Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid Van de Camp aan de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken, over het VN-jaarverslag over 1996 inzake drugs, dat vandaag wordt gepresenteerd.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Hedenochtend zijn wij door twee landelijke dagbladen op de hoogte gebracht van de voornaamste inhoud van het jaarverslag over 1996 van de commissie internationale narcoticacontrole in Wenen. Het jaarverslag is minder negatief dan vorig jaar. Dat is op zichzelf opmerkelijk, omdat de commissie mede op verzoek van de bewindslieden in het najaar van 1996 hier is geweest. Wat blijkt uit het verslag over 1996? Harde kritiek op het Nederlandse drugsbeleid. Vorig jaar zei minister Sorgdrager nog: ze kennen het beleid niet, ze zijn niet wezen kijken. Nu zijn ze wel wezen kijken, maar het oordeel blijft even hard. Vandaar de volgende vier vragen, twee aan de minister van Justitie, één aan beide ministers en één aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Klopt het bericht dat het rapport onder meer aangeeft dat Nederland een sleutelrol vervult op de groeimarkt van chemische drugs, dat het leeuwendeel van de Europese XTC in Nederland wordt gemaakt en dat Nederland een voornaam distributieland is van LSD en van cannabiszaad?

Op welke wijze is de commissie bij haar onderzoek aan Nederland geïnformeerd? Zijn de bevindingen van de commissie op dit bezoek terug te voeren?

Dan een vraag aan beide bewindslieden. Hoe verklaren de ministers de discrepantie tussen de mededeling aan de Kamer dat er veel succes wordt geboekt en de nog steeds buitengewoon kritische visie van de VN op ons drugsbeleid?

Ten slotte heb ik een vraag aan de heer Van Mierlo. Welke stappen onderneemt hij om te voorkomen dat dit jaarverslag van de VN het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie belast, of liever gezegd, opnieuw belast?

De voorzitter:

De goede regel van dit huis is dat nadat de vragensteller twee minuten de tijd heeft gehad en zich daaraan heeft gehouden, de regering vijf minuten de tijd heeft en geacht wordt om zich daar ook aan te houden.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik sta hier regelmatig vragen te beantwoorden. Wat de tijd betreft heb ik mij al leren aanpassen aan die vijf minuten, die wij dus nu zullen delen.

De INCB, de International narcotics control board, heeft op onze uitnodiging in september 1996 een bezoek gebracht aan Nederland. Bij die gelegenheid is de INCB geïnformeerd over het Nederlandse drugsbeleid door het ministerie van Volksgezondheid, als eerstverantwoordelijke voor het Nederlandse drugsbeleid, en het ministerie van Justitie. De INCB heeft vervolgens met verschillende onderdelen van het departement, maar ook met mensen uit de praktijk gesproken. Daarna heeft de INCB een aantal conclusies getrokken. Deze conclusies, zoals ook de heer Van de Camp heeft gezegd, zijn minder negatief dan het rapport dat daarvoor is uitgebracht.

De INCB heeft zich gebaseerd op cijfers over 1995. De cijfers in de eerdere rapporten zijn dus gebaseerd op cijfers van de jaren daarvoor en hebben betrekking op de periode voordat de drugsnota in werking is getreden.

Nadat de drugsnota in werking is getreden, is er met name op het gebied van de chemische drugs een aantal maatregelen getroffen. De regering heeft al eerder geconstateerd dat Nederland een belangrijke rol speelt in de productie van en handel in XTC en aanverwanten. Dat vinden wij een zorglijke zaak. Vandaar dat er extra maatregelen zijn genomen. Die maatregelen bestaan in de eerste plaats uit de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, die op 1 juli 1995 in werking is getreden. Voorts wijs ik op de extra inzet van politie en justitie op dit gebied door de oprichting van het speciale XTC-team in Brabant, de unit synthetische drugs. Sinds de inwerkingtreding van dat team, sinds de extra aandacht voor deze kwestie, is een groot aantal liters vloeistof, bestemd voor XTC, in beslag genomen. Er komt ook steeds meer samenwerking tussen de politiediensten en de ECD, die hiermee te maken hebben. Het informatiepunt in Brabant begint ook steeds beter te werken. Met andere woorden, er zijn wel degelijk successen geboekt.

De kritiek van de INCB richt zich op het feit dat men vindt dat het Nederlandse drugsbeleid in strijd was en is met de conventie van 1961. Dat is voor ons niet nieuw, maar wij zijn het daar niet mee eens.

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Met betrekking tot de vraag naar de discrepantie tussen de mededeling van de regering en de opvattingen in het rapport, deel ik mee dat de opstellers van het rapport ten dele een verkeerd beeld hebben van de betekenis van de Nederlandse koffiehuizen. Voor de rest verwijs ik naar het antwoord van de minister van Justitie.

Welke stappen onderneem ik om te voorkomen dat dit rapport het voorzitterschap belast? Het voorzitterschap wordt niet belast door dit rapport. Nederland zet het voorzitterschap op dit gebied met verve voort door leiding te geven aan de verschillende studiegroepen en discussiegremia, die tot doel hebben het drugsgebruik en de drugshandel terug te dringen.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Ik vind de antwoorden van de regering niet helder. Er wordt gezegd dat de commissie zich op de verkeerde cijfers baseert. Ik wijs erop dat men in het najaar van 1996 in Nederland op bezoek is geweest. Waarom heeft de regering de VN-organisatie niet kunnen overtuigen? De CDA-fractie heeft het idee dat de regering, bijvoorbeeld op het punt van de XTC-bestrijding, niet succesvol is. Er gebeurt onvoldoende. Waarom wordt gezegd dat de VN-organisatie verkeerde cijfers hanteert, terwijl de regering toch ruim de tijd heeft gehad om de commissie te overtuigen van hetgeen zij aan het doen is?

Is het juist dat de XTC-pillen die zijn aangetroffen in Hongkong, Indonesië en Singapore voor een groot gedeelte uit Nederland afkomstig lijken te zijn? Hoe worden deze pillen naar die landen gesmokkeld?

Is het kabinet nog van zins om meer op één lijn te komen met de andere verdragspartijen als het gaat om uitleg van de conventie van 1981?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik heb helemaal niet gezegd dat de INCB zich op verkeerde cijfers heeft gebaseerd. Ik heb alleen de feitelijke mededeling gedaan dat de INCB zich heeft gebaseerd op cijfers van 1995, omdat de cijfers over dat volle jaar bekend zijn. Wij hebben verder alle gegevens aangeleverd waarvan wij vonden dat wij die moesten verstrekken. De INCB is niet overtuigd omdat men een andere interpretatie geeft aan de conventie van 1961 – en niet van 1981 – dan wij. Daar zullen wij het waarschijnlijk niet over eens worden, maar dat neemt niet weg dat de commissie – ik hoop dat de heer Van de Camp ook het rapport nog zal lezen – toch redelijk positief oordeelt over het Nederlandse drugsbeleid. Men zegt van dit ene punt dat wij wellicht niet helemaal in overeenstemming handelen met de conventie van 1961, maar over het algemeen is men zeer positief over de manier waarop wij overigens het drugsbeleid aanpakken.

Voorzitter! Inderdaad zijn heel wat XTC-pillen die elders in beslag worden genomen, uit Nederland afkomstig. Er is kennelijk een grote afzetmarkt. In heel veel gevallen worden die pillen door mensen van andere origine van Nederland naar het eigen land getransporteerd. Ik hoef maar aan een aantal zaken te refereren die in het recente verleden de publiciteit hebben gehaald. Men zal het daarmee eens moeten zijn. Overigens heb ik nog een nieuwtje. Onlangs zijn XTC-pillen aangetroffen in Hongkong en in verband daarmee zijn inwoners van Hongkong aangehouden.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Opvallend is het gemak waarmee de regering zegt dat de conventie van 1961 niet geheel wordt gevolgd. Ik wijs op de problemen die de regering op andere beleidsterreinen heeft als het gaat om internationale verdragen. Daardoor worden de problemen in ons land in hoge mate vergroot.

De voorzitter:

Wilt u uw vraag stellen?

De heer Janmaat (CD):

Acht de minister van Justitie het mogelijk dat de internationale kritiek aanhoudt omdat de Nederlandse regering – en in het bijzonder deze minister – in het buitenland heeft aangekondigd ons beleid niet of nauwelijks te willen wijzigen ondanks de uitkomsten van de commissie-Van Traa?

De minister van Buitenlandse Zaken zegt het drugsbeleid in hoge mate te steunen. Op welke wijze wil hij het internationale aanzien van Nederland herstellen? Nederland heeft op dit terrein een buitengewoon slechte naam.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De discussie over het drugsbeleid wordt wereldwijd gevoerd en dat zal ook nog wel enige tijd het geval blijven. Daarin zal Nederland zijn partij meespelen. Ik denk niet dat er wat dat betreft vrij snel iets zal veranderen.

Ik kan even niet volgen wat de uitkomsten van de parlementaire enquêtecommissie hiermee te maken hebben.

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! De Nederlandse regering is van mening dat het aangezicht van Nederland niet zo geschonden is als de geachte vragensteller het doet voorkomen. Voorzover er in het verleden over deze aanblik verschil van mening heeft bestaan, is dit voor veel landen al een behoorlijk stuk opgekalefaterd nadat duidelijk is gemaakt hoe de situatie hier in werkelijkheid is. Ten slotte merk ik nog op dat de Nederlandse regering alles in het werk zal stellen om de drugshandel en het drugsgebruik in Europa zo effectief mogelijk terug te dringen.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Het springende punt in het jaarverslag is dat Nederland een sleutelrol vervult bij de productie van en handel in XTC. Dit werd in 1994 in de Kamer ook al door ons geconstateerd. Toen hebben wij naar voren gebracht dat de opsporing en vervolging van de productie van en handel in XTC op dezelfde wijze moest gebeuren als bij harddrugs het geval was. Tot dusverre heeft de regering nog geen ruime aanpak laten zien, terwijl zij die toch had toegezegd. Nu wil ik graag van de minister van Justitie weten of wij het plan van aanpak voor de wijze waarop de productie van en handel in XTC wordt bestreden, op korte termijn tegemoet kunnen zien?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! In antwoord op de vragen van de heer Van de Camp meldde ik al dat het feit dat Nederland een centrum is voor productie van en handel in synthetische drugs ook voor de regering zorgelijk is. Wij hebben dat al verschillende malen uitgesproken. Wij hebben ook uitgesproken dat er extra aandacht aan besteed zal worden. Vanaf 1 januari is dat met grote intensiteit gebeurd, toen de unit synthetische drugs van start is gegaan. Ik zal het plan van aanpak van de unit zo spoedig mogelijk aan de Kamer toesturen.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Verwacht de minister van Justitie dat de rapportage van de VN-commissie volgend jaar beter zal zijn dan dit jaar, gelet op de aanpak die zij zojuist heeft geschetst?

Er is grote onduidelijkheid over de bestrijding van de paddo's. In Noord-Brabant wordt de teelt fors aangepakt, terwijl de minister van Volksgezondheid op hetzelfde moment, geadviseerd door een paddoadviseur, zegt dat er eigenlijk niets aan de hand is. Is niet te verwachten dat ons bij een volgende VN-rapportage die paddo's voor de voeten geworpen zullen worden, omdat er zo'n onduidelijk beleid is op dit punt? Kan de minister van Justitie daarop ingaan?

Ten slotte wil ik van de minister van Justitie weten waarom zij zich steeds voor het drugsbeleid in de Kamer moet verantwoorden. Heeft zij vandaag al de das meegenomen die zij zichzelf steeds omdoet?

Dan heb ik nog een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken. Kent hij het verschil tussen coffeeshops en koffiehuizen?

Minister Sorgdrager:

Op de laatste opmerking van de heer Koekkoek aan mijn adres kan ik hem zeggen dat er kennelijk een aantal onoplosbare problemen in de wereld zijn waarvoor het CDA steeds de minister van Justitie naar de Kamer roept. Ik kom hier graag uitleg geven over wat ik doe.

Wat de VN-commissie het volgende jaar zal rapporteren, hangt af van de wijze waarop beleid wordt gevoerd. Ik heb gezegd dat wij een aantal maatregelen hebben genomen en dat de INCB zich heeft gebaseerd op cijfers over 1995, dus voordat de drugsnota werd uitgevoerd. Ik verwacht dat de situatie zal verbeteren met het ten opzichte van vroeger stringentere beleid dat dit kabinet met de drugsnota heeft ingevoerd.

Ik heb de Kamer al geïnformeerd over het beleid in het kader van de paddestoelen. Wij wachten af hoe de rechter oordeelt in de zaken die aanhangig zijn in Rotterdam en Brabant. Naar aanleiding daarvan zullen wij bezien of er nadere maatregelen genomen moeten worden.

Vervolgens stelde de heer Koekkoek een vraag die betrekking heeft op de minister van Volksgezondheid. Die vraag kan hij beter aan de minister van Volksgezondheid zelf stellen.

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Naar mijn beste weten is "coffeeshop" een woord uit de Engelse taal en "koffiehuis" een woord uit de Nederlandse.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik stel een vraag aan de minister van Justitie en een vraag aan collega Van de Camp.

Ziet de minister van Justitie in dit rapport aanleiding om in het kader van het voorzitterschap van Nederland van de EU iets te doen aan het coördinerende beleid van Nederland op het gebied van drugs?

De heer Van de Camp is altijd zeer gevoelig voor het standpunt van Frankrijk inzake drugs. Als hij het rapport inmiddels heeft gelezen, kan hij ons dan vertellen wat in dat rapport over Frankrijk staat?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Zoals misschien bekend is, wordt in Europees verband zowel in de derde pijler als in de eerste pijler over drugs gesproken: in de eerste pijler vanuit het oogpunt van volksgezondheid en in de derde pijler louter vanuit justitieel oogpunt. In Nederland is de coördinatie tussen Volksgezondheid en Justitie zeer stringent. Dat is niet in alle andere landen in Europa het geval. Daarom is het soms wat moeilijk om in Europa in coördinerende zin over drugs te praten. Wij proberen dat juist vanuit het Nederlandse voorzitterschap te doen door het preventie-element ook bij drugs in de derde pijler een plaats te geven. Daarmee komen wij overigens niet meteen bij het volksgezondheidsaspect terecht, want dat hoort nu eenmaal in een andere pijler thuis. In de derde pijler zal bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit aan drugs zeker aandacht worden gegeven.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Ik heb als hoofdfunctie Kamerlid voor het CDA. Ik schijn nu ook onbezoldigd fractiemedewerker van GroenLinks te worden.

Ik heb alleen de beschikking over de Nederlandse pagina's.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik wil de regering het volgende vragen. Nadat de drugsnota in de Kamer is besproken en na het bezoek van de internationale commissie is een aantal maatregelen genomen die succes hebben gehad. Zullen deze recente successen ook in VN-verband worden meegedeeld als reactie op het verschenen rapport?

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik zal het exacte antwoord op deze vraag doen nagaan. Ik neem aan dat het zo is, maar ik weet het niet zeker.

Naar boven