Vragen van het lid Balkenende aan de minister van Economische Zaken, over de uitspraken van de heer S. van Wijnbergen over onder andere de hypotheekrenteaftrek en over loonmatiging.

De heer Balkenende (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken schuwt het debat niet. Dat heeft voor dat debat ontegenzeggelijk voordelen, maar het kan soms leiden tot problemen in de sfeer van de ministeriële verantwoordelijkheid. Dat hebben wij gezien in de maand september, toen de secretaris-generaal waarschuwde voor een te optimistisch beeld van het kabinet. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft gekregen, maar het was uiteraard niet leuk voor het kabinet. Dat heeft toen geleid tot de volgende uitspraak van de minister: 'Ik wist van tevoren niet van die interviews af. Toen ik daar gistermorgen achter kwam, heb ik stappen ondernomen om te voorkomen dat mij dat in de toekomst nog eens zou overkomen. Er kunnen natuurlijk niet onder mijn verantwoordelijkheid uitspraken worden gedaan die twijfel zaaien over het regeerakkoord waar ik, tot in de boezem van mijn apparaat, volledig achter heb gestaan. Dat kan gewoon niet.'

Inmiddels heeft de secretaris-generaal weer van zich doen spreken. Uit een bericht in De Telegraaf blijkt dat de secretaris-generaal heeft gezegd dat een loonstijging van 3% zo ongeveer 'zelfmoord' zou zijn. Die opmerking staat dan haaks op een opmerking van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die heeft gezegd: 'Wij noemen geen percentage; dat is de verantwoordelijkheid van de CAO-onderhandelaars.' Hij heeft dat afgelopen zaterdag bij het afscheid van CNV-voorzitter Westerlaken nog eens herhaald.

De tweede opmerking die de secretaris-generaal maakte, betreft zijn visie zoals neergelegd in een preadvies voor de Koninklijke vereniging voor staathuishoudkunde. De heer Van Wijnbergen is van mening dat er sprake moet zijn van een groter verschil tussen uitkering en minimumloon. Het moet aantrekkelijker worden om te gaan werken. Voor de financiële dekking wijst de heer Van Wijnbergen op een paar interessante punten. Ik citeer: 'Grote stappen richting lage tarieven vereisen echter vermindering van de twee niet aangepakte gaten in de belastinggrondslag: de hypotheekrente en de subsidies aan het pensioensparen.' Een zeer opmerkelijke mededeling, omdat er wat de pensioenpremies betreft eerder in het jaar een aanvaring was tussen de vorige minister van Economische Zaken, de heer Wijers, en de secretaris-generaal. Dat gebeurde naar aanleiding van het nieuwjaarsartikel van de heer Van Wijnbergen. Wat de hypotheekrente betreft staat deze uitspraak uiteraard op gespannen voet met het regeerakkoord en met alle politieke verwachtingen die voor de verkiezingen naar voren zijn gekomen. Daarna heeft de woordvoerder van de minister gezegd dat het kabinet en Van Wijnbergen het gewoon met elkaar eens zijn. De minister heeft vervolgens gezegd dat die uitspraken geen kritiek zijn op het kabinet, maar dat het gaat om het hardop denken van een briljant econoom.

Dit leidt tot de volgende vragen. Was de minister er vooraf van op de hoogte dat de secretaris-generaal de aangehaalde uitspraken zou doen? Deelt de minister de opvattingen van de secretaris-generaal, zowel met betrekking tot de opmerking over de loonontwikkeling van 3%, die zelfmoord zou zijn, als met betrekking tot de opmerking dat het beperken van de aftrekbaarheid van hypotheekrente wenselijk is, gelet op een verlaging van belastingtarieven? Is de minister het met de CDA-fractie eens dat de opmerking over de loonafspraken op gespannen voet staat met de indruk die de minister van Sociale Zaken heeft gewekt? Is de minister het ermee eens dat de opmerking over het beperken van hypotheekrenteaftrek op gespannen voet staat met het regeerakkoord? Ten slotte: hoe is het mogelijk dat de woordvoerder van de minister stelt dat het kabinet en de heer Van Wijnbergen het gewoon eens zijn?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Het is mij altijd een groot genoegen als ik in deze Kamer weer iets mag zeggen over mijn secretaris-generaal, vooral omdat hij af en toe van die spraakmakende uitspraken doet, waar de heer Balkenende in elk geval geweldig van wakker schrikt. Ik ben in dit geval iets minder wakker geschrokken, want ik wist dat hij zich bezighield met een debat. Ik mag misschien even in herinnering roepen hoe het in september is gegaan. Het ging toen over een uitspraak van de heer Van Wijnbergen waarin hij directe kritiek gaf op het regeerakkoord. Ik heb daar stevig met hem over gesproken. Ik heb dat ook aan de Kamer gemeld bij mondelinge vragen die geloof ik ook van de zijde van de CDA-fractie werden gesteld. Ik heb daar afgesproken dat dit soort dingen niet meer zou moeten kunnen. Ik geloof overigens dat de heer Balkenende op dat moment zelf nog niet de opvatting had dat hij gelijk had. Ik begrijp dat hij dat inmiddels wel vindt.

Ik vind overigens dat dit vervolgens niet betekent dat mijn secretaris-generaal die een voortreffelijk econoom van PvdA-huize is, nooit meer een debat zou mogen voeren en geen uitspraken meer zou mogen doen als wetenschapper, als iemand die zich bemoeit met het publieke debat. We moeten oppassen dat we niet bij alles wat geschreven wordt, vervolgens spijkers op laag water gaan zoeken. Ik ben daar veel te veel een liberaal voor. Het moet mogelijk zijn om ambtenaren te hebben die af en toe min of meer 'onthecht' hun gedachten laten gaan. Waar geanalyseerd wordt, moeten we oppassen dat we dat niet direct doorvertalen naar kritiek op het kabinetsbeleid. Dat was in elk geval in de laatste twee gevallen die de heer Balkenende nu heeft genoemd, absoluut niet aan de orde. Ik hoop ook dat hij mij niet elke keer naar de Kamer haalt als er weer eens een artikel in de krant staat vanwege een bijeenkomst die ergens gehouden is, waarin mijn secretaris-generaal zich bezighoudt met economische analyse. Want het ging in beide gevallen over economische analyses.

Misschien mag ik op beide uitspraken iets zeggen. De heer Balkenende meent dat de heer Van Wijnbergen min of meer een oproep heeft gedaan tot loonmatiging. Dat is niet zo. Hij heeft een economische analyse gegeven. Deze is overigens niet alleen door de heer Van Wijnbergen, maar ook door de premier, de minister van Sociale Zaken en door mijzelf gegeven. Deze analyse is heel simpel. Als de inflatie lager uitpakt, is er voor een bepaalde reële loonstijging minder brutoloonstijging nodig. Verder heeft hij – zoals in het CPB-rapport staat en ook door ons is onderschreven – gewezen op de economische situatie en het feit dat een aantal seinen op onveilig staat. Dat is bepaald geen oproep, maar een analyse.

Iets anders is de vraag of ik dezelfde woordkeuze zou hebben gebruikt. Ik heb overigens begrepen dat hij zich niet kan herinneren dat hij het woord 'zelfmoord' heeft gebruikt, maar dat hij dat een ernstige zaak vindt, moge duidelijk zijn. Ik vind dat ook. Ik heb dacht ik met het toesturen van het CPB-rapport aan de Kamer ook aangegeven dat ik vind dat wij, maar ook sociale partners, allen goed naar onze eigen verantwoordelijkheid horen te kijken. Daar horen geen oproepen bij, maar wel een daarover met elkaar in gesprek raken, wat in het najaarsoverleg ook volop is gebeurd.

Ik heb al gezegd dat hij een groot econoom is. Het ESB heeft hem naar ik meen uitgeroepen tot de derde econoom van dit land. Hij heeft zich beziggehouden met het schrijven van een preadvies voor een bijeenkomst van de Vereniging van staathuishoudkunde. Het gaat daarbij normaal gesproken niet over regeerakkoorden of kortetermijnzaken, maar meer om filosoferen over de wijze waarop je in de toekomst zou kunnen omgaan met maatregelen. De heer Balkenende zegt dat de heer Van Wijnbergen daar heeft gezegd dat het wenselijk is om de aftrekbaarheid ter discussie te stellen. Dat is nadrukkelijk gebeurd in hypothetische zin: als je dit zou willen doen, dan zul je dat moeten doen. Als het iemand van liberale huize was geweest, had hij waarschijnlijk gezegd: als je verder wilt gaan met lagere tarieven, moet je meer ombuigen. Ik kan begrijpen dat iemand met een andere opvatting daar iets anders over zegt. Dat zegt verder niets over het kabinetsbeleid terzake. Er wordt geen woord kritiek geuit op het kabinetsbeleid. Er wordt een analyse gegeven dat je, indien je verder wilt gaan met dit soort stappen, andere dingen moet doen en dat dat redelijk gecompliceerd is. Ik vind dat op geen manier op gespannen voet staan met mijn verantwoordelijkheid of met het kabinetsbeleid. Ik vind het heel goed dat de Vereniging van staathuishoudkunde, overigens met preadviezen van verschillende huize, die discussie heeft gevoerd. Het was ontzettend jammer dat ik daar zaterdag zelf niet bij aanwezig heb kunnen zijn. Ik had dan ook nog een klein krentje in de pap kunnen doen, wellicht met een iets andere opmerking terzake. Dit zijn typisch dingen waarmee wetenschappers zich bezig horen te houden. Ik heb er geen enkel probleem mee dat ook mijn secretaris-generaal zich in dat debat mengt.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden, maar ik vind die antwoorden eerlijk gezegd niet bevredigend. Zij had het over het wakker schudden van het CDA in de maand september, maar de opmerkingen van de heer Van Wijnbergen waren juist gericht tot het kabinet. Hij heeft toen immers gezegd dat ervoor moet worden gewaakt om uit te gaan van een te optimistisch kader; wij moeten vaststellen dat hij volledig gelijk heeft gekregen. Laten wij eerlijk zijn: de CDA-fractie heeft die opmerking van de heer Van Wijnbergen destijds overgenomen.

De minister heeft ook gezegd dat de heer Van Wijnbergen een groot econoom is. Dat ben ik met haar eens; hij is een goed econoom. Hij is echter niet alleen econoom, maar ook de hoogste ambtenaar van de minister. Zij heeft zelf in 'Met het oog op morgen' gezegd dat hij een uitermate belangrijk adviseur van de minister is. Als die hoogste ambtenaar bepaalde uitspraken doet, is dat dus meer dan alleen een economische analyse; het zijn feitelijk aanbevelingen voor beleid. Als een secretaris-generaal zegt dat wij zouden moeten werken aan een beperking van de hypotheekrenteaftrek om ervoor te kunnen zorgen dat de lasten op arbeid worden verlicht, staat dat – hoe je het wendt of keert – op gespannen voet met de intentie van het regeerakkoord.

Dan de opmerking over zelfmoord, waarvan de secretaris-generaal zich niet kan herinneren dat hij deze uitspraak heeft gedaan. Ik had gedacht dat de minister daarop zou ingaan. Om die reden heeft mijn fractie gisteren contact opgenomen met de betreffende journalist van De Telegraaf. De secretaris-generaal heeft letterlijk gezegd: 'Dat zou zelfmoord zijn'. Er was ook sprake van het noemen van percentages en ook dat staat op de band, zo hebben wij vernomen. Als de secretaris-generaal het heeft over het noemen van percentages en over zelfmoord, is er dan geen spanning met datgene wat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in alle duidelijkheid heeft gezegd? Hoe kan het toch dat de minister de opmerkingen over de beperking van de hypotheekrenteaftrek onweersproken laat? Het gaat immers niet om een analyse, maar duidelijk om de opvatting van een adviseur van de minister. Wij moeten niet alleen kijken naar de econoom Van Wijnbergen, maar ook naar diens positie als adviseur van de minister. Ik zie dan een aantal signalen die haaks staan op datgene wat het kabinet zelf voorstaat.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik begrijp dat het CDA het nu plotseling eens is met mijn secretaris-generaal, maar ik wijs erop dat het CDA in zijn verkiezingsprogramma van precies dezelfde economische analyse is uitgegaan als in het regeerakkoord is gebeurd. Op dat punt is er geen enkel verschil. De CDA-fractie behoorde dus niet tot degenen die het allemaal zo goed wisten. Bij de afgelopen begrotingsbehandelingen heb ik overigens heel weinig gemerkt van de voorzichtigheid van de CDA-fractie. Als zij werkelijk voorzichtig zou zijn, had zij geen uitgavenvergroting, maar ombuigingen moeten suggereren.

Als ik goed naar het betoog van de heer Balkenende luister, betekent dat dat een secretaris-generaal – van welk ministerie dan ook – niets anders mag doen dan het adviseren van de minister, omdat al zijn uitspraken – op welke wijze dan ook gedaan en of zij nou te maken hebben met het regeringsbeleid of niet – onder de ministeriële verantwoordelijkheid moeten vallen. Ik ben bereid om veel voor mijn ministeriële verantwoordelijkheid te nemen en ik vind ook dat de heer Van Wijnbergen onder mijn verantwoordelijkheid mag deelnemen aan het debat; in die zin ben ik daar medeverantwoordelijk voor, maar deelnemen aan het debat betekent niet automatisch dat je het inhoudelijk eens bent met de punten waarover hij filosofeert met het oog op de verdere toekomst. Dat is flauwekul. Ik ben het helemaal niet eens met het ter discussie stellen van de hypotheekrenteaftrek en met zijn opvattingen over de pensioenen, maar dat doet in dit geval helemaal niet terzake, want hij spreekt geen wens uit. Hij heeft gezegd: als je verder wilt gaan met het verlagen van de kosten op het laagste niveau, zul je daaraan of daaraan moeten denken. De heer Balkenende heeft mij overigens niet gevraagd wat ik van een algemene tariefsverlaging vind; daar ben ik voor, maar ik zou die verlaging anders financieren. De opmerkingen van de heer Van Wijnbergen zijn dus geen advies aan het kabinet of kritiek op het kabinet; een preadvies voor de Vereniging van staathuishoudkunde vind ik echt iets anders.

Nogmaals: wetende dat mijn secretaris-generaal een onafhankelijk denker is, vind ik het prima dat hij deelneemt aan dit soort debatten zonder dat elk woord dat hij opschrijft altijd gezien moet worden als een advies aan het kabinet. Als ik dat wel zou vinden, zou ik hem heel gauw moeten ontslaan en zou ik een 'stille muis' moeten vinden die mij in alle stilte regelmatig adviseert en verder nooit naar buiten optreedt. Ik vind dat niet nodig. Natuurlijk zijn er grenzen en die zal ik streng bewaken. Daar kan men van overtuigd zijn, maar in de beide door de heer Balkenende genoemde gevallen, vind ik eerlijk gezegd dat er niets aan de hand is.

Er is geen sprake van enige spanning tussen hetgeen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de secretaris-generaal van mijn ministerie hebben opgemerkt. In beide gevallen is geen oproep gedaan, maar ging het om het nadenken over de economische toekomst en het goed uitvoeren van analyses. Ook zorg uitspreken mag zeker. Oproepen doen is echter iets geheel anders.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor haar antwoord, maar het bevredigt nog steeds niet. Dat zal ook geen bevreemding wekken, want zij haalt volgens mij een paar zaken door elkaar. Als zij bij het schrijven van het regeerakkoord was uitgegaan van de aannamen van het CDA, hadden de afspraken in het regeerakkoord er anders uitgezien. Dan hadden wij ook helderder kunnen discussiëren over onze eigen uitgangspunten. Nu moeten wij uiteraard reageren op de afspraken zoals ze in het regeerakkoord zijn vastgelegd.

Voor onze fractie blijft het de vraag, wanneer de heer Van Wijnbergen reageert als ambtenaar en als een van de belangrijkste adviseurs van de minister, en wanneer hij dat doet als wetenschapper. De minister is daar in haar antwoord onvoldoende op ingegaan. Zij zegt dat de heer Van Wijnbergen een zekere vrijheid heeft om als wetenschapper en als adviseur te opereren. Mijn vraag aan de minister is dan of zij er in het vervolg bij wil zeggen of hij als wetenschapper, dan wel als ambtenaar en adviseur van de minister optreedt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik vind het buitengewoon interessant dat mevrouw Verburg nu probeert te beweren dat het verkiezingsprogramma van het CDA in financiële zin beter onderbouwd was dan dat van de VVD, de PvdA of D66, maar ik meen mij toch te herinneren dat ook het CDA is uitgegaan van het behoedzame scenario, dus precies hetzelfde scenario als wij. De uitkomsten van het CDA waren dus ongetwijfeld niet beter geweest. Overigens: als het CDA dacht dat het het beter wist, had het vanaf augustus met voorstellen kunnen komen om het geheel nog veel mooier te maken. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat het behoedzame scenario op basis waarvan wij het regeerakkoord hebben geschreven, nog steeds van toepassing is. Wij hebben een hopelijk kleine dip op dit moment, maar het is nog steeds niet onvoorstelbaar dat wij aan het eind van deze regeerperiode toch uitkomen op een gemiddelde groei van 2,25%. Het komende jaar zal lastig zijn – dat weten wij allemaal – maar het is helemaal niet uitgesloten dat daarna de groei weer aantrekt. Het kan altijd anders worden en wij moeten de risico's goed onder ogen zien, waarbij ik goed luister naar de adviezen van mijn mensen, maar er zijn ook weer lichtpuntjes aan de horizon.

Verder zou ik willen zeggen: laat men de stukken eens goed lezen. Als men dat doet, weet men zelf wanneer de heer Van Wijnbergen optreedt als adviseur van de minister of als schrijver van een wetenschappelijk artikel. Er kan niet staande worden gehouden dat het preadvies voor de Vereniging van staathuishoudkunde eruitziet als een advies aan de minister voor de korte termijn. Iedere enigszins bovengemiddelde lezer kan dat toch begrijpen en ik ben niet van plan om het er steeds bij te zeggen. Overigens: als men het echt niet kan begrijpen, roept men mij toch gewoon weer naar de Kamer en leg ik het nog een keer uit?

De heer Van Walsem (D66):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan de heer Balkenende. Het zal bekend zijn dat D66 de vrije meningsuiting hoog in het vaandel heeft staan en wij willen die vrije meningsuiting zeker ook laten gelden voor ambtenaren. Ook zij hebben naar ons inzicht recht op vrije meningsuiting. Volgens mij is dat trouwens vastgelegd in het ambtenarenreglement. Wil nu de heer Balkenende ambtenaren uitsluiten van het recht op vrije meningsuiting? Daar lijkt het wel op.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Nog niet zo lang geleden was het premier Kok zelf die beperkingen heeft gesteld aan het functioneren van ambtenaren, juist ter voorkoming van misverstanden. In meer algemene zin ben ik het natuurlijk geheel met de heer Van Walsem eens over het recht op vrije meningsuiting, maar de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken is wel een belangrijk politiek adviseur. En als die politiek adviseur nu zelf voorstelt te komen tot een beperking van de aftrek van hypotheekrente – een politiek toch zo gevoelig onderwerp – moet je niet alleen zeggen dat het hier om een economische analyse gaat. Hier wordt ook een politiek signaal afgegeven door de adviseur van de minister. Ik vind dat je je – zeker in deze omstandigheden – bewust moet zijn van de positie die je bekleedt. Dat heeft niets te maken met de aantasting van de vrijheid van meningsuiting, maar wel met het uitzenden van politieke signalen die volgens mij haaks staan op de intentie van het regeerakkoord. Dat is hier aan de orde.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Hoe je het wendt of keert, deze uitspraken zijn gedaan door de politieke adviseur van de liberale minister Jorritsma. Nu heb ik van de VVD-fractie in dit huis begrepen dat zij samen met de CDA-fractie pal wil staan voor het handhaven van de aftrek van hypotheekrente voor eigen woningen. Is het dan niet een beetje vreemd dat juist de hoogste ambtenaar – de belangrijkste adviseur van deze liberale minister van VVD-huize – opnieuw onrust in de samenleving zaait door te zeggen dat bij een verdere verlaging van de tarieven mogelijk de aftrek van de hypotheekrente in het geding komt. Dit gebeurt wel onder leiding van een liberale minister op het ministerie van Economische Zaken. Deelt de minister de opvatting dat het onverstandig is dat haar ambtenaren met hun mededelingen over de hypotheekrente de onrust over dit onderwerp opnieuw aanwakkeren?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik vind het eerlijk gezegd iets te veel eer voor de heer Van Wijnbergen om te suggereren dat zijn opmerking tot onrust in de samenleving leidt. Ik ben het van harte met de heer Reitsma eens dat wij – en naar ik geloof de hele coalitie – pal staan voor het aftrekbaar houden van de hypotheekrente. Daarover hebben wij afspraken gemaakt en daar houden wij ons aan. Ik heb eerlijk gezegd niet gemerkt dat er grote onrust in de samenleving is ontstaan, nu de heer Van Wijnbergen een persoonlijke opvatting heeft geuit in een debat van de Vereniging van staathuishoudkunde. Zodra die grote onrust in de samenleving mij gewordt, zal ik ervoor zorgen dat die in grote rust wordt omgezet.

De heer Schutte (GPV):

De minister maakt onderscheid tussen advies aan het kabinet en een wetenschappelijke analyse. Mijn vraag is of dit een oplossing biedt voor dit spanningsveld, want er is een spanning tussen enerzijds de loyaliteit aan de minister en anderzijds het recht om wetenschap te beoefenen, ook voor een ambtenaar. Moet je kijken naar het karakter van het artikel of naar het mogelijke effect ervan? Het is immers heel goed mogelijk dat mensen met andere opvattingen dan het kabinet juist aan een wetenschappelijke analyse van hoog niveau argumenten ontlenen om te zeggen: dit is een ondersteuning respectievelijk ondermijning van het beleid van de regering. In de aanwijzing van de minister-president voor het contact tussen ambtenaren en pers is nadrukkelijk opgenomen dat hoe dichter bij het beleid, hoe terughoudender de ambtenaar moet zijn in zijn opstelling. Is de minister het met mij eens dat dit soort criteria minder in algemene regels zijn te vatten dan in de eis van loyaliteit die altijd bovenaan moet staan?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Ik denk dat de heer Schutte volkomen gelijk heeft. Wij verkeren altijd in een spanningsveld in dit soort zaken. Dit is zeker het geval als het gaat om een ambtenaar met een hoog wetenschappelijk gehalte, die mij moet adviseren, maar tegelijkertijd een vrije denker is en graag aan het debat deelneemt. Dit vergt van hem de nodige zorgvuldigheid, maar ook van mij, want ik zou het buitengewoon ernstig vinden als ik de vrije meningsuiting van mensen zodanig zou beknotten dat zij in het geheel niet meer aan het debat kunnen deelnemen. Dat gaat mij echt te ver. Wij moeten dus opereren in dit spanningsveld en dan loop je af en toe risico's. Overigens moet ik hier onmiddellijk bij zeggen dat dit ook van sommige fracties in de Kamer vraagt even op te letten of zij wel opschudding wensen te veroorzaken. De wijze waarop hier met dit soort zaken wordt omgegaan, kan immers een verkeerde richting geven aan dit soort debatten. Misschien mag ik de Kamer oproepen om voordat zij dit soort kritiek uit, goed te kijken waar het om gaat, zodat er niet automatisch ongewenste dingen gebeuren. Zo niet, dan wil ik het graag hebben over meer dan alleen mijn secretaris-generaal. Ik herinner mij dat met name de fractie van het CDA meende dat de minister-president ook niet meer wilde dat ambtenaren lid zouden kunnen zijn van bijvoorbeeld partijcommissies. Zover zou ik niet willen gaan. Ik meen dat ook ambtenaren het volste recht hebben deel te nemen aan politieke discussies. Natuurlijk moet nauwkeurig in de gaten worden gehouden dat er spanningsvelden kunnen zijn. Men kan ervan overtuigd zijn dat ik dat buitengewoon goed in de gaten houd.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter! De minister heeft gezegd dat de heer Van Wijnbergen in dit geval steeds als wetenschapper is opgetreden. Kan de minister zeggen op welk wetenschappelijk inzicht dat berust? Moet de hypotheekrente worden verhoogd als de tarieven omlaag moeten? Dat is nogal wiedes. Dat noem ik geen wetenschap.

Als vakbonden iets meer dan 3% loon eisen, plegen ze zelfmoord. Waarop berust dat? Ik heb 30 jaar in dit vak gezeten, maar ik ken die wetenschappelijke analyse niet.

De secretaris-generaal heeft in dit geval politieke uitspraken gedaan. De minister moet niet zeggen dat het wetenschappelijk is. Heeft hij daarvoor toestemming gekregen of niet?

Is de minister ermee bekend dat de heer Van Wijnbergen bij de Vereniging van staathuishoudkunde geroyeerd is als lid?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Ik houd mij nooit bezig met het privé-leven van mijn secretaris-generaal. Ik had de Kamer ook nog kunnen melden dat hij afgelopen zaterdag niet aanwezig kon zijn doordat zijn moeder 85 jaar werd. Ik geloof niet dat dit een boodschap is waarbij de Kamer belang heeft. Van dat royement weet ik niets. Misschien heeft hij zijn contributie niet betaald. Eerlijk gezegd interesseert mij dat niet zoveel.

Ik heb het niet voortdurend over een wetenschappelijke analyse gehad. Ik heb het gehad over een economische analyse. Nu weten wij dat economie niet altijd een wetenschap is. Het is af en toe meer een kunst. Het gaat over het inschatten van mogelijkheden. Uiteindelijk worden politieke keuzen gemaakt. Ik denk dat een goede econoom een aantal mogelijkheden schetst, waaruit gekozen kan worden. Ik kan er zo tien mogelijkheden bij noemen. Als ik het zelf had mogen schrijven, had ik gezegd dat je ook kunt ombuigen. Dat is ook een mogelijkheid voor het verlagen van tarieven. Ik zie er geen kwaad in.

Die 3% is een economische analyse. Ik verwijs naar wat het CPB daarover heeft gezegd en wat de consequenties van een hoge loonontwikkeling zijn voor de IA-ratio. Het is duidelijk en in kritische zin door het CPB aan ons gemeld.

Naar boven