5 Evaluatie medezeggenschap op scholen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 juni 2012 over de evaluatie van medezeggenschap op scholen.

De voorzitter:

Ik heet de minister welkom.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik dank allereerst de collega's van de PvdA-fractie voor hun aanwezigheid.

De heer Van der Ham (D66):

En de heer Beertema dan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, maar de heer Beertema was ook spreker bij het algemeen overleg. Ik zie hier echter een bijna vol blok van PvdA-leden. Zij hadden niets met dat algemeen overleg te maken, maar blijkbaar zitten ze hier uit engagement en dat waardeer ik.

Naar aanleiding van het algemeen overleg over de evaluatie van de Wet medezeggenschap op scholen dien ik, samen met de heer Van der Ham, de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij leerlingen, ouders en werknemers de brede wens leeft om de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) op drie punten aan te passen;

verzoekt de regering, de WMS te wijzigen op de volgende onderwerpen:

  • - het recht op rechtsbijstand;

  • - de beslechting van nalevingsgeschillen;

  • - de mogelijkheid om nietigheid van besluiten in te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (33223).

De heer Beertema (PVV):

Zou de Wet medezeggenschap op scholen met deze drie mutaties nu werkelijk beter gaan functioneren? Kan de heer Van Dijk aangeven wat er aan de wet mankeert waardoor dat nu klaarblijkelijk niet lukt? Ik heb die informatie niet.

De heer Jasper van Dijk (SP):

We hebben dat in het algemeen overleg uitgebreid bediscussieerd. Het feit dat een medezeggenschapsraad een besluit soms niet nietig of ongeldig kan verklaren, is een buitengewoon slechte zaak. De heer Beertema heeft de brief gezien die breed wordt ondersteund vanuit het gehele onderwijs ook. Men geeft daarin aan dat de medezeggenschap op de genoemde drie punten moet worden versterkt. Ik vraag de heer Beertema dan ook om deze motie te steunen.

De heer Beertema (PVV):

Ik denk dat het meer schort aan moed en doorzettingsvermogen van de mensen in de medezeggenschapsraad, dan dat we dat vanuit Den Haag helemaal moeten dichtregelen. Wat is de reactie van de heer Van Dijk daarop?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn reactie daarop is dat de heer Beertema dat mag vinden. Mijn pleidooi is echter helder. De medezeggenschap kan worden versterkt en daarvoor zijn geen enorme wijzigingen nodig. Het zijn drie punten waarvan het onderwijs zelf zegt dat als die worden geregeld, het werk nog beter kan worden gedaan.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik sta hier met enige verbazing. Ik had het idee dat we in het VAO in meerderheid hadden vastgesteld dat er heel veel regels vanuit Den Haag kunnen komen, maar dat het uiteindelijk aan de mensen zelf is om een en ander in te vullen. Juist de heer Van der Ham had een aantal heel praktische tips voor deze punten meegegeven. Ik had ook beloofd om deze te zullen vertalen. Ik ben gewoon niet van wetten en regels, maar van de praktijk, waarin de mensen zelf vorm en inhoud geven aan de wet, binnen de ruimte die daarvoor is. Ik ontraad deze motie dan ook om de volgende redenen.

Van rechtsbijstand is al sprake en ik zal dat meenemen in het plan van aanpak conform de suggestie van de heer Van der Ham. Voor de beslechting van geschillen is er veel ruimte via de geschillencommissie. Een en ander levert op dit moment ook nauwelijks grote problemen op. Als er problemen zijn die tot een nietigverklaring moeten leiden, kan men bij de Ondernemingskamer terecht. Kortom, ik zeg in het bijzonder tegen de heer Van der Ham dat deze motie niet nodig is. Ik sluit af met de woorden van de heer Beertema, met wie ik de afgelopen jaren prima heb samengewerkt. Ik ben het namelijk eens met zijn opmerking dat het hiervan niet beter zal gaan functioneren.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb in het AO uitdrukkelijk gezegd dat er in juridische zin op zich niet heel veel mis is met de huidige Wet medezeggenschap op scholen, maar dat het ook heel vaak om de invulling gaat en om de vraag of mensen er echt gebruik van maken. Daar zijn de minister, de heer Beertema en ik het zeer over eens. Ik weet ook dat niet alle heil vanuit Den Haag komt, zeker nu ik straks de Kamer uit ga. Er is echter een ander punt en wij hebben geprobeerd om dat in die motie te vatten. Op een aantal punten zijn er in voorkomende gevallen – niet in heel veel gevallen – wel degelijk dilemma's over de doorwerkingskracht en over assistentie bij bepaalde zaken. Dat zit soms in de voorlichting; er kan bijvoorbeeld op een immateriële wijze op worden gewezen. Het is echter ook mogelijk dat het niet actief genoeg wordt aangeboden en dat je dat wel degelijk in de wet vastlegt. In de motie vragen wij om te kijken naar de mogelijkheden voor aanscherping om dienend te zijn aan de voorlichting die de minister heeft toegezegd in het AO. De wijze waarop dat gebeurt, is aan de minister, maar wij willen wel enige aanscherping ten opzichte van wat er nu ligt. Dat is de strekking van de motie. Volgens mij is zij heel mild en kan de minister haar zo omarmen.

De voorzitter:

Dit waren alsnog twee minuten.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Na dit verhaal van de heer Van der Ham denk ik opnieuw: doe dat niet met wetgeving. Laten wij in Nederland terughoudend zijn met wetgeving. We hebben al zoveel wetten. Laten de mensen de wetten gewoon ter plekke benutten. Als zij dat doen, kunnen zij met deze wet perfect uit de voeten.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit riedeltje horen we wel vaker als de minister het gewoon oneens is met voorstellen. Zij is zelf immers ook heel goed in het maken van wetten. Hoe vaak hebben wij hier niet gestaan voor wetten die de minister had gemaakt? Ik zou de vraag eigenlijk willen omdraaien. De minister vraagt hoe de heer Van der Ham daarachter kan staan, maar ik zou zeggen: juist omdat de heer Van der Ham daarachter staat, zou de minister nog eens goed moeten nadenken. De heer Van der Ham dient immers niet zomaar een motie in.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Nou … Ik ga geen oordeel geven over de heer Van der Ham. Dat lijkt mij gewoon niet goed aan het eind van de rit. Wij hebben onze laatste weken met elkaar in alle vrede en harmonie en heel vrolijk doorgebracht. Dat wil ik gewoon zo houden. Ik heb uiteindelijk mijn eigen afweging te maken. Wetten zijn soms goed, maar soms zijn zij niet nodig. Deze wetswijziging is absoluut niet nodig en die ga ik ook niet uitvoeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie is morgenochtend vroeg. Ik dank de minister.

De vergadering wordt van 10.53 uur tot 11.00 uur geschorst.

Naar boven