Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2004 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (29909).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sta hier in de plaats van mevrouw Halsema die er vanavond niet bij kan zijn. Zij heeft mij verzocht het debat dat zij afgelopen maandag met de staatssecretaris heeft gevoerd over het probleem van de prijscompensatie van culturele instellingen, hier af te maken. Het is ons gebleken dat instellingen in de periode 2001-2004, de Cultuurnota-periode die op een paar dagen na is afgerond, onder andere voor het jaar 2003 geen prijscompensatie hebben ontvangen. Dat is een probleem dat leidt tot sluipende uitholling van de budgetten. Ik geloof dat dit onweersproken is en door de staatssecretaris niet wordt betwist. Mevrouw Halsema heeft per motie ertoe opgeroepen hier iets aan te doen. Dat is niet gelukt. Wij proberen het nu per amendement via de najaarsnota. Dit amendement is in het bijzonder gericht op het onderdeel Cultuur van de suppletoire begroting van het ministerie van OCW. Ik vraag de politieke reactie van de staatssecretaris op het amendement. Dit behelst het volgende. Uit de postnajaarsnotameevallers, die wij zoals te doen gebruikelijk met elkaar vaststellen bij gelegenheid van de voorlopige rekening, halen wij een bedrag van 2,7 mln en voegen dit toe aan de begroting Cultuur van het ministerie van OCW. Dat bedrag kan alsnog worden uitgekeerd aan de instellingen die in het kader van de Cultuurnota over de periode 2001-2004 door deze staatssecretaris werden gesubsidieerd. Ook op dit punt gaan wij weer tot het gaatje, desnoods tot aan het najaarsnotagaatje.

Ik maak nog een opmerking over de dekking van het amendement. In de toelichting heb ik uitdrukkelijk gesproken over postnajaarsnotameevallers. Deze komen met grote regelmaat voor. Sterker nog: zij komen altijd voor. Door het ministerie van Financiën wordt daarop altijd gespeculeerd in het kader van de in-is-uit-taakstelling. Ik zal dat hier verder niet toelichten. Het zou ook betekenen dat wij een amendement moeten maken voor een aanvullende post op financiën. Dat kan niet; het is begrotingstechnisch onmogelijk. Daarom geef ik via deze toelichting aan hoe dit moet worden gedekt. Dat lijkt mij een adequate dekking. De vraag is alleen nog, of er sprake is van politieke wil. Daarvoor dient dit debat. Ik zie de heer Leerdam priemend in mijn richting kijken. Dat is terecht, want het amendement dat ik heb ingediend, onder de naam van mijn fractievoorzitter, mevrouw Halsema, en mijn eigen naam zou ik graag opnieuw willen indienen, maar dan nu ook met de naam van de heer Leerdam eronder. Mag ik dat langs deze weg bij u bevorderen?

De voorzitter:

Is dat het geval?

De heer Leerdam (PvdA):

Ja, dat is het geval, maar ik heb wel een vraag. De heer Vendrik brengt het nu zo mooi, maar waarom heeft hij het niet voldoende afgestemd met de andere fracties? Ik vind dat hoogst eigenaardig. Volgens mij zou dit amendement veel meer steun van de Kamer kunnen krijgen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw Halsema is afgelopen maandag in het debat heel helder geweest over wat haar inzet was. Alle woordvoerders hebben daarvan kennis kunnen nemen. Zij heeft op dat moment ervoor gekozen om daarover een motie in te dienen. Daarnaast is er nog een amendement van D66, maar dat heeft betrekking op de begroting voor 2005. Dit amendement heeft tot doel om uit de begroting van het ministerie van Financiën, te weten de veronderstelde meevaller bij de ontvangsten betreffende de kansspelen, een bedrag over te hevelen naar de begroting van deze staatssecretaris. Dat amendement is vanmiddag gesneuveld. Daarom doe ik een laatste poging en ik ga ervan uit dat andere fracties op de hoogte zijn van onze intenties. Zij hebben allemaal het debat van afgelopen maandag meegemaakt, dus dit zou geen verbazing moeten wekken. Ik vind het in ieder geval fijn dat u er bent, mijnheer Leerdam.

De heer Leerdam (PvdA):

Ja, ik ben er natuurlijk. Als de Kamer zoiets wil doen, is het juist van belang dat wij een zo breed mogelijk draagvlak hebben. Als wij iets willen doen voor de cultuursector, moeten wij ervoor zorgen dat het er ook doorheen komt en niet wordt weggestemd. Daarom heb ik mijn vraag gesteld. Ik weet dat mevrouw Halsema dit afgelopen maandag heeft ingediend, maar zijn de andere fracties hierover ingelicht?

De voorzitter:

Op die vraag is volgens mij zojuist antwoord gegeven. Het woord is aan mevrouw Van Vroonhoven.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Waarom denkt de heer Vendrik dat hij nu wel een meerderheid haalt, als dezelfde boodschap een paar uur geleden is afgestemd?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het amendement van de heer Dittrich, waarover vanmiddag is gestemd, had betrekking op de begroting voor OCW voor 2005, dus voor de komende Cultuurnota-periode. Het ging ook om een iets ander bedrag met een andere toelichting en een andere dekking. Ik constateer dat er voor dat amendement geen meerderheid was, en dat het in ieder geval bij het CDA niet op steun kon rekenen. Ik vind dat merkwaardig, omdat ik dacht dat het CDA ook heel erg voor versterking was van de culturele en creatieve sector in dit land. Dan kunnen alle beetjes helpen. De najaarsnota betreft een andere begroting, te weten over 2004. Ik heb zojuist in mijn inleiding al gezegd dat ik, zolang ik al financieel woordvoerder voor de fractie van GroenLinks ben, nog nooit een voorlopige rekening heb gezien waarin de minister van Financiën niet meldt dat er ten opzichte van het beeld van de najaarsnota weer meevallers zijn. Die zijn er namelijk altijd en er is altijd een gevecht met de minister van Financiën over het tijdig verkrijgen van inzicht in die meevallers. Ik wil in een greep in de kas doen om uit de meevallers die er ongetwijfeld zullen komen, daar ben ik zeker van, een bescheiden deel met een andere toelichting die ik al heb gegeven, toe te voegen aan de suppletoire begroting OCW 2004.

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Ik kan een aantal zaken zeggen over het amendement dat lijkt op de motie die vanmiddag is afgewezen door deze Kamer. In een debat dat ik afgelopen maandag had met mevrouw Halsema werd door mevrouw Halsema de indruk gewekt dat het hier zou gaan om een gedane toezegging aan de culturele sector. Dat is niet zo. De zinsnede waar mevrouw Halsema naar verwees, was dat er toen werd gezegd dat indien de prijsbijstelling binnen het kabinet zou worden uitgekeerd, zou deze onverkort worden doorgesluisd naar het culturele veld. Dat is namelijk niet altijd het geval. Dát was de toezegging. Wij hebben echter in het kabinet besloten dat de prijsbijstelling niet zou worden uitgekeerd. De situatie waarin het geld volgens de brief doorgesluisd zou worden, deed zich dus niet voor. Immers, ik had het geld niet gekregen via mijn begroting. Ik ontken die toezegging in de toelichting op het amendement. Die veronderstelling is niet conform de waarheid.

Verder heb ik eveneens met mevrouw Halsema gedebatteerd over het feit dat een prijsbijstelling een structurele situatie is. Een prijsbijstelling wordt eenmalig bepaald en werkt dan de komende jaren per definitie door. Het is een trapsgewijze opbouw. Indien met dit amendement de indruk wordt gewekt dat daarmee de prijsbijstelling wordt gecompenseerd, dan is dat niet correct. Dat is niet zo. Je kunt het maximaal interpreteren als een eindejaarsbonus. Zo zie ik het ook, maar wij moeten niet net doen alsof hiermee de prijsbijstelling wordt gecompenseerd, want dat is altijd een structurele maatregel. Aangezien het hier om incidenteel geld gaat, is het dus ook een incidentele toevoeging van vermogen aan de verschillende instellingen. Maar dat is het maximaal haalbare. Het heeft niets met prijsbijstellingen te maken.

Dan kom ik bij de dekking. In de tweede suppletoire begroting is opgenomen om een bedrag van 20 mln nader te verdelen, onder artikel 17. Daarover is in de afgelopen periode een vraag gesteld. Dat bedrag wordt gebruikt voor mee- en tegenvallers op het onderwijsdeel van de begroting, om laatste mogelijke fluctuaties in de begrotingsuitvoering op te vangen. Dat is onderwijsgeld, om het zo maar te zeggen. Het is dus niet zo dat de meevallers van 20 mln op het gebied van cultuur liggen. Die 20 mln is onderwijsgeld. Er is dus geen sprake van meevallers op cultuurgebied, het is een opvang voor fluctuaties.

Voorzitter. Hiermee denk ik duidelijk te hebben aangegeven waarom ik de aanneming van dit amendement ontraad. Ik hoop dat ik op dat punt voldoende overtuigend ben geweest.

De voorzitter:

De heer Vendrik wil een laatste vraag stellen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is, dacht ik, een normaal begrotingsdebat. Dat heeft niet per definitie één ronde, dus misschien staat u mij toe om twee dingen te zeggen over wat de staatssecretaris nu aan de Kamer toevoegt. Ik heb het niet gehad over de post mee- en tegenvallers in de begroting van OCW. Ik heb ook niet gezegd dat er sprake is van een structurele prijscompensatie voor de komende jaren. Daar heb ik überhaupt niet over gesproken, dus ik vind dat deel van de argumentatie van de staatssecretaris niet ter zake doen. Misschien zou zij wel willen ingaan op mijn argument dat er postnajaarsnota altijd meevallers zijn.

Staatssecretaris Van der Laan:

Dat klopt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De vraag is wat het kabinet met die meevallers gaat doen. Daar heeft het parlement ook zeggenschap over en ik oefen via dit amendement mijn budgetrecht uit over deze begroting. Wat verzet zich ertegen dat het kabinet voor een heel bescheiden bedrag ruimte maakt om inderdaad een gedane toezegging die niet is nagekomen alsnog voor een jaar te repareren voor het bescheiden bedrag van 2,7 mln? Wat kan de staatssecretaris daar nou tegen hebben?

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Kennelijk wil de heer Vendrik niet van mij aannemen dat er geen sprake is van een toezegging die wij zouden hebben gedaan. Daarmee wekt hij de indruk dat wij een belofte niet zouden zijn nagekomen. De belofte die is gedaan, is niet van toepassing omdat die werd gedaan onder de voorwaarde dat het kabinet daadwerkelijk een prijsbijstelling zou toepassen. Die prijsbijstelling is niet toegepast, dus die kan ook niet worden uitgekeerd aan de culturele instellingen. Er is geen sprake van een toezegging.

Los daarvan stelt hij de vraag, tenminste zo begrijp ik dat, of ik het niet erg zielig vindt voor die cultuurinstellingen en of ik de zaak niet alsnog wil repareren. Dat is dan geen reparatie van de prijsbijstelling want dat is een incidenteel middel terwijl de prijsbijstelling van 2003, die inderdaad niet is uitgekeerd, ter waarde van 40% daarvan structureel is. Er was in 2003 een bezuiniging via de prijsbijstelling. Dat is structureel geld en dat betekent dat ik het kan interpreteren als een bonus voor het einde van het jaar. Daarover verschillen de heer Vendrik en ik van mening. Ik ben van mening dat er geen aanleiding is voor het kabinet om meevallers ter beschikking te stellen in relatie tot de prijsbijstelling 2003.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag over het wetsvoorstel te stemmen

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 18.30 uur

Naar boven