Vragen van het lid Bakker aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Rutte, over het uitblijven van concrete besluiten over de toelating van studenten uit Wit-Rusland om in Nederland te komen studeren.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. In de laatste dictatuur van Europa, het Wit-Rusland van president Loekasjenko, zijn ruim duizend studenten gearresteerd, gevangengenomen en van de universiteit afgeschopt nadat zij hadden gedemonstreerd voor een toekomst van vrijheid en democratie. Zij kenden de mogelijke consequentie, maar zij kozen voor die toekomst in vrijheid. De Europese Commissie en het Europees Parlement hebben gepleit voor regelingen voor Wit-Russische studenten op Europese onderwijsinstellingen. Ook in de Kamer is daarop aangedrongen. Minister Bot heeft op 6 april toegezegd dat hulp zou worden geboden, bijvoorbeeld door deze studenten hun studie in Nederland te laten afmaken. Ook het ministerie van OCW heeft, als ik mij niet vergis, inmiddels een regeling ontworpen, waarin kwesties zoals de bekostiging, de beurs en de verzekeringen aan de orde komen. Dit is gebeurd op basis van de bestaande regeling voor buitenlandse studenten. De criteria zijn evenwel aangepast ten behoeve van studenten uit Wit-Rusland. Hulde voor die initiatieven en voor het beeld dat Nederland daarmee heeft willen uitstralen!

Dit is nodig. Immers, van de duizend studenten die het betreft, heeft Warschau er inmiddels driehonderd concreet uitgenodigd. Zevenhonderd studenten wachten nog. Voor Nederland staat de teller tot op dit moment op nul.

De Europese Commissie heeft in dit verband ook opgeroepen om de toelatingscriteria te flexibiliseren en een verkorte procedure voor deze studenten uit Wit-Rusland te faciliteren. Er lijkt dus al heel erg veel gereed gemaakt te zijn. Nu komt het er echter op aan dat zo'n flexibele en verkorte procedure wordt ontworpen, zodat de desbetreffende studenten op basis daarvan toegang kunnen krijgen. Dit is het beste signaal dat wij kunnen geven om duidelijk te maken dat wij die studenten steunen. Dit is ook het beste signaal dat wij aan de rest van Europa kunnen geven. De geluiden zijn echter dat er vertraging is in de uitwerking van de flexibele en verkorte toelatingsregeling. D66 wil voorkomen dat het daarop misloopt. Vandaar de volgende vragen.

  • 1. Hoe staat het met de voorbereidingen door de staatssecretaris van OCW om studenten uit Wit-Rusland die wegens hun overtuiging en hun strijd voor vrijheid en democratie van de universiteit zijn weggestuurd, snel toegang te bieden tot de Nederlandse universiteiten?

  • 2. Welke voorbereidingen en maatregelen heeft de IND c.q. de minister voor VenI inmiddels genomen om die flexibele en verkorte regeling tot stand te brengen? Een van de problemen daarbij is kennelijk dat studenten voor papieren en dergelijke afhankelijk zijn van hetzelfde regime dat hen nu van de universiteit heeft geschopt.

  • 3. De vraag aan beide bewindslieden is welke druk zij via het ministerie van Buitenlandse Zaken op het bewind in Minsk uitoefenen om medewerking aan de genoemde procedure te verlenen. Wanneer mogen wij daarvan concrete resultaten verwachten?

Staatssecretaris Rutte:

Voorzitter. De hele kwestie van de studenten uit Minsk nemen wij natuurlijk zeer serieus. Het is goed dat wij ons daarmee bezighouden. In nauwe samenwerking met mijn collega voor VenI wordt er door het departement van Onderwijs aan gewerkt om er binnen de regels voor te zorgen dat Nederland zich zo gastvrij mogelijk opstelt voor deze groep mensen. Inderdaad is hun door het regime in Wit-Rusland de kans ontnomen om hun studie op een normale manier af te ronden c.q. te beginnen. Het gaat om jonge mensen die aan het begin staan van een maatschappelijke loopbaan. Het is ontzettend belangrijk dat wij deze talentvolle mensen niet in de kou laten staan.

De samenwerking verloopt voortreffelijk. De minister voor VenI zal straks iets meer zeggen over de wijze waarop die via haar departement vorm krijgt. Ik geef nu aan wat wij er van de zijde van OCW aan doen. Welnu, onder anderen de woordvoerders voor onderwijs zullen weten dat men daar bezig is met het opzetten van een zogeheten Huygens scholarship programme. Dit is een nieuw beurzenstelsel dat gericht is op die studenten die van buiten de Bolognalanden komen, dus landen die geen lid zijn van het Bolognaproces. Het is bekend dat 45 landen in en buiten Europa meedoen aan dit proces. Voor alle duidelijkheid: dit scholarship staat dus open voor studenten uit landen die geen deel uitmaken van het Bolognaproces. Een van die landen is Wit-Rusland. Ik merk nog op dat het Bolognaproces is gericht op het bereiken van een aanpak van hoger onderwijs in de Europese Unie en de omliggende landen.

In aansluiting op het nieuw op te zetten programma zorgen wij ervoor dat er gelden worden vrijgemaakt om de groep studenten uit Wit-Rusland te kunnen opvangen, uiteraard in nauwe samenwerking met de universiteiten en de hogescholen. Die hebben daarvoor zelf voorzieningen. Dat gebeurt op zo'n manier dat aan de normale eisen die de IND stelt (hoeveel geld heb je op het moment dat je hier naartoe komt), wordt voldaan. Ook ik vind het van belang om aan die eisen vast te houden. Er wordt dus ook getoetst of een student hier inderdaad komt studeren en niet, om het even zwart wit te zeggen, asperges steken.

Het aantal studenten dat kan worden toegelaten, is mede afhankelijk van het geld dat uiteindelijk beschikbaar is. Wij zijn bezig om dat uit te werken. Het gaat niet om onuitputtelijke bronnen; het moet ook een beetje uit de plooien van de onderwijsbegroting komen. In ieder geval hebben wij genoeg fondsen, zodat Nederland een redelijk aandeel kan opnemen van de groep die van een plek op een van de universiteiten of hogescholen moet worden voorzien. Wij hoeven ze niet alle 700 op te vangen; die 700 kunnen in alle 25 EU-landen worden opgevangen. Nederland moet daar wel een aandeel in hebben. Dit is de kant van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat werkt nauw samen met de IND. Ik heb steeds gezegd dat ook in dezen de normale regels gelden. De samenwerking met de IND verloopt altijd heel plezierig. Wij krijgen natuurlijk wel vaker studenten uit landen buiten Europa. Dan moet erop worden toegezien dat aan de normale voorwaarden wordt voldaan.

Minister Verdonk:

Voorzitter. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zei het al: wij onderzoeken samen hoe wij wat kunnen betekenen voor studenten uit Wit-Rusland, vooral de groep waarover meerdere malen is gesproken.

Iemand die in Nederland wil komen studeren, moet een machtiging tot voorlopig verblijf voor studie aanvragen. Daarnaast dient die student over een geldig document voor grensoverschrijding, in casu een paspoort, over voldoende middelen van bestaan en een voorlopige inschrijving aan een onderwijsinstelling te beschikken. Natuurlijk mag de betrokkene geen gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde opleveren.

Wij hebben tegenwoordig een versnelde regeling. Ongeveer 80% van de universiteiten en hogescholen heeft namelijk een convenant met de IND afgesloten, waardoor de IND de door hun ingediende aanvragen versneld kan afhandelen. De gemiddelde doorlooptijd is dan twee à drie weken, mits – dat zeg ik er graag bij – de aanvraag volledig is. Dat is heel erg belangrijk. Natuurlijk kan de student ook zelf een mvv bij de posten aanvragen, bijvoorbeeld als die wil studeren aan een instelling die geen convenanthouder is. In een dergelijk geval beloopt de doorlooptijd ongeveer vier maanden.

Wij zullen de aanvragen van de Wit-Russische studenten zo veel mogelijk gebundeld behandelen, zodat de doorlooptijd sneller is. Bij adequate info doen wij er alles aan om ook deze aanvragen binnen maximaal vier weken te behandelen en erop te beslissen.

De voorzitter:

Ik geef de gelegenheid tot het houden van een korte tweede ronde.

De heer Bakker (D66):

Ik houd het kort. Ik ben op zichzelf blij dat de regering uitstraalt, open te willen staan voor studenten uit Wit-Rusland. Dat is prima. Gelukkig heb ik de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook wel zo'n vier keer horen zeggen dat hij nauw samenwerkt met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Dat is natuurlijk te prijzen. Hij verwees daarbij alleen naar de regeling die geldt indien er op andere momenten studenten uit Europa komen en naar de verkorte procedure waarover ook de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het had. Daarover komen veel klachten. Bovendien heeft de Europese Commissie nadrukkelijk verzocht om een verkorte en flexibele procedure, juist omdat veel van die studenten daar in een lastige situatie zitten. Wilt u mij hier en nu garanderen dat de positieve uitstraling die minister Bot en u beiden kiezen, niet in de komende drie à twee maanden verwatert en verzandt door bureaucratische procedures? Daarover krijgen wij nog vaak klachten van universiteiten en van buitenlandse studenten. Dat willen wij hier te allen tijde voorkomen.

Minister Verdonk:

Ik spreek mijns inziens mede namens de collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als ik zeg dat wij die positieve grondhouding hebben. Ik heb al verteld hoe de verkorte en flexibele procedure in elkaar zit. Daarnaast blijven de geldende voorwaarden bestaan. De collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft net al een fonds genoemd voor het geldbedrag. Universiteiten kunnen ook geld ter beschikking stellen. Het bedrag dat nodig is, staat duidelijk in de Vreemdelingencirculaire vermeld. Daar kan geen misverstand over bestaan. Bovendien is het mogelijk dat de student in kwestie zelf over geld beschikt. Dat is belangrijk, naast het paspoort. Wij zullen er alles aan doen om het zo kort mogelijk te laten duren en om flexibel te kunnen zijn.

De heer Bakker (D66):

Naar dat commitment was ik op zoek. Dank u wel.

De voorzitter:

Wij hebben nog tien minuten voor twee series vragen. Ik geef alleen nog het woord aan de vier woordvoerders die nu aan de microfoon staan. Zij kunnen in een halve minuut een korte vraag stellen. Daarop moet een kort antwoord volgen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Veel van de studenten om wie het hier gaat, krijgen vaak zeer moeilijk een paspoort van het land van herkomst. Daardoor zitten zij klem. Wil de minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie deze studenten tegemoet komen, en hoe zou zij dit willen doen?

Minister Verdonk:

Het paspoort is het document om de grenzen te overschrijden. Ik zeg toe dat ik minister Bot zal vragen om via de diplomatieke weg druk uit te oefenen als het paspoort problemen zal opleveren.

De heer Timmermans (PvdA):

De kern van de kwestie is, dat het de studenten door het regiem vaak onmogelijk wordt gemaakt om in het buitenland te gaan studeren. De kern voor ons is dat wij juist deze studenten graag hebben, omdat zij de democratisering daar kunnen helpen wanneer zij hier hebben gestudeerd. Het regiem geeft de minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie de mogelijkheid om dat onmogelijk te maken als zij vraagt om een document dat door dat regiem moet worden uitgegeven. Wil de minister zo flexibel zijn om af te zien van de formele eisen, met name op het punt van het paspoort, indien dit de enige manier is om de komst van die studenten naar Nederland mogelijk te maken?

Minister Verdonk:

Ik begrijp de vraag en ik begrijp het probleem. Ik ga er op dit moment echter van uit dat de gestelde voorwaarden gelden, inclusief het paspoortvereiste. Als tweede mogelijkheid zal ik aan minister Bot vragen om via de diplomatieke weg druk uit te oefenen, als inderdaad blijkt dat er onmogelijkheden en drempels worden opgeworpen door de overheid daar ter plaatse. Ik zal zelf via mijn eigen wegen ook druk uitoefenen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij is de druk op Loekasjenko op dit moment al maximaal. Heel Europa is hiermee bezig. Helaas hebben wij hier te maken met de laatste dictatuur in Europa, die niet zo gevoelig is voor die druk. De vraag blijft staan of de minister daarom enige flexibiliteit toont als het gaat om het punt van paspoorten en documenten. Ziet zij bijvoorbeeld mogelijkheden om gebruik te maken van uitgenodigde vluchtelingen, om op die manier misschien studenten met alleen identiteitskaarten toe te laten?

Minister Verdonk:

Ik zal hetzelfde antwoord moeten geven. Ik wijk niet af van het paspoortvereiste. Ik zal minister Bot vragen om actie te ondernemen als er problemen zijn. Ik zal dan zelf ook via de diplomatieke weg druk uitoefenen.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Ik ben onder de indruk van de samenwerking tussen deze twee bewindslieden, omdat zij alles in het werk willen stellen. De vraag blijft of de problemen aan deze kant zitten, of dat de problemen in Wit-Rusland zitten. Hoe kan het zijn dat deze studenten blijkbaar wel in Polen zijn aangekomen, maar dat het hier in Nederland nog een tijd moet duren?

Minister Verdonk:

Polen heeft aan 300 studenten toestemming gegeven om naar dat land te komen. Ik heb geen idee of deze studenten inderdaad al in Polen zijn. Er kunnen inderdaad problemen in Wit-Rusland ontstaan. Dan zal ik minister Bot vragen om actie te ondernemen.

Naar boven