Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 november 2004 over schuldhulpverlening.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Wij hebben over de schuldhulpverlening uitgebreid gedebatteerd. Ik heb daarom niet veel op te merken. Ik heb slechts twee vragen. De staatssecretaris heeft toegezegd een brief te schrijven over de stand van zaken rond de schuldenregistratie bij het BKR in Tiel. Ik vraag de staatssecretaris naar de termijn waarop wij die brief zullen ontvangen. Hetzelfde geldt voor een toegezegde brief over de mogelijkheid een moratorium in te stellen voordat wordt overgegaan tot huisuitzetting. Ik vraag de staatssecretaris wanneer deze brief de Kamer zal bereiken.

Ik dien twee moties in. Zij spreken voor zichzelf.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - vier ministeries (Financiën, Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie) verantwoordelijk zijn voor het beleid betreffende schuldhulpverlening;

  • - de afstemming tussen deze ministeries te wensen overlaat, wat onder andere blijkt uit het feit dat het ene ministerie nauwelijks zicht heeft op wat het andere ministerie op dit beleidsdossier doet;

  • - voldoende afstemming en een integrale aanpak van de schuldenproblematiek noodzakelijk is voor het realiseren van een verlaging van het aantal huishoudens met problematische schulden;

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen, op grond waarvan een goede afstemming tussen bij schuldhulpverlening betrokken ministeries en daarmee samenhangend een integrale aanpak van de schuldhulpverlening is gewaarborgd en dit aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Koomen, Noorman-den Uyl en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de Kamer al herhaaldelijk heeft uitgesproken dat het wenselijk is dat bonafide private schuldhulpverleners in staat worden gesteld hun maatschappelijke taak te vervullen;

  • - de regering in 2002 heeft aangegeven zich te willen inzetten voor een verkenning naar certificering van minnelijke schuldhulpverlening;

  • - nog altijd geen concrete resultaten zijn bereikt met betrekking tot deze certificering;

spreekt uit dat de inspanningen van de regering en andere actoren in de sector gericht dienen te zijn op certificering van minnelijke schuldhulpverlening voor 1 juli 2005,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Koomen en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(24515).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Over schuldhulpverlening hebben wij een overleg gehad met de staatssecretaris, waarin hij een groot aantal toezeggingen heeft gedaan. Dat is goed, dan komt dat terug. Hij heeft ook toegezegd dat een wijziging van de Wet schuldsanering natuurlijke personen voor het eind van dit jaar de Kamer zou bereiken. Ik hoop dat de staatssecretaris mij kan meedelen dat dit het geval zal zijn. Er resten nog vier dagen en ik neem aan dat dan de wet de Kamer zal hebben bereikt. Dan zullen wij een groot aantal zaken verder kunnen regelen.

Een punt wil naar voren halen omdat ik signalen uit het veld krijg dat het af en toe mis gaat. Wij hebben wel de certificering van de rechterlijke regeling voor schuldsanering geregeld. De minnelijke regeling, vooral de bewindvoering, is echter niet gecertificeerd. Daardoor kunnen mensen overgeleverd zijn aan iemand die niet zorgvuldig genoeg handelt.

Om die reden leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - het vertrouwen van de schuldeiser in de kwaliteit van het minnelijk traject en de bescherming van de schuldenaar kunnen worden bevorderd indien de schuldeiser ervan kan uitgaan dat de schuldhulpverlening zich aan landelijke kwaliteitseisen houdt;

  • - momenteel geen verplichting tot certificering van de bewindvoering in het minnelijk traject bestaat, terwijl in het wettelijk traject wel certificering is voorgeschreven;

verzoekt de regering, in het voorjaar van 2005 te komen met voorstellen voor een certificering van de bewindvoering in het minnelijk traject,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl, Huizinga-Heringa en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(24515).

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Mevrouw Huizinga is ingegaan op de tijdens het algemeen overleg toegezegde brieven. Het is de bedoeling dat beide brieven de Kamer in januari zullen bereiken.

Er is een motie ingediend over de betrokkenheid van meerdere departementen en de afstemming daartussen. Ik heb daar niet echt een probleem mee, ware het niet dat de overwegingen wat ferm en niet geheel overeenkomstig mijn perceptie zijn geformuleerd. In het dictum wordt gevraagd om een plan van aanpak. Daarmee is de motie in feite een ondersteuning van datgene wat er al gebeurt. Op het departement waren wij reeds voornemens een dergelijk plan van aanpak op te stellen. In die zin heb ik niet de allergrootste problemen met de motie.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

De staatssecretaris was dus al voornemens aan de slag te gaan met de opstelling van zo'n plan van aanpak. Wanneer kan de Kamer het plan tegemoet zien?

Staatssecretaris Van Hoof:

Dat zou een slag in de lucht zijn, ook omdat er meer partijen bij betrokken zijn. Ik beschouw de motie ook richting mijn collega's als een stimulans.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dan is de motie dus toch van belang, ook voor u.

Staatssecretaris Van Hoof:

Wie weet.

Er is ook een motie voorgesteld inzake een verkenning van de certificering. Wij hebben al meerdere malen gesproken over certificering in het algemeen. Naar aanleiding van een eerdere verkenning door SZW, met name gericht op publieke schuldhulpverlening, is met de Kamer van gedachten gewisseld. De Kamer heeft er ook een brief over ontvangen. In grote lijnen is het uitgangspunt: vrijwillig certificeren vanuit de sector met zelfregulering als hoofdmotief. Er zijn daarnaast aanvullende activiteiten geweest. Ik noem het landelijk platform integrale schuldhulpverlening. De handreiking integrale schuldhulpverlening is totstandgekomen. Door gemeenten wordt de mogelijkheid geboden om daarmee op dezelfde wijze te opereren. De Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) heeft een eigen gedragscode opgesteld. Voor het certificeren van private schuldbemiddelingsbureaus zou ik dezelfde lijn willen aanhouden. Ook dat moet via zelfregulering worden georganiseerd. De minister van EZ speelt daar ook een rol bij. In de motie staat dat de inspanningen gericht dienen te zijn op certificering. Dat klinkt als verplichte certificering. Tegen die achtergrond heb ik een probleem met de motie en ontraad ik aanneming ervan. Als echter bedoeld wordt dat er aandacht gevraagd wordt voor het functioneren van private schuldhulpverleners, dan zal ik daarover graag contact opnemen met mijn collega van EZ.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Wat mij betreft moet de motie als volgt gelezen worden. De inspanningen moeten gericht zijn op het komen tot certificering en niet zozeer verplichte certificering. Er moet vanuit EZ of SZW actie worden ondernomen om de zaak vlot te trekken.

Staatssecretaris Van Hoof:

Na die toelichting en de duidelijke kanttekening dat het niet per se gaat om verplichte certificering, kan ik toezeggen dat ik met mijn collega van Economische Zaken contact zal opnemen om te zien hoe wij het verhaal dat kennelijk op slot zit, weer gaande kunnen krijgen. Hiermee is mijn oordeel van zo-even dus aangepast.

Mevrouw Noorman stelt in haar motie voor om te komen tot een certificering van de bewindsvoering in het minnelijke traject. Hiervoor geldt min of meer hetzelfde verhaal als dat wat ik net gehouden heb. Ik vraag mij af wat deze motie nog toevoegt aan hetgeen wij zojuist besproken hebben.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Er bestaat geen certificering in het minnelijke traject. Het gaat er vooral om, voor de particuliere sector een norm te ontwikkelen. Het zou heel plezierig zijn, als de vaak zeer afhankelijke cliënten in ieder geval de zekerheid hebben dat het bedrijf of de organisatie waarmee zij, al dan niet gedwongen, in zee gaan, zich aan bepaalde normen houdt en dat ook aangeeft.

Staatssecretaris Van Hoof:

Datgene wat mevrouw Noorman bepleit, klinkt op zichzelf sympathiek. De vraag is hoe je daar procedureel mee kunt omgaan. In de eerste plaats is bewindvoering iets wat niet zozeer bij het ministerie van SZW, maar meer bij het ministerie van Justitie thuishoort. Daarbij kom je al heel snel bij de WSNP terecht. Er bereiken mij geluiden dat men bij Justitie bezig is om te kijken naar de kwaliteit van de bewindvoering, maar ik zeg dit met een slag om de arm. In de tweede plaats is het de vraag of er wel sprake kan zijn van bewindvoering in het minnelijke traject. Volgens mij is er in het wettelijke traject juist sprake van bewindvoering. Ik vraag mij overigens af of de motie van mevrouw Noorman niet beter betrokken kan worden bij de behandeling van de WSNP. Als wij hier nu uitspraken over doen, kunnen wij ook niet goed overzien wat de impact daarvan is.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik moet even over die uitnodiging nadenken. Tegelijkertijd vraag ik mij af wat zich ertegen verzet dat de Kamer zo'n uitspraak doet. Ik zou het zelf prettiger vinden dat u in het traject van de WSNP gaat bekijken hoe u vorm kunt geven aan bewindvoering in het minnelijke traject.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ja, maar het ligt ook aan de formulering. U zegt dat de regering moet komen met voorstellen voor een certificering. Dit klinkt als een verplichting, terwijl hier naar mijn indruk al langs een ander traject aan gewerkt wordt en het in de WSNP nog uitgebreid aan de orde zal komen. Ik ontraad aanvaarding van de motie vooral vanwege de verplichting die ik erin proef, maar ook vanwege de bewegingen die gaande zijn waardoor u de motie beter op een later moment aan de orde kunt stellen. Het is evenwel uw keuze.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven