Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen) (31436).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. De leden van de CDA-fractie zijn verheugd over dit wetsvoorstel. Niet alleen over identiteitsfraude spelen zich jaarlijks vele strafzaken af, maar ook over het gebruik van een vals reisdocument of van een valse naam. De afgelopen vijf jaar heeft er een stijging plaatsgevonden van het aantal vermiste of gestolen reisdocumenten, om nog maar niet te spreken over de ruim 92.000 mensen die in het vingerafdrukkenbestand van de politie opduiken met maar liefst 51 verschillende administratieve identiteiten. Wat te denken over de steekproef die in drie penitentiaire inrichtingen werd gehouden, waarbij bleek dat bij 22% van de geregistreerde personen de identiteit toch niet helemaal in orde was?

Een goede zaak dus dat de minister werk maakt van dit onrustbarende verschijnsel. Het is van wezenlijk belang voor een goed en rechtvaardig functioneren van ons rechtsbestel dat degene die wordt veroordeeld tot het uitzitten van een gevangenisstraf uiteindelijk ook degene is die hij zegt te zijn. Hetzelfde geldt natuurlijk voor verdachten en voor getuigen. Wij moeten er als maatschappij vanuit kunnen gaan dat de mensen die in het strafproces een rol spelen, daadwerkelijk de juiste persoon zijn en dat mensen die achter tralies belanden, de mensen zijn die daar thuishoren. Voorkomen moet worden dat stand-ins tegen betaling van een veroordeelde een straf uitzitten.

Het CDA dankt de minister voor zijn adequate antwoorden op de vragen die eerder zijn gesteld. Een enkele vraag resteert nog. Wij kunnen ons vinden in de nota's van wijziging, waarin onder andere wordt voorgesteld om die vingerafdrukken van verdachten te vergelijken met de afdrukken die vreemdelingen worden afgenomen op basis van de Vreemdelingenwet, wanneer er wordt vermoed dat de verdachte een vreemdeling is. Voorgesteld wordt ook om voortaan foto's en vingerafdrukken te kunnen nemen van iedere verdachte die wordt verhoord, ook zonder dat die persoon is aangehouden.

Ik heb toch nog wat vragen over dat strafrechtsketennummer (SKN). De minister merkt over dat nummer op dat alle organisaties in de keten in onderlinge communicatie over verdachten en veroordeelden het SKN moeten gebruiken, als zij daarbij gebruik maken van het persoonsnummer. Daarnaast mogen zij echter voor hun eigen administratie ook nog andere nummers gebruiken. Wij hebben er al in de schriftelijke ronde een heleboel van opgesomd. Levert dat niet enorme verwarring op, verwisseling en misschien nog wel een grotere chaos? Daar willen wij toch graag de minister nog even over horen.

Verder heeft de minister aangegeven, de bewaartermijnen te willen differentiëren naar de zwaarte van het misdrijf waarvan iemand verdacht wordt of waar iemand voor veroordeeld is. Kan de minister aangeven wat voor termijnen hij bijvoorbeeld in gedachten heeft bij louter een verdenking? De minister verwacht dat de jaarlijkse kosten van onderhoud en beveiliging waarschijnlijk niet hoger zullen zijn dan de huidige kosten van de voorloper van de strafrechtsketendatabank. Om hoeveel geld gaat het precies? Wat zijn de kosten van onderhoud? Wat als die kosten onverhoopt hoger uitvallen? Wat zijn mogelijk de kosten van nieuwe ICT-voorzieningen?

Dan kom ik op de verificatie. De minister merkt in zijn nota naar aanleiding van het verslag op dat er in de regel in het dossier van de verdachte een foto zit. Wanneer is dat wel en wanneer is dat niet het geval? Welke persoon of welke instantie voert de verificatie uit als het gaat over de identiteit van een verdachte die verschijnt voor de rechter? Dat doet toch niet de rechter persoonlijk? De minister geeft verder aan dat hij nog onderzoekt of het niet mogelijk is, foto's van verdachten op de deur van een cel in een cellencomplex aan te brengen. Wat is de stand van zaken in dat onderzoek? Kan de minister aangeven wat zijn visie is op een uitvoering in de PI Vught, waarbij persoonsverwisselingen bij bezoek zo geweldig praktisch zijn opgelost? Een stempel die later met een black light te zien is, wordt aangebracht bij de gedetineerde die op bezoek gaat. Men wandelt naar buiten, het is meteen te zien, het is niet te vervalsen, het werkt perfect. Kan de minister daar nog iets over zeggen? Het is makkelijk, in zo'n inrichting met 700 gedetineerden, een grote bezoekzaal, waar men tempo wil maken omdat men iedereen het recht wil geven op bezoek. Heel handig, heel praktisch en helemaal geen administratie. En dan de pilot in Tilburg, waarbij het gebruik van foto's en vingerafdrukken is getest. Dat is heel positief verlopen. Die pilot is een goede zaak. De apparatuur om vingerafdrukken te controleren, zo merkt de minister op, is heel gebruiksvriendelijk. Wij hopen natuurlijk ook wel dat die erg fraudeproef is, want kijk bij de Albert Heijn: betalen met vingerafdrukken, fraude was easy. Hoe kunnen wij dat nu voorkomen? Waar gaat de voorkeur van de minister naar uit, naar de administratieve lasten, met name bij bezoeksmomenten of naar die briljante oplossing die zo'n PI Vught uiteindelijk heeft bedacht?

Bij de tbs'ers is er natuurlijk een controle bij de binnenkomst. Op een bepaald moment is er nog een keer een controle, maar niet bij het bezoek. Dat bevreemdt ons enigszins, want wij weten dat ook bij het tbs-bezoek vaak toezicht wordt gehouden door beveiligingsbedrijven. Zij kennen de gedetineerden, de verpleegden, niet. Wanneer het zo zou zijn dat iemand van persoon wisselt bij het bezoek, wordt de bezoeker natuurlijk herkend, alleen de bezoeker, lees de verpleegde, is de deur al uit. Kan daar niet beter op worden gelet tijdens het bezoek, zeker bij mensen met een zeer groot risico voor de samenleving?

Begrijpen wij goed dat de minister de suggestie heeft overgenomen om de hoofdbureaus niet meer uit te sluiten van de verplichting om de identiteit van de jongeren die zich bij die bureaus melden, te verifiëren? Zo ja, hoe komt dit precies tot uitdrukking in het wetsvoorstel en kan de minister daarover nog iets zeggen?

De heer Teeven (VVD):

Volgens mij meldt de minister dat de officier van justitie naar bevind van zaken zal moeten handelen bij het identificeren op de hoofdbureaus. Dit staat ergens op pagina 20 van de nota naar aanleiding van het verslag. Wat verstaat het CDA daaronder? U voert het probleem nu op en wij hebben het ook gesignaleerd. Wat verstaat u onder: naar bevind van zaken handelen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ook voor ons is het een beetje onduidelijk welke kant het opgaat. Daarom willen wij daar graag een reactie op.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De hoofddoelstelling van dit wetsvoorstel, namelijk een betrouwbare en zorgvuldige identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden, wordt door de PVV-fractie van harte onderschreven. Met dit wetsvoorstel wordt tegemoetgekomen aan een eerder door de PVV-fractie geuite wens, dat identiteitsfraude door criminelen jegens justitiële instanties zo veel mogelijk moet worden tegengegaan. Met de voorgestelde wettelijke regeling zal naar ons idee ook het aantal niet opzettelijke misslagen bij identiteitsvaststelling en -vastlegging in de strafrechtsketen kunnen verminderen. De opzettelijke identiteitsfraude in het strafrechtelijk bedrijf is ons een doorn in het oog en ik ben ervan overtuigd dat de voorgestelde maatregelen dat fenomeen in aanzienlijke mate zullen kunnen terugdringen. Of dit ook gebeurt, hangt natuurlijk af van de wijze waarop in de praktijk zal worden gewerkt. Gelukkig werd in de memorie van toelichting al geconstateerd dat een nauwkeurige en gestandaardiseerde werkwijze bij de identiteitsvaststelling van het grootste belang is. Invoering van biometrie op identiteitsdocumenten zal daaraan naar ons oordeel bijdragen.

Dat de minister heeft gekozen voor een projectmatige en gefaseerde invoering van deze wettelijke regeling lijkt mijn fractie op zich juist. Het is een groot project en het moet heel zorgvuldig en nauwkeurig tot stand worden gebracht in de realiteit. Ook de introductie van een identificatieplicht van verdachten, veroordeelden en getuigen jegens functionarissen in de strafrechtsketen komt tegemoet aan in de praktijk gevoelde behoeften.

In grote lijnen is mijn fractie dus zeer tevreden over dit wetsontwerp en wij zullen ons er achter kunnen opstellen. Ik zal mijn fractie in ieder geval adviseren om dat te doen. Dat neemt niet echter niet weg dat ik nog een paar vragen heb op onderdelen.

Kan de minister ons nadere informatie verschaffen omtrent de plannen over de legitimatieplicht voor personen in de leeftijdscategorie van 12 tot 14 jaar? Helaas raakt ook deze categorie maar al te vaak in de strafrechtsketen verzeild. Dezelfde vraag heb ik ook over 12-minners, maar die zal ik opzouten tot het overleg dat wij hopelijk binnenkort met de minister zullen hebben over de notitie Overlast door 12-minners: een stevige aanpak.

De volgende vraag gaat over het strafrechtsketennummer. Waarom is dat echt nodig naast het burgerservicenummer? Waarom kan het BSN niet in de strafrechtsketen worden gebruikt voor de identificatie van personen? Of, beter gezegd, waarom wil de minister dat niet? De uitleg daarover in de schriftelijke stukken vind ik niet erg helder. Kan de minister de noodzaak voor de keuze voor een apart strafrechtsketennummer nog wat overtuigender beargumenteren?

Hoe zal de identiteit van een veroordeelde worden vastgesteld op de locatie waar deze een taakstraf heeft uit te voeren? Er is de afgelopen jaren betrekkelijk veel publiciteit geweest over gevallen waarin criminelen die een werkstraf opgelegd hadden gekregen, die feitelijk door een andere persoon lieten uitvoeren. Uit de schriftelijke stukken heb ik opgemaakt dat wij in deze materie vooral zullen moeten vertrouwen op steekproefsgewijze controle. Mij lijkt dat een vrij licht controlemiddel. Hoe worden die steekproeven bepaald? Gebeurt dat naar willekeurige bevinding van een ambtenaar die op die dag de steekproefcontrole opgedragen krijgt of komt daar nog een weloverwogen door statistici bepaald systeem aan te pas? Ook de controle bij de toepassing van Halt-straffen is een punt van zorg. Ik zou graag zien dat de minister daarover wat meer helderheid geeft.

Met de voorgestelde regeling wordt geknoei met de identiteit om te verhinderen dat het recht zijn loop heeft moeilijker gemaakt. Het wordt moeilijk, maar waarschijnlijk niet onmogelijk. Wij hebben immers te maken met criminelen. Dat zijn lieden die per definitie erop uit zijn om hun verantwoordelijkheid uit hoofde van de wet te ontlopen, te ontgaan. Zij zullen dat ook als het moeilijk is gemaakt toch blijven proberen, zeker als er veel op het spel staat. Waarschijnlijk zal dat soms nog slagen ook. Kan de minister ons uitleggen welke strafbepalingen er straks kunnen worden ingeroepen en welke strafbedreigingen er zijn jegens lieden die ondanks alle aanscherpingen die dit wetsvoorstel met zich meebrengt toch nog, al dan niet met succes, proberen de boel te flessen voor wat betreft hun identiteit?

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat wanneer een straf wordt opgelegd, die ook wordt ondergaan door degene die is veroordeeld. Het vertrouwen in de rechtsstaat komt in het geding als blijkt dat daders hun straf ontlopen. Dat de urgentie hiervan bij de organisaties en medewerkers die betrokken zijn bij de strafrechtstoepassing tot nu toe heeft ontbroken, is zorgelijk. Waarom is dit punt niet eerder onderkend? Waarom wordt er nu pas actie ondernomen?

Met de invoering van het strafrechtsketennummer als een persoonsnummer voor de strafrechtsketen wordt beoogd dat gegevens beter worden uitgewisseld tussen verschillende organisaties in de strafrechtsketen. Daarnaast moest het strafrechtsketennummer helpen identiteitsfraude te bestrijden. De uitgangspunten van betere informatie-uitwisseling en bestrijding van identiteitsfraude onderschrijft mijn fractie. De vraag is of de noodzaak van de voorgestelde maatregelen voldoende is onderbouwd. Afgezien van enkele beschouwende opmerkingen, wordt door de minister niet ingegaan op de vragen die onder andere door de Nederlandse Orde van Advocaten en het College bescherming persoonsgegevens zijn opgeworpen omtrent de noodzaak van de voorgestelde maatregelen. In de memorie van toelichting wordt dat niet expliciet gedaan en in de nota naar aanleiding van het verslag ook niet.

De regering maakt er een punt van om in commentaar op initiatieven van bijvoorbeeld de Kamer altijd eerst te wijzen op de wenselijkheid van het verbeteren van de uitvoering van bestaande wetten en regels. Dat gebeurt bij dit wetsvoorstel niet. De gerechtvaardigde vraag is dan ook of met een beter en zorgvuldiger gebruik van al bestaande en voorgestelde wettelijke maatregelen niet hetzelfde resultaat kan worden behaald. Kan de minister ingaan op de vraag over de noodzaak die door meerdere partijen is opgeworpen en op de vraag of dit, gelet op al hetgeen er al bestaat, een belangrijke nieuwe maatregel is?

De vraag is aan de orde in hoeverre bij invoering van de voorgestelde maatregelen sprake zal zijn van praktische uitvoeringsproblemen. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak toont zich bezorgd op dit punt. Ik deel die zorg, omdat de combinatie van overheid en ICT in de praktijk geen gelukkige is gebleken. De minister heeft zelf ook gezegd dat dit soort projecten bij de overheid in veel gevallen wordt getroffen door vertragingen en budgetoverschrijdingen. Toch voorziet de minister geen bijzondere uitvoeringsproblemen. Wat bedoelt hij hiermee? Verwacht hij alleen de gebruikelijke vertragingen en budgetoverschrijdingen? Op welke bijzondere uitvoeringsproblemen doelt de minister?

Het door middel van een strafrechtsketennummer bij elkaar brengen van persoonsgegevens en het eenvoudig toegankelijk maken van de centraal opgeslagen gegevens maken ook de kans op oneigenlijk gebruik groter. Welke maatregelen gaat de minister nemen om te zorgen dat op ieder moment in de strafrechtsketen alleen de informatie geraadpleegd wordt waarvan kennisname op dat moment noodzakelijk en wettelijk toegestaan is? Informatie op maat is een mooi principe, maar de verleiding tot misbruik wordt wel erg groot bij eenvoudig toegankelijke, centraal geregistreerde informatie. De woordkeuze van de minister op dit punt geeft nog niet veel vertrouwen. De minister spreekt van "het zo goed mogelijk beveiligen van persoonsgegevens" en "een beveiligingsgraad op adequaat niveau". Wat betekent dit en wat gaat dat kosten? De minister zegt dat "voor zover de uitvoering ICT-voorzieningen meebrengt, dit geld gaat kosten". Dit is een open deur, maar de vraag is waarom dit nog niet duidelijk is. Mijn vraag aan de minister is of er extra ICT-voorzieningen nodig zijn en zo ja, wat die gaan kosten.

Volgens de minister is er geen reden om aan te nemen dat de praktijk zich in de toekomst zo zal ontwikkelen, dat er vingerafdrukken zullen worden afgenomen van een verdachte van een overtreding, of van een verdachte van een misdrijf, als er geen voorlopige hechtenis mogelijk is. Mocht dit wel zo zijn, dan moet dit volgens de minister blijken uit een audit die periodiek zal worden gehouden. Wanneer en met welke frequentie zal de minister deze audits gaan uitvoeren? Is de minister ook bereid om in te grijpen wanneer uit de rechtspraktijk dergelijke signalen wel komen?

Met verbazing heb ik kennisgenomen van de nota van wijziging inzake artikel 55c, tweede lid, die wij op 9 september 2008 ontvingen. De minister wil het wettelijk mogelijk maken om vingerafdrukken af te nemen en foto's te nemen van iedere verdachte van een misdrijf voor wie voorlopige hechtenis mogelijk is en die wordt verhoord, ook als die verdachte niet is aangehouden. Vervolgens kunnen die vingerafdrukken en foto's op grond van artikel 55c, vierde lid weer gebruikt worden voor opsporingsdoeleinden. De minister stelt in de toelichting dat het bij nader inzien van belang is dat met het oog op een deugdelijke vaststelling van een identiteit altijd een of meer foto's en vingerafdrukken worden genomen. Naar mijn mening schiet de minister hier door. Waar ligt nu de grens om iemand als verdachte aan te merken?

Ik schets het volgende scenario. De politie heeft iemand op het oog als verdachte van een misdrijf, maar er is geen bewijs, zodat de persoon niet kan worden aangehouden. De oplossing is om die persoon dan te verhoren als verdachte, diens vingerafdrukken en foto's te nemen en daar vervolgens mee te gaan rechercheren om bewijs tegen die persoon te verzamelen. Is dit een handelwijze die de minister nastreeft of toelaatbaar acht? Geldt dit onverkort ook voor minderjarigen? Is over deze voorgestelde wijziging advies gevraagd aan de Raad van State en bijvoorbeeld aan de Nederlandse Orde van Advocaten? Wordt hier niet de oorsprong van het wetsvoorstel verlaten, te weten het verbeteren van het vaststellen van de identiteit?

Ik blijf het met de minister oneens over het ontbreken van een differentiatie in de bewaartermijnen van gegevens van minderjarigen en meerderjarigen. Voor de minderjarigen die slechts eenmaal in de fout zijn gegaan en uit de daarop volgende bestraffing hun les hebben geleerd, zou er naar mijn mening afhankelijk van het delict een moment van herbeoordeling moeten komen, waarna vernietiging van vingerafdrukken, foto's en DNA-materiaal kan plaatsvinden. Het gaat hier om een nieuwe kans voor jongeren die hun lesje geleerd hebben en hun leven hebben gebeterd. Waarom verzet de minister zich zo halsstarrig tegen dit voorstel, nu hij de differentiatie zo breed doorvoert in dit wetsvoorstel? Foto's en vingerafdrukken moeten direct worden vernietigd nadat de beheerder van de strafrechtsketendatabank en de beheerder van HAVANK een kennisgeving van de Justitiële Informatiedienst hebben ontvangen. Bij de verplichte vernietiging van DNA-materiaal is in de praktijk een achterstand ontstaan. Hoe gaat de minister voorkomen dat deze situatie zich ook bij het vernietigen van vingerafdrukken en foto's gaat voordoen? Zijn de achterstanden bij het vernietigen van DNA-materiaal inmiddels opgelost?

Tot slot maak ik nog een enkele opmerking over de invoering van de wet. De minister kiest ervoor om het wetsvoorstel gefaseerd in te voeren. Dit betekent dat niet alle onderdelen tegelijk worden ingevoerd en dat de onderdelen die wel worden ingevoerd in verschillende delen van het land op verschillende tijdstippen worden ingevoerd. Hoe moet dit op elkaar gaan aansluiten? Dit lijkt een scenario voor verwarring en administratieve rampspoed. Wat betekent dit voor de rechtseenheid in Nederland? Zullen verdachten in verschillende regio's verschillend worden behandeld? Ik ben het met de minister en het College van procureurs-generaal eens dat het wetsvoorstel alleen kan slagen als alle partners in de strafrechtsketen overeenkomstig de systematiek van het wetsvoorstel werken. De vraag is dan ook wanneer dit voorstel volledig zal zijn geïmplementeerd en wat de planning is om daartoe te komen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is belangrijk dat de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen in de strafrechtsketen op een zorgvuldige manier wordt vastgesteld. De situatie dat mensen hun straf ontlopen door zich achter een andere identiteit te verschuilen, is op geen enkele manier goed te praten.

Een onjuiste registratie kan dergelijke, grote consequenties hebben. Dat is onwenselijk voor het verloop van het strafproces. Het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat krijgt een enorme dreun als wij horen dat veroordeelden er bijvoorbeeld in slagen om anderen hun straf te laten uitzitten. Het is dus belangrijk om echt te weten met wie wij te maken hebben. Nu zijn daarvoor al middelen beschikbaar, maar met dit wetsvoorstel wordt gestreefd naar een integrale en systematische benadering van het vaststellen van de identiteit van verdachten en veroordeelden.

De fractie van de ChristenUnie had nog wel enkele vragen, waarvan de meeste in de nota naar aanleiding van het verslag afdoende beantwoord zijn. Op twee punten wil ik de minister om een nadere toelichting vragen. De ChristenUnie-fractie had vragen met betrekking tot de duur van de termijn waarop vingerafdrukken, foto's et cetera worden verwijderd als de betrokkene niet verder wordt vervolgd en als de zaak tegen hem geëindigd is of als hij is vrijgesproken. In de op te stellen algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld dat de foto's en vingerafdrukken meteen zullen worden vernietigd nadat de beheerder van de strafrechtsketendatabank en van HAVANK een kennisgeving van de Justitiële Informatiedienst hebben ontvangen tot het vernietigen. Wat betekent dit nu precies? De fractie van de ChristenUnie gaat ervan uit dat daarmee wordt beoogd, deze gegevens zo spoedig mogelijk te verwijderen. Kan de minister dit bevestigen? Hoe is de ervaring hiermee met betrekking tot de DNA-profielen, naar analogie waarvan de regeling zal worden vormgegeven?

Het is belangrijk dat technologische mogelijkheden worden ontwikkeld om de voorgestelde wettelijke maatregelen in de praktijk ook daadwerkelijk meerwaarde te geven. Er moet dus nogal wat gebeuren. Informatiesystemen moeten worden aangepast, de procedures moeten worden beschreven, er moet opleidingsmateriaal worden ontwikkeld en apparatuur worden aangeschaft. De minister stelt dan ook dat er een omvangrijk implementatietraject in gang is gezet, dat ertoe moet leiden dat er technische mogelijkheden binnen enige jaren gerealiseerd zullen zijn. Bij een gefaseerde inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal met het tempo van de introductie van de technische mogelijkheden rekening worden gehouden. Kan de minister dit implementatietraject nader schetsen? Bij de DNA-test ontstonden situaties dat er verschillende systemen van opslag ontstonden. Er was ook een verschil in hoeveelheid gegevens die per systeem werden opgeslagen. Dat betekent nu weer heel veel werk om tot één systeem te komen. Kan de minister garanderen dat zo'n situatie nu niet gaat ontstaan, dat wij op zijn minst telkens voortbouwen met hetzelfde systeem? Hoe ziet de minister het aparte HAVANK voor de vingerafdrukken? Gaat dat in de toekomst niet ook schuren met een goede aansluiting op de strafrechtsketendatabank?

Vandaag kregen wij nog een brief vanuit de MOgroep jeugdzorg, die zich zorgen maakt over de identiteitsvaststelling in de jeugdzorg in het kader van de jeugdreclassering. Het zou de vertrouwensrelatie onder druk zetten. Kan de minister hierop reageren? Hoe ziet de procedure er precies uit in de jeugdzorg? Hoe omvangrijk is deze? Wellicht kan hij enige zorgen wegnemen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. De VVD is zeer tevreden met het gedegen pakket maatregelen ter vaststelling en verificatie van de verdachte, de veroordeelde en de getuige binnen de strafrechtsketen. Het voorliggende wetsvoorstel is een noodzakelijke reactie op de vaststelling dat meerdere personen op basis van een onjuiste identiteit bekend waren binnen verschillende stadia van de strafrechtsketen. Uit een steekproef bleek het al snel te gaan om zo'n 200 gevallen. Op dit moment wordt volgens ons nog uitgezocht welk deel van die 200 personen identiteitsfraude heeft gepleegd of zelfs een gevangenisstraf voor een ander aan het uitzitten was.

Het moet niet mogelijk zijn dat een groot aantal personen een onjuiste identiteit opgeeft in de strafrechtsketen. De VVD is hierin heel duidelijk. Misdaad mag niet lonen en het mag zeker niet lonen, de strafrechtelijke consequenties voor strafbare daden van iemand anders over te nemen. Gelukkig constateert onze fractie vandaag dat het ook de minister ernst is, gelet op het voorliggende voorstel. Wij zijn tevreden over de voortvarende aanpak daarin. Wij hopen van harte dat de implementatie van de voornemens en maatregelen ook daadwerkelijk in 2010 zal zijn afgerond.

Wij hebben net als andere fracties al veel schriftelijke vragen gesteld. Wij danken de minister voor zijn beantwoording. Wij willen echter nog twee zaken voorleggen ter verduidelijking. Ook hebben wij nog zeven vragen.

Allereerst hebben wij een vraag over de haalbaarheid van het voornemen om volledige implementatie van het voorstel te realiseren in 2010. Ik verwijs naar pagina 30 van de nota naar aanleiding van het verslag. Kan de minister toelichten wat de gevolgen van het kort geding inzake de aanbesteding van de nieuwbouw van HAVANK zijn? Het kort geding is inmiddels afgerond. Is er kans op nog meer vertraging van de implementatie van voorliggend voorstel?

De VVD vraagt zich ook af of de minister nader inzicht kan geven in de consequenties die zijn verbonden aan de vaststelling van de onjuiste identiteit. Hoeveel onderzoeken en strafzaken zijn naar aanleiding van de 200 gevallen van onjuiste identiteit in gang gezet? Zijn dit de 46 gevallen die naar het OM zijn doorverwezen? Hoe is gehandeld in de overige 154 gevallen? Om hoeveel persoonsverwisselingen is het gegaan? Om hoeveel gevallen van identiteitsfraude gaat het tot op heden? Ik verwijs hierbij naar pagina 7 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Voorts heb ik nog een aantal vragen over de inhoud en uitwerking van de verschillende aspecten van het wetsvoorstel. Wij onderschrijven de keuze van de minister voor het hanteren van het SKN en het BSN. Beide nummers hebben een verschillend doel en verschillende gebruikers. Het SKN zal het huidige VIP-nummer vervangen. Gelet op de lange implementatietermijn vraagt onze fractie zich af hoe lang het VIP nog naast het SKN zal blijven bestaan. Zal er periodiek een opschoning plaatsvinden of wordt een eenmalige transformatie verwacht binnen het bedrijfsprocessensysteem? Wij maken ons ook enige zorgen over de wijze waarop de overlap kan worden voorkomen. Wij willen graag een toelichting op het naast elkaar bestaan van beide systemen.

Wij zijn het ook zeer eens met de mogelijkheid om de vingerafdrukken die zijn genomen ter identificatie, te gebruiken voor opsporingsdoeleinden, zoals de vergelijking met andere afdrukken in HAVANK of op de PD. Hier is blijkens de nota geen afzonderlijk besluit voor nodig. In de nota staat dat dit kan plaatsvinden indien dit vanuit strafrechtelijk oogpunt nodig is. Wij hebben al eerder gevraagd om een nadere toelichting op de gevolgen voor de praktijk. Wie mag dit feitelijk doen en is de minister met de VVD van mening dat in ieder geval de vergelijking met HAVANK altijd standaard plaats moet hebben? Ik verwijs hierbij naar pagina 14 van de nota.

Vervolgens speelt naar ons oordeel nog het punt van verificatie door functionarissen. Wij hebben al aangegeven te begrijpen dat de verificatieplicht die verricht moet worden door de ambtenaar met behulp van de vingerafdruk, niet geldt tegenover reclassering of Raad voor de Kinderbescherming. Toch is het nog niet geheel duidelijk wat er moet gebeuren als een justitiabele weigert om zich te identificeren. In de nota staat dat dan het principe dient te zijn dat getracht wordt alsnog de zaak tot een goed einde te brengen. Daartoe zal de juiste verdachte, veroordeelde, gevonden moeten worden. Daar zijn wij het hartgrondig mee eens, maar wij vinden ook dat altijd een reactie dient te volgen op het feit dat iemand zich voordeed als justiabele. Is de minister dit met de VVD eens?

De minister geeft aan dat ten aanzien van een jongere die weigert zich te identificeren bij bijvoorbeeld Halt of in het kader van de uitvoering van een taakstraf een melding aan de officier zal worden gedaan van het niet met goed gevolg uitvoeren van de taakstraf. Vervolgens zal de officier naar bevind van zaken moeten handelen, aldus pagina 20 van de nota. Kan de minister aangeven wat hij precies verstaat onder "naar bevind van zaken"? De VVD-fractie acht het onwenselijk dat de jeugdige een herkansing krijgt voor het uitvoeren van de taakstraf als hij moedwillig weigert, zijn identiteit aan te tonen. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Onze fractie zou zich kunnen voorstellen dat zo iemand gewoon de gevangenisstraf, c.q. de vervangende hechtenis moet ondergaan.

Wat betreft de bewaartermijnen kan de VVD-fractie zich vinden in de toelichting in de nota op de keuze voor eenzelfde behandeling en toepassing van het SKN voor jeugdigen en volwassenen. Wij hebben daarover nog wel een praktische vraag. Het kan voorkomen dat iemand een SKN krijgt vanwege een verdenking van een strafbaar feit. Hierbij worden dan een foto en vingerafdrukken gevoegd ter verificatie in eventuele latere stadia in de strafrechtsketen. Op een gegeven moment worden alle gegevens bij het SKN, de foto, de vingerafdruk, gewist vanwege bijvoorbeeld een sepot. Andere sprekers hebben daarover al gesproken. Een jaar later komt zo'n persoon in aanraking met de politie en geeft vervolgens naam X op. Na controle blijkt dan dat deze persoon een verder leeg SKN heeft. Hoe kan vervolgens zonder die oude foto en vingerafdrukken de identiteit juist worden vastgesteld? Kortom: hoe voorkom je onjuiste overschrijvingen van het SKN of een dubbel SKN voor dezelfde persoon? Ik verwijs naar pagina 27 van de nota.

De heer De Wit van de SP-fractie heeft een aantal vragen opgeworpen rondom het budget. Wij hebben nog een vraag over de financiële consequenties. Ik verwijs naar pagina 28 en verder. Voor de uitvoering en implementatie van het voorstel is een bedrag van 38 mln. geraamd voor de periode 2009 tot 2012. In de nota wordt vervolgens gesproken over twee projecten: HAVANK en Biometrie bij DJI. Voor het invoeren van een Basisvoorziening Biometrie bij DJI is 31 mln. geraamd voor de periode 2007 tot 2013. Kan de minister inzichtelijk maken of de kosten voor Basisvoorziening Biometrie bij DJI overlap vertonen met de kosten voor implementatie van het voorliggende voorstel? Zo ja, hoe groot is die overlap en wat zijn de kosten, opgesplitst in de implementatie van dit voorstel voor Biometrie bij DJI en HAVANK? HAVANK speelt een rol bij de begroting van BZK.

Tot slot vragen wij de minister, nader in te gaan op de bedoeling dat in strafvordering een wettelijke grondslag wordt gecreëerd op basis waarvan DNA uit de databank voor strafzaken kan worden vergeleken met DNA uit de databank voor vermiste personen en met de vingerafdrukken uit HAVANK. Kan de minister dit voornemen nader toelichten? Op welke termijn kan de Kamer hierover een wetsvoorstel verwachten?

Onze fractie zal dit wetsvoorstel met plezier ondersteunen.

De heer Heerts (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie is het eens met de doelstelling dat identiteitsfraude in de strafrechtsketen dient te worden voorkomen. Wel staan wij kritisch ten opzichte van een aantal aangekondigde maatregelen. Wij staan daarin niet alleen, zoals blijkt uit de commentaren van het College bescherming persoonsgegevens en van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. In de uitgebreide schriftelijke vragenronde hebben wij daarover de nodige vragen gesteld. Toch is die noodzaak nog niet geheel duidelijk geworden. Uiteraard zijn wij ook tegen identiteitsfraude in de strafrechtsketen. Ons is echter niet duidelijk geworden hoe groot het probleem is en of de voorgestelde maatregelen wel in verhouding staan tot de omvang van het probleem. De proportionaliteit van het wetsvoorstel is wat ons betreft aan de orde.

In de schriftelijke ronde is dit ook niet helemaal duidelijk geworden. De minister erkent dat er cijfers zijn over fouten bij identiteitsvaststelling en komt niet veel verder dan dat iedereen het wel een probleem vindt en dat het probleem pas echt duidelijk kan worden als wij de identiteitsvaststelling volgens de lijnen van het wetsvoorstel hebben geregeld. Dat de omvang van het probleem onduidelijk blijft, blijkt onder andere uit een antwoord op een vraag van de PvdA-fractie. In maart 2008 zijn van de 10.000 gedetineerden van wie vingerafdrukken zijn afgenomen, 200 dossiers nader onderzocht, omdat er misverstanden waren over de identiteit. Het is niet eens duidelijk of het hierbij om identiteitsfraude gaat dan wel om persoonsverwisseling door iemand anders. Van de 23.000 in de databank voor strafzaken opgenomen DNA-profielen waren er slechts negen profielen waarbij er mogelijk sprake was van identiteitsfraude. Ieder geval van fraude is natuurlijk een te veel. Maar wordt hiermee werkelijk gerechtvaardigd dat wij een heel nieuw systeem optuigen met vingerafdrukken en strafrechtsketennummer, naast het burgerservicenummer en dergelijke? Ik sluit mij ook aan bij de al gestelde vraag: waarom moet dat nu precies naast het BSN?

Een citaat uit de nota naar aanleiding van het verslag: "De insteek van dit wetsvoorstel is om, gelet op dit alles, niet te wachten tot het fenomeen identiteitsfraude in de strafrechtsketen als een vloedgolf over ons heen gekomen is, maar tijdig maatregelen te treffen om te voorkomen dat het een groot probleem wordt." Dat is wellicht de zaak omdraaien. Wil de minister hier nog eens op ingaan?

De proportionaliteit, of het ontbreken daarvan, is voor de PvdA-fractie vooral aan de orde bij het afnemen van vingerafdrukken en het fotograferen van kinderen. Ook kinderen die een relatief klein vergrijp, dat weliswaar formeel voorlopige hechtenis mogelijk maakt maar waarvoor achteraf een Halt-afdoening genoeg kan blijken te zijn, hebben gepleegd, moeten vingerafdrukken afgeven. Lopen wij niet het risico dat wij op voorhand kinderen die kattenkwaad uithalen, criminelen maken? Waarom wordt bij hen niet vastgehouden aan de regel dat alleen in het belang van het onderzoek vingerafdrukken of foto's aan de orde zijn? Als in de praktijk het criterium "belang van het onderzoek" nu ook al bij kinderen zo ver is opgerekt dat vingerafdrukken altijd worden afgenomen, dan moeten wij eerder naar die praktijk kijken dan dat wij deze bij wet gaan regelen. Dit geldt temeer omdat de minister zelf, op blz. 16 van de nota naar aanleiding van het verslag, moet toegeven dat hij niet weet "bij hoeveel minderjarigen in het verleden twijfel is gerezen over hun identiteit". Waarom vragen wij bij een kind niet pas om vingerafdrukken als er twijfel bestaat over zijn of haar identiteit? In dat verband haakt de PvdA-fractie ook aan bij de recente kritiek van de MOgroep over de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de Jeugdreclassering, onderdeel van Bureau Jeugdzorg – de Jeugdreclassering zou de vingerafdrukken moeten afnemen – nog afgezien van het feit dat mijn fractie het ook vreemd vindt dat niet met de Bureaus Jeugdzorg over de uitwerking van dit wetsvoorstel is gesproken. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Als wij dit allemaal al zouden willen, dan heeft mijn fractie nog steeds vragen bij het bewaren van gegevens van personen die niet langer als verdachte worden beschouwd. Ik ben gedeeltelijk tevreden over het antwoord van de minister dat zal worden geregeld dat vingerafdrukken en foto's van jongeren die er met een Halt-afdoening van af zijn gekomen, worden vernietigd. Waarom regelen wij dat echter niet voor alle minderjarigen die hun straf hebben uitgezeten? Laat kinderen in ieder geval met een schone lei opnieuw beginnen.

Het huidige VIP-nummer wordt vervangen door het SKN. Daar waar het VIP-nummer wordt vernietigd zodra de laatste verwijzing bij een veroordeelde, blijft het SKN echter bestaan. Dat geldt ook voor jongeren die een Halt-afdoening hebben gehad. Een van de functies van het strafrechtsketennummer is dat een justitiabele, indien hij of zij opnieuw een strafbaar feit pleegt en daarvoor wordt vervolgd, herkend kan worden en dat aldus rekening kan worden gehouden met reeds over hem of haar bekende relevante gegevens, zo staat op blz. 22 van de nota naar aanleiding van het verslag. De PvdA-fractie blijft van mening dat het hebben een SKN zeker voor jongeren onnodig stigmatiserend kan werken. Kan de minister daarop ingaan?

Kan de minister ook nog eens ingaan op het systeem van de huidige bewaartermijnen? In de memorie van toelichting schrijft hij namelijk "dat de systematiek van de bewaartermijnen niet eenduidig is en soms ook ingewikkeld is". In de nota van wijziging van 9 september 2008 – de heer De Wit sprak daar ook over – staat dat het strafrechtsketennummer wordt gehandhaafd, ook als je wel verdachte bent maar niet aangehouden bent en vervolgens later blijkt dat je ook geheel ten onrechte als verdachte bent aangemerkt. Kan hij dat nog eens klip en klaar uitleggen?

Op blz. 61 van de memorie van toelichting wordt aangehaald dat een omstandigheid waaronder je ten onrechte als verdachte kan worden aangemerkt – het zogenaamde sepot 01 – betekent dat als je echt ten onrechte als verdachte bent aangemerkt, je dan ook niet in het SKN-systeem blijvend moeten kunnen worden opgenomen. Kan de minister daar nog eens concreet op ingaan?

De heer Teeven (VVD):

Wat is voor zo'n jeugdige nu het stigmatiserende karakter van een strafrechtsketennummer? Ik kan me voorstellen dat het stigmatiserend is als het documentatieregister van zo'n jeugdige in de openbaarheid komt, maar wat is nu het stigmatiserende van een nummer?

De heer Heerts (PvdA):

Een nummer op zich is niet stigmatiserend, maar wel als het gerelateerd is aan een strafrechtdatabank waarin je bent opgeslagen. Het lijkt ons psychologisch niet gewenst om op de een of andere manier in een databank van Justitie te zitten als je 18, 19 of 20 bent en een gezonde nieuwe start wilt maken.

De heer Teeven (VVD):

Mensen zitten nu ook op naam in een databank, dat is mijn punt. Op dit moment zitten mensen op naam en geboortedatum in diezelfde databank. Zij krijgen dan alleen een nummer. Dan zijn zij wat beter te identificeren en kan meneer Jansen zich niet uitgeven voor Pietersen. Dat vindt de heer Heerts ook goed, dat zag ik aan de vragen die zijn fractie stelt. Ik zie dus niet in wat het stigmatiserende is van dat nummer. Ik zag het al niet in toen de heer De Wit erover begon en ik zie het nog steeds niet.

De heer Heerts (PvdA):

Ik vrees dat de heer Teeven het ook niet gaat zien, gelet op zijn grote enthousiasme bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Dat is nu voldoende uitgesproken. Wij maken toch een aantal kritische opmerkingen. Er komen steeds meer mensen in banken, of het nu de DNA-databank is of een andere bank. Ik heb het over het gemak waarmee je nu in zo'n bank kunt worden opgenomen en waarmee vingerafdrukken en foto's worden genomen. Wat gebeurt er als wij de drempel steeds lager maken en iemand onterecht als verdachte wordt aangemerkt? Een steen door de ruit is een vernieling en een slag in het gezicht is een potentiële mishandeling, maar als kinderen daarvoor hun straf hebben uitgezeten, haal ze dan uit die databank.

De heer Teeven (VVD):

Ik kan mij dat van een DNA-bank en een vingerafdrukkenbank nog een beetje voorstellen. Wij maken ons ook wel eens zorgen over de waarborgen die daaraan verbonden zijn. Ik zie echter echt geen kwaad in het nummer. Je bent van de persoonsverwisseling af. Je hebt van de eerste arrestatie tot het uitzitten van de straf één mooi persoonsnummer en persoonsverwisselingen zijn bijna uitgesloten. Ja, als ik er nog eens op terugkijk zie ik eigenlijk alleen maar voordelen.

De heer Heerts (PvdA):

De heer Teeven mag dat vinden en ik ben dat ook niet direct met hem oneens. Het gaat ons om de bewaartermijnen, waarin je het nummer bewaart. Wij zijn het snel eens over de juistheid van het nummer en de juistheid van het nummer op de persoon. Het gaat ons echter vooral ook om het psychologische effect van het geregistreerd staan in een databank van Justitie. Wij willen niet dat je daar te lang in staat, ook niet met een onterecht nummer dat op zichzelf niet zoveel kwaad kan. De heer Teeven schudt "nee", maar hier laat ik het bij.

De vergadering wordt van 21.12 uur tot 21.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij hebben gezien hoe de minister zich heeft voorbereid. Het was een mooi gezicht: werk in uitvoering. Ik geef nu het woord aan de minister van Justitie.

Minister Hirsch Ballin:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik hoop dat uw woorden ter inleiding van mijn antwoord de Handelingen bereiken.

De voorzitter:

Ik ben bang dat dat het geval zal zijn.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Het is goed dat wij vandaag over het voorstel voor de Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen spreken. Dit voorstel vloeit voort uit maatregelen die ik in december 2006 hier heb mogen aankondigen. Wij kwamen toen situaties tegen waarin geknoeid werd met de identiteit van mensen die zich door de strafrechtsketen bewogen. Het kwam namelijk voor dat niet degenen werd ingesloten die ingesloten had moeten worden en dat ook het omgekeerde voorkwam. Ik heb toen dus een aantal maatregelen aangekondigd. Er is sindsdien op het ministerie van Justitie hard gewerkt aan een voorstel en er is een doordacht systeem ontwikkeld. Dat systeem omvat uiteraard ook allerlei technologische voorzieningen. Onlangs is mij het gebruik daarvan in een van onze penitentiaire inrichtingen gedemonstreerd. In technologisch, praktisch, organisatorisch en juridisch opzicht is zeer consciëntieus en degelijk werk geleverd. Ik ben dan ook blij dat het wetsvoorstel dat de grondslag biedt voor de toepassing van wat is ontwikkeld, vanavond door uw Kamer wordt behandeld.

Uiteraard ben ik ook blij dat alle sprekers de wenselijkheid en de noodzaak van het verruimen van de wettelijke mogelijkheden hebben onderschreven en dat dit voorstel alom wordt gezien als een adequaat antwoord op de problemen die wij in december 2006 tegenkwamen. Dat was kort na mijn aantreden en in de laatste fase van het derde kabinet-Balkenende. Nu krijgt de wetgeving dus gestalte en gaan wij effectief wat doen met de praktische, organisatorische en technologische voorzieningen die daartoe zijn getroffen. Onlangs is nog met een rapport van de Nationale ombudsman aangegeven hoezeer het van belang is dat wij op dit punt een veel hogere graad van betrouwbaarheid van onze systemen realiseren.

De strafrechtsketen is bij uitstek een keten die gevoelig is voor identiteitsfraude. Fouten kunnen trouwens niet alleen ontstaan door bewuste misleiding, maar ook door andere oorzaken. Ik heb die met de memorie van toelichting beschreven. Deze situatie maakte het nodig om te komen tot een aanpak die ik zojuist op hoofdlijnen omschreef. Het wetsvoorstel omvat een verruiming van de identificatieplicht, een verruiming van de mogelijkheid van afname en gebruik van foto's en vingerafdrukken en een regeling inzake de leeftijden waarvoor dit geldt zonder onderscheid tussen minderjarigen en meerderjarigen. Over de leeftijdsgrens kom ik straks te spreken. Verder omvat het wetsvoorstel bepalingen omtrent de bevoegdheden en de verplichtingen, het toekennen van een strafrechtsketennummer: het SKN, de oprichting van een strafrechtsketenbank onder beheer van Justitie en de aanwijzing van de minister als ID-autoriteit voor de door hem te beheren databank.

Uiteraard hebben wij deze regeling in samenspraak met onze partners ontwikkeld en dat vereiste een intensieve samenwerking. Het wetsvoorstel is er en het ontwerp van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden is in een vergevorderd stadium van voorbereiding en behandeling, zodat het met de aanvaarding van het wetsvoorstel in deze Kamer en straks door de Eerste Kamer in werking zou kunnen treden.

Voordat ik de andere vragen in volgorde waarin zij zijn gesteld beantwoord, begin ik met een reactie op de opmerking van de heer De Wit over de noodzaak en de onderbouwing. Ik heb al iets gezegd over datgene wat ik in 2006, mede naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de heer De Wit, de Kamer heb toegezegd. Dat was voorafgegaan door eerdere incidenten. Het was dus echt van belang dat wij op dit punt goed en doordacht beleid zouden ontwikkelen. De noodzaak is daarin gelegen dat gebleken is dat de strafrechtsketen gevoelig is voor fraude, voor knoeien met de identiteit. De legitimatie is daarin gelegen dat wij met een aantal voor de betrokkene eenvoudige handelingen kunnen komen tot een betrouwbaar voortbouwen op de vastgestelde identiteit. Dat gebeurt met apparatuur die het mogelijk maakt om bij het binnenkomen en verlaten van de inrichting en in andere situaties vast te stellen of degene die daar passeert, degene is die daar mag of moet passeren. De wetgeving hangt vanzelfsprekend samen met andere aspecten van het oplossen van deze problematiek.

Ik twijfel er niet over dat deze maatregelen in een goede verhouding staan tot het gebleken probleem. Het is eenvoudigweg niet aanvaardbaar als bij zoiets belangrijks als bijvoorbeeld de tenuitvoerlegging van een door de rechter uitgesproken straf niet vaststaat dat degene die de straf ondergaat, degene is die bestraft moet worden. De inrichting van het systeem maakt het ook mogelijk om tot grotere betrouwbaarheid te komen bij de poort van onze justitiële inrichtingen, zowel als de deuren naar binnen opengaan als wanneer ze naar buiten opengaan. Gebruikmakend van foto's, vingerafdrukken en een daaraan gekoppelde vaststelling van de identiteit gebeurt dat ook.

Mevrouw Van Toorenburg heeft een vraag gesteld over de mogelijkheid om nog andere nummers te gebruiken in de strafrechtspleging. Zou dat niet tot verwarring kunnen leiden? Dat zou niet goed zijn, maar die verwarring wordt uitgesloten doordat alle eventueel verder te hanteren nummers worden gekoppeld aan het SKN. Het SKN is leidend bij de toepassing van numerieke gegevens.

De identificerende persoonsgegevens van een verdachte of veroordeelde worden minder lang bewaard als het gaat om een lichter misdrijf en langer als het gaat om een verdenking of veroordeling wegens een zwaarder misdrijf. Het is een gebruikelijke benadering in onze wetgeving. In geval van verdenking van of veroordeling voor een misdrijf waarop een gevangenisstraf van minder dan zes jaar staat, wordt voorgesteld de termijn op twintig jaar te stellen. Als het om meer gaat, wordt de termijn op dertig jaar gesteld.

Wat zijn de verwachte jaarlijkse ICT-kosten van onderhoud en beveiliging? De voorloper van de strafrechtsketenbank is de Verwijsindex Personen. De kosten van het onderhoud en de beveiliging daarvan bedragen voor 2008 2,3 mln. De kosten van beheer en beveiliging van het nieuwe systeem zullen naar verwachting niet sterk toenemen. Binnen de begroting van het totale project is ook voorzien in de kosten voor het beheer van deze ketenvoorzieningen. Daarbij is ook rekening gehouden met een intensiever gebruik, dat natuurlijk wel enige stijging van kosten met zich meebrengt, maar ook voordelen voor de praktische werkwijze heeft. Bij de justitiële inrichtingen is het aanzienlijk gemakkelijker de identiteit van degene die de poorten passeert vast te stellen. Dat staat dan weer tegenover de extra kosten.

Voor de invoering van het wetsvoorstel binnen de strafrechtsketen wordt een aantal nieuwe elementen van software en hardware in gebruik genomen. Daarvoor is een begroting opgesteld. De kosten passen binnen het totale budget van 69 mln. Daarnaast heeft het ministerie van BZK geld op de begroting staan voor de aanpassing van HAVANK en de invoering van de wet bij de politie.

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd waarom er geen SKN aan getuigen wordt gegeven. Dat hangt samen met de afbakening van de strafrechtsketenbank. Het gaat alleen om verdachten en veroordeelden. Strafzaken en de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel betreffen een verdachte of veroordeelde, niet de getuige. Daarom is geen SKN nodig voor de getuige. Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag opgemerkt dat in de regel in het dossier een foto van de verdachte zit; in de regel dus. Mevrouw Van Toorenburg vroeg in welke gevallen dit niet gebeurt. Als er een foto is gemaakt, zit die in het dossier en hoort die bij het dossier. Men zal in ieder geval een foto van de verdachte moeten aantreffen als er een verdenking is van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is of als er twijfel is over de identiteit van een verdachte.

De verificatie van de identiteit van een verdachte die bij de rechter verschijnt, gaat als volgt: de rechter vraagt de verdachte naar zijn personalia en bekijkt de foto in het dossier. Als de rechter twijfelt, beveelt de rechter een nadere verificatie. Daarmee is de parketpolitie belast en er wordt gebruik gemaakt van de vingerafdrukken als die aanwezig zijn.

Mevrouw Van Toorenburg heeft verder de mogelijkheid ter sprake gebracht dat foto's van de verdachte op de deuren van de cellen in het cellencomplex worden aangebracht. Het onderzoek daarnaar loopt nog. In overleg met de politie en de rechterlijke macht worden de toegevoegde waarde en de mogelijkheid van een algemene regel van deze strekking onderzocht.

Mevrouw Van Toorenburg bracht de proef die in de penitentiaire inrichting in Vught is gehouden ter sprake. Daarbij werd persoonsverwisseling bij bezoek heel praktisch voorkomen door een stempel op de gedetineerde zelf te plaatsen en na afloop van het bezoek weer te controleren. Deze stempel is alleen met blacklight te zien. Zij bracht ook de pilot in Tilburg ter sprake waarbij gebruik wordt gemaakt van foto's en vingerafdrukken. Zij vroeg zich af of dit fraudeproof is. Het wetsvoorstel schrijft ten aanzien van de penitentiaire inrichtingen een verificatie met behulp van vingerafdrukken voor. In de hele strafrechtsketen is ervoor gekozen om met een verificatiemethode met vingerafdrukken te werken, dus niet met stempels. Een stempel op het lichaam van de gedetineerde kan geen uitsluitsel geven over wie de gedetineerde is en bij vingerafdrukken kan dat wel. Bij het opleggen van de vinger op de scanner wordt de foto van de gedetineerde getoond en wordt direct gecontroleerd of het de juiste gedetineerde is. Het gaat tenslotte niet om zomaar een gedetineerde, maar juist om deze gedetineerde die erin of – bij verlof of het einde van de detentie – eruit gelaten moet worden. Dat geeft zekerheid aan de ambtenaar die de verificatie uitvoert. Daarbij controleert hij ook of er niet gefraudeerd is met de vingertoppen door daar iets op te plakken.

Mevrouw van Toorenburg vroeg zich af of extra controle op de identiteit bij opname in een tbs-kliniek of psychiatrische inrichting nodig is. Wij kunnen hier vertrouwen op de professionaliteit van de behandelaar. Gelet op de aard van de opneming in een tbs-kliniek of psychiatrisch ziekenhuis, denk ik dat daar niet dezelfde risico's van identiteitsfraude bestaan als in de penitentiaire inrichtingen. Vandaar dat wij op dit moment tot deze conclusie zijn gekomen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat er verwarring is over waar wij op doelen. Wij willen dat met name naar die kwetsbare bezoekmomenten wordt gekeken. In de gevangenis gaat een gedetineerde eerst door de scan en dan naar zijn bezoek. Op de terugweg laat hij die scan weer doen en weten wij wie het is. In een tbs-kliniek lopen wij hetzelfde risico van verwisseling. Wij snappen dat, als iemand op een afdeling komt, het personeel direct door heeft dat hij niet degene is die was ingesloten. Degene die ingesloten was is echter al naar buiten! Daar zit het pijnpunt. Daarom vragen wij om specifiek te kijken naar die bijzonder zware categorie, met name op de longstay. Het is vergelijkbaar met mensen die een lange gevangenisstraf hebben. Kijk naar de kwetsbaarheden van bezoek. Wij snappen niet waarom je daar geen goede controle zou moeten hebben op het in- en uitgaan van de verpleegden, net als bij gedetineerden.

Minister Hirsch Ballin:

Ik begrijp het punt van mevrouw Van Toorenburg. Het is een waarneming uit de praktijk, die zij goed kent. Ik zal dit nog eens bezien. De wettelijke mogelijkheden zijn ervoor: de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen is ook meegenomen in het wetsvoorstel. Wij kunnen dit punt dus nog nader bezien.

Ik kom te spreken over de Halt-jongeren. Nu wordt op het moment dat jongeren worden aangehouden de identiteit door de opsporingsambtenaar vastgesteld overeenkomstig het wetsvoorstel. Maar als zij een Halt-traject volgen, wordt de identiteit door de Halt-bureaus niet verder gecontroleerd met vingerafdrukken en identiteitsbewijzen. Met de keuze om de Halt-bureaus uit te sluiten van de verplichting om te verifiëren, heb ik niet tot uitdrukking willen brengen dat ik het niet van belang acht dat de identiteit in deze situaties wordt gecontroleerd. Integendeel, wij moeten daar natuurlijk ook weten wie wij voor ons hebben. De gedachte is dat de controle via vingerafdrukken wel wat zwaar aandoet en overkomt. Het is tenslotte juist de bedoeling om de afdoening buitenjustitieel te doen plaatsvinden. Vandaar dat wij vooralsnog geen reden zien om hier dezelfde apparatuur in stelling te brengen als bij de justitiële inrichtingen.

De heer De Wit heeft gevraagd naar de beveiliging van de gegevens. Hij heeft terecht opgemerkt dat het in de strafrechtsketen om gevoelige informatie gaat. In artikel 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens is er een regeling getroffen ten aanzien van de verplichting om technische en organisatorische voorzieningen te treffen. De beveiligingsgraad moet ook op een adequaat niveau worden ingesteld. Ook dat vloeit voort uit de norm van artikel 13 van de Wbp. Voor alles wat hierbij aan de orde is, waaronder de beveiligde netwerken, de encryptie van berichten, de screening van personeel en de autorisatie, rust die verplichting dus op de minister van Justitie. Daar is geen twijfel over. Voor zover nodig bevestig ik dat graag naar aanleiding van de opmerkingen van de heer De Wit. Wij zullen het ook met de gebruikelijke audits verifiëren.

De heer De Roon heeft vragen gesteld over de legitimatie van 12- tot 14-jarigen. De huidige leeftijdsgrens voor de ID-plicht is 14 jaar en die grens geldt ook voor jeugdigen op wie een verdenking van een strafbaar feit rust. De politie kan van jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar dus niet vorderen dat zij een legitimatiebewijs tonen. Dat is indertijd zo bepaald bij de invoering van de wetgeving. Dit wetsvoorstel is in ieder geval niet het goede kader om op dit punt een wijziging aan te brengen. Dat zou een bredere en meer omvattende discussie vereisen. Vandaar dat wij daar de grens hebben getrokken, waarbij ik aanteken dat in ieder geval vanaf 14 jaar het praktische belang van deze regeling ook zeer veel manifester aanwezig is.

Verder heeft de heer De Roon gevraagd welke strafbepaling tegen fraude in stelling kan worden gebracht. Er is geen algemene strafbepaling voor fraude, daar heeft de heer De Roon gelijk in. Ik zal er verder over nadenken of het niet wenselijk is om een algemene strafbepaling op dit punt in het leven te roepen. Ik sluit dat niet uit. Dat betekent niet dat men nu straffeloos is, want met een aantal strafbepalingen kan worden opgetreden, maar de gedachte van een algemene, hierop toegesneden strafbepaling zal ik graag onderzoeken. Als dat tot een conclusie leidt in de zin van aanvullende wetgeving, komt er dus een wetsvoorstel.

De heer De Roon heeft ook gevraagd waarom er een apart strafrechtsketennummer moet komen, terwijl er al een burgerservicenummer is. Om te beginnen hebben niet alle verdachten een BSN, denk bijvoorbeeld aan buitenlanders die legaal als toerist in Nederland verblijven of aan illegalen. Wij zouden die allemaal een BSN moeten geven. De heer De Roon kan zich voorstellen dat dit weer allerlei andere bezwaren, verkeerde indrukken en risico's van misbruik zou oproepen. Dat moeten wij dus niet doen. Omgekeerd zou iedereen een SKN geven ook weer allerlei effecten hebben. Dat heeft bovendien alleen zin als er een identiteitsvaststelling aan ten grondslag ligt, dus daarom voor alle verdachten en veroordeelden een nummer voor deze sector. Artikel 11, lid 2, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer maakt het mogelijk om bij of krachtens wet te bepalen om in de sectoren waarin het aan de orde is in plaats van het BSN een ander persoonsnummer te gebruiken en dat extra af te schermen. Van die mogelijkheid kan hier gebruik worden gemaakt, zoals dat tot nu toe al gebeurt met het VIP-nummer dat al 15 jaar in gebruik is.

Bovendien komt er voor de zwaardere delicten een directe relatie tussen het SKN en de biometrische vaststelling van de identiteit, dus foto's en vingerafdrukken. Dit kun je niet toepassen bij het BSN. Vandaar dat wij het BSN nodig houden voor degenen die hier te lande legaal verblijven en in aanmerking komen voor een burgerservicenummer. Voor het specifieke doel van identiteitsvaststelling, inclusief vingerafdrukken bij de zwaardere misdrijven, gaan wij het strafrechtsketennummer gebruiken. Dat is de verklaring dat er twee nummers naast elkaar bestaan. Conform de wetgeving kan dit sectorale nummer ingevoerd worden.

De heer De Roon heeft gevraagd hoe de identiteitsvaststelling op de locatie bij een taakstraf wordt uitgevoerd en of met steekproeven wordt gewerkt. Op de locatie vindt die primair plaats met het document. Zo nodig kunnen vingerafdrukken worden gebruikt. Daarvoor is uiteraard technische apparatuur nodig, die eventueel in een mobiele voorziening moet worden opgesteld. De steekproef wordt bepaald door de drie reclasseringsorganisaties zelf.

De heer De Wit vraagt of alle partners moeten meewerken en wat de planning van de implementatie is. Wij doen het niet met een "big bang". Dat leidt tot te grote risico's, zoals het woord "bang" al zegt. Er komt een beheerste, gefaseerde invoering, zodanig dat het SKN door de betrokkenen als ankerpunt wordt ervaren.

De heer De Wit vraagt naar praktische uitvoeringsproblemen zoals de NVvR die signaleert. In een omvangrijk programma ter voorbereiding van de implementatie van de toekomstige wet zijn alle partijen betrokken. Ik zei dat al in mijn algemene inleiding. Dat geldt voor alle niveaus: operationeel, tactisch, strategisch, bestuurlijk. Daar is alle aandacht besteed aan de manier waarop het kan worden uitgevoerd. De opstellingen waarin het nu wordt beproefd, dienen er verder toe om vast te stellen of het ook echt goed werkt.

De heer De Wit (SP):

Een vraag over de gefaseerde uitvoering. Ik begrijp dat niet alleen sprake is van fasering, dus van invoering van verschillende onderdelen na elkaar, maar dat ook verschillen optreden per regio. De invoering vindt niet gelijktijdig in alle regio's plaats. Zie ik dat goed? Hoe zit dat precies?

Minister Hirsch Ballin:

Het is juist dat het per regio kan verschillen. Wij willen in ieder geval elke plaats waar met opstellingen en apparatuur wordt gewerkt op orde hebben voordat wij er geheel op overschakelen, inclusief procedures voor het in- en uitlaten van mensen.

De heer De Wit (SP):

Stel dat er in de regio Limburg mee gewerkt kan worden, maar nog niet in Groningen, en een verdachte dus in Limburg een SKN krijgt. Als diezelfde verdachte vervolgens een strafbaar feit pleegt in Groningen is er strikt genomen sprake van twee systemen naast elkaar. Er is dan geen sluitend zicht op deze persoon. Die kan in Groningen immers gemakkelijker identiteitsfraude plegen dan in het zuiden.

Minister Hirsch Ballin:

Er is een periode waarin het denkbaar is dat men op sommige locaties apparatuur heeft om met gebruikmaking van SKN te controleren, met verbinding naar de biometrische gegevens, en op andere locaties niet. Dat is eigen aan de overgangsperiode. Dat verbeteren wij niet door nergens dit systeem in te voeren. Zodra de overgangsperiode voorbij is, zal het in het hele land gewaarborgd zijn.

De uitvoering van de wet en het bijbehorend protocol zullen wij periodiek aan een audit onderwerpen.

De heer De Wit vraagt hoe een achterstand in vernietiging wordt voorkomen. Op dit moment wordt er hoge prioriteit gegeven door de arrondissementsparketten aan vernietiging van DNA-profielen op het moment waarop het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken dat voorschrijft. Als geïdentificeerde persoonsgegevens in de strafrechtsketendatabank worden verwerkt, geldt dat het van belang is dat zij binnen de gestelde termijnen worden vernietigd. Dat behoort tot het beheer van de databank die bij de minister van Justitie komt te liggen. Dat vergt uiteraard weer procedures en werkwijzen. Maar door te werken met een landelijke databank kunnen wij dat organiseren.

Dan heeft de heer De Wit gevraagd of het juist is dat de vingerafdrukken voor de opsporing kunnen worden gebruikt. Jazeker. Het wetsvoorstel voorziet uitdrukkelijk in het gebruik van de vingerafdrukken en de foto's voor de opsporing, maar de bevoegdheden mogen niet worden gebruikt voor andere doelen dan in de wet omschreven. Dus geen identiteitsvaststelling met gebruikmaking van dit materiaal zonder verdenking van een strafbaar feit. Gebruik voor de opsporing mag wel, omdat dit door de wet wordt toegestaan. Doelbinding dus en geen détournement de pouvoir.

Dan heeft de heer Anker gevraagd of de partners met één systeem werken.

De heer De Wit (SP):

Op dat punt had ik gevraagd naar de nota van wijziging die de minister heeft ingediend in september. Daarin is naar mijn idee de grondslag van het wetsvoorstel verlaten, omdat het wetsvoorstel in eerste instantie gaat over het vaststellen van de identiteit en het voorkomen van identiteitsfraude. Wat staat er in die nota van wijziging? Daarin staat dat je van iemand die je niet aanhoudt, maar wel gaat verhoren, toch foto's en vingerafdrukken mag afnemen. Dat is dus eigenlijk in strijd met wat er in het wetsvoorstel tot dan toe geregeld was, waarbij dat juist alleen maar mogelijk was als er sprake is van een mogelijkheid van voorlopige hechtenis. Nu is het echter zo dat iemand die niet is aangehouden en toch verhoord wordt, foto's en vingerafdrukken moet achterlaten. Met dat materiaal wordt het bewijs verder vervolmaakt. Dat is toch een heel vreemde situatie? Daarmee verlaat je de grondslag van het wetsvoorstel en daarmee gaat de persoon in kwestie eigenlijk wel heel erg meewerken aan zijn eigen veroordeling, terwijl hij niet eens wordt aangehouden en mogelijk niet eens echt verdachte is. Je kunt misbruik van de nota van wijziging zo uittekenen.

Minister Hirsch Ballin:

In de toelichting bij de eerste nota van wijziging op stuk nr. 9 is aangegeven dat de nota tot doel heeft, de verplichting uit te breiden tot iedere verdachte die wordt verhoord – verdachte, zo zei ik het ook voor de interruptie van de heer De Wit – wegens een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. De binding aan het mogelijk zijn van voorlopige hechtenis is daarbij in stand gelaten. Het kan zijn dat de verdachte niet voor dat misdrijf is aangehouden. Ook ten aanzien van hem is het van belang dat met het oog op een deugdelijke vaststelling van de identiteit altijd een of meer foto's of vingerafdrukken worden genomen. Het gaat dus om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Dat criterium wordt in deze nota van wijziging overeind gehouden bij de verruiming. Het is een verruiming, zonder enige twijfel, maar het blijft gekoppeld aan het toegelaten zijn van voorlopige hechtenis.

De heer De Wit (SP):

Hoe moet ik mij dat dan in concreto voorstellen? Er is een verdachte. De politie heeft iemand op het oog en zegt: goh, kunnen wij eens praten, hier op de hoek van de straat? Ik kan u niet aanhouden, ik kan u niet meenemen naar het politiebureau, ik kan ook geen foto van u maken op straat, maar wilt u zo vriendelijk zijn om naar het bureau te komen? Dat is toch een heel vreemde situatie? Daarbij wordt toch de grondslag van de wet verlaten?

Minister Hirsch Ballin:

De grondslag van de wet is wat straks door uw Kamer, door de Eerste Kamer en door de regering wordt vastgesteld. In deze nota van wijziging is – dat heb ik ook uitdrukkelijk zo omschreven in de toelichting op de nota van wijziging – inderdaad een verruiming aangebracht, maar die verruiming voor de vaststelling met behulp van foto's en vingerafdrukken gaat niet buiten misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het komt regelmatig voor dat mensen ingaan op een verzoek om mee te gaan voor een gesprek. Zij worden als verdachte gehoord, verhoord. Dus zij zijn wel verdachte, aan dat vereiste is voldaan, maar er heeft geen vrijheidsbeneming plaatsgevonden.

Dan heeft de heer Anker gevraagd of de partners met één systeem werken, ook bij de gefaseerde invoering. Ja. Zij werken met de strafrechtsketendatabank en daarin worden verdachten en veroordeelden met SKN geregistreerd. Zodra het nieuwe HAVANK beschikbaar is, wordt het gekoppeld aan de strafrechtsketendatabank en dan kunnen ook vingerafdrukken gekoppeld worden aan het SKN.

De heer Anker heeft evenals de heer Heerts gesproken over de jeugdzorg en de jeugdreclassering. Er is, zij het in een laat stadium, wel met de jeugdzorg gesproken. Ik ben niet bezorgd dat de vaststelling van de identiteit van jeugdigen die onder verantwoordelijkheid van de jeugdreclassering vallen, de vertrouwensband zou verstoren. Integendeel, het is voor het vertrouwen in het algemeen goed dat je weet met wie je te maken hebt. In het belang van de jeugdigen en van de jeugdreclassering kan de identiteit aldus op een goede en betrouwbare wijze worden vastgesteld. Het is de bedoeling dat de identiteit direct bij het eerste contact wordt geverifieerd, voordat een gesprek ontstaat waarin een ongemakkelijk gevoel zou kunnen ontstaan, omdat nog naar het nemen van de vingerafdrukken moeten worden gevraagd. Na het eerste contact kent men elkaar van aangezicht tot aangezicht en kan daarop worden voortgebouwd.

Adequate voorlichting over de maatregel is natuurlijk in alle onderdelen noodzakelijk, ook over deze maatregel, met een streep onder "ook", dus niet alleen deze.

De vingerafdrukken van jeugdigen die een Halt-afdoening met goed gevolg hebben afgerond, worden onmiddellijk na de afdoening vernietigd.

HAVANK komt in 2009 beschikbaar. Vanaf begin 2010 wordt HAVANK in de keten ingevoerd en wordt het geïntegreerd in wat wij mogelijk maken met dit aanhangig wetsvoorstel.

Als men weigert zich bij de taakstraf te identificeren, is de taakstraf nog niet uitgevoerd. Dat moet dan worden teruggemeld aan de officier van justitie en blijft de verplichting om de taakstraf te ondergaan, inclusief de mogelijkheid om dat af te dwingen.

Iemand kan geen dubbel SKN krijgen, want het wordt slechts eenmaal uitgegeven. Dit wordt neergelegd in de AMvB, waarover ik sprak aan het begin van mijn antwoord.

Tevens is mij gevraagd welke acties zijn ondernomen tegen mensen van wie in het kader van de inhaalslag is vastgesteld dat zij een valse naam hebben opgegeven. Die gevallen hebben wij nader onderzocht. Simpel is het allemaal niet. Om te beginnen moet worden vastgesteld dat het zo is. Daarvoor heb je vingerafdrukken nodig. Pas aan de hand van die vingerafdrukken kun je vaststellen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de registraties op dezelfde persoon betrekking hebben. Als wij er al van mogen uitgaan dat twee of meer verschillende registraties betrekking hebben op dezelfde persoon, als dat kan worden vastgesteld, is de volgende vraag welke de juiste is. Als die hobbels zijn genomen, moet de vraag worden gesteld hoe die onjuiste registratie tot stand is gekomen. Komt dat doordat een ambtenaar een foutje heeft gemaakt? Bij kleine verschrijvingen in de namen en personalia kan dat het gevolg zijn. Dat heb ik destijds ook gezegd. Het hoeft niet altijd een door de betrokkene moedwillig veroorzaakte meervoudige identiteit zijn. Het kan ook een administratief foutieve identiteit zijn, wat je bijvoorbeeld hebt bij kleine verschrijvingen in de spelling van namen. Als dat allemaal is onderzocht, zal in beginsel de strafzaak aan de orde kunnen komen, maar dan moet er een proces-verbaal worden opgemaakt, moet het feit worden gedateerd en moeten mensen daarover worden gehoord. Dus simpel is het allemaal niet.

Het kan zelfs zijn dat iemand beschikt over twee volkomen geldige buitenlandse paspoorten, maar met verschillende personalia. Dan kun je veronderstellen dat minstens één van de twee documenten met omkoping of een andere vorm van misdrijf is verkregen. De heer Teeven kent deze problemen bij uitstek van de bedrijfsvoering. Dan kun je niet ten laste leggen of het ene of het andere misdrijf is begaan, even afgezien van territoriale problemen. Dan moet je weer vaststellen welke van de twee fout was en op welk moment daarvan wellicht ook in Nederland misbruik is gemaakt. Het is dus allemaal onaangenaam gecompliceerd om op te treden tegen degenen die dat doen. Ik kan er wel aan toevoegen dat in de gevallen waarin is gebleken dat de straf niet is uitgezeten door degene die daartoe veroordeeld was, de straf uiteraard nog openstaat van degene die daartoe veroordeeld was. Als wij zulke gevallen tegenkomen, blijft de straf uiteraard volledig overeind.

Gevraagd is naar de transformatie van VIP naar SKN. SKN is de opvolger van het VIP-nummer. Wij gaan het nu wettelijk regelen. Het is een vervanging van het een door het ander. Het huidige VIP berust op de algemene privacyregels en is in het kader van die algemene regels ingevoerd. Nu komt er een specifiek wettelijke grondslag.

Er zit geen overlap tussen het budget van 38 mln. en van 31 mln. voor DJI, zoals de heer Teeven meende te zien. De DJI zorgt ervoor dat binnen het project Basisvoorziening Biometrie de wet bij de DJI wordt uitgevoerd. Daarvoor zijn de zojuist genoemde budgetten nodig.

De heer Heerts heeft gevraagd of er een schone lei is voor jeugdigen na het uitzitten van de straf. Ja, van jeugdigen wordt het SKN vernietigd zodra zij de Halt-afdoening met goed gevolg hebben afgelegd. Van de jeugdigen aan wie een straf of maatregel is opgelegd, blijven het SKN en de daarbij behorende foto's en vingerafdrukken bewaard voor een periode van twintig of dertig jaar, afhankelijk van de termijnregeling die ik aan het begin van mijn antwoord heb vermeld. Die situatie is niet nieuw. Deze betekent zelfs een verbetering ten opzichte van de huidige situatie waarin de vingerafdrukken van een jeugdige ongeacht de zwaarte van het misdrijf dertig jaar worden bewaard. Er zit volgens de algemene regels een beperking van de bewaarduur in tot twintig jaar in de eerstbedoelde categorie gevallen. Aan het einde van de bewaartermijn worden de foto en vingerafdrukken vernietigd. Het SKN blijft intussen van belang omdat ook sepots worden geregistreerd in de justitiële documentatie.

Het SKN is alleen binnen de strafrechtsketen te gebruiken, niet daarbuiten. Het mag niet gebruikt worden buiten wat aan de strafrechtsketen is gerelateerd, zoals de andere diensten van Justitie. Wij zijn uiteraard bezig met het leggen van een verbinding naar de vreemdelingenketen. Dat is nuttig, bijvoorbeeld bij het tegengaan van criminaliteit onder illegaal verblijvende vreemdelingen. Buiten de justitiële sfeer treden wij niet met dit SKN.

Ik hoop dat ik hiermee de vragen die in eerste termijn zijn gesteld, heb beantwoord.

De heer De Wit (SP):

Ik wil toch nog even iets vragen over die minderjarigen. Ik heb dat punt nadrukkelijk aan de orde gesteld. Aan het begin van uw betoog hebt u gezegd dat in dit wetsvoorstel geen onderscheid wordt gemaakt tussen minderjarigen en meerderjarigen, minister.

Minister Hirsch Ballin:

Minderjarigen boven de veertien.

De heer De Wit (SP):

Een minderjarige die in dit systeem terecht komt, heeft natuurlijk wat gedaan want anders kom je er niet in terecht. Is het echter wel redelijk om wat betreft minderjarigen geen onderscheid te maken in de ernst van het feit en het feit van de persoon? Er kan toch besloten worden om die anders te behandelen en na verloop van tijd te kijken of het zin heeft om voor de minderjarige die achttien jaar is geworden, de registratie te handhaven? Dat is dezelfde discussie als bij de opslag van DNA ten aanzien van minderjarigen, dat er dus wordt getoetst.

Minister Hirsch Ballin:

Ik begrijp uw zorg, want zeker bij minderjarigen hoop je heel erg dat preventie en recidivebeperking werken conform de brief die ik samen met de staatssecretaris eind augustus van dit jaar heb gestuurd. U zegt dat rekening moet worden gehouden met de ernst van de feiten die zijn begaan. Dat gebeurt ook op een indirecte manier, namelijk al naar gelang de straf die aan de betrokkene is opgelegd. Als het gaat om een licht vergrijp, zal er alleen een taakstraf worden opgelegd. Dan is de vernietiging aan de orde onmiddellijk nadat de taakstraf is beëindigd. Alleen als het gaat om een zwaardere straf en dus naar het oordeel van de onafhankelijke rechter een ernstiger feit, gelden die langere termijnen van twintig tot dertig jaar. De relatie met de ernst van de gepleegde feiten wordt wel degelijk gelegd, maar die loopt niet via leeftijden of iets dergelijks maar via de rechterlijke straftoemeting.

De heer De Wit (SP):

In het algemeen zou gezegd kunnen worden dat de kans dat minderjarigen meer dan zes jaar opgelegd krijgen niet groot is.

Minister Hirsch Ballin:

Precies.

De heer De Wit (SP):

Dus is er sprake van een bewaartermijn van twintig jaar.

Minister Hirsch Ballin:

Wij weten ook dat jeugdcriminaliteit doorloopt in de leeftijdsgroep tussen 18 en 24 jaar. Daarvoor is het belang om over die gegevens te blijven beschikken. Ik zei net dat het SKN vervalt na beëindiging van een taakstraf, maar ik bedoelde een Halt-sanctie. Bij een Halt-sanctie geldt dus onmiddellijke vernietiging, bij zwaardere vergrijpen waarvoor een taakstraf of zwaarder wordt opgelegd geldt de termijn van twintig of dertig jaar. Dat is ook wel functioneel. Niemand heeft verder last van een SKN zolang hij niet recidiveert. Als hij wel recidiveert, is er reden om het SKN erbij te betrekken en de eenduidigheid in de identiteitsvaststelling te behouden.

De heer De Roon (PVV):

Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Er blijven een paar puntjes over waar ik met de minister nog wat dieper op wil ingaan.

Ik heb gevraagd naar de plannen met betrekking tot de legitimatieplicht voor personen in de leeftijdscategorie van twaalf tot veertien jaar, die wel duidelijk in het strafrecht betrokken kunnen zijn en daar ook vaak in verzeild raken. De minister heeft ons uitgelegd dat de legitimatieplicht voor die categorie er op dit moment nu eenmaal niet is. Ik doelde echter op het volgende. Op bladzijde 24 van de memorie van toelichting staat dat de Wet op de identificatieplicht in 2008 zal worden geëvalueerd. Daarbij zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de vraag of het leeftijdscriterium in de praktijk voldoet. Mocht uit de evaluatie naar voren komen dat dit niet zo is, dan zal de minister de leeftijdsgrens van veertien jaar in heroverweging nemen. Mijn vraag was er alleen maar op gericht: hoe staat het precies met die evaluatie en die heroverweging? Kan de minister daar iets meer over zeggen?

Vervolgens een opmerking over de controle op de identiteit op de locatie waar de taakstraf wordt uitgevoerd. De minister heeft geantwoord dat de steekproeven die daarop kunnen worden losgelaten, worden bepaald door de drie reclasseringsorganisaties. Dan begin ik mij toch een beetje zorgen te maken. In het verleden waren die reclasseringsorganisaties namelijk niet altijd even precies bij het toezicht op de uitvoering van taakstraffen. Ik vraag mij dus af hoe dat in de praktijk zal gaan. Zal een reclasseringsambtenaar af en toe, als hij het een mooie dag vindt voor een steekproef, hier en daar wat identiteiten controleren? Of ligt er straks aan het trekken van die steekproeven een weloverwogen plan ten grondslag? Als men fouten wil vinden in een grote verzameling en daar een steekproef op wil loslaten, dan moet men er goed over nadenken hoe men die steekproef gaat trekken en uitvoeren. Dat kan men niet zomaar overlaten aan een ambtenaar die denkt: vandaag is het wel goed weer om eens naar een plek in het bos te gaan waar de taakgestraften aan het houthakken zijn, zodat ik daar wat identiteiten kan controleren. Dat moet volgens mij iets weloverwogener gebeuren. Ik vraag de minister om daar in de komende tijd aandacht aan te besteden en na te gaan of dit niet iets zorgvuldiger moet worden opgezet.

Voorts heb ik gevraagd wat nu eigenlijk gedaan wordt voor de echte doorzetters die, ondanks alle aanscherpingen die in dit wettelijk systeem worden aangebracht, toch nog zullen proberen om met identiteiten te frauderen. Wij steken er nu heel veel geld en heel veel moeite in, om ervoor te zorgen dat alles zo goed mogelijk strak getrokken wordt en dat mogelijke gaten gedicht worden, maar er zullen desondanks lieden zijn die er veel belang bij hebben om daar toch doorheen of omheen te komen. De minister heeft op dit punt geantwoord dat daar de algemene strafbepalingen voor zijn. Dat was natuurlijk niet echt een verrassend antwoord. Ik wil er het volgende over zeggen.

De personen die toch nog zullen proberen te frauderen, zijn echte doorzetters. Als wij zo veel investeren in dit systeem, zowel in geld als in inspanningen, dan zouden die echte doorzetters op een bijzondere manier bejegend moeten worden als aan het daglicht komt dat zij al of niet met succes hebben geprobeerd om de boel te flessen. Is de minister bereid met het OM te overleggen of er niet een richtlijn moet komen om een forse strafmaat neer te leggen voor dit soort identiteitsfraude in de strafrechtsketen?

Verder heeft de minister aangegeven dat hij ook wil nadenken over een soort algemene strafbepaling. Dat lijkt mij geen gek idee. Het zal nog wel lukken om via een strafbepaling voor oplichting of valsheid in geschrifte degenen aan te pakken die zich aan de gevangenispoort melden om de straf van een ander uit te zitten, maar het gaat natuurlijk om de persoon die probeert die straf te ontlopen. Het OM zal in de praktijk toch moeten bewijzen dat hij erachter zat, dat hij het heeft uitgelokt of aangesticht. Dat is kortom nog niet zo eenvoudig. Als dus degene die zich ten onrechte aan de gevangenispoort meldt, doet wat van een goed stroman mag worden verwacht, namelijk zijn kaken op elkaar houden, dan is het nog helemaal niet zo eenvoudig om op basis van de huidige strafbepalingen voor oplichting en valsheid in geschrifte de figuur te pakken te krijgen waar het eigenlijk om gaat en die zijn straf ontloopt. De echte zware boeven gaan zich heus niet met de uitvoering van zo'n identiteitsfraude bemoeien. Zij zetten gewoon de opdracht weg: zorg ervoor dat ik niet die gevangenisstraf hoef te ondergaan. Anderen gaan dat dan uitvoeren.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De minister heeft de noodzaak van dit wetsvoorstel en van het systeem dat hij voorstelt beargumenteerd uit het feit dat het bestaande systeem fraudegevoelig is en dat wij de gebreken die zitten in het vaststellen van de identiteit eruit halen door een nieuw wettelijk systeem zoals voorgesteld. Ik begrijp dat dat de noodzaak is voor dit wetsvoorstel.

Ik heb nog een vraag over de gefaseerde invoering. Ik heb twee provincies genoemd, maar als het wetsvoorstel gefaseerd wordt ingevoerd, kan het zijn dat er op enig moment meer dan twee verschillende systemen zijn, of in ieder geval dat er grote verschillen zijn in verschillende delen van het land. Hoe lang schat de minister dat die periode duurt en wanneer zal het wetsvoorstel compleet zijn ingevoerd?

Ik heb de ICT-problemen genoemd. De ervaringen tot nu toe die ik als Kamerlid heb met door de overheid geïmplementeerde ICT-systemen zijn niet gunstig. Daarover hebben wij al eerder gesproken. Verwacht de minister dat dergelijke problemen zich hier zullen voordoen? Hoe zit het met de budgetoverschrijdingen en hoe met de vertraging die mogelijk als gevolg van die ICT-problemen optreedt? Kan de minister een datum noemen waarop dit wetsvoorstel naar zijn inschatting zal zijn ingevoerd?

Ik heb toch nog een opmerking over de nota van wijziging. In het somberste scenario is het mogelijk dat de verruiming die daarin zit tot misbruik aanleiding geeft. Wij zoeken iemand. Wij hebben nog geen deugdelijk bewijs, maar als wij hem als verdachte aanmerken en hem onderwerpen aan het afnemen van foto's en vingerafdrukken, hebben wij dat materiaal en kunnen wij verder. Dat is naar mijn idee op de rand van wat wij zouden moeten willen in ons land, omdat dit lijkt op oneigenlijk gebruik van het middel van een verhoor. Je hebt nog geen concrete bewijzen en door het feit dat je iemand aan foto's en vingerafdrukken onderwerpt, verzamel je zelf bewijs en verschaft de verdachte ook tegen zichzelf bewijs. Dat is mijn grote probleem met dit onderdeel van het wetsvoorstel. Wat gebeurt er als je weigert om op zo'n verhoor te verschijnen? Waarom is de Raad van State over die nota van wijziging niet geraadpleegd en bijvoorbeeld de Orde van Advocaten?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wanneer het gaat om een delict waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en wanneer er wordt gesproken over een verdachte, waarom hecht de SP er dan bijna aan dat iemand wordt aangehouden? Waarom wordt bijna de mogelijkheid om iemand te verzoeken te verschijnen op het bureau daarmee weggevaagd? In de voorstellen die ik nu hoor van de SP, is het alleen in het eerste geval mogelijk om de identiteit vast te stellen.

De heer De Wit (SP):

Mij gaat het erom dat het zo zou kunnen zijn dat wij iemand maar verdachte noemen. Dan kunnen wij foto's en vingerafdrukken afnemen, dan hebben wij bewijs en kunnen wij daarmee aan de slag. Dat vind ik een oneigenlijk gebruik van wat hier in dit wetsvoorstel mogelijk wordt gemaakt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat maakt toch helemaal niets uit? Dan is iemand onterecht als verdachte aangemerkt, maar dat zegt toch helemaal niets over het al dan niet aanhouden en het al dan niet verifiëren van de identiteitsgegevens? Dat heeft daar toch helemaal niets mee te maken? Dat kan dan toch sowieso.

De heer De Wit (SP):

Dat kan sowieso, maar het is niet voor de lol dat dat gebeurt. Het is juist het feit dat men zegt dat het een verdachte kan zijn en dat men vervolgens het materiaal verzamelt. Dat materiaal wordt gebruikt als bewijsmiddel voor de verdere opsporing. Dit is een somber scenario, maar dit gaat mij nu net te ver.

De heer Teeven (VVD):

De minister schept met dit wetsvoorstel juist meer waarborgen. Tegenwoordig is het een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ten tijde van de oude Invoeringswet, artikel 225, kon je bij elke inverzekeringstelling foto's maken en vingerafdrukken afnemen. Er zijn dus meer waarborgen gekomen. Wij hebben vanavond ook gehoord dat wanneer iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt, die gegevens worden verwijderd. Ik zie het probleem echt niet.

De heer De Wit (SP):

Dat zou er nog bij moeten komen! Het punt is dat je je in de positie van verdachte brengt, door te verschijnen. Wanneer je dan verschijnt op het politiebureau, worden er toch foto's en vingerafdrukken genomen, terwijl er geen reden is om aangehouden te worden. Die foto's en vingerafdrukken worden gebruikt als mogelijkheid om het bewijs te voltooien. Dat vind ik dus het grote probleem.

De heer Teeven (VVD):

Je gaat er toch niet direct van uit dat de politie een persoon naar het bureau haalt om hem te verhoren als verdachte en om vervolgens foto's en vingerafdrukken te maken? Dit gaat uit van buitengewoon kwade trouw van de politie.

De heer De Wit (SP):

Dit heb ik dus al gezegd. Het is de vraag voor mij of je al foto's en vingerafdrukken moet maken in het stadium waarin je iemand niet wilt aanhouden voor verhoor, maar gewoon wilt spreken. Dat gaat mij te ver.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de nadere vragen ter verduidelijking van het wetsvoorstel, respectievelijk de manier waarop dit wordt ingevoerd, van de heren De Roon en De Wit.

De heer De Roon heeft gevraagd naar de evaluatie van de Wet op de ID-plicht. Ik heb daar de toezegging aan verbonden dat wij op dat moment ook kijken naar de kwesties van een goede afbakening van de leeftijd en dergelijke. De evaluatie is helaas wat vertraagd en komt dit jaar niet meer gereed. Zodra de evaluatie gereed is, zal ik de Kamer berichten over onze bevindingen wat dat betreft.

Met enige twijfel in zijn stem vroeg de heer De Roon of het goed gaat met de toepassing van deze wet door de reclasseringsorganisaties. Deze organisaties zijn zich van hun taak bewust. Ze gaan beleid ontwikkelen voor de toepassing. Dat gaat in overleg met het OM. Het OM zal op dit punt de vinger aan de pols houden. Ook uit mijn contacten met de reclassering is mij gebleken dat daar terdege het besef ontstaat dat wat in de vroegere periode wel eens eigen was aan de reclassering, namelijk een zekere vrijblijvendheid en soms zelfs afwachten, niet meer kan bij de huidige taakstelling. Men weet heel goed wat er van de reclassering wordt verwacht, bijvoorbeeld in het kader van de al eerder door mij genoemde recidivebrief van augustus van dit jaar.

De heer De Roon sprak over de wenselijkheid van een strafbedreiging die voldoende indruk maakt. Ik neem die suggestie graag ter harte. Ik zal graag met de leiding van het OM bespreken of het verstandig is om wat dat betreft een beleidslijn uit te zetten. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat ook de mogelijkheid aanwezig is dat wij concluderen tot een aanvulling van het Wetboek van Strafrecht. Ik hoop dat ik hiermee de nadere vraag van de heer De Roon heb beantwoord.

Ik meen dat er tussen de heer De Wit en mij niet veel onduidelijk meer bestaat over de noodzaak van het treffen van deze wettelijke maatregelen. Deze maatregelen staan inderdaad in het verlengde van de problemen die wij eerder hebben geconstateerd. Op de vraag van de heer De Wit hoe lang het duurt dat deels met het oude en deels met het nieuwe systeem wordt gewerkt, antwoord ik dat wij in 2009 starten met SKN. In 2011 moet dit systeem in het hele land zijn ingevoerd. In 2010 starten wij met de vingerafdrukken. Als HAVANK begin 2010 klaar is, volgt de uitrol daarvan. Die duurt ten minste één jaar. Daarvoor is dus 2011 als voltooiingstijdstip beoogd.

Het gaat bij de kwestie over verhoor en de nota van wijziging waarover de heer De Wit en ik al even van gedachten wisselden, wel om een verdachte. De gedachte dat deze nota van wijziging nog in een zware procedure met de Raad van State en dergelijke moet worden gebracht, deel ik niet, integendeel. Deze nota van wijziging past helemaal in de context van het wetsvoorstel. Het gaat over een situatie waarin iemand verdachte is van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Aan die voorwaarde moet zijn voldaan, voordat kan worden overgegaan tot toepassing van de identificatiewerkwijze die in dit wetsvoorstel is voorzien. De politie moet beoordelen of het gaat om een verdachte. Dat is een beoordeling onder gezag van het Openbaar Ministerie. De identiteitsvaststelling mag niet geschieden zonder vrijheidsbeneming. Daardoor mag echter geen druk ontstaan om vrijheidsbeneming toe te passen bij een verdachte bij wie dit niet nodig is. Deze regeling bouwt dus echt voort op de wijze die in de toelichting op de nota van wijziging is omschreven, op het oogmerk en de structuur van het wetsvoorstel.

De heer De Wit heeft gesproken over de ICT-budgetten die hiervoor beschikbaar zijn. Op dit punt heb ik niets toe te voegen aan wat hierover in de schriftelijke stukken staat en wat ik net in eerste termijn hierover heb gezegd. Er zijn extra middelen uitgetrokken voor de invoering ervan. Voor een deel komen deze trouwens uit de begroting van BZK. Daarmee moet het worden gedaan. Mochten de budgetten niet toereikend zijn, zullen wij dat onder ogen moeten zien bij de volgende begrotingscyclus.

Ik hoop dat ik hiermee ook de nadere vragen van de heer De Wit heb beantwoord.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik dank de leden voor hun efficiënte wijze van vergaderen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zullen de stemmingen worden gehouden.

Sluiting 22.22 uur

Naar boven