Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Ulenbelt aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het ontduiken van de Wet melding collectief ontslag door bouwbedrijf Midreth en het achterwege blijven van een toegezegde wetswijziging.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Twee weken geleden kregen 200 werknemers bij het bouwbedrijf Midreth in het prachtige dorpje Mijdrecht de aankondiging dat er een reorganisatie zou plaatsvinden. Die reorganisatie behelst het ontslag van 50 van de 200 werknemers. Nu horen we dit soort aankondigingen wel vaker in tijden van crisis en daarvoor hebben we in Nederland ook ontslagbescherming. Een van de onderdelen van de ontslagbescherming is dat ontslagen van meer dan 20 mensen aangekondigd moeten worden bij het UWV. De Wet melding collectief ontslag schrijft dat voor. Deze werkgever houdt zich niet aan die wet. Hij wil met 50 mensen, die hij willekeurig kiest, een individuele afspraak over hun ontslag maken. Dat is in strijd met in ieder geval de geest van de Wet melding collectief ontslag. Nu hebben collega Vermeij en een collega van de PVV daar al eerder vragen over gesteld, want het kwam vaker voor. De voormalige minister van SZW heeft toen aangekondigd: ik kom met een wetswijziging, zodat er, hoe het ontslag ook in elkaar wordt gestoken, altijd melding moet worden gemaakt als het om meer dan 20 mensen gaat.

Ik heb twee vragen aan de minister. De eerste is: wil hij vandaag nog, want vanavond komen die werknemers weer bij elkaar, aan de leiding van dat bedrijf melden dat deze handelwijze niet overeenkomstig de Wet melding collectief ontslag is? Mijn tweede vraag is: wanneer komt de minister met de wetswijziging die de vorige minister al bijna een jaar geleden heeft aangekondigd, naar aanleiding van schriftelijke vragen uit de Kamer?

Minister Kamp:

Voorzitter. De heer Ulenbelt zegt terecht dat het bericht luidt dat de werkgever overeenkomsten wil sluiten met zijn werknemers over hun ontslag. Het is aan de werknemers zelf om daarmee akkoord te gaan. Als de werknemers daar niet mee akkoord gaan, dan rest hem niets anders dan of naar de kantonrechter te gaan of naar het UWV, en om daar toestemming te vragen voor het ontslag. We moeten dus eerst even afwachten of de werknemers van dat bedrijf daar vrijwillig mee instemmen. Als meer dan 20 van hen daar niet vrijwillig mee instemmen, dan zal er volgens de Wet melding collectief verslag inderdaad bij het UWV een melding moeten plaatsvinden en dan zal er tegen het UWV en tegen de bonden – zij hebben leden onder de werknemers van Midreth – gezegd moeten worden: wij zijn van plan om mensen te ontslaan. Daarmee geeft het bedrijf aan de bonden de tijd en de gelegenheid om te bezien wat zij van de noodzaak tot ontslag vinden en om namens de werknemers te gaan onderhandelen over de voorwaarden.

Op dit moment is de regeling nog niet zo dat er melding gemaakt moet worden bij het UWV, als met alle werknemers of met het overgrote deel van de 50 werknemers in kwestie overeenkomsten worden gesloten waar die werknemers vrijwillig mee instemmen. Zoals de heer Ulenbelt zei, is het voornemen wel om de wet in dat opzicht te gaan veranderen. Dan zal, als het gaat om 20 of meer werknemers, ook melding gemaakt moeten worden aan het UWV en de bonden van het voorgenomen ontslag, als de werkgever afspraken wil maken met de individuele werknemers over ontslag en de individuele werknemers daarmee instemmen. Na die melding hebben de bonden dan weer gelegenheid om te bezien of het ontslag wel nodig is, wat zij ervan vinden en of zij namens de mensen willen gaan onderhandelen over de voorwaarden. Mijn voorganger heeft gezegd dat hij komt met de wijziging van die wet. Ik ben het met hem eens. Ik ben dus ook van plan te zorgen dat die zo snel mogelijk bij de Kamer komt. Wat gedaan moest worden om die zo snel mogelijk bij de Kamer te krijgen, is in de eerste plaats de zaak aanmelden bij het UWV om te zien hoe het zit met de uitvoeringsproblemen van die wetswijziging. Zijn zij er en wat is het advies van het UWV daarover?

Maar er moest ook advies worden gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak. Dat is er gekomen. Dat advies was aanleiding voor overleg met de Raad voor de rechtspraak, die daarna een nieuw advies heeft gegeven. Direct nadat dat was gekomen, hebben wij de zaak verder in procedure gezet. Wij hebben de zaak voorgelegd aan de sociale partners. Zij zorgen ervoor dat er deze maand een reactie van hen komt. Wij kunnen dan onmiddellijk die wetswijziging doorspelen, eerst naar de ministerraad en dan naar de Raad van State. Wij vertrouwen erop dat die in het voorjaar van 2011 bij de Kamer zal zijn.

De volgende vraag van de heer Ulenbelt is of ik bereid ben om tegen de werknemers van Midreth wie het betreft te zeggen dat de handelswijze niet overeenkomstig de wet is. Daartoe ben ik niet bereid, omdat ik niet weet hoe het gaat lopen met die overeenkomsten. Worden zij wel of niet gesloten? In ieder geval is het op dit moment nog niet in strijd met de wet. Het is pas in strijd met de wet als de wet is aangepast. Het zal pas in het voorjaar van 2011 aan de Kamer worden voorgelegd om tot die wijziging over te gaan.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik vroeg niet of de minister met de werknemers wil overleggen, maar of hij de directie van Midreth wil aanspreken dat de handelswijze nu niet in de geest is van de Wet melding collectief ontslag. Dat is namelijk ook de reden dat de minister met een wetswijziging komt.

Mijn tweede vraag is of het niet een beetje laat is om pas in het voorjaar met die wet te komen. Wil de minister mij toezeggen dat hij dit allemaal wat sneller doet?

Minister Kamp:

Het laatste is niet mogelijk. Ik moet het advies van de sociale partners krijgen. Om precies te zijn, was met hen afgesproken dat dat op de veertiende december zou binnenkomen. Dat betekent dat ik onmiddellijk daarna de zaak bij de ministerraad aan de orde kan stellen. Vervolgens gaat het wetsvoorstel naar de Raad van State. Dan komt het terug van de Raad van State en moet het weer door de ministerraad. Vervolgens kan het naar de Tweede Kamer. Dus als ik het in het voorjaar van 2011 doe, doe ik het snel en dan moet het er ook bij de Raad van State vlotjes doorheen komen. Daarvoor zal ik mijn best doen.

Contact opnemen met de directie van het bedrijf heeft geen zin. Dat bedrijf weet heel goed hoe het zit met de verplichtingen, zo schat ik in. Op dit moment is de wet zoals zij is. Het bedrijf houdt zich aan de wet of niet. Wij zijn van mening dat die wet anders moet. Die wetswijziging zal er mogelijk in het voorjaar komen. Dan zal men zich aan de nieuwe wet moeten houden, maar op dit moment is de wet het richtpunt en daaraan voldoet men wel of niet. De consequenties daarvan zal het bedrijf ongetwijfeld goed hebben doordacht.

De voorzitter:

U hebt nog een halve minuut voor een laatste vraag als u wilt, mijnheer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik vind het verbazingwekkend. De minister wil een bepaalde kant op. Als de minister al niet eens contact wil opnemen met de directie om erop te wijzen dat hij die kant op wil, lijkt het wel of hij voorstander is om aan het ontslagrecht te gaan morrelen.

Minister Kamp:

Er speelt natuurlijk een heleboel bij een heleboel bedrijven. Wij spreken hier over een bouwbedrijf. Er is in de bouw nog veel meer aan de hand. Er is ook in allerlei andere sectoren in het land van alles aan de hand. Ik kan met allerlei bedrijven contact gaan opnemen. Dat lijkt mij niet zinvol. De wet is de wet. Die moet nageleefd worden. Als wij vinden dat de wet gewijzigd moet worden, moeten wij dat als kabinet met het parlement doen. Zodra die nieuwe wet er is, moeten bedrijven zich daar weer aan houden. Zo zijn de regels.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb twee vervolgvragen aan de minister, te beginnen met het wel of niet plegen van een telefoontje. Juist het feit dat de minister van plan is om de wet aan te passen, kan reden zijn om te laten weten dat hij dat voornemens is en dat hij graag wil dat men in de geest van die wet handelt. Dat lijkt mij te meer van belang omdat er, zoals de minister zelf al zegt, in de bouw heel veel aan de gang is. Ik neem aan dat als de minister hier in het voorjaar een wet wil hebben iedereen zich aan die wet moet houden. Dus een vooraankondiging via een telefoontje aan dit bedrijf lijkt mij toch op zijn minst de moeite waard. Mijn vraag is dus nogmaals of u dat juist wel doet, met de argumenten die u eigenlijk zelf gaf. Mijn tweede vraag is wat "het voorjaar" is. Ik ga ervan uit dat het voorjaar is als de krokussen opkomen. Dat is zo half februari. Dan kunnen wij half februari het wetsvoorstel zien, omdat dit al in november 2009 is toegezegd.

Minister Kamp:

Ik ben niet bereid om dat telefoontje te plegen. Dat telefoontje zou geen rechtsgevolg hebben. Ik denk niet dat het zinvol is om met een bedrijf, met meerdere bedrijven of met allerlei bedrijven te gaan bellen. Ik heb dat al gezegd in antwoord op vragen van de heer Ulenbelt. Dat is nu, een minuut later, niet anders. Uw tweede vraag is mij ontschoten, mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wilde graag even met u vastleggen dat "het voorjaar" half februari is.

Minister Kamp:

Neemt u mij niet kwalijk. Het voorjaar is voor mij de eerste drie maanden van het jaar. Ik hoop dat ik het in de eerste drie maanden van het jaar voor elkaar krijg. Ik heb gezegd dat het nog voor de eerste keer naar de ministerraad moet, dan naar de Raad van State, terug van de Raad van State, dan weer in de ministerraad en dan naar de Tweede Kamer. Ik kan nu niet zeggen dat het binnen zeven, acht weken gaat gebeuren. In de eerste drie maanden van het jaar, in het voorjaar van 2011, dat is mijn ambitie.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Ik ga u nog eens over de seizoenen nadere informatie sturen.

Naar boven