Aan de orde is de heropening van het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 december 2007 over de evaluatie van de Meststoffenwet en over:

- de motie-Snijder-Hazelhoff/Koopmans over het niet aanscherpen van de stikstofgebruiksnormen op kleigronden (28385, nr. 96);

- de motie-Snijder-Hazelhoff over het niet aanscherpen van de stikstofgebruiksnormen op zand- en lössgronden (28385, nr. 97);

- de motie-Snijder-Hazelhoff/Koopmans over een uitzonderingspositie voor kalkrestproducten van de suikerindustrie (28385, nr. 98);

- de motie-Van der Vlies c.s. over pilots met mineralenconcentraat uit (on)vergiste mest (28385, nr. 99);

- de motie-Polderman over experimenten met gesloten kringloopsystemen (28385, nr. 100).

De heer Waalkens (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben een goed debat gehad over de evaluatie van de Meststoffenwet. Er is echter een punt blijven liggen en daarover wil ik een Kameruitspraak hebben. Daarom dien ik de volgende motie in:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vaststellen van de werkingscoëfficiënt en de gebruiksnormen de milieuruimte aangeeft van bedrijven;

constaterende dat er een verschil in werkingscoëfficiënt is tussen bedrijven die koeien opstallen en zij die de koeien buiten laten lopen;

spreekt uit dat koeien in de weide op alle mogelijke manieren moet worden gestimuleerd;

verzoekt de regering. de werkingscoëfficiënt en de gebruiksnormen voor bedrijven die weiden en opstallen zodanig te middelen dat er niet meer milieuruimte wordt gebruikt, maar dat de discriminatoire werking eruit wordt gehaald om daarmee de weidende bedrijven een betere uitgangspositie te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Snijder-Hazelhoff en Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102(28385).

Minister Verburg:

Voorzitter. Het reageren op de motie vraagt om een wat uitgebreidere toelichting. De heer Waalkens zal dat begrijpen en ik vraag ook om uw begrip daarvoor. Het is een vrij technisch verhaal.

Voorzitter. Ik ondersteun het stimuleren van weidegang met diverse initiatieven. Het middelen van de normen levert daaraan binnen de huidige regelgeving geen bijdrage. De suggestie van de heer Waalkens dat het mestbeleid een negatief effect heeft op de weidegang ondersteun ik dus niet. Onder de huidige regelgeving is de ruimte voor bemesting in de meeste situaties gelijk voor bedrijven met en zonder beweiding. Bij beweiding wordt een lagere gebruiksnorm gecompenseerd door een lagere werkingscoëfficiënt. Per saldo is de bemestingsruimte hiermee gelijk. Op klei en veen is er geen verschil, maar op zand en löss leidt weidegang tot minder ruimte voor kunstmest. Op zand en löss is de uitspoeling van stikstof naar het grondwater groter dan op klei en veen. Vooral bij weidegang is sprake van een verhoogde uitspoeling van stikstof. Om die reden is de bemestingsruimte bij beweiden lager dan bij opstallen. Als een bedrijf echter gedeeltelijk mais heeft, wat op zand gebruikelijk is, dan is het verschil in bemestingsruimte nog maar gering.

In een brief aan de Kamer in april 2005 is dit toegelicht, mede op basis van de uitkomsten van een studie door de Animal Science Group van Wageningen UR. In de studie is de invloed van het nieuwe mestbeleid op de mogelijkheden om koeien te weiden onderzocht. Momenteel wordt deze studie geactualiseerd. Het middelen van normen zou een herziening betekenen van het door de Europese commissie goedgekeurde derde actieprogramma en de huidige derogatie. Ik ben daar geen voorstander van. Ik ben graag bereid om de motie, mits zij op voldoende steun kan rekenen in de Kamer – en daar ziet het naar uit – mee te nemen in de onderhandelingen over het vierde actieprogramma en mij bij de Europese Commissie sterk te maken voor een dergelijke middeling. Als ik de motie op die manier mag interpreteren, dan laat ik het oordeel daarover over aan uw Kamer.

De heer Waalkens (PvdA):

Wanneer gaat het vierde actieprogramma in?

Minister Verburg:

In 2010.

De heer Waalkens (PvdA):

Helaas mag u de motie dan niet op de door u voorgestelde manier interpreteren. De ondertekenaars van de motie verzoeken de regering om in onderhandeling te gaan over het derde actieprogramma.

Minister Verburg:

Met de Europese Commissie? Als dat verzoek op de steun van de Kamer kan rekenen, dan kan de geldigheid van een en ander niet voor 2009 ingaan. Ik moet mij daarvoor dan in 2008 bij de Commissie inzetten. Als deze motie wordt aangenomen met de bedoeling om het mee te laten wegen voor 2008, dan zou het voornemen ten minste zes weken moeten worden voorgepubliceerd in verband met de uitvoeringsregeling. Die moet op 1 februari van kracht worden. Dat is niet haalbaar in de tijd, maar ik zeg toe dat ik mij in 2008 inzet met de intentie dat het in 2009 ingaat.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven