Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, donderdag te stemmen over de moties Meerjarenprogramma infrastructuur en transport en over de moties minderheden- en integratiebeleid en grotestedenbeleid.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in de commissie voor de Verzoekschriften het lid Mosterd tot plv. lid in plaats van het lid Wijn.

Het woord is aan de heer Geluk.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! Ik verzoek u het verslag van het algemeen overleg over de waterschade op de agenda te plaatsen. Ik wil een motie indienen.

De voorzitter:

Ik zal u nader, misschien vandaag nog, een voorstel doen over de behandeling. Ik weet dat meer leden dit soort verzoeken gaan doen. De Kamer moet er ernstig rekening mee houden dat vandaag enkele verslagen van een algemeen overleg aan de orde zullen komen.

Het woord is aan de heer Leers.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Ik heb een soortgelijk verzoek en dat betreft het AO over de Betuwelijn. Ik verzoek u ook het verslag van dat overleg te plaatsen op de agenda voor de plenaire vergadering.

De voorzitter:

Voor dit verzoek geldt het antwoord dat ik al heb gegeven.

Het woord is aan de heer Van Heemst.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Ik wil even nagaan of u inmiddels al heeft voorgesteld om de stemmingen over de begroting van Verkeer en Waterstaat naar donderdagavond te verschuiven.

De voorzitter:

Neen, want ik kan niet alles tegelijk. Er zijn heel wat leden die bij de regeling van de werkzaamheden het woord hebben gevraagd. Als zij aan de beurt zijn geweest, doe ik zelf weer eens wat voorstellen.

Het woord is aan de heer Udo.

De heer Udo (VVD):

Voorzitter! Ik verzoek u ook het verslag van het AO over het Bouwstoffenbesluit, afgelopen donderdag gehouden, te plaatsen op de agenda voor de plenaire vergadering. Wij zouden graag zien dat dit verslag nog deze week werd behandeld.

De voorzitter:

Dat begrijp ik. Ook voor u geldt het antwoord dat ik al heb gegeven. U moet er rekening mee houden dat het door u bedoelde verslag nog vandaag aan de orde wordt gesteld.

Het woord is aan de heer Kamp.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De agendapunten nrs. 19 t/m 21 betreffen de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mijn fractie had nogal wat problemen met bepaalde moties en amendementen waar het de voorgestelde dekking of financiële consequenties betrof. Vanochtend is een brief van de minister binnengekomen die daarop betrekking heeft. Mijn fractie zou graag in de gelegenheid worden gesteld om deze brief te bestuderen en te bespreken. Daarom verzoeken wij u de stemmingen in verband met de genoemde agendapunten uit te stellen tot donderdagavond.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Het is een goed gebruik dat wanneer een fractie ruimte vraagt voor nader beraad, haar die ruimte wordt geboden. Ik wil mij dan ook niet tegen het verzoek van de heer Kamp verzetten, maar wél vraag ik hem hoe hij de bedoelde brief denkt te bespreken. Behelst zijn verzoek ook een voorstel voor de bespreking van deze brief? Dat zou, gelet op de agenda, wel eens een moeilijke zaak kunnen zijn.

De heer Kamp (VVD):

Wij denken aan een interne bespreking van de brief en, vervolgens, afhandeling door middel van de stemmingen op donderdagavond.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! Wij vragen ons af wat nu precies de bedoeling is. Het gaat om een brief van één kantje. Het komt mij voor dat deze brief betrekkelijk eenvoudig kan worden behandeld. Wij kunnen ons dan ook van het genoemde interne beraad weinig voorstellen. Eerlijk gezegd hebben wij niet zo'n behoefte aan uitstel van de stemmingen.

De voorzitter:

Er komen wel vaker verzoeken van fracties, groot of klein, om om hen moverende redenen stemmingen uit te stellen. Aangezien wij deze week nog een moment hebben waarop stemmingen aan de orde worden gesteld, Voorzitterlijkt het mij niet juist om hierover nu een eindeloos ordedebat te houden.

Ik stel voor, aan het verzoek van de heer Kamp te voldoen en ik constateer dat de Kamer daarmee met veel plezier kan instemmen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Apostolou.

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! Ik verzoek u het verslag van het AO over de wapenexport, gehouden op 10 december, op de agenda van de Kamer voor deze week te plaatsen.

De voorzitter:

Ook voor u geldt het antwoord dat ik al eerder naar aanleiding van soortgelijke verzoeken heb gegeven.

Het woord is aan mevrouw Augusteijn-Esser.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Op 24 november vroeg ik namens mijn fractie om een brief van het kabinet over de gevolgen van de uitspraak van de rechtbank over het schorsen van gasboringen in de Noordzeekustzone voor de voorgenomen boringen in het Waddengebied. Ik vroeg het kabinet of het, net als mijn fractie, mogelijkheden tot heroverweging zag. Wij verzochten het kabinet om zo mogelijk per omgaande te reageren, maar in elk geval zijn brief vóór 9 december naar de Kamer te zenden. Vandaag, drie weken later, is deze brief er nog niet. Ik verzoek u dan ook, voorzitter, het kabinet te vragen ons deze brief in elk geval vóór het kerstreces toe te sturen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de Kamer nog altijd instemt met het eerder gedane verzoek. Op grond daarvan moet er nu inderdaad worden gerappelleerd.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Op 2 december heeft de vaste commissie voor BZK een overleg gevoerd met minister Peper en staatssecretaris Vermeend over de financiën van de gemeenten en provincies. De commissie zou het op prijs stellen om dit verslag op de Kameragenda te plaatsen. Aangezien er vanochtend een brief is binnengekomen, hebben de commissieleden een voorkeur om dit op donderdag te behandelen.

De voorzitter:

Ik zal hierover zo snel mogelijk een voorstel doen.

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik wil u verzoeken om het verslag van het algemeen overleg over de tweede fase voortgezet onderwijs op de agenda te plaatsen. Ik heb een paar collega's kunnen bereiken, maar niet allemaal. Ik weet dus niet of dit verzoek door de gehele commissie wordt gedeeld.

De voorzitter:

Ik zie weinig animo om u te gaan bestrijden. Ik neem aan dat ik ook daarover een nader voorstel kan doen.

Ik moet u melden dat, zoals sommigen misschien al weten, de heer Zalm door ziekte verhinderd is om vandaag in de Kamer aanwezig te zijn. Ik heb begrepen dat niet zeker is of dit morgen wel het geval kan zijn. Wij kunnen daar op z'n minst op hopen. Ik stel daarom voor, het debat over de Najaarsnota uit te stellen tot morgenochtend 10.15 uur. Dat zou eventueel ook met de staatssecretaris kunnen, want hij kan de minister vervangen, zoals hij op dit moment ook doet in de Eerste Kamer. Ik hoop echter dat de minister van Financiën erbij kan zijn. Dat betekent dat wij vandaag nog een aantal VAO's zouden kunnen afhandelen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil de Kamer toestemming vragen voor het houden van een interpellatie over de witte illegalen. U kent het probleem van de witte illegalen. Het gaat om een aantal mensen die nu de derde week van hun hongerstaking zijn ingegaan. De Kamer staat aan de vooravond van het kerstreces. Naar mijn mening is het dringend noodzakelijk dat de Kamer probeert een oplossing tot stand te brengen, in de eerste plaats om de impasse te doorbreken en in de tweede plaats om te voorkomen dat het conflict tijdens het kerstreces zou escaleren. Vandaar mijn vraag aan u om toestemming voor het houden van een interpellatie.

Ik heb daar nog het volgende aan toe te voegen. Zojuist heb ik van het solidariteitscomité het bericht ontvangen dat men bezig is met het zoeken naar een oplossing en dat men er de voorkeur aan geeft om het interpellatiedebat niet vandaag te doen plaatsvinden maar morgen. Ik leg dat verzoek graag aan u voor.

De voorzitter:

Ik geef graag de andere leden de gelegenheid om te reageren op uw verzoek, maar ik voeg er wel het volgende aan toe. Nu ik door de ziekte van de heer Zalm het debat over de Najaarsnota al moet verschuiven naar morgen, zou dat betekenen dat wij vanavond eventueel niet vergaderen, terwijl wij de rest van de week heel laat en op een hoop moeten vergaderen. Een spoeddebat, mijnheer De Wit, is een spoeddebat. Het bijzondere toeval doet zich voor dat wij dat vanavond kunnen houden, als de Kamer vindt dat de interpellatie gehouden moet worden. Ik verzoek de andere leden dit in hun overwegingen mee te nemen, zodat wij weten hoe wij de verdere week moeten indelen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Ik leg mij uiteraard neer bij uw beslissing op dit punt. Ik heb alleen de wenselijkheid naar voren gebracht. Als het zo moet zijn dat het interpellatiedebat vandaag plaatsvindt, zal ik dat doen.

De voorzitter:

Ik beslis niet, mijnheer De Wit. Ik voer uit wat de meerderheid van de Kamer wil, maar ik heb inderdaad dat voorstel gedaan.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik zal niet inhoudelijk ingaan op het interpellatieverzoek van de heer De Wit, want het staat hem uiteraard vrij om dat verzoek te doen. Ingaand op uw verzoek, zou ik u heel erg willen steunen in uw voorstel om de interpellatie, als zij plaatsvindt, vanavond te houden, omdat wij anders deze week vastlopen. En dat is niet nodig.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter! Ook ik steun uw verzoek van harte. Het onderwerp lijkt mij belangrijk genoeg om er direct over te praten. Als de heer De Wit vindt dat hij de plannen van het actiecomité moet afwachten, had hij zich waarschijnlijk de vraag moeten stellen of hij dit verzoek nu aan de Kamer had moeten richten.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 wil in de aangevraagde interpellatie meedoen en steunt dus het verzoek. Het lijkt mij belangrijk dat wij vandaag het debat houden, wat mijn fractie betreft het liefst vanmiddag en niet vanavond.

De heer Hillen (CDA):

Wat ons betreft ook zo spoedig mogelijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ook wij sluiten ons aan bij de wens een interpellatiedebat te houden.

De voorzitter:

Ook hierover zal ik een nader voorstel doen. Ik hoop dat u hiermee kunt instemmen, mijnheer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Ja, akkoord.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben begrepen dat de Oost-Europabank begin volgend jaar een besluit neemt over de financiering van de ontmanteling van twee kerncentrales in Oekraïne. Wij vragen het kabinet om een brief met zijn mening hierover, zodat wij eventueel erover met het kabinet kunnen discussiëren. Wij vragen dit vooral aan de ministers Pronk en Zalm, omdat wij denken dat bij dit project aan nogal wat randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en financiën niet voldaan is. Wij ontvangen graag een brief van het kabinet voordat de Oost-Europabank een definitieve beslissing neemt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voordat wij gaan stemmen, schors ik de vergadering enkele ogenblikken. Dit geeft ons de gelegenheid nog even de agenda van vandaag te bekijken. Na de stemmingen zal ik de Kamer een nader voorstel daarover doen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven