Vragen van het lid De Rouwe aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat er veel GHB gebruikt wordt in het verkeer.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Afgelopen weekend kwamen er cijfers binnen over de toenemende invloed van de partydrug GHB in het verkeer. Bijna een kwart van alle drugsincidenten in het verkeer lijkt gerelateerd te zijn aan deze partydrug. Dat blijkt althans uit een analyse die Trouw liet uitvoeren door het Nederlands Forensisch Instituut.

Sinds 2002 valt de partydrug GHB onder lijst II van de Opiumwet. De overheid treedt hard op tegen de handel in GHB. Op de illegale verkoop daarvan, staan dan ook zware straffen. Gebruikers worden op dit moment echter niet actief vervolgd, maar wat de CDA-fractie betreft komt daar verandering in. Net als bij het gebruik van alcohol, hasj en wiet, moeten bestuurders in het verkeer ook aangepakt worden als zij het gebruik van GHB combineren met hun deelname aan het verkeer. Helaas hebben wij in dit land te maken met zo'n tweehonderd verkeersdoden door alcohol en drugs en daarom is dit een terechte topprioriteit in onze verkeershandhaving.

Daarom stelt de CDA-fractie de volgende vragen aan de minister. Ten eerste: is de minister bekend met de gevaren van het gebruik van GHB in het verkeer en heeft de minister scherp voor ogen hoe groot dit probleem is? Ten tweede: deelt de minister de opvatting dat de combinatie van het gebruik van GHB en verkeersdeelname levensgevaarlijk kan zijn, maar dat er tegelijkertijd nog veel onwetendheid bestaat bij gebruikers en de politie? Welke stappen zijn in dat kader mogelijk om de voorlichting te verbeteren? Ten derde: welke mogelijkheden ziet de minister om het gebruik van GHB in het verkeer beter en harder aan te pakken? Is de minister bijvoorbeeld bereid om geschikte testen te laten ontwikkelen, die de opsporing vergemakkelijken? Ten slotte: deelt de minister de opvatting van de CDA-fractie dat de aangekondigde drugstesten in het verkeer zo snel mogelijk dienen te worden ingezet, maar dat deskundigen nodig blijven voor bijvoorbeeld handhaving in het kader van de drugssoort GHB, die nu nog niet onder die test valt?

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Ik beantwoord gaarne de vragen die zijn gesteld door de heer De Rouwe. Mede namens mijn collega van Infrastructuur en Milieu, is het antwoord op zijn eerste vraag "ja". Wij kunnen alleen niet de onderzoeken en de gegevens bevestigen waarvan ik ook kennis heb genomen via de media. Die gegevens niet precies bekend, want daarover is bij ons nog geen officieel onderzoek beschikbaar. Ik laat het wel nagaan.

Het antwoord op de tweede vraag lijkt mij ook "ja". Wij werken namelijk samen met de politie en alle betrokken instanties voor verkeersveiligheid aan duidelijke voorlichting, want onwetendheid is heel slecht. Ik heb ook de indruk dat nog niet iedereen die in Nederland achter het stuur zit, helemaal bekend is met de risico's van het gebruik van drugs, in dit geval GHB.

Het antwoord op vraag drie is volmondig "ja". Ik verwijs daarbij naar het door onze voorgangers ingezette wetgevingsprogramma. Er ligt een conceptwetsvoorstel voor advies bij een aantal instanties voor, onder meer het OM, de politie en de Raad voor de rechtspraak. Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt om een speekseltester te gebruiken om drugsgebruik in het verkeer op te sporen. Ik verwacht in het voorjaar van 2011 het wetsvoorstel bij de Twee Kamer aanhangig te kunnen maken.

Uit onderzoek is gebleken dat de drug GHB inderdaad een negatieve invloed heeft op de rijvaardigheid. Daarom worden voor deze drug in het wetsvoorstel grenswaarden voorgesteld. Het gebruik van drugs, met uitzondering van GHB, kan door middel van de speekseltester worden aangetoond. GHB kan dus nog niet via speekseltesten gemeten worden. Dat betekent niet dat het gebruik van GHB niet strafrechtelijk kan worden vervolgd. Als door middel van een coördinatietest verdenking ontstaat, kan bloed worden afgenomen. Dat gaat vervolgens naar het NFI om te laten vaststellen of de grenswaarde overschreden is. Mogelijk is in het buitenland een speekseltester voor GHB ontwikkeld. Anders kan deze ontwikkeld worden, maar dat kost enige tijd. GHB onderscheidt zich van andere drugs doordat het een lichaamseigen stof bevat. Het zit dus altijd in het lichaam. De grenswaarde voor GHB is vastgesteld op 10 μg/l bloed. In het wetsvoorstel is voor eventueel nieuw te ontdekken drugs ook een relatie tot de rijvaardigheid overgenomen. Mocht het NFI in de toekomst tijdens een bloedanalyse op het gebruik van een andere drug dan de nu aangewezen drug stuiten, dan zal voor deze drug de grenswaarde bij AMvB worden vastgesteld.

Het antwoord op de vierde vraag is ja. Wij moeten dat zo snel mogelijk inzetten. Ik heb daarbij drie elementen genoemd: de wet, de grenswaarde, waarover de Kamer kan spreken, en natuurlijk de ontwikkeling van speekseltesten om tot een voorselectie te kunnen komen.

Dit zijn de antwoorden, mevrouw de voorzitter.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Dank aan de minister voor de duidelijke beantwoording en de ondersteuning van het pleidooi van mijn fractie om het wel degelijk aan te pakken en te bekijken welke mogelijkheden er zijn.

Kan de minister, wanneer hij de wet naar de Kamer stuurt, ook ingaan op de testen die in het buitenland op dit gebied mogelijk zijn? Wellicht kunnen wij een sprong naar voren maken en bezien of wij die testen hier als experiment kunnen gebruiken, net zoals wij de speekseltester als voorselectiemiddel eerst als experiment gebruikt hebben.

Ten slotte kom ik nog bij een politiek punt. De minister zei dat hij dit voorjaar de wetgeving stuurt. Mijn fractie is van mening dat wij naar een zerotolerancebeleid moeten bij drugs in het verkeer. Wil de minister dat ook meenemen in zijn overwegingen als het voorstel naar de Kamer wordt gestuurd?

Nogmaals dank voor de beantwoording. Wat ons betreft zullen wij de komende tijd dit dossier nog behandelen. Wij kijken uit naar de onderzoeken en de wetsvoorstellen die deze Kamer binnenkort zullen bereiken.

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Op alle vragen is mijn antwoord ja.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Laten wij duidelijk zijn: alcohol en drugs passen niet in het verkeer. Volgens mij is iedereen het daarover eens. Maar wat doe je nu om dat te voorkomen? Dat is een combinatie van preventie en repressie. In woord is dit kabinet erg van de repressie, vooral deze minister. Maar nu de daad bij preventie. De minister zegt dat er natuurlijk voorlichting zal worden gegeven. Zullen mensen voorgelicht worden zodat zij weten dat zij die stoffen niet in het verkeer moeten gebruiken? De minister heeft het gehele preventiebudget wegbezuinigd. Dus hoe gaat hij dat doen?

Minister Opstelten:

Ten eerste gebeurt dat al. Ten tweede zullen mijn collega van Infrastructuur en Milieu en ik dat samen ter hand nemen. Het is een misverstand dat wij alleen maar voor de repressie gaan. Wij vinden de repressie wel belangrijk en een randvoorwaarde om de verkeersveiligheid te dienen. Natuurlijk moet er goede voorlichting komen. Waar dat noodzakelijk is, zullen wij ons daarvoor inzetten binnen de bestaande middelen.

De heer Van der Steur (VVD):

Het zal de minister niet verbazen dat de VVD-fractie haar steun wil uitspreken voor het door hem geschetste beleid. In het regeerakkoord staat ook dat de lijsten die bij de Opiumwet horen, zullen worden herzien. Is de minister voornemens om ook GHB aan die herziening te onderwerpen? Wat de VVD-fractie betreft – mijn oud-collega Teeven heeft dat in het verleden al eens gesuggereerd – zou dat een goede aanleiding kunnen zijn.

Minister Opstelten:

Op deze vraag kan ik antwoorden dat wij dit punt zullen meenemen in het overleg dat mijn collega van VWS en ik in januari hebben. Ter voorbereiding van dat debat zullen wij een drugsbrief schrijven. Deze suggestie zal ik gaarne meenemen.

De heer Bashir (SP):

Ook de SP-fractie vindt het volstrekt onacceptabel dat mensen in het verkeer drugs gebruiken, met name GHB, omdat dit heel gevaarlijk kan zijn. Wat gaat de minister doen om specifiek de gevaren van GHB in het verkeer onder de aandacht te brengen en daarover voorlichting te geven?

Minister Opstelten:

Ik heb er al twee keer iets over gezegd en wil dat gaarne herhalen. Ik zal met mijn collega van Infrastructuur en Milieu contact opnemen. Natuurlijk is het belangrijk om dit met de instanties die hierover gaan en hierbij een rol spelen duidelijk aan iedereen over te brengen, voor zover men dat nog niet weet. Ik heb zelf de indruk dat het onvoldoende bekend is. Zo heb ik de vraag van de heer De Rouwe ook beantwoord. Voor dit moment zou ik het daarbij willen laten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de antwoorden.

Naar boven