Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 39, pagina 3084-3086 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 39, pagina 3084-3086 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 december 2007 over eergerelateerd geweld.
De heer Kamp (VVD):
Voorzitter. Tijdens een overleg over Justitie heeft de staatssecretaris van VWS een dilemma geschetst dat wij in onze rechtstaat niet kunnen accepteren. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat – zoals geschetst door de regering – de slachtoffers van eergerelateerd geweld in de praktijk voor de keuze staan om terug te keren naar hun familie waardoor zij zijn bedreigd of mishandeld, of los van hun familie een leven in angst te leiden waardoor zij zich nauwelijks buitenshuis durven te begeven;
met waardering kennisnemende van de inspanningen van de regering, gericht op de preventie van eergerelateerd geweld en de opvang van de slachtoffers;
verzoekt de regering om de personen die in concrete gevallen een blijvende bedreiging vormen voor slachtoffers van eergerelateerd geweld zodanig effectief aan te pakken in de strafrechtelijke sfeer dat de slachtoffers weer een reëel perspectief krijgen op een normaal leven zonder angst,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kamp en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24(30388).
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Ik leg de Kamer een motie voor over het feit dat wij in Nederland nog steeds niet weten hoeveel vrouwen jaarlijks overlijden als gevolg van huiselijk geweld of eergerelateerd geweld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat jaarlijks vrouwen overlijden als gevolg van huiselijk geweld of eergerelateerd geweld;
constaterende dat geen beeld bestaat over het aantal vrouwen dat jaarlijks komt te overlijden als gevolg van huiselijk geweld of eergerelateerd geweld;
overwegende dat voor de bestrijding van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld betrouwbare cijfers noodzakelijk zijn;
verzoekt de regering, over te gaan tot het registreren van het aantal vrouwen dat jaarlijks komt te overlijden als gevolg van huiselijk geweld of eergerelateerd geweld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25(30388).
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Ik beperk mij tot het indienen van de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat niet-westerse allochtonen bijzonder vaak partners en familieleden uit het buitenland laten overkomen;
constaterende dat niet-westerse allochtonen zich bovengemiddeld vaak schuldig maken aan misdrijven, waaronder eergerelateerd geweld;
overwegende dat deze misdrijven ernstige afbreuk doen aan de veiligheid in onze samenleving en voor wat betreft eergerelateerd geweld ook aan de kernwaarden van onze samenleving zoals de gelijkheid van man en vrouw;
overwegende dat het noodzakelijk is om plegers van misdrijven, waaronder eergerelateerd geweld, hard aan te pakken, potentiële daders af te schrikken en potentiële slachtoffers te beschermen;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat niet-westerse allochtonen die wegens het plegen van een misdrijf zijn veroordeeld, nimmer meer in staat worden gesteld om in het kader van gezinsvorming of gezinshereniging een partner of familielid vanuit het buitenland te laten overkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma, De Roon, Wilders en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26(30388).
Minister Hirsch Ballin:
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met een woord van dank voor de steun over de hele linie voor de hoofdlijnen van het beleid zoals ik dat samen met mijn collega's in het algemeen overleg heb toegelicht, niet alleen aan de sprekers die zo-even moties hebben ingediend, maar ook aan degenen die in het AO over eergerelateerd geweld het woord hebben gevoerd. Ik vind het belangrijk om dat voorop te stellen, omdat het hier gaat om een vorm van misdrijven in de familiesfeer die het verdient om zeer serieus te worden genomen. Vooral de preventie dient ook krachtig ter hand te worden genomen.
In het vervolg op het algemeen overleg zijn drie moties ingediend. Ik begin bij de laatste motie, die mij het meest vers in het geheugen ligt en inmiddels ook beschikbaar is op papier. Daar zitten een paar elementen in die mij ertoe brengen dat ik aanname van deze motie moet ontraden. Natuurlijk ben ik het met de heer Fritsma en de andere sprekers eens dat wij eergerelateerd geweld moeten bestrijden, maar dit is geen bruikbare invalshoek om dat te doen. Dat zit in een paar punten. Het zit in de algemene aanduiding van niet-westerse allochtonen. Dat is geen goede en bruikbare omschrijving van de doelgroep van het preventiebeleid en het strafrechtelijk optreden. Dat zit voor een deel ook in het dictum van de motie, namelijk de gedachte dat je via het stellen van beperkingen op het punt van gezinsvorming of gezinshereniging hier effectief zou optreden. Ik denk dat het niet alleen een ondeugdelijke omgrenzing is van de doelgroep, maar ook een ondeugdelijk middel, om het maar in strafrechtelijke termen te zeggen. Bovendien houden wij ons natuurlijk wel aan het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en in dit verband in het bijzonder aan artikel 8. Maar dat heb ik ook bij andere gelegenheden tegen de heer Fritsma moeten zeggen. De tweede motie is ingediend door mevrouw Arib en betreft het registreren van het aantal vrouwen dat jaarlijks komt te overlijden als gevolg van huiselijk of eergerelateerd geweld. Dit raakt aan het onderwerp van het andere algemeen overleg dat wij gisteren hebben gevoerd. De motie vraagt om een specifieke registratie. Ik begrijp de bedoelingen van mevrouw Arib zeer goed. Dat heb ik ook gisteren al tot uitdrukking gebracht. Inderdaad willen wij een zo precies mogelijk inzicht hebben in deze gegevens. Vandaar ook de onderzoeken die op dit terrein door het WODC en andere instanties zijn gedaan. Een specifieke registratie van sterfgevallen op de oorzaak van overlijden zou een nieuw element brengen in wat wij bijhouden. Als ik het dictum van de motie letterlijk zou nemen, zou ik moeten zeggen dat het op deze manier niet mogelijk is. Wij kunnen echter wel steeds preciezer bijhouden of eergerelateerd dan wel huiselijk geweld het motief is van de levensdelicten. Dat zeg ik mevrouw Arib graag toe. Het is uiteraard denkbaar dat het dictum van de motie anders wordt geformuleerd. Wellicht is mijn toezegging voor mevrouw Arib voldoende om de motie niet meer nodig te achten. Als wij het op deze manier doen, brengen wij op een andere manier in beeld wat zij wenst en wat ik onderschrijf. Dankzij de toepassing van nieuwe technologieën bij de politie-informatiesystemen bestaan op grond van de Wet politiële gegevens steeds betere mogelijkheden om gegevens over levensdelicten aan motiefgegevens uit de verdere documentatie van het feit te verbinden. Ook dat biedt mogelijkheden om tot beter inzicht in de aantallen te komen. Wanneer dit de bedoeling is van mevrouw Arib, zeg ik het graag toe en kan ik de motie dus overbodig noemen. Een specifieke registratie op sterfgevallen is, afgezien van het feit dat de Wet op de lijkbezorging en de Gemeentelijke Basisadministratie tot het terrein van andere ministeries behoren, geen middel dat ik op dit terrein in de aanbieding kan doen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat begrijp ik. Het gaat mij er om dat wij op dit moment hiervan geen enkel beeld hebben behalve dat wij af en toe in de krant lezen dat een vrouw is doodgeschoten nadat zij werd bedreigd op basis van allerlei eergerelateerde motieven of als gevolg van huiselijk geweld. Wij lezen in de kranten over dergelijke incidenten. Als wij willen weten om hoeveel vrouwen het gaat en hierop een beleid willen ontwikkelen, moeten wij het in beeld brengen. Ik laat de wijze waarop het precies wordt geregistreerd aan de minister over. Ik kan mij voorstellen dat het een lastige kwestie is. Wanneer de minister toezegt dat wij jaarlijks een overzicht zullen ontvangen van de aantallen vrouwen die komen te overlijden ten gevolge van huiselijk geweld of eergerelateerd geweld, zou ik daarmee heel blij zijn.
Minister Hirsch Ballin:
Ik zeg graag toe dat wij hiernaar zullen streven met de middelen die wij hebben. Registraties zijn op dit terrein dus niet beschikbaar, wel middelen zoals een evaluatie aan de hand van politiegegevens en/of de onderzoeken. Ik heb er daarvan zojuist weer een aan de Kamer gezonden. Op deze manier wil ik graag proberen het kwantitatieve inzicht in beeld te brengen.
De voorzitter:
Mevrouw Arib. Brengt deze toezegging van de minister u ertoe om de motie in te trekken?
Mevrouw Arib (PvdA):
Moet ik dat nu beslissen?
De voorzitter:
Neen, dat hoeft niet.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik heb even tijd nodig.
De voorzitter:
Ik probeer het aantal moties te beperken. Ik moedig u aan om de motie in te trekken.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat begrijp ik heel goed. Ik heb even wat tijd nodig.
De voorzitter:
Dat is goed.
Minister Hirsch Ballin:
De heer Kamp heeft samen met mevrouw Arib een motie ingediend waarin wordt uitgesproken dat de slachtoffers voor het dilemma komen te staan om terug te gaan dan wel elders bescherming te zoeken. Inderdaad hebben wij ook daarover in het algemeen overleg gesproken. Ik wijs nogmaals op de maatregel die is voorzien in het wetsvoorstel inzake de tijdelijke uithuisplaatsing van degene die eergerelateerd geweld pleegt. Deze uithuisplaatsing geldt in ieder geval voor huiselijk geweld. Dit dekt ook een aantal, maar niet alle, gevallen van eergerelateerd geweld. In andere situaties van eergerelateerd geweld zijn weer andere preventieve maatregelen nodig. Die worden ook zo veel als mogelijk genomen. Zij vallen in de sfeer van de zorg. Dit punt herken ik dus uit de eerste overweging.
Ik dank de indieners voor de waardering die daarna in de motie wordt uitgesproken voor de inspanningen van de regering die zijn gericht op de preventie en de opvang van slachtoffers. Ook het verzoek aan de regering om de personen die in concrete gevallen een blijvende bedreiging vormen voor slachtoffers van eergerelateerd geweld, zodanig met strafrechtelijke middelen aan te pakken dat daardoor perspectief ontstaat op een normaal leven zonder angst, zie ik als een heldere ondersteuning van het beleid. Ik verneem de inhoud van deze motie dan ook met erkentelijkheid en zie dit als een steun in de rug voor het beleid dat wij ons voorstellen te voeren en ook daadwerkelijk voeren.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Ik heb niet heel veel tijd nodig. Ik trek mijn motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Arib (30388, nr. 25) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De stemmingen over de moties zullen deze avond plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-3084-3086.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.