Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 november 2004 over de SUWI/Cliëntenraad.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Vorige week hebben wij overlegd over onder andere de schuldenproblematiek. Pardon, ik verzoek u deze zin te laten schrappen uit de Handelingen. Ik begon aan het betoog dat ik bedoeld had voor het debat dat over een uur aan de orde is.

De voorzitter:

Schrappen kan niet volgens het Reglement van Orde. Ik benoem dit tot anekdote.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dank u voorzitter. Ik heb wel de goede motie in handen.

Voorzitter. Vorige week is een algemeen overleg gevoerd over de structuur werk en inkomen, SUWI. Onderdeel van de wetgeving vormt de Landelijke cliëntenraad die bij het ontstaan wettelijk is samengesteld uit verschillende partijen. Vanaf de instelling heeft deze bestaan uit negen verschillende partijen omdat dat een goede en evenwichtige insteek was. Oorspronkelijk was het de bedoeling om dat aantal terug te brengen tot zes, maar voor mijn fractie is daar geen enkele reden toe, temeer daar werkende weg is gebleken hoe goed de huidige verdeling is en hoe belangrijk het is om de Federatie van ouderverenigingen en de Landelijke cliëntenraad te betrekken. Ik heb de eer om de volgende motie aan de Kamer voor te leggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige samenstelling van de Landelijke Cliëntenraad (LCR) evenwichtig en representatief is;

constaterende dat met het schrappen van de Federatie van Ouderverenigingen (FvO) de expertise over mensen met een verstandelijke beperking uit de Landelijke Cliëntenraad verdwijnt en dat met het schrappen van de Landelijke Patiëntenraden (LPR) de expertise en inzet van de organisaties van mensen met een psychische beperking uit de LCR verdwijnt;

spreekt uit dat de huidige samenstelling van de Landelijke Cliëntenraad gehandhaafd dient te blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174(26448).

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij heeft de PvdA indertijd ingestemd met de wet waarin een voorziening is opgenomen dat er maar zes organisaties deel uitmaken van de Landelijke cliëntenraad. Volgens mij is een tijdelijke ontheffing in het leven geroepen tot 1 januari 2003. Nu is het bijna 1 januari 2005. Waarom zouden wij afwijken van een eerder genomen besluit? Mevrouw Noorman was indertijd zelf een groot voorstander van die handelwijze en wilde slechts tijdelijk naar negen gaan. Waarom zou anders niet voor het aantal van twaalf of vijftien gekozen kunnen worden?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het amendement over de instelling van de Landelijke cliëntenraad is destijds door de heer Harrewijn en mij ingediend. Wij hebben toen voor de vuist weg een aantal van zes genoemd, niet wetend wie daarin zouden gaan zitten. Bij de instelling bleek echter dat het evenwichtiger zou zijn om negen organisaties op te nemen. Wij hebben besloten om de situatie even aan te kijken en dat is gebeurd. De cliëntenraad werkt goed en effectief zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen, buiten de reiskosten. Het zou doodzonde zijn als de expertise over mensen met een verstandelijke handicap of psychiatrische problemen in relatie tot de arbeidsmarkt niet meer vertegenwoordigd zou zijn en er in de Landelijke cliëntenraad alleen expertise zou zijn over mensen met een lichamelijke handicap. Dat komt de cliëntenraad niet ten goede; het een is niet zonder meer uitwisselbaar met het andere. Zij zijn zeer actief en adviseren volop in belangrijke reïntegratieplannen. Wij doen onszelf onrecht aan als wij deze organisaties daar geen rol in laten spelen. Het zijn overigens koepelorganisaties, dus er zit nog een heel veld achter. Zij horen er niet alleen bij; zij zijn onmisbaar voor de kwaliteit van de besluitvorming. Ik hoop dat u de motie wilt ondersteunen. Zo nodig, dien ik een amendement in bij de behandeling van de eerste veegwet die ik onder ogen krijg en die betrekking heeft op de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Daar kunt u van op aan.

Minister De Geus:

Voorzitter. De Landelijke Cliëntenraad bestaat uit vertegenwoordigers van landelijke cliëntenorganisaties en uit afgevaardigden van de drie uitvoeringskolommen SVb, CWI en UWV en de cliëntenparticipatie bij gemeenten. Het vraagstuk waar de motie over gaat, heeft betrekking op de vertegenwoordigers van de landelijke cliëntenorganisaties. Volgens de wet zitten in de Landelijke Cliëntenraad zes vertegenwoordigers van landelijke cliëntenorganisaties. Bij de aanvang van de werkzaamheden waren er tijdelijk negen vertegenwoordigers. Die mochten een jaar blijven, tot 1 januari 2003. Dat is bij de totstandkoming van de wet besloten. Er zitten nu echter nog steeds negen vertegenwoordigers in de Landelijke Cliëntenraad. Ik heb in het voorjaar tijdens een overleg aan de Landelijke Cliëntenraad gevraagd om te regelen dat het aantal vertegenwoordigers terug werd gebracht tot zes. Op dat beraad heb ik nog geen antwoord. Ik vind het goed als de raad daar in eerste instantie intern over praat, zodat er onderling afspraken kunnen worden gemaakt over een roulerend lidmaatschap, een plaatsvervangend lidmaatschap of andere vormen van lidmaatschap waarin men de vertegenwoordiging combineert. Ik zie dus geen reden om het aantal vertegenwoordigers wettelijk uit te breiden tot negen. Ik stel ook vast dat in de brief die recentelijk aan de Kamer is gestuurd, de partijen eensgezind hebben vastgesteld dat de organisaties van mensen met verstandelijke en psychische beperkingen zullen terugtreden indien het kabinet blijft aandringen op het terugdringen van het aantal organisaties tot zes.

De CG-raad, de Federatie van Ouderverenigingen en de CGG hebben daarmee ingestemd. Zij hebben wel laten weten dat zij hoopten dat zij mij, de minister, op andere gedachten konden brengen. Dat betekent dus dat zij er rekening mee houden dat het deze kant op gaat. Daar wordt het nu ook tijd voor. De organisaties in kwestie verdienen natuurlijk erkenning, maar het is mogelijk om de Landelijke Cliëntenraad te laten voldoen aan het wettelijke criterium. Ik moet de aanneming van de motie dus ontraden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De minister stelt dat het mogelijk moet zijn om te rouleren, maar de expertise en de deskundigheid met de wijze waarop mensen met een psychische of verstandelijke handicap een plek op de arbeidsmarkt moeten krijgen verschilt zo wezenlijk van de expertise met mensen met een lichamelijke handicap, dat u zichzelf onrecht aandoet als u de mensen met een dergelijke deskundigheid niet volwaardig deel laat uitmaken van de Landelijke Cliëntenraad. Het is de enige cluster in de driedeling in de Landelijke Cliëntenraad die direct contact heeft met de mensen om wie het gaat. Het is geen afgeleide. Daarom vraag ik u nogmaals om uw standpunt ten aanzien hiervan te heroverwegen. Op deze wijze doet u uzelf en de gemeenschap namelijk onrecht aan.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik ga hier inhoudelijk op in, als u mij toestaat. In de brief die ik net citeerde, staan de mogelijkheden om samen te werken beschreven. Het is mogelijk om deel te nemen als toegevoegd lid. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de wijze waarop de Landelijke Cliëntenraad zijn expertise uit verschillende bronnen haalt. Voor bepaalde vraagstukken wil men misschien wel andere koepelorganisaties of suborganisaties raadplegen. Het gaat om de vraag welke organisaties de wettelijke plaats innemen van de zes landelijke cliëntenorganisaties. Daarvoor is het van belang dat er een evenwicht is tussen enerzijds de vertegenwoordiging van gehandicapten en chronisch zieken en anderzijds bij voorbeeld van ouderen of allochtonen. Ik zie dat bijvoorbeeld op het lijstje staat dat de FNV met twee personen in die organisatie is vertegenwoordigd. Kort gezegd zijn er nog allerlei mogelijkheden om onderling tot dat aantal van zes te komen. Het is een wetsartikel. De betrokkenen zijn er al enige tijd van op de hoogte en naar mijn idee moeten wij straks een moment vaststellen waarop betrokkenen worden gedwongen die keuzes te maken. Als wij dat niet doen, vrees ik dat er tot in eeuwigheid sprake blijft van die toevalstreffer van de uitbreiding van negen. Dat zou ook frustrerend zijn voor die organisaties die er nu misschien net buiten vallen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor over de ingediende motie aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven