Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 99, item 40 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 99, item 40 |
Aan de orde is het VAO Leefomgeving (AO d.d. 3 april).
De voorzitter:
De spreektijden zijn bepaald op twee minuten met inbegrip van het eventueel voorlezen van moties. Het woord is allereerst aan mevrouw Van Veldhoven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik dank de collega's dat zij mij als eerste laten spreken ondanks het feit dat ik dit VAO niet heb aangevraagd. Ik heb hierna een andere verplichting. Ik kan u verzekeren dat mijn collega en de medewerkers met zeer veel interesse luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris. Ik dien één motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de huidige tests voor het bepalen van de CO2-uitstoot een toenemend verschil is tussen de testwaarden en het praktijkverbruik waardoor de afname van CO2-uitstoot in de praktijk minder is dan verwacht;
constaterende dat er op dit moment nieuwe tests worden ontwikkeld die op zijn vroegst per 1 januari 2017 Europees worden ingevoerd, maar ook pas in 2020 zouden kunnen worden ingevoerd;
verzoekt de regering, TNO een test te laten uitvoeren die consumenten tot aan invoering van de nieuwe testmethode een eerlijk beeld kan geven van het verbruik van auto's die in Nederland op de markt zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik vermoed dat de volgende motie misschien nog gewijzigd gaat worden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten eigen maatregelen treffen voor een betere luchtkwaliteit en er daardoor een lappendeken aan beleid ontstaat;
overwegende dat ondernemers en met name vervoerders geconfronteerd kunnen worden met wisselende eisen per gemeente;
verzoekt de regering om te zorgen dat er landelijke regie gevoerd wordt bij het stellen van eisen aan voertuigen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groene golf leidt tot een afname van files en milieuvervuiling;
overwegende dat veranderingen in het verkeersaanbod vragen om regelmatige bijstellingen van verkeerslichten in een groene golf;
verzoekt de regering, het initiatief te nemen om te bevorderen dat gemeenten en provincies regelmatig hun groene golf optimaliseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is dat er bij de milieuzones landelijke kaders worden ontwikkeld waarbinnen gemeenten hun milieuzone kunnen invullen;
constaterende dat binnen steden de handhaving van de milieuzones gebeurt door de kentekenregistratie te koppelen aan de RDW-gegevens;
verzoekt de regering, voor de milieuzone voor bestelwagens soortgelijke afspraken te maken met de relevante gemeenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. We hebben het AO ook benut om te spreken over de geluidseffecten van windturbines. Ik dien daarom twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat omwonenden van windturbines overlast ervaren van laagfrequent geluid;
overwegende dat een onrendabele vorm van energieopwekking, waarvoor via belastinggeld en de energierekening moet worden betaald, nooit de dromen van omwonenden over een windturbinevrije toekomst mag verstoren;
verzoekt de regering, in de wet op te nemen dat omwonenden van windturbines gevrijwaard dienen te blijven van overlast van door windturbines veroorzaakt laagfrequent geluid, gelijk aan de normen die in de Deense wet worden gehanteerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat omwonenden van windturbines overlast ervaren van slagschaduwen van de wieken, ook wel genoemd het stroboscoopeffect;
overwegende dat indien de onzalige windturbineplannen van dit Greenpeacekabinet doorgaan, niemand, maar dan ook niemand, in en om het huis overlast zal mogen ervaren van de slagschaduwen;
verzoekt de regering, in de milieunormen met betrekking tot de aanwezigheid van windturbines op te nemen dat slagschaduw van windturbines maximaal mag reiken tot aan een kilometer van bewoonde percelen op de kortste dag van het jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Paulus Jansen (SP):
Daar heb ik geen vraag over maar wel over die kilometer, want die relatie is mij niet helemaal duidelijk. Bij het stroboscoopeffect kan ik mij op zich iets voorstellen. Ik weet overigens dat alle moderne windturbines bij die stand van de zon automatisch zijn uitgeschakeld. Dat gebeurt in de praktijk ook, maar waarom die extra vrijwaringszone van een kilometer?
De heer De Graaf (PVV):
Als je de praktijk in ogenschouw neemt en bij iemand die daar last van heeft in het tuintje of de voorkamer gaat zitten, dan ervaar je niet alleen een slagschaduw als de wieken voor je gezicht draaien, maar ook als de windturbine op enige afstand staat. Daarom kiezen wij ervoor dat de plek waar de slagschaduw van de windturbine de grond raakt op de kortste dag van het jaar, op een kilometer afstand ligt van het bewoonde perceel. Dan hebben bewoners er in de zomer helemaal geen last van en in de winter zo goed als geen last.
De heer Paulus Jansen (SP):
Als de PVV-fractie de motie zo aanpast dat er geen slagschaduw mag optreden op enig moment van het jaar in een vertrek van gevoelige bestemmingen, inclusief woningen, dan kan ik mij voorstellen dat wij haar zouden kunnen steunen. Dat is volgens mij ook gangbare praktijk. Waarom heeft de heer De Graaf dus niet gekozen voor zo'n zakelijke formulering waardoor hij mogelijkerwijs zelfs een meerderheid kan halen voor dat idee?
De heer De Graaf (PVV):
Als die meerderheid zich aftekent, wil ik daar van de week best nog even naar kijken. Dan hebben wij nog een week de tijd om haar eventueel te wijzigen.
De voorzitter:
Dat gaat nog tot allerlei onderling overleg leiden. Dat zien wij dan wel.
Dan mag ik het woord geven aan de heer Paulus Jansen namens de SP. Ik zeg zijn voornaam erbij. Niet om populair te doen, maar omdat wij meer Jansens hebben.
De heer Paulus Jansen (SP):
Voorzitter. Ik draag deze motie op aan de heer Remco Dijkstra van de VVD-fractie. Hij hield tijdens het algemeen overleg een vurig betoog waarin hij zei dat je absoluut geen scholen in de buurt van autowegen moet bouwen. Dat is volgens hem vragen om moeilijkheden. Toen herinnerde ik mij dat de SP-fractie daar vijf jaar geleden een motie over heeft ingediend, die de VVD-fractie niet heeft gesteund. Nu waardeer ik voortschrijdend inzicht bijzonder, want met steun van de VVD-fractie gaat die motie het deze keer natuurlijk halen. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Gezondheidsraad stelt dat "er een belangrijk argument is om de norm voor PM10 niet als uitgangspunt te nemen voor het beleid inzake de gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit, namelijk omdat de concentratie PM10 slecht correleert met de waargenomen gezondheidseffecten bij mensen die dicht bij drukke verkeerswegen wonen";
constaterende dat er volgens de Gezondheidsraad "een kwalitatief en ruimtelijk verband is tussen de gezondheidseffecten en de blootstelling aan verkeersgerelateerde luchtverontreiniging";
overwegende dat niet zozeer de vraag of de normen voor PM10 ter plekke overschreden worden, bepalend moet zijn voor de vraag of er bij een snelweg of provinciale weg gebouwd kan worden, maar dat dit überhaupt niet verstandig is voor kwetsbare groepen;
verzoekt de regering, in het Besluit luchtkwaliteit 2005 een bouwverbod op te nemen voor kwetsbare functies, waaronder scholen, kinderdagverblijven en zorginstellingen, binnen 300 meter van een snelweg of 50 meter van een provinciale weg,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Alvorens ik tot de indiening van moties kom, heb ik nog een vraag. In het schriftelijk overleg stelde het kabinet niet voornemens te zijn om nog te kijken naar de hinder die wordt ervaren van onder andere geluid en geur. Het RIVM doet elke vijf jaar een evaluatie. Betekent dat dan dat die evaluatie stopt voor het komende jaar? Anders zou dat weer ingepland zijn. Zo ja, dan dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er tot 2008 middels de Inventarisatie Verstoringen een vijfjaarlijkse, nationale inventarisatie van hinder door geluid, geur, trillingen en licht werd uitgevoerd;
overwegende dat deze inventarisaties een goed beeld gaven van hoe de kwaliteit van de leefomgeving werd ervaren door de burger en waar er knelpunten lagen;
verzoekt de regering, deze evaluatie wederom uit te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat oude brom- en snorfietsen zeer veel geluidsoverlast veroorzaken en een grote bijdrage leveren aan de uitstoot van fijn stof;
constaterende dat enkele gemeenten een regeling in het leven hebben geroepen voor het slopen van vervuilende brom- en snorfietsen in ruil voor een subsidie voor de aanschaf van een elektrisch exemplaar;
verzoekt de regering, actief te bevorderen dat gemeenten een dergelijke sloopregeling in het leven roepen;
verzoekt de regering tevens, over twee jaar te evalueren of de gemeentelijke sloopregelingen de overlast van brom- en snorfietsen substantieel terugbrengen en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hoeveel moties hebt u nog?
Mevrouw Thieme (PvdD):
Dit is de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mest- en biovergistingsinstallaties grote risico's met zich mee kunnen brengen voor de externe veiligheid en de gezondheid van de ondernemer en van omwonenden;
constaterende dat in de vergunningverlening en handhaving tot nu toe onvoldoende rekening wordt gehouden met deze risico's, waardoor er relatief veel hinder wordt ervaren van deze installaties en zich enkele ernstige ongevallen hebben voorgedaan;
verzoekt de regering, mest- en biovergistingsinstallaties op te nemen in het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo),
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Voorzitter. Ik dacht net toen u zei dat dames voorgaan, dat u bedoelde dat alle dames voorgaan. Dat was kennelijk niet het geval, want anders stond ik hier niet als laatste. Het is niet zo erg.
De voorzitter:
Ik probeerde mij eruit te kletsen. Daarom verhaspelde ik die twee.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Dat lukte ook best aardig, moet ik eerlijk zeggen.
Ik heb één motie. Ik houd het dus kort.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat dankzij de gezamenlijke inzet van alle betrokkenen het NSL ervoor heeft gezorgd dat in grote delen van Nederland voldaan wordt aan de normen voor luchtkwaliteit;
overwegende dat er wel knelpunten resteren in enkele grote steden die hardnekkig zijn;
overwegende dat de maatschappelijke kosten van luchtverontreiniging, waaronder stikstof, aanzienlijk zijn;
verzoekt de regering om in overleg te treden met de betreffende steden over maatregelen die effect hebben in die steden, waardoor reële stappen worden gezet richting het behalen van de NSL-doelstellingen;
verzoekt de regering voorts om hierover de Kamer binnen zes maanden nader te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dit hebben wij ook gewisseld in het AO. Ik vraag mij af of mevrouw Fokke met een toezegging niet voldoende heeft.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Volgens mij is het heel belangrijk. Volgens mij heeft de staatssecretaris hierover nog geen toezegging gedaan. Wij hebben eerder een keer een Kamerdebat gehad. Toen is de staatssecretaris met de grote steden om de tafel gaan zitten. Dat vonden wij allemaal heel goed. Het is goed als wij nu als Kamer een brede aanmoediging uitspreken. Wij moeten allerlei doelen halen in het kader van het NSL. Daarvoor hebben wij elkaar nodig. Daar hebben de Kamer en de grote steden elkaar voor nodig. Het lijkt mij dus dat wij gewoon eerst even het antwoord van de staatssecretaris moeten afwachten. Het lijkt mij ook heel goed om dit signaal gezamenlijk als Kamer af te geven. Volgens mij brengt de heer Dijkstra ook wel vaker een ingediende motie in stemming, terwijl hij daarop al een toezegging heeft gekregen. Laten wij eerst het antwoord daarop van de staatssecretaris even afwachten.
De voorzitter:
Er kijken ook nog mensen met ons mee. NSL staat voor Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Dat hebt u helemaal goed!
De voorzitter:
Laten wij zo min mogelijk afkortingen gebruiken.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Mevrouw Fokke zei het al: de gesprekken zijn nog gaande. In die zin is de motie overbodig. Ik hecht ook aan het antwoord van de staatssecretaris daarop en wil ook weten of zij inderdaad vindt dat het nodig is. Overbodige moties moeten wij natuurlijk voorkomen. Dat zal mevrouw Fokke met mij eens zijn.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Even voor de goede orde: ik heb niet gezegd dat de gesprekken nog gaande zijn. Ik heb gezegd dat de Kamer een discussie heeft gevoerd in het kader van de luchtkwaliteit, omdat er een debat op de agenda stond. De staatssecretaris is daarover in het kader van de luchtkwaliteit in gesprek geweest met gemeenten. Dat is iets anders dan wat nu bedoeld wordt. Wij hebben inderdaad doelstellingen met elkaar afgesproken in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Wij zullen er met zijn allen voor moeten zorgen dat wij de doelen die wij met elkaar hebben afgesproken, werkelijk halen. Ik hoop dat de VVD daar ook voor staat. Daarvoor zullen wij de krachten moeten bundelen. Dat zal in de stad moeten gebeuren, maar dat zal ook in de Kamer moeten gebeuren. Wat dat betreft hoop ik dat ook de VVD staat voor de afspraken die in dat kader zijn gemaakt.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. In de eerste motie, op stuk nr. 174, wordt de regering verzocht om TNO een test te laten uitvoeren. Ik ontraad deze motie. De auto's worden op de internationale markt gemaakt. Daarvoor is een Europese typegoedkeuring nodig. Ik ben heel blij dat TNO onderzoek doet, zodat ik dit Europees kan agenderen. TNO heeft dit onderzoek gedaan en daaruit blijken dingen die we graag anders zouden willen. Ik wil dat het snel duidelijk wordt voor de consument en daarom heb ik er ook ruchtbaarheid aan gegeven en heb ik een oproep gedaan in Europa.
Ik kom op de motie op stuk nr. 175 van mevrouw Van Tongeren, waarin wordt gevraagd om landelijke regie. Bij milieuzones voeren we landelijke regie over de toelating van voertuigen. Het bedrijfsleven is daarbij betrokken. Ik zie deze motie dan ook als ondersteuning van beleid.
De volgende motie, op stuk nr. 176, is ook van mevrouw Van Tongeren. Ik vind dit een zeer sympathieke motie, temeer daar ik ook zelf regelmatig in een groene golf probeer te rijden. Het is echter een taak van de gemeente en de provincie. Het zijn heel lokale groene golven. Ik wil daar gewoon niet over gaan. Het moet bij de gemeente en de provincie worden gelaten. Daarom ontraad ik deze sympathieke motie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben het met de staatssecretaris volstrekt eens dat het organiseren van een groene golf bij de gemeenten en provincies moet blijven. Het blijkt echter dat de verkeersdeskundige wel betrokken is bij de aanleg van de groene golf maar niet bij het onderhoud ervan. Misschien kan een oproep via de VNG worden gedaan: zorg ervoor dat jullie elke zes maanden jullie groene golven finetunen. Heel veel gemeenten weten dit niet, zo wordt mij verteld. Mijn enige verzoek is om, desnoods via de VNG, op te roepen tot het blijvend finetunen van de groene golven.
Staatssecretaris Mansveld:
Als ik de motie zo mag lezen dat wij eenmalig het signaal afgeven aan de VNG dat het op sommige plekken, lokaal, een probleem is — veel mensen zullen zich direct kunnen verplaatsen in deze problematiek — dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid.
De voorzitter:
Als die toezegging zo helder is, zou mevrouw Van Tongeren dan willen overwegen om de motie in te trekken?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil de motie liever zo aanpassen dat zij precies overeenkomt met de woorden van de staatssecretaris en haar dan toch in stemming brengen, als steuntje in de rug. Dat geeft direct ook weer wat publiciteit, zodat de gemeenten eraan gaan denken.
De voorzitter:
Ik onthoud mij van commentaar.
Staatssecretaris Mansveld:
In de motie op stuk nr. 177 wordt de regering verzocht om voor de milieuzone voor bestelwagens soortgelijke afspraken te maken met de relevante gemeenten. Er is overleg met gemeenten over de milieuzone voor bestelwagens. De handhaving daarvan gaat via de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Ook die gegevens zijn onderwerp van het overleg. Natuurlijk zorgen we ervoor dat de kosten in relatie zijn met de maatregel. Daarom ontraad ik deze motie.
Ik ga naar de motie op stuk nr. 178 van de heer De Graaf, die gaat over laagfrequent geluid. De geluidhinder van windmolens wordt vooral veroorzaakt door het fluctuerende karakter van het windmolengeluid. Daarmee is in de geluidnormering al rekening gehouden. Bij de vraag is het factsheet laagfrequent geluid van het RIVM gevoegd. In de al toegezegde brief over de gezondheidsgevolgen van windturbines zal ook dit aspect worden besproken. Het overnemen van de Deense normen voor laagfrequent geluid maakt onze normering voor windmolens ingewikkelder zonder dat dit wezenlijk meer bescherming oplevert. Daarom ontraad ik ook deze motie.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 179, over de slagschaduw. De slagschaduweffecten zijn genormeerd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Mij is niet bekend dat deze bestaande normstelling tot problemen leidt bij woningen. Ik ontraad deze motie dan ook.
Ik kom op de motie op stuk nr. 180 van de heer Jansen en mevrouw Van Tongeren. In de regeling zit een onderzoeksverplichting voor dit soort bestemmingen. Dat vind ik voldoende. Het is uiteindelijk een lokale afweging. Ik ontraad deze motie dan ook.
De heer Paulus Jansen (SP):
Dat klopt. Dat was ook bekend. Destijds, in 2008, is die discussie ook al een keer gevoerd. In de afgelopen vijf jaar hebben we inmiddels wat meer praktijkervaring opgedaan. Zo zeggen een aantal gemeenten, na dat onderzoek gedaan te hebben, alsnog dat ze er toch gaan bouwen, bijvoorbeeld omdat ze er een lapje grond hebben en geen andere plaats tot hun beschikking hebben. Vindt de staatssecretaris het niet haar verantwoordelijkheid om in zo'n geval toch voor het algemeen belang te gaan van die minimumstandaard voor gezondheidskwaliteit?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik begrijp de afweging van de heer Jansen. Als je echter kijkt naar de lokale inpassingsmogelijkheden, dan hebben gemeenten en provincies alle middelen om die afweging te maken. Uit mijn eerdere bezigheden weet ik ook dat die afwegingen op die manier gemaakt kunnen worden. Ik blijf het belangrijk vinden dat het uiteindelijk een lokale afweging is. We moeten niet over die planning van de planologie met die onderzoeksverplichting heengaan en het landelijk regelen. Ik denk namelijk dat daarmee de deur opengezet zou worden voor een heleboel andere zaken. Ik denk dat we het precies daarom gedecentraliseerd hebben en het daar moeten laten waar het is.
De heer Paulus Jansen (SP):
Als ik de redenering van de staatssecretaris volg, kan zij alle wetgeving op dit terrein wel afschaffen, want dan kunnen we alles wel aan de gemeenten overlaten. Als die een goede democratische afweging maken is het op zich hun verantwoordelijkheid. De landelijke organisatie van de GGD's en het Astma Fonds hebben echter destijds gezegd dat dit hoe dan ook een beschavingsnorm is en dat je anders in de problemen komt. Waarom zou de staatssecretaris in dit geval niet haar eigen verantwoordelijkheid nemen, terwijl we in heel veel andere gevallen wel wettelijke kaders stellen?
Staatssecretaris Mansveld:
Dat lag in mijn motivering opgesloten in het woord "planologisch". Ik denk dat de ruimtelijke inpassing gedecentraliseerd is en dat we dat ook daar moeten laten. Er is een onderzoeksverplichting voor dit soort bestemmingen. Daarmee laten we de afweging op decentraal niveau heel bewust maken. En die moet daar uiteindelijk ook blijven.
Dan kom ik op de motie-Thieme/Ouwehand op stuk nr. 181 over de evaluatie. Ik ben het met hen eens dat goede gegevens over hinder door geluid en geur wenselijk zijn. Ook zonder op korte termijn zo'n inventarisatie te doen, is er goede informatie beschikbaar. Ik acht dat nu niet nodig. Ik ontraad dus de motie.
De motie op stuk nr. 182 gaat over het substantieel terugbrengen van de overlast door brom- en snorfietsen. Ook dit vind ik typisch een taak van de gemeenten. Zij kunnen maatwerk maken. Ik denk dat we dit soort zaken niet nationaal moeten regelen, nog los van de kosten die dat met zich meebrengt. Ik ontraad deze motie.
In de motie op stuk nr. 183 vragen de dames Thieme en Ouwehand om mest- en biovergistingsinstallaties op te nemen in het Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO). Het BRZO gaat over grote bedrijven. Het lijkt me redelijk ondoenlijk om alle vergisters daarin mee te nemen. Er zijn ook heel kleine vergisters namelijk. Ik ontraad deze motie.
De motie Fokke c.s. op stuk nr. 184 zie ik als ondersteuning van beleid. Ik zal namelijk op heel korte termijn in overleg treden met de steden over de te nemen maatregelen en de inzet van het Rijk hierbij. Bij de monitoringsrapportage die aan het einde van het jaar aan de Tweede Kamer wordt gestuurd, zal ik de Kamer informeren over de stand van zaken. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden op de gestelde vragen. Stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-99-40.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.