Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 november 2004 over sport (29800-XVI).

De voorzitter:

U kent de regels van de laatste dagen voor het kerstreces. Wij hanteren vandaag dus het kerstregime. Dat betekent dat er alleen moties kunnen worden ingediend.

Ik maak daarbij de kanttekening dat ik met mevrouw Kant heb afgesproken dat een motie die al eerder is ingediend, hier weer aan de orde is. Ik vat dat op als het indienen van een motie. U moet straks zelf het nummer maar even zeggen, mevrouw Kant.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. De motie die ik indien vloeit voort uit het algemeen overleg sport.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de levensbeschouwelijke sportkoepels NCSU, NKS en NCS door besluitvorming binnen NOC/NSF in hun taakuitoefening en voortbestaan worden bedreigd;

overwegende dat deze koepels door het samenwerkingsverband Nederlandse Sport Alliantie (NSA) een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de sportontwikkeling en de sociale infrastructuur van ons land;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de drie sportkoepels naast NOC/NSF kunnen blijven bestaan en dat hiervoor voldoende middelen worden gereserveerd, waarbij het budget dat voor 2004 ter beschikking werd gesteld uitgangspunt dient te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86(29800-XVI).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het gaat inderdaad om de aangehouden motie 29767, nr. 40 die ik heb ingediend bij het Belastingplan. De aanleiding voor de indiening was het feit dat door de verhoging van de ecotaks volgend jaar ook sportclubs opnieuw een hogere ecotaks moeten gaan betalen. Er bestaat een speciale regeling waardoor zij een deel daarvan teruggesluisd kunnen krijgen. Die regeling is echter de afgelopen jaren niet bijgesteld en nog niet aangepast aan de verhoging van volgend jaar.

Die motie verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk met voorstellen te komen om sportinstellingen die compensatie wél te bieden. Ik hoop dat de staatssecretaris dat wil toezeggen.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Wij hebben bij het algemeen overleg ook gesproken over de ophanden zijnde sportnota. Ik wil daarbij graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de basis voor sportbeoefening meestal op de scholen wordt gelegd;

constaterende dat er volgend jaar een sportnota door de regering zal worden uitgebracht;

verzoekt de regering, in de sportnota een analyse over de lichamelijke opvoeding in Nederland op te nemen;

verzoekt de regering, in de nota plannen uit te werken hoe leerlingen in de leerplichtige leeftijd gegarandeerd drie uur per week lichamelijke opvoeding, gegeven door daarvoor gekwalificeerde personen, kunnen volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rijpstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88(29800-XVI).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie had een tweetal moties voorbereid, omdat zij niet helemaal zeker was van de procedure rond de motie die mevrouw Kant op een ander moment had ingediend. Het mag duidelijk zijn dat wij inhoudelijk volstrekt achter haar motivering staan. Als het nodig was geweest, hadden wij vandaag graag een nieuwe motie ingediend. Dat blijkt echter niet nodig te zijn. Als het nodig is, zijn wij ook nog bereid een amendement op dit punt in te dienen, opdat de ecotakscompensatie er daadwerkelijk komt.

Wij hebben wel een andere motie, die ik mede namens collega Rijpstra indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat begin volgend jaar de nieuwe nota met daarin de hoofdlijnen van het sportbeleid verschijnt;

  • - dat voor uitvoering van het sportbeleid publieke en semi-publieke middelen beschikbaar zijn;

  • - dat scheiding tussen beleidsvoorbereiding, -vaststelling en -uitvoering enerzijds en het toekennen van publieke en semi-publieke middelen anderzijds wenselijk is;

spreekt uit dat de toekenning van deze middelen aan sportbonden, -koepels en anderen wordt opgedragen aan een onafhankelijke organisatie of autoriteit en verzoekt dit verder uit te werken in de op te stellen sportnota;

verzoekt de regering, dit verder uit te werken in de op te stellen sportnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma en Rijpstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87(29800-XVI).

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ik kan aan de Kamer toezeggen dat ik alles in het werk zal stellen om de compensatie in het kader van de ecotaks te bewerkstelligen. Ik denk dat voor 2005 te hebben opgelost, maar er moet natuurlijk ook een structurele oplossing komen. Daarmee ga ik aan de slag en de Kamer krijgt daarover zo spoedig mogelijk bericht.

Mevrouw Kant (SP):

Om die reden trek ik mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Kant c.s. (29767, nr. 40) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Wat in de motie op stuk nr. 88 wordt gevraagd, is een onderwerp dat in de Sportnota zal worden besproken. Als de indiener ook een slag om de arm wil houden en mij niet wil vastpinnen op een zeker aantal uren, kan ik het oordeel aan de Kamer overlaten.

Ik kan mevrouw Verbeet niet toezeggen dat ik de instandhouding van levensbeschouwelijke koepels tot mijn verantwoording kan rekenen, omdat dit absoluut een doorkruising van het subsidiebeleid zou zijn, die zou leiden tot een onwenselijke precedentwerking. Mevrouw Verbeet verzoekt te bevorderen dat de drie sportkoepels naast NOC/NSF kunnen blijven bestaan. Zij zijn erg belangrijk, vooral als het gaat om nieuwe plannen om samen te komen tot een koepel die de nodige specialisatie en expertise heeft te bieden. Ik kan mij daarom voorstellen dat zij in aanmerking komen voor projectsubsidies. Om hen enige zekerheid te bieden, zouden afspraken kunnen worden gemaakt voor een driejarig project. Ik ga daar nog over praten met hen. Daarbij ga ik ervan uit dat dit soort voorstellen er komt. Ik kan mijn hele subsidiebeleid niet doorkruisen, maar ik steun wel de intentie van de motie.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Kan ik het verslag van dat overleg tegemoet zien?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat zeg ik toe. Ik heb er wel moeite mee dat in de motie wordt gesteld dat het budget dat voor 2004 ter beschikking werd gesteld, uitgangspunt dient te zijn. Dat heeft ook te maken met het feit dat men in 2004 eenmalig extra geld heeft gekregen voor de afbouw, dat betekent 150%. Het kan wat mij betreft gaan om projectsubsidies, maar niet om de instellingssubsidie en de instandhouding van de koepels.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Maar er is door de koepels veel geld ingeleverd.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Zij vallen nu eenmaal onder het regime van het totale subsidiebeleid, zodat zij te maken hebben gehad met de generieke korting. Ik kan vanuit mijn verantwoordelijkheid met de projectsubsidies doen wat ik maar kan doen. Ik zeg toe dat ik zal kijken naar langjarige subsidies, waarbij ik denk aan een periode van drie jaar. Vanuit die attitude zal ik met hen het gesprek aangaan. Dat kan hen goede perspectieven bieden, naast wat men met NOC/NSF is overeengekomen als het gaat om de middelen die beschikbaar worden gesteld. Ik zal al het mogelijke doen, maar dan wel onder het vigerend subsidiebeleid. Aanvaarding van de motie moet ik ontraden, omdat erin uitgegaan wordt van een financiënniveau dat ik niet kan garanderen. Wat mij betreft moet niet het budget voor 2004 het uitgangspunt zijn. Dat ligt beduidend hoger dan het budget waarover men normaal gesproken kon beschikken.

De heer Atsma (CDA):

In mijn beleving is dat niet waar. Het budget ligt beduidend onder het niveau dan dat van 2003. Men heeft namelijk vrijwillig ingeleverd, parallel aan datgene wat andere sportorganisaties hebben moeten inleveren. Dat is een eigen initiatief geweest. Zij moeten op lange termijn zekerheid krijgen dat zij kunnen blijven voortbestaan, maar dat moeten zij wel zelf verdienen. Dat appèl zou de staatssecretaris ook op andere organisaties kunnen doen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik begrijp heel goed wat de heer Atsma wil. Deze sportkoepel heeft volgens mij "in de markt" echt wat te bieden op het gebied van speciale expertise, projecten en eventuele projectondersteuning. Als ik de motie echter heel strak interpreteer, heb ik moeite met de inhoud ervan. Ik deel de behoefte van de heer Atsma om te kijken wat er voor deze koepels gedaan kan worden om hun bestaan mede te helpen verzekeren. Dat zal ik vanuit mijn verantwoordelijkheid ook echt doen. Als de laatste zin van het dictum van de motie er niet zo hard in zou staan, zou ik hiermee aan de slag gaan. Ik kan nu echter niet anders dan aanvaarding van deze motie ontraden, maar ik ga aan het werk en zal de Kamer daarover rapporteren.

Wat betreft de motie-Atsma/Rijpstra over de toekenning van middelen aan sportbonden, -koepels en andere en het opdragen daarvan aan een onafhankelijke organisatie of autoriteit, en het verzoek om dit verder uit te werken in de op te stellen sportnota, zeg ik toe dat ik deze gedachte in de uitwerking van de sportnota zal betrekken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven