Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van heden:

  • - de brief van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer inzake de instelling van een tijdelijke commissie van onderzoek naar klimaatverandering (22232, nr. 10).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 16, 17 en 18 januari 1996:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Ontgrondingenwet en andere wetten (23568);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer aan Richtlijn nr. 91/440 EEG en Verordening (EEG) nr. 1893/91 (24042);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (23438);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (23993);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 11 mei 1994 te Straatsburg tot stand gekomen Elfde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende herstructurering van het bij dat Verdrag ingestelde controlemechanisme, met Bijlage (Trb. 1994, 141 en 165) (23936, R1523);

  • - het wetsvoorstel Opheffing van het bezwaar van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de rechtmatigheid van de uitgaven ten laste van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) van de begroting van uitgaven van het Rijk voor het jaar 1994 met betrekking tot rechtspositionele uitkeringen (24436);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24302);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten in verband met richtlijn nr. 93/83/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PbEG L 248) (23813);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout (24055);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de reorganisatie van de raden voor de kinderbescherming (24257);

  • - het voorstel van wet van het lid Rosenmöller tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met het recht van de werknemer de overeengekomen arbeidsduur te verminderen en een verbod voor de werkgever tot het maken van onderscheid wegens de arbeidsduur (bevordering van deeltijdarbeid) (23216);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (23594, R1496) (voortzetting).

Ik stel voor, na het kerstreces weer te vergaderen volgens het "lichte" schema, dat wil zeggen op dinsdag van 14.00 uur tot 23.00 uur en woensdag van 13.00 uur tot 23.00 uur, beide dagen met een onderbreking voor de dinerpauze, en donderdag van 10.15 uur tot 18.30 uur, met een onderbreking voor een lunchpauze.

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 23, 24 en 25 januari:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte (versterking positie huurder bij verhoging van de huurprijs met meer dan een bepaald percentage) (24465);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 28 april 1995 te Brussel tot stand gekomen verdragen betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot het op 14 juni 1985 te Schengen tot stand gekomen Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van dat Akkoord (24320);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 15 juni 1990 te Dublin tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend (23659);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Bijzondere bepalingen in verband met de vernieuwing van het openbaar bestuur in de provincie Rotterdam (Wet bijzondere bepalingen provincie Rotterdam) (24087);

  • - het wetsvoorstel Regels in verband met de instelling van de provincie Rotterdam en de wijziging van de gemeentelijke indeling in die provincie (Wet instelling provincie Rotterdam) (24088) (voortzetting).

Ik stel voor, een groot aantal stukken van de lijst van werkzaamheden af te voeren. De nummers zullen in de Handelingen, na de ingekomen stukken, worden vermeld.

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 24491 (R1555), 24492 (R1556), 24493 (R1557), 24494 en 24502 (R1558) de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd.

Aangezien voor de stukken 19326, nrs. 117 en 120, en 23490, nr. 37, de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, de stukken 24224 en 24230 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dijke.

De heer Van Dijke (RPF):

Mijnheer de voorzitter! In Het Parool van gisteren trof ik een bericht aan dat mij wat verontrust. Bij de behandeling van de Winkeltijdenwet is een motie van de heer Van Erp c.s. aangenomen waarin benzinestations de ruimte wordt geboden om hun shop 24 uur per dag open te houden. Nu heeft Ahold een maas in de Winkeltijdenwet ontdekt. Het bedrijf geeft als zijn lezing, dat het supermarkten bij benzinestations kan voegen die 24 uur per dag open zijn. Ik vraag de minister van Economische Zaken of hij mijn opvatting deelt dat dit geen uitwerking van de in die motie weergegeven mening van de Kamer is. Ik verzoek hem tevens wegen aan te geven om deze maas snel te kunnen dichten.

De heer Van Heemst (PvdA):

Ik ondersteun dit verzoek om verduidelijking. Ik zou graag zien dat de brief waar de heer Van Dijke om heeft gevraagd, wordt betrokken bij een afspraak die is gemaakt in de commissies voor Verkeer en Waterstaat en voor Financiën, waar onder andere gesproken is over de branchevervaging tussen de rijksweggebonden horeca en de benzinestations. Het vervolgoverleg kan dan worden gehouden met die brief erbij.

De heer Wolters (CDA):

Voorzitter! Hedenochtend vroeg heeft collega Leers van mijn fractie schriftelijke vragen ingediend waarin het onderwerp dat de vragensteller noemt, is verwerkt, evenals de inhoud van de opmerking van de heer Van Heemst. Ik ondersteun dus de vraag in de hoop, de beantwoording ervan te kunnen bespoedigen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt het verzoek.

De heer Van Walsem (D66):

Voorzitter! Ik meen dat een goede regeling van de verkoop via tankstations de instemming van ons allemaal verdient. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De heer Van Dijke had het in verband met een opmerking van de heer Van Heemst over een uitwerking van de Winkeltijdenwet. Nu sprak de heer Van Heemst over de commissies voor Verkeer en Waterstaat en voor Financiën, terwijl de Winkeltijdenwet bij de commissie voor Economische Zaken in behandeling is. Ik treed niet in de coördinatie tussen die commissies, ik stel alleen vast dat er op dit moment meer commissies in het geding zijn dan de twee die de heer Van Heemst heeft genoemd. Ik ga ervan uit dat er inzake de brief met het antwoord van de minister een normale coördinatie zal plaatsvinden. Ik merk dit alleen voor de goede orde op.

De heer Van Heemst (PvdA):

Het is zelfs, geloof ik, nog in combinatie met de vaste commissie voor Economische Zaken. Er zijn drie kamercommissies bij betrokken; het thema is daar de rijksweggebonden voorzieningen.

De voorzitter:

U hoeft het niet te verduidelijken. U noemde twee commissies; het ging erom, te vermijden dat wij naderhand een coördinatieprobleem zouden kunnen krijgen; meer niet.

Het woord is aan de heer Blaauw.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! De behandeling, vorige week, van de deelname van Nederland aan de uitzending van troepen naar voormalig Joegoslavië in het kader van IFOR, geschiedde in ieder geval voor mijn fractie, maar, naar ik meen, ook voor het CDA, onder de premisse dat wij ten spoedigste van de regering de resolutie van de Veiligheidsraad zouden ontvangen die daarop betrekking had, alsmede al datgene zouden vernemen wat gemeld kan worden over de NAVO-besluitvorming. Uit de pers heb ik begrepen dat de veiligheidsraadsresolutie afgelopen zaterdag is aangenomen en dat er ook in de NAVO het nodige is gebeurd. Wij hebben echter nog niets ontvangen. De Kamer gaat vandaag op reces en dat betekent dat wij daar wekenlang geen kennis van zullen kunnen nemen. Ik verzoek de regering, in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken, om ons met spoed – dus vandaag nog – de relevante stukken te doen toekomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil de Kamer graag vragen mij toestemming te geven om de minister van VROM te interpelleren. Redenen hiervoor zijn de berichten over de inhoud van de derde energienota. Hieruit blijkt dat het kabinet zijn inspanningen richt op een stabilisatie van de CO2-uitstoot tot 2020 op het niveau van 1990. Gezien eerdere uitspraken van de minister van VROM over het CO2-beleid na 2000, zowel in de Kamer als daarbuiten, zijn wij daar stomverbaasd over. Tot nu toe sprak de minister over 1% à 2% reductie per jaar na 2000, hetgeen 15% tot 20% reductie in 2020 zou betekenen. Nu is stabilisatie het doel en daarmee zou het kabinet in feite zijn CO2-reductiebeleid overboord zetten.

Voorzitter! Ik kan het niet rijmen en ik vind het, gezien het belang van het onderwerp – het klimaatbeleid is het hart van het milieubeleid – noodzakelijk om nog vóór het reces hierover opheldering te krijgen. Ik vind dit des te meer van belang, daar er nu op het ministerie van VROM hard wordt gewerkt aan de vervolgnota klimaatverandering en hetgeen in de energienota staat, van groot belang is voor hetgeen uiteindelijk in die klimaatnota naar voren komt.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Voor zover mij bekend, wordt rond deze tijd de energienota gepresenteerd. Ik dacht dat wij hier een bestendige lijn hebben dat, als dit soort nota's gepresenteerd worden, deze ook een ordentelijke voorbereiding krijgen, waarbij zeker hoort dat wij eerst de tijd krijgen om die dingen te lezen. Daar wil ik aan toevoegen dat wij onlangs twee keer uitvoerig over CO2 hebben gediscussieerd. Een derde punt is dat er zojuist is aangekondigd, dat er inmiddels een bijzondere commissie is ingesteld, die zich de komende maanden heel specifiek over dit onderwerp zal gaan buigen.

Voorzitter! Er is nog een bijkomend punt dat ik naar voren zou willen brengen, te weten dat in ieder geval mijn fractie vindt, dat wij moeten oppassen dit onderwerp helemaal plat of dood te discussiëren. Dit geldt zeker, waar er nu onderwerpen in de energienota aan de orde zijn die veel breder gaan dan dit ene aspect. Wij zijn ook bang dat het gevaar ontstaat, dat overdaad bij dit onderwerp gaat schaden.

De VVD-fractie heeft dus geen behoefte om vanmiddag een interpellatie te houden over dit onderwerp. Wij vinden dat dit onderwerp een betere voorbereiding verdient en wij zouden een beroep op GroenLinks willen doen om ervan af te zien, omdat er nog volop gelegenheid komt dit onderwerp tot in den brede verder met elkaar uit te praten.

De heer Wolffensperger (D66):

Voorzitter! Ik wil niemand zijn democratische rechten ontzeggen, maar om formele redenen heb ik bezwaren tegen deze aanvraag. Er komt een kabinetsnota naar deze Kamer en wij hebben in dit huis een standaardprocedure, volgens welke wij een dergelijke nota behandelen. Zij wordt toegedeeld aan een commissie, die vervolgens haar weg gaat. Sterker nog, in dit geval is al in de commissies voor Economische Zaken en voor VROM gesproken over de verdere behandeling tegen de achtergrond van de klimaatnota, die nog moet verschijnen. Het zou mijns inziens een uiterst onverstandig precedent zijn om die route te doorkruisen met opeens een interpellatie. Het zou de indruk wekken alsof men bij de indiening van een wetsvoorstel nog voor het verslag een interpellatie entameert over één artikel uit die wet. Zo moet het niet gaan, want – nogmaals – er zou een onjuist precedent van uitgaan. Ook ik zou mevrouw Vos willen vragen om deze procedure niet te volgen en de nota een degelijke bespreking te geven.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik sluit mij graag geheel aan bij het verzoek van de twee voorgaande sprekers aan GroenLinks om op dit moment geen interpellatie aan te vragen. Deze problematiek is ons te veel waard om even een debat over de hoofddoelstellingen te voeren, zonder de stukken te hebben gelezen. Ik maak mij trouwens sterk, dat mevrouw Vos zelf ook niet anders kan weten dan geruchten uit de pers en de nota noch de aanbiedingsbrief van het kabinet daarover kan hebben gelezen. De hoofdzaak is, dat wij een zeer zorgvuldige procedure voor deze nota hebben en ik pleit ervoor om rustig dat pad te bewandelen.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Ik kan mij de zorg en de verrassing van mevrouw Vos wel voorstellen, want hetgeen via de krant naar buiten is gekomen wijkt in sterke mate af van wat we tot nu toe dachten. Nu we weten dat de energienota binnenkort verschijnt, verdient een zorgvuldige behandeling daarvan de voorkeur. Die behandeling kan snel zijn. De energienota heeft trouwens alle raakvlakken met de klimaatnota, die ook nog moet verschijnen, en met het onderzoek waar wij nu zelf aan beginnen. Het is goed gebruik om een interpellatie toe te staan als dat enigszins kan, maar ik doe op mevrouw Vos een beroep om daarvan af te zien en de energienota zorgvuldig te behandelen volgens de regels die wij daarvoor kennen.

De voorzitter:

Ter wille van de feiten merk ik op, dat mij enkele seconden geleden is meegedeeld dat een uur geleden de nota bij de Kamer is ingediend.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb een aantal argumenten van mijn geachte collega's genoteerd. Het waren formele redenen, namelijk dat er procedure-afspraken zijn gemaakt over de behandeling van deze energienota, dat al regelmatig in deze Kamer is gesproken over het CO2-beleid en dat een interpellatie kan leiden tot een snel en achteloos debatje deze middag.

Ik wil deze argumenten graag weerleggen. Wat mijn fractie betreft, is van een nieuw politiek feit sprake. Dat politieke feit betreft de uitgangspunten in de energienota, namelijk een stabilisatie van de CO2-uitstoot in 2020. Dat is een drastische wijziging ten opzichte van wat hier de laatste jaren – en zeker ook de laatste weken – door de minister van VROM naar voren is gebracht, in en buiten deze Kamer. Wij vinden dit feit ernstig en wij willen hierover opheldering. Als de Kamer vandaag dat debat niet zou voeren en zou wachten tot na het reces, loopt zij het risico dat zij achterloopt op het publieke debat over de uitgangspunten in de energienota, dat natuurlijk wel op gang komt. Uiteraard wil ik met het debat vanmiddag een uitputtende behandeling van de energienota niet in de weg staan. Het gaat mij puur om de uitgangspunten en over dat politieke feit, namelijk stabilisatie in 2020 wat haaks staat op wat het kabinet tot nu toe heeft gezegd, wil ik opheldering van deze minister. Ik zou daarom bij mijn verzoek aan de Kamer willen blijven om die helderheid hier vanmiddag te kunnen krijgen.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Wij hebben allen een beroep op mevrouw Vos gedaan om de zorgvuldigheid van de procedure in acht te nemen, maar ook om rekening te houden met de precedentvorming als wij deze weg zouden opgaan. Hetzelfde kan binnenkort bij een wetsvoorstel worden gedaan en bij wijze van spreken bij elke nota, bij alles wat uitlekt. De zorgvuldigheid moet worden gewaarborgd. Wij zijn van mening dat dit een zodanig slecht precedent zou kunnen zijn – de nota is nota bene een uur geleden gepresenteerd – dat als wij hieraan zouden beginnen, het eind zoek is. Als mevrouw Vos na zo veel aandrang van zo veel partijen met naar mijn oordeel redelijke argumenten, toch bij haar standpunt wil persisteren, stel ik u voor hierover een stemming te houden.

De heer Wolffensperger (D66):

Voorzitter! De bijdrage van mevrouw Vos heeft mij niet van standpunt doen veranderen. Ik heb wel een vraag. Ik heb mij op een min of meer formeel standpunt gesteld en gezegd dat het mij, los van de vraag of het nu de energienota betreft, geen goed precedent lijkt ten aanzien van de procedures in deze Kamer. Dat brengt mij ertoe om aan u, als voorzitter en als bewaker van die procedures, te vragen hoe u daarover oordeelt.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Het argument van een precedent kan werken. Maar als er iets mis zou gaan doordat de nota niet vandaag maar later behandeld wordt, zouden wij toch moeten beslissen in te grijpen in de procedure. Maar er gaat absoluut niets mis. De doelstellingen voor 2000 en het beleid tot 2000 liggen vast. Het gaat hierbij om het beleid voor de periode daarna. Mevrouw Vos brengt daarbij het argument dat het maatschappelijk debat zich ontwikkelt. Maar een maatschappelijk debat moet zich juist bij dit thema ontwikkelen op basis van argumenten, feiten en visies en niet op basis van losse flodders. Dus ik sluit mij aan bij het voorstel van de voorgaande sprekers om zo nodig hierover te stemmen.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Voor precedenten ben ik nooit zo bang. Daar zijn wij zelf bij, dat hebben wij zelf in de hand. Maar terug naar het voorstel van mevrouw Vos. Wanneer wij met elkaar een beroep op haar doen af te zien van een interpellatie nu, lijkt mij dat wel de verplichting op ons te leggen om zo meteen de energienota ook voortvarend te behandelen en wellicht zelfs een soort hoofdlijnendebat over het stuk zelf te voeren, waardoor al in een vroeg stadium op de hoofdpunten tot een standpuntbepaling kan worden gekomen. Dat is wel eens eerder gebeurd. Daar zou ook in dit geval best iets voor te zeggen zijn.

De voorzitter:

Er is mij een vraag gesteld waarop ik moet antwoorden alvorens mevrouw Vos het woord te geven.

De heer Te Veldhuis herinnerde in zijn eerste termijn aan een commissie die mogelijk vandaag zal worden ingesteld. Lettend op de taakstelling van die commissie en omdat een daartoe strekkend besluit niet is gevallen, komt het mij echter voor dat de behandeling van de nota niet aan deze commissie zal worden toevertrouwd. Voor de zuiverheid in de discussie lijkt het mij beter dat wij dat punt separeren. Ik zeg niet dat het niet kan gebeuren, maar lettend op wat wij mogelijk gaan besluiten, lijkt het niet in de rede te liggen.

Ik heb niet zonder reden gezegd dat mij tijdens dit debatje de mededeling heeft bereikt dat de nota bij de Kamer is ingediend. Ik zeg niet dat het nooit gebeurd is, maar mij is geen enkel voorbeeld bekend van een interpellatie over een problematiek die aan de orde is in een inmiddels ingediende nota of ingediend wetsvoorstel, een stuk dat nog in behandeling moet worden genomen. Ik herinner de Kamer aan het doel van een interpellatie. Het gaat niet primair om het indienen van een motie, maar om het verkrijgen van informatie. Men zou de redenering kunnen volgen dat datgene wat men wil weten, in de ingediende stukken staat.

Tegen deze achtergrond vind ik het lichtelijk merkwaardig om een verzoek tot interpellatie te doen. Maar goed, het was noch mij noch mevrouw Vos bekend dat het stuk heden bij de Kamer is ingediend. Als wij zouden besluiten tot het houden van deze interpellatie, creëren wij een precedent. Men kan zeggen dat wij er zelf bij zijn of deze gang van zaken herhaald wordt of niet, maar ik acht het voor een ordelijke en verstandige besluitvorming in de Kamer niet goed.

Ik geef nog een overweging. Wij gaan weliswaar op kerstreces, maar dit is een week korter dan andere jaren. Wij komen weer vrij snel bijeen. Artikel 120 van het Reglement van orde luidt aldus: "De Kamer kan, op voorstel van het Presidium, de commissie gehoord, besluiten dat de beraadslaging in het algemeen over een in handen van een commissie gesteld stuk zal geschieden voordat met het onderzoek door de commissie een aanvang is gemaakt". De heer Esselink noemde het een hoofdlijnendebat, maar zo staat het niet geformuleerd. Er kan een debat plaatsvinden, waarna een procedure kan worden afgesproken voor de verdere behandeling.

Het is mijn voorstel om nu niet te interpelleren, want niemand kent het stuk. Ik vraag mevrouw Vos om niet van de gewoonte om niet te interpelleren af te wijken en ik vraag de commissie zich nader te beraden over de mogelijkheid om zo snel mogelijk na het kerstreces een debat te hebben, opdat daarna tot vaststelling van de procedure kan worden gekomen. Dat lijkt mij een ordelijke gang van zaken, gegeven het Reglement van orde en de gewoonten in dit huis.

Nogmaals, ook voor mevrouw Vos is het een nieuw feit dat het stuk de Kamer inmiddels heeft bereikt. Ongetwijfeld is het mogelijk dat de desbetreffende kamercommissie vanmiddag bijeenkomt. Wellicht kan tot een procedure worden besloten. Na het kerstreces kan een en ander snel op de rails worden gezet, zodat er geen maanden hoeven te verstrijken voor de behandeling van de nota.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie blijft van mening dat een interpellatie op haar plaats zou zijn. Het gaat om een actuele kwestie, een nieuw politiek feit. Een interpellatie zou de helderheid kunnen verschaffen die wij willen. Ik heb echter goed naar mijn collega's en naar de voorzitter geluisterd. De opvatting van de voorzitter is duidelijk. Het lijkt mij niet zinvol om het op een stemming te laten aankomen. Ik verzoek de Kamer wel om vanmiddag in een procedurevergadering deze zaak te bespreken en om conform artikel 120 in de eerste week na het kerstreces een debat op hoofdlijnen over de energienota te voeren.

De voorzitter:

Wij als Kamer kunnen niet besluiten de commissie bijeen te laten komen. Dat is niet direct de competentie van deze plenaire vergadering. Het ging mij erom, te wijzen op de procedure die voorligt nu de nota is ingediend.

De heer Crone (PvdA):

Ik dank mevrouw Vos voor haar souplesse en ik wil de voorzitter prijzen voor zijn souplesse om met tussenvoorstellen te komen voor wat er in januari mogelijk is.

De voorzitter:

Indien de commissie en het Presidium daartoe besluiten.

De heer Crone (PvdA):

Inderdaad, ik wil stipuleren dat met uw voorstel de Kamer niet een indicatie heeft gegeven wanneer de behandeling plaats moet vinden. Wanneer die plaatsvindt, zullen wij in de commissie bepalen, hetzij vanmiddag hetzij op een ander moment.

De voorzitter:

Ook dat laatste is waar. Ik wil er alleen op wijzen, dat het verzoek om te interpelleren normaal gesproken wordt gehonoreerd, maar dat hier het passen en meten en het recht doen aan ook niet-regeringsfracties in het geding zijn. Wellicht ten overvloede wijs ik erop, dat niemand verplicht is aan een interpellatiedebat, überhaupt aan welk debat dan ook deel te nemen, als dat ertoe leidt dat anderen niet van hun rechten worden afgehouden. Als ik het goed zie, ligt er voor ons nu geen taak tot welk besluit ook. Ik hoop dat de voorzitter van de commissie enige voortvarendheid zal betrachten met betrekking tot een procedurevergadering. Wij horen het dan verder wel.

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Gisteren heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesproken met de minister over de evaluatie van de Wet voorzieningen gehandicapten. Ik verzoek u om het verslag van die vergadering vanavond plenair aan de orde te stellen, zodat ik op een aantal punten om een uitspraak kan vragen.

De voorzitter:

Dat zal dan gaan om een twee-minutendebat. Ik stel voor, aan het verzoek van de heer Marijnissen te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven