar van gedachten met de minister.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nogmaals, zij hebben aangegeven waar ze het allemaal gaan realiseren. Wij hebben nog geen enkele megawatt op rijksgrond aangeleverd. Als ik die wel vind aan het einde van het jaar, dan zal ik de Kamer laten weten waar ik kansen zie bij de Afsluitdijk. Nogmaals, de provincies zelf hebben zich garant gesteld voor de gebieden die ze hebben geleverd en ook voor het geval er bepaalde delen uit gaan vallen. Ze zullen daar bij ons op terugkomen. Hetgeen we gaan doen op rijksgronden wil ik voor die 6.000 MW inzetten, want het is al complex genoeg. Als we in de toekomst nog meer gaan doen, zal dat onze opgave alleen maar groter en complexer maken. Ik wil daar echter niet op vooruitlopen.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Van Veldhoven op stuk nr. 17 over de natuurgevolgen van de molens bij het Wad. Zij vraagt de regering advies in te winnen over de vraag of het toetsen van de gevolgen voor de natuur van windmolens nodig is op de zoeklocaties in of dichtbij Natura 2000-gebieden en zo nodig voor de invulling van deze zoeklocaties in de provinciale ruimtelijke plannen in goed overleg met de betrokken provincies per gebied een passende beoordeling en een ADC-toets uit te laten voeren. Ik ontraad deze motie. In de plan-m.e.r. is een passende beoordeling op landelijk niveau gedaan. Dat geeft een eerste indicatie dat er mogelijkheden zijn passend binnen Natura 2000. Binnen de gebieden in het IJsselmeer zijn er twee projecten waar nog nader onderzoek wordt gedaan naar natuur. Daarom acht ik de motie overbodig en ontraad ik haar. De andere moties komen voor rekening van de minister van Economische Zaken.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik begin met de motie van de heer Klein op stuk nr. 7 waarin de regering wordt verzocht rekening te houden met een zorgvuldige, flexibelere mix van duurzame energieopwekking. Dat doet de regering. Daar hebben we het hele beleid op ingezet. We hebben bekeken wat er allemaal mogelijk is bij de opwekking van duurzame energie. Vervolgens hebben we de SDE-plusregeling om te bekijken of we dat ook zo kunnen realiseren. Binnen die SDE-plusregeling is dus ook flexibiliteit ingebouwd. Als kabinet staan we garant voor zorgvuldigheid. Wat dat betreft is deze motie volgens ons niet nodig.

Het tweede punt dat de heer Klein in deze motie maakt is dat er zowel rekening moet worden gehouden met die zorgvuldige mix als ook met een forse energiebesparing om de 16%-doelstelling te halen. Die 16%-doelstelling staat naast de energiebesparingsdoelstelling. We moeten een CO2-doelstelling, een duurzame-energiedoelstelling en een energiebesparingsdoelstelling halen. Om die reden kan het niet zo zijn dat energiebesparing, wat absoluut noodzakelijk is, eraan kan bijdragen dat de 16%-doelstelling voor duurzame energie gehaald kan worden. Om deze beide redenen is deze motie voor een deel overbodig en voor een ander deel onjuist. Daarom ontraden wij deze motie.

De heer Klein (50PLUS):

Wat betreft het eerste deel: wij staan uiteraard ook zorgvuldigheid voor. Het gaat echter om die flexibele mix. Als die 6.000 MW elders opgevangen kan worden omdat het niet gerealiseerd wordt vanwege allerlei procedures, dan moet die flexibiliteit er zijn. Je moet het dus meer bekijken vanuit het totaal van de flexibiliteit van de opgaven om tot 16% te komen. In het tweede deel gaat het om de 16% duurzame opwekking. Als we minder energie nodig hebben omdat we energie besparen, dan gaat die 16% ook naar beneden. Dus als je eerst 100 nodig hebt en daar 16% van opwekt is dat een andere doelstelling dan wanneer je 90 weet te realiseren door energiebesparing. De 16%-opwekkingsdoelstelling wordt daardoor natuurlijk ook anders. Dat is alleen maar van voordeel om datgene wat wij willen, te bereiken.

Minister Kamp:

Ik wil over de flexibiliteit niet de gedachte laten bestaan dat wij die 6.000 MW aan wind op land niet nodig zouden hebben. Ik denk dat wij die ten minste nodig hebben, welke flexibiliteit er ook zal zijn. Ik geef alleen aan dat de regeling om te bekijken hoe wij het beste die 16%-doelstelling in kunnen vullen, op zichzelf flexibel is. Die flexibiliteit is volgens mij nodig aan de bovenkant van onze ambities voor alle onderdelen van duurzame energie. Ik denk dat het terecht een flexibele regeling is, maar dat het even terecht is dat wij ons realiseren dat die 6.000 MW wind op land ten minste nodig zal zijn. Ik sprak net over de verschillende doelstellingen. De energiebesparingsdoelstelling moet gehaald worden. De 16%-doelstelling moet gehaald worden. Iedere suggestie dat je de 16%-doelstelling zou kunnen invullen met energiebesparing, is onjuist. Om die reden heb ik de aanneming van de motie-Klein op stuk nr. 7 ontraden.

In de motie-Klein op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht om het voor provincies mogelijk te maken om flexibeler om te gaan met de taakstelling. Provincies zouden ook moeten kunnen kiezen voor een andere vorm van duurzame energie. Dat ben ik niet met de heer Klein eens. Ik denk dat de provincies zich samen met ons en de gemeenten vol moeten richten op het realiseren van die 6.000 MW en dat ook alle andere mogelijkheden optimaal benut moeten worden. Misschien slagen wij er dan met heel veel moeite in om de ambitieuze 16%-doelstelling te realiseren. Dat moeten wij voor elkaar zien te krijgen. Het is niet goed om nu te suggereren dat minder opbrengst van wind op land wel op andere manieren kan worden opgevangen. Wij moeten ons uiterste best doen om al die verschillende mogelijkheden optimaal te benutten. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Klein op stuk nr. 8.

In de motie-Mulder/Dik-Faber op stuk nr. 13 wordt bij participatie geen onderscheid gemaakt tussen financiële participatie en planparticipatie, maar er staat wel dat participatie als eis in de uitgifte van vergunningen moet worden opgenomen of alsnog wettelijk verankerd moet worden. Ik heb in het algemeen overleg met de Kamer over planparticipatie mogen zeggen dat die al geregeld is. Die hoeft dus niet meer geregeld te worden. Op het vlak van financiële participatie is zeer veel gaande. Ik heb een groot aantal varianten opgesomd en namen gegeven van regio's in het land, waar het op verschillende manier gebeurt. De initiatiefnemers kijken iedere keer wat er in de regio het beste gedaan kan worden om draagvlak te creëren en om die participatie in te vullen. Ik denk dat wij wat dat betreft op de goede weg zijn en dat wij daarmee door moeten gaan. Wij steunen dit zeer omdat wij bij ieder project dat via de rijkscoördinatieregeling gerealiseerd moet worden, de initiatiefnemers vragen om financiële participatie van omwonenden ook in het project op te nemen. Gelet op het feit dat dit al gebeurt, gelet op het feit dat de projectontwikkelaars gezamenlijk, de branche, met een gedragscode komen en gelet op het feit dat de provincies en het Rijk zich in dezen positief opstellen, denk ik dat het niet noodzakelijk is om daar wetgeving of eisen voor te formuleren. Naar mijn overtuiging kunnen wij dit zich laten ontwikkelen zoals het zich nu ontwikkelt. Om die reden ontraad ik de motie van mevrouw Mulder en mevrouw Dik-Faber.

In de motie-Van Veldhoven/Dik-Faber op stuk nr. 15 staat dat de administratieve lasten voor kleine windenergieprojecten verlaagd moeten worden om te voorkomen dat men onvoldoende tot realisatie komt. Wij hebben dit jaar, op dit moment al, kunnen zien dat er voor de SDE-plusregeling 57 kleine projecten voor windenergie zijn ingediend voor in totaal 344 MW. Dat zijn dus echt kleinere projecten. Hieruit blijkt dat de leges en de andere administratieve lasten die een rol spelen, de initiatiefnemers er niet van weerhouden om met dit soort initiatieven te komen. Het vaststellen van die leges is een autonome bevoegdheid van de gemeenten. Zij hebben daarvoor een eigen regeling. In de regel is dat een percentage van de bouwsom. Dit kan per gemeente verschillen, maar in alle gevallen kunnen wij vaststellen dat de kosten van de leges in het niet vallen bij alle andere kosten zoals die van de molen, van de netaansluiting of van de milieueffectrapportage. Wij zien die kosten voor leges en administratieve lasten niet als een probleem. In de praktijk blijken ze geen probleem te zijn. Projectontwikkelaars hebben ons laten weten dat dit geen probleem is. De doorlooptijd van kleine projecten onder de provinciale coördinatieregeling is gelijk aan de doorlooptijd van grotere projecten onder de rijkscoördinatieregeling. Het is dus niet nodig om hier beleid op te voeren. Om die reden ontraad is de motie op stuk nr. 15 van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Dik-Faber.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee is een einde gekomen aan de beraadslaging. Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties.

Wij gaan direct door naar het VSO gezondheidsaspecten leefomgeving.

Naar boven