Noot 1 (zie blz. 2711)

Interpellatievragen van het lid De Wit (SP) aan de staatssecretaris van Justitie inzake de witte illegalenregeling. (Ingezonden 15 december 1998)

1

Bent u het eens met de stelling dat de afloop van de witte illegalenregeling per 31 december 1997 betekent dat de situatie van voor 1995 geldt?

2

Erkent u dat u de vrijheid heeft een nieuwe regeling op te stellen ten behoeve van de besluitvorming voor afgiften van verblijfsvergunningen aan vreemdelingen die reeds lang in Nederland verblijven en werken?

3

Bent u bereid een nieuwe regeling op te stellen?

4

Bent u bereid te regelen dat vreemdelingen die voor 1992 naar Nederland zijn gekomen, in het bezit zijn van een sofinummer, al dan niet aaneengesloten zes jaar in Nederland hebben gewerkt en aaneengesloten in Nederland hebben gewoond in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van klemmende redenen van humanitaire aard?

5

Erkent u dat een regeling als onder 4 in geen geval aanleiding zal kunnen zijn voor zogenaamde «nieuwe gevallen» die een beroep willen doen op de regeling, aangezien vanaf 1992 geen sofinummers meer aan illegalen worden verstrekt?

6

Hebt u sinds vorige week dinsdag nog gesproken met de witte illegalen en/of het Solidariteitscomité? Zo ja, wat is de uitkomst van dit gesprek geweest?

7

Bent u bereid bij de herbeoordeling van de aanvragen voor een verblijfsvergunning op grond van uw discretionaire bevoegdheid de strikte eis met betrekking tot de datum van aanvraag van de verblijfsvergunning te laten vervallen en dus het te vroeg aanvragen van een verblijfsvergunning niet tegen te werpen?

8

Welk gewicht bent u bij de toepassing van uw discretionaire bevoegdheid voornemens toe te kennen aan het feit dat de witte illegalen kinderen hebben die reeds lange tijd in Nederland verblijven en hier zijn geïntegreerd geraakt?

9

Erkent u dat, indien illegalen buiten hun schuld gedurende enige tijd niet wit hebben kunnen werken en daarmee niet kunnen voldoen aan het criterium van aaneengesloten wit hebben gewerkt, dit zeer onrechtvaardig uitwerkt?

10

Bent u bereid de eis van zes jaar aaneengesloten wit werk te laten vervallen?

11

Zo neen, welke versoepeling van dit strikte criterium acht u mogelijk?

12

Bent u bereid de eis van 200 dagen wit werk per jaar te versoepelen? Zo ja, in welke mate?

13

Op welke wijze denkt u bij het toepassen van uw discretionaire bevoegdheid recht te doen aan gelijke behandeling van wellicht in formele zin niet, maar in materiële zin wel gelijke gevallen?

Naar boven